Opslag
Houdbaarheid van kwaliteit
Houdbaarheid van kwaliteit Theorie
T. Van der Hoorn
eerste druk, 2001
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
3
Artikelcode: 27113.2 Colofon
Illustraties
Verbaal - bureau voor visuele communicatie
Redactie
Fidder & Löhr
© 2001 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
4
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Voorwoord
Deze uitgave bevat de onderwijseenheid Houdbaarheid van kwaliteit van de deelkwalificatie Opslag. Voor de onderwijseenheid is er een uitgave met opdrachten en bronnen en een uitgave met theorie.
Opdrachten Aan het begin van elke opdracht staat het opdrachtdoel. Daar staat wat je aan het einde van de opdracht moet kunnen. De opdrachten bevorderen de zelfwerkzaamheid. Met de opdrachten kun je je kennis in de praktijk toetsen of bepaalde vaardigheden trainen. Als je alle opdrachten met voldoende resultaat hebt uitgevoerd, beheers je de stof.
Bronnenoverzicht Om de opdrachten uit te voeren heb je informatie nodig. Hiervoor kun je het bijbehorende theorieboek gebruiken. Maar je kunt ook andere bronnen raadplegen. In het bronnenoverzicht staat waar je informatie kunt vinden over product en kwaliteit. Dit kunnen boeken zijn, maar ook vakbladen, folders, video’s, het internet, enzovoort.
Theorie Het theorieboek bevat de theorie die je het meest nodig hebt en die niet gauw verandert. Om het bestuderen en verwerken van de tekst gemakkelijker te maken, kun je aan het einde van elke paragraaf verwerkingsvragen maken. Namens het auteursteam wens ik je veel succes bij het werken met deze uitgave. De auteur, Ton van der Hoorn
❑ VOORWOORD
5
Inleiding Houdbaarheid van kwaliteit is een onderwijseenheid van de deelkwalificatie Opslag. Je maakt hierin kennis met de belangrijkste begrippen rondom productkwaliteit. Juist bij de handel in bloemen en planten is het van belang dat je weet wat kwaliteit is en waar je op moet letten om te kunnen bepalen of iets kwaliteit is. Soms is kwaliteit met het oog waarneembaar. Maar soms ziet iets er goed uit, terwijl de gebruikswaarde van het product toch gering blijkt te zijn. In hoofdstuk 1 komen de belangrijkste begrippen met betrekking tot kwaliteit aan bod en wordt aangegeven waarom kwaliteit zo belangrijk is voor de concurrentiepositie van de Nederlandse sierteelt. Ook vind je in dit hoofdstuk wat wetgevers en veilingen doen om de productie van kwaliteitsproducten te bevorderen. Kwaliteit ontstaat niet vanzelf. Veredelaars en tuinders zijn vaak jaren bezig met veredelen en selecteren om tot betere producten te komen. Het is goed dat handelaren weten hoe er geselecteerd en veredeld wordt. Want dan kunnen zij ook inschatten wat ze wel en niet van de veredelde producten mogen verwachten. De belangrijkste begrippen en principes worden in hoofdstuk 2 behandeld. Tot slot worden in hoofdstuk 3 enkele organisaties besproken die zich met de kwaliteit van sierteeltproducten bezighouden.Kleur, vorm en omvang van een bloem zijn eigenschappen die vaak erg smaak gebonden zijn. Consumenten kunnen daar op korte of langere termijn anders over gaan denken. Voor houdbaarheid ligt dat anders. Een slecht houdbare snijbloem zal nooit een hoge waardering krijgen. Daarom moet houdbaarheid steeds meer als een minimum eis gezien worden. In hoofdstuk 4 kijken we naar het begrip houdbaarheid. Wat verstaan we onder houdbaarheid? Welke fysiologische processen liggen ten grondslag aan een goede of slecht houdbaarheid? Hoe kunnen we de houdbaarheid verbeteren? Welke rol speelt de veiling met betrekking tot houdbaarheid? In hoofdstuk 5 en 6 wordt de rol van de handel en detaillist met betrekking tot de houdbaarheid van potplanten en snijbloemen nader bekeken.
6
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Inhoud
Voorwoord 5 Inleiding 6
❑ INHOUD
1
Kwaliteit 9 1.1 Kwaliteit en concurrentiepositie 9 1.2 Kwaliteitskenmerken 12 1.3 Kwaliteitsbeleid 15 1.4 Samenvatting 19
2
Kwaliteit van uitgangsmateriaal 21 2.1 Ontwikkeling van nieuwe producten 21 2.2 Veredelingstechnieken 22 2.3 Selectietechnieken 26 2.4 F 1-Hybriden 29 2.5 Bescherming van nieuwe rassen 30 2.6 Samenvatting 34
3
Organisaties en kwaliteit 36 3.1 Vaste Keuringscommissie (VKC) 36 3.2 NAKTuinbouw 38 3.3 Verenigde Bloemenveilingen Nederland (VBN) 43 3.4 Afsluiting 46
4
Houdbaarheid van snijbloemen 47 4.1 Wat is houdbaarheid? 47 4.2 Beperken van de bacteriegroei in de bloemstengel 48 4.3 Voeden van de snijbloemen 52 4.4 Vertraging van de bladvergeling 52 4.5 Beschermen van de bloem tegen ethyleen 53 4.6 Lucht in de stengel na droge bewaring 57 4.7 Wondheling 58 4.8 Opname van voorbehandelingsmiddelen 58 4.9 Afsluiting 60
5
Handhaven van de houdbaarheid in de handelsketen 62 5.1 Verzorging in de handelsketen 62 5.2 Gebruik van middelen in de handelsketen 64 5.3 Kwaliteitsbehoud in de keten door koelen 66 5.4 Verzorging bij de detaillist 70 5.5 Verzorging bij de consument 74 5.6 Afsluiting 76
7
6
Houdbaarheid van potplanten in de keten 77 6.1 Aspecten bij de aankoop door de handel 77 6.2 Temperatuur, tijd en kwaliteit 78 6.3 Licht 80 6.4 Hygiëne in de keten 82 6.5 Potten 84 6.6 Informatie naar de consument 86 6.7 Afsluiting 88
Trefwoordenlijst 91
8
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
1
Kwaliteit
Oriëntatie Iedereen in de sierteeltsector heeft het over kwaliteit. Maar wat is dat eigenlijk? En waarom is dat zo belangrijk? En wie bepaalt eigenlijk wat kwaliteit is? Zomaar een paar vragen die je eerst moet beantwoorden om een zinnige discussie over kwaliteit te kunnen voeren. In dit hoofdstuk wordt op het begrip kwaliteit nader ingegaan.
1.1
Kwaliteit en concurrentiepositie
‘Ik koop mijn cd’s voornamelijk via internet. Dat is een mooi stukje goedkoper. En als ik ze eerst wil afluisteren doe ik dat ook via internet of anders bij de platenzaak om de hoek. Ik ga echt geen tientje extra betalen voor dezelfde cd.’ In de agrarische sector maken we een onderscheid in: – de veehouderij; – de akkerbouw; – de tuinbouw; – de visserij. De tuinbouw is van deze sectoren de belangrijkste, zowel naar productie- als naar exportwaarde gemeten (figuur 1.1). Binnen de tuinbouw, die ook weer uit verschillende sectoren bestaat, is de glastuinbouw de belangrijkste. De tuinbouw wordt ook wel onderverdeeld in voedingstuinbouw en sierteelt. De sierteelt bestaat uit: – de bloementeelt (inclusief de potplantenteelt); – de boomteelt (inclusief de vaste plantenteelt); – de bollenteelt. Fig. 1.1 Zowel naar export(links) als naar productiewaarde (rechts) gemeten, is de tuinbouw de belangrijkste sector van agrarisch Nederland.
visserij 6% akkerbouw 21%
overige landbouw 8% tuinbouw 37%
tuinbouw 38%
akkerbouw 11%
intensieve veehouderij 21%
veehouderij 36%
rundveehouderij 22%
Bloemkwekerijproducten zijn luxegoederen. Daarom zal de consument kritischer worden bij het kopen van bloemen en planten als hij zuinig moet omgaan met zijn
❑ KWALITEIT
9
geld. Je moet er dus voor zorgen dat het product in een goede kwaliteit op de markt komt. Dat betekent dat zowel de veredelaar, de producent als de handel aandacht moet besteden aan de kwaliteit van het product. groeisector
De Nederlandse bloemkwekerijbranche is al jarenlang een groeisector. Hoe het deze sector in de toekomst zal vergaan, hangt af van verschillende nationale en internationale ontwikkelingen. 1 Hoe zullen de (Europese) consumenten zich in de toekomst gedragen? 2 Welke eisen zal de overheid stellen op het gebied van het milieu? 3 In welke mate blijft de overheid zich met de bedrijfstak bemoeien (bezuinigen en terugtreden)? 4 Welke Europese regels zullen in de toekomst gelden? 5 Welke internationale handelsafspraken zullen in de toekomst gemaakt worden? 6 Kan de bedrijfstak over voldoende arbeid blijven beschikken? 7 Wat wordt de positie van de veiling en de handel ten opzichte van buitenlandse markten (bijvoorbeeld de spotmarkt in Frankfurt)? De Nederlandse handel ‘beheerst’ rond tweederde van de wereldbloemenhandel. Dit marktaandeel is mede bereikt door een aantal sterke punten van de Nederlandse bloemensector (teelt en handel), zoals: – groot sortiment; – levering door het gehele jaar; – afzetapparaat; – kwaliteit; – goede promotie.
Aanbod van een groot sortiment Door ons afzetsysteem nemen de Nederlandse telers en de handel een gunstige positie in ten opzichte van vele buitenlandse collega’s. Een Nederlandse producent kan zich specialiseren dankzij het geconcentreerde aanbod op de veilingen. Die specialisatie heeft geleid tot: – het vervroegen en verlaten van bepaalde gewassen; – het telen van moeilijke gewassen; – de productie van een zeer groot sortiment. importbloemen
10
Bovendien komen op de veiling steeds meer importbloemen, zelfs bloemen die in Nederland niet eens geteeld kunnen worden. Om je een idee te vormen: op de veiling worden alleen al honderden verschillende rozen, tulpen en gerbera cultivars aangeboden. Hierdoor kan de handel op een efficiënte wijze in korte tijd een zeer breed sortiment inkopen.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 1.2 In de bloemenhandel is de veilingklok een van de belangrijkste manieren van verkoop.
Producten zijn door het gehele jaar leverbaar De Nederlandse telers zijn in staat om vele producten het gehele jaar aan te leveren. Voor een aantal producten is een aanvulling op het pakket gerealiseerd door middel van importproducten. Op deze wijze kan de handel op elk moment van het jaar beschikken over nagenoeg alle producten. ‘Nee verkopen’ is dus niet zo snel aan de orde. Bovendien zijn veel producten ook in de winterperiode door belichting van goede kwaliteit.
Het afzetapparaat
distributie
De bloemisterijsector is in staat om in korte tijd te leveren en tegen concurrerende prijzen. Door de structuur van de handel kan het totale assortiment direct over de hele wereld geleverd worden. En dankzij de fijnmazige handelsstructuur kan elke vraag in de wereld naar bloemen direct beantwoord worden. De afnemer betaalt de prijs die in een concurrerende markt tot stand is gekomen. Deze structuur activeert de handel en noodzaakt tot een efficiënte bedrijfsvoering. Ook de graad van distributie is hierbij belangrijk. Distributie omvat: – de opslag; – de overslag; – het vervoer. In de distributieketen vindt onvermijdelijk enig kwaliteitsverlies plaats. Dit moet je zo gering mogelijk zien te houden door verschillende maatregelen. Bij bederfelijke goederen als snijbloemen moet je altijd de gehele keten in beschouwing nemen. Een goede distributie is belangrijker naarmate de markten verder weg zijn, zoals de U.S.A. en Japan. De handelaar wil de aangekochte bloemen op de plaats van bestemming krijgen met een maximaal behoud van de beginkwaliteit.
❑ KWALITEIT EN CONCURRENTIEPOSITIE
11
De kwaliteit
voorbehandelen
De kwaliteit van de producten zal mede het marktaandeel in de toekomst bepalen. Meer dan elders in de wereld wordt in Nederland aandacht besteed aan een goede kwaliteit. Zo wordt ’s winters bij veel teelten assimilatiebelichting toegepast om een betere kwaliteit te krijgen. Bloemen moet je zorgvuldig voorbehandelen voor ze naar de veiling gaan. Daarom wordt zowel bij teeltbedrijven als bij handelsbedrijven steeds meer gewerkt met zorgsystemen als ISO en Florimark.
De promotie Telers en handelaren dragen een deel van hun omzet af aan het Productschap voor de Tuinbouw. Dat geld gebruikt het Bloemen Bureau Holland (BBH) onder andere voor reclamecampagnes. Deze beperken zich niet tot Nederland, maar worden in talloze landen in de wereld gevoerd. Vragen 1.1
Hoe het met de sector in de toekomst zal gaan, hangt af van verschillende nationale en internationale ontwikkelingen. In de tekst worden zeven ontwikkelingen (1 t/m 7) genoemd. Zet deze ontwikkelingen of bedreigingen in de volgens jou juiste volgorde van belangrijkheid.
1.2
Kwaliteitskenmerken
‘Een mooie auto. Nog prachtig in de verf. Keurig op de bandjes en niet heel veel kilometers op de teller. Dat zijn toch kwaliteitskenmerken.’ Onder kwaliteit verstaan wij in de sierteelt het geheel van producteigenschappen dat van invloed is op de geschiktheid van het product om te voldoen aan de gestelde verwachtingswaarde. Kwaliteit heeft betrekking op een complex van eigenschappen. Naast de objectieve kenmerken spelen ook subjectieve (psychologische) belevingskenmerken een rol, bijvoorbeeld de sierwaarde of de smaak. Hier zullen we de subjectieve belevingskenmerken, die voor ieder mens anders zijn, buiten beschouwing laten. De objectieve kwaliteitskenmerken van het product kun je verdelen in: – de inwendige eigenschappen; – de uitwendige eigenschappen. Fig. 1.3 Kwaliteit heeft verschillende aspecten.
Kwaliteit:
➔
subjectieve kenmerken
➔
objectieve kenmerken
➔
uitwendige eigenschappen
➔
inwendige eigenschappen
Uitwendige kwaliteitskenmerken Uitwendige kwaliteitskenmerken zijn zichtbaar. Voor de veilingklok worden de uitwendige kwaliteitseigenschappen per partij getoond. Een aantal kenmerken is van
12
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
keurcode
negatieve keuropmerkingen Fig. 1.4 De keurcodes zijn gerangschikt per groep.
positieve keuropmerkingen
Fig. 1.5
‘afstand’ niet zichtbaar. Daarom vindt op de veiling een keuring plaats van alle producten aan de hand van de eisen die zijn vastgelegd in de VBN-aanvoervoorschriften. Hierbij maakt de keurmeester gebruik van een keurcode. Deze keurcodes maken het ook mogelijk om de producten los te koppelen van de informatie. Ze kunnen dan geveild worden alleen op basis van de informatie, een zogenaamde infoveiling. In de keurcode wordt een unieke code gegeven aan elke keuropmerking, die in diverse groepen zijn ondergebracht. Per groep zijn de opmerkingen gealfabetiseerd en voorzien van een nummer. De totale code is driecijferig. Het eerste cijfer is de groepscode en het tweede en derde cijfer een volgnummer. Er zijn maar een beperkt aantal groepsnummers: 1.xx staat voor keuropmerkingen over de bloem, 2.xx over de inwendige kwaliteit, enzovoort. Figuur 1.4 laat het totale overzicht zien. Het betreft hier allemaal negatieve keuropmerkingen.
Negatieve keuropmerkingen Eerste nummer van keurcode 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Groep keuropmerkingen Bloem (scherm / knop) Inwendige kwaliteit Wortel / kluit Tak / steel / stam Blad (naald / doorn) Parasieten / parasitaire aantastingen Verpakking Sortering Overige bemerkingen
Er wordt gebruikgemaakt van even en oneven cijfers om aan te geven hoe zwaar de aanmerking is. Het even cijfer is de lichte afwijking. Het daaropvolgende oneven cijfer is de zware afwijking. Naast negatieve keuropmerkingen kennen we ook positieve keuropmerkingen. Inkopers voor de klok weten dan dat de partij bloemen of planten zich onderscheidt door een of meer positieve eigenschappen. Ook hiervoor wordt een driecijferige code gehanteerd volgens het principe zoals dat in figuur 1.5 te vinden is. De veilingen brengen jaarlijks een codeboekje uit, waarin onder andere de keurcodes staan vermeld. Een positieve keuropmerking maakt inkopers er op attent dat de partij zich in positieve zin onderscheidt van het gemiddelde.
Positieve keuropmerkingen Fytosanitair kenmerk (eerste positie) 3 = (gereserveerd) 4 = schoon 5 = virusvrij 6 = insectenvrij 7 = 100% mineervliegvrij
❑ KWALITEITSKENMERKEN
Kenmerk uitwendige kwaliteit (tweede positie) 1 = belicht 2 = met consumenteninformatie 7 = quality flower 8 = zelfkeur 9 = plant +
Kenmerk inwendige kwaliteit (derde positie) 0 = xxxx
13
Inwendige kwaliteit Onder inwendige kwaliteit verstaan we alle niet-zichtbare kwaliteitskenmerken. Zowel bij potplanten als bij snijbloemen kan de uitwendige kwaliteit prima zijn, terwijl het uiteindelijke resultaat bij de consument toch kan tegenvallen. Het omgekeerde is overigens ook mogelijk. De drie belangrijkste inwendige kwaliteitskenmerken zijn: – schadegevoeligheid; – droogtegevoeligheid; – houdbaarheid. De inwendige kwaliteit wordt vooral bepaald door factoren, die een teler kan beïnvloeden. We noemen hier de belangrijkste: 1 De kwaliteit van het uitgangsmateriaal. Hoe beter het uitgangsmateriaal, hoe gemakkelijker de tuinder een kwalitatief hoogwaardig eindproduct kan leveren. Nederlands uitgangsmateriaal heeft als voordeel dat het onder een strenge keuring staat. Buitenlands uitgangsmateriaal (met name stekken) is onder zonnige omstandigheden gegroeid en daarom vaak groeikrachtiger. Maar ten aanzien van keuring op rasechtheid en aanwezigheid van ziekte is de keuring minder streng. 2 De eigenschappen van de cultivar of het ras. Kwekers kiezen rassen die vaak snel groeien en goed houdbaar zijn. Jammer genoeg zijn alle raseigenschappen die voor de handel van belang zijn, niet altijd bekend bij de kopers. Via de referentietoets probeert men daar wat aan te doen. 3 De groeiomstandigheden bepalen in hoge mate de kwaliteit. Producten die geteeld worden bij een hoge temperatuur en een hoge luchtvochtigheid (gejaagd geteeld), zijn vaak uitwendig goed in orde. Maar de houdbaarheid is veelal beperkt. Hier speelt dus de naam van de teler een belangrijke rol voor de inkoper. 4 De behandeling na de oogst. Hier doelen we vooral op het voorbehandelen van de bloemen door de teler. Dit wordt meestal steekproefsgewijs gecontroleerd door de veiling. Bijvoorbeeld door het meten van het bacteriegetal in de steel van de Gerbera. Of door het aantonen van de aanwezigheid van voorbehandelingsmiddelen in het gewas met behulp van knopmonsters bij trosanjers. 5 De aanwezigheid of afwezigheid van Botrytissporen in het product. Botrytissporen kunnen in het afzetkanaal voor veel schade zorgen door smet.
14
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Er speelt bij de handel nog een ander probleem ten aanzien van inwendige kwaliteit. Dat is de klachtenprocedure voor niet-zichtbare kwaliteitsgebreken aan via de veilingklok gekochte bloemkwekerijproducten. Het is vaak moeilijk vast te stellen wie de oorzaak is van schade verderop in de keten. Het veilingreglement voorziet wel in een goede regeling bij klachten over producten, die zichtbare gebreken vertonen op het moment van aflevering door de veiling. Blad- en bloemknopverbruining Het probleem van blad- en bloemknopverbruining speelt sterk bij de lelie ‘Star Gazer’ en treedt op tijdens het verzenden van deze lelie naar USA, Canada, Japan en andere markten. Onderzoek van de BVN toont het volgende aan: – Het kasklimaat moet voldoende actief gehouden worden. – Er moet vóór 10 uur geoogst worden in verband met de verandering van de R.V. – De koelceltemperatuur lijkt de grootste invloed te hebben op het optreden van bloemknopverbruining. Bij een koelceltemperatuur van circa 1 tot 5 ºC kan knopverbruining optreden. – De producttemperatuur kan als gevolg van verdamping 1 à 2 ºC onder de koelceltemperatuur dalen. Ook bij een correct ingestelde koelcel kan daardoor koudeschade ontstaan. – Het is noodzakelijk om de temperatuurmeter van de koelcel regelmatig en goed te ijken. – Knopverbruining neemt toe naarmate de tijd verstrijkt: • na 1 dag in de koelcel: verbruining bij 5% van de knoppen; • na 3 dagen in de koelcel: verbruining van 50% van de knoppen; • na 7 dagen in de koelcel: verbruining van 65% van de knoppen. Sparen is dus heel nadelig voor de kwaliteit van ‘Star Gazer’. De handel wil naar aanleiding van deze problemen met ‘Star Gazer’ een regeling waarbij de ingediende schadeclaims verhaald kunnen worden op de veroorzaker van het probleem. Daarbij zal het een twistpunt blijven of de kweker, de veiling of de handel de schakel is waar het probleem is veroorzaakt.
Vragen 1.2
a
In de lijst van het keurcodesysteem van de VBN kom je een aantal typische vaktermen tegen. Geef van de hierna genoemde keuraanduidingen aan wat ze betekenen en bij welke gewassen ze voorkomen. Keuraanduingen: blauw, doorwas, duim, oortje, platknop, tongen, bloempunt, gepeld, slechte nagel, verdroogde knop, haken, hieltje, schieters, splittak, watersteel, knopval, krimpers.
b
1.3
De kwaliteit van een product is onder andere afhankelijk van de factoren, die in kolom 1 van de volgende tabel genoemd worden. In kolom 2 staan de begrippen die daar bij horen. Maak de juiste combinaties.
Kwaliteitsbeleid
‘Als ik een tweedehands auto koop, wil ik ook zeker weten dat het een goede is. Daarom koop ik er liever een bij een dealer dan bij een particulier. Een dealer zal zijn zaakjes toch wel goed geregeld hebben en borg staan voor kwaliteit.’
❑ KWALITEITSBELEID
15
Het door de veilingen te voeren beleid is er uiteindelijk op gericht om de consument tevreden te stellen door het aanbieden van een goede kwaliteit, die voldoet aan de verwachtingswaarde van de consument. Deze verwachtingswaarde wordt sterk beïnvloed door vele factoren en is daarom steeds in ‘beweging’. De moeilijkheid hierbij is dat de consument zijn bevrediging omtrent de aankoop niet alleen ontleent aan kwalitatieve eigenschappen van het product, maar ook aan een aantal niet-kwaliteitsgebonden producteigenschappen zoals bloemkleur, grootte van de bos, enzovoort. Een enquête onder consumenten over snijbloemen leverde het volgende resultaat op (figuur 1.6): Fig. 1.6 Mening van consumenten over snijbloemen.
Aspecten bij de aankoop van snijbloemen
Het belang wat de consument hecht aan de genoemde eigenschap (%)
De mate waarin de consument tevreden is over deze eigenschap
Kwaliteit Houdbaarheid Keuze boeketten Gebruikte soorten Prijs Kundig advies Bereikbaarheid winkel Exclusiviteit Verpakking Tijd van verzorging
99 91 84 84 73 64 60 51 44 31
80 57 87 87 57 69 60 67 71 66
Hieruit volgt dat het te voeren kwaliteitsbeleid geen statistisch gebeuren is maar regelmatig moet worden bijgesteld. De moeilijkheid bij het begrip kwaliteit zit in de combinatie van subjectieve en objectieve aspecten, die het begrip uitbloei kenmerken. Het aspect houdbaarheid blijkt voor de consument een belangrijke eigenschap te zijn, maar met name de gewoontekoper laat zich ook veel gelegen liggen aan de prijs.
gezamenlijke verantwoordelijkheid
In het algemeen wordt de consument zich steeds meer bewust van het begrip kwaliteit. De verwachtingswaarde wordt steeds hoger. Daarom zal de gehele sector moeten streven naar het afleveren van een steeds betere kwaliteit. Hierin ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor producent, veiling en handel. Aan dit kwaliteitsbeleid wordt door de veilingen inhoud gegeven door: – het veilen op telersnaam; – het veilen op variëteitsnaam; – het opstellen van aanvoervoorschriften. Deze drie aspecten zullen we hierna toelichten.
