Orde van dienst 29 november 2015 Ichthuskerk Lezingen: Genesis 12: 1-7 en Ruth 1:15-2:12 ds. Jaap van den Akker KOMEN - muziek - lied vóór de dienst: “Geroepen om op weg te gaan” (NLB 832) - we bouwen een ‘kerkje onderweg’ - welkom - aanvangslied: “Gaat stillen in den lande” (NLB 440: 1 en 3) - moment van stilte - begroeting en bemoediging - lied: “Hoe zal ik U ontvangen” (NLB 441: 1, 5 en 7) - kyrie: Plek voor iedereen—Richard Seba Waar is je vrouw, je kind, je broer, of wie je dan ook bij je wou, in plaats van eenzaamheid? Bij je een tas, wat kleren en wat spullen, die je bij je had toen vluchten enkel kon. Hoor je nog de klappen van de ingeslagen huizen. Achterom lopen. Niet weten wat er komt. Slingerend spoor van mensen - alsmaar lopen. Door de velden en langs wegen ver van huis. Onbegrip, raar, gevaar voor eigen leven, en voor ons normaal om te zeiken over ‘t weer. Is er een limiet aan compassie en de plek voor iedereen? Als zoveel kan, waarom dit dan niet? De grens van ons land is ergens aan de andere kant van deze wereld. Samen zijn we hier. Waarom een hek, in plaats van goed respect voor deze medeburgers - mensen zoals wij.
Heb je nog een plek aan de tafel of een praatje op de hoek. Delen kan toch ook als het niet moet. Warmhartigheid in strijd met de tijd om even stil te staan, te helpen waar het kan. Zouden zij niet, zoals wij, moeten eten in plaats van wachten in die lange rij - sjokkend van hal naar hal. Denk vanuit je hart. Liever een buurtvluchteling dan een verre vriend, want het kan! Of dacht je soms, dat je achter onmacht schuilen kan? - lied: “Heer geef mij vleugels, dat ik reis” (NLB 798: 1, 2, 3, 4 en 5) WOORD - gebed - Adventsproject - kinderlied “Zomaar te gaan” (NLB 806: 1) - Bijbellezing Genesis 12: 1-7 - lied: Psalm 25 (NLB 25: 2, 4 en 7) - lezing: Ruth 1: 15 – 2: 12 - lied “Wijs mij niet af, ik kan je niet verlaten” (NLB 787) - uitleg en verkondiging - muzikaal intermezzo - lied: ‘Dat wij onszelf gewonnen geven’ (NLB 816), - dankgebed, voorbeden, stil gebed, Onze Vader - mededelingen - gaven (tijdens de collecte zingen we lied 832 in canon). GAAN - slotlied ‘Wij gaan op weg met een lied van verlangen’ - zegen
Preek 29 november 2015 Lezingen: Genesis 12, 1-7 en Ruth 1: 15 – 2:12 Leeg. Eenzaam en alleen. Met niets. Zo leeg, zo naakt als ik hier vandaag sta – alles op je rug. En het voelt best vreemd kan ik u zeggen. Zo wordt Abraham in de leegte getrokken. Weg uit zijn verleden. Hij verbrandt alle schepen achter zich: “Abraham ”zo hoort hij, “Abraham: trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten.” Dat is niet gemakkelijk. Drie keer klinkt het woord uit. Uit je land, uit je familie, uit het huis van je vader. Drie keer uit, omdat het niet vanzelfsprekend is, je los te maken van je verleden. De kring waar Abraham afscheid van moet nemen wordt steeds kleiner, steeds hechter. De beslissing wordt steeds moeilijker. Allereerst wordt Abraham geroepen uit zijn land. En hij gaat. Hij kiest daarmee om voortaan vreemdeling te zijn, rechteloos. Hij zal afhankelijk zijn van anderen. Hij zal op z’n best geduld worden op de plekken waar hij komt. Hij zal nooit zeker zijn. Wat dat betekent - geduld worden in een vreemd land - zien we in deze tijd dagelijks op de televisie. In bussen om de drie dagen vervoerd worden van Oud Beijerland, naar de Veur – hier in Zoetermeer, en drie dagen later weer verder. Geduld worden op een plek waar je nooit zeker bent. Vervolgens wordt Abraham uit zijn familie geroepen. Uit zijn stam. Verstoken van natuurlijke hulpbronnen. Weg van de plek en het volk waar je altijd terecht kunt. Zonder familie sta je er alleen voor. Tenslotte wordt hij geroepen uit het huis van zijn vader. Weg van alles wat je vertrouwd is. Bloedverwanten. Wanneer het huis van je vader er niet meer is voor jou, dan ben je dakloos, een