Opleidingsstatuut Human Resource Management
studiejaar 2015 - 2016
Let op: Dit opleidingsstatuut is mogelijk nog gewijzigd na vaststelling op bovenstaande datum. Kijk op Insite van je opleiding voor mogelijke errata en de meest recente versie van het opleidingsstatuut.
Versiedatum: 14 maart 2016
1
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................................................ 4 DEEL 1: Studiegidsen ..................................................................................................................................... 6 Studiegids voltijd ......................................................................................................................................... 7 VOORWOORD ........................................................................................................................................... 7 1.
Visie op het onderwijs ........................................................................................................................ 8
2.
Jaarplanning studiejaar 2015-2016 ................................................................................................. 10
3.
Doelen van de opleiding Human Resource Management ............................................................... 11
4.
Het curriculum van de opleiding Human Resource Management (HRM) ....................................... 23
5.
Interne organisatie ........................................................................................................................... 39
6.
Begrippenlijst Studentenstatuut ....................................................................................................... 51
Studiegids deeltijd ..................................................................................................................................... 56 VOORWOORD ......................................................................................................................................... 56 1.
Visie op het onderwijs ...................................................................................................................... 57
2.
De opbouw van de Opleiding Human Resource Management (HRM) ............................................ 59
3.
Het curriculum van de opleiding Human Resource Management (HRM) ........................................ 68
4.
Jaarkalender 2015-2016 .................................................................................................................. 85
5.
Interne organisatie ........................................................................................................................... 86
DEEL 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens .......................................................... 102 Onderwijs- en examenregeling Human Resource Management 2015-2016....................................... 103 Paragraaf 1 Algemene bepalingen ......................................................................................................... 103 Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding ................................................................................................... 103 Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding ................................................................................................... 106 Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding ............................................................................... 108 Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding ......................................... 109 Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding......................................................................... 111 Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding ............................................. 111 Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren ................................................................................. 116 Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding ................................................................................................ 120 Paragraaf 10 Judicium Abeundi ............................................................................................................. 120 Paragraaf 11 Slotbepalingen .................................................................................................................. 121 Bijlagen ................................................................................................................................................... 122 Bijlage 1 .................................................................................................................................................. 123 Bijlage 2 .................................................................................................................................................. 129 Bijlage 3 .................................................................................................................................................. 136 Bijlage 4 .................................................................................................................................................. 138 Reglement examencommissie voor de Bacheloropleidingen en het Associate degree-programma van de Faculteit Economie en Management (FEM) 2015-2016 ............................................................ 139 Reglement opleidingscommissies Instituut Bedrijfskunde en Rechten 2015-2016 .......................... 146 Regeling Tentamenbureau ...................................................................................................................... 151 Regeling Externe toezichthouders bij examens ................................................................................... 169 DEEL 3: Beschrijving van het onderwijs ................................................................................................... 173
2
Hoofdstuk 1: Curriculumoverzichten (voltijd, deeltijd) ........................................................................ 174 Hoofdstuk 2: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase ................. 178 A. Voltijd ................................................................................................................................................. 178 B. Deeltijd ............................................................................................................................................... 252 Hoofdstuk 3: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen post-propedeutische fase ........ 253 A. Voltijd ................................................................................................................................................. 253 B. Deeltijd ............................................................................................................................................... 327 Hoofdstuk 4: Verkorte programma’s ...................................................................................................... 343 Hoofdstuk 5: Gegevens HAN-gecertificeerde minoren en daartoe behorende onderwijseenheden ................................................................................................................................................................... 345 Hoofdstuk 6: Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar bachelorgraad ......................... 354 Hoofdstuk 7: Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad ............................................................................ 355 BIJLAGE 1: Begrippenlijst .......................................................................................................................... 360
3
Inleiding In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming. Volgens de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een HBOinstelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding), zie figuur 1. Het instellingsspecifieke deel - we noemen het het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw rechten beschermen: een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling, een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en; een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van jouw rechten. Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden HAN Insite. Het opleidingsspecifieke deel – we noemen het verder het opleidingsstatuut (OS) – bestaat uit drie delen: 1. Studiegids In de studiegids vind je informatie over de opbouw van de opleiding en over de beroepstaken en competenties die in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. 2. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Hier vind je met name de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens. 3. Beschrijving van het onderwijs In deel 3 vind je onder andere informatie over het curriculum van jouw opleiding, de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van jouw opleiding. De informatie in dit deel hoort bij de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van het opleidingsstatuut is gepresenteerd.
4
Figuur 1 Studentenstatuut en Opleidingsstatuut
Algemene bepalingen Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleiding Human Resource Management, hierna te noemen de opleiding, in het studiejaar 2015-2016. In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden aangeboden, de vastgestelde onderwijs- examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in aanvulling op die van de instelling. Dit opleidingsstatuut is vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirectie van de Faculteit Economie en Management op 14 juli 2015. De faculteitsraad heeft op 14 juli 2014 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut. Op 14 maart 2016 is een erratum behorende bij het opleidingsstatuut vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirecteur van de faculteit Economie en Management. De Faculteitsraad heeft op 29 februari 2016 ingestemd met de tekst van dit erratum. Het erratumdocument is te raadplegen op insite HAN. Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op insite HAN en op de website van de HAN.
5
DEEL 1: Studiegidsen
6
Studiegids voltijd VOORWOORD Beste student, Voor je ligt de studiegids van de opleiding Human Resource Management voor het studiejaar 2015-2016. In deze studiegids vind je een beschrijving van de opbouw en de inrichting van de opleiding, het opleidingsprofiel en het onderwijsaanbod. Tot slot vind je praktische informatie over de organisatie van onze opleiding, faculteit en de HAN.
Naast deze studiegids is er een Opleidingsstatuut 2015-2016 (OS) met daarin de Onderwijs- en Examenregeling 2015-2016 (OER). In het Opleidingsstatuut (OS) zijn de algemene rechten en plichten van de student opgenomen. In het OER staan alle regels waaraan opleiding en studenten zich moeten houden bij de uitvoering van het curriculum. Het OS is te vinden op Insite, het intranet van de HAN en op Scholar. Tot slot is aanvullende informatie te vinden in de FEM-agenda 2015-2016.
