Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel Tel. 02 553 11 20 - Fax 02 553 11 45
[email protected]
Opname van milieu in de ‘nieuwe generatie’ mobiliteitsplannen Handleiding voor de milieu- en duurzaamheidambtenaar
pagina 1
0. Inhoud 1. Inleiding 2. Opname milieu in de sneltoets 3. Opname milieu in het proces van verbreden, verdiepen, herzien van het mobiliteitsplan 4. Gevolgen voor de samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’ Bijlage 1: Kruistabel Bijlage 2: Milieufiches
1. Inleiding Sinds 1996 kunnen steden en gemeenten een overeenkomst afsluiten met het Vlaamse Gewest inzake mobiliteit. Dit (vrijwillige) mobiliteitsconvenant wordt gesloten tussen het Vlaamse Gewest, de gemeenten, de provincies en de Vlaamse Vervoersmaatschappij de Lijn. De lokale overheid verbindt zich ertoe om na de ondertekening van het moederconvenant een mobiliteitsplan te maken. Het gemeentelijke mobiliteitsplan is het kader voor de projecten en acties die via de modules (onder een koepelmodule) van het mobiliteitsconvenant gerealiseerd kunnen worden. (meer informatie op: http://www.mobielvlaanderen.be/convenants) Gezien de laatste jaren veel veranderd is (ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook de verkeerssituatie en de aanpak ervan: basismobiliteit, fietsroutenetwerken, enz.) en er bovendien meer aandacht is voor nieuwe thema' s die nauw met verkeer en mobiliteit samenhangen is er de behoefte om na te gaan of de bestaande mobiliteitsplannen nog actueel zijn, en eventueel moeten worden aangepast aan de nieuwe noden en ontwikkelingen om op die manier door te groeien naar een mobiliteitsplan "nieuwe generatie". Hiervoor werd door het departement Mobiliteit en Openbare werken de sneltoets ontwikkeld. De bedoeling is dat de gemeenten in 2007 aan het begin van de nieuwe legislatuur deze sneltoets uitvoeren. Uit deze sneltoets zal blijken of het nodig is dat het mobiliteitplan volledig herzien wordt dan wel dat het mobiliteitsplan voor bepaalde aspecten moet worden verbreed of verdiept of dat het mobiliteitplan nog actueel is. Deze herziening van het mobiliteitsplan is de gelegenheid bij uitstek om milieuaspecten van bij het begin te integreren in een vernieuwd mobiliteitsplan/mobiliteitsscenario(’s) van de gemeente om zo te komen tot een duurzaam gemeentelijk mobiliteitsbeleid. Voor deze integratie van milieu in het mobiliteitsbeleid kan de gemeente gebruik (laten) maken van verschillende instrumenten die het departement Leefmilieu, Natuur en Energie ter beschikking heeft gesteld - fiches m.b.t. verschillende milieuthema’s zoals versnippering, luchtverontreiniging, energieverbruik, lichthinder, enz.; en - modellen om luchtverontreiniging door verkeer op straatniveau in kaart te brengen (CAR Vlaanderen) Deze instrumenten worden in wat volgt verder toegelicht. Samenwerking tussen de mobiliteitsdienst en de milieudienst is van groot belang om tot een goede integratie te komen.
2. Opname milieu in de sneltoets De eerste stap naar een “nieuwe generatie” mobiliteitsplan ligt in de sneltoets. Deze sneltoets heeft als doel het huidige mobiliteitsplan te toetsen op zijn actualiteitswaarde en richting te geven aan het toekomstige mobiliteitsbeleid. Aan het einde van deze evaluatie zijn 3 conclusies, sporen mogelijk inzake het gemeentelijk mobiliteitsplan: Spoor 1. Het bestaande plan voldoet niet meer: het plan moet grondig worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen of visies, en alle stappen (oriëntatienota-synthesenota-beleidsplan) moeten terug doorlopen worden. Dit komt neer op een herziening van het mobiliteitsplan. Spoor 2. Het bestaande plan voldoet qua basis nog steeds, maar behandelt niet (meer) de meest actuele thema’s. Nieuwe thema’s moeten worden toegevoegd, of bestaande thema’s moeten grondiger bekeken worden. Doel is een stap verder te gaan richting duurzame mobiliteit. Men gaat het mobiliteitsplan verbreden en verdiepen. De sneltoets bepaalt ook welke aspecten en thema’s worden verbreed en/of verdiept, eventueel vanaf het niveau van scenario’s, maar zeker op het niveau van het beleidsplan en actieprogramma. Spoor 3. Het bestaande plan voldoet nog:, grondige bijsturing of aanvulling ervan is niet nodig, maar moet eventueel enkel op details worden aangepast. Dit komt neer op een actualisatie, vnl. van het beleidsplan en actieprogramma.
pagina 2
Om milieuaspecten optimaal te kunnen integreren in het mobiliteitsbeleid is het aan te raden om als milieuambtenaar/duurzaamheidambtenaar deel te nemen aan de GBC waarin de sneltoets wordt besproken. In de inleiding van de sneltoets en de bijhorende omzendbrief wordt bij de mobiliteitsdienst erop aangedrongen de GBC uit te breiden met de milieuambtenaar en/of duurzaamheidambtenaar. Aan de hand van een kruistabel en de milieufiches die werden geactualiseerd (zie verder in deze handleiding) kan de milieuambtenaar kijken of het zinvol is bepaalde milieuthema’ mee te bekijken wanneer het GMP wordt verbreed, verdiept of herzien. Dit kan vervolgens worden aangegeven bij de sneltoets. In de sneltoets wordt trouwens ook de vraag gesteld of de gemeente reeds een milieutoetsing van het mobiliteitsplan uitvoerde via de cluster mobiliteit van de samenwerkingsovereenkomst. De bevindingen uit deze toetsing kunnen worden meegenomen bij het bespreken van de sneltoets.
3. Opname milieu in het proces van verbreden, verdiepen, herzien van het mobiliteitsplan Voor het aansnijden van nieuwe thema’s in het mobiliteitsplan (verbreden), het verder doorgronden en uitdiepen van bestaande thema’s (verdiepen) en het volledig herzien van het mobiliteitsplan is verder onderzoek nodig. Vervolgens kunnen duurzame scenario’s worden opgemaakt. Om milieuaspecten optimaal te integreren in het proces van verbreden, verdiepen en herzien van het mobiliteitsplan is het noodzakelijk dat deze van in het begin bij het onderzoek worden betrokken. Bij het onderzoek kan gebruik gemaakt worden van milieufiches en modellen.
Milieufiches Om de milieuaspecten optimaal in het onderzoek op te nemen dat wordt opgestart voor het verbreden, verdiepen of herzien van het mobiliteitsplan kunnen onderstaande milieufiches opgemaakt voor verschillende milieuthema’s waarop de mobiliteit een invloed uitoefent, als leidraad gebruikt worden. Er werden milieufiches opgemaakt voor volgende thema’s: -
thema 1: versnippering thema 2: luchtvervuiling thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen thema 4: lichthinder thema 5: geluidshinder en trillingen thema 6: ruimtelijke planning thema 7: groeninrichting thema 8: afval thema 9: water thema 10: klachtenregistratie
Niet alle thema’s zijn steeds even relevant in de context van een bepaalde gemeente en een bepaald werkdomein. In een kruistabel (zie hoger) wordt aangegeven welke milieuthema’s aanleunen bij welke mobiliteitsthema’s. In de fiche zelf wordt bovenaan telkens een korte omschrijving gegeven van het effect van mobiliteit op het thema. Deze probleemstelling geeft reeds een goede indicatie van relevantie voor een bepaald werkdomein. Het is niet de bedoeling dat alle vragen die in de fiches voorkomen ook daadwerkelijk beantwoord worden. De vragen willen louter enig houvast bieden en zorgen voor een zo breed mogelijk aandachtsveld. Even belangrijk is hierbij aan te geven welke kennis ontbreekt en hoe deze verworven kan worden. Evenmin is het de bedoeling om alle indicatoren die hier vermeld worden, te berekenen. Nochtans biedt het gebruik van meetbare indicatoren onmiskenbare voordelen bij het voeren van een efficiënt beleid. Zij maken het mogelijk het beleid eenduidig te evalueren en sporen aan tot het inzetten van meer efficiënte maatregelen. In de fiches worden ook een aantal maatregelen opgesomd om de milieu-impact op te heffen of te verzachten. De milieufiches zijn terug te vinden in bijlage 2 bij deze handleiding.
