Opmerkingen Wmo Raad d.d. 24-12-2012 bij concept verordening Wmo 2013 Reactie gemeente Moerdijk d.d. 9 januari 2013 1. Art 1.c. Belanghebbende. Als zodanig is de omschrijving van deze term duidelijk. De vraag is echter of het “laten doen” van een aanmelding/aanvraag ook geldt voor ouders voor hun kinderen, curator/zaakwaarnemer voor een handelings-onbekwaam persoon of iemand die in de schuldhulpverlening zit. Mijn vraag is of ook de V.G.en psychiatrie duidelijk genoeg in beeld komt? Reactie Een aanmelding mag door iedereen gedaan worden, bijvoorbeeld ook door iemand van de thuiszorg. Naar aanleiding van de aanmelding wordt contact opgenomen met belanghebbende voor een oriënterend huisbezoek. In artikel 1 lid d van de verordening (definitie aanmelding) is in het aangepaste concept duidelijker opgenomen dat een aanmelding ook namens de belanghebbende gedaan mag worden. Een aanvraag vervolgens moet ingediend worden door de belanghebbende of diens wettelijke vertegenwoordiger. Voor kinderen tot 18 jaar zijn de ouders sowieso de wettelijke vertegenwoordiger, zij kunnen dit ook zijn bij meerderjarige kinderen (met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking). Ook een curator / zaakwaarnemer kan aangewezen zijn als wettelijke vertegenwoordiger en in die hoedanigheid een aanvraag namens de belanghebbende doen. In artikel lid q en artikel 6 is dit aangepast. 2. Art 1.h. De term Hoofdverblijf komt slechts voor in art 19 lid 2a in de tekst van de verordening zelf. Wel wordt veelvuldig “woning” genoemd. Dit zou tot verwarring kunnen leiden. In de toelichting op dit punt wordt nog vermeld dat verblijf (vakanties, weekenden etc) thuis, naast verblijf in een AWBZ instelling, geen hoofdverblijf dit. Dit is te rechtvaardigen, maar houdt dit ook in dat er geen compensaties c.q. aanpassingen (welke kan ook) zouden plaatsvinden in het huis (van bijv. ouders)?? Op grond van 19 lid 2a zou dit immers niet mogelijk zijn. Reactie In de definitie van Hoofdverblijf (artikel 1 lid g.) wordt aangegeven dat het hier om de woning gaat. Vervolgens wordt in de verordening verder de term woning gehanteerd. In de VNG modelverordening is bezoekbaar maken van de woning niet opgenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22-09-2010 (nr.09/1743) geoordeeld dat de het college uitsluitend een compensatieverplichting heeft jegens degenen die in de betreffende gemeente woonplaats hebben. En dat iemand niet in meerdere gemeenten tegelijkertijd woonplaats kan hebben. Uit de genoemde uitleg volgt dat de gemeente voor het bezoekbaar maken van de woning geen voorziening hoeft te treffen. In de praktijk komt in Moerdijk het bezoekbaar maken nauwelijks voor (ons zijn over de afgelopen 10 jaar 2 gevallen bekend). Mocht een dergelijke ondersteuningsvraag aan de orde zijn en het doorlopen van de verantwoordelijkheidsladder niet voor een voldoende oplossing zorgen dan kan mogelijk de hardheidsclausule van de verordening een oplossing bieden.