zwerver. Dan moet je maar zien. Leeg dus, eenzaam en alleen. Alles wat je gemaakt heeft tot wie je bent moet je – als je Abraham bent – opgeven. Een riskant verhaal. Breken met je verleden. Alles moet Abraham inleveren en wat wordt hem geboden? Niets – zo lijkt het. “Ga naar het land dat ik je zal wijzen.” Dat klinkt als: Ga, naar een land – God mag het weten. Abraham breekt me zijn verleden, maar wat krijgt hij er voor terug? God mag het weten. Abraham heeft niets meer te plannen. “Ik zal het je laten zien”, zo hoort hij van die onbekende stem. Abraham moet het maar zien. Hij moet afzien van elk plan dat hij nog in zijn hoofd had. Zijn toekomst is blanco. God mag het weten. Ik zal het je wel laten zien – en ik zal je tot een groot volk maken – ik zal je zegenen. De toekomst die Abraham wordt voorgespiegeld staat in alles haaks op alles wat hij gezien zijn verleden te verwachten had. De toekomst die Abraham wordt voorgespiegeld door God slaat eigenlijk nergens op. Het staat buiten elke realiteit. Want Abraham hééft Bijbels gesproken géén toekomst! Hij kan geen kinderen krijgen. Sarai was onvruchtbaar – zo weten we al uit Genesis 11. Als Abraham gaat dan breekt hij met zijn verleden, zonder ook maar enige toekomst te hebben. Als Abraham gaat, dan is er alleen nog heden. Abraham wordt geroepen om te leven in het heden. Nu, hier, met wat je geven is. Pluk de dag. Abraham gaat.
Abraham leeft in het heden. Abraham hoort. Hij gaat op weg, zoals God hem heeft gezegd. En dat is nieuw. In Genesis 12 begint de schepping op nieuw. Wat Abraham hier doet is uniek. Hij gáát. Hij gaat met een belofte. De belofte van land – vaste grond onder zijn voeten, bestaansrecht – maar hij heeft nog niets! Ja, een belofte. De belofte van een zoon – nageslacht, toekomst – maar Isaac is er nog lang niet, en hij is al 75 jaar oud. De Bijbel is nog maar net begonnen. Iedere lezer van het boek Genesis herinnert zich nog hoe de Bijbel begint. God schept vaste grond onder de voeten, land om te leven. God geeft toekomst, man een vrouw schept God op een wereld waar het goed is. Maar het gaat meteen al mis. Adam. De eerste mens. Dé mens, want Adam betekent niet meer dan mens – dus dat verhaal gaat over u en mij -. Adam, de mens, luistert niet. En zo verspeelt hij meteen de vaste grond onder zijn voeten en zijn toekomst. Hier, vandaag, 12 hoofdstukken verder begint God opnieuw. En het verschil is: Abraham luistert wel! Hier begint God opnieuw. Adam is het prototype van de mens zoals wij zijn. En Adam en de verhalen die erop volgen laten zien hoe het leven kan dood lopen als we ons laten verleiden, als we jaloers worden als Kaïn, of denken naam te kunnen maken door een toren in Babel te bouwen. Abraham is het prototype van een gelovige. Gods schepping begint opnieuw omdat Abraham wèl luistert. De wereld begint opnieuw. Er is opeens weer perspectief in de wereld waar iedereen doet waar hij zelf zin in heeft, waar we een ander geen geluk gunnen, waar we als God willen leven. De wereld waarin God zelfs spijt had dat hij mensen gemaakt had. En zonder de Ark van Noach was Abraham er helemaal niet geweest. In dit verhaal begint Gods schepping opnieuw. Want er is er één die hoort, die opstaat en die gaat. Waar Adam het prototype is van de mens in al zijn keuzemogelijkheden, kansen en uitdagingen. Daar is Abraham het prototype van de gelovige. Met vallen en opstaan. Met twijfel en onzekerheid, met geloof en vertrouwen. Abraham is God regelmatig kwijt in zijn leven, maar op gezette tijden hoort hij hem, en praat hij met hem, worstelt met hem, zoekt naar een leven met Hem. Leeg. Eenzaam en alleen Met niets. Zo leeg, zo naakt als ik hier vandaag sta – alles op je rug. Voor ons is het onmogelijk om als Abraham door het leven te stappen. Wij zitten vast aan ons land, aan onze familie en vrienden, aan ons