pagina 3
Modellen Voor het lokaal beleid inzake luchtverontreiniging en mobiliteit werd in opdracht van het Vlaamse Gewest het stratenmodel CAR Vlaanderen ontwikkeld. Dit model komt ook aan bod in de bovengenoemde milieufiches bij het thema luchtverontreiniging. Stratenmodel CAR Vlaanderen Uit onderzoek in opdracht van de dienst Lucht en Klimaat werd geconcludeerd dat de grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofidoxide (NO2) voornamelijk in stedelijke regio’s en voornamelijk door verkeersemissies worden overschreden. Daarom werd gratis een software instrument ter beschikking gesteld aan de gemeenten om de luchtkwaliteit in straten in kaart te brengen. (http://www.vlaanderen.be/lucht onder ‘milieu en mobiliteit’ ‘luchtverontreiniging door verkeer’). Op basis van de door de gebruiker ingevulde informatie over verkeersintensiteiten, de verkeersafwikkeling in de straat en het straattype (straatcanyon of niet) berekent het model wat de bijdrage van het verkeer aan de luchtverontreiniging (NO2 en PM10) in een bepaalde straat is en dit voor de jaren 2005, 2010 en 2015. De concentraties NO2 en PM10 worden vervolgens ook getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Zo kan onmiddellijk afgelezen worden welke straten knelpuntstraten vormen inzake luchtkwaliteit en wat het aandeel van het plaatselijk verkeer aan die luchtverontreiniging is. Het model kan efficiënt worden ingezet om op een eenvoudige wijze mobiliteitsscenario’s te beoordelen op vlak van luchtkwaliteit en zo te kunnen kiezen voor het meest duurzame scenario.
4. Gevolgen voor samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’ Samenwerkingsovereenkomst 2007 Binnen de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat gemeenten met een conform verklaard mobiliteitsplan jaarlijks de milieutoetsing dienen te doen op basis van het voortgangsverslag. Voor 2007 geldt dat de sneltoets het voortgangsverslag vervangt. Indien het gevolgde spoor het spoor 3 is wordt het actieprogramma geactualiseerd. De milieuambtenaar of duurzaamheidambtenaar kan dan gebruik maken van de sneltoets en het geactualiseerde actieprogramma om de milieutoetsing uit te voeren a.d.h.v. fichepakket 2. Als spoor 1 of 2 gevolgd wordt, wordt voor de milieutoetsing in 2007 fichepakket 1 gebruikt. Samenwerkingsovereenkomst 2008-e.v. Het thema mobiliteit binnen de nieuwe samenwerkingsovereenkomst die van start gaat in 2008 zal volledig afgestemd zijn op de nieuwigheden van het mobiliteitsplan (waaronder deze sneltoets).
pagina 4
Bijlage 1: Kruistabel Door middel van kruisjes wordt in deze tabel aangegeven of een bepaald milieuthema aanleunt bij een bepaald werkdomein van het mobiliteitsplan. Dit kan zowel betekenen dat het werkdomein een positieve invloed heeft op het milieuthema als een negatieve invloed. Ook wordt kort in de kruistabel toegelicht wat het effect van het werkdomein op het milieuthema kan inhouden. Voor meer informatie m.b.t. de milieuthema’s kan dan beroep gedaan worden op de fiches (zie bijlage 2). Het kan voorkomen dat een bepaald werkdomein of mobiliteitthema op het ene milieuthema een positief effect heeft en op een ander een negatief effect. De milieueffecten voor dat werkdomein/thema dienen dan t.o.v. elkaar te worden afgewogen. Deze kruistabel werd gemaakt op niveau van werkdomeinen, niet op niveau van concrete thema’s en onderwerpen voor verbreden en verdiepen. Het kan blijken dat bepaalde thema’s die bij het werkdomein aangeduid staan als relevant op niveau van het concrete onderwerp toch niet relevant blijken te zijn. De kruistabel is dus niet strikt op te volgen bij het aanduiden van milieuthema’s, maar dient louter als een soort van leidraad bij de keuze van milieuthema’s. Achteraan deze bijlage wordt ook een samenvattende tabel toegevoegd.
pagina 5
OVERZICHTSTABEL werkdomein A: ruimtelijk beleid A(n) thema 1: versnippering Ruimtelijke plannen thema 2: luchtvervuiling thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen thema 4: lichthinder thema 5: geluidshinder en trilllingen thema 6: ruimtelijke planning thema 7: groeninrichting thema 8: afval thema 9: water thema 10: klachtenregistratie A(n) Strategische ruimtelijke projecten
thema 1: versnippering thema 2: luchtvervuiling thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen thema 4: lichthinder thema 5: geluidshinder en trilllingen thema 6: ruimtelijke planning thema 7: groeninrichting thema 8: afval thema 9: water thema 10: klachtenregistratie
A(n) Deelruimten (industriezones, stationsomgevingen,…)
thema 1: versnippering thema 2: luchtvervuiling thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen thema 4: lichthinder thema 5: geluidshinder en trilllingen thema 6: ruimtelijke planning thema 7: groeninrichting thema 8: afval thema 9: water thema 10: klachtenregistratie
x x x
Ruimtelijke plannen kunnen effecten teweegbrengen voor het milieu. Afhankelijk van de concrete invulling van de plannen kunnen bepaalde milieuthema's wel of niet van toepassing zijn. Voor de keuze van milieuthema's kan beroep gedaan worden op de milieufiches.
x x x x x x x x x x
Strategische ruimtelijke projecten kunnen effecten teweegbrengen voor het milieu. Afhankelijk van de concrete invulling van het project kunnen bepaalde milieuthema's wel of niet van toepassing zijn. Voor de keuze van milieuthema's kan beroep gedaan worden op de milieufiches.
x x x x x x x x x x
De inrichting van deelruimtes kan effect hebben op milieu. Afhankelijk van de deelruimte kunnen bepaalde milieuthema's wel of niet van toepassing zijn. Voor de keuze van milieuthema's kan beroep gedaan worden op de milieufiches.
x x x x x x x
werkdomein B: verkeersnetwerken B(n) Categorisering van wegen
thema 1: versnippering
x
De categorisering van wegen kan barrièrewerking versterken of verminderen.
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
De categorisering van wegen en de inrichting van de wegen kan de lokale luchtverontreiniging en het energieverbruik van de broeikasgassen in bepaalde gebieden versterken en in andere gebieden verminderen.
thema 4: lichthinder
x
De keuze van verlichtingsregime, de plaatsing van de verlichting kan voor lichthinder zorgen.
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
thema 6: ruimtelijke planning
x
De categorisering van wegen hangt samen met de snelheid van de voertuigen en bijgevolg ook met eventuele geluidshinder. Wegencategorisering kan de druk van gemotoriseerd verkeer op bepaalde gebieden verminderen. Bij de (her)aanleg van infrastructuur kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt te worden.
pagina 6
B(n) Verblijfsgebieden
B(n) Fietsroutes en fietsroutenetwerken
B(n) Trage wegen
thema 7: groeninrichting
x
Bij de (her)aanleg van infrastructuur n.a.v. wegcategorisering kan aandacht besteed worden aan een milieuvriendelijk beheer/inrichting van bermen gelegen naast de weginfrastructuur. Bij de (her)aanleg van infrastructuur n.a.v. wegcategorisering kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt worden. De (her)aanleg van infrastructuur n.a.v. wegcategorisering kan de grondwaterspiegel verstoren.
thema 8: afval
x
thema 9: water
x
thema 10: klachtenregistratie
x
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
x
Slecht geplaatste verlichting binnen verblijfsgebieden kan lichthinder tot gevolg hebben.
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
Bij het (her)inrichten van verblijfsgebieden is het vermijden van geluidshinder van belang.
thema 6: ruimtelijke planning
x
De inrichting van de infrastructuur in verblijfsgebieden kan een invloed hebben op de vervoerwijzekeuze, de leefbaarheid en de natuur van de omgeving.
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
x
Bij het (her)inrichten van verblijfsgebieden kan gekeken worden naar het gebruik van milieuvriendelijke materialen.
thema 9: water
x
Bij het (her)inrichten van verblijfsgebieden kan rekening gehouden worden met de grondwaterspiegel.