1
3. Art.1.p. Verantwoordelijkheidsladder. Wij begrijpen de 5 genoemde punten als treden van de verantwoordelijkheidsladder. Wellicht is het verstandig om in de toelichting voorbeelden te geven bij elke trede voor meer inzicht in de aldaar bedoelde WMO voorzieningen. Reactie In de artikelsgewijze toelichting zijn bij art 1. lid P. voorbeelden toegevoegd. Die tekst luidt als volgt: ‘Hieronder is per trede van de verantwoordelijkheidsladder een voorbeeld van een compenserende oplossing gegeven. Deze voorbeelden zijn niet uitputtend en uitsluitend. 1. Wat kan belanghebbende op eigen kracht? Bijvoorbeeld: Iemand rijdt nog auto waardoor hij zelf in zijn vervoersbehoefte voorziet. 2. Wat kan het sociaal netwerk van belanghebbende? Bijvoorbeeld: een buurvrouw geeft aan bij haar wekelijkse boodschappen ook voor de belanghebbende de boodschappen mee te willen nemen. 3. Wat kan met een algemene/ voorliggende voorziening? Bijvoorbeeld: iemand gaat bij het eetpunt in het verzorgingshuis eten omdat hij de boodschappen voor het avondeten niet meer zelf kan doen. 4. Wat kan met een individuele Wmo voorziening die collectief georganiseerd is? Bijvoorbeeld: het collectief vervoer waar meerdere personen tegelijk gebruik maken van de taxibus. 5. Wat kan met een individuele Wmo-voorziening die individueel georganiseerd is? Bijvoorbeeld: een traplift om gebruik te kunnen blijven maken van de slaapkamer en badkamer boven.’
4. Art 1.q. In de toelichting is vermeld dat bijv. ingeval van afschrijving het gesprek achterwege kan blijven. In veel gevallen zal dit het geval zijn, maar ik neem aan dat de gemeente ook periodiek de situatie opnieuw zal willen bezien: zowel om de inzet van voorzieningen te kunnen beperken, als ook om uit te breiden als het nieuwe gesprek hiertoe aanleiding geeft. In hoeverre neemt de gemeente hiertoe zelf het initiatief? Reactie Bij vervanging (in geval van afschrijving) kan een gesprek achterwege blijven maar alleen dan als duidelijk is dat er niets veranderd is in de situatie van de belanghebbende. In onze gekantelde werkwijze zullen we inregelen dat we bij vervanging van een voorziening inzichtelijk krijgen of er veranderingen zijn in de situatie van de belanghebbende of dat er een andere aanleiding is om met de belanghebbende in gesprek te gaan. Op dat moment zal de gemeente contact met de belanghebbende opnemen voor het inplannen van een gesprek.
2
5. Art. 3 en art. 6 (PM: opmerking vervallen in tweede concept) In de procedure is voorzien dat een scheiding plaatsvindt tussen aanmelding en aanvraag. Wat zijn de mogelijkheden van beroep van een belanghebbende indien de aanmelding en het gesprek niet leiden tot een formele aanvraag. Er wordt immers geen beschikking afgegeven waartegen de persoon in beroep kan gaan. Reactie De gekozen werkwijze t.a.v. de Kanteling hoeft de belanghebbende er niet van te weerhouden een aanvraag in te dienen als hij daarop staat. Hierdoor staan de mogelijkheden van beroep altijd open. 6. Art. 5 lid 4 en diverse andere artikelen De term “goedkoop” is weliswaar begrijpelijk uit oogpunt van de gemeente, maar in hoeverre zou in de verordening niet vermeld moeten worden dat de voorziening ook bruikbaar, effectief en efficiënt of functioneel zou moeten zijn. Dit komt wel in de toelichting naar voren, maar niet in de verordening. Wellicht is dit te ondervangen met een begripsdefinitie. Tevens vragen wij ons af of “goedkoop” bedoeld is voor alle voorzieningsvormen. Zo ja, wordt er ook gekeken naar de kwaliteit van de voorzieningen. Tot op heden dienen voorzieningen voor de deelname aan het verkeer geschikt te zijn voor een duur van 5 jaar. Hier is belangrijk dat er naar de kwaliteit van de voorzieningen gekeken wordt zodat de belanghebbende er ook gedurende 5 jaar mee vooruit kan.