De onderwijseenheden die in ons programma zijn opgenomen bieden praktijkgerichte leersituaties rond beroepstaken die kenmerkend zijn voor de beroepspraktijk van de HRM-deskundige. De onderwijsvernieuwingen zijn tot stand gekomen dankzij de resultaten van evaluaties van het onderwijs en het volgen van ontwikkelingen in het werkveld. Een goede communicatie tussen opleiding en studenten enerzijds en tussen opleiding en werkveld anderzijds is daarbij essentieel. Wij vertrouwen erop dat we ook in het komende jaar een goede samenwerking in Nijmegen en Arnhem weten te realiseren, die positief bijdraagt aan de kwaliteit en de sfeer van onze opleiding.
Een heel succesvol en plezierig studiejaar toegewenst!
Inge Wessels directeur instituut Bedrijfskunde en Rechten
dhr. drs. R. Lens onderwijscoördinator HRM (Human Resource Management)
7
1.
Visie op het onderwijs
Human Resource Management (HRM) is een opleiding van de Faculteit Economie en Management en biedt de opleiding HRM aan in twee varianten: de voltijdopleiding en de deeltijdopleiding. De deeltijdopleiding wordt momenteel uitgefaseerd. Human Resource Management stelt zich ten doel dat studenten de eindkwalificaties behalen die aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een beginnend HRM’er. De eindkwalificaties van de opleiding zijn afgeleid van de kerntaken van het landelijke opleidingsprofiel HRM van het LOO-HRM (Landelijke Opleidingsoverleg Human Resource Management) en sluiten aan bij de landelijk vastgestelde HEO (BBA)-standaard. De opleiding heeft gekozen voor een programma met een generiek karakter: het gaat om een basisopleiding voor een HRM-deskundige en niet om een functiegerichte opleiding. De student moet beschikken over bekwaamheden die in veel functies op het terrein van Human Resource Management noodzakelijk zijn. Juist vanwege het generieke karakter heeft de opleiding alleen de afstudeerrichting personeel en organisatie. Dit houdt in dat studenten als actor kunnen optreden in de beroepsuitoefening. Zij kunnen zelfstandig beroepsmatig handelen in uiteenlopende situaties die variëren in complexiteit. Dat houdt in dat de student HRM’er: vanuit de eigen deskundigheid een bijdrage kan leveren aan strategische, tactische en operationele besluitvormingsprocessen en de consequenties die volgen uit de besluitvorming kan hanteren deel kan nemen aan interdisciplinaire besluitvormingsprocessen en daartoe beschikt over kennis van disciplines die in dit proces participeren beschikt over sociale, communicatieve en beroepsvaardigheden beschikt over een beroepshouding waardoor hij kan functioneren als HRM-deskundige Voor het studiejaar 2015-2016 betekent dit dat de opleiding HRM werkt aan het creëren van een inspirerende, activerende omgeving zodat onze studenten en docenten vanuit een trots en betrokken gevoel voor de opleiding werken en studeren. De opleiding heeft twee succesvolle minoren ontwikkeld t.w. Effectief Leiderschap (HRM voor managers) en Neurolinguïstisch Programmeren (NLP). Ook werken wij aan het versterken van onze relaties met het werkveld door inzet van docenten in promotietrajecten en lectoraten. De studenten leren o.a. door samen met elkaar, projectmatig, te werken aan beroepsproducten. Door samen te werken en ervaringen te delen, leren studenten van elkaar. Zij leren hun gedachten onder woorden te brengen, argumenteren en passen hun ‘waarheid’ aan door nieuwe inzichten en verbindingen van medestudenten. Studenten hebben verschillende leerstijlen: sommigen werken graag individueel en anderen werken liever in groepsverband en zien de meerwaarde die het samenwerken oplevert. In ons onderwijs komen we aan beide leerstijlen tegemoet door studenten individueel beroepsproducten te laten maken en in groepsverband. De opleiding HRM streeft in het onderwijsaanbod naar een gemiddelde van 20 contacturen per week. De opleiding heeft een concentrische opbouw waarbij de eindkwalificaties in meerdere beroepstaken terugkomen. Deze opbouw ondersteunt de student om op een steeds hoger niveau aan de eindkwalificaties te werken en uiteindelijk te beheersen op het hoogst mogelijke niveau. Bij de inrichting van de onderwijseenheden gaan we uit van beroepstaken en de daarbij horende eindkwalificaties. Studenten werken aan hun eindkwalificaties door o.a. aan beroepsproducten te werken. Dit zijn producten die in de beroepspraktijk van HRM’ers kunnen worden gevraagd. In elke onderwijseenheid wordt getoetst aan de hand van beroepsproducten en kennistoetsen. In de beroepsproducten toetsen we of er een integrale transfer van de kennisgebieden naar het beroepsproduct (kennis, vaardigheden en houding) heeft plaatsgevonden. In de kennistoetsen toetsen we relevante kennis (Body of Knowledge) die gerelateerd is aan de HRM beroepspraktijk. Het gaat dan vooral om theoretische basiskennis. Docenten van de opleiding Human Resource Management kunnen afwisselend verschillende rollen vervullen: inhoudsdeskundige, coach, beoordelaar en studieloopbaanbegeleider. Niet iedere docent vervult alle rollen. Als inhoudsdeskundige heeft de docent didactische kwaliteiten om de inhoud over te brengen aan studenten. Een docent in de rol van coach ondersteunt het werken aan beroepsproducten en begeleidt individuele studenten of groepen studenten. De studieloopbaanbegeleider is het aanspreekpunt van de student en begeleidt de student bij het werken aan de eindkwalificaties en het maken van individuele keuzes. Als beoordelaar beoordeelt de docent het eindresultaat van het beroepsproduct en de individuele inzet en bijdrage die de groepsleden aan het eindproduct leveren. Daarnaast maakt de docent als beoordelaar de kennistoetsen, tezamen met tenminste één collega-docent. De essentie van ons onderwijs is
8
dat de opleiding HRM-professionals opleidt die uitgaan van de waardigheid en belangen van alle stakeholders en die - als het moet - morele beslissingen kunnen en durven nemen. Wij leiden op met gevoel voor de persoon, het beroep en maatschappelijke ontwikkelingen.
9
2.