Het veilen op telersnaam
teeltomstandigheden
16
De verhandeling van producten op naam van de kweker is van bijzonder groot belang. Immers de inwendige kwaliteit wordt mede bepaald door de teeltomstandigheden. Als een betere kwaliteit gewaardeerd wordt in de opbrengst zal dat de teler stimuleren om een kwaliteitsproduct af te leveren. Bovendien kost het een kweker veel tijd om
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
een goede naam op te bouwen bij de kopers voor de klok en ook om een slechte naam weg te werken.
Het veilen op variëteitsnaam Door een verdere toename van de kennis over de eigenschappen van de cultivar zullen de goede cultivars beter betaald worden. Mindere cultivars verdwijnen dan vanzelf omdat de prijsvorming achterblijft. Alle variëteiten worden aangegeven door een landelijk uniform codenummer. Veilingen stimuleren de bekendheid met nieuwe cultivars op vele manieren. Zo kent VBA de aanduidingen Fleurprimeur en Plantprimeur, de veiling in Rijsburg de aanduiding Floraprimeur en de veiling Holland de aanduiding Hollandprimeur. De producten die in deze groepen worden geveild, zijn nieuwigheden die extra aandacht krijgen en op een gunstige tijd worden geveild.
referentietoets
Cultivars worden ook wel onder de aandacht gebracht door middel van de referentietoets. Door deze referentietoets te koppelen aan de kwaliteitsgroepenindeling, krijgt de inkopende handel op de veiling inzicht in de inwendige kwaliteit van het aangevoerde product. Uiteindelijk kan dat een betere prijsvorming bewerkstelligen. Referentietoets De referentietoets is ontwikkeld om meer handen en voeten te geven aan het streven naar betere kwaliteit. Daarbij is meer accent komen te liggen op inwendige kwaliteit. Een bloem of plant kan er mooi uitzien, maar als de houdbaarheid matig is of de transportgevoeligheid te groot, dan loopt de aankoop voor de consument uit op een teleurstelling. De referentietoets is een toets die iets zegt over de eigenschappen van het sortiment, in het bijzonder de cultivars. Daarbij wordt met name uitspraak gedaan over de potentiële inwendige kwaliteit van een cultivar. Deze uitspraak bevat echter geen garantie, want het resultaat is uiteindelijk altijd afhankelijk van de behandeling die een bloem of plant heeft gehad in de teelt- en afzetfase. Vandaar dat wordt gesproken van potentiële inwendige kwaliteit. De naam referentietoets (= refereren aan) duidt op het vergelijken van de cultivars met de belangrijkste cultivars (top tien) uit het sortiment. Hierop zijn ook de beoordelingsnormen gebaseerd. Maar het sortiment is voortdurend in beweging en telt gaandeweg meer positief beoordeelde cultivars. Daarom zal ook het kwaliteitspeil geleidelijk omhoog schuiven. De resultaten van de referentietoets worden niet alleen aan veredelaars en telers bekendgemaakt, maar ook richting afnemers op de veilingen en in de rest van de keten. Dit wordt gedaan om het proces van kwaliteitsverbetering te bevorderen en moet leiden tot een grotere doorzichtigheid van de markt en daarmee tot een sterkere marktpositie van het product. Op deze manier wordt immers inzicht gegeven in de kwaliteitsverschillen binnen een sortiment.
Aanvoervoorschriften Aanvoervoorschriften kun je splitsen in: – aanvoervoorschriften snijbloemen; – aanvoervoorschriften potplanten.
❑ KWALITEITSBELEID
17
De aanvoervoorschriften zijn de laatste jaren flink aangescherpt. Telers moeten aan allerlei voorschriften voldoen als zij producten op de veiling willen aanvoeren. In de aanvoervoorschriften vinden we: – de minimale eisen waaraan een product moet voldoen om aangevoerd te mogen worden; – de kwaliteitsvoorschriften, waaraan de planten of snijbloemen moeten voldoen; – de sorteringsvoorschriften waaraan de partij bloemen of planten moet voldoen; – de verpakkingsvoorschriften die gelden voor het product; – het aanduidingsvoorschrift, waarin wordt aangegeven wat op de aanvoerbrief vermeld moet worden. Fig. 1.7
Vragen 1.3
18
In de aanvoervoorschriften staan foto’s (boven Rosa First Red; onder Rosa Evelien) over het juiste aanvoerstadium. De middelste foto geeft het ideale aanvoerstadium weer.
a
Wat vindt jij een belangrijke eigenschap van een snijbloem? Neem de volgende tabel over en zet in elke kolom maximaal twee kruisjes.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
meest belangrijke eigenschap
belangrijke eigenschap
minder belangrijke eigenschap
minst belangrijke eigenschap
kleur geur prijs houdbaarheid gemengd boeket grootte van de bos worm takje groen
b
1.4
Noem tenminste tien eigenschappen waarop we de kwaliteit van respectievelijk een trosanjer, een Forsythia-tak en een Gerbera kunnen beoordelen.
Samenvatting
De Nederlandse bloemkwekerijbranche is een groeisector. Hoe dit zich in de toekomst verder zal ontplooien? Dat hangt af van verschillende nationale en internationale ontwikkelingen, zoals: – consumentengedrag (internationaal); – het milieu; – bezuinigende en terugtredende overheid; – regels van de Europese Gemeenschap; – internationale handelsafspraken; – arbeidsvoorziening in de bedrijfstak; – positie veiling en handel ten opzichte van buitenlandse markten. De Nederlandse handel ‘beheerst’ rond tweederde van de wereldbloemenhandel. Dit marktaandeel is mede bereikt door een aantal factoren: – het aanbod van een groot sortiment; – de levering van de producten door het gehele jaar; – een korte levertijd en concurrerende prijzen; – de kwaliteit van de producten; – de promotie van de producten. Met name kwaliteit zal een belangrijk wapen zijn in de concurrentiestrijd. Kwaliteit staat in de sierteelt voor: het geheel van producteigenschappen dat van invloed is op de geschiktheid van het product om te voldoen aan de gestelde verwachtingswaarde.
❑ SAMENVATTING
19
Kwaliteit heeft betrekking op een complex van eigenschappen. Naast objectieve kenmerken spelen ook subjectieve (psychologische) belevingskenmerken een rol, bijvoorbeeld de sierwaarde. Bepalend daarbij zijn: – uitwendige kwaliteitskenmerken; – inwendige kwaliteit. Uitwendige kwaliteitskenmerken zijn zichtbaar. Maar een aantal kenmerken is van ‘afstand’ niet zichtbaar. Daarom worden op de veiling alle producten gekeurd aan de hand van eisen die zijn vastgelegd in de VBN-aanvoervoorschriften. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een keuringscode. Onder inwendige kwaliteit verstaan we alle niet-zichtbare kwaliteitskenmerken. Deze worden onder andere bepaald door: – de cultivareigenschappen; – de kwaliteit van het uitgangsmateriaal; – de teeltomstandigheden; – de naoogstbehandeling. De – – –
drie belangrijkste inwendige kenmerken zijn: schadegevoeligheid; droogtegevoeligheid; houdbaarheid.
De veilingen voeren een kwaliteitsbeleid, waaraan inhoud wordt gegeven door onder andere: – bij het veilen de telersnaam te vermelden; – bij het veilen de variëteitsnaam te vermelden; – voor telers duidelijke aanvoervoorschriften op te stellen. Voor de inwendige kwaliteit is er de referentietoets. Die zegt iets over de eigenschappen van het sortiment, in het bijzonder de cultivars. De referentietoets bevat echter geen garantie, want het resultaat blijft uiteindelijk altijd afhankelijk van de behandeling die een bloem of plant heeft gehad in de teelt- en afzetfase. De referentietoets wordt tegenwoordig alleen nog maar door veredelingsbedrijven gebruikt om een nieuw product te promoten.
20
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
2
Kwaliteit van uitgangsmateriaal
Oriëntatie Het maken van een nieuw ras kost heel veel tijd en geld. Alleen maar simpel kruisen is al lang niet meer voldoende. Er bestaan tal van belangrijke selectie- en veredelingstechnieken. Sommige technieken zijn erg kostbaar en daarom moet een nieuw ras beschermd worden. Elk nieuw ras kun je in feite vergelijken met een uitvinding, waarop je patent kunt aanvragen. Dit ‘patent’ wordt kwekersrecht genoemd. De kweker vraagt kwekersrecht aan om te voorkomen dat iedereen het nieuwe ras zomaar kan telen. Maar er zijn ook andere mogelijkheden om nieuwe rassen te beschermen.
2.1
Ontwikkeling van nieuwe producten
‘Ik heb nu al een paar jaar die BMW. Best wel een aardig karretje, maar ik wil gewoon weer eens wat anders. En dank zijn mijn beleggingen heb ik wel een paar stuivers. Ik ga nu de allernieuwste Alfa Romeo kopen.’ genetisch materiaal chromosomen
In de plantenveredeling wordt gewerkt met het erfelijk of genetisch materiaal van planten. De erfelijke eigenschappen worden bepaald door de genen die zijn ingebouwd in de chromosomen van de cel. Elk chromosoom bevat heel veel erfelijke eigenschappen. De basis van al deze genetisch informatie is het DNA-molecuul. De veredelaars proberen steeds betere planten te maken door gunstige eigenschappen met elkaar te combineren. Maar waarom is veredeling eigenlijk nodig? Het doel is om de planten zo te veranderen dat ze beter voldoen aan de wensen van de gebruikers: de telers, de handel en de consumenten. Voor de telers in de sierteelt proberen de veredelaars te komen tot producten met een: – hogere opbrengst, dus bijvoorbeeld meer per m2; – betere kwaliteit, dus betere smaak, kleur, geur en houdbaarheid; – grotere oogstzekerheid, dus minder gevoelig voor ziekten en aangepast aan de teeltomstandigheden; – planbaar oogsttijdstip, vroeger of later en door het gehele jaar in verband met hogere prijzen; – zo laag mogelijke kostprijs, bijvoorbeeld door oogstmechanisatie of een lage energiebehoefte; – goede houdbaarheid; – goede transporteerbaarheid; – geringe droogtegevoeligheid. Voor de handel zijn deze punten natuurlijk ook van belang, maar vooral het leveren van nieuwe producten houdt de vraag bij afnemers levendig. Daarom is het ook voor de handel van belang enigszins vertrouwd te zijn met enkele begrippen uit de verdeling. Je kunt die immers in de vakliteratuur overal tegenkomen.
❑ KWALITEIT VAN UITGANGSMATERIAAL
21
Fig. 2.1 Nieuwe producten zijn altijd belangrijk voor de verkoop. Ook een andere presentatie van het product kan zorgen voor vernieuwing.
genenbanken
Vragen 2.1
De goede eigenschappen die je in het cultuurras wilt inbouwen, komen natuurlijk niet uit de lucht vallen. Ze moeten in een of andere vorm al aanwezig zijn, bijvoorbeeld: – in wilde rassen, die te vinden zijn in het herkomstgebied van het gewas; – in bestaande rassen, die al voor de veilingklok worden aangeboden; – in genenbanken (collecties van genetisch materiaal die in de vorm van zaad bewaard worden onder gunstige condities); – door mutatie ontstaan. Een mutatie is een plotselinge verandering van genetisch materiaal. Dit kan spontaan in de natuur gebeuren, maar ook kunstmatig worden opgewekt door bijvoorbeeld straling. Vooral in de sierteelt zijn heel veel mutanten in de handel. a b c
2.2
Geef in eigen woorden weer wat de volgende woorden betekenen: genetisch materiaal, chromosoom, collectie, genenbank, mutatie en teeltomstandigheden. Op welke eigenschappen moet een veredelaar zich richten voor het ontwikkelen van producten die voor de handel van belang zijn? Noem er vier. Op welke eigenschappen moet een veredelaar zich richten voor het ontwikkelen van producten die voor de teler van belang zijn? Noem er vier.
Veredelingstechnieken
‘Elke keer komen ze weer met een nieuwe computer op de markt. Hoe ze dat voor elkaar krijgen weet ik niet. Maar het schijnt elke keer nog weer iets beter te zijn.’
22
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Ook veredelaars zijn bezig om steeds nieuwe producten te maken. Ze hebben daartoe een aantal mogelijkheden. Het kruisen van planten is daarvan de bekendste, maar er zijn meer mogelijkheden.
Kruisen Het stuifmeel van een mannelijke plant wordt overgebracht op de stempel van een vrouwelijke plant. Om zelfbestuiving te voorkomen worden de meeldraden weggenomen. Het stuifmeel groeit door de stijl naar de eicellen en dan treedt bevruchting op. Het resultaat van de kruising is het embryo in het zaad. Wil je resultaat zien van de kruising, dan moeten je het zaad oogsten en uitzaaien. Heel vaak lukt een kruising niet meteen, dan moet je het dus opnieuw proberen. Bij een kruising wordt natuurlijk niet alleen de gewenste eigenschap overgebracht. Ook andere, soms niet-gewenste eigenschappen, komen terecht in de nakomelingen. Wil je alleen de gewenste eigenschap behouden, dan moet er een aantal keren teruggekruist worden met het betreffende cultuurras. Maar daarbij moet je steeds heel goed opletten dat de ingekruiste eigenschap niet verloren gaat. Deze traditionele wijze van veredeling kost veel tijd en ruimte en bovendien kun je niet alle planten met elkaar kruisen. In enkele gevallen lukt het om geslachtkruisingen te maken, zoals bij Fatsia en Hedera. Het product wordt onder de naam x Fatshedera al jaren op de veiling aangevoerd. Fig. 2.2 Kruisen is de bekendste veredelingstechniek. Hier wordt het stuifmeel van chrysant op de stampers gebracht.
Recombinant DNA-techniek Bij de recombinant DNA-techniek worden hele kleine stukjes chromosomen overgebracht van de ene cel naar de andere. Dit is een hoogstaande en zeer verfijnde techniek met als grote voordeel, dat met een beetje geluk alleen de gewenste eigenschap wordt overgebracht. Terugkruisen is dan niet meer nodig: een enorme tijdsbesparing, waardoor een nieuw ras veel sneller in de handel gebracht kan worden. Via recombinant DNA-techniek kunnen ook niet bekende eigenschappen binnen een
❑ VEREDELINGSTECHNIEKEN
23
bepaald geslacht geïntroduceerd worden. Een blauwe roos, een gele Cyclamen, een gele Saintpaulia, het hoort allemaal tot de mogelijkheden. Fig. 2.3 Een blauwe roos behoort tot de mogelijkheden met de recombinant DNAtechniek.
Polyploïdie In de chromosomen ligt het grootste deel opgeslagen van de erfelijke informatie over het uiterlijk functioneren van de plant. Chromosomen bestaan uit langgerekte DNAmoleculen en komen voor in elke celkern van een plant. Aantal en vorm van de chromosomen varieert per soort. Zo bezit een Lathyrus 14, Abutilon 18, een lelie 24 en een anjer 30 chromosomen.
genoom
24
Door van verschillende plantensoorten het aantal chromosomen, hun structuur en hun grootte te vergelijken, kun je nagaan in welke mate zij aan elkaar verwant zijn. Wanneer je bijvoorbeeld de vierentwintig chromosomen van de lelie zorgvuldig bekijkt, dan blijkt dat er van elk chromosoom een zusterchromosoom bestaat. Deze zijn qua grootte en vorm identiek. De vierentwintig chromosomen van de lelie bestaan dus eigenlijk uit twee gelijke setjes van twaalf. Een dergelijk setje chromosomen noemen we een genoom. Het ploïdie-niveau is het aantal setjes, of beter gezegd, het aantal genomen. In het voorbeeld van de lelie zijn dat twee setjes en daarom wordt de lelie diploïd genoemd. Diploïdie komt het meest voor en is in de natuur algemeen. Met name de sierteelt kent echter vaak hoger-ploïde rassen. Bij triploïd komt het genoom in drievoud voor (begonia), bij tetraploïd komen de genomen in viervoud voor (cyclamen, fresia, enzovoort) en bij oktaploïd komen de genomen in achtvoud voor (chrysant). Planten die polyploïd zijn (3n, 4n, enzovoort) zijn vaak wat forser en sterken dan planten die diploïd zijn. Veel belangrijke siergewassen zijn tetraploïd.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Bij triploïde planten (3n) gaat het fout bij het kruisen, omdat de drie gelijksoortige chromosomen niet gelijkelijk over twee cellen verdeeld kunnen worden. Het leidt ertoe dat dergelijke planten geen zaad kunnen vormen. Dat hoeft overigens niet ongunstig te zijn, want met name bij perkplanten kan dat leiden tot een langdurig bloei.
Mutatie Mutatie betekent verandering. In de natuur treden vaak spontaan kleine en grote veranderingen op. Meestal is zo’n mutatie geen verbetering. Soms is de plant niet levensvatbaar of is de groeikracht zeer verminderd. Dergelijke mutaties verdwijnen meestal weer snel van de aardbodem. Maar af en toe blijkt een mutatie een positieve verandering. Zeker in de sierteelt worden dergelijke afwijkende planten juist erg gewaardeerd en daarom in stand gehouden. Bijvoorbeeld bij een andere bloemkleur, dwerggroei of een andere bladvorm. In feite hebben mutaties gezorgd voor de enorme verscheidenheid aan soorten en rassen in de handel. Dit is met name het geval bij bontbladige kamerplanten. Denk bijvoorbeeld aan het grote aantal Ficus Benjamina cultivars. Mutaties kunnen ook opgewekt worden door bepaalde chemicaliën of door bestraling. Met de giftige stof colchicine kan het aantal chromosomen worden verdubbeld. Zo kun je van een diploïde plant een tetraploïde plant maken. Dat kan interessant zijn, omdat tetraploïde planten vaak grotere bladeren, stengels en bloemen hebben. Helaas gaat dat veelal gepaard met een tragere groei en een latere bloei. Fig. 2.4 Mutaties kunnen zorgen voor verschillende bloemkleuren. Vooral bij chrysanten komt dit veel voor.
❑ VEREDELINGSTECHNIEKEN
25
Chimaerie
chimaerie
Vragen 2.2
Wanneer een cel muteert heeft dit weinig gevolgen. Alleen als de cel in de top van de scheut ligt en nog moet deelnemen aan celdelingprocessen kunnen er hele stukken gemuteerd weefsel ontstaan, naast stukken die niet veranderd zijn. Als een plant twee of meer genetisch verschillende soorten weefsel heeft, spreken we van chimaerie. Zo kan een scheut voor de helft bestaan uit gemuteerd weefsel en voor de andere heft uit niet-gemuteerd weefsel. Het kan ook zijn dat alleen de buitenste cellaag gemuteerd is, terwijl de tweede en derde cellaag normaal gebleven zijn. Komt zo’n plant in bloei, dan is de bloemkleur die van de gemuteerde cel. Het heeft echter geen zin om met deze sport te gaan kruisen. Mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen worden namelijk gevormd uit weefsel, dat is ontstaan uit de dan niet meegemuteerde tweede laag. Zo’n ras geeft bovendien vaak terugsporters te zien, doordat de binnenste laag door de buitenste heen komt. Soms geeft chimaerie extra sierwaarde, zoals bij nogal wat bontbladige potplanten en een aantal Saintpaulia-rassen. In de voorgaande paragraaf worden nogal wat nieuwe begrippen gebruikt. Kijk of je ze beheerst door de volgende zinnen aan te vullen. a Mutaties kunnen op drie manieren ontstaan: ... . b Als je de vaste planten Tiarella en Heuchera met elkaar kruist, ontstaat x Heucherella. Dit is een voorbeeld van een ... . c Met behulp van ... kun je er voor zorgen dat de ... zich verdubbelen. d Chimaere planten kun je niet door ... vermeerderen. e Als je een stukje van een bepaalde plant inbouwt in een andere plant gebruik je ... . f Veel sierteeltgewassen hebben de chromosomen in viervoud. Ze zijn ... . g Om na kruisen de gewenste eigenschap te behouden, moet je vaak meerdere keren ... . h Als een chimaere plant weer terug valt in zijn oorspronkelijke vorm, spreek je van ... . i Alle planten hebben drie ... . j Als in een plant meerdere genetisch verschillende soorten weefsel voorkomen, spreken we van ... .
2.3
Selectietechnieken
‘Het valt mij op dat de bontbladige Hedera algeriensis ‘Gloire de Marengo’ bij de fa L. Jansen toch wat groener is dan die prachtige witbonte Hedera’s van de fa P. Kolk.’ Veredelen is het maken van nieuwe cultivars of rassen. Door een goede selectie kun je het ras in stand houden. Je wilt de kwaliteit van gewassen op peil houden of verbeteren. Dan is het belangrijk, dat je zorgvuldig de planten selecteert, die je voor de vermeerdering (generatief of vegetatief) gaat gebruiken. Doe je dit niet dan kan een gewas in kwaliteit achteruit gaan of degenereren. Dat kan het gevolg zijn van ongewenste mutaties, ongewenste bestuiving, ziekten (met name virus) en inteelt. Eerst moet je vastleggen waarop of met welk doel je gaat selecteren. Ga je bijvoorbeeld op ziekteresistentie selecteren, dan zal de keuze niet op de meest productieve planten vallen maar op de meest gezonde planten. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat de meest productieve ook de gezondste plant is.
26
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
fenotype genotype
Je kunt selecteren op grond van fenotype of op grond van genotype. Selecteer je op fenotype, dan let je op het uiterlijk. Dat is dus tamelijk eenvoudig. Bij het selecteren op het genotype gaat het om de erfelijke eigenschappen. Dat is vaak moeilijker. Immers, planten met hetzelfde uiterlijk hoeven niet altijd dezelfde erfelijke aanleg te hebben. Je moet de planten dan beoordelen op het uiterlijk van hun nakomelingen en daarbij is het belangrijk dat de verschillen in groeiomstandigheden zo klein mogelijk gehouden worden. Bij vermeerdering van de planten langs vegetatieve weg treden er geen wijzigingen op in het genotype (de combinatie van genen). Maar bij generatief vermeerderde gewassen kunnen er dus wel nieuwe combinaties van genen optreden in de nakomelingen.
De verschillende selectiemethoden Er zijn heel veel verschillende selectiemethoden, maar het zou te ver voeren om deze allemaal de revue te laten passeren. In dit kader stellen we alleen het begrip massaselectie en stamselectie aan de orde. Je kunt daar in de handel op een of andere manier mee te maken krijgen en zeker met de gevolgen. Bij massaselectie wordt een groep planten uit een populatie bestemd voor gezamenlijke vermeerdering. Het nakomelingschap van iedere afzonderlijke plant wordt niet apart gehouden. Bij massaselectie beoordeel je de planten uitsluitend op hun fenotype. Het is dan mogelijk dat je voor de vermeerdering gebruik blijft maken van planten die fenotypisch van goede kwaliteit zijn, maar genotypisch tekorten vertonen. Vermeerder je deze planten, dan zullen ze voor een deel toch weer slechte nakomelingen krijgen. positieve massaselectie
negatieve massaselectie
❑ SELECTIETECHNIEKEN
We onderscheiden positieve massaselectie en negatieve massaselectie. Bij positieve massaselectie worden de beste planten uit de populatie geselecteerd en gezamenlijk vermeerderd. Vooral bij veel bladplanten is dit een gebruikelijke manier. Het kan er overigens toe leiden dat, als verschillende kwekers van een bepaalde cultivar elk op hun eigen wijze jarenlang selecteren, er na verloop van tijd verschillende selecties ontstaan van die cultivar. De kwekers hebben dan bij het selecteren op verschillende eigenschappen gelet. De ene bijvoorbeeld op bontbladigheid en de andere op groeisnelheid. Op de veiling wordt dit onder dezelfde naam aangeboden, terwijl het niet goed mogelijk is om de partijen samen te voegen: de verschillen zijn immers goed te zien. Bij negatieve massaselectie worden de slechtste planten uit de populatie geselecteerd en vernietigd. De resterende planten worden dan gezamenlijk vermeerderd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij tulpen. Door het ‘ziek zoeken’, dat wil zeggen het in het voorjaar verwijderen van de zieke, door virus aangetaste planten, wordt de partij op peil gehouden.