Reactie Het is niet de term ‘goedkoop’ die door de gemeente wordt gebruikt maar de term ‘goedkoopst compenserend’. Het compenserend zijn van de oplossing staat voorop. De elementen bruikbaar, effectief en efficiënt, functioneel én de kwaliteit van de voorzieningen spelen bij het bepalen of een voorziening compenserend is een rol. De hoogste bestuursrechter heeft zich ook uitgelaten over de term ‘goedkoopst compenserend’. Hij zegt hierover: “De begrippen ‘goedkoopst’ en ‘compenserend’ moeten in onderlinge samenhang worden bezien. De volgorde waarin deze begrippen zijn geplaatst, betekent niet dat bij de afweging die wordt gemaakt, de hoogte van de kosten van de voorziening voorop staat en pas in tweede instantie wordt gekeken of de voorziening als compensatie kan worden aangemerkt. ‘Goedkoopst compenserend’ betekent dat een voorziening altijd compenserend moet zijn. Pas als er meerdere compenserende voorzieningen zijn, kan de goedkoopste compenserende voorziening worden gekozen.” (bron: LJN: BK3321, Centrale Raad van Beroep, 28 oktober 2009, 08/1600 Wmo) Deze jurisprudentie is in de artikelsgewijze toelichting opgenomen. 7. Art. 5 lid 6: een verslag van het gesprek wordt alleen gemaakt (toegestuurd) als een aanvraag niet aan de orde blijkt te zijn. Het zou beter zijn als in alle gevallen een verslag wordt opgemaakt en toegestuurd, mede omdat dit als onderbouwing van de aanvraag kan dienen.
3
Wordt verder nog door het Wmo loket hulp aangeboden bij het opstellen en indienen van de aanvraag? Reactie Als tijdens het gesprek blijkt dat een aanvraag voor een individuele Wmo voorziening aan de orde is dan wordt door de Wmo consulent de aanvraag / het aanvraagformulier samen met de belanghebbende doorgenomen. De consulent maakt daarnaast naar aanleiding van het gesprek een rapportage, wat door de consulent als onderbouwing bij de aanvraag / het aanvraagformulier wordt gevoegd. Op verzoek kan deze rapportage aan de belanghebbende worden verstrekt. Hulp door het Wmo loket bij het opstellen en indienen van de aanvraag zal in de praktijk niet nodig zijn omdat de Wmo consulent tijdens het huisbezoek met de belanghebbende de aanvraag doorloopt en de consulent op dat moment helpt met het invullen van het aanvraagformulier. 8. Art. 7, lid 1a Schoon zijn van een huis is een lastig begrip. In hoeverre zijn er kwalitatieve normen beschikbaar en zijn deze in de verordening op te nemen? Reactie De norm die voor ons leidend is bij het schoon zijn van een huis is dat vervuiling voorkomen wordt. Dat is in de artikelsgewijze toelichting opgenomen. Verder is ‘schoon zijn’ een zodanig subjectief begrip dat daar geen kwalitatieve normen voor in de verordening opgenomen worden. De indicatie geeft vervolgens aan welke huishoudelijke werkzaamheden moeten gebeuren en hoeveel tijd daarvoor beschikbaar is. 9. Art 7 lid 1b en 1c. De woorden “voorzien” zijn (voedsel) en “aanwezig” zijn (kleding) zouden misverstanden kunnen oproepen. Ik neem aan dat niet bedoeld is de aankoop van dergelijke zaken. In de toelichting gebruikt men de term “beschikbaar zijn”. Reactie Er wordt inderdaad niet de aankoop (in de zin van de bekostiging) van dergelijke zaken bedoeld. Bij lid 1 b. kan het doen van boodschappen wel tot de mogelijkheden behoren. Bij het aanwezig zijn van kleding (lid 1 c.) wordt zowel niet gedoeld op het aanschaffen van kleding (winkelen) als de bekostiging van de kleding. Het gaat om de kleding die iemand (al) in zijn bezit heeft. Omdat woorden als ‘voorzien zijn van’, ‘aanwezig zijn’ of ‘beschikbaar zijn’ op meerdere manieren te interpreteren zijn is dit in de artikelsgewijze toelichting verder toegelicht.
10. Art.7 lid 1d. Het gaat volgens de toelichting hierbij om de “ondersteuning” in het verzorgen kinderen. Deze term staat zelf niet in de verordening. Verder staat in de toelichting dat het ondersteunen van een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en dat intensieve zorg voor gehandicapte kinderen onder de AWBZ valt.