Jaarplanning studiejaar 2015-2016 wk
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
datum 17-aug-15 24-aug-15 31-aug-15 7-sep-15 14-sep-15 21-sep-15 28-sep-15 5-okt-15 12-okt-15 19-okt-15 26-okt-15 2-nov-15 9-nov-15 16-nov-15 23-nov-15 30-nov-15 7-dec-15 14-dec-15 21-dec-15 28-dec-15 4-jan-16 11-jan-16 18-jan-16 25-jan-16 1-feb-16 8-feb-16 15-feb-16 22-feb-16 29-feb-16 7-mrt-16 14-mrt-16 21-mrt-16 28-mrt-16 4-apr-16 11-apr-16 18-apr-16 25-apr-16 2-mei-16 9-mei-16 16-mei-16 23-mei-16 30-mei-16 6-jun-16 13-jun-16 20-jun-16 27-jun-16 4-jul-16 11-jul-16 18-jul-16 25-jul-16 1-aug-16 8-aug-16 15-aug-16 22-aug-16 29-aug-16 5-sep-16
periode
P E R I O D E 1
P E R I O D E 2
P E R I O D E 3
P E R I O D E 4
lesweek
1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
wk Opstartweek Introductie Start semester 1 Les Les Les Les Les Les Les Herfstvakantie toetsen (T1) Les Les Les Les Les Les Kerstvakantie Kerstvakantie Les Les toetsen (T2) toetsen (T2) Start semester 2 Voorjaarsvakantie Les Les Les Les Les Goede vrijdag, vrijdag 25 maart 2e Paasdag, maandag 28 maart toetsen (T3) toetsen (T3) Les Koningsdag, woensdag 27 april Meivakantie Les 2e Pinksterdag, maandag 16 mei Les Les Les Les toetsen (T4) toetsen (T4) Jaarafsluiting Jaarafsluiting
Zomervakantie
Opstartweek Introductie Start studiejaar 2016 / 2017
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Uitgangspunten 42 onderwijsweken 4x8 lesweken = 32 lesweken 1 week herfstvakantie 2 weken kerstvakantie 1 week voorjaarsvakantie in carnavalsweek 1 week meivakantie 5 weken zomervakantie Nijmeegse 4-daagse in zomervakantie 2 semesters; één van 19 en één van 20 weken
10
3.
Doelen van de opleiding Human Resource Management
3.1 Het beroep Gezien het bedrijfskundige karakter van de opleiding komt de HRM-bachelor in zeer uiteenlopende contexten en functies terecht. Typisch voor de HRM-opleiding is dat zij niet opleidt voor specifieke functies. Dit past bij de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt waarin de ‘houdbaarheidsdatum’ van functies steeds korter wordt en functies voor professionals steeds ruimer en breder worden omschreven. Categorieën van functies Een groepering van de onderzochte HRM-functies levert drie in het beroepenveld herkenbare categorieën van functies op: Adviesfuncties: De adviseur is iemand die vanuit het vermogen om HR-problemen geïntegreerd te benaderen, adviezen kan geven over allerlei aspecten van bedrijfsvoering. Dit kan zowel intern (meestal vanuit een stafafdeling aan directie en afdelingsmanagement of als beleidsmedewerker bij centrale en lagere overheden) als extern (vanuit een consultancy-onderneming of belangenorganisatie). Deze categorie functies leent zich ook voor het werken vanuit een eigen onderneming en niet uitsluitend in loondienst. Managementondersteunende functies: Vanuit deze functies ondersteunt men de manager bij diverse HRwerkzaamheden op administratief, organisatorisch/bestuurlijk en inhoudelijk gebied. Dit kan variëren van informatie inwinnen en beleid voorbereiden tot het bewaken van een proces of project. Daarnaast heeft men vaak de rol een brug te slaan tussen (de processen van) afdelingen of organisaties. Leidinggevende en resultaatgerichte functies. Vanuit deze functie is men verantwoordelijk voor een afgebakend HR-gebied in een organisatie. Daar hoort bij dat men de bevoegdheden gedelegeerd heeft gekregen om de benodigde beslissingen te nemen. Men geeft dus zelf sturing aan HR-processen. Ook deze groep functies omvat werkzaamheden die vanuit een eigen onderneming kunnen worden verricht. De student HRM-deskundige komt terecht in een functie op het terrein van Human Resource Management. Voorbeelden van functies zijn: - Personeelsmanager - Adviseur HR - Recruiter - Organisatieadviseur - HRM-consultant Internationalisering De ontwikkelingen op gebied van globalisering en internationalisering gaan niet aan de opleiding Human Resource Management voorbij. Veel arbeidsorganisaties zijn over landsgrenzen heen met elkaar verbonden. Nederlandse arbeidsorganisaties hebben vestigingen in het buitenland, terwijl omgekeerd buitenlandse arbeidsorganisaties vestigingen in Nederland hebben. Verder hebben arbeidsorganisaties in toenemende mate in internationaal verband te maken met elkaar als toeleverancier en als afnemer en in diverse soorten samenwerkingsverbanden, van strategische allianties via fusies tot overnames. Door de Europese eenwording zijn barrières voor internationale arbeidsmobiliteit weggevallen. Dat betekent dat steeds meer Nederlanders in het buitenland gaan werken en steeds meer buitenlanders in Nederland. Dit vraagt van HRM-studenten in toenemende mate een internationale oriëntatie op ondernemen en organiseren en vooral op de HRM-aspecten daarvan, op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau. Behalve bij de invulling van de diverse onderwijseenheden doen zich belangrijke mogelijkheden daartoe voor bij de stage, de afstudeeropdracht en de minor in het buitenland. Er zijn recente ervaringen in België, Duitsland, Engeland, Ierland, Italië, Noorwegen, Zweden, Aruba, Canada en de Verenigde Staten. De opleiding brengt nadrukkelijk de mogelijkheid onder de aandacht om de afstudeeropdracht in het buitenland te doen, evenals het volgen van de minor (al dan niet in combinatie met de afstudeeropdracht). Er wordt naar gestreefd meer gebruik te maken van de circa 20 ‘preferred partnerships’ met buitenlandse opleidingen voor het aanbieden van minoren in het buitenland. Voorts zal binnen het curriculum aan bovenstaande ontwikkelingen in toenemende mate aandacht worden besteed op de volgende manieren om internationalisering te intensiveren: internationale bedrijfsbezoeken (Duitsland, België en internationale organisaties in Nederland); het kiezen van een internationale adoptieorganisatie in de onderwijsheden COK en DPS;
11
-
uitwisseling van praktijkervaringen met buitenlandse studenten binnen de FEM (in het bijzonder de exchange programs); uitwisseling van HRM-docenten met buitenlandse opleidingen; aandacht voor internationalisering wat betreft interculturele vaardigheden, arbeidsrecht en opvattingen over HRM; meer Engelse taal in de opleiding en de mogelijkheid om zich te bekwamen in andere talen; het aanbieden van meer Engelstalige literatuur in elk studiejaar; gebruik maken van internationale gastdocenten.