27
Fig. 2.5 Bij positieve en negatieve massaselectie worden ouderplanten gezamenlijk vermeerderd.
gezamenlijk vermeerderen
gezamenlijk vermeerderen
slechte planten verwijderen of goede overhouden
stamselectie
Fig. 2.6 Schematische weergave van stamselectie. 1 Selecteren van de beste planten. 2 Vegetatieve vermeerdering (opzetten van klonen). 3 Selecteren van stammen (klonen): minder goede klonen gooi je weg, de beste klonen hou je aan. Vragen 2.3
28
Stamselectie is een andere belangrijke selectiemethode bij vegetatief vermeerderende gewassen. Daarbij worden uit een vegetatief gewas een aantal veelbelovende planten geselecteerd, die vervolgens vegetatief vermeerderd worden. Zo ontstaan klonen. Een kloon is een groep van nakomelingen van een moederplant, verkregen door vegetatieve vermeerdering. De beste klonen worden uitgezocht en daarmee wordt geïsoleerd doorgegaan. Iedere kloon wordt afzonderlijk beoordeeld. Zitten er in een bepaalde kloon slechte planten, dan wordt de kloon in zijn geheel vernietigd. Stamselectie wordt onder andere toegepast bij de jaarrondchrysant. selecteren
vermeerder
selecteer
1
2
3
vermeerder
4
Hierna vindt je een aantal beweringen over selectie. Geef aan of deze bewerkingen juist of onjuist zijn en waarom dat zo is. a Alle Cordyline fruticosa ‘Red Edge’ planten op de wereld vormen eigenlijk een kloon. b Klonen kun je in stand houden door generatieve vermeerdering. c Als je wilt selecteren op het genotype moet je kijken naar de nakomelingen die uit het zaad komen. d Bij veel bladplanten die op de veiling komen, passen tuinders bij de vermeerdering negatieve massaselectie toe. e ‘Ziek zoeken’ bij tulpen is een vorm van negatieve massaselectie. f Door steeds massaselectie toe te passen, wordt de partij planten steeds beter. g Als je klonen van een bepaalde plant selecteert, spreek je over stamselectie. h Bij stamselectie heb je altijd te maken met vegetatieve vermeerdering. i Als kwekers onafhankelijk van elkaar bij een bepaalde cultivar (bijvoorbeeld Hedera helix ‘Eva’) positieve massa selectie toepassen, kunnen na verloop van tijd verschillende selecties ontstaan.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
2.4
F 1-Hybriden
‘Heel veel perkplanten die voor de veilingklok komen, zijn F1-Hybriden en dat is goed te zien. Prachtig uniform en toch gezaaid. Daar is over nagedacht!’ Hogere planten vermenigvuldigen zich van nature door middel van zaad. De nakomelingen zijn dan niet allemaal aan elkaar gelijk. Bij sommige gewassen zijn de onderlinge verschillen erg groot, bij andere minder. Bij gekweekte planten is deze variatie tussen de planten niet wenselijk. We zouden het liefst willen dat alle planten in de kas of op het veld gelijk zijn aan elkaar. De partij is dan uniform of homogeen. Zelfbestuivende gewassen worden soms wel door vrije bestuiving vermeerderd. De nakomelingen verschillen onderling maar heel weinig. Dergelijke gewassen noemt men ‘zaadvast’. Veredelen is dan niet noodzakelijk als het doel alleen is: het verkrijgen van een grotere uniformiteit. Kruisbestuivende gewassen geven bij bestuiving een grote variatie. De nakomelingen verschillen veel van elkaar. Er is echter een mogelijkheid om hier wat aan te doen. Daarvoor zijn F1-Hybriden ontwikkeld. Deze worden gemaakt om een partij planten te krijgen die (vrijwel) identiek zijn. Een plant wordt gedwongen tot zelfbestuiving en ook de nakomelingen worden één of meerdere keren vermeerderd door met zichzelf te bestuiven. Dit proces heet inteelt. Veel kruisbestuivers verdragen geen zelfbestuiving en vertonen inteeltdepressie. Ze worden steeds slechter van kwaliteit. Nadat ze een of meerdere keren vermeerderd zijn door zelfbestuiving, gaan ze gebreken vertonen en worden minder groeikrachtig. Toch worden dergelijke inteeltlijnen gebruikt voor het maken van F1-Hybriden. Planten van twee verschillende lijnen worden met elkaar gekruist en de F1-Hybride is geboren. Heel vaak groeit deze hybride beter dan de beide ouderlijnen. Het grote voordeel voor handel en kweker is dat de F1-Hybride partij erg uniform is. Daarbij kun je denken aan bloeitijdstip, grootte van de plant, vorm van blad, omvang van de plant. Vooral bij de teelt van perkplanten wordt heel veel gebruikgemaakt van F1-Hybriden. F1-Hybriden zelf kun je niet gebruiken voor de productie van zaad, omdat het nakomelingschap hiervan te variabel is. Daarom zijn kwekers van F1-Hybride rassen verplicht telkens weer zaad te kopen bij het veredelingsbedrijf. Daarmee heeft het veredelingsbedrijf het ras tevens beschermd. Voor een F1-Hybride ras moet je namelijk de kruising tussen beide ouders telkens weer uitvoeren. En deze ouders zijn alleen in het bezit van het verdelingsbedrijf. De ouders zelf kun je gewoon door vegetatieve vermeerdering in stand houden. Een groot nadeel van F1-Hybride zaad is dat het nogal duur is. Een kilo tomatenzaad kost bijvoorbeeld € 50.000.
❑ F 1-HYBRIDEN
29
Fig. 2.7 Schema voor het ontstaan van F1-Hybriden: uitgaan van twee inteeltlijnen.
inteeltlijn A
inteeltlijn B
z
z
z
z
z
z
F-1 Hybride
Vragen 2.4
Wat a b c d e f g h i
is juist? Kies de goede beweringen. De F1-Hybride zelf is altijd door zaad vermeerderd. Bij zelfbestuivende rassen kun je geen F1-Hybriden maken. Veel perkplanten op de veiling zijn F1-Hybriden. De handel mag geen F1-Hybriden doorverkopen aan een andere producent. De handel koopt graag F1-Hybriden omdat ze tamelijk uniform zijn. F1-Hybride planten zijn vaak goedkoper. Als je zaad wint van F1-Hybride planten krijg je gevarieerde nakomelingen. Alle stekgeraniums die verkocht worden, zijn F1-Hybriden. F1-Hybriden kun je niet stekken.
2.5
Bescherming van nieuwe rassen
‘Al met al heeft het kruisen en selecteren van deze nieuwe Saintpaulia ‘Fobia’ mij al € 250.000 gekost. Nou hoor ik dat een collega een paar planten van mij op de veiling heeft gekocht en deze zelf is gaan vermeerderen. Daar ga ik een stokje voor steken.’
verschillende regelingen
Bedrijven wedijveren met elkaar om de gunst van de consument. Ook een teler moet innovatief of vernieuwend zijn om zich te onderscheiden en efficiënter te produceren. Maar het ontwikkelen van nieuwe producten kost vaak veel geld. Een nieuw rozenras bijvoorbeeld kost al gauw meer dan vijfhonderdduizend euro. Dat geld wil je natuurlijk graag terugverdienen en het zou ook niet eerlijk zijn als de concurrentie er gratis vandoor zou gaan met jouw nieuwe product. Om dergelijke oneerlijke concurrentie tegen te gaan, heeft de overheid een aantal wetten gemaakt. Daarmee kun je voorkomen dat een ander aan de haal gaat met jouw nieuwe ras, je uitvinding of je onderscheidende presentatie (merk). In de tuinbouw zijn drie verschillende regelingen van kracht: – Het kwekersrecht (de bekendste): regelt de bescherming van nieuwe cultivars. – Het merkenrecht (wordt steeds belangrijker): een merk is het middel bij uitstek om je te onderscheiden van andere aanbieders op de markt. – Het octrooirecht: beschermt technische vernieuwingen. Hier zullen wij deze drie regelingen wat nauwkeuriger bekijken.
30
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Kwekersrecht Het kwekersrecht is de belangrijkste regeling voor de tuinbouw. Het is een zogenaamd uitsluitend recht. Dat betekent dat de houder van zo’n recht de beschikking heeft over de exploitatie van dit recht en anderen dus kan uitsluiten. Het kwekersrecht is in Nederland geregeld in de Zaaizaad- en Plantgoedwet en heeft een geldigheidsduur van 25 jaar.
Raad voor het Kwekersrecht
Elke kweker of vinder van een nieuwe cultivar kan in het bezit komen van het kwekersrecht. Je moet het aanvragen bij de Raad voor het Kwekersrecht in Wageningen. Het Centrum voor Plantenverdeling en Reproductie Onderzoek (CPRO) onderzoekt in opdracht van de Raad voor het Kwekersrecht of het ras werkelijk nieuw en anders is dan de bestaande rassen. Daarnaast wordt bij dit onderzoek het nieuwe ras beschreven en wordt beoordeeld of dit ras onderscheidbaar, homogeen en stabiel is. Wanneer dat zo is, wordt er kwekersrecht verleend aan de eigenaar van het nieuwe ras. Het ras wordt genoteerd in het Nederlands Rassenregister; een rasnaam is hierbij noodzakelijk. Het kwekersrecht beschermt het voorbrengen en in de handel brengen van plantmateriaal. Het verhandelen van eindproducten, zoals snijbloemen en kamerplanten is vrij. De houder van het kwekersrecht kan dit recht op drie manier toepassen: 1 Hij gaat zelf over tot het vermeerderen en in de handel brengen van het nieuwe ras. Daarbij kan hij voor elk verkocht stekje of plantje een vergoeding vragen of licentie. 2 Hij kan ook andere bedrijven het recht geven zijn ras te vermeerderen. De licentie moeten zij wel afdragen aan de houder van het kwekersrecht. 3 Hij kan het kwekersrecht ook in zijn geheel in een keer verkopen. Nog een paar slotopmerkingen over het kwekersrecht: 1 Tegenwoordig is met een aanvraag een kwekersrechtelijke bescherming te verkrijgen in de vijftien landen van de EU. 2 Een ras dat kwekersrecht heeft, mag je wel gebruiken voor verdere veredelingsactiviteiten. De nieuwe eigenschappen, die in het nieuwe ras aanwezig zijn, kun je dus ook inbouwen in andere rassen. Ook andere veredelaars kunnen en mogen dat doen. 3 Een F1-Hybride biedt zelf al voldoende bescherming tegen nabouw, want wanneer je de zaden van F1-Hybride planten uitzaait, zijn alle nakomelingen verschillend. Daarom is voor een F1-Hybride het aanvragen van kwekersrecht niet zinvol. 4 Kwekersrecht kun je alleen maar verkrijgen op cultivars; niet op echte soorten.
❑ BESCHERMING VAN NIEUWE RASSEN
31
Fig. 2.8 Jaarlijks wordt een overzicht gepubliceerd van geregistreerde rassen.
Merkenrecht Op elke markt met meer aanbieders is sprake van concurrentie. Om herkenbaar te zijn voor een klant moeten waren voorzien zijn van een merk. Immers, als producten geen merken dragen, is het voor de klant moeilijk om herhalingsaankopen te doen. Het verband tussen merken en concurrentie werkt ook andersom. Als de producten van verschillende producenten gelijk zijn en gemerkt, is er ook geen sprake van concurrentie. De tuinbouw ziet steeds meer de noodzaak in om zich merkbaar te onderscheiden. Het aantal merken voor potplanten, boeketten en groenten neemt dan ook gestadig toe. Behalve voor de herkenbaarheid fungeert een merk ook als informatiedrager over de oorsprong van het product. Ook kan een merk een bepaald imago of prestige uitstralen. Reclame is dan het middel bij uitstek om de consument te vertellen dat hij of zij meer koopt dan alleen maar een product. De basis voor de bescherming van merken is de Benelux Merkenwet. Het uitsluitende recht op een merk kun je verwerven door dit als eerste te deponeren bij het Benelux
32
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Merkenbureau. Het merkenrecht kan in principe eeuwig duren. De inschrijving heeft een geldigheidsduur van tien jaar, maar kan in principe telkens verlengd worden. Bij het merkenrecht is sprake van de bescherming van de naam. In feite zou je de naam ook voor een ander product kunnen gebruiken. De naam behoort toe aan het bedrijf en die betaalt daar een bepaalde licentie voor. Bij merknamen als Fortunia of Surfinia hebben we in feite gewoon te doen met een Petunia cultivar. Maar om deze in de markt te kunnen onderscheiden van de gewone en veel goedkopere zaai-petunia is om marketing-technische redenen aan deze groep van veel duurdere en betere stek-petunia’s een aparte naam gegeven. Een ander voordeel van het merkenrecht is, dat het veel internationaler geregeld is. Als het recht niet wordt gebruikt, vervalt het na verloop van tijd, ook al staat het nog ingeschreven. De waarde van een merk is niet van het begin af bekend en constant, zoals bij het kwekersrecht. Het gebruik en de bekendheid onder het publiek, bepalen de waarde van een merk. De merkhouder kan het merk zelf gebruiken, het merk in licentie geven of in z’n geheel overdragen. Een nieuwe cultivar wordt steeds vaker beschermd door het kwekersrecht en door de merkenwet. Een en hetzelfde bedrijf kan voor de naam van de cultivar niet én kwekersrecht én bescherming van de merknaam krijgen. Daarom krijgen rassen steeds vaker én een cultivarnaam én een merknaam.
individueel merk collectief merk
De Benelux Merkenwet kent individuele en collectieve merken. Een individueel merk onderscheidt de waren of diensten van één onderneming. Eén onderneming kan meerdere merken deponeren en gebruiken. Een collectief merk wordt door meerdere bedrijven gebruikt. Bij het deponeren van een collectief merk moet een reglement overlegd worden. Daarin staan de voorwaarden voor het gebruik van het collectieve merk. De houder van het collectieve merk moet erop toezien dat het gebruik van het merk in overeenstemming is met de reglementen. Een collectief merk wordt ook wel een garantiekeurmerk genoemd. De consument krijgt een soort garantie voor de kwaliteit van het product.
Octrooirecht Planten die zijn ontstaan met behulp van de recombinant DNA-techniek, worden vaak niet voldoende beschermd met het kwekersrecht. Volgens het kwekersrecht zouden deze gemodificeerde planten door elke ander veredelaar gebruikt mogen worden als kruisingsouder in een veredelingsprogramma. Een andere wijze van bescherming is dan noodzakelijk. Daarvoor is het octrooirecht geëigend. Octrooirecht geldt als er sprake is van een uitvinding, die betrekking heeft op een voortbrengsel of een werkwijze. Ook moet het nieuw en innovatief zijn. Met het eenmaal toegekende octrooi heeft de uitvinder het alleenrecht op het gebruik van de uitvinding. Het kwekersrecht heeft raakvlakken met het octrooirecht. Op een kunstmatig gemanipuleerd gen kan een octrooi worden aangevraagd. Bij het inkruisen van dit gen in een nieuw ras, heb je dan te maken met het octrooi- en kwekersrecht.
❑ BESCHERMING VAN NIEUWE RASSEN
33
Vragen 2.5
Nieuwe rassen kunnen op meerdere manieren zijn beschermd. Neem onderstaand schema over en vul het in. Geen bescherming
Kwekersrecht
Merkenrecht
Octrooirecht
1 Een cultivar van een potplant die geveild wordt, mag niet doorverkocht worden aan een kweker die het wil gebruiken voor vermeerdering, vanwege ... 2 F1-Hybriden zijn niet beschermd door ... 3 Moderne rozenrassen worden meestal beschermd door ... 4 Rassen ouder dan 25 jaar hebben ... 5 Botanische soorten kunnen beschermd worden door ... 6 Als er sprake is van genetische manipulatie kan er ook bescherming zijn door ... 7 Welk recht kent de grootste internationale erkenning? 8 Welk recht geldt ook voor processen?
2.6
Samenvatting
Voor de hele sector is het van groot belang dat er steeds nieuwe producten ontwikkeld worden. Veredelingsbedrijven ontwikkelen dan ook nieuwe rassen die beter zijn voor de teler, handel of consument. Daarvoor bestaan verschillende technieken.
Kruisen Kruisen is de oudste veredelingstechniek. Door eigenschappen van ouders te combineren kunnen nieuwe rassen ontstaan. Deze nieuwe rassen worden dan vaak vegetatief vermeerderd. Zo kunnen mooie, uniforme partijen ontstaan. Kruisen is echter vaak tijdrovend.
Recombinant DNA-techniek Bij de recombinant DNA-techniek worden stukjes chromosoom gebruikt van andere planten. Daarbij is het mogelijk om geheel nieuwe eigenschappen binnen een bepaald gewas te krijgen. Het ontwikkelen van een blauwe roos is daarbij wel het meest aansprekende voorbeeld, omdat de erfelijke eigenschap blauw binnen het geslacht roos niet voorkomt.
34
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Polyploïdie Normaal komen bij planten de chromosomen in tweevoud voor. Die planten zijn diploïd. Door spontane verandering of door gebruik te maken van colchicine kan verdubbeling van het chromosomenaantal optreden. De chromosomen komen dan in viervoud voor (tetraploïd). Planten met meer dan twee genomen komen in de sierteelt veel voor; ze zijn vaak wat forser en sterker.
Mutaties Plotselinge veranderingen in erfelijke eigenschappen die spontaan ontstaan of door chemicaliën of bestraling worden opgewekt, noemen we mutaties. Veel van dergelijke mutaties kunnen we door middel van vegetatieve vermeerdering in stand houden. In de sierteelt en zeker bij de teelt van bladplanten en in de boomkwekerij is dat heel gebruikelijk.
Selectiemethoden Eenmaal verkregen nieuwe producten moeten we natuurlijk wel in stand houden. Bij de vermeerdering moet je daarom steeds blijven selecteren om de goede eigenschappen te behouden. De belangrijkste selectiemethoden zijn positieve en negatieve massaselectie en stamselectie.
F1-Hybriden Een speciale vorm van verdeling is de ontwikkeling van F1-Hybriden. Deze planten zijn niet na te maken door andere veredelingsbedrijven: een groot voordeel voor de veredelaars. Kwekersrechtelijke bescherming is dan niet noodzakelijk. Een voordeel voor telers en handelaren is dat een partij F1-Hybride planten tamelijk uniform is. Een nadeel voor de teler is, dat F1-Hybride zaad vaak erg duur is.
Bescherming van nieuwe rassen Een veredelingsbedrijf of teler wil nieuw ontwikkelde cultivars graag beschermen om de hoge ontwikkelkosten terug te kunnen verdienen. Bescherming van rassen is mogelijk door het kwekersrecht, het merkenrecht en het octrooirecht.
❑ SAMENVATTING
35
3
Organisaties en kwaliteit
Oriëntatie De kwaliteit van agrarische producten blijft tijdens de verhandeling niet vanzelf op hetzelfde niveau. Daar moet steeds aan gewerkt worden, door de gehele keten heen. En een prachtig nieuw product dat door veredeling verkregen is, moet geproduceerd en verhandeld worden. Kwaliteit is leveren wat de klant vraagt. Als je daarvan uitgaat, moet je in ieder geval zorgen dat je de producten onder de juist naam levert. De Vaste Keuringscommissie speelt daarin een belangrijke rol. Een goed eindproduct is alleen mogelijk bij gebruik van goed uitgangsmateriaal. Als je daarvan uitgaat, is het duidelijk dat een sterke controle op de productie en handel van uitgangsmateriaal noodzakelijk is. Dat is een taak van de NAKTuinbouw. Niet alle telers komen vanzelf tot een gelijke, uniforme kwaliteit. Als je daarvan uitgaat, is het helder dat er een organisatie moet zijn die dat regelt. Dat is een taak voor de afzonderlijke veilingen en de Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland (VBN).
3.1
Vaste Keuringscommissie (VKC)
Als je telefonisch een partij ananasplanten wilt kopen heb je kans dat je groene ananassen krijgt. Of de bontbladige Ananas comosum ‘Variegatum’ en misschien zelfs wel een partij Eucomis bicolor.’ Voor de internationale handel is het heel belangrijk, dat er geleverd wordt wat is gevraagd. Daarom is een juiste, wereldwijd geaccepteerde naamgeving van het grootste belang. De Vaste Keuringcommissie (VKC) controleert en zorgt voor de juiste naamgeving van (nieuwe) producten. Er is bijvoorbeeld onderzoek verricht naar de juiste naamgeving bij Ficus. Daaruit bleek dat in het verleden bijna de helft van de namen, die in het handelsverkeer gebruikt werden, onjuist waren (figuur 3.1). Dat is niet alleen vervelend, het kan ook juridische consequenties hebben. Bijvoorbeeld als in de internationale handel niet geleverd wordt wat is gevraagd. Juist in de toekomst is het werken met correcte namen van groot belang, omdat: – aan sommige planten niet te zien is welk soort of cultivar het is, bijvoorbeeld weefselkweekproducten; – sommige planten telefonische verkocht worden (de inkoper en/of verkoper krijgen het product niet eens te zien); – het sortiment zo omvangrijk wordt en de verschillen tussen de cultivars zo gering, dat je niet meer kunt verwachten dat elke inkoper en/of verkoper het sortiment nog kent.
36
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 3.1 Het gebruik van de juiste naam is zeker in de handel absolute noodzaak.
Handelsnaam (onjuist)
Correcte naam (na onderzoek VKC)
Ficus indica Ficus benjamina ‘Hawaii’ Ficus nitida ‘Hawaii’ Ficus retusa ‘Hawaii’ Ficus retusa ‘Ministar’ Ficus pendula Ficus longifolia Ficus maclellandii ‘Alli’ Ficus racemosa
Ficus microcarpa ‘Emerald Prince’ Ficus microcarpa ‘Hawaii’ Ficus microcarpa ‘Hawaii’ Ficus microcarpa ‘Hawaii’ Ficus benjamina ‘Ministar’ Ficus benjamina ‘Wendy’ Ficus binnendijkii ‘Amstel Queen’ Ficus binnendijkii ‘Alii’ Coussapoa microcarpa
In het verleden hebben diverse organisaties al gezocht naar een adequate werkwijze om te komen tot uniformiteit in de naamgeving van het assortiment snijbloemen en potplanten. Meer duidelijkheid in het assortiment bleek noodzakelijk, omdat zoals gezegd niet altijd de juiste naam voor het juiste product werd gehanteerd. Maar de kritiek kwam altijd pas nadat de publicatie of de transactie had plaatsgevonden. Ook de VKC controleerde de VBN-artikelcodelijst achteraf op de juiste naamgeving. Dit gaf echter veel verwarring. Het was dus nodig om meer duidelijkheid te krijgen in de naamgeving en om uniforme productdia’s te krijgen, vóórdat een product op de veiling kwam. Daarom werd door de VKC en het VBN-bestuur besloten, dat een product eerst bij de VKC moet worden geregistreerd, voordat opname in de VBN-artikelcodelijst kan plaatsvinden. De registratie bij de VKC staat geheel los van de registratie bij de Raad voor het Kwekersrecht. Een nieuw te veilen product moet je dus eerst aanmelden bij de VKC, afdeling registratie. Dat gebeurt door het inleveren van een aanmeldingsformulier en plantmateriaal. Het formulier bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat de vragen die van belang zijn voor een goede registratie. Het tweede deel bevat vragen die gaan over het aanvragen van een VBN-artikelcodenummer. Een plantennaam moet ondubbelzinnig verwijzen naar plantmateriaal. Daarom moet ook de naam aan een aantal regels voldoen. Deze zijn vastgesteld door de ‘International Code of Nomenclature of Cultivated plants’ en worden ook gebruikt door de VKC. Iedere aanmelder moet zich aan deze regels houden. Wil een aanmelder een naam gebruiken die niet aan deze regels voldoet, dan stelt de VKC in overleg een alternatief voor. Als de naam al door de raad van Kwekersrecht is geaccepteerd, wordt deze overgenomen. De vakbranche wordt geïnformeerd via regelmatige publicaties en met behulp van dia’s door bijvoorbeeld het Bloemenbureau Holland.Figuur 3.2 laat zien hoe een nieuw product moet worden geïntroduceerd.