Mogelijks zijn er klachten inzake lichthinder, geluidshinder, geurhinder waarbij rekening moet worden gehouden bij wegcategorisering. Bij het (her)inrichten van verblijfsgebieden kan gekeken worden naar de luchtkwaliteit in het verblijfsgebied en het aantal blootgestelden aan overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen. Het (her)inrichten van verblijfsgebieden (vb. zone 30) kan het energieverbruik doen toenemen of afnemen.
thema 10: klachtenregistratie
x
Mogelijks zijn er klachten inzake lichthinder, geluidshinder.
thema 1: versnippering
x
Een fietspad kan een barrière vormen voor planten- en dierenpopulaties.
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
x
Het stimuleren van fietsen i.p.v. gebruik te maken van gemotoriseerde voertuigen door de aanleg van fietsroutes en - netwerken heeft een positief effect op de luchtvkwaliteit en het energieverbruik en emissies van broeikasgassen. Slecht geplaatste verlichting van fietspaden kan lichthinder veroorzaken.
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
x
Het aanleggen van fiesroutes- en fietsroutenetwerken kan de druk van gemotoriseerd verkeer op bepaalde gebieden verminderen. Bij de aanleg van infrastructuur kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt worden.
thema 7: groeninrichting
x
Bermen gelegen naast fietspaden vormen de habitat van vele planten en diersoorten. Een milieuvriendelijk beheer/inrichting kan worden toegepast.
thema 8: afval
x
Bij de aanleg van infrastructuur kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt te worden.
thema 9: water
x
thema 10: klachtenregistratie
x
Bij de aanleg van fietsinfrastructuur wordt deze best zodanig ingericht dat geen verstoring van de grondwaterspiegel veroorzaakt wordt. Mogelijks zijn er klachten, vb. inzake lichthinder.
thema 1: versnippering
x
Het aansnijden van nieuwe wegen als trage wegen kan een verhoogde barrièrewerking met zich meenemen. Het beperken van toegang tot trage wegen voor enkel fietsers en voetgangers heeft een positief effect.
thema 2: luchtvervuiling
x
Het stimuleren van het gebruik van trage wegen als
pagina 7
B(n) Openbaar (personen)vervoer
B(n) Routes zwaar vervoer
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
alternatief voor gemotoriseerde voertuigen bijvoorbeeld om het centrum te bereiken, heeft een positieve invloed op de luchtverontreiniging en energieverbruik en emissie van broeikasgassen. Slecht geplaatste verlichting langs trage wegen kan lichthinder veroorzaken.
thema 4: lichthinder
x
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
x
Het aanleggen van trage wegen kan de druk van gemotoriseerd verkeer op bepaalde gebieden verminderen.
thema 7: groeninrichting
x
thema 8: afval
x
Naar gelang de inrichting en het onderhoud van de trage wegen kan de biodiversiteit in het gebied toenemen of afnemen. Bij de aanleg van trage wegen kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt worden.
thema 9: water
x
thema 10: klachtenregistratie
x
thema 1: versnippering
x
De aanleg van nieuwe infrastructuur voor openbaar vervoer kan de barrièrewerking versterken.
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
x
Een verschuiving naar meer gebruik van het openbaar vervoer heeft een positief effect op de luchtkwaliteit en energieverbruik en emissie van broeikasgassen. Belangrijk is een milieuvriendelijke rijstijl en het zorgen voor een vloeiende doorstroming van het verkeer. Slecht geplaatste verlichting aan infrastructuur van openbaar vervoer kan lichthinder veroorzaken.
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
Openbaar vervoer kan geluidshinder en trillingen veroorzaken.
thema 6: ruimtelijke planning
x
Gebruik van het openbaar vervoer kan de druk van gemotoriseerd verkeer op bepaalde gebieden verminderen.
thema 7: groeninrichting
x
thema 8: afval
x
thema 9: water
x
Bermen gelegen naast weginfrastructuur voor openbaar vervoer vormen de habitat van vele planten en diersoorten. Een milieuvriendelijk beheer/inrichting kan worden toegepast. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur voor openbaar vervoer kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt worden. De aanleg van nieuwe infrastructuur voor openbaar vervoer kan de grondwaterspiegel verstoren.
thema 10: klachtenregistratie
x
thema 1: versnippering
x
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
0
thema 4: lichthinder
x
Slecht geplaatste verlichting aan infrastructuur voor routes zwaar vervoer kan lichthinder veroorzaken.
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
Routes zwaar vervoer kunnen lokale geluidshinder beïnvloeden (positief en negatief).
thema 6: ruimtelijke planning
x
thema 7: groeninrichting
x
Het inzetten van routes voor zwaar vervoer kan de leefbaarheid in bepaalde gebieden verbeteren of verslechteren. Bermen gelegen naast weginfrastructuur vormen de habitat van vele planten en diersoorten. Een milieuvriendelijk beheer/inrichting is belangrijk.
thema 8: afval
x
thema 9: water
x
thema 10: klachtenregistratie
x
Bij de aanleg van trage wegen worden deze best zodanig ingericht dat geen verstoring van de grondwaterspiegel veroorzaakt wordt. Mogelijks zijn er klachten, vb. inzake lichthinder.
Mogelijks zijn er klachten inzake lichthinder, geluidshinder, geurhinder. Routes voor zwaar vervoer kunnen barrièrewerking versterken. Routes voor openbaar vervoer kunnen lokale verkeersbijdrage van luchtverontreiniging beïnvloeden (positief en negatief).
Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur voor dergelijke routes zwaar vervoer kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt worden. Nieuw aangelegde infrastructuur voor routes zwaar vervoer kan de grondwaterspiegel verstoren. Mogelijks zijn er klachten inzake lichthinder, geluidshinder, geurhinder.
pagina 8
B(n) Parkeerbeleid en -plan
B(n) Overstapvoorzieningen en halte-accommodatie
B(n) Multimodaal goederenvervoer
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
x
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
x
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
x
thema 9: water
x
De prijszetting voor parkeren kan een verschuiving naar het openbaar vervoer, fiets e.d. bewerkstelligen en zo de luchtvervuiling en het energieverbruik en de emissie van broeikasgassen verminderen. Het goed aangeven van beschikbare parkeerplaatsen kan luchtvervuiling in bepaalde gebieden verminderen. Slecht geplaatste verlichting van parkeerplaatsen kan lichthinder veroorzaken.
Het parkeerbeleid kan de modal split beïnvloeden. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur voor parkeerplaatsen kunnen milieuvriendelijke materialen worden gebruikt. Nieuw aangelegde infrastructuur voor parkeerplaatsen kan de grondwaterspiegel verstoren.
thema 10: klachtenregistratie
x
Mogelijks zijn er klachten inzake lichthinder, geluidhinder.
thema 1: versnippering
x
Bij de keuze van locatie voor overstapvoorziening (vb. P&R) kan rekening gehouden worden met versnippering.
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
De keuze van een locatie voor overstapvoorziening kan de luchtvervuiling en het energieverbruik op bepaalde plaatsen doen verminderen of toenemen.
thema 4: lichthinder
x
Slecht geplaatste verlichting aan overstapvoorzieningen en halten kan lichthinder veroorzaken.
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
thema 6: ruimtelijke planning
x
De keuze van een locatie voor overstapvoorziening kan de geluidshinder op bepaalde plaatsen doen verminderen of toenemen. Bij de keuze van locatie voor overstapvoorziening (vb. P&R) kan rekening gehouden worden met de natuurwaarden.
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
x
Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur aan overstapsvoorzieningen en halte-accomodatie kunnen milieuvriendelijke materialen gebruikt worden.
thema 9: water
x
Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur kan rekening gehouden te worden met de grondwaterspiegel.
thema 10: klachtenregistratie
x
thema 1: versnippering
0
Mogelijks zijn erklachten rond lichthinder, geurhinder, geluidshinder.
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
Een verschuiving naar meer gebruik van modi andere dan vrachtwagens kan een positief effect hebben op de luchtverontreiniging en het energieverbruik.
Een verschuiving naar meer gebruik van modi andere dan vrachtwagens kan in bepaalde gebieden de geluidshinder verminderen.
werkdomein C: flankerende maatregelen C(n) Vervoersmanagement
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
Een verschuiving in vervoermiddelkeuze naar openbaar vervoer en fiets kan de luchtvervuiling en het energieverbruik verminderen.
thema 4: lichthinder
0
Indien het vervoersmanagement gepaard gaat met
pagina 9
C(n) Tarifiëring openbaar vervoer
C(n) Campagnes
C(n) Marketing, informatie en promotie naar doelgroepen
C(n) Handhaving
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
0
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
0
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
0
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
0
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
infrastructurele ingrepen kunnen deze milieuthema's wel van belang zijn.