3.2 Beroepstaken Het onderwijs is gericht op het verwerven van de geformuleerde HRM-eindkwalificaties. Dit betekent dat de complexe praktijk als uitgangspunt dient. Het curriculum is dan ook interdisciplinair en onderwijseenheden zijn afgeleid van de beroepspraktijk en niet van de afzonderlijke disciplines. De student verwerft de HRMeindkwalificaties die zo veel mogelijk getraind worden in een realistische context. De HAN gebruikt hiervoor de term beroepstaken. Deze beroepstaken zijn kerntaken die de beroepsbeoefenaar in de praktijk uitvoert en waarbij hij meerdere eindkwalificaties tegelijk inzet. Met deze beroepstaken kunnen we onze eindkwalificaties realiseren. HRM heeft vier beroepstaken geformuleerd die bepalend zijn voor de inrichting van de opleiding. Beroepstaak (BT): 1. Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie 2. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context 3. Instrumentering van het HRM-beleid 4. Strategisch HRM-beleid Het eerste jaar van de opleiding is de propedeuse. Hierin wordt een basis gelegd die belangrijk is voor de studie en voor alle activiteiten die de student na de studie gaat ondernemen. In het eerste half jaar ligt het accent op Bedrijfskunde en op algemene basiskennis en vaardigheden op hbo-niveau. De eindkwalificaties waaraan de student in het kader van Bedrijfskunde werkt zijn gericht op het uitoefenen van de volgende beroepstaak: het integraal beschrijven en analyseren van een organisatie en haar externe omgeving vanuit een multidisciplinaire benadering. De opleiding Human Resource Management bereidt studenten voor op het uitoefenen van de beroepstaken door middel van het vervaardigen van realistische, representatieve beroepsproducten en kennis- en vaardigheidstraining. De beroepstaken zijn uitgewerkt in onderwijseenheden van 2,5 studiepunten (of in een enkel geval een veelvoud daarvan), komen in elk studiejaar terug en nemen toe in complexiteit. Verder realiseert de opleiding de beroepsgerichtheid door: beroepsoriëntatie in de propedeuse; actuele casuïstiek te behandelen die direct ontleend is aan de praktijk; beroepsproducten voor ‘echte’ opdrachtgever te laten maken; praktijk binnen te halen door gastcolleges; stage en afstudeerproject in de beroepspraktijk uit te voeren. De beroepstaken zijn gevalideerd door de Beroepenveldcommissie van de opleiding. 3.3 HRM-eindkwalificaties Diverse ontwikkelingen in het werkveld en een toenemende erkenning van het belang van HRM in vele branches en organisaties hebben bijgedragen aan de totstandkoming van een landelijke beroepsprofiel voor HRM’er. In 2012 heeft het Landelijk Opleidingsoverleg HRM (LOO-HRM), de taken en competenties aangescherpt en omschreven als HRM-kerntaken.(LOO-HRM Format 2012+). Dit Format 2012+ is door de Vereniging Hogescholen goedgekeurd als opleidingsprofiel voor de opleidingen HRM in Nederland. De opleiding HRM HAN heeft op basis van LOO-HRM 2012+ een verbijzondering van de HEO (BBA)standaard (HEO = hoger economisch onderwijs) gemaakt, naar 5 specifieke HRM-eindkwalificaties. In onderstaande tabel komt dit tot uiting:
12
Eindkwalificaties 1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Niveauomschrijvingen HRM Om een beroepstaak adequaat uit te voeren dient de student een aantal eindkwalificaties te bezitten. Daarom is het onderwijsprogramma van Human Resource Management gericht op het aanleren en oefenen van de vier beroepstaken en op het verwerven van de eindkwalificaties die daarvoor nodig zijn. Er treedt samenhang op in het onderwijsprogramma doordat een beroepstaak als kapstok voor de onderwijsheden fungeert en omdat beroepstaken elk studiejaar terugkomen in toenemende complexiteit. Wij hanteren hiervoor drie niveaus die zich onderscheiden in de mate van complexiteit en in de mate van verantwoordelijkheid. Bij wijze van uitleg en verantwoording: als meest globale referentiekader voor het inventariseren van eindkwalificaties gelden de zogenoemde ‘Dublin-descriptoren’. Dit zijn in Europees verband afgesproken generieke kwalificaties voor de afstuderende hbo-bachelor. Het gaat achtereenvolgens om:
knowledge and understanding: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon and supersedes their general secondary education, and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study applying knowledge and understanding: can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation, and have competencies typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study making judgements: have the ability to gather and interpret relevant data (usually within their field of study) to inform judgements that include reflection on relevant social, scientific or ethical issues communication: can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and non-specialist audiences.
13
Deze zeer globale competentieaanduidingen zijn terug te vinden in de vijf eindkwalificaties die de HRM-opleiding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft geformuleerd. Voorts zijn deze eindkwalificaties voorzien van een niveauaanduiding in termen van twee dimensies: complexiteit van de beroepsvraagstukken en mate van zelfstandigheid: Complexiteit Eindkwalificatieniveau Niveau 1:
basisvorming Niveau 2:
verdieping
Niveau 3:
startbekwaam
Kan algoritmen (regels/ recepten) toepassen in wat meer gesloten probleemsituaties (vooraf afgebakend, gedefinieerd en gestructureerd) Werkt met richtlijnen en eenvoudige heuristieken (analysemodellen/ stappenplannen met keuzemomenten) op basis van inzicht in de complexiteit van het betreffende beroepsvraagstuk Analyseert open (‘wicked’) problemen, vragen en knelpunten in complexe situaties (niet afgebakend, ongedefinieerd en ongestructureerd). Ontwikkelt zelf nieuwe procedures of nieuw plan van aanpak voor het betreffende beroepsvraagstuk
Zelfstandigheid
Onder begeleiding Op basis van gestructureerde opdrachten
Begeleiding en feedback gevraagd en ongevraagd
Consulteren van deskundigen binnen of buiten de stageorganisatie en de opleiding naar behoefte en op initiatief van de stagiair.