❑ VASTE KEURINGSCOMMISSIE (VKC)
37
Fig. 3.2 Schematisch overzicht van de introductie van een nieuw ras.
teler/kweker
aanvoer op veiling onder overig nummer
VKC registratie
aanvoer op veiling onder rasnummer
VBN-code op grond van diverse kriteria
raad voor het kwekersrecht
toetsen op voldoende aanvoer
promotie door Bloemenbureau Holland
Vragen 3.1
Een verkeerde naam geeft alleen maar gehannes. Dus waarom zou je het niet gelijk goed doen? a Waarom is het geven van een juiste naam bij de introductie van een nieuw ras zo belangrijk? b Waarom kan het hanteren van een verkeerde naam juist bij de handel in planten zo gevaarlijk zijn? c Waarom mag van de Raad voor het Kwekersrecht de cultivarnaam en de merknaam niet hetzelfde zijn? d Wat hebben de VKC en de Raad voor het Kwekersrecht met elkaar te maken? e Welke eisen stelt de Raad voor het Kwekersrecht aan een nieuw ras?
3.2
NAKTuinbouw
‘Weet je dat zelfs de stekken van jaarrondchrysanten gewogen worden om goed uitgangsmateriaal te krijgen en dat dit nog maar één van de maatregelen is om een mooi uniform eindproduct te krijgen?’ Wil je een kwalitatief goed eindproduct leveren, dan moet je werken met kwalitatief hoogstaand uitgangsmateriaal. Daarom is de veredeling en selectie van uitgangsmateriaal van zeer groot belang. De Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor de Tuinbouw (NAKTuinbouw) waarborgt de kwaliteit en soortechtheid van het uitgangsmateriaal dat telkens geproduceerd moet worden. NAKTuinbouw is een stichting, die onder toezicht staat van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Iedereen die zich bedrijfsmatig bezighoudt met de productie en verhandeling van teeltmateriaal van de hierna genoemde gewassen moet zich aansluiten bij de NAKTuinbouw. De gewassen zijn: aardbeiplanten, bol-, knol- en wortelstokgewassen, bosbouwgewassen, fruittgewassen, kamerplanten, laan- en
38
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
sierbomen, snijbloemen, roos, vaste planten en overige winterharde of halfwinterharde houtige gewassen.
Doelstelling en taken De NAKTuinbouw kent als doelstelling: – Bevorderen dat betrouwbaar teeltmateriaal van bloemisterij- , boomkwekerijgewassen en groentegewassen wordt geproduceerd en in de handel wordt gebracht. – Bevorderen dat dit teeltmateriaal wordt verbeterd. De NAKTuinbouw probeert dit doel te verwezenlijken door het uitvoeren van de volgende taken: – eisen stellen aan teeltmateriaal en dit door keuringen controleren; – instandhouden en vermeerderen van bepaalde gewassen; – virusvrij maken van teeltmateriaal; – diagnoses stellen over de gezondheid van het teeltmateriaal; – afgeven van het plantenpaspoort; – opstellen van voorschriften over de technische inrichting, bedrijfsvoering en administratie van het bedrijf.
Organisatie In het bestuur en de afdelingscommissies van de NAKTuinbouw is de hele keten van de tuinbouw vertegenwoordigd. Niet alleen de productiebedrijven, maar ook de weefselkweekbedrijven, de handelsbedrijven en de eindgebruikers. In de afdelingscommissies overlegt de NAKTuinbouw samen met de direct betrokken bedrijven (productie, handel en eindgebruikers) over keuringseisen en keuringsvoorschriften voor de individuele gewassen. De directie is verantwoordelijk voor: – de uitvoering van de reglementen en bestuursbesluiten van de NAKTuinbouw; – een correcte uitvoering van de keuringen en andere technische werkzaamheden op operationeel niveau. De uitvoerende dienst van de NAKTuinbouw kent verschillende rayons. Voor de bloemisterij en de groenteteelt is de locatie in Roelofarendsveen van belang. Fig. 3.3 De NAKTuinbouw is een belangrijke keuringsinstelling voor uitgangsmateriaal. De kosten van de NAKTuinbouw worden geheel gefinancierd uit de keuringsbijdragen van de aangesloten bedrijven én uit de vergoedingen voor dienstverlening (gebruik van laboratorium, toetscentrum en vermeerderingstuinen).
❑ NAKTUINBOUW
39
Keuringen kwaliteitscontrole
toezicht
De – – –
kwaliteitscontrole vindt plaats door: algemeen toezicht op de productie en verhandeling van teeltmateriaal; controle op de herkomst van teeltmateriaal; uitvoering van keuringen tijdens de productie (veldkeuringen) en bij de aflevering (partijkeuringen).
Bedrijven dienen daarbij steeds zelf de nodige maatregelen te nemen. Zij zijn voortdurend verantwoordelijk voor een goede en gezonde productie. De NAKTuinbouw voert daarop toezicht uit door onder meer controle op: – rasechtheid en raszuiverheid; – herkomst; – gezondheid; – uitwendige kwaliteit. We noemen een product rasecht of soortecht wanneer het wordt verhandeld onder de juiste naam. Raszuiver betekent dat er in de partij niet te veel afwijkingen voorkomen. De keuringsvoorschriften stellen niet alleen eisen aan het product maar ook algemene eisen aan de bedrijfsinrichting en bedrijfsvoering. Zo worden er afhankelijk van het gewas specifieke eisen gesteld aan de belending en de inrichting van percelen. Verder moet de technische uitrusting van het bedrijf zodanig zijn dat de productie van teeltmateriaal op betrouwbare wijze kan plaatsvinden. De NAKTuinbouw stelt ook eisen aan de bedrijfshygiëne. Bovendien wordt van de producent van teeltmateriaal verwacht dat hij alle noodzakelijke cultuurmaatregelen neemt, met name wat betreft gewasbescherming en onkruidbestrijding. De bedrijven die bij de NAKTuinbouw zijn aangesloten moeten volledig voldoen aan de hiervoor beschreven bedrijfs- en producteisen. Pas dan kan het bedrijf door de NAKTuinbouw worden erkend. Constateert de keuringsdienst dat de voorschriften niet (meer) worden nageleefd, dan kunnen er sancties worden opgelegd, waaronder het intrekken van de erkenning. Het bedrijf mag dan geen teeltmateriaal meer verhandelen. Sinds 1994 kent Nederland twee kwaliteitsniveaus voor teeltmateriaal: – standaardmateriaal; – gecertificeerd materiaal.
40
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 3.4
Verplichte basiskeuring en vrijwillige certificeringskeuring.
Standaardmateriaal Standaardmateriaal voldoet aan de minimumeisen ten aanzien van rasechtheid, raszuiverheid, gezondheid en uitwendige kwaliteit. Deze eisen zijn te vinden in het keuringsreglement van de NAKTuinbouw en zijn veelal gebaseerd op Europese regelgeving.
❑ NAKTUINBOUW
41
Gecertificeerd materiaal
waarmerkstrookjes
Fig. 3.5
Teeltmateriaal kan door de NAKTuinbouw worden gecertificeerd, als het voldoet aan zwaardere eisen op het gebied van gezondheid (virusvrij) en (uitwendige) kwaliteit. Deze eisen zijn vastgelegd in het certificeringsreglement voor het betrokken gewas. Hierbij is steeds van belang dat het voorgeschreven vermeerderingssysteem wordt toegepast. Bij sierteeltproducten gelden Elitesystemen: SEE- EE - E.(SterExtraElite, ExtraElite, Elite). Het gebruikte uitgangsmateriaal moet uit de naast-hogere categorie afkomstig zijn. Dus EE-materiaal is afkomstig van SEE-materiaal. De keuringen en controles van de NAKTuinbouw zijn scherp en intensief. De keuringsdienst moet namelijk verantwoord een eigen, officieel document kunnen afgeven. Dit document, het certificaat, kan partijbegeleidend zijn. Het kan echter ook aan individuele producten of verpakkingseenheden worden bevestigd. Een voorbeeld hiervan zijn de waarmerkstrookjes. Oranje waarmerkstrookjes voor rasecht en virusvrij teeltmateriaal en witte waarmerkstrookjes voor teeltmateriaal van geïdentificeerde afstemming qua rasechtheid. Op een waarmerkstrookje zijn veel gegevens te vinden.
Plantenpaspoort Sinds 1 juni 1993 voert de NAKTuinbouw ook de zogenaamde fytosanitaire inspecties uit. Deze zijn gericht op de afgifte van het plantenpaspoort. Vanaf deze datum is elke lidstaat van de Europese Unie verplicht om een officiële instantie aan te wijzen, die toeziet op de naleving van de paspoortregels. In Nederland is dat de Plantenziektenkundige Dienst, die de uitvoering in de boomkwekerij echter heeft gemandateerd aan de NAKTuinbouw. Omdat de landsgrenzen binnen de Europese Unie zijn komen te vervallen, worden de ‘grenzen’ verlegd naar elk bedrijf afzonderlijk. Elke partij teeltmateriaal van paspoortplichtige gewassen, moet voorzien zijn van een EEC-plantenpaspoort op het moment dat het de kwekerij verlaat. Dit plantenpaspoort
42
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Plantenziektenkundige Dienst Vragen 3.2
vervangt bij verhandeling binnen de Europese Unie het internationale fytosanitaire certificaat. Bij verhandeling buiten de Europese Unie blijft in Nederland de Plantenziektenkundige Dienst (PD) zelf de controle verrichten en de afgifte van de internationale fytosanitaire certificaten verzorgen. Neem figuur 3.6 over en vul het schema aan met de volgende woorden. financiën, herkomst, keuringsbijdragen, E-materiaal, teeltmateriaal, standaardmateriaal, gecertificeerd materiaal, EE-materiaal, vergoedingen voor dienstverlening, rasechtheid en raszuiverheid, toezicht, uitwendige kwaliteit, plantenpaspoort, SEE-materiaal, gezondheid.
Fig. 3.6 De NAKTuinbouw in een schema.
toezicht NAK tuinbouw
3.3
Verenigde Bloemenveilingen Nederland (VBN)
‘Weet je dat de slechtste planten altijd midden in de bak en op de onderste laag van de veilingkar staan bij sommige telers. De veiling zou daar toch een beter op moeten letten’. De Nederlandse bloemenveilingen hebben hun algemene belangenbehartiging ondergebracht bij de Verenigde Bloemenveilingen Nederland (VBN). Die vervult een coördinerende rol op het gebied van kwaliteit, neemt initiatieven en zorgt voor dienstverlening. Over het te voeren kwaliteitsbeleid laat het bestuur van de VBN zich adviseren door de verschillende werkgroepen. Het kwaliteitsbeleid van deze werkgroepen wordt mede voorbereid door de afdeling product van de VBN.
❑ VERENIGDE BLOEMENVEILINGEN NEDERLAND (VBN)
43
Fig. 3.7 Het beeldmerk van de VBN.
kwaliteitsgroepen
De Verenigde Bloemenveilingen Nederland (VBN) houdt zich bezig met de kwaliteit van het eindproduct. Daarbij spelen de aanvoervoorschriften een centrale rol. De kwaliteit van de eindproducten moet veel aandacht krijgen vanwege de sterke productiegroei en de schaalvergroting in de productie. Een systeem waarbij goede kwaliteit beter betaald wordt, zal de beste stimulans zijn om een kwaliteitsproduct af te leveren. Daartoe hebben de veilingen in het verleden al vroeg actie ondernomen, namelijk door bloemen en planten in kwaliteitsgroepen (A1, A2, B1) te veilen. Er zijn aanvoervoorschriften samengesteld in overleg met de productcommissie. Deze bevatten regels over de kwaliteit, de sortering en de verpakking van het aan te voeren product. De veilingen maken ook wel aanvoervoorschriften in overleg met hun eigen gewasgroepen. Sommige veilingen scherpen hun voorschriften zelfs nog verder aan, zodat deze zelfs strenger zijn dan de aanvoervoorschriften van de VBN. Dit geldt zowel voor snijbloemen als potplanten. Bij een ongelijke sortering per teler kunnen partijen van verschillende telers niet bij elkaar gevoegd worden. Hierdoor ontstaat een zeer wisselend kwaliteitsbeeld, wat ongewenst is voor de handel. Daarom zijn de uniforme richtlijnen voor de sortering verscherpt en opgenomen in de aanvoervoorschriften. Bij snijbloemen wordt in het algemeen gekeurd op steellengte. Tegenwoordig probeert men nog uniformere partijen te krijgen door nog uniformer te sorteren, bijvoorbeeld door: – alle partijen (bossen of bundels) te wegen op hetzelfde gewicht (chrysant, tulp, Gypsophila, Fresia, Aster ericoides en Narcis); – te sorteren op een minimum aantal knoppen (Anjer, Lelie); – te sorteren op een minimum diameter (Gerbera); – te sorteren op het aantal koppen bij Sering. Versheid is een eis die nog niet universeel hard gemaakt kan worden. Dat komt omdat de detectiemethoden daartoe nog ontbreken. De planten en bloemen worden op dit moment op vele manieren aangeboden. Er worden duidelijke richtlijnen ontwikkeld om te komen tot een grotere eenheid in presentatie en verpakking. En er wordt gewerkt aan uniforme hoezen per productgroep.
44
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
De wetgeving op het gebied van kwaliteit
Productschap voor Tuinbouw
Algemene Inspectie Dienst
Vragen 3.3
In het handelsverkeer heb je te maken met wettelijke bepalingen over kwaliteit en kwaliteitsaanduiding. Zo is in 1974, na besluitvorming binnen de EG, een verordening ‘Kwaliteitsnormen Groothandel snijbloemen en snijgroen’ vastgesteld. In Nederland worden dergelijke verordeningen vastgesteld door het Productschap voor Tuinbouw (PT). De werking van een verordening is te vergelijken met een wet. In de verordening van het Productschap voor Tuinbouw wordt uitgegaan van een productindeling in de klassen I en II (in veilingtaal: A en B kwaliteit). Het kwaliteitsbeleid van de veilingen is erop gericht om te streven naar een zo groot mogelijk aanvoer van producten in klasse I. In de praktijk wordt slechts een klein percentage van de producten geveild als klasse II (veelal geveild als 2e soort). De door de VBN ontwikkelde kwaliteitsnormen voldoen ruimschoots aan de normen van het PT. Er zullen geen problemen ontstaan bij inspecties als de exporthandel uitsluitend werkt met klasse I producten. In Nederland wordt de naleving van de PT-kwaliteitsverordening gecontroleerd door de Algemene Inspectie Dienst (AID), het controleapparaat van het Ministerie van Landbouw. De Vereniging van Groothandelaren voor Bloemkwekerijproducten, de VBN, de AID en het Ministerie zijn in principe overeengekomen, dat de AID deze controle uitvoert voordat de producten geveild worden. In de groothandelsfase op de veilingen vindt dan ook in het algemeen geen controle plaats. Hoe deze controle in het buitenland georganiseerd is, kan per land verschillend zijn. Binnen de EG zijn dezelfde PT-kwaliteitsnormen van toepassing. Geef aan welke van de volgende stellingen juist zijn. a De AID controleert de naleving van de PT-verordeningen. b De ‘Kwaliteitsnormen Groothandel snijbloemen en snijgroen’ zijn vastgesteld door de EU. c Bij de verordening ‘Kwaliteitsnormen Groothandel snijbloemen en snijgroen’ wordt uitgegaan van een indeling in drie klassen. d De controle door de AID gebeurt nadat de bloemen geveild zijn. e Het AID is het controleapparaat van de Verenigde Bloemenveilingen Nederland (VBN). f De VBA-voorschriften zijn soms strenger dan de VBN-voorschriften. g NAKT keurt alleen op gezondheid (o.a. virus). h Versheid is op dit moment een geschikt criterium voor het bereiken van grotere uniformiteit. i De belangrijkste keurnorm bij snijbloemen is de steellengte. j Het vermeerderingsmateriaal van de roos valt onder de NAKT-keuring. k Gewichtsortering van snijbloemen wordt tegenwoordig niet meer toegepast. l Op dit moment valt het uitgangsmateriaal van alle snijbloemen onder de NAKTkeuring.
❑ VERENIGDE BLOEMENVEILINGEN NEDERLAND (VBN)
45
3.4
Afsluiting
Voor de realisatie van een juiste handel en goede kwaliteit van de eindproducten spelen enkele organisaties een belangrijke rol. De VKC zorgt voor een juiste naamgeving van de producten die verhandeld worden via de veiling. Het veranderen van een eenmaal verkeerd ingeburgerde naam geeft veel misverstanden. Tegenwoordig komt een product pas op de artikelcodelijst van de VBN als de naam gecontroleerd is door de VKC. De NAKTuinbouw is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het uitgangsmateriaal dat in de handel gebracht wordt. De NAKTuinbouw probeert dit te realiseren door: – eisen te stellen aan teeltmateriaal en dit door keuringen te controleren; – bepaalde gewassen in stand te houden en te vermeerderen; – teeltmateriaal virusvrij te maken; – diagnoses te stellen over de gezondheid van teeltmateriaal; – het plantenpaspoort af te geven; – voorschriften op te stellen over de technische inrichting, de bedrijfsvoering en de administratie. De – – – –
keuring van het plantmateriaal is vooral gericht op: rasechtheid en raszuiverheid; herkomst; gezondheid; uitwendige kwaliteit van teeltmateriaal.
De veilingen (VBN) streven met hun kwaliteitsbeleid naar een zo groot mogelijk aanvoer van producten in de klasse I. In de praktijk wordt slechts een klein percentage van de producten geveild als klasse II (veelal geveild als 2e soort). In Nederland wordt de naleving van de PT-kwaliteitsverordening gecontroleerd door de Algemene Inspectie Dienst (AID), het controleapparaat van het Ministerie van Landbouw. Tussen de Vereniging van Groothandelaren voor Bloemkwekerijproducten, de VBN, de AID en het Ministerie is in principe overeengekomen, dat deze controle door de AID uitgevoerd wordt voordat producten geveild worden. In de groothandelsfase op de veilingen vindt dan ook in het algemeen geen controle plaats.
46
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
4
Houdbaarheid van snijbloemen
Oriëntatie De cd die je gisteren in de winkel hebt gekocht, blijkt beschadigd te zijn. Elke keer als je de cd afspeelt, blijkt dat hij een bepaald gedeelte van de muziek overslaat. Je gaat terug naar de winkel en doet je beklag. Waarschijnlijk zul je een nieuwe cd krijgen. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar in de bloemenbranche is dat allerminst zo. Het is zelfs de vraag of een consument zal klagen over de houdbaarheid van een bepaalde bos snijbloemen of een boeket. De kans bestaat en dat is natuurlijk voor de bloemenbranche nog veel erger dat deze consument na meerdere teleurstellingen geen of minder bloemen zal kopen. Daarom is houdbaarheid zo belangrijk. Een tevreden consument zal terugkeren.
4.1
Wat is houdbaarheid?
‘Een goede houdbaarheid is belangrijk. Consumenten vinden het zelfs een van de allerbelangrijkste eigenschappen van snijbloemen. Maar wat is houdbaarheid eigenlijk?’
vaasleven
vuistregels
Houdbaarheid is het aantal dagen dat de snijbloemen kwalitatief in leven zijn. Hierbij moet je denken aan de kleur van de bloem en van het blad, de stevigheid van de bloemblaadjes en de stengel, de bloemgrootte, de uitbloei, en dergelijke. Je noemt dit het vaasleven. De lengte van het vaasleven staat natuurlijk wel in verband met de bloemensoort. Je vindt het normaal dat een chrysant langer staat dan een narcis. Door de juiste verzorging van snijbloemen kun je de levensduur verlengen en kunnen de bloemen helemaal open komen. Kennis over houdbaarheid van snijbloemen is van belang voor alle fasen in de productie- en afzetketen. Direct na de oogst van de bloem is het belangrijk dat de stofwisselingsprocessen en de productie van ethyleen worden afgeremd. Een juiste temperatuur en luchtvochtigheid, maar ook het toepassen van voorbehandelings- en houdbaarheidsmiddelen zijn belangrijke punten voor het verkrijgen van een goede houdbaarheid. Enkele vuistregels voor een goede verzorging van snijbloemen zijn: – zet de bloemen zo snel mogelijk op water; – laat ze acclimatiseren in de opslagruimte; – beperk de verdamping zo veel mogelijk; – hou de temperatuur zo laag mogelijk en maak dus gebruik van een koelcel; – gebruik schoon water. Daarnaast is het mogelijk de houdbaarheid te verlengen door gebruik te maken van bepaalde middelen. De tuinder kan daarbij gebruikmaken van voorbehandelingsmiddelen en de consument van houdbaarheidsmiddelen. Ook voor de handel zijn specifieke middelen ontwikkeld.
❑ HOUDBAARHEID VAN SNIJBLOEMEN
47
Voorbehandelen Voorbehandelen is het behandelen van geoogste bloemen met als doel de houdbaarheid op een zo hoog mogelijk peil te houden. Om dit te bereiken, zet je de bloemen na de oogst op water met een voorbehandelingsmiddel. Het voorbehandelen vindt bij de tuinder plaats voordat de bloemen op de veilingen terechtkomen. Er zijn zes verschillende redenen waarom het gewenst is (en door de veiling verplicht gesteld is) bloemen voor te behandelen. Deze redenen zijn: – beperken van de bacteriegroei in de stengel; – voeden van de snijbloem; – vertragen van de bladvergeling; – beschermen van de bloem tegen ethyleen; – lucht in de stengel na droge bewaring; – tegengaan van wondheling. Vragen 4.1
a b c
4.2
Noem tenminste vier aspecten waarop je houdbaarheid van snijbloemen moet beoordelen. Wat zijn de vijf vuistregels voor de verzorging van snijbloemen? Wie voert de voorbehandeling uit en waarom?
Beperken van de bacteriegroei in de bloemstengel
‘Om bloemen te verhandelen, moeten ze in een goede conditie verkeren, zodat het verlies aan kwaliteit tijdens de verhandeling zo klein mogelijk blijft. Daarom moet je bloemen altijd snel op water zetten.’
voorwateren
Na de oogst zet of hang je de bloemen gedurende een aantal uren in schoon water. Dit noem je voorwateren. In principe moet dit bij alle bloemen gebeuren, maar het is vooral erg belangrijk bij rozen, gerbera’s, bouvardia’s, tulpen en een aantal zomerbloemen.
Hoe vindt de verstopping plaats door bacteriën? Bloemen zijn als ze nog aan de plant zitten vaak al besmet met bacteriën. Ook in leidingwater zit al een hoeveelheid bacteriën. Deze bacteriën hebben een zeer hoge groeisnelheid en worden bij het voorwateren met het water opgenomen door de bloemsteel. Als bacteriën (of andere micro-organismen) in grote aantallen aanwezig zijn, zitten ze de waterstroom in de weg. Om dit te verduidelijken is in figuur 4.1 (1) een rozenstengel getekend. De stengels van andere bloemen zien er in principe hetzelfde uit. Water wordt aangezogen, omdat de bladeren veel en de bloemen een beetje water verdampen.
48
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 4.1
(1) Doorsnede van een rozenstengel. De vaatbundels liggen als een kring rondom de kern van de stengel. (2) Gedetailleerde opname van vaatbundels. (3) Doorsnede van de vaatbundel en het transport van water is met pijltjes aangegeven. Er zijn slechts drie vaatbundels getekend. (4) Een sterk vergrote tekening van de opening van de zijwand van een houtvat. (5) Een sterk vergrote tekening van de opening in de zijwand van een houtvat.
Het watertransport in de bloemsteel vindt plaats door houtvaten. Deze houtvaten liggen in groepen, de vaatbundels, bijeen. Vaatbundels liggen naast elkaar en vormen samen een cirkel. In figuur 4.1 (2) is een dwarsdoorsnede van een vaatbundel getekend. Zichtbaar is dat elke bundel een flink aantal grote houtvaten bevat. Grote vaatbundels bevatten ongeveer tien van deze rijen, met in totaal 50 tot 65 grote houtvaten. Er zijn ongeveer veertig vaatbundels. Het aantal houtvaten bedraagt ongeveer 1500. In figuur 4.1 (3) is schematisch weergegeven hoe de houtvaten er op een lengtedoorsnede uitzien. De vaten zijn dicht vanaf het snijvlak tot aan het blad of tot de bloem. In de vaten zitten schotten waar geen water door kan. Het water kan wel via de zijwand van het vat naar het naastgelegen vat stromen. Door de aanwezigheid van schotten moet het water regelmatig oversteken. In de zijwanden van de vaten kan het water op veel plaatsen passeren. Het stroomt door hele kleine openingen in de wand. In de figuren 4.1 (3) en (4) is met letters aangegeven waar bacteriën de
❑ BEPERKEN VAN DE BACTERIEGROEI IN DE BLOEMSTENGEL
49
waterstroom kunnen tegenhouden. Er kan zich een bacterielaag op het snijvlak vormen (plaats a in figuur 4.1 (3)). Bacteriën zijn groot genoeg om de opening bij b in figuur 4.1 (5) te sluiten en dus ook groot genoeg om de poriën bij d te blokkeren, als ze in de ruimte c zouden doordringen.