Tarifiëring van het openbaar vervoer kan een verschuiving naar deze modus veroorzaken en bijgevolg een positief effect hebben op de luchtkwaliteit en het energieverbruik.
Bij de campagnes kan aandacht besteed worden aan de milieuaspecten.
Bij de marketing, informatie en promotie kan aandacht besteed worden aan de milieuaspecten.
Het handhaven van opgelegde snelheden kan een positieve invloed hebben op de luchtkwaliteit en het energieverbruik.
pagina 10
C(n) thema 1: versnippering Beleidsondersteuning en thema 2: luchtvervuiling gemeentelijke organisatie thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
C(n) Gemeentegrensoverschrijdende aspecten
C(n) Monitoring en evaluatie
0 0 0
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
thema 1: versnippering
x
thema 2: luchtvervuiling
x
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
x
thema 4: lichthinder
x
thema 5: geluidshinder en trilllingen
x
thema 6: ruimtelijke planning
x
thema 7: groeninrichting
x
thema 8: afval
x
thema 9: water
x
thema 10: klachtenregistratie
x
thema 1: versnippering
0
thema 2: luchtvervuiling
0
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
0
thema 4: lichthinder
0
thema 5: geluidshinder en trilllingen
0
thema 6: ruimtelijke planning
0
thema 7: groeninrichting
0
thema 8: afval
0
thema 9: water
0
thema 10: klachtenregistratie
0
Gemeentegrensoverschrijdende projecten kunnen effecten teweegbrengen voor milieu. Afhankelijk van de concrete invulling van de projecten kunnen bepaalde milieuthema's wel of niet van toepassing zijn. Voor de keuze van milieuthema's kan beroep gedaan worden op de milieufiches.
Als milieuaspecten worden opgenomen in het mobiliteitsplan is een monitoring en evaluatie hiervoor van belang.
pagina 11
SAMENVATTENDE TABEL
thema 1: versnippering
thema 2: luchtvervuiling
thema 3: energieverbruik en emissie van broeikasgassen
thema 4: lichthinder
thema 5: geluidshinder en trillingen
thema 6: ruimtelijke planning
thema 7: groeninrichting
thema 8: afval
thema 9: water
thema 10 :klachtenregistratie
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST - CLUSTER MOBILITEIT
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
MOBILITEITSPLAN werkdomein A: ruimtelijk beleid A(n) ruimtelijke plannen A(n) strategische ruimtelijke projecten A(n) Deelruimten (industriezones, stationsomgevingen,…) A(n) …
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
werkdomein B: verkeersnetwerken B(n) Categorisering van wegen B(n) Verblijfsgebieden B(n) Fietsroutes en fietsroutenetwerken B(n) Trage wegen B(n) Openbaar (personen)vervoer B(n) Routes zwaar vervoer B(n) Parkeerbeleid en -plan B(n) Overstapvoorzieningen en halte-accommodatie B(n) Multimodaal goederenvervoer B(n) …
x
x
x
x
x
x
x
x
x
0
x
x
x
x
x
0
x
x
x
x
x
x
x
0
x
x
x
x
x
x
x
x
x
0
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
0
x
x
x
x
x
x
x
0
x
x
x
0
x
0
x
x
x
x
x
x
x
x
x
0
x
x
x
0
x
x
0
x
0
0
0
0
0
0
x
x
0
0
0
0
0
0
0
werkdomein C: flankerende maatregelen C(n) Vervoersmanagement C(n) Tarifiëring openbaar vervoer
0
x
x
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
C(n) marketing, informatie en promotie naar de doelgroepen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
C(n) handhaving
0
x
x
0
0
0
0
0
0
0
C(n) beleidsondersteuning en gemeentelijke organisatie
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
C(n) campagnes
C(n) Gemeentegrensoverschrijdende aspecten
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
C(n) Monitoring en evaluatie
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
pagina 12
Bijlage 2: Milieufiches De milieufiches zijn allen op dezelfde manier opgebouwd. De opstelling van de fiches is als volgt: - Probleemstelling: In deze paragraaf wordt beschreven welke impact het verkeer heeft op het thema. - Vragen ter evaluatie van (maatregelen of acties uit) het mobiliteitsplan of –beleid: Door deze vragen te stellen, krijgt men zicht op hoe het mobiliteitsbeleid (of bepaalde maatregelen of acties die er uit voortvloeien) een invloed kunnen hebben op een thema. Niet alle vragen zullen relevant zijn voor elke gemeente. Bepaalde vragen gaan concreet in op de mogelijke effecten van de uitvoering van het mobiliteitsplan. Het is niet nodig om op alle vragen te antwoorden. Deze vragen geven eerder aan hoe men kan afleiden welke invloed het verkeer op het thema heeft. - Indicatoren: Met indicatoren kan je nagaan hoe het thema evolueert. Men is niet verplicht deze indicatoren op te volgen. Het is een manier om na te gaan hoe het gemeentelijke beleid scoort voor een bepaald thema. - Maatregelen: Hier vind je een niet-limitatieve lijst van maatregelen die je kan inschakelen om mogelijke problemen op te lossen. - Bronnen van informatie: Deze paragraaf verwijst naar literatuur, rapporten, websites en data die relevant zijn voor het thema.
pagina 13
Thema 1
Versnippering
Probleemstelling Natuurgebieden worden opgedeeld in kleinere deelgebieden door de aanleg van wegen, spoorwegen, kanalen met verstevigde oevers, stuwen, sluizen,… De aangelegde infrastructuur vormt een barrière voor planten- en dierenpopulaties (sterfte door wegverkeer is de meest voorkomende onnatuurlijke doodsoorzaak bij grotere dieren). Door de barrièrewerking wordt de uitwisseling van genetisch materiaal bemoeilijkt en kan de populatie zodanig geïsoleerd geraken dat haar groei in het gedrang komt. De mate waarin een weg een barrière vormt, is afhankelijk van de breedte en de intensiteit. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Doorkruist bestaande of geplande infrastructuur natuurgebieden (bossen, parken, graslanden, moerassen, duinen,…)? − Is er een doorsnijding van gebieden die zeer gevoelig zijn of een belangrijke ecologische waarde hebben? − Is er een doorsnijding van gebieden die beschermd worden door internationale, nationale of lokale wetgeving (Ramsar, vogelrichtlijn, habitatrichtlijn, duinendecreet)? − Is er een doorsnijding van gebieden waar beschermde of gevoelige (waardevolle) diersoorten voorkomen? − Is er een doorsnijding van gebieden met een belangrijke functie voor fauna en flora (broedgebieden, nestgebieden, foerageergebieden, overwinteringplaatsen, migratiegebieden,…)? − Is er een doorsnijding van gebieden met een hoge landschappelijke waarde? Indicatoren 2 − Aantal doorsneden natuurgebieden, oppervlakte natuurgebieden (km ) 2 − Oppervlakte aan infrastructuur (km ) 2 − Dichtheid wegennet, spoorwegennet, kanalen,… (km/km ) − Aantal dierlijke slachtoffers (aantal/jaar) Maatregelen − wildrasters − Ecoducten − Tunnels − Paddenoverzetacties (structurele oplossing: amfibieëntunnels) − Ecologisch bermbeheer − Reflectoren of spiegels − Uitwerken van kleine landschapselementen Bronnen van informatie − Rodts Jan, Holsbeek Ludo, Muyldermans Sandra, Dieren onder onze wielen, fauna en wegverkeer, 1998, VUB Press − Vlaamse overheid, departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Vademecums Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen, http://www.lne.be/themas/milieu-eninfrastructuur/vademecums-natuurtechniek/ − Gewestplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen: http://www.gisvlaanderen.be/geovlaanderen onder ruimtelijke planning − Rode Lijst soorten: http://www.inbo.be onder kenniscentrum − Biologische waarderingskaart: http://www.instnatinbo.be onder publicaties − Boskaart: http://www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen onder milieu − Cultureel erfgoed: kaart met beschermde landschappen, dorps- en stadsgezichten en monumenten: http://www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen onder cultureel erfgoed − Ecosysteemkwetsbaarheidkaarten en prioriteitenatlas voor ontsnippering: http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=PUB_CD_KWETS
pagina 14
− − − −
Natuurindicatoren mbt versnippering van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (inbo): http://www.natuurindicatoren.be Habitat- en vogelrichtlijngebieden: http://www.gisvlaanderen.be/geovlaanderen/natura2000 MIRA-T deel rond versnippering: http://www.milieurapport.be NARA : Natuurrapporten van 2001, 2003, 2005 – o.a. hoofdstuk versnippering (http://www.nara.be)
pagina 15
Thema 2
Luchtvervuiling