14
Onderwijseenheid*/ Eindkwalificatie Eindkwalificatie 1: Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en – inrichting. Eindkwalificatie 2: Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen. Eindkwalificatie 3: Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. Eindkwalificatie 4: Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Eindkwalificatie 5: Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
ABA/ ABB
APA/ APB
1
BWA/ BWB
BAC/ BWS
1
COK
CPH
CPI
2
CPS
DPI
1
1
1
1
1
1
1
2
DPH
E/FPH
2
1
1
DPS1/ DPS2
1
1
2
2
2
2
2
E/FPS
PLP
HMP
2
2/3
3
2
2/3
3
2/3
3
2/3
3
2/3
3
2
2
2
2
2
2
2
2
*Alle informatie over de onderwijseenheden staan op pagina 40 en verder van deze studiegids.
15
3.4 Relatie HRM-eindkwalificaties met Dublin Descriptoren De opleiding hanteert bij het verantwoorden van het niveau van de opleiding de Dublin descriptoren als ijkpunt. Per Dublin descriptor zijn de eindkwalificaties van de opleiding die bij de betreffende descriptor aansluiten in het volgende schema weergegeven. Omschrijving niveau bachelors (‘Dublin descriptoren’) Bron vertaling: NVAO Kader
Door het LOO-HRM geformuleerde kerntaken die bij deze eisen aansluiten
Eindkwalificaties HRM
Kennis en Inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
De kennis en inzichten die de studenten zich in de opleiding HRM eigen maakt, worden niet in afzonderlijke kennis en inzicht leerdoelen en eindkwalificaties omschreven. Aangezien de opleiding kiest voor een competentiegerichte benadering vormen de kennis en vaardigheden die men leert, een geïntegreerd onderdeel van elke geformuleerde eindkwalificatie.
-
Toepassen Kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
1. De student initieert en ontwikkelt activiteiten op de te onderscheiden en samenhangende HRwerkterreinen, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij, zowel binnen de nationale als internationale context. 2. De student beantwoordt informatievragen van de diverse stakeholders binnen en buiten de organisatie op het terrein van HR en richt daarvoor HRinformatiesystemen in en beheert deze. 3. De student adviseert het management over de inhoud en aanpak van de HR-werkterreinen, organisatieontwikkeling, organisatieontwerp, taakontwerp en de daaruit voortkomende implementatievraagstukken. 4 De student ontwikkelt activiteiten op het terrein van interne- en externearbeidsmarkttransities, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. 5. De student ontwikkelt activiteiten op het terrein van professionele 'een-opeen situaties', voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. (individuele gespreksvoering en –
1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit.
16
6.
7.
8.
9.
advisering zoals in het kader van loopbaanontwikkeling). De student adviseert het management over HR-activiteiten op een zodanige wijze dat processen binnen de organisatie geoptimaliseerd worden;daarbij formuleert hij meetbare HRdoelstellingen, assisteert het management bij de uitvoering van de activiteiten, evalueert deze en relateert de uitkomsten aan de organisatie-uitkomsten/resultaten. De student maakt financiële verkenningen, berekeningen en kostenbaten- analyses op de HRwerkterreinen en rapporteert daarover aan het management. De student kan anticiperen op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategie- en cultuurveranderingen naar HR-uitvoeringspraktijken. De student heeft zicht op de wijze waarop de rol van effectief HRleiderschap ten opzichte van het management vormgegeven wordt en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten
7. De student maakt financiële verkenningen, berekeningen en kostenbaten- analyses op de HRwerkterreinen en rapporteert daarover aan het management. 8. De student kan anticiperen op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategie- en cultuurveranderingen naar HR-uitvoeringspraktijken.
1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
5. De student ontwikkelt activiteiten op het terrein van professionele 'een-opeen situaties', voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. (individuele gespreksvoering en – advisering zoals in het kader van loopbaanontwikkeling). 9. De student heeft zicht op de wijze waarop de rol van effectief HRleiderschap ten opzichte van het management vormgegeven wordt en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken. 10. De student communiceert en werkt samen met anderen en voldoet aan
2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen 4. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling
17
de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
11. Stuurt en reguleert het eigen handelen en de eigen professionele ontwikkeling.
5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
3.5 Beroepstaken/eindkwalificatiematrix De relatie tussen de beroepstaken van de opleiding HRM en de HRM-eindkwalificaties is in het volgende schema weergeven: Beroepstaak (BT): 1. Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie 2. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context 3. Instrumentering HRM-beleid 4. Strategisch HRM-beleid In onderstaande tabellen komen de eindkwalificaties in BT tot uiting: Eindkwalificaties propedeuse en hoofdfase exclusief stage en AOD 1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4 . Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
BT1 BT2 BT3 BT4
Stage en AOD 1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4 . Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
BT1 BT2 BT3 BT4
X
X X
X
X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
18
3.6 HRM en de HEO (BBA)-standaard De arbeidsmarkt waarvoor hogescholen opleiden mondialiseert in hoog tempo. Afgestudeerden werken in toenemende mate buiten Nederland of hebben in Nederland te maken met buitenlandse markten en internationale wet- en regelgeving. Internationale herkenbaarheid van het opleidingsdiploma en van de opleidingsgraad is een must. Dit alles geldt zeker voor de afgestudeerden van de economische opleidingen van hogescholen, waaronder de HRM-opleidingen. Het is daarom dat de in de Vereniging Hogescholen aangesloten hogescholen hebben besloten voor het merendeel van die opleidingen de internationaal goed herkenbare en erkende graad Bachelor of Business Administration (BBA) af te geven. De inhoud van deze graad is vastgelegd in de BBA-standaard die per september 2012 wordt ingevoerd voor een groot aantal economische opleidingen in Nederland. Ook de HRM-opleidingen in Nederland geven vanaf september 2012 de nieuwe BBA-graad aan hun afgestudeerden. De BBA-standaard omvat een aantal basiscompetenties die richtinggevend zijn voor het HRM-competentieprofiel en dus voor de opleidingsprogramma’s van de Nederlandse HRM-opleidingen. In 2012 heeft het Landelijk Opleidingsoverleg HRM (LOO-HRM) de taken en eindkwalificaties aangescherpt en omschreven als HRM-kerntaken (LOO-HRM Format 2012+). Dit Format 2012+ is door de Vereniging Hogescholen vastgesteld als opleidingsprofiel voor de opleidingen HRM in Nederland. Dit opleidingsprofiel is geactualiseerd en gevalideerd door het HRM-werkveld. Zo zijn de HEO (BBA)standaards en de daarin genoemde aandachtsgebieden duidelijk zichtbaar in de beschrijving van de vijf HRM-eindkwalificaties (zie pagina 17.) De HEO (BBA)-standaard houdt in dat een opleiding er voor zorgt dat studenten een gedegen theoretische basis krijgen en onderzoekend vermogen verwerven. Daarnaast moet de opleiding ervoor zorgen dat afgestudeerden over voldoende professioneel vakmanschap beschikken en dat zij de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie hebben ontwikkeld die past bij een verantwoordelijke professional. Theoretische basis Een pas afgestudeerde HRM’er heeft een theoretische basiskennis op een aantal kernvakgebieden die van belang zijn voor de bedrijfsvoering. De HEO (BBA)-standaard noemt tien kernvakgebieden die allemaal relevant zijn voor het HRM-werkveld:
19
Overzicht LOO-HRM 2012+ KERNVAKGEBIEDEN HEO (BBA)
DUIDING KERNVAKGEBIED BINNEN DE HRM-OPLEIDING
Accounting
Het aanleveren van HR-relevante cijfermatige gegevens ter onderbouwing van het strategisch beleid van de organisatie.