4
Moeten deze zaken dan niet in artikel 19 opgenomen worden of valt dit “automatisch” onder de volgorde van de verantwoordelijkheidsladder (algemene en voorliggende voorzieningen)? Reactie De term ondersteuning is aan artikel 7 lid 1 d. toegevoegd. Zaken als ondersteuning uit de Wet op de jeugdzorg en de intensieve zorg voor gehandicapte kinderen die onder de AWBZ valt, vallen inderdaad automatisch onder de volgorde van de verantwoordelijkheidsladder. 11. Art. 8 lid 1 Aan het eind van dit artikel is toegevoegd “waar men over beschikt”. Dit zou verwarring kunnen scheppen omdat “beschikken” ook een juridische component heeft. Reactie Deze zinsnede is overgenomen uit de modelverordening Wmo van de VNG. Beschikken heeft inderdaad ook een juridische component , de tekst in de verordening is als volgt aangepast: ‘de woning die als hoofdverblijf dient’. 12. Art. 8 lid 3 en 4 (PM: opmerking vervallen in tweede concept) Houdt dit in dat er geen voorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding mogelijk is? Een verhuiskostenvergoeding is immers ook een individuele voorziening, alleen in financiële zin. Reactie Niet van toepassing omdat opmerking is vervallen in tweede concept. 13. Art. 10 Hier wordt gesproken over de directe woonomgeving. Deze staat echter niet in art.1 gedefinieerd. Wel in de toelichting (5 OV zones). Wij gaan er tevens van uit dat de in de toelichting genoemde km geldt voor het vervoer binnen de 5 zones en niet gelden voor het Valys vervoer buiten de directe omgeving. Reactie Het aantal kilometers van 1500 tot 2000 als omvang van de compensatie geldt voor de Wmo, dus voor het zich lokaal verplaatsen in de directe woon-en leefomgeving. Voor Valys gelden de normen die landelijk worden vastgesteld. Aan de artikelsgewijze toelichting is toegevoegd dat deze omvang geldt voor de Wmo. 14. Artikel 16 lid 2 Wordt bij de bepaling van de hoogte van de PGB gekeken naar de vraag hoe lang de voorziening kan worden gebruikt? Wordt bij de vergoeding van de instandhoudingskosten rekening gehouden met het feit dat onderhoud jaarlijks duurder wordt. In artikel 26 is wel gemeld dat bedragen jaarlijks aangepast worden. Is van te voren voor onderhoudskosten voldoende deze verhoging in te schatten?
5
Reactie Een persoonsgebonden budget voor een voorziening bestaat uit een bedrag voor de aanschafwaarde voor deze voorziening, waarbij we uitgaan van een minimale gebruiksduur van 5 jaar en als maximale gebruiksduur het moment dat de voorziening technisch afgeschreven is. Daarnaast wordt een bedrag voor instandhoudingskosten uitbetaald. Dit is bedoeld voor vijf jaar. Het bedrag is zodanig opgebouwd dat er in de eerste jaren op overgehouden wordt. Er zullen dan namelijk nog geen kosten voor reparatie zijn omdat deze nog onder de garantie vallen. Later kunnen deze kosten toenemen. Gemiddeld genomen is het bedrag voldoende om vijf jaar in de instandhoudingskosten te voorzien. Als de voorziening na vijf jaar technisch nog niet afgeschreven is dan zal de gemeente jaarlijks een aanvullend PGB voor instandhoudingskosten verstrekken, dit is gebaseerd op het prijspeil van dat moment. 