huis. Dit verhaal. Dit Adventsproject: “Ik ga op reis en ik neem mee….” Is bedoeld om die zekerheden ter discussie te stellen. Abraham wordt geroepen uit Haran. In het stroomgebied van de Eufraat. In Noord-Syrië en West Irak. Juist het gebied waar nu geen leven mogelijk is. Het gebied waar de Peshmerga Koerden in een felle strijd zijn gewikkeld met IS onder Turkse, Russische en Amerikaanse bombardementen. Nu wil iedereen weg uit dat gebied. Maar toen juist niet! Haran lag in het hart van een hoogontwikkelde cultuur, de bakermat van onze beschaving, waarvan de mooiste cultuurschatten nu worden opgeblazen. In dit gebied is het schrift uitgevonden, hier zijn de eerste steden gebouwd. Het was niet vreemd dat de vader van Abraham, Terach hier was blijven hangen toen hij vanuit Ur op weg was naar Kanaän. Alle rijkdom, alle verleiding van vele goden in prachtige tempels, de druk van succesvol moeten zijn en het recht van de sterkste – het staat Abraham in de weg. Het staat de gelovige mens in de weg om het ware leven te ontdekken, ook in jezelf, om Gods stem te verstaan, om dichter bij het geheim dat wij God noemen, te komen. Het staat in de weg om zicht te houden op het goede leven, de schepping zelf, het Koninkrijk van God – het beloofde land.
En daarom moet Abraham weg uit Haran, op weg naar het beloofde land. Hij moet gaan op de weg van geloven. Die weg. De weg van geloven zijn wij wel eens kwijt. Omdat we moeite hebben met loslaten. Om ons geestelijke huis van zekerheden te verlaten. Het is eng om zekerheden los te laten. Het is spannend om te zoeken naar andere vormen van geloven, nieuwe beelden, nieuwe woorden. Wat blijft er nog over als we vragen gaan stellen? Als we aan geloofszekerheden gaan twijfelen. Als je in gesprek raakt met andersgelovigen of niet-gelovigen? Durven we dat aan, of zijn we bang iets te verliezen? Durven we los van alle ballast en traditionele woorden het gesprek aan te gaan over de stem die ons op weg roept met onze kinderen, collega’s, buren. Hebben we het er eigenlijk zelf nog wel over - hier in onze eigen vertrouwde kerk met gelijkgezinden om ons heen? Over waar we in geloven en waar we aan twijfelen? Over de weg die wij door het leven gaan? Soms met God, vaak ook tijden zonder – tenminste dat gevoel hebben we dan… Durven we te spreken over onze twijfels en zoektocht? Het kan heilzaam werken om los te laten – dat vertelt het verhaal van Abraham. Het maakt onzeker en leeg – dat is helemaal waar. Maar je staat ook weer anders open voor het leven. Nieuwe wijsheid, nieuwe ontmoetingen. Neem alleen al wat het verlaten van onze eigen drie gekoesterde kerkgebouwen heeft betekent de afgelopen anderhalf jaar. We zijn veel kwijtgeraakt. Vaste gewoontes, eigen zekerheden, eigen koninkrijkjes ook. Maar wat heeft het wel niet opgeleverd. Een niet te stuiten stroom aan nieuwe initiatieven, een bruisende gemeenschap. De kerkenraad en niet in het minst de drie predikanten kunnen het vaak amper bij houden. Dat is ook wat een sprong in het diepe losmaakt – in de leegte een stem achterna: creativiteit, nieuwe inzichten, geloof. Abraham deed het, met Sara – zijn vrouw - en Lot hoewel die nog vaak aan Haran vast zat. Abraham deed het en hij werd de vader van alle gelovigen. Ruth durfde het. Ze verliet alles wat haar dierbaar was. Ze verliet haar vader en haar moeder, ze verliet haar geboorteland, en ze ging op weg naar een volk dat haar volkomen vreemd was [het lijkt wel of Boaz hier de roeping van Abraham citeert (Ruth 2: 11)]. Ze deed het en ze redde daarmee Abrahams geslacht. Haar zoon is Obed, de grootvader van David, de voorvader van Jezus. Laten wij de sprong maken. De sprong in het diepe. In de leegte. Gods stem achterna, op weg naar het feest van Kerst. Om te ontdekken wat dat is: de geboorte van God zelf. De geboorte van God in ons leven. Amen.