Business Law and Ethics
Arbeidsrecht en ethische principes behandeld in de business omgeving.
Economics
Kennis van algemene economische uitgangspunten, in het bijzonder micro, meso, macro-economische ontwikkelingen die van invloed zijn op de organisatie.
Finance
KERNTAAK (§3.5) 7
RAAKT IN BOK-HRM Bedrijfskundig HRM Bedrijfseconomie
3, 4 (Law) en 11 (Ethics) 4, 6
Arbeidsrecht Ethiek
Aanleveren van financiële ken- en stuurgetallen uit het HRvakgebied.
7
Bedrijfskundig HRM
Management information systems
Het creëren en gebruiken van management informatie ten behoeve van het besturen van de organisatie en HRM processen.
2, 8
E-HRM
Marketing
Dit wordt binnen de opleidingen opgevat als HR marketing. Het gaat om het communiceren van de waarde van HR processen: HR branding.
6
HR-marketing Arbeidsmarkt
Operations management
Operations management opgevat als het besturen en beheersen van HRM processen en bedrijfsprocessen.
8
Human resource management E-HRM
Organization behavior
Kennis van en sturen op gedrag van groepen en individuen in relatie tot bedrijfsprocessen en organisatiedoelstellingen.
5, 3, 8 en 9
Quantitative techniques
Kennis van statistiek en methoden en technieken van onderzoek ten behoeve van praktijkgericht onderzoek.
10
Strategic management
Leveren van een bijdrage vanuit HR aan de strategische oriëntatie van de organisatie.
1
Human resource management Sociale- en A&O- psychologie Gezondheidsbeleid Methode en techniek van kwantitatief en kwalitatief onderzoek Human resource management Veranderkunde
Bedrijfseconomie
N.B. In de sector economie van de Vereniging Hogescholen wordt gesteld dat opleidingen die de naamgeving HEO (Business Administration) verbinden aan de bachelorgraad aantoonbaar substantieel aandacht moeten besteden aan deze kernvakgebieden. Opleidingen die de HEO ( BBA)-graad niet verschaffen, maar voor de HRM- graad hebben gekozen, hoeven zich op deze kernvakgebieden niet, of minder nadrukkelijk, te profileren. Wel richten zij zich op de kennisgebieden van de HRM-opleidingen zoals deze in bijlage 2 zijn weergegeven.
20
Door het expliciteren van deze kernvakgebieden in de HEO (BBA)-standaard wordt het bedrijfskundige domein waartoe HRM behoort -nog duidelijker dan voorheen- onderstreept Onderzoekend vermogen Een pas afgestudeerde HRM’er heeft kennis van methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek. Hierdoor is hij of zij in staat praktijkgericht onderzoek op te zetten en uit te voeren en onderzoeksresultaten te interpreteren. Onderzoekend vermogen gaat verder: naast onderzoekservaring is een onderzoekende houding essentieel. Deze wordt gekenmerkt door nieuwsgierigheid, alertheid en onafhankelijkheid en een kritische blik. Zo kan de afgestudeerde HRM’er ontwikkelingen vanuit een dynamische omgeving op waarde schatten en inschatten waarop wel of niet ingespeeld moet worden. Zo kunnen innovaties tot stand komen en blijft de HRMorganisatie in beweging. Professioneel vakmanschap Een professioneel vakman of –vrouw is innovatief en ondernemend, beschikt over goede advies- en communicatieve vaardigheden en is gericht op (multidisciplinaire) samenwerking. De HRM’er is de spin in het web van de organisatie en fungeert daarbij als sparringpartner zowel binnen als buiten de eigen werkorganisatie. Als professional houdt hij of zij rekening met (internationale) cultuurverschillen die onder andere tot uiting komen in het persoonlijk leiderschap. De HRM’er draagt actief bij aan de profilering van HRM binnen de eigen organisatie en aan de verdere professionalisering van de branche. Verantwoord handelen Bij het ontwikkelen van een professionele houding is expliciet aandacht voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen en ethisch handelen. Een pas afgestudeerde HRM’er heeft een visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen en hanteert duurzaamheid als een van de belangrijkste uitgangspunten van HRM-beleid. Didactisch model De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het didactisch model dat door de opleiding HRM gehanteerd wordt: - de centrale doelstellingen van de opleiding (het toewerken naar start-eindkwalificaties m.b.v. landelijke kerntaken (eindtermen)) - de sterke gerichtheid van de opleiding op het aanleren van specifieke beroepsvaardigheden - het belang dat de opleiding hecht aan het ontwikkelen van het reflecterend vermogen bij studenten - de sterke gerichtheid op de beroepspraktijk van HR - de kenmerken van de studenten Het didactisch model is op ‘macroniveau’ binnen de hele opleiding opgebouwd rond vier jaarthema’s: - zoeken - vragen - ervaren - adviseren Zoeken: In de propedeuse staat de basisvorming en de oriëntatie op het beroep centraal, studenten leren informatie te verzamelen waarmee zij inhoudelijke vragen in meer gesloten probleemsituaties kunnen beantwoorden. Vragen: In het tweede jaar worden beroepsrelevante situaties aangereikt. In deze situaties is er sprake van een ‘probleem’. Op basis van een zelf te maken analyse (zelf vragen stellen!) moeten studenten uitzoeken welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn. Ervaren: In het derde jaar lopen studenten vooral stage (10 maanden). Vanuit levensechte situaties worden vaardigheden ingeoefend. Adviseren: In het vierde jaar staat adviseren centraal, studenten onderzoeken een situatie in de beroepspraktijk en geven op grond van relevante kennis een advies ter verbetering van de oorspronkelijke situatie.