15. Art. 17 lid 1 en 2 Tegemoetkomingen voor woningaanpassingen worden uitbetaald aan de eigenaar. In de toelichting wordt vermeld dat deze bij huurwoningen betaald wordt aan de verhuurder. Omdat de verhuurder niet tevens eigenaar behoeft te zijn, moet m.i. de tekst in de verordening aangepast worden. Bovendien kan er sprake zijn van woningaanpassingen met een roerend karakter. Deze zijn voor rekening van een huurder, zodat de tegemoetkoming aan de huurder uitbetaald zou moeten worden. Indien dergelijke aanpassingen hier niet bedoeld zijn, waar is dan in de verordening opgenomen dat hiervoor ook compensatie mogelijk is. Bijv. verlaging van een keukenaanrecht, die niet in natura verstrekt wordt. Reactie Naar aanleiding van uw opmerking is in de artikelsgewijze toelichting aangepast dat de verhuurder niet altijd de eigenaar van de woning hoeft te zijn. Woonvoorzieningen met een roerend karakter (zoals een douchestoel of een traplift) worden verstrekt aan de belanghebbende (woningeigenaar of huurder), in de vorm van een naturavoorziening of in de vorm van een PGB dat aan de belanghebbende wordt uitbetaald. Bij aard-en nagelvaste woningaanpassingen (zoals de verlaging van de keukenaanrecht waar u aan refereert) is sprake van een financiële tegemoetkoming die uitbetaald wordt aan de eigenaar van de woning. In artikel 12 is bepaald welke mogelijke verstrekkingswijzen de Wmo kent. In artikel 17 is bepaald dat waarvoor financiële tegemoetkomingen verstrekt worden (woningaanpassingen en de zaken die genoemd zijn in lid 3). De overige voorzieningen op het resultaatsgebied ‘wonen in een geschikte woning’ worden in natura / in de vorm van een PGB verstrekt.
16. Art. 18 lid 2.b. Hierbij is geen sprake van een eigen bijdrage of eigen aandeel, maar in de toelichting is wel vermeld dat (terecht) sprake is van een “gebruikersbijdrage” (strippen). Is een en ander wel duidelijk genoeg verwoord? Reactie Wij zullen in de praktische communicatie richting belanghebbenden over de eigen bijdrage duidelijk vermelden dat voor het collectief vervoer een gebruikersbijdrage van toepassing is en dat deze los staat van de eigen bijdragen/ eigen aandeel systematiek.
6
17. Art. 19 lid 2.c. Terecht wordt een aanvraag geweigerd op genoemde gronden. In de toelichting is echter opgemerkt dat de belanghebbende zelf moet zorgen voor een verhoging van de opstalverzekering. In hoeverre wordt/zal dit in de uitvoeringspraktijk gemeld worden aan de betrokkenen zodat verrassingen uitgesloten zijn. Reactie Indien van toepassing zullen wij belanghebbende erop wijzen dat de verstrekte voorziening van invloed kan zijn op de opstalverzekering en dat het verstandig is na te gaan of verhoging aan de orde is. 18. Art. 19 lid 2.d. In de verordening wordt gesproken over de “aard” van materialen, terwijl in de toelichting gesproken wordt over “verkeerd gebruik”. Dit laatste lijkt juister omdat de aard van het materiaal lang niet altijd door belanghebbende bepaald kan/kon worden. Is er overigens een echte noodzaak dit onderdeel op te nemen? Reactie Omdat de toelichting en de tekst van de verordening niet met elkaar overeen komen is de toelichting is als volgt aangepast: Vloeien de aantoonbare beperkingen in het normale gebruik van de woning voort uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, dan weigert het college de voorziening. Voorbeelden daarvan zijn: astmatische klachten of allergische reactie door bepaalde vloerbedekking, een houten vloer die doorbuigt of vocht en tocht door achterstallig onderhoud van de woning. In het laatstgenoemde voorbeeld kan ook sprake zijn dat de woning niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen (niveau sociale woningbouw). De belanghebbende is verantwoordelijk, zoals ieder ander, om zaken als vocht, tocht en achterstallig onderhoud zelf op te lossen (indien het een eigen woning betreft) of zijn verhuurder hiervoor aansprakelijk te stellen.