Verstopping door afscheidingsproducten
verslijming
slap hangen
Als er bacteriën in het water zitten, verstoppen deze de openingen in de houtvaten. De wateropname verloopt hierdoor een stuk moeizamer. Ook aan het snijvlak kunnen bacteriën zich ophopen en daar de wateropname bemoeilijken. Daarnaast kunnen bacteriën mogelijk producten afscheiden die de openingen in de houtvaten verstoppen of die verslijming van de bloemstengels (gerbera) tot gevolg hebben. Verder zouden bacteriën ook giftige verbindingen produceren die met de waterstroom naar hogere delen van de plant gaan om daar een negatief effect te hebben. Dit is dan geen blokkering, maar de bloem kan het water niet zo goed vasthouden. Besmetting met bacteriën veroorzaakt van de uitbloei van snijbloemen. Rozen hebben bijvoorbeeld vaak een slappe nek en gerbera’s krommen snel. Deze verschijnselen komen veel minder voor als je met schoon water werkt. De bacteriën verstoren de waterhuishouding van de snijbloemen. Omdat de bloemen te weinig water kunnen opnemen, vermindert de spanning in het weefsel. Daar waar de stengel geen ondersteuning heeft van houtig weefsel, buigt deze door onder het gewicht van de bloem. De bloemen gaan slap hangen. De houdbaarheid van bloemen die in met bacteriën vervuild water staan, is dan ook aanzienlijk slechter dan die van bloemen voorgewaterd in schoon water. Het is dus van belang dat je voor het voorwateren schoon water gebruikt. Ook moet je de oogstwagens, plukemmers en voorwaterbakken schoonmaken.
Middelen die de bacteriegroei tegengaan
aluminiumsulfaat en chloorverbindingen
Om de bacteriën in het water en op de buitenkant van de bloemsteel te doden of de bacteriegroei te remmen, kun je chemicaliën aan het water toevoegen. De meest in de praktijk toegepaste chemicaliën zijn aluminiumsulfaat en chloorverbindingen, maar ook andere bactericiden als HQC, HQS en de quaternaire ammoniumverbindingen (Quats), kun je toepassen. Welke middelen je gebruikt, is afhankelijk van het gewas en ras. Aluminiumsulfaat verlaagt de pH (= zuurgraad) van het water tot 4,0-4,5. De bacteriegroei remt hierdoor sterk af. De reeds aanwezige bacteriën gaan niet dood door het aluminiumsulfaat. Aluminiumsulfaat is een belangrijk bestanddeel van snijbloemenvoedsel en is zichtbaar als bezinksel onder in de vaas. Dit bezinksel heeft een zeefwerking voor bacteriën. De rozen, de gerbera’s en veel zomerbloemen krijgen een voorbehandeling met een bactericide. De wateropname voor deze gewassen blokkeert als er meer dan 1 miljoen bacteriën per gram steel aanwezig zijn. De aanvoer van bloemen op schoon water werkt ook positief door in de handelsfase. Voor een goede houdbaarheid is niet alleen het voorbehandelen belangrijk, maar ook een optimale waterkwaliteit is wenselijk. Ideaal zou zijn: EC< 0,5 mS/cm, Na < 1,5 mmol/l en Cl < 1,5 mmol/l. In het verleden zetten veel handelaren hun bloemen in de koelcel op bakken met water. Dit water deed echter meer kwaad dan goed aan de bloemen vanwege de
50
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
vaak enorm hoge bacteriegetallen. Het verversen van het water en het schoonmaken van de bakken gebeurde veel te weinig. Zo kon het gebeuren dat de moeite die de tuinder deed om de stelen zo schoon mogelijk te houden, door de handelaar tenietgedaan werd. Fig. 4.2 Het verband tussen het aantal vaasdagen (zwarte vlak) en het aantal bacteriën per gram steel.
Aantal vaasdagen 20
10
0 100
1.000
10.000 100.000 1 milj.
10 milj. 100 milj 1 miljard 10 miljard
Aantal bacteriën per gram steel
kiemgetal
Vragen 4.2
Op een aantal veilingen neemt men regelmatig monsters van het water waarin de bloemen staan en van de bloemstelen. Dit is om het aantal bacteriën erin te bepalen. De exacte grens van een acceptabel aantal levende bacteriën is moeilijk te geven. Het totale kiemgetal zegt iets over het totaal aantal levende bacteriën, maar zegt niets over de soort bacteriën. Het kiemgetal kan namelijk opgebouwd zijn uit zeer verschillende soorten bacteriën. Deze hoeven niet allemaal even schadelijk te zijn. Daarnaast kunnen dode bacteriën mogelijk schadelijk zijn. Op de veiling VBA in Aalsmeer is de totale kiemgetalgrens in de bloemstelen voor rozen en voor gerbera’s op 106 gesteld (105 is het nieuwe streefgetal). Bacteriegroei in de bloemstengel kun je met recht beschouwen als een van de grootste oorzaken van de slechte houdbaarheid van veel snijbloemen. Toch is niet elke bewering over bacteriën en snijbloemen juist. Geef aan of de volgende beweringen juist of onjuist zijn: 1 Bacteriën verstoppen de houtvaten. 2 In leidingwater zitten geen bacteriën. 3 Bacteriën produceren ook allerlei bijproducten, maar die zijn niet nadelig voor de houdbaarheid. 4 In een rozenstengel zitten ongeveer veertig vaatbundels. 5 Elke vaatbundel in de stengel van een roos bevat ongeveer drie tot vijf houtvaten. 6 Dode bacteriën zijn onschadelijk in de bloemstengel. 7 Aluminiumsulfaat is een bactericide. 8 Bacteriën verstoppen de vaatbundels over de gehele lengte van de bloemsteel.
❑ BEPERKEN VAN DE BACTERIEGROEI IN DE BLOEMSTENGEL
51
4.3
Voeden van de snijbloemen
‘Voor een goede ontwikkeling en het open komen van de knoppen, moeten de bloemen en knoppen over voldoende voedsel kunnen beschikken. Het snijstadium is hierbij van groot belang.’ Als je bloemen te rauw snijdt, hebben ze veelal te weinig reservevoedsel. De knoppen komen dan niet goed tot ontwikkeling en sterven vroegtijdig af.
Waarom hebben snijbloemen voedsel nodig?
suikerconcentratie
voorraadvoeding
behandelingsduur
Vragen 4.3
Onder natuurlijke omstandigheden zal een bloem die niet geoogst is steeds voedingstoffen vanuit de bladeren aangevoerd krijgen. De bladeren produceren met behulp van zonlicht suikers. Deze suikers transporteert de plant naar de bloemknop. In de bloem ontstaat een verhoogde suikerconcentratie die water aanzuigt, waardoor de bloem open kan komen. Bij een eenmaal geoogste bloem is nauwelijks nog sprake van assimilatie en productie van suikers. Daarom moeten sommige bloemen die niet voldoende suiker in voorraad hebben in de stengel of de knop een aanvullende hoeveelheid suiker krijgen. Snijbloemen gebruiken voor het voeden dus suikers. De bloemen worden nadat ze geoogst zijn op een suikeroplossing gezet. Bij een voorbehandeling met suikers spreek je van een voorraadvoeding. Hiermee voorkom je dat de hoeveelheid koolhydraten tijdens de afzet op een te laag niveau komt. In de praktijk pas je een voorbehandeling met suikers weinig toe. Een algemene toepassing van een voorbehandeling met suikers gebeurt alleen bij gypsophila’s en is ook verplicht gesteld door veilingen. Bij zo’n voorbehandeling is het belangrijk, dat je uitgaat van schoon water en schone emmers. Daarnaast moet je ook een bactericide aan het water toevoegen. Suiker is namelijk niet alleen een goede voeding voor snijbloemen, maar het is ook een zeer goede voedingsbodem voor bacteriën. Voor voldoende opname is een behandelingsduur van minimaal twintig uur noodzakelijk. Op de veiling mag je bloemen op een oplossing van suiker met een bactericide aanvoeren. De lange voorbehandelingsduur hoeft dus geen probleem op te leveren. Om te controleren of de bloemen ook voorbehandeld zijn met een suikeroplossing, neemt men van het water waarop de bloemen aangevoerd zijn, regelmatig een monster. Met behulp van een refractometer kun je dan de suikerconcentratie bepalen. Bij gypsophila’s moet deze concentratie drie procent zijn. Maak van de volgende woorden een korte en logisch opgebouwde tekst: suikerconcentratie, voorraadvoeding, assimilatie, behandelingsduur, bactericide, gipskruid, zonlicht en schoon water.
4.4
Vertraging van de bladvergeling
‘Niet alleen het verwelken van de bloem of het niet goed open komen van de knoppen (krimpen) zorgt voor vermindering van de sierwaarde, maar ook het vroegtijdig vergelen van het blad.’
52
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
groeiregulatoren
tracer
Vragen 4.4
Voordat de bloem verwelkt is, kan het blad vergelen, waarna blad afvalt. Dit is onder andere het geval bij alstroemeria, lelie en Euphorbia fulgens. Bij deze gewassen is waarschijnlijk de toevoer van groeiregulatoren (groeistoffen) vanuit de wortels erg belangrijk voor de bladeren. Na het afsnijden van de bloem stopt deze toevoer en kan bladvergeling optreden. Als je deze bloemen met bepaalde groeiregulatoren (bijvoorbeeld gibberellinezuur) voorbehandelt, kun je de vroegtijdige bladvergeling vertragen. In de praktijk pas je dit toe bij de gewassen alstroemeria, lelie en Euphorbia fulgens. Je mag groeistoffen met het water waar de bloemen in staan naar de veiling brengen. De controle op groeistoffen is moeilijk. De aanwezigheid van stoffen is namelijk nog moeilijk aan te tonen. Daarom is bij de groeistoffen vaak een tracer of merkstof toegevoegd. De tracer is wel eenvoudig aan te tonen. Zo kun je dus toch een indicatie krijgen over de voorbehandeling. Een tracer kan echter nooit de aanwezigheid van de werkzame stof in de bloem garanderen. a b c d e
Op welke wijze kun je aantonen of de tuinder heeft voorbehandeld met: een bactericide, een hormoon of suiker? Noem drie manieren waarop bacteriën de houdbaarheid van snijbloemen nadelig beïnvloeden. Verklaar waarom een rijpe bloemknop meer suikers bevat dan een rauwe bloemknop. Waarom zou suiker in een voorbehandelingsmiddel ongewenst zijn en in een houdbaarheidsmiddel gewenst? Mag je bloemen, die in een oplossing met voorbehandelingsmiddel met chloor, suiker of groeiregulator, staan op de veiling aanvoeren? Waarom wel/niet?
4.5
Beschermen van de bloem tegen ethyleen
‘Ethyleen (C2H4) is een natuurlijk verouderingshormoon. De ethyleenconcentratie in de buitenlucht is 0,003-0,005 ppm. Producenten van ethyleen zijn onder andere bloemen, groenten en fruit, maar ook in uitlaatgassen van motoren komt ethyleen voor.’ Een probleem is dat sommige soorten bloemen veel ethyleen produceren, maar er niet gevoelig voor zijn, terwijl je ook ziet dat andere bloemen nauwelijks ethyleen produceren, maar er zeer gevoelig voor zijn. Veel gewassen zijn gevoelig voor het gasvormige hormoon ethyleen. Fig. 4.3 Fresia’s zijn gevoelig voor ethyleen. Links zonder voorbehandeling, rechts met voorbehandeling.
Door een toename van het ethyleengehalte in of om de bloem treedt er een verstoring
❑ BESCHERMEN VAN DE BLOEM TEGEN ETHYLEEN
53
hormoonbalans
autokatalytische ethyleenproductie
54
op van de hormoonbalans van de bloem. Dit kan leiden tot het vervroegd optreden van verouderingsverschijnselen of afwijkingen. Hoe meer van het hormoon aanwezig is, hoe sneller een bloem uitbloeit. Bij langdurige of gecombineerde bewaring van bloemen met fruit en/of groenten kan de ethyleenconcentratie voor bloemen te hoog oplopen. Dit kan tot aanzienlijke schade leiden. De ethyleengevoeligheid van bloemen is van veel factoren afhankelijk. Voor een groot deel is deze genetisch bepaald. Een anjer is bijvoorbeeld zeer gevoelig voor ethyleen. Bij 0,05 ppm kan al schade optreden, terwijl een chrysant veel minder gevoelig is voor ethyleen. In figuur 4.3 is de ethyleengevoeligheid van fresia’s weergegeven. Naast de erfelijke factoren zijn er nog een aantal andere die invloed hebben op de mate waarop bloemen op ethyleen reageren. De belangrijkste zijn: – ethyleenconcentratie; – temperatuur; – blootstellingsduur; – CO2-concentratie. De meeste snijbloemen produceren in de beginfase in het algemeen zelf zeer weinig ethyleen (0,1 - 1l/kg.h bij 20°C). Bij de veroudering of na de bevruchting van de bloem kan de productie echter zeer hoog oplopen (1000 maal hoger dan normaal). Maar ook andere factoren beïnvloeden de eigen ethyleenproductie, zoals vochtverlies, positie tijdens transport (staand of liggend), schudden, lichtgebrek, verwondingen en microbiële aantastingen. Waarschijnlijk controleert de plant zelf de ethyleenproductie. Als er voldoende ethyleen is, ‘merkt’ de plant dit en remt daardoor de eigen ethyleenproductie af. Wanneer dit mechanisme niet meer goed functioneert, treedt de zogenoemde autokatalytische ethyleenproductie op. Hierbij stimuleert de aanwezigheid van ethyleen in de plant of bloem de ethyleenproductie. Dit treedt onder andere op bij de verwelking van verschillende soorten bloemen, waaronder de anjer. Enkele dagen na het oogsten van een anjer wordt onder invloed van ethyleen zelf, de ethyleenproductie sterk gestimuleerd tot een waarde die honderden malen hoger is dan eerst. Deze snel oplopende ethyleenproductie is de reden dat de anjer verwelkt. Als je de anjer niet oogst dan treedt de autokatalyse ook op, maar veel later.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Ethyleenproductie
Fig. 4.4 Bij autokatalytische ethyleenproductie neemt de eigen ethyleenproductie van de bloem versneld toe door de stijging van de hoeveelheid ethyleen in de bloem.
Tijd
De schade die ethyleen veroorzaakt, is zeer uiteenlopend. Bij anjers, gypsophila’s en duizendschoon ‘krimpen’ de bloemen en bij alstroemeria’s, irissen, narcissen, rozen en een aantal soorten orchideeën verwelken de bloemen zeer snel. Bloem- en knopval treedt op bij veel zomerbloemen (delphiniums, aconitums, lelies) als gevolg van ethyleen. Ook kan verkleuring van de bloem optreden. Fig. 4.5
Een aantal ethyleen gevoelige gewassen met de schadeverschijnselen.
Soort
Cultivar
Ethyleengevoeligheid
Schadeverschijnselen
Alstroemeria Anjer (grootbloemig) Anjer (tros) Cymbidium Euphorbia fulgens Lelie Narcis Aconitum napellus Delphinium
Orchid Le Reve
*** **** **** **** **** *** *** **** ****
Snelle verwelking en verkleuring van de kroonbladeren. Krimp en inrollen bloembladeren. Open bloemen krimpen, knoppen ontpooien zich niet. Lipverkleuring. Bladvergeling, bladval en bloemval. Snelle verwelking. Snellere verwelking, kleinere bloemknopontwikkeling. Bloem- en knopval. Bloem- en knopval.
Carlton
Om ethyleenschade in eerste instantie te voorkomen, moet je zorgen dat er in de lucht rondom de bloemen geen te hoge ethyleenconcentratie ontstaat. Dit kan onder andere door ethyleenproducerende producten en ethyleengevoelige producten gescheiden te bewaren en te transporteren en de lucht voldoende te ventileren met buitenlucht.
❑ BESCHERMEN VAN DE BLOEM TEGEN ETHYLEEN
55
Voorbehandelen tegen ethyleen
zilverthiosulfaat
kwalitatieve methode
Door aan de bloemen zilver toe te dienen, verminder je de gevoeligheid van de bloem voor ethyleen. Het positief geladen zilverion kan de stengel van de bloem echter zeer moeilijk opnemen. In de vorm van zilverthiosulfaat (STS) neemt de tak het wel gemakkelijk op en kan het naar de bloem getransporteerd worden. Als je de bloem behandelt met zilverthiosulfaat (STS) kun je de gevoeligheid van de bloem voor ethyleen verminderen. Dit geldt voor zowel het ethyleen dat de bloem zelf produceert als het ethyleen dat van buitenaf de bloem binnendringt. De gevoeligheid voor ethyleen kun je verminderen door toevoeging van groeiregulatoren of suikers. De werking is veel minder sterk dan de werking van STS. Bij sommige gewassen is voorbehandeling met STS verplicht, bij andere gewassen is dit aan te bevelen. Bij toepassing van STS moet je de volgende punten in acht nemen: – gebruik schoon water en schone emmers; – gebruik geen metalen emmers (neerslaan zilver); – houd de juiste concentratie aan; – behandel lang genoeg, bijvoorbeeld anjers minimaal vier uur; – gebruik de oplossing maximaal een week; – gooi oude en nieuwe oplossingen niet bij elkaar; – loos restoplossingen niet, maar voer deze af in neerslagvaten via de veilingen; – zet de bloemen over op schoon water; – bewaar het middel koel en donker. Op de veilingen kun je regelmatig stengel-, knop- en/of bloemmonsters nemen om te controleren of de bloemen ook echt met STS voorbehandeld zijn. Het gaat hier om een kwalitatieve methode. Een kwantitatieve methode pas je niet toe. Een nadeel van STS is de belasting voor het milieu. Het zilver is een zwaar metaal dat zich kan ophopen op de bodem. De restoplossingen bij het bedrijf moet je dan ook zorgvuldig afvoeren via de veilingen. Omdat het zilver niet milieuvriendelijk is, zoekt men naar alternatieven. Voor anjers is er nu een mengsel van acht componenten met onder andere Amino-oxy-azijnzuur (AOA). Dit mengsel kan de werking van STS, afhankelijk van de bloemsoort en de ethyleenconcentratie benaderen of zelfs overtreffen. Het AOA is een organische stof, die de ethyleenproductie van bloemen remt. Het beschermt de bloem dus niet tegen de gevolgen van ethyleen, maar onderdrukt de autokatalytische ethyleenproductie wel. AOA voorkomt dus de aanmaak van ethyleen. Het heeft dus geen effect op het ethyleen dat van buiten op de bloem afkomt, terwijl STS de werking van ethyleen blokkeert. Naast deze twee stoffen zijn er nog vijftien andere stoffen, maar deze helpen niet goed genoeg tegen ethyleen. AOA kost drie keer zoveel als STS, maar is milieuvriendelijk (STS gebruik je gemiddeld vijf keer). AOA is aan te tonen met de HPLC-techniek. AOA werkt alleen bij trosanjers. Je moet precies de juiste dosering geven, want bij te weinig AOA is de werking onvoldoende en bij te veel ontstaat schade. De concentratie komt dus heel nauwkeurig en de problemen openbaren zich
56
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
pas later in de keten. Bij standaardanjers werkt het bij een hogere concentratie, maar dan ontstaat schade. De werking van SR-AOA Een nieuw middel tegen ethyleen is SR-AOA. Het is een verbeterde versie van AOA. Hoewel AOA op zich veel minder geschikt is dan STS om uitbloeiverlenging te realiseren, bleek een slow release conjugaat van AOA (SR-AOA) een vergelijkbaar effect te hebben als STS. Het is vooral interessant dat SR-AOA effectief is in heel lage doseringen vele malen lager dan gewoon AOA. Bloemveroudering heeft als oorzaak ethyleen dat in de bloem zelf gemaakt is. Houdbaarheidsmiddelen tegen ethyleen moeten dus zelf in de bloem aanwezig zijn. Daarom is een techniek ontwikkeld die dit mogelijk maakt. Hierbij worden de middelen beschermd tegen afbraak en kunnen ze gedirigeerd worden naar de bloem. Deze geoctrooieerde methode berust op het tijdelijk koppelen van houdbaarheidsmiddelen aan transportmoleculen. Hierdoor ontstaan de langzaam vrijkomende (slow release) conjugaten. Terwijl de standaardmiddelen (waaronder gewone AOA) snel geïnactiveerd worden door de plant, gebeurt dat bij deze middelen slechts langzaam. De continue beschikbaarheid van afgesplitste werkzame stof kan voor een sterk verbeterde houdbaarheid zorgen bij een verlaagd gebruik van de actieve stof. Het afsplitsen van het transportmolecuul van het houdbaarheidsmiddel gaat via enzymen die in de plant aanwezig zijn. Slow Release houdbaarheidsmiddelen kun je goed bewaren en zijn niet duur. Bovendien zijn ze milieuvriendelijk en hoef je ze na gebruik niet in te zamelen. Nu moet de moeizame registratie nog doorlopen worden.
Vragen 4.5
In deze paragraaf kom je een aantal niet alledaagse woorden en begrippen tegen. Geef van elk begrip een beschrijving in eigen woorden: – hormoonbalans; – ethyleengevoeligheid; – eigen ethyleenproductie; – autokatalytische ethyleenproductie; – zilverthiosulfaat; – kwalitatieve analysemethode.
4.6
Lucht in de stengel na droge bewaring
‘Na een droge bewaring blijken veel bloemen niet meer in staat voldoende water op te nemen. De bloemen komen slecht open of verwelken.’
uitvloeiers
Het probleem van droge bewaring kun je met een uitvloeier te lijf gaan. Een voorbehandeling met uitvloeier stimuleert de wateropname na een droge bewaring. Uitvloeiers hebben tot taak de oppervlaktespanning van het water te verlagen. Het water kun je daarmee als het ware ‘dunner’ maken. Agral heeft een zeepachtige structuur. Deze voorziet houtvaten van een stukje vet en verlaagd daardoor de greep van houtvaten op het water. Agral LN bevat de chemische verbinding nonylfenlethaat. In de toekomst komt er een verbod op het lozen van deze stof. Agral LN kun je gebruiken bij rozen, bouvardia’s en astilbes, dus houtige gewassen.
❑ LUCHT IN DE STENGEL NA DROGE BEWARING
57
Alternatieven voor de roos zijn Rosalflor, Chrysal RVB en Florissant 600. Alternatieven voor de bouvardia zijn Bolflor, Chrysal RVB en Florissant 600. Alternatief voor astilbe is Florissant 400. De bloem moet lang op water met een uitvloeier staan. Probleem hierbij is de verkleuring van het gedeelte van de steel dat in de oplossing heeft gestaan. Verder vervuilt Agral het water snel. Chloor kun je in de regel toepassen om bacteriën te doden. Vragen 4.6
a b c
4.7
Noem twee nadelen van het gebruik van uitvloeiers. Bij welk type gewassen kun je uitvloeiers vaak toepassen? Wat is de werking van uitvloeiers?
Wondheling
‘De wond die ontstaat door het afsnijden, kan zich (deels) sluiten door een actieve celdeling van het cambium, zoals je dat ook wel ziet bij afgezaagde boomtakken. Maar is dat gunstig?’ Uit het oogpunt van houdbaarheid is wondheling niet gunstig. Geoogste snijbloemen doen namelijk aan wondheling, zeker als er sprake is van een krachtige groei, zoals bij helianthus (zonnebloem). De wateropname verloopt daardoor moeilijker. Door chloor te gebruiken rem je echter de wondheling en daardoor hou je een goede wateropname in stand. Chloor oxideert de enzymen die bij de wondheling zijn betrokken. Bovendien heeft chloor nog twee andere gunstige eigenschappen voor de houdbaarheid: minder bacteriegroei en verlaging van de oppervlaktespanning. Vragen 4.7
Op welke drie principes is het voorbehandelingsmiddel chloor gebaseerd?