Probleemstelling De meeste voertuigen worden aangedreven door verbrandingsmotoren. Bij die verbranding komen naast CO2 ook vb. SO2, NOx, roetdeeltjes (PM) en allerlei vluchtige organische stoffen (VOS) vrij. Deze luchtvervuiling is niet alleen van regionaal of internationaal belang. Veel van de milieueffecten doen zich voor in de onmiddellijke nabijheid van de emissies (vb. effecten op de volksgezondheid) en zijn daarom ook belangrijk op gemeentelijk niveau. Deze effecten zijn trouwens het belangrijkst in het centrum van gemeenten en steden, waar de meeste mensen worden blootgesteld en waar vaak straatcanyons (smalle straten met aan weerszijde hoge bebouwing) zijn. Modellen (vb. het stratenmodel CAR Vlaanderen) kunnen deze emissies en de daaruit resulterende concentraties in de omgevingslucht beschrijven en vergelijken met eventuele luchtkwaliteitsnormen zodat een meer onderbouwd beleid kan gevoerd worden. Hoewel individuele auto’s milieuvriendelijker zijn dan 10 jaar geleden, is de blootstelling aan uitlaatgassen niet in dezelfde mate verbeterd. Dieselvoertuigen zijn nu veel populairder en ze zijn de belangrijkste bron van PM-emissies. Brom- en motorfietsen, vooral gebruikt voor lokaal verkeer, hebben evenmin dezelfde technologische evolutie doorgemaakt als benzinewagens. Ze zijn een belangrijke bron van VOS- en PM-emissies. Voor benzinewagens is het belangrijk om de technisch geavanceerde katalysatoren te vrijwaren van defecten. Inspectie en onderhoud zijn daarom nu veel belangrijker dan vroeger. Ook parkerende wagens kunnen lokaal (vb. in garages) hogere concentraties van verdampende stoffen (VOS) veroorzaken. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Worden alternatieven voor de auto aangeboden om het centrum te bereiken? − Wordt een verschuiving van de wagen naar het openbaar vervoer, het fietsen en te voet gaan gestimuleerd? − Is een evaluatie gemaakt van de emissienormen waaraan de voertuigen van de gemeentelijke diensten voldoen? − Worden de voertuigen nauwgezet onderhouden? − Kiest uw gemeente bij de vervanging van voertuigen consequent voor de meest milieuvriendelijke voertuigen en brandstoffen? − Worden de gebruikers van de voertuigen op de hoogte gesteld van het belang van een milieuvriendelijke rijstijl? − Kiest de gemeente bij aankoop van nieuwe voertuigen voor voertuigen met een hoge ecoscore? − Werd de problematiek van luchtverontreiniging door verkeer op het gemeentelijke grondgebied d.m.v. het stratenmodel CAR Vlaanderen of een gelijkwaardig model in kaart gebracht? Werden oplossingen voor de knelpuntstraten/-gebieden voorgesteld? − Zijn er gebieden die lijden onder de emissies van het verkeer m.n. waar wettelijke grenswaarden en overschrijdingsmarges overschreden worden (maximale concentraties aan polluenten)? − Werd een actieplan rond luchtverontreiniging door verkeer o.b.v. modellering opgemaakt? Indicatoren 3 − Lokale concentraties van SO2, NOX, PM, ozon, …(µg/m ) − Aantal keren dat de luchtkwaliteitsnormen overschreden zijn (EC richtlijn 96/92/EC) − Aantal straten met overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen − Aandeel van de bevolking dat aan te hoge concentraties (hoger dan opgelegde normen) is blootgesteld − Klachten over geurhinder door verkeer − Emissies van het eigen voertuigenpark: Hiervoor wordt een programma Milieutoetsing
pagina 16
Voertuigenpark ter beschikking gesteld Maatregelen − Ingrijpen op snelheid waar deze hoger ligt dan 70 km/h − Zorgen voor een vloeiend verkeersverloop (vb. door het instellen van een groene golf op belangrijke verkeersaders) − Sensibilisatie rond milieuvriendelijke rijstijl − Stimuleren van wandelen en fietsen voor lokale verplaatsingen − Stimuleren van collectief vervoer en verhogen van bezettingsgraad voor andere verplaatsingen tussen deelgemeenten (en naar de randgemeenten). − Meest milieuvriendelijke voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark (ecoscore), dienstfietsen, woon-werkverkeer met de fiets stimuleren − Bereikbaarheid van gemeentelijke diensten via OV en fiets verhogen (en informatieverspreiding hierrond) − Opvolgen van de emissies van het eigen voertuigenpark d.m.v. het ter beschikking gestelde programma MilieuToetsing Voertuigenpark − Door een milieuvriendelijk gebruik van de voertuigen (het juiste voertuig voor de juiste job, optimale bezetting of belading) door het eigen personeel het goede voorbeeld geven en daarover informeren − Gebruik van solventarme verven − In kaart brengen van problematiek rond luchtverontreiniging door verkeer (vb. met CAR Vlaanderen) om gericht maatregelen te kunnen nemen Bronnen van informatie − Informatie over milieuvriendelijk rijden: http://www.ikbenrob.be − Informatie over de meest milieuvriendelijke wagens: http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be − Informatie over polluenten in de lucht: http://www.irceline.be − automatische luchtmeetnet via de website van de Vlaamse Milieu Maatschappij (http://193.190.137.211/technopolis/index.php). − Informatie over de meest milieuvriendelijke wagens op de markt: http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be − algemene milieunormen: Vlarem II − Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) − informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org - CO2-gids, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op http://www.zuinigewagen.be - Studie ‘Immissieproblematiek ten gevolge van het verkeer: knelpunten en maatregelen’ op http://www.vlaanderen.be/lucht - Informatie m.b.t. problematiek van luchtverontreiniging door verkeer op lokaal niveau: http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit Opmerking − In het kader van de samenwerkingsovereenkomst wordt het programma Milieutoetsing Voertuigenpark (MTV) ter beschikking gesteld aan de gemeenten. Met dit programma kan de gemeente een milieuevaluatie van de gemeentelijke vloot uitvoeren. Het is aangewezen dit programma te gebruiken. Het programma is terug te vinden op de website http://www.samenwerkingsovereenkomst.be bij de handleiding van het thema mobiliteit. − Met het model CAR Vlaanderen kunnen gemeenten in alle straten een screening uitvoeren van de luchtkwaliteit (NO2 en PM10) en dit voor de jaren 2005, 2010 en 2015. Hiermee krijgen de gemeenten een goed inzicht in de problematiek van luchtverontreiniging als gevolg van het verkeer. Het stratenmodel is terug te vinden op de website http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit
pagina 17
Thema 3
Energieverbruik en emissie van broeikasgassen
Probleemstelling Alle vormen van transport en mobiliteit vergen energie. Voor gemotoriseerde voertuigen worden daarvoor bijna uitsluitend fossiele energiebronnen aangewend. De meest gebruikte brandstoffen zijn benzine en diesel. Het verbruik van auto’s is in het bijzonder hoog bij korte ritten met een nog koude motor binnen de (deel)gemeente. Het gebruik van collectief vervoer resulteert in een lager energieverbruik per persoonskilometer bij een voldoende bezettingsgraad. Het belangrijkste probleem is dat op termijn deze brandstoffen uitgeput kunnen raken en ook dat door de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt. CO2 is een broeikasgas en levert een belangrijke bijdrage aan de klimaatsverandering. Tenslotte komen bij verbranding ook een hele reeks andere gassen vrij: sommige hebben eveneens een beperkte invloed als broeikasgas (CH4, N2O), maar belangrijker zijn de schadelijke effecten voor de volksgezondheid. Deze komen aan bod in thema 2. Het brandstofverbruik van het eigen wagenpark kan gemakkelijk opgevolgd worden door het invoeren van een registratiesysteem. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Wordt het brandstofverbruik van de eigen voertuigen bijgehouden en nadien geëvalueerd? − Stijgt of daalt de emissie van broeikasgassen? − Kiest men bij vervanging van voertuigen consequent voor de zuinigste types? − Wordt voldoende ruimte geboden aan fietsers en voetgangers eventueel in de vorm van een gescheiden fietsnetwerk? − Wordt bij snelheidsmaatregelen en doorstromingsmaatregelen rekening gehouden met het milieu? − Wordt er campagne gevoerd om korte ritten af te leggen met de fiets of te voet? Indicatoren − Energiegebruik door eigen voertuigen (l/jaar, ton/jaar) − Bezettingsgraad van voertuigen en openbaar vervoer − Aandeel van wandelen en fietsen in lokale verplaatsingen (%) − Aandeel van trein, metro, tram, bus in pendelverkeer − CO2-emissies en brandstofverbruik van het eigen voertuigenpark Maatregelen − Stimuleren collectief vervoer, verhogen bezettingsgraad − Stimuleren wandelen en fietsen voor lokale verplaatsingen door aanpassen van de voorzieningen, door sensibilisatie − Aanschaf van zuinige voertuigen voor gemeentelijke diensten − Gemeentediensten en inwoners sensibiliseren over milieuvriendelijke rijstijl − Gemeentediensten sensibiliseren over milieuvriendelijke brandstoffen en/of vervoermiddelen − Gebruiken van milieuvriendelijke brandstoffen in eigen voertuigenpark Bronnen van informatie − Informatie over de meest zuinige wagens op de markt http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be − Informatie over luchtverontreiniging: http://www.vmm.be − Informatie over polluenten in de lucht: http://www.irceline.be − Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, departement Leefmilieu Natuur en Energie (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit)
pagina 18
− − −
informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org CO2-gids, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op http://www.zuinigewagen.be programma ‘Milieutoetsing voertuigenpark’ voor de milieuevaluatie van het eigen wagenpark
pagina 19
Thema 4
Lichthinder
Probleemstelling Verlichting van de openbare weg en lichtreclames kunnen een storende invloed hebben op het leven van nachtdieren (verstoring van het dag/nachtregime). Lichthinder draagt ook bij tot de versnippering van de habitat voor deze dieren. Ook mensen kunnen hinder ondervinden van verlichting. Dit kan een verstoorde nachtrust en stress tot gevolg hebben. Bovendien zorgt het energiegebruik van de verlichting voor een bijdrage in de emissie van broeikasgassen. Meer over de emissies van broeikasgassen vind je onder thema 3. Straatverlichting draagt in belangrijke mate bij tot de opwaartse verstrooiing van licht. De sturing van de verlichting gebeurt door de elektriciteitsleveranciers. Bij meer moderne installaties is een sturing op maat van de omgeving beslist mogelijk. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − − −
Ondervinden bewoners hinder van de wegverlichting en/of lichtreclames? Is het mogelijk om de verlichting te dimmen of alternatieven te gebruiken. Bijvoorbeeld reflectoren of LED-verlichting. Worden natuurgebieden verstoord door de verlichting van wegen en/of door lichtreclames?