21
HRM-studenten zijn merendeels doeners, ze leren vanuit concrete voorbeelden, van daaruit kunnen ze de abstracte theorie beheersen. Ze zijn vooral geïnteresseerd in sociale interactie, ze willen werken met mensen, maar in een zakelijke context. Afstemming van de opleiding op dit type studenten: - leercirkel / learning by doing - een sterke praktijkcomponent in de opleiding - het inzetten van de groep als ‘leerobject’ - het bevorderen van de ontwikkeling van zelfinzicht bij studenten ( bv via supervisie), studenten kunnen dan zelf hun leerproces sturen - het aanzetten tot een actieve leerhouding, studenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces - het zoveel mogelijk werken in kleine groepen om de interactie tussen en met student (en) te bevorderen Voorbeelden van werkvormen die aan de orde komen zijn: Presentaties, rollenspel, verwerkingsopdrachten van de literatuur, voorbereiden van stellingen, gastcolleges door mensen uit de praktijk, opdrachten aan de hand van praktijkcases, theoretische opdrachten in het stagejaar, supervisie, intervisie. Met behulp van een zgn. adoptieorganisatie maakt de student praktijkgerichte opdrachten op het gebied van HRM. De kaders van het didactisch model worden gevormd door de HOF-structuur: de beroepstaken en de doorlopende leerlijnen. Per beroepstaak komen de verschillende eindkwalificaties geïntegreerd aan de orde. De didactiek wordt per onderwijseenheid uitgebreid beschreven in de Studiehandleiding (zie Scholar). Verplichte lessen Gedurende het studiejaar kan de opleiding activiteiten met een verplichtend karakter organiseren die nog niet in deze gids genoemd worden. Deze zullen tijdig aan de studenten gecommuniceerd worden.
22
4.
Het curriculum van de opleiding Human Resource Management (HRM)
4.1
Onderwijsaanbod
Propedeuse Het eerste jaar van de opleiding HRM is de propedeuse. Hierin wordt een basis gelegd die belangrijk is voor de studie en voor alle activiteiten die de student na de studie gaat ondernemen. In het eerste half jaar, het A-cluster, wordt er gewerkt aan twee beroepstaken: 1) Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie 2) Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context en ligt het accent op Bedrijfskunde en op algemene basiskennis en vaardigheden op hbo-niveau. Het programma van de propedeuse is met ingang van dit studiejaar vernieuwd. De belangrijkste veranderingen zijn dat de onderwijseenheden een omvang hebben van 2,5 studiepunten, dat het ontwikkelen van een professionele houding centraal staat en HRM-onderwijseenheden vanaf de start deel uitmaken van het programma. In het eerste half jaar, het A-cluster, ligt het accent op kennismaken met HRM en op algemene bedrijfskundige basiskennis, professionele houding en vaardigheden op hbo-niveau. Het A-cluster heeft twee onderwijseenheden: de HRM-professional waarin je kennis maakt met het vakgebied HRM, de opleiding en het werkveld en waarin je je motivatie voor de opleiding verder onderzoekt. In de onderwijseenheid Recruitment leert men het opstellen en uitvoeren van een werving- en selectieprocedure. En er zijn twee onderwijseenheden Bedrijfskunde. In twee onderwijseenheden van 5 studiepunten werken studenten aan een Bedrijfsproject. Dit is een integraal project waarin studenten een organisatie bezoeken en vervolgens werken aan bedrijfskundige opdrachten waarbij deze organisatie centraal staat. Zij onderzoeken bedrijfskundige ontwikkelingen en volgen trainingen gericht op het ontwikkelen van professionele houding en gedrag. Het A-cluster heeft verder twee onderwijseenheden communicatie, waarin Engels en Nederlands zijn opgenomen, een onderwijseenheid Recht en een onderwijseenheid Bedrijfseconomie. Deze onderwijseenheden hebben beiden een omvang van 2,5 studiepunten (en 5 studiepunten) en worden aangeboden gedurende twee periodes. De beroepstaken die in het A-cluster centraal staan zijn ‘instrumentering HRM-beleid’ en ‘werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context’. De studenten van de Bedrijfskundige opleidingen Bedrijfskunde MER, LE, HRM en FM volgen hetzelfde programma in het A-cluster, behalve de onderwijseenheden De HRM-professional en Recruitment, die alleen voor HRM-studenten wordt aangeboden. In het tweede half jaar, het B-cluster, wordt een vervolg gegeven aan basiskennis en vaardigheden op het gebied van Nederlands, Engels, Communicatie, Onderzoek en Bedrijfseconomie. Daarnaast staan opleidingsspecifieke vakken op het programma en volg je een korte stage in het toekomstig werkveld. Het B-cluster, zoals studenten dit volgen die in februari 2015 zijn gestart met de propedeuse, is opgebouwd uit twee onderwijseenheden: Goed werkgeverschap en Arbeidsmarktcommunicatie. Arbeidsmarktcommunicatie is onderverdeeld in Recruitment en Werving & Selectie Deze onderwijseenheden hebben totaal een omvang van 30 studiepunten en worden aangeboden gedurende twee periodes. In de OWE Goed Werkgeverschap leren studenten de aandachtspunten kennen van werkgevers hoe zij goed met personeel en werkprocessen om moeten gaan. Zij volgen hiervoor de vakken Recht en Toegepaste organisatiepsychologie. Daarnaast worden ook de vakken Onderzoek, Engels en Professionele Communicatieve vaardigheden aangeboden. In deze OWE lopen de studenten ook in duo’s een week stage. Ze draaien volledig mee en werken intussen aan opdrachten. Deze opdrachten worden uitgewerkt in het stageverslag. In de onderwijseenheid Arbeidsmarktcommunicatie leren studenten hoe een organisatie zich aantrekkelijk kan presenteren om zo de juiste mensen te werven voor de verschillende vacatures. In het onderdeel Recruitment staat het voortraject van het Werven centraal. Behandeld wordt hoe een organisatie zich profileert en hoe je een aantrekkelijke vacaturetekst maakt. Modules die aan de orde komen zijn: Personeelsinstrumenten, Communicatie en Social Media.