4.8
Opname van voorbehandelingsmiddelen
‘Het effect van een voorbehandelingsmiddel is afhankelijk van de mate waarin de bloem het voorbehandelingsmiddel heeft opgenomen.’ Bij onvoldoende opname zal ook het effect onvoldoende zijn. Een te grote opname kan echter tot schade leiden. Het is dus belangrijk na te gaan welke factoren invloed hebben op de opname van voorbehandelingsmiddelen. Factoren die invloed hebben op de opname zijn: – gewas (verdampend oppervlak, aanwezigheid huidmondjes, gevoeligheid vaatverstopping); – vochttoestand van de bloemen op het moment van voorbehandelen; – al dan niet afknippen van het onderste stengelstukje; – veel blad aan de stengel; – samenstelling/concentratie; – het opnameklimaat: temperatuur, relatieve luchtvochtigheid, luchtsnelheid; – voorbehandelingsduur; – lichtintensiteit tijdens de opname.
58
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
De opname is dus grotendeels, met uitzondering van het eerste punt, direct beïnvloedbaar. Overigens is de opnametijd wel afhankelijk van het soort voorbehandelingsmiddel. Zilverthiosulfaat werkt alleen als het ook echt in de knop aanwezig is. Het vraagt dus een langere opnametijd dan bijvoorbeeld chloor, waarbij het vooral gaat om het remmen van de bacteriegroei onder in de stengel. De bloemen kun je dus voorbehandelen met bactericide, suiker, groeistoffen, zilverthiosulfaat of gewoon schoon water. Combinaties van verschillende middelen zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld groeistoffen en zilverthiosulfaat bij Euphobia fulgens. Met een voorbehandeling kun je de kwaliteit langer behouden. Fig. 4.6 Lijst met voorbehandelingsmiddelen, zoals die op de veiling wordt gebruikt.
Vragen 4.8
Gewas Verplicht en /of vrijwillig Achillea Aconitum Anjer Antirrhinum Aster NoviBelgii Groep Astilbe Bouvardia Campanula Chrysant, normaalcultuur Delphinium Euphorbia fulgens Fresia Gerbera Gypsophila Lathyrus Lelie Aziatische Groep Roos Sering Zomerbloemen, overig
Aluminiumsulfaat + uitvloeier STS AOA of STS Chloorpil Bactericide Uitvloeier Aluminiumsulfaat + uitvloeier Chloorpil Bactericide STS STS + groeistoffen STS en overzetten op water Chloorpil Bactericide + suiker STS STS Aluminiumsulfaat + uitvloeier Heesterchrysal Chloorpil
a
Bij welke voorbehandelingsmiddelen speelt een voldoende lange behandelingsduur een grote rol voor een goed resultaat? Kies het juiste antwoord. 1 bacteriedodende middelen; 2 groeistofbevattende middelen; 3 suikerbevattende middelen; 4 middelen tegen wondheling; 5 middelen tegen ethyleenschade; 6 uitvloeiers bevattende middelen.
b
Welke van de hierna genoemde factoren bevorderen de opname van voorbehandelingsmiddelen? Licht je antwoord toe. 1 veel blad aan de stengel; 2 goede vochttoestand van de bloemen; 3 niet afknippen van het onderste stengelstukje; 4 lage concentratie in de oplossing; 5 lage temperatuur;
❑ OPNAME VAN VOORBEHANDELINGSMIDDELEN
59
6 7
4.9
lage relatieve luchtvochtigheid; donker tijdens de voorbehandeling.
Afsluiting
Consumenten vinden in het algemeen een goede houdbaarheid erg belangrijk. Goede houdbaarheid is te verkrijgen door de bloemen goed te behandelen. Enkele vuistregels voor een goede verzorging van snijbloemen zijn: – zet de bloemen zo snel mogelijk op water; – laat ze acclimatiseren in de opslagruimte; – beperk de verdamping zo veel mogelijk; – hou de temperatuur zo laag mogelijk, maak gebruik van een koelcel; – gebruik schoon water. Een andere mogelijkheid om de houdbaarheid te verbeteren, is het gebruik van voorbehandelingsmiddelen door de tuinder of van houdbaarheidsmiddelen door de consument. Een goede houdbaarheid begint dus al bij de kweker. Door bloemen voor te behandelen zullen ze uiteindelijk bij de consument beter houdbaar zijn. Er zijn zes verschillende reden om bloemen voor te handelen: 1 beperken van de bacteriegroei in de stengel; 2 voeden van de snijbloem; 3 vertragen van de bladvergeling; 4 beschermen van de bloem tegen ethyleen; 5 lucht in de stengel na droge bewaring; 6 tegengaan van wondheling. Voor de aanpak van deze verschillende houdbaarheidsproblemen zijn dan ook verschillende middelen ontwikkeld: bactericide, zoals chloor en aluminiumsulfaat tegen vaatverstopping, suiker om bloemen voeding mee te geven, groeistoffen tegen bladvergeling; zilverthiosulfaat (STS) tegen ethyleenschade, uitvloeiers tegen lucht in de stengel en chloor tegen wondheling. De veiling controleert steekproefsgewijs het gebruik van deze middelen. Deze voorbehandelingsmiddelen moet je zorgvuldig toedienen, want er moet sprake zijn van voldoende opname (maar ook weer niet te veel). Factoren die invloed hebben op de opname zijn: – gewas (verdampend oppervlak, aanwezigheid huidmondjes, gevoeligheid vaatverstopping); – vochttoestand van de bloemen op het moment van voorbehandelen; – al dan niet afknippen van het onderste stengelstukje; – samenstelling/concentratie; – het opnameklimaat: temperatuur, relatieve luchtvochtigheid, luchtsnelheid; – voorbehandelingsduur. Vragen 4.9
60
a
Probeer met behulp van de tekst uit te zoeken wat het grootste houdbaarheidsprobleem is bij de genoemde snijbloemen en welk voorbehandelingsmiddel gewenst is. Neem daarvoor de volgende tabel over.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Soort
Oorzaak (slechte) houdbaarheid
Bestrijding door
Roos Chrysant Tulp Fresia Trosanjer Euphorbia fulgens Alstroemeria Gerbera Gypsophyla Bouvardia Lelie Lathyrus Cymbidium
b
❑ AFSLUITING
Geef aan of de volgende beweringen juist of onjuist zijn. 1 In leidingwater zitten geen bacteriën. 2 Voorbehandelen met suiker, zoals bij gipskruid, combineer je altijd met een groeiregulator (of hormoon). 3 Bladvergeling, zoals bij lelies, gaan we tegen met behulp van een groeiregulator. 4 Zilverthiosulfaat (STS) is een voorbehandelingsmiddel dat direct werkt als het in de stengel is opgenomen. 5 Groeistoffen of hormonen in een voorbehandelingsmiddel zorgen er vooral voor dat de bloemen beter open komen. 6 Zilverthiosulfaat (STS) als voorbehandelingsmiddel bij lelies kun je vooral gebruiken om de bacteriegroei te remmen. 7 Vooral bij zomerbloemen maak je veel gebruik van chloortabletten. 8 Voorbehandelingsmiddelen waarin STS (zilverthiosulfaat) zit moeten lang genoeg worden opgezogen. 9 In voorbehandelingsmiddelen komen soms meerdere werkzame stoffen voor. 10 Lelies moet je voorbehandelen met suiker.
61
5
Handhaven van de houdbaarheid in de handelsketen
Oriëntatie ‘Als een product na het productieproces in perfecte staat is, kan het ook zo bij de consument komen.’ Deze opmerking is dan misschien juist zijn voor industriële producten, maar voor agrarische producten klopt het in ieder geval niet. Juist in de keten kan er zelfs met een perfect product nog van alles misgaan.
5.1
Verzorging in de handelsketen
‘Nadat het product de veilingklok gepasseerd is, komt het in de handelsketen terecht. Het product kan nu alleen nog maar achteruitgaan in kwaliteit. De handel moet zorgen dat dit verlies beperkt blijft.’
omloopsnelheid
De bijdrage die de handel kan leveren aan het kwaliteitsbehoud van de snijbloemen, bestaat uit een hoge omloopsnelheid en een goede koeling. Door het gebruik van koelcellen is de verzorging op het teeltbedrijf erg belangrijk. De koelcel mag je alleen gebruiken om de tijd naar de eerste ‘veilingdag’ te overbruggen. Enkele dagen koelcel verlaagt namelijk de houdbaarheid van de bloemen bij de consument. De bloemen mogen in de emmers niet te stijf opeengepakt staan. Dat geeft beschadiging en bevordert schimmelgroei. Bloemen mogen ook niet te diep in het water staan. Producten die met STS voorbehandeld zijn, moet je eerst overzetten op schoon water, omdat aanvoer op dit voorbehandelingsmiddel niet toegestaan is op de veiling. In de handelsketen moet je dus maatregelen nemen om verlies van kwaliteit tegen te gaan. Hierbij spelen de volgende factoren een rol: – temperatuur; – relatieve luchtvochtigheid (rv); – ethyleen, zuurstof, koolzuurgasconcentratie; – verpakking; – voorbehandelen.
Temperatuur Bloemen zijn soms dagen onderweg, meestal stijf ingepakt en opgestapeld. Door zonnewarmte en broei lopen de temperaturen soms hoog op. Is dit een temperatuurverloop van 18 tot 36ºC, dan kan de houdbaarheid wel met veertig procent afnemen. In een normale grossierauto is er gemiddeld een gewichtsverlies van één procent per uur. Sommige rozen zijn bij een gewichtsverlies van twintig procent onherstelbaar beschadigd. Op het eerste gezicht lijkt alles nog normaal, maar na enkele dagen krijgen ze ‘slappe nekken’. De groothandel kan dit gewichtsverlies
62
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
voorkoelen
voor een groot deel tegengaan door de wagen vooraf goed te koelen, gebruik te maken van geïsoleerde auto’s en bloemen op de juiste wijze te verpakken. Nog beter is het als je het product, voordat je het inlaadt, snel op een lage temperatuur brengt. Dit kun je doen door bijvoorbeeld met een sterke ventilator koude lucht door de dozen te blazen of te zuigen. Dit noem je voorkoelen. Zowel in de ongekoelde als in de gekoelde auto blijft de temperatuur tijdens het vervoer nu laag. Dit is belangrijk om een goede kwaliteit te houden.
Relatieve luchtvochtigheid (rv)
natslaan
Ook de relatieve luchtvochtigheid speelt in de handelsfase een belangrijke rol. Te lage luchtvochtigheid zal de verdamping stimuleren en daardoor zullen de bloemen te veel vocht kunnen verliezen. Te hoge luchtvochtigheid zal de verdamping beperken en daardoor ook het vochtverlies, maar de kans op natslaan van de bloem neemt ook weer toe. Natte bloemen zijn zeer gevoelig voor botrytis. Vooral temperatuurwisselingen kunnen gemakkelijk zorgen voor vocht op de bladeren of de bloemen. Zeker als je de bloemen van een koude ruimte (koelcel), een warme ruimte inbrengt. Denk maar aan het beslaan van je bril als je een warme ruimte binnengaat.
Ethyleen, zuurstof en koolzuurgasconcentratie Van deze drie genoemde gassen is ethyleen het meest schadelijk voor snijbloemen. In de handelsfase kun je verhoogde ethyleenconcentraties tegenkomen doordat verbrandingsgassen van auto’s ethyleen produceren. Ook bloemenresten en vruchten maken ethyleen aan. Verhoogde ethyleenconcentraties kunnen later leiden tot vervroegde veroudering. Vooral het gecombineerd bewaren van vruchten en bloemen kan schadelijk zijn. Ethyleenschade is pas goed zichtbaar bij de consument. Daar zullen de bloemen eerder verouderen. Naast ethyleen zijn nog twee andere gassen van belang voor de houdbaarheid. Zuurstof stimuleert de ademhaling en een sterke ademhaling is ongunstig voor de houdbaarheid. Koolzuurgas heeft juist een tegenovergestelde werking en een verhoogde koolzuurgasconcentratie kan gunstig zijn voor de houdbaarheid.
Verpakking Verpakking heeft een grote invloed op het behoud van de kwaliteit van snijbloemen. Het kan vocht opnemen (papier), doorlaten (geperforeerd folie) of verdamping flink beperken (plastic hoezen). Vragen 5.1
❑ VERZORGING IN DE HANDELSKETEN
Geef kort commentaar op de volgende woordcombinaties: 1 omloopsnelheid en koeling; 2 bloemen stijf opeenpakken; 3 gewichtsverlies en onherstelbare schade; 4 natslaan en temperatuur; 5 ethyleen en zuurstof.
63
5.2
Gebruik van middelen in de handelsketen
‘Het is van belang dat alle schakels in de bloemisterijketen erop toezien dat de bloemen in elke fase van de levenscyclus de juiste verzorging en behandeling krijgen.’ Voor de handel zijn daarom specifieke producten ontwikkeld, die een gunstige invloed hebben op het vaasleven. Fig. 5.1 De bloemisterijketen en het gebruik van de verschillende middelen.
biociden
64
Kwekers gebruiken de voorgeschreven voorbehandelingsmiddelen. Groothandels, boekettenmakers en detailhandelaren kunnen gebruikmaken van Chrysal professional. Tegenwoordig bestaan er voor de handel een drietal producten: – Chrysal CLEAR professional 1 bevat effectieve biociden en geen voedsel. Biociden zijn giftige stoffen voor levende organismen, zoals bacteriën en schimmels. Het is vooral bedoeld als oppepper voor bloemen na droog transport, om ze in de koelcel in optimale conditie te brengen. – Chrysal CLEAR professional 2 bestaat uit effectieve biocides en een beperkte hoeveelheid voedsel. Het stimuleert de wateropname en voorziet bloemen van voedsel voor de gehele transport- en verkoopperiode, zonder de bloemontwikkeling te zeer te stimuleren. – Chrysal CLEAR professional 3 bevat dezelfde biocides als 1 en 2 plus voldoende voedsel om volledige knop- en bloemontwikkeling te stimuleren. Vooral geschikt voor arrangementen in steekschuim en vazen en om rauwe bloemen in bloei te trekken.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 5.2 Het effect van de verschillende behandelingen in de keten laat een duidelijk verschil in houdbaarheid zien.
doseerunits
Het gebruik van deze middelen leidt tot een aanzienlijke verlenging van het vaasleven, zoals te zien in figuur 5.2. Het is daarbij wel belangrijk dat elke keten de behandeling uitvoert. Bovendien is een juiste dosering van essentieel belang. Er zijn daarvoor speciale doseerunits in de handel. Een te geringe concentratie vermindert het effect van de behandeling, zoals dat goed te zien is in figuur 5.3. Te hoge concentraties kunnen leiden tot schade aan de bladeren en bloemen.
❑ GEBRUIK VAN MIDDELEN IN DE HANDELSKETEN
65
Fig. 5.3 Alleen bij een juiste dosering van Chrysal CLEAR professionalproducten blijft de bacteriële vervuiling onder de streefwaarde van 1000 RLU (A). Bij een onjuiste dosering bereikt de bacteriële vervuiling zeer snel een onaanvaardbaar hoog niveau (B). Zonder gebruik van het product bereik je eveneens snel een te hoog niveau (C).
Vragen 5.2
Hierna vind je in de tabel vijf factoren die bepalend zijn voor het behoud van de houdbaarheid in de handelsketen. Neem de tabel over en geef met behulp van codering de antwoorden aan en licht toe waarom. Temperatuur
Ethyleen
Relatieve vochtigheid
Ver-pakking
Voorbehandelen
Welke factor is het belangrijkste? Welke factoren hebben invloed op elkaar? Welke factoren zijn bepalend voor botrytis? Welke factor is in de handel het gemakkelijkst te regelen?
5.3
Kwaliteitsbehoud in de keten door koelen
‘De consument wil een bloem waar hij nog lange tijd plezier aan kan beleven. Koeling is de meest effectieve manier van kwaliteitsbehoud van het geoogste product, zo lijkt de praktijk te leren.’
66
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Als je direct na de oogst de levensprocessen van de snijbloemen niet snel afremt of als de stressomstandigheden, zoals droogte, niet worden opgevangen, zal het product onherstelbare schade oplopen door uitdroging of door een vlotte ontwikkeling. Een bloem die nog op het gewas staat, klaar voor de oogst, is altijd gewend geweest naar hartelust te kunnen ademhalen, verdampen en groeien, kortom: gewoon te leven. De benodigde hoeveelheden vocht en voedingsstoffen vinden aanvulling vanuit de wortels, de geproduceerde warmte wordt afgegeven aan de omringende lucht en er worden zelfs nog reservestoffen opgebouwd. Dan oogst je de bloem. De aanvoer van vocht en voedingsstoffen en daarmee ook de aanmaak van reservestoffen stopt, doordat de verbinding met de wortels breekt. De bloem blijft in eerste instantie echter even veel, of door verwonding juist nog sneller verdampen, ademhalen en warmte produceren. De bloem spreekt voor deze processen ook de opgebouwde reservestoffen aan. De belangrijkste levensprocessen die het verouderen bevorderen zijn de ademhaling, met als gevolg warmteproductie, de verdamping en de knopontwikkeling. In de eerste plaats beïnvloed de temperatuur deze processen. Hoe warmer de bloemen zijn, hoe sneller de processen verlopen.
Ademhaling en warmteproductie
veldwarmte
Fig. 5.4 Warmteproductie van verschillende bloemen bij diverse temperaturen.
De geoogste bloemen komen bij een bepaalde temperatuur, bijvoorbeeld 20 ºC, uit de kas. Deze bloemen zijn warm: ze hebben een hoge veldwarmte. Bij deze temperaturen is de warmteproductie vrij hoog (figuur 5.4). Warmteproductie (watt/ton) roos
1200
narcis chrysant anjer gerbera
1000
800
iris
600 tulp 400
200
0
0
5
10
15
20
25
C
De bloemen blijven warmte produceren, ook wanneer je ze verpakt in grote bossen op emmers of in dozen. De geproduceerde warmte binnen in de bos of doos is echter
❑ KWALITEITSBEHOUD IN DE KETEN DOOR KOELEN
67
heel moeilijk en langzaam af te voeren. De temperatuur gaat dus stijgen en doordat de temperatuur toeneemt, zal de ademhaling nog sneller verlopen en de reservestoffen eerder opraken. De bloem is eerder afgeleefd. Uit onderzoek met rozen is gebleken dat tijdens transport van ongekoelde rozen in een geïsoleerde vrachtwagen de temperatuur binnen een halve dag zeker tien graden kan stijgen. Figuur 5.5 geeft de resultaten van dit onderzoek weer. Fig. 5.5 Temperatuurverloop van rozen in een geïsoleerde vrachtauto tijdens het vervoer naar Duitsland, bij een buitentemperatuur van 20ºC.
Geïsoleerde auto zonder koeling
1
35 °C
1200 Niet voorgekoeld 1000 2 800
Met mechanische koeling of vloeibare stikstof
600 3 400 Wel voorgekoeld (vacuüm) 200
4 Met mechanische koeling
0 2
4
6
8
10 12 14 Transportduur in uren
De ongekoelde rozen stegen in temperatuur volgens lijn 1. Lijn 2 geeft het temperatuurverloop aan van ongekoelde rozen tijdens gekoeld transport. Het temperatuurverloop van voorgekoelde rozen tijdens ongekoeld en gekoeld transport laten de lijnen 3 en 4 zien. Bij een hogere temperatuur verloopt niet alleen de ademhaling sneller, maar ook de knopontwikkeling. Dit geeft een sterk verkorte houdbaarheid.
De verdamping De verdamping gaat ook door na de oogst. Dat betekent dat de bloem vocht verliest en wanneer je dit niet aanvult, zullen de bloemen uitdrogen. Enige uitdroging (ongeveer vijf procent) is wel toelaatbaar, omdat de bloemen zich kunnen herstellen zodra ze op water staan. De toelaatbare mate van vochtverlies verschilt echter per gewas. Wanneer tien à vijftien procent van het gewicht verloren gaat door verdamping, is de schade onherstelbaar. Bepaalde gewassen zijn zeer gevoelig voor vochtverlies, zoals de fresia. Al bij een zeer korte tijd droog liggen, zullen de kleinere knopjes verkleuren en verdrogen. Naast uitdrogen speelt ethyleen hier een rol. Van groot belang is de droogteperiode zo kort mogelijk te houden. Het vochtverlies heeft gedeeltelijk als oorzaak dat er een verschil is in waterdampspanning in de bloem en
68
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
vochtdeficit
specifieke vochtafgifte
in de omgevende lucht. Dit verschil is bijna altijd aanwezig, dus er treedt altijd enig vochtverlies op. Hoe groter dit verschil is, hoe meer vochtverlies er is. Het verschil in dampspanning, ook wel vochtdeficit genoemd, groeit naarmate het temperatuurverschil tussen bloem en lucht groter is of naarmate de relatieve luchtvochtigheid lager is. Een andere belangrijke factor die een rol speelt bij het vochtverlies is de specifieke vochtafgifte. Dit is de hoeveelheid vocht die door een kg product onder bepaalde klimaatomstandigheden per tijdseenheid wordt afgestaan. Deze verschillen sterk van product tot product. Een chrysant staat bijvoorbeeld gemakkelijker vocht af dan een anjer.
Ethyleenproductie Ethyleen is een gasvormige stof die in hoge concentraties schadelijk is voor bloemen en planten. Iedere bloem produceert zelf ethyleen, maar normaal gesproken is deze hoeveelheid nooit zo groot dat er schade kan ontstaan. Soms kan door factoren van buitenaf het ethyleengehalte in de lucht hoog tot zeer hoog oplopen. Grote ethyleenproducenten zijn bijvoorbeeld verbrandingsmotoren (vrachtwagens) en rijpend fruit. Hoge ethyleengehaltes veroorzaken direct schade aan de bloemen, maar ook indirect: het zet een mechanisme in de plant in werking, waardoor deze zelf grote hoeveelheden ethyleen gaat produceren.
Koelen remt levensprocessen Door klimatologische omstandigheden aan te passen, kun je de levensprocessen van de bloem remmen. De meest bekende en meest effectieve manier om de levensprocessen te remmen, is het koelen van de bloemen. Door de lagere temperatuur zal de ademhaling sterk teruglopen. De warmteproductie gaat afnemen en ook de vochtafgifte daalt. Voor remming van de knopontwikkeling is een temperatuur van 10 à 15ºC al laag genoeg. Om echter de ademhaling en daarmee ook het verbruik van reservevoedingsstoffen terug te dringen, is het verstandig om de temperatuur terug te brengen tot rond de 5ºC. Voor sommige bloemen is 2ºC optimaal, voor andere 8ºC. De temperatuur van de bloemen moet je verlagen, dat wil zeggen dat je de veldwarmte moet afvoeren. Een koelcel vertraagt de levensprocessen, maar ook het verschil in temperatuur tussen bloem en lucht vermindert en daarmee het vochtdeficit. Bovendien haal je in een goed werkende koelcel een hoge relatieve luchtvochtigheid, zodat je de verdamping ook beperkt. Belangrijk is dat je de bloemen in een zo kort mogelijke tijd afkoelt. Hoe sneller de bloemen zijn afgekoeld, hoe kleiner het vochtverlies is. Als je de bloemen koelt, zijn ze minder gevoelig voor ethyleen. Ze kunnen hogere concentraties ethyleen verdragen. Koeling speelt dus ook een belangrijke rol bij het voorkomen van ethyleenschade. Direct na de oogst staan de levensprocessen in de bloem op een zeer hoog niveau. Omdat er geen aanvoer van voedingsstoffen en vocht meer plaats kan vinden, spreekt de bloem z’n reserves aan. Dit gaat ten koste van de houdbaarheid. Daarom is het van groot belang om de bloemen zo snel mogelijk af te koelen en vervolgens koud te houden, om de ademhaling en ontwikkeling te remmen en het vochtverlies te beperken. De houdbaarheid is zodoende beter gegarandeerd.