Indicatoren − − − −
Aantal klachten i.v.m. lichthinder 2 Oppervlakte door licht verstoord habitat (km ) Geïnstalleerde lichtsterkte (lumen per km weg) Elektriciteitsverbruik voor het verlichtingsnet
Maatregelen − − − − − −
Verlicht wat verlicht moet worden, niet de omgeving Aangepaste armaturen met zo weinig mogelijk opwaartse straling Aangepaste lampen (spaarlampen) Aangepast verlichtingsregime (lichten doven op een bepaald tijdstip, geen of minder verlichting in kwetsbare gebieden), meer info over de mogelijkheden vindt u bij uw elektriciteitsleverancier Beperken van oververlichting: gebruik de gepaste verlichtingssterktes Verlichtingsplan opstellen
Bronnen van informatie
pagina 20
− − − − − − − − − − − −
Website dienst Hinder en Risicobeheer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie http://www.milieuhinder.be Brochures ‘Wegverlichting zonder lichthinder’ (2003) en ‘Publiciteit zonder lichtvervuiling’ (2001) van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dienst Hinder en Risicobeheer MIRA-T rapporten; themahoofdstuk lichthinder: http://www.milieurapport.be Informatie over lichthinder: http://www.platformlichthinder.nl Werkgroep lichthinder van de Vereniging voor Sterrenkunde (VVS) http://www.lichthinder.be http://www.darksky.org http://www.bondbeterleefmilieu.be/lichthinder of http://www.verlichtenzonderhinder.be International Commission on Illumination op http://www.cie.co.at Federatie van de netbeheerders elektriciteit en aardgas in België op http://www.synergrid.be hinder op http://www.emis.vito.be/lichthinder Module 4 van het mobiliteitsconvenant: Aan de bebouwde omgeving aangepaste verlichting van een gewestweg, geplaatst door de lokale overheid http://www.mobielvlaanderen.be/convenants Module 17 van het mobiliteitsconvenant: Verlichting van een gewestweg, geplaatst door het gewest http://www.mobielvlaanderen.be/convenants
pagina 21
Thema 5
Geluidshinder en trillingen
Probleemstelling Het verkeer is de belangrijkste bron van geluidshinder. Een motorvoertuig veroorzaakt een combinatie van verschillende geluiden. Ten eerste is er het motorgeluid (ook het geluid van de uitlaat en soms ook van de luchtinlaat wordt als motorgeluid beschouwd). Hoe meer vermogen de motor ontwikkelt, hoe sterker in het algemeen het motorgeluid is. Het motorgeluid neemt eveneens toe met het toerental. Vervolgens is er het bandengeluid of rolgeluid. Dit ontstaat in het contactvlak tussen de band en het wegdek en neemt toe met de snelheid van het voertuig. Het rolgeluid is afhankelijk van het type wegverharding, de staat van de weg, het profiel van de band en de weersgesteldheid. Het geluidsniveau wordt gemeten in dB(A). Het geluidsniveau neemt niet evenredig toe met het aantal constante bronnen. Bij een verdubbeling van het aantal constante bronnen neemt het geluidsniveau toe met 3 dB(A). Een toename met 10 dB(A) is het resultaat van een vertienvoudiging van het aantal constante bronnen en wordt ervaren als een verdubbeling van de luidheid. Trillingen worden veroorzaakt doordat een rijdend voertuig door oneffenheden in het wegdek kleine verticale bewegingen maakt. Hierbij worden op de grond krachten uitgeoefend waardoor trillingen ontstaan. Deze trillingen worden overgedragen op de naast de weg gelegen bebouwing. Trillingshinder is afhankelijk van gewicht en snelheid van het voertuig, oneffenheden in het wegdek, afstand tussen weg en bebouwing, overdracht van trillingen in de bodem, stevigheid van de bebouwing en de gevoeligheid van de bewoners. Maatregelen om geluidshinder te beperken, zullen dikwijls ook een vermindering van trillingen tot gevolg hebben. Plaatsen die nog vrij zijn van storend (verkeers)lawaai en waar natuurlijke geluiden overheersen zijn schaars in Vlaanderen. Het is dan ook belangrijk om deze stille gebieden te bewaren en te beschermen: Zij kunnen het kwaliteitslabel ‘Stiltegebied’ verwerven. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Ondervinden bewoners geluidshinder van het verkeer? − Ondervinden bewoners trillingshinder van het verkeer? − Behoren de wagens van het gemeentelijke wagenpark tot de stilste op de markt? − Zijn er delen van de weginfrastructuur die aanleiding geven tot geluidshinder (putten, losliggende riooldeksels, ongelijke betonplaten, niet aangepaste verkeersdrempels,…) − Zijn er plaatsen waar tegen te hoge snelheid wordt gereden? − Zijn er woonstraten waar grote aantallen vrachtwagens doorrijden? − Worden motor- en bromfietsen regelmatig gecontroleerd op uitlaat en maximum snelheid? − Zijn er potentiële stiltegebieden in uw gemeente? − Worden natuurgebieden/stiltegebieden verstoord door het geluid van verkeer? Indicatoren − Aantal potentieel (ernstig) gehinderden door geluid (%) − Potentieel aantal ontwaakreacties per nacht ten gevolge van geluid − Aantal klachten i.v.m. geluidshinder en/of trillingshinder 2 − Oppervlakte door geluid verstoord habitat (km ) − Geluidsniveau ter hoogte van de gevel (LAeq in dB(A)) Maatregelen − Hinderkaart opstellen − Concentreren van verkeer − Norm-conform maken van drempels − Voorkomen van oneffenheden in de weg − Ontraden van zwaar verkeer in gebieden met grote bevolkingsdichtheid − Stimuleren van geluidsarme rijstijl (optrekken, afremmen, hoorn,…)
pagina 22
− − − − − − −
Geluidswerende infrastructuur (schermen, wallen,…) Materiaalkeuze bij wegenaanleg: open asfaltbetonverharding Snelheidsbeperkingen De stilste voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark (hoewel alle wagens aan dezelfde normen moeten beantwoorden, zijn er toch grote verschillen) Regelmatige controle op motor- en bromfietsen Het kwaliteitslabel voor stiltegebieden aanvragen Handhaving voor het gebruik van zware audio-installaties in wagens (boomcars)
Bronnen van informatie − Algemene Informatie i.v.m. geluidshinder: − http://www.milieuhinder.be − http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/index.html − Geluid en verkeer: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS − Stiltegebieden in Vlaanderen – Leidraad bij het creëren van een landelijk stiltegebied op http://www.milieuhinder.be − Het geluidsniveau van individuele voertuigen kan teruggevonden worden op de website http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be − De beste site voor wie een technische achtergrond heeft en alles wil weten over geluidshinder: Prof. Botteldooren: http://acoustweb.intec.ugent.be − Schriftelijk Leefomgevingsonderzoek (SLO): onderzoek (a.d.h.v. een enquête) naar de mate waarin de burgers van het Vlaamse Gewest hinder ervaren van geur, geluid en licht, http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos − Informatie over hinderenquête: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/gezondheid/hinderfact.htm − Het correct modelleren van geluidsniveaus is specialistenwerk. Er bestaan echter kant en klare modellen die een eerste idee kunnen verschaffen van de ernst van een probleem. Een eenvoudig voorbeeld is te vinden op: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/vlgcalc.htm. − Gezondheidseffecten van geluid: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/gezondheid/geluidengezondheid.htm voor een overzicht. − Slaapverstoring : http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/sleepcal.htm − MIRA-T deel rond geluidshinder: http://www.milieurapport.be − Module 5 van het Mobiliteitsconvenant: geluidswerende maatregelen langs hoofdwegen en primaire wegen http://www.mobielvlaanderen.be/convenants