19. Art 19 lid 2.e. Ik kan me goed voorstellen dat de gemeente geen voorziening wil toekennen als er verhuisd wordt naar een inadequate woning. De toelichting is echter (veel) duidelijker dan de tekst in de verordening. Er zou bijvoorbeeld ook toegevoegd kunnen worden dat eerst toestemming verleend moet worden. Reactie Het is voor een belanghebbende raadzaam om aan de gemeente mede te delen dat hij op basis van een ‘belangrijke reden’ gaat verhuizen. Echter een verplichting opnemen om hier vooraf toestemming voor te vragen is niet noodzakelijk omdat de gemeente ook achteraf kan nagaan of er van een dergelijke ‘belangrijke reden’ sprake was. 20. Art. 19 lid 2.f. De tekst in de verordening is ook hier moeilijk geformuleerd door het gebruik van “niet” verhuisd: wellicht is het beter dit positief te stellen: geen vergoeding “bij verhuizing naar een ongeschikte woning, tenzij met voorafgaande toestemming”.
7
Reactie Als we lid f. zouden vervangen door ‘geen voorziening wordt toegekend als verhuisd wordt naar een ongeschikte woning’ dan benadelen we daarmee de belanghebbende omdat de strekking van dit artikel dan anders wordt. Dit artikel in de verordening maakt het namelijk mogelijk om voorzieningen toe te kennen voor de op dat moment meest geschikte woning, tenzij er vooraf toestemming is verleend. Als we alleen spreken over een ongeschikte woning dan sluiten we die mogelijkheid uit. 21. Art. 20 lid c. Wordt dit schriftelijk vastgelegd en medegedeeld? Reactie De belanghebbende krijgt hiervan schriftelijk bericht. Dit is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht artikel 4:5 lid 1 en lid 4. In de artikelsgewijze toelichting wordt dit opgenomen. Lid 1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Lid 4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. 22. Art 22 lid c. d. e. Hoe wordt hier mee omgegaan bij de V.G. psychiatrische patiënten etc mede in relatie tot de term “belanghebbende” en de definitie ervan. Ook hier graag met redenen omkleed vastleggen en mededelen. Reactie In de artikelsgewijze toelichting op artikel 22 lid e. is opgenomen dat alvorens tot intrekking over te gaan grondig onderzocht dient te worden of het wangedrag past in het ziektebeeld van de persoon. Indien het gedrag past binnen het ziektebeeld van de belanghebbende dan mag hij niet worden uitgesloten van een compenserende voorziening. Een besluit tot intrekking zal hierdoor altijd zorgvuldig genomen worden, rekening houdend met iemands verstandelijke en/of psychiatrische beperkingen. Intrekken van een voorziening is een besluit dat schriftelijk en met redenen omkleed aan de belanghebbende zal worden medegedeeld en bovendien voor bezwaar en beroep vatbaar is.
8
23. Art. 28 Wat is de reden om de datum van 9 september te kiezen voor de eigen bijdrage (en niet bijv. 1 of 30 september). In de toelichting is een overgangstermijn van 5 maanden gemeld, terwijl de ingangsdatum 1/4 is. In de toelichting is vermeld dat deze voorzieningen teruggegeven kunnen worden. Met ingang van welke datum dient dat dan te geschieden: april of 9 september? Reactie 9 september 2013 is de datum waarop de eerstvolgende CAK periode na 1 september 2013 start. Als we van 1 september zouden uitgaan zouden we over 1/3 periode nog gegevens moeten aanleveren. Dat maakt het er voor alle betrokkenen niet duidelijker op. Daardoor is de overgangstermijn dus ruim vijf maanden. Voorzieningen kunnen teruggegeven worden vanaf 1 april 2013. Overigens kunnen mensen op elke gewenst moment hun voorziening teruggeven, dit kan dus ook nog na 9 september 2013. Alleen zullen zij dan wel vanaf 9 september 2013 tot het moment dat zij de voorziening teruggeven een eigen bijdrage moeten betalen. 24. In de toelichting is sprake van de volgende documenten: - Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning - Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Worden deze nog voorgelegd aan de Wmo-raad? Reactie Jazeker worden deze voorgelegd aan de Wmo Raad. We willen u vragen om deze in uw vergadering van 13 maart aanstaande te agenderen. Wij zullen u de stukken minimaal twee weken van tevoren toesturen.
9