❑ KWALITEITSBEHOUD IN DE KETEN DOOR KOELEN
69
Vragen 5.3
a b c d e f g h i j k
5.4
Wat is direct na het oogsten de meest effectieve manier voor kwaliteitsbehoud? Waardoor breken de opgebouwde reservestoffen in de bloem af? Welke drie processen gaan door na de oogst van de bloem? Welke factor heeft de meeste invloed op deze drie processen? Wat gebeurt er als we ongekoelde rozen in een geïsoleerde vrachtwagen transporteren? Welke drie bloemen hebben bij 5ºC de grootste eigen warmteproductie? En welke drie bloemen bij 25ºC ? Wat is het temperatuurseffect van de verschillende koelmethoden? Welk gewas is gevoeliger voor vochtverlies: de anjer of de chrysant? Wat zijn twee grote ethyleenproducenten? Waarom is een lage temperatuur ook gewenst in verband met de ethyleenproductie? Waarom moeten we zo snel mogelijk de temperatuur terugbrengen naar circa 5°C?
Verzorging bij de detaillist
‘Als de snijbloemen via de handelsketen bij de detaillist aankomen zijn ze al minstens enkele dagen oud en is al veel van de geringe hoeveelheid reservevoedsel die de bloem bevat verbruikt. Vaak hebben de bloemen ook veel vocht verloren.’ Een juiste opvang van het product is nu noodzakelijk, zeker als de detaillist nog enige dagen speling in de verkoop wil hebben. Voor de detaillist zijn de volgende factoren van belang.
Aansnijden Bij bloemen die enige tijd droog gelegen hebben, is meestal het ondereind van de steel verdroogd. Dit bemoeilijkt de wateropname en leidt tot snelle verwelking. Door de bloemen opnieuw aan te snijden, verwijder je het uitgedroogde gedeelte. Zowel snijden als knippen zijn goede methoden. Bij platslaan en insnijden van de stengel is de kans op ziekten groter. De tijd tussen afsnijden en in het water zetten moet zo kort mogelijk zijn. De wond sluit zich anders weer af en dan kan de bloem onvoldoende water opnemen. Het in de afzetfase ontstane vochttekort is zo weer snel aangevuld. Ook de consument moet deze handeling herhalen. Bloemen waarvan de stelen slap zijn, moet je eerst een behandeling geven waarvan de stelen zich herstellen. Dit kan door: – ze stevig in papier te wikkelen en diep in water te zetten; – ze met verpakking en al enige uren in water te plaatsen (tulpen, anemonen); – ze in een gaasbak te zetten, waardoor het gewicht van de bloem niet op de steel drukt (gerbera). Nadat de bloemen zich volgezogen hebben, kun je ze in de vazen plaatsen. Zo voorkom je dat stelen krom blijven of trekken.
70
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 5.6 Het opnieuw aansnijden van de bloemen is gunstig voor de houdbaarheid.
Schoonmaken Schoonmaken is een andere, uiterst belangrijke behandeling. Onder schoonmaken verstaan we: het overtollig blad verwijderen en beschadigde of aangetaste bloemen wegnemen. Maak er geen ‘striptease’ van, zodat er kale stelen overblijven met alleen boven in nog enkele bladeren. Alleen overtollig blad uitdunnen en blad verwijderen dat mogelijk in het water kan komen. Schuin afsnijden (45 graden) met een scherp mes geeft de beste resultaten.
Ontdoornen van rozen
bent neck
In tegenstelling tot wat men vroeger wel beweerde, kan het ontdoornen van rozen tot kwaliteitsverlies leiden. Het vaasleven van ontdoornde rozen is meestal korter en er treedt vaker bent neck (kromme nekken) op, dan wanneer de rozen niet ontdoornd zijn. Dit kwaliteitsverlies kun je grotendeels tegengegaan door de toevoeging van snijbloemenvoedsel aan het water. Je kunt het ontdoornen beter zoveel mogelijk tot het ondereind van de stelen beperken.
Snijbloemenvoedsel geven Snijbloemenvoedsel bestaat voor het grootste gedeelte uit suiker, dat dient als voeding voor de snijbloemen. Daarnaast bevat het onder andere stoffen die bacteriën en schimmelgroei in het water tegengaan. De verhouding waarin de verschillende stoffen in het snijbloemenvoedsel voorkomen, is vaak bepalend voor het resultaat dat je er bij een bepaalde snijbloem mee bereikt. In de loop der jaren zijn dan ook, naast algemeen snijbloemenvoedsel, specifieke recepten ontwikkeld. Om snijbloemen in een goede conditie te houden, is het van belang dat ook de detaillist snijbloemenvoedsel gebruikt. Zo kun je de hongertoestand opheffen, waarin het product zich bevindt. Om bij de consument een goede uitbloei en een grote sierwaarde te bereiken, heeft de snijbloem ook in die fase voedsel nodig. Geef daarom bij aankoop
❑ VERZORGING BIJ DE DETAILLIST
71
van snijbloemen altijd snijbloemenvoedsel mee en attendeer je klanten op het juiste gebruik ervan. Huis, tuin en keukenmiddeltjes Men heeft lang geprobeerd met allerlei hulpmiddelen de snijbloemen langer goed te houden. Men gebruikte onder andere alcohol, citroensap, azijn, aspirine, superol, centen, wasmiddelen, enzovoort. De resultaten waren slecht, totdat men erachter kwam, dat afgesneden bloemen vrijwel alleen suikers
Bij een beschadigde plant, dus ook een afgesneden bloemensteel, treedt snel rotting op. Door aan het water een bacteriedodend middel toe te voegen, houd je het water schoon en bevorder je ook de ononderbroken opname. De hedendaagse houdbaarheidsmiddelen zijn dus gebaseerd op een bacteriedodend middel en suikers. Het is echter gebleken dat niet alle bloemen dezelfde suikerbehoefte hebben en dat ze soms reageren op een bacteriedodend middel. Door onderzoek is men achter de specifieke suikerbehoefte gekomen van bepaalde gewassen. Men heeft daar snijbloemenvoedsel voor ontwikkeld waar bloemisten en consumenten gebruik van kunnen maken. De drie meest voorkomende merken zijn: Chrysal, Substral en Asef. Alle drie bevatten suikers voor een betere dissimilatie (ademhaling) en chloor om de bacteriegroei tegen te gaan. Ook is er Chrysal professional voor de detaillist, dit is een middel dat tussen voorbehandelingsmiddel en snijbloemenvoedsel in zit. De houdbaarheid blijft goed, maar de bloem gaat niet snel open. Naast algemeen snijbloemenvoedsel kennen we dus ook voedsel dat voor een beperkte groep bloemen geschikt is, zoals anjerchrysal, heesterchrysal, bouvardiachrysal, bolbloemenchrysal en narcissen-meng chrysal.
Temperatuur laag houden Bij een hoge temperatuur ontplooit een bloem zich snel en is ook de verdamping groot, wat tot voortijdige verwelking kan leiden. Daarom moet je snijbloemen, indien mogelijk, zo koel mogelijk bewaren. Als je beschikt over een koelcel, biedt dit de mogelijkheid het product langer vers te houden, zeker als je de bloemen in de koelcel op snijbloemenvoedsel plaatst. Een koelceltemperatuur waarbij je meeste snijbloemen kunt opslaan is 6°C. Een aantal snijbloemen kan deze lage temperatuur echter niet verdragen zoals anthuriums, Euphorbia fulgens en sommige orchideeën.
Ethyleen vermijden Ethyleen is een gasvormige stof die gewoonlijk in kleine hoeveelheden in de lucht aanwezig is. Vooral in de buurt van rijpend fruit en rijdend verkeer (uitlaatgassen bevatten ethyleen) kan de ethyleenconcentratie zo hoog oplopen dat snijbloemen er schade van ondervinden. Enkele bekende voorbeelden van ethyleenschade zijn: krimp bij anjers, knopverdroging bij lelies, knopval bij agapanthus, bladvergeling bij Euphorbia fulgens en verkleuring van cymbidium-bloemen. Maatregelen om ethyleenschade te voorkomen, zijn: – ruimten met rijdend verkeer in de buurt of rijpend fruit goed ventileren; – bloemen koel houden en op snijbloemenvoedsel plaatsen (zij zijn dan minder gevoelig voor ethyleen);
72
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
– –
snijbloemen nooit gezamenlijk met fruit of vruchtgroenten vervoeren, deze produceren namelijk veel ethyleen; niet in de winkel roken.
Vervuiling van het water voorkomen Als bloemen in water zijn geplaatst, ontwikkelen zich hierin al zeer snel grote aantallen bacteriën. Deze bacteriën en hun afvalstoffen kunnen nadelig inwerken op de houdbaarheid van de bloemen. Het is dus raadzaam dagelijks het water te verversen en de emmer of vaas goed schoon te maken met water en zeep. Als je aan het water snijbloemenvoedsel toevoegt, is deze dagelijkse verversing minder noodzakelijk, omdat aan snijbloemenvoedsel een bacteriedodende stof is toegevoegd. Maar ook hier blijft het noodzakelijk de emmers na gebruik goed schoon te maken. Bij de verzorging van snijbloemen in de bloemenzaak zien ze de binnenkant van de vazen wel eens over het hoofd. Daar ontstaat dan een broedplaats van allerlei ziekten. Maak vazen dus geregeld schoon met een chlooroplossing van 5cc chloor per liter water en spoel ze goed na met veel water. In plaats van chloor kun je ook van andere milieuvriendelijke, ontsmettings- of schoonmaakmiddelen gebruikmaken.
Tot slot Bij iedere vaas met bloemen zijn we getuige van een wedstrijd, een wedstrijd tussen opzuigen en verdampen. Gaat de bloem slap hangen, dan heeft de verdamping gewonnen. Dit komt het meest voor bij de houtige gewassen zoals rozen, seringen en chrysanten. Vooral als deze bloemen bij aankomst al erg slap zijn, kun je ze helpen door ze op water te zetten. Verkoop liever geen bloemen die nog niet voldoende opgetrokken zijn. Bloemen met behaarde stelen mogen niet diep in het water staan en ook niet te stijf op elkaar in de vaas. Het water kruipt dan aan de buitenzijde langs de steel omhoog en smet de bloemen (lathyrus, gerbera). Bloemen met melksap (Euphorbia fulgens) gaan na het afsnijden bloeden. Zet deze eerst een minuut in zeer heet water (ongeveer tien centimeter) en snij ze daarna in dat gedeelte (die tien centimeter) af. Ook kun je ze soms wel dichtbranden. Convallaria’s (lelietjes van dalen) die binnenkomen met wortel, moeten eerst van wortel en blad ontdaan zijn en daarna in afgesneden toestand op het water gezet worden. Rozen raken hoorbaar verstopt Veel rozen hebben geen lang vaasleven. Hun stengels raken verstopt, waardoor ze niet voldoende water kunnen opnemen. De knop blijft gesloten en de roos laat het kopje hangen. Er zijn twee soorten verstopping. De ene treedt op bij rozen die meteen na het afsnijden op het water worden gezet. Het tweede type verstopping komt vooral voor als je rozen droog bewaard. De eerste is het gevolg van de aanwezigheid van bacteriën in de stengel. Bij droog bewaarde rozen treedt de verstopping vooral op door cavitatie. Dit is het volschieten van de houtvaten met lucht. Of nauwkeuriger gezegd: cavitatie is het plotseling breken van de waterkolom in een niet opengesneden houtvat, waarbij lucht het water vervangt. Dit kan spontaan optreden door de onderdruk in de vaten, die omgeven zijn door vaten waarin nog water zit. Bij dit proces ontstaat een ultrasoon geluid. De stengel schiet dus hoorbaar vol met gas. Door een microfoon op het stengeloppervlak te drukken, kun je het ultrasone geluid meten. Er blijken echter grote verschillen tussen de verschillende cultivars. Zo is frisco nog het minst gevoelig voor droge bewaring, omdat de huidmondjes sneller sluiten en de verdamping door de cuticula minder is dan bij andere cultivars.
❑ VERZORGING BIJ DE DETAILLIST
73
Vragen 5.4
Elke snijbloem heeft zijn eigen probleem. Kies de juiste bloem bij de opmerking: anthurium, Euphorbia fulgens, roos, tulp, fresia, agapanthus, chrysant, roos en lathyrus. – – – – – – – – –
5.5
in verpakking op water plaatsen; onderste bladeren verwijderen; opnieuw schuin aansnijden; niet onder de 16°C verhandelen; knopval door ethyleen; bent neck; behaarde steel; heet water tegen bloeden; ontdoornen niet gewenst.
Verzorging bij de consument
‘Gekochte bloemen moet je dus als je thuis gekomen bent altijd weer opnieuw afsnijden. Plaats bloemen die te lang onderweg zijn geweest niet direct in een warme huiskamer, maar zet ze eerst diep in het water zetten op een koele plaats. Snij ze daarna opnieuw af en zet ze in een vaas. Voeg ten slotte aan het water in de vaas snijbloemenvoedsel toe.’ Enkele bloemen verdragen elkaar niet, zoals net afgesneden narcissen en tulpen en rozen en reseda’s. In het eerste geval kun je nalaten de narcissen af te snijden, dan hebben de tulpen minder hinder van het narcissenslijm, of je kunt het nieuw ontwikkelde Chrysal gebruiken. Anjers en anthuriums verdragen slecht het ethyleengas van rijpend fruit. Schoonhouden van vazen is ook thuis erg belangrijk, alleen omspoelen met warm water is niet genoeg.
74
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 5.7 Een niet goed behandelde bouvardia (links) geeft alleen maar teleurstelling.
Tips voor de behandeling van snijbloemen en potplanten –
– – – – –
– – –
Vragen 5.5
❑ VERZORGING BIJ DE CONSUMENT
Plaats de bloemen (in verpakking) enkele uren in een schone emmer in schoon water, zodat ze goed water kunnen opnemen. Wel eerst een stukje van de stelen afknippen of afsnijden. Gebruik een schone vaas (na gebruik enkele uren met een chlooroplossing wegzetten, daarna wassen met zeep en goed naspoelen). Voordat de bloemen in de vaas gaan, moet je de stelen met een scherp mes afsnijden. Er mag nooit blad in het vaaswater komen, verwijder dus het onderste blad. Ook houtige stelen moet je schuin afsnijden. Stelen nooit plat slaan of afbreken. Voeg snijbloemenvoedsel aan het vaaswater toe (de juiste hoeveelheid volgens de verpakking). De bloemen blijven langer goed en het water gaat niet stinken. Controleer regelmatig of er voldoende water in de vaas zit. Gebruik een vaas van glas, aardewerk of kunststof. Snijbloemenvoedsel kan een van tin of ander metaal gemaakte vaas aantasten. Slap hangende bloemen: snijd de stelen schuin af, wikkel de bloemen in een krant en zet ze enkele uren in een schone emmer in schoon water koel weg. Plaats bloemen nooit in de buurt van vruchten in verband met ontstaan van ethyleen bij rijpend fruit. Zet bloemen niet in een te warme omgeving: dus niet in de zon, bij de kachel of boven de radiator van de c.v. Zet bloemen nooit op de tocht.
In de voorgaande paragraaf staan een aantal tips genoemd over hoe de consument de snijbloemen moet behandelen. Geef steeds aan uit het oogpunt van houdbaarheid waarom de volgende handelingen moeten gebeuren: – in verpakking bloemen wegzetten; – opnieuw aansnijden;
75
– – – – –
5.6
geen blad in het water laten komen; stelen niet plat slaan; geen metalen vaas gebruiken; niet op de vensterbank zetten; koud water gebruiken.
Afsluiting
Bloemen die in perfecte staat in de handelsfase komen, zul je met zeer veel zorg moeten behandelen om ze in goede conditie te houden. De volgende factoren spelen in de transportfase een belangrijke rol: temperatuur, relatieve luchtvochtigheid, ethyleengehalte, verpakking en voorbehandelingsmiddelen. Het gebruik van middelen die speciaal voor de handelsfase zijn ontwikkeld, verdienen aanbeveling omdat deze allemaal een goede invloed hebben op het vaasleven. Een van de beste methoden voor kwaliteitsbehoud is het koelen. Door een lage temperatuur aan te houden beperken we: – de verdamping van de snijbloemen; – de ademhaling en eigen warmteproductie; – eigen ethyleenproductie van de bloemen; – de bacteriegroei in de stengel en het bloemenwater. Op het moment dat de bloemen bij de detaillist komen, kan deze een aantal belangrijke handelingen verrichten om de kwaliteit van de bloemen zo veel mogelijk te waarborgen. De belangrijkste daarvan zijn: – het opnieuw aansnijden van de bloemen; – het schoonmaken en het verwijderen van het overtollige blad; – het geven van snijbloemenvoedsel; – het zo laag als mogelijk houden van de temperatuur; – specifieke handelingen bij bepaalde bloemen (niet) verrichten, zoals ontdoornen, tegengaan van bloeden, enzovoort.
76
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
6
Houdbaarheid van potplanten in de keten
Oriëntatie Bij kwaliteit en houdbaarheid van potplanten spelen natuurlijk een aantal gelijksoortige aspecten een rol. Je kunt daarbij denken aan: gevoeligheid voor ethyleen, het belang van de transporttemperatuur en de korte doorlooptijd. Maar er zijn ook een aantal verschillen. Licht tijdens het transport (of juist het ontbreken van licht) is bijvoorbeeld zo’n factor, maar ook de gevoeligheid voor trillen en schudden is natuurlijk anders. Over de houdbaarheid in de transportketen gaat dit hoofdstuk.
6.1
Aspecten bij de aankoop door de handel
‘Hoewel potplanten minder gevoelig zijn dan snijbloemen in de handelsfase, kan ook bij deze productgroep een aanzienlijke achteruitgang in kwaliteit optreden.’
uitwendige kwaliteit CF-toets
Fig. 6.1 De belangrijkste kenmerken waarop men let bij de aankoop van groene planten voor thuis zijn grootte en levensduur. In Nederland hecht men ook sterk aan uiterlijk en in Duitsland aan verzorgingsgemak en ‘past bij de woonsfeer’.
Potplanten verliezen in de afzetfase een deel van hun kwaliteit. En net als bij snijbloemen maken we ook hier een onderscheid in uitwendige kwaliteit en inwendige kwaliteit. Bij de uitwendige kwaliteit kijk je vooral naar de bladgrootte, bladvorm, de bloemkleur en het aantal bloemen. Beoordeling van de inwendige kwaliteit van planten is ook mogelijk. Dat kan met de CF-toets. Chlorophylfluorisentie kortweg CF genoemd staat voor de techniek die met behulp van lichtstootjes aantoont, hoe een plant zich kan aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Planten in slechte conditie hebben meer moeite met die aanpassing dan vitale soortgenoten. Een handelaar die planten inkoopt, dient op de hoogte te zijn van wat er onder de consumenten leeft. Regelmatig vinden er onderzoeken plaats naar waarom consumenten planten kopen. In figuur 6.1 staan de resultaten van een onderzoek waarop consumenten letten als zij bloeiende planten of groene kamerplanten kopen.
Past bij interieurstijl Past bij woonsfeer Lage prijs Grootte Vorm Levensduur Aantal bloemenknoppen Uiterlijk Verzorgingsgemak Kleur Nieuwe/bijzondere soort
❑ HOUDBAARHEID VAN POTPLANTEN IN DE KETEN
Bloeiende planten Nederland Duitsland
Groene Kamerplanten Nederland Duitsland
19 23 21 28 25 26 69 42 22 63 09
28 36 27 56 42 40 03 59 36 17 14
21 27 23 25 17 33 63 36 32 61 12
29 44 30 57 32 57 02 36 48 08 09
77
Vragen 6.1
Welke conclusie kun je trekken uit figuur 6.1 ten aanzien van het gebruik van bloeiende en groene kamerplanten?
6.2
Temperatuur, tijd en kwaliteit
‘Hoe langer en warmer, hoe slechter! In kortere bewoordingen valt het niet te zeggen. Of zijn er toch uitzonderingen?’ Bloeiende potplanten hebben een optimale transporttemperatuur tussen de 5-10°C (figuur 6.2). Hogere temperaturen over een langere periode (vijf tot zeven dagen) geven kans op kwaliteitsverlies door slappe bladeren en bloemen, botrytis, verkleurde en uitgebloeide bloemen, enzovoort (figuur 6.3). Groene bladplanten kunnen hogere temperaturen (10-20°C) verdragen. Bij deze planten is dus niet het koelen belangrijk, maar het verwarmen van de lading. Te hoge (of te lage) temperaturen geven kans op bruine bladvlekken, veel lengtegroei, bladval, enzovoort. De gemiddelde transporttemperatuur van potplanten ligt duidelijk hoger dan die van snijbloemen. In veel gevallen zal niet of nauwelijks worden gekoeld, maar worden de producten beschermd tegen te veel temperatuurschommelingen. Uit figuur 6.2 blijkt duidelijk dat bloeiende planten gevoeliger zijn dan groene planten tijdens de afzetfase. Fig. 6.2 Aanbevolen transportcondities voor potplanten (uitval minder dan tien procent). Toelaatbare producttemperatuur in graden Celsius bij een bepaalde transportduur.
78
Anthurium Azalea Begonia Chrysant Cyclaam Guzmania Kalanchoe Saintpaulia Dracaena Ficus Hedera Nephrolepis Philodendron Schefflera Yucca
1 dag
1-3 dagen
Meer dan 3 dagen
5-30 5-30 5-30 5-30 5-30 5-30 5-30 10-30 5-30 5-30 5-30 5-30 10-30 5-30 5-30
5-30 5-25 5-25 5-25 10-15 5-30 10 5-30 5-30 5-30 5-10 10-30 5-20 5-30
10-15 5-15 5 10 10-20 15 10-30 10 15 5 5-10
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Als je potplanten tijdens de afzetfase niet goed behandeld, kan er schade optreden, bijvoorbeeld kouschade. Vaak zie je dan gele vlekken op de bladeren of zwarte stengels ontstaan. In sommige gevallen zal blad of bloemverkleuring optreden. Een overzicht van de schadebeelden is te vinden in figuur 6.3.
❑ TEMPERATUUR, TIJD EN KWALITEIT
*
* * * * * *
*
* *
* *
* * * * * * * * * *
*
*
Zwakte bloem
*
Zwakte blad
Lengtegroei
* * * * * *
Knop, bloem bladval
* * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * *
Groeipuntaantasting
*
Bloemaantasting
*
Vervorming
* * * * * * * * * *
Bladaantasting
*
Verkleuring
Anthurium Scherzerianum Groep Azalea Indica Groep Begonia Rieger ‘Schwabenland’ Dendranthema Indicum Groep Cineraria Cyclamen persicum Euphorbia pulcherrima Guzmania ‘Minor’ Kalanchoe cultivars Saintpaulia Ionantha Groep Codiaeum variegatum ‘Norma’ Dieffenbachia ‘Marianne’ Dracaena fragans Epipremnum Ficus benjamina Hedera algeriensis Nephrolepis exalt.‘Teddy Junior’ Philodendron erubescens Schefflera ‘Henriette’ Yucca
Rot en schimmels
Meest voorkomende schadebeelden van de onderzochte potplanten op bewaar- c.q. transportgeschiktheid.
Kouschade
Fig. 6.3
*
* *
*
*
* *
*
*
*
* *
*
* * *
* * *
* *
* * * * *
* * *
*
* *
* * *
* * * * * *
* * * *
79
Meest voorkomende schadebeelden van de onderzochte potplanten op bewaar- c.q. transportgeschiktheid In Denemarken is onderzoek verricht naar het effect van de transporttemperatuur op de sierwaarde van potplanten. De 29 plantensoorten die in het onderzoek zijn betrokken, vertegenwoordigen tachtig procent van het assortiment dat Denemarken exporteert. Uit het onderzoek blijkt dat je planten, voor wat de transporttemperatuur betreft, kan indelen in drie categorieën: Fig. 6.4 Planten kun je wat transporttemperatuur betreft in drie categorieën indelen.
Vragen 6.2
Categorie
In volume % van de totale Deense potplantexport
Optimale transporttemperatuur
warmtebehoeftig neutraal koudebehoefte
15% 50% 35%
12 tot 14ºC 4 tot 6ºC of 12 tot 14ºC 4 tot 6ºC
a b c d
e f g
6.3
Wat zijn de twee belangrijkste aankoopcriteria voor bloeiende planten in Nederland en Duitsland volgens figuur 6.1? Wat zijn de twee belangrijkste aankoopcriteria voor bladplanten in Nederland en Duitsland volgens figuur 6.1? Wat betekent dit als dit verschillend is voor beide landen? Waarom zou in figuur 6.2 in een aantal gevallen (onder andere begonia en chrysant) geen temperatuurstraject aangeven zijn voor een transportduur van meer dan drie dagen? Welke twee producten vragen tamelijke hoge transporttemperaturen volgens figuur 6.2? Welke drie producten mogen of moeten zelfs tamelijk koud verhandeld worden volgens figuur 6.2? Welke drie schadebeelden zie je het meest genoemd in figuur 6.3?