pagina 23
Thema 6
Ruimtelijke planning
Probleemstelling De leefbaarheid van onze steden en dorpen komt in het gedrang door het verkeer. De inrichting van de infrastructuur en de inplanting van bedrijven, wijken, diensten kunnen een invloed hebben op de vervoerswijzekeuze en de leefbaarheid van de omgeving. De aanwezigheid van fietspaden, voetpaden en een functioneel openbaar vervoernetwerk kan het gebruik van deze modi doen toenemen. De leefbaarheid in woonwijken kan verbeterd worden door de inrichting van de straten, snelheidsbeperkingen, het weren van (zwaar) verkeer, een goed fiets- en voetpadennetwerk,… De nabijheid van kwaliteitsvolle groene zones kan eveneens bijdragen tot een hogere levenskwaliteit voor de bevolking. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Is er een grote verkeersdruk rond recreatiedomeinen, natuurgebieden, bossen? − Wat is de invloed van het mobiliteitsbeleid of –plan op de huidige natuurwaarden (verbetering, verslechtering, ex aequo)? − Heeft het parkeerbeleid een invloed op de modal split in het voordeel van het openbaar vervoer en de fiets? − Wordt autogebruik op bepaalde plaatsen ontraden (via parkeerbeleid, verkeersgeleiding,…)? − Gebruikt men milieuverantwoorde bouwmaterialen bij de aanleg van nieuwe infrastructuur? − Zijn er voldoende groenzones beschikbaar voor de bevolking? − Is er coördinatie tussen ruimtelijke ordening en vervoersplanning met het oog op de onderlinge afstemming van de vervoersbehoefte en de behoefte aan bereikbaarheid? Indicatoren − Aantal kilometer fietspaden of aantal fietsroutes (km) − Aantal kilometer voetpaden (km) − Modal split (%) − Percentage van de bevolking met minimum één groene ruimte van goede kwaliteit op een wandelafstand van maximaal 5 minuten (%) Maatregelen − Verkeer weren in kwetsbare gebieden − Voldoende recreatiezones (domein, speelplein, grasveld, picknickplaats) voorzien zodat natuurgebieden onttrokken worden van overrecreatie − Recreatiezones en evenementen bereikbaar maken met milieuvriendelijke modi (voetpad, openbaar vervoer, fietspad, fietsenstalling) − Autovrije wijken − Juiste implementatie van woonwijken en arbeidsintensieve- of bezoekersfuncties − Nabijheidprincipe − Fietsnetwerken − Gebruik van milieuverantwoorde materialen (vb. gerecycleerde materialen) bij de aanleg van infrastructuur? − Parkeerbeleid − (Her)inrichting doortochten, centrum, pleinen − doorgaand vrachtverkeer weren in bebouwde kom Bronnen van informatie − landschapsatlas: http://www.gisvlaanderen.be onder producten en diensten – middenschalig − Ecosysteemkwetsbaarheidkaarten en prioriteitenatlas voor ontsnippering : http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=PUB_CD_KWETS − Vlaamse overheid, departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Vademecums
pagina 24
−
Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen, http://www.lne.be/themas/milieu-eninfrastructuur/vademecums-natuurtechniek/ Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen van de samenwerkingsovereenkomst Milieu voor o.a. het materiaalgebruik bij de aanleg van weginfrastructuur http://www.samenwerkingsovereenkomst.be.
pagina 25
Thema 7
Groeninrichting
Probleemstelling Langs heel wat wegen liggen bermen en sloten die de habitat voor vele planten- en diersoorten vormen. De inrichting van bermen, taluds en sloten kan een belangrijke bijdrage leveren tot de toename van biodiversiteit. Naargelang de inrichting kunnen bepaalde dieren en/of planten aangetrokken worden. Eens de berm of sloot er ligt, moet deze ook onderhouden worden. Ook het onderhoud kan op een ecologisch verantwoorde manier gebeuren, vb. door geen gebruik te maken van biociden. Deze stoffen zorgen immers voor de verontreiniging van het oppervlaktewater. Ecologisch bermbeheer is eveneens het toepassen van verschraling, het aanpassen van de maaidata,…. Ook de manier van afvoer van het maaisel en de types van machines die worden gebruikt spelen een rol bij het milieuverantwoord onderhoud. Sinds ’84 mogen er in de berm geen biociden meer gebruikt worden vanwege het bermbesluit. Volgens het biocidendecreet van 21 december 2001 zijn alle openbare diensten verplicht hun biocidengebruik te reduceren. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Is er een groenbeleid in de gemeente? Is er een bermbeheersplan? − Worden de bepalingen van het bermbesluit zorgvuldig nageleefd? − Wordt het gebruik van herbiciden, pesticiden, fungiciden e.d. geëvalueerd en afgebouwd? Hoe staat het met het reductieprogramma? − Worden waardevolle wegbermen langs landelijke wegen beschermd? − Worden wegbermen, taluds, sloten e.d. ecologisch ingericht en beheerd? Indicatoren − Gebruik van herbiciden, pesticiden, fungiciden,… (kg, l) − Aantal km ecologische berm t.o.v. aantal km berm Maatregelen − groene sporen door de gemeente plannen − ecologisch beheer: gebruik van biociden e.d. afbouwen − opvolgen van zowel de hoeveelheid maaisel als het biocidengebruik − bermbeheer langs landelijke wegen − natuurtechnisch inrichten van bermen, taluds, grachten,… Bronnen van informatie − Vlaamse overheid, departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Vademecums Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen, http://www.lne.be/themas/milieu-eninfrastructuur/vademecums-natuurtechniek − Boek m.b.t. bermbeheer waarbij per type berm het beheer wordt aangegeven: Zwaenepoel, A. (1998), Werk aan de berm!: handboek botanisch bermbeheer. Dit boek kan als leidraad gebruikt worden bij de opmaak van bermbeheersplannen − Folder ecologisch bermbeheer, Vlaamse overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken − Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen van de samenwerkingsovereenkomst Milieu voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen e.d.: http://www.samenwerkingsovereenkomst.be − http://www.wegen.vlaanderen.be/wegen/bermen/bermbeheer − Draaiboek voor de afbouw van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten op http://www.zonderisgezonder.be onder openbare diensten − Zie ook http://wegen.vlaanderen.be/wegen/biocidenreductie − NARA : Natuurrapporten van 2001, 2003, 2005 – o.a. hoofdstuk versnippering: http://www.nara.be
pagina 26
−
Natuurindicatoren m.b.t. versnippering: http://www.natuurindicatoren.be (ecologisch bermbeheer)
pagina 27
Thema 8
Afval