23
In het onderdeel Werving & Selectie doorlopen de studenten een gehele Werving & Selectie procedure. Ze leren hoe je een brief- en een gespreksselectie maakt en leren ook hoe je een goed selectiegesprek voert. De gehele procedure wordt door middel van een softwareprogramma gevolgd. Studenten die in september 2015 starten met de propedeuse en het vernieuwde A-cluster volgen in hun tweede semester een vernieuwd programma in het B-cluster. In dit programma staan Werving & Selectie en Gezondheidsmanagement centraal. Daarnaast krijgen de onderwijseenheden Communicatie, Onderzoek en Bedrijfseconomie een vervolg in het B-cluster en besteden we aandacht aan Marketing en Informatiemanagement. Meer informatie over het B-cluster volgt tijdens het studiejaar. Hoofdfase De onderwijseenheden in de hoofdfase zijn geconstrueerd rondom één beroepstaak met uitzondering van de praktijkonderwijseenheden waar de verschillende beroepstaken samen komen. Iedere onderwijseenheid heeft een specifiek thema. Deze thema’s beslaan het brede spectrum van de aandachtsgebieden en rollen van de HRM’er. In het overzicht zijn de onderwijseenheden opgenomen van de opleiding HRM volgens de vier beroepstaken: Beroepstaak (BT): 1. Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie 2. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context 3. Instrumentering HRM-beleid 4. Strategisch HRM-beleid Cluster E/F is de praktijkstage. Tijdens de stage werkt de student aan de vier beroepstaken. Op welke beroepstaak de nadruk ligt, is afhankelijk van de organisatie waar de student stage loopt, de stagewerkzaamheden en de stageopdracht. Cluster H is de afstudeerfase van de opleiding. Het resultaat van deze fase is dat de student zich gekwalificeerd heeft als beginnend beroepsbeoefenaar door het uitvoeren van een project op het terrein van Human Resource Management dat aan een aantal criteria voldoet. Om te starten met het afstudeerproject stelt de opleiding voorwaarden aan het aantal behaalde studiepunten. Major De basisindeling van de opleiding bestaat uit de clusters A t/m F en met het afronden van de major voldoet de student aan het competentieprofiel van de opleiding. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. In de onderstaande tabel is de omvang van de indelingen van de opleiding weergegeven in studielast uitgedrukt in studiepunten. Indeling van de opleiding Propedeuse Postpropedeuse Totaal
Major
Minor 60 150 210
Totaal
30 30
60 180 240
Minor Het leerplan in cluster G van de opleiding HRM bestaat uit een door de student zelf in te vullen vrije ruimte van 30 studiepunten. Deze vrije ruimte noemen we de ‘minor’ (letterlijk: de kleinere, naast de major: de grotere, het hoofdprogramma dus). Doel van de minor is verdere verdieping en/of verbreding van de major als specifiekere voorbereiding op de latere beroepspraktijk of een vervolgstudie (universitair, master). Het is daarom belangrijk een goede en onderbouwde keuze voor een minor te maken. Een minor kan een onderdeel vormen op je CV. De vrije ruimte kan ingevuld worden door zelf te kiezen uit het aanbod aan minoren van het instituut Bedrijfskunde en Rechten, de FEM, andere opleidingen binnen de HAN of uit het aanbod van opleidingsinstellingen buiten de HAN, maar ook buiten Nederland. Er zijn een aantal preferred partners waar een minor gevolgd kan worden (Hongarije, Italië, Zweden). Meer informatie hierover is in te winnen bij Erna Helsen van het International Office (
[email protected]). De volgende minoren worden vanuit of in samenwerking met het instituut Bedrijfskunde aangeboden: Effectief leiderschap: HR voor managers (niet toegankelijk voor HRM-studenten)
24
Analyse, diagnose en verandering van organisaties (voltijd en deeltijd) Neuro Linguïstisch Programmeren Politiek, beleid en overheidsmanagement Slim plannen en organiseren in de zorg Mens en Gebouw Doorstroomminor Management, Economics and Consumer Studies (in samenwerking met Wageningen Universiteit)
Bij andere opleidingen van de HAN en Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap kun je aanschuiven voor aan HRM gerelateerde thema’s, zoals: Trainen en coachen in organisaties Creatieve intelligentie in organisaties Adviseren Ondernemerschap Aanschuifminor Recht (vooral bedrijfsjuridische onderwerpen) Een beschrijving van alle HAN minoren vind je op www.han.nl/minor en Insite. Een mogelijkheid is om zelf een zogenaamde vrije minor samen te stellen uit relevante modules die door de opleidingen van de HAN worden aangeboden, samen met een totale omvang van minimaal 30 studiepunten. Aan het zelf samenstellen van een vrije minor zitten voordelen: zelf kiezen naar belangstelling. Er zitten ook nadelen aan: gebrek aan samenhang, overlap in programma’s en roosters, onevenwichtige studiebelasting, en andere praktische problemen (instap- en aansluitingsproblemen). Het is ondanks deze bezwaren mogelijk om zelf een programma te maken van onderwijsinhouden uit hbo- en wo-onderwijsinstellingen in binnen- en buitenland. De vrije minor kan de student ook gebruiken om de vrije ruimte (deels) in te vullen met modulen, onderwijseenheden, minoren die andere opleidingen in binnen- en buitenland aanbieden. In dit geval organiseert de student voor een belangrijk deel zelf de opleiding: verzamelt alle informatie over de minor uit studiegids en literatuurlijst van de aanbiedende opleiding; regelt de inschrijving bij de andere onderwijsinstelling; zorgt dat alles op elkaar wordt afgestemd; beheert het eigen rooster. Ook is het mogelijk om als tweede inschrijving een complete minor aan een andere hbo- of woonderwijsinstelling te volgen, zowel in binnenland (zie daartoe: www.kiesopmaat.nl) als in buitenland. In het laatste geval is het van belang contact op te nemen met bureau International Office van de FEM (R31, kamer E1.14) dat de contacten met buitenlandse opleidingen over de hele wereld in het buitenland beheert en in veel gevallen daarmee uitwisselingsafspraken heeft gemaakt. Het volgen van een minor in het buitenland wordt met nadruk gestimuleerd in het kader van internationalisering. Een goede voorbereiding is echter wenselijk, wat betreft regelingen, huisvesting, vaardigheid in de voertaal en kennis van