Licht
‘Planten hebben licht nodig om te groeien. Ook in de handelsketen zou het mooi zijn als de planten licht kregen, zeker als de transport- en opslagfase lang duurt.’
etioleren
80
Hoeveel licht je een plant moet geven, is afhankelijk van haar oorspronkelijke standplaats in de natuur. Je komt een plant nooit tegen op een plek waar hij meer licht krijgt dan hij nodig heeft. Als een plant minder licht krijgt dan nodig is, kan de plant groeistoornissen gaan vertonen. Hij kan minder snel gaan groeien, de bladeren kunnen verkleuren, kleiner worden of afvallen en de ruimte tussen de bladknopen op de stengel (internodiën) kan groeien. Planten kunnen vaak overdreven naar het licht toe groeien. Planten die al wat ouder zijn, verliezen door gebrek aan licht de onderste bladeren. Bonte en gekleurde bladeren kunnen gaan vergroenen. Bloeiende en vruchtdrachtende planten verliezen hun bloemen en vruchten al snel. Bovendien komen er geen nieuwe knoppen meer aan. Het zal duidelijk zijn: een langdurige periode van slechte (lichtarme) omstandigheden in de handelsketen en bij de bloemist kan ook bij een plant tot schade leiden. Dit blijkt vaak aan de langgerekte gele scheuten met kleine gele blaadjes. Dit heet etioleren.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Hoeveel licht een plant nodig heeft, kun je vaak zien aan het uiterlijk. Het vertelt je ook iets over de oorspronkelijke standplaats. Over het algemeen zijn alleen planten afkomstig uit een warm en droog klimaat geschikt om thuis in de volle zon te zetten. Meestal hebben zij harde en stugge bladeren, weinig huidmondjes en een opperhuid met een beschermende waslaag of bladharen. Het zijn allemaal kenmerken van een plant die de verdamping van vocht tot een minimum beperken. Andere planten die op hun oorspronkelijke plaats wel de volle zon verdragen, doen dat niet op een vensterbank op het zuiden, omdat de temperatuur, de watertoevoer en de luchtvochtigheid te zeer afwijken. Bovendien kan de zon door het glas verbranding veroorzaken.
lichtniveaus
Fig. 6.5 De lichtwaarde die een plant minimaal nodig heeft bij een lange bewaring om niet in kwaliteit achter uit te gaan.
In de handelsfase is eigenlijk een hoeveelheid licht nodig. Niet zozeer om de plant te laten groeien, maar om hem in voldoende conditie te houden. In figuur 6.5 staan een aantal lichtniveaus die planten minimaal nodig hebben om bij lange bewaring niet achter uit te gaan in kwaliteit. Bloeiende planten zijn overigens vaker gevoeliger voor lichtgebrek dan groene planten. Denk maar aan bloem- en knopval. Die kan al na enkele dagen optreden.
500 tot 750 lux
750 tot 1000 lux
1000 tot 2000 lux
Aglaonema Dracaena Howea Rhapis
Ficus Schefflera Yucca Hoya
Euphorbia Phoenix Cycas Bloeiende planten
Ter indicatie: Gloeilamp, lichtniveau kopersbox = 100 lux Assimilatiebelichting = 3000 tot 5000 lux Zonnige zomerdag = 70.000 tot 100.000 lux
fotoperiodiciteit
❑ LICHT
Het zal duidelijk zijn dat in de handelsketen (en dus ook bij de bloemist) de hoeveelheid licht meestal (veel) te laag is. Belichten of bijlichten is in de praktijk meestal onhaalbaar. Een snelle doorlooptijd is daarom ook voor potplanten van het grootste belang. Een ander aspect van licht is de daglengte. Voor de ontwikkeling van bloemenknoppen kan het nodig zijn dat een plant een minimaal aantal uren licht (of duisternis) per etmaal nodig heeft. Dit noem je fotoperiodiciteit. Als je het over fotoperiodiciteit hebt, kun je planten in drie groepen indelen: 1 kortedagplanten (kd) moeten voor het vormen van de bloemknoppen minstens twaalf uur per etmaal onafgebroken in het donker staan gedurende enkele weken. Voorbeelden zijn Euphorbia pulcherrima (kerstster), kalanchoe, dendranthema indicum groep (potchrysant) en begonia elatior groep (begonia). 2 langedagplanten (ld) moeten minimaal twaalf tot veertien uur licht per etmaal hebben om knoppen te kunnen vormen. Voorbeelden zijn: pachystachys, pentas, dianthus (potanjer). 3 bij dagneutraleplanten (dn) maakt het voor de knopvorming niet uit hoeveel licht zij op een dag krijgen. Voor de bloemknopvorming reageren ze vooral op temperatuur. Voorbeelden zijn stephanotis, columnea en clivia
81
Fig. 6.6 Pachystachys is een langedagplant en clivia is een dagneutraleplant.
Bij de handel in dergelijke planten moet je er rekening mee houden dat er problemen kunnen ontstaan met de knoppen en bloemen. Als kortedagplanten langdurig (vele dagen) in de handelsfase onder langedagomstandigheden komen te staan, kan dit tot knopverdroging leiden bij de consument. En langedagomstandigheden ontstaan al als er een simpel gloeilampje in de opslagruimte brandt. Een hoge omloopsnelheid is bij dit soort gewassen dan ook van groot belang. Vragen 6.3
a
b
6.4
Geef aan welke van de volgende beweringen juist zijn: 1 Bij te weinig licht verkleinen de internodiën. 2 Door lichtgebrek vallen met name de onderste bladeren af. 3 Planten met harde stugge bladeren zijn vaak zonminnende planten. 4 Fotoperiodiciteit gaat over de ontwikkeling van de plant en niet over de groei. 5 Potanjer is een kortedagplant. 6 Kortedagplanten hebben weinig licht nodig voor de bloemknopvorming. 7 Phoenix (dadelpalm) heeft meer licht nodig dan een howea (kentia). Beantwoord de volgende vragen: 1 Welke schade kan ontstaan bij groene bladplanten in de handelsketen bij een lange doorlooptijd? 2 Welke schade kan specifiek ontstaan bij bonte planten in de handelsketen bij een lange doorlooptijd? 3 Noem drie kenmerken die je veel tegenkomt bij zonplanten. 4 Welke lichthoeveelheid hebben de minst lichtbehoeftige planten toch nog nodig? 5 Waarom kan ook daglengte in de afzetfase belangrijk zijn? 6 Welk verband is er tussen een hoge doorlooptijd en de lichtbehoefte in het handelstraject?
Hygiëne in de keten
‘Potplanten kunnen in de keten op allerlei manieren schade oplopen. Zelfs als je als consument de plant vervoert van de winkel naar huis. Een blad is zo geknikt.’
82
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
In de meeste gevallen is deze schade terug te voeren op drie hoofdoorzaken: 1 mechanische schade; 2 schade door ethyleen; 3 schade door botrytis. mechanische schade
Mechanische schade ontstaat door onzorgvuldig handelen, een slechte verpakking en het langdurig trillen in een vrachtwagen. Door een goede kwaliteit van de planten, het beperken van het aantal handelingen in de keten en een juiste verpakking kan de schade beperkt blijven. Schade door schudden Tijdens het transport staan kamerplanten bloot aan mechanische stress in de vorm van trillen en schudden. Dit kan schade aan blad en bloemen veroorzaken, die direct zichtbaar is na het transport. Er kan ook vervolgschade ontstaan die niet direct zichtbaar is. Hierbij kun je denken aan bladnecrose, bladval, minder goede doorbloei en knopverdroging.
Schade door ethyleen zal vooral optreden bij bloeiende planten. Ethyleen is een verouderingshormoon dat tot knop- en bloemval kan leiden en in sommige gevallen zelfs tot bladval. Niet alle bloeiende planten zijn overigens even gevoelig. Azalea en begonia zijn voorbeelden van planten die wel gevoelig zijn voor ethyleen. De ethyleen die in de handelsketen schade aanricht komt van uitlaatgassen, bloemen en vruchten, groenten en fruit, rottend blad, enzovoort. Een goede hygiëne (verwijderen van bladresten, dagelijks vegen en opruimen), gescheiden transport van verschillende producten (bloemen, planten, fruit) en scheidingen in transport en verwerkingsruimte kunnen veel problemen voorkomen. Ook een goede ventilatie kan schade door ethyleen beperken. Tot slot kan net als bij snijbloemen schade optreden door botrytis. En ook hier vooral bij bloeiende planten. Metingen in het verleden hebben aangetoond dat in circa 25% van de bedrijven duidelijk botrytissporen zijn aangetroffen in de verwerkingsruimte (figuur 6.7). Fig. 6.7 Aantal botrytissporen in de lucht.
Fase
Aantal botrytissporen per m3 lucht
Teelt Veiling Groothandel Detailhandel
0 73% 73% 73% 69%
1-100 21% 25% 22% 27%
> 100 6% 4% 4% 4%
Schade door botrytis kun je voorkomen door een goede hygiëne. Regelmatig vegen, bladresten opruimen en zorgen dat het gewas niet vochtig raakt, kan er voor zorgen dat er geen schade door botrytis ontstaat. Vragen 6.4
a b c
❑ HYGIËNE IN DE KETEN
Geef van de drie hoofdoorzaken van mechanische schade een voorbeeld uit de praktijk. In welke fase van de keten is het percentage botrytissporen het hoogst? Hoe kun je schade door botrytis beperken?
83
6.5
Potten
‘Potten vormen een wezenlijk onderdeel van het totaalproduct. Een prachtige plant op een smerige, kapotte pot verkoopt niet.’ Voor de handel zijn een viertal punten van belang met betrekking tot potten: – materiaal; – uniformiteit; – kleur van de pot; – potkluit.
Materiaal
kalk- en zoutophoping
In de bloemisterij zijn er twee soorten potten: van steen en van kunststof. Roodstenen potten zijn gemaakt van klei en gebakken in een oven. Ze zijn poreus en kunnen water opnemen, maar door verdamping via de potwand ook weer water afgeven. Dat heeft enkele nadelen. Door verdamping van water wordt warmte onttrokken aan de kluit. Daardoor is ook de temperatuur van de kluit lager dan in een kunststof pot. De plant droogt door de verdamping ook sneller uit. Vooral bij de afzet in het handelskanaal is dit een flink nadeel. De poreuze wand laat echter niet alleen water door, maar ook lucht. Daardoor bevindt zich bij de wand meer zuurstof. Doordat de wortels de neiging hebben naar de wand toe te groeien, krijg je een minder goed doorwortelde kluit. Daar staat tegenover dat de wortels zich vaak goed kunnen hechten aan de potwand. De potkluit komt niet los van de pot. Bij de verhandeling van planten is dat een voordeel. Tot slot blijkt dat stenen potten gevoeliger zijn voor vervuiling. Bij een verkeerde teeltmethode en het gebruik van kalkrijk water, kan de pot wit uitslaan door de kalk- en zoutophoping in de potwand. Kunststofpotten zijn lichter dan stenen potten en vallen dus sneller om. Doordat ze niet poreus zijn, verdampt er geen vocht via de wand. Daardoor is de bodemtemperatuur wat hoger dan bij stenen potten en zijn de wortels vrij actief en groeit de plant beter. Een nadeel is dat je snel de neiging hebt te veel water te geven, terwijl een plant in een kunststof pot aan ongeveer veertig procent minder water voldoende heeft dan een plant in een stenen pot.
Uniformiteit Het blijft een streven om meer uniformiteit in potten te krijgen, ook voor de handel. Momenteel is een honderdtal verschillende potmaten (hoogte, doorsnede pot onderkant, doorsnede pot bovenkant, verschillende randen) in gebruik. Om de volgende redenen is uniformiteit gewenst: – lagere productieprijs van de potten; – betere automatiserings- en mechanisatiemogelijkheden; – vergelijkbare registratie van onder andere opbrengsten (vooral voor kwekers); – het samenvoegen van partijen geleverd door verschillende telers wordt makkelijker en dit vergroot de afzetkansen; – beter passing van potten in het fust; – betere en duidelijkere sortering is mogelijk; – vermindering van het aantal typen fust (fustpoel).
84
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Kleur Met betrekking tot de kleur van de potten kun je zeggen dat bepaalde kleuren soms kunnen aansluiten bij een trend. Soms is het ook zo dat in bepaalde landen kunststofpotten met een terracotta kleur beter in de markt liggen dan de gebruikelijke zwarte kleur. Voor de handel is het ook nog van belang te weten dat de potkluit van planten in zwarte plastic potten bij een presentatie op een zonnige plek een erg hoge temperatuur krijgt. Soms gebruik je een doorzichtige pot, zoals bij phalaenopsis. Phalaenopsis is een epiphyt, die in de natuur met zijn wortels in de lucht hangt. De wortels van zulke planten hebben niet de neiging om zich te verankeren in de potkluit. Eerder zullen ze buiten de pot om wortels vormen en dat is natuurlijk niet wenselijk. Dat maakt de kans op beschadiging tijdens transport alleen maar groter. Overigens is phalaenopsis een uitzondering. Bij de wortels van alle andere planten mag juist geen licht komen, omdat dat de wortelgroei remt. Kunststofpotten zijn dan ook getest op hun lichtdoorlatendheid.
Potkluit
osmocote
Vragen 6.5
❑ POTTEN
Voor de handel zijn met betrekking tot de potkluit de volgende aspecten van belang: – Het is gewenst, zeker voor een wat langere houdbaarheid bij de consument, dat de potplant een kleine voedselvoorraad meekrijgt. Vaak is dit osmocote, een korrelvormige meststof die gedurende een aantal maanden de plant van voedingsstoffen kan voorzien. – Het gewicht van de potkluit moet groot genoeg zijn, zeker bij planten die los verhandeld worden. De kans op omvallen en beschadiging is anders te groot. Daarnaast moet de potkluit altijd genoeg lucht bevatten voor een goede wortelgroei. (Meestal staat deze eis op gespannen voet met de eerste eis, namelijk zwaar genoeg). Bovendien moet de potkluit voldoende vocht vasthouden, zodat in de handelsfase geen vochtgebrek optreedt. En mocht het toch noodzakelijk zijn de pokluit te bevochtigen in de handelsfase, dan is het gewenst dat de potkluit het water snel en gemakkelijk opneemt. – De wortels moeten in de potkluit goed verdeeld zijn en in voldoende mate aanwezig. Vooral bij yucca’s op stam kan dit een probleem zijn. De potkluit moet dus goed doorworteld zijn, maar planten mogen niet doorgeworteld geweest zijn op de kwekerij. Het zal zeker tot teleurstelling leiden bij de consument (bladval). Aan de onderkant van de pot is goed te zien of de plant op de kwekerij losgetrokken is. Overigens komt dit lostrekken van planten bij de moderne teeltwijzen (betonvloeren, eb- en vloedtafels) steeds minder voor. Neem de volgende tabel over en zet de genoemde woorden of zinnen op de juiste plaats in de tweede kolom: niet doorgeworteld, zoutophoping, potkluit, stevig in pot, goed doorworteld, automatisering, lichter, betere doorworteling bij phalaenopsis, uniformer, kunststof pot, samenvoegen partijen, verdamping, poreus, betere wortelgroei, hoge temperatuur in de zon, trend, snellere uitdroging, lagere kluittemperatuur, osmocote, vervuiling, niet breekbaar.
85
Stenen pot Plastic pot Uniformiteit Zwarte kunststof pot Terracotta kunststof pot Doorzichtige pot Potkluit
6.6
Informatie naar de consument
‘Als je een plant koopt in een bloemenwinkel of tuincentrum, wil je natuurlijk graag een goede kopen. Door bij de aanschaf op de volgende punten te letten kun je zelf al snel een eenvoudige kwaliteitscontrole uitvoeren.’
Tips voor aanschaf van een potplant – – – – –
86
Vraag aan de bloemist naar de gewenste standplaats en de gewenste verzorging van de plant die je wilt kopen. Bekijk de nieuwe potplant bij aanschaf goed. Hij moet er schoon en fris uitzien: geen gele, dode of zwaar beschadigde bladeren of bloemen. De plant mag niet ziek zijn. Op de bladoksels en de onderkanten van de bladeren mogen volstrekt geen ongedierte, bacteriën of schimmels zitten. Let bij bloeiende planten op de hoeveelheid bloemknoppen. Zij bepalen in belangrijke mate de bloeiduur van de potplanten. Let op de verpakking bij aankoop. Vooral als de buitentemperatuur lager is dan 10°C moet je de potplant extra verpakken om koudeschade te voorkomen.
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Fig. 6.8 Planten moeten wel een goed doorwortelde kluit hebben, maar mogen niet doorgeworteld zijn.
Kom je eenmaal thuis met je plant, dan is het zaak deze goed te verzorgen. Standplaats, watergift en bemesting zijn daarbij belangrijk. Op het bijgeleverde etiket, maar anders door informatie uit een kamerplantenboek, kun je achterhalen hoe de plant verzorgd moet worden en wat de meest ideale standplaats is. Hierna volgen nog een aantal tips en opmerkingen over de verzorging.
Standplaats – –
– –
Volle zon is een vensterbank op het zuiden. Halfschaduw is een vensterbank op het oosten of westen. Schaduw is een vensterbank op het noorden. De hoeveelheid licht op een vensterbank is maar veertig procent van de hoeveelheid licht buiten. Bovendien neemt de lichtintensiteit elke meter van het raam met de helft af. De lichthoeveelheid in de kamer kun je niet aanvullen door de potplanten onder een gloeilamp te plaatsen. Gebruik voor belichting van planten in huizen of kantoren TL-lampen, kleur nr. 84 of MLR-lampen. De gewenste lichthoeveelheid is 75 W/m2. De ophanghoogte is ± 50 cm boven de planten. De gewenste belichtingsduur is twaalf uur.
Water geven –
– –
❑ INFORMATIE NAAR DE CONSUMENT
In het algemeen kun je beter de potaarde een keer goed vochtig maken, dan steeds een klein scheutje water geven. De hoeveelheid water per plant is afhankelijk van de soort potplant, de grootte van de plant, de soort standplaats, de soort pot (wel of geen sierpot, plastic of stenen pot) en de soort potgrond. Bij voorkeur water geven op de potgrond. Als de potgrond te ver is ingedroogd, dompel dan de potplant in een emmer water op kamertemperatuur. Laat daarna de pot laten uitlekken, voordat je hem
87
– –
– –
teruggezet op de vensterbank. Geef de plant vervolgens de eerste paar dagen geen water. Planten in stenen potten op een schotel verbruiken tweemaal zoveel water als planten in een plastic pot. Blijft de potgrond voortdurend nat, dan is er te veel water gegeven. Er is grote kans dat de wortels gaan rotten, de plant groeit slecht, de bladeren kleuren geel en de plant gaat dood. Kamerplanten in sierpotten hebben vaak voortdurend natte voeten. Leeg twee uur na het water geven de plantenschotels en de sierpotten.
Bemesten
Vragen 6.6
–
De potplant moet je in de groeiperiode in de maanden april tot en met oktober om de veertien dagen bijmesten. Voor de juiste dosering volg je de voorschriften op de verpakking. Gemiddeld is één liter water met kunstmest voldoende voor tien à vijftien planten.
a b c
Welke tip voor de consument vind jij het belangrijkst? Licht toe. Welke tip voor het water geven vind jij het belangrijkst? Licht toe. Wanneer zou jij kamerplanten bemesten en waarom?
6.7
Afsluiting
Hoewel potplanten minder gevoelig zijn dan snijbloemen in de handelsfase, kan ook bij deze productgroep een aanzienlijke achteruitgang in kwaliteit optreden. Net als bij snijbloemen maken we ook hier een onderscheid in uitwendige kwaliteit en inwendige kwaliteit. Onder uitwendige kwaliteit verstaan we de bladgrootte en bladvorm, de bloemkleur en het aantal bloemen. De inwendige kwaliteit kun je beoordelen met de CF-toets. Hiermee kun je zien hoe een plant zich aanpast aan gewijzigde omstandigheden. Bloeiende potplanten hebben een optimale transporttemperatuur tussen de 5-10°C. Hogere temperaturen over een langere periode (vijf tot zeven dagen) geven kans op kwaliteitsverlies door slappe bladeren en bloemen, botrytis, verkleurde en uitgebloeide bloemen, enzovoort. Groene bladplanten kunnen hogere temperaturen (10-20°C) verdragen. Bij deze planten is dus niet zozeer koelen belangrijk, danwel het verwarmen van de lading. Te hoge (of te lage) temperaturen geven kans op bruine bladvlekken, veel lengtegroei, bladval, enzovoort. De gemiddelde transporttemperatuur van potplanten ligt duidelijk hoger dan die van snijbloemen. Planten hebben licht nodig om te groeien. Ook in de handelsketen zou het mooi zijn als de planten licht kregen, zeker als de transport- en opslagfase lang duurt. Als een plant minder licht krijgt dan nodig, kan de plant groeistoornissen gaan vertonen. Hij kan minder snel gaan groeien, de bladeren kunnen verkleuren, kleiner worden of afvallen en de ruimte tussen de bladknopen op de stengel (internodiën) kan groeien. Planten kunnen vaak overdreven naar het licht toe groeien. Planten die al wat ouder zijn verliezen door gebrek aan licht de onderste bladeren. Bonte en gekleurde bladeren kunnen gaan vergroenen. Bloeiende en vruchtdrachtende planten verliezen hun
88
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
bloemen en vruchten vroegtijdig. Bovendien komen er geen nieuwe knoppen meer aan. Een ander aspect van licht is de daglengte. Voor de ontwikkeling van bloemenknoppen kan het nodig zijn dat een plant een minimaal aantal uren licht (of duisternis) per etmaal nodig heeft. Dit heet fotoperiodiciteit. Als je het over fotoperiodiciteit hebt, laten planten zich in drie groepen indelen: 1 kortedagplanten (kd); 2 langedagplanten (ld); 3 dagneutraleplanten (dn). Potplanten kunnen in de keten op allerlei manieren schade oplopen. In de meeste gevallen is deze schade terug te voeren op drie hoofdoorzaken: 1 mechanische schade; 2 schade door ethyleen; 3 schade door botrytis. Voor consumenten is het belangrijk dat als ze voldoende willen genieten van hun potplanten, ze aandacht besteden aan: standplaats, water geven, bemesten en controle op ziekten.
❑ AFSLUITING
89
90
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT
Trefwoordenlijst
A
kwaliteitsgroepen 44
Algemene Inspectie Dienst 45 autokatalytische ethyleenproductie 54
L licentie 31
B biociden 64
M
botrytis 63
mutatie 22
C
N
cavitatie 73
NAKTuinbouw 38
chimaerie 26
negatieve keuropmerkingen 13
collectief merk 33
negatieve massaselectie 27
D
O
distributie 11
osmocote 85
E
P
ethyleen 53
plantenziektenkundige Dienst 43
etioleren 80
positieve keuropmerkingen 13 positieve massaselectie 27
F
potkluit 85
fenotype 27
potten 84
fotoperiodiciteit 81
Productschap voor Tuinbouw 45
G
R
genenbanken 22
Raad voor het Kwekersrecht 31
genetisch materiaal 21
referentietoets 17
genoom 24
❑ TREFWOORDENLIJST
genotype 27
S
groeiregulatoren 53
schoonmaken 71
groeisector 10
specifieke vochtafgifte 69
groeistoornissen 80
stamselectie 28
I
T
importbloemen 10
teeltomstandigheden 16
individueel merk 33
toezicht 40
inwendige kwaliteit 77
tracer 53
K
U
keurcode 13
uitvloeiers 57
kiemgetal 51
uitwendige kwaliteit 77
91
V vaasleven 47 veldwarmte 67 vergroenen 80 vochtdeficit 69 voorbehandelen 48 voorbehandelen 12 voorkoelen 63 voorwateren 48 W waarmerkstrookjes 42
92
❑ HOUDBAARHEID VAN KWALITEIT