Probleemstelling Onze mobiliteit brengt heel wat afval met zich mee. Er ontstaat eveneens een aanzienlijke hoeveelheid afval bij het onderhoud van de auto (verversen olie, vervangen batterij, banden, …) of bij het afdanken van voertuigen. Hetzelfde geldt voor fietsen, zij het in veel beperkter mate. Daarnaast ontstaat ook bij de aanleg en de vernieuwing van weginfrastructuur een hoop afval. Al dit afval moet verwerkt worden, hetzij hergebruikt, hetzij gestort of verbrand. Het doel is om in eerste instantie de hoeveelheid afval te beperken, vervolgens zo veel mogelijk te hergebruiken en te recycleren om uiteindelijk zo weinig mogelijk afval te moeten verbranden of storten. Aan mobiliteit voor woon-werkverkeer en recreatie is ook zwerfvuil als probleem verbonden. Mensen die onderweg zijn, consumeren en laten verschillende soorten afval achter als zwerfvuil. Dit gaat om verpakkingen, sigarettenpeuken, kauwgom en andere soorten afval. Het is belangrijk dit probleem op drie vlakken aan te pakken: sensibiliseren, aanpassing van de infrastructuur en handhaving. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Wordt afval van voertuigen (olie, banden, batterijen) verzameld en gerecycleerd? − Wordt de bevolking geïnformeerd over waar zij met hun afvalolie, afvalbanden, afvalbatterijen, voertuigwrakken en/of onderdelen terechtkunnen? − Wordt zwerfvuil voorkomen en/of opgeruimd? − Wat gebeurt er met het afval afkomstig van de wegenbouw? − Is er een afvalstoffenregister over het geproduceerde en afgevoerde afval? Indicatoren − Hoeveelheid afval afkomstig van het eigen wagenpark (volgens de aard van de afvalstoffen) − Hoeveelheid afgedankte voertuigwrakken − Hoeveelheid afval afkomstig van de wegenbouw − Hoeveelheid en aard van afvalstoffen afkomstig van wegonderhoud (groenafval, verf van wegmarkeringen, …) Bij wegonderhoud wordt vaak zwerfvuil opgeruimd. Maatregelen − inzamelen van afvalolie, afvalbatterijen, afvalbanden,… − informatie verstrekken m.b.t. de mogelijkheden rond inzamelen afvalbatterijen, afvalbanden en ander afval − inventarisatiesysteem opzetten om de eigen afvalstromen (eigen wagenpark, wegenbouw) in kaart te brengen − milieuverantwoorde producten gebruiken bij het onderhoud en aanleg van wegen (vb. milieuvriendelijke verf) − sensibiliseren van de weggebruikers om geen zwerfvuil te veroorzaken door de straatvuilnisbakjes te gebruiken − optimaliseren van de infrastructuur zoals straatvuilnisbakjes op parkeerruimten, ontmoetingsplaatsen, knooppunten van fiets- en wandelroutes. Dit betekent oordeelkundig plaatsen en beheren. Bronnen van informatie − MIRA-T deel rond verkeer en vervoer: http://www.milieurapport.be − OVAM: http://www.ovam.be
pagina 28
Thema 9
Water
Probleemstelling Het verkeer kan op verschillende manieren een invloed hebben op zowel grond- als oppervlaktewater. Allereerst kan er door de aanleg van nieuwe infrastructuur een verstoring van de grondwaterspiegel optreden. Daarnaast is ook de kwaliteit van het afstromende hemelwater afkomstig van de infrastructuur van belang. Dit heeft een negatieve invloed op de bodem, het grondwater en mogelijk het oppervlaktewater met mogelijke gevolgen voor de soortensamenstelling. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur, in het bijzonder lokale wegen en parkings, dient ervoor te worden gezorgd dat de afwatering ervan oordeelkundig wordt aangelegd. Dit betekent dat hemelwater ofwel kan infiltreren, ofwel wordt afgevoerd naar het grachtenstelsel of naar de hemelwaterafvoer van een gescheiden rioleringsstelsel. Hierbij moet wel worden toegezien op de kwaliteit van het water. Zo is het niet altijd wenselijk om water van vb. parkings dat vaak vervuild is met olie e.d. rechtstreeks te laten infiltreren. Hier is het dan noodzakelijk dat technische maatregelen worden genomen (vb. olieafscheider, slibvang,…) In het geval van grote verharde oppervlakten, dient voldoende berging te worden voorzien. Op deze manier wordt vermeden dat de plaatselijke rioleringen worden overgedimensioneerd of dat in het afwaartse rioleringsstelsel overstorten in werking treden. Indien bijkomende verharde oppervlakte wordt aangesloten, dan kan via de overstorten extra vervuiling in de beken terechtkomen met nadelige effecten op de waterkwaliteit, fauna en flora. Het nut van afkoppeling situeert zich dus eveneens op het lokale vlak. Bovendien kan de gemeente extra subsidiëring vragen in het kader van het RIO-programma. Tevens wordt het regenwater op de wegverhardingen opgewarmd waardoor warmer water in de grachten en beken terechtkomt wat een impact heeft op verschillende organismen. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Wordt dooizout gecontroleerd gebruikt? Worden meer milieuvriendelijke producten/toepassingen overwogen/ingezet? − Wordt er bij de aanleg van wegen rekening gehouden met de invloed van een wijziging van de grondwaterspiegel? − Wordt er bij de aanleg van wegen rekening gehouden met bestaande beken en grachten? − Hoe gebeurt de afvoer van hemelwater bij wegenprojecten? − Wordt aandacht geschonken aan buffering en infiltratie? Indicatoren − − −
Gebruik van dooizouten (ton) Lengte van grachten langs wegen Lengte van RWA-stelsel voor afvoer hemelwater dat van de weg afstroomt
Maatregelen − Gecontroleerd gebruik van dooizout − Opvangbekkens voorzien en deze periodiek ruimen − De voorwaarden van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake infiltratie- en buffervoorzieningen toepassen bij aanleg of heraanleg van wegen (in werking sinds 2005) hoewel niet verplicht. − Prioritering van afvoer van hemelwater in hiernavolgende volgorde: infiltreren, bufferen en afvoeren. Meer in detail: infiltratie doorheen de verharding (zonder goten en slokkers), infiltratie in de onverharde randzones (zonder goten en slokkers), slokkers rechtstreeks aansluiten op open infiltratie- en buffergrachten met vertraagde afvoer (vb. grachten waarin drempels zitten), slokkers aansluiten op hemelwaterafvoerleidingen waarop infiltratie- en buffervoorzieningen met vertraagde afvoer zijn aangesloten. Minder te verkiezen zijn het aansluiten op open grachten zonder buffering. Te weren is het aansluiten op
pagina 29
− −
hemelwaterafvoerleiding zonder infiltratie of buffervoorziening. Absoluut te weren is het direct aansluiten op een gemengd rioolstelsel. Voor druk bereden wegen het hemelwater verzamelen en doorheen olie- en coalescentieafscheiders leiden vooraleer te lozen naar infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen of oppervlaktewater Uitvoeren van watertoets bij geplande aanleg van infrastructuur.
Bronnen van informatie − Meetgegevens m.b.t. de kwaliteit van het oppervlaktewater: http://www.vmm.be onder water: fysico-chemische kwaliteit (Prati-index) en biologische kwaliteit (Belgische Biotische Index) − Voor informatie rond integraal waterbeheer: http://www.ciwvlaanderen.be
pagina 30
Thema 10
Klachtenregistraties
Probleemstelling De bevolking kan een belangrijke schakel zijn bij het aangeven van milieuproblemen van verkeer. Via een klachtenregistratiesysteem wordt het gemeentebestuur op de hoogte gebracht van de meest lokale problemen. Hiervoor maken gemeenten gebruik van een gecentraliseerd systeem om klachten te registreren en op te volgen (MKROS). Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid − Worden de klachten van burgers inzake milieueffecten van verkeer geregistreerd en opgevolgd? − Worden de burgers geïnformeerd over waar zij terechtkunnen met hun klachten? − Wordt er bij het zoeken naar oplossingen voor de verkeersproblemen rekening gehouden met de klachten van burgers? − Wordt de bevolking bij het mobiliteitsbeleid betrokken? Indicatoren − Aantal klachten inzake verkeer (over reukhinder, geluidshinder, lichthinder,…) Maatregelen − Opzetten van een klachtenregistratiesysteem − Meest voorkomende klachten onderzoeken en aanpakken − Meer open en actieve vormen van inspraakverlening Bronnen van informatie -
Meer informatie over het klachtenregistratiesysteem MKROS is terug te vinden op http://www.lne.be/themas/hinder-en-risicos/milieuhinder-enklachten/milieuklachtendatabank-mkros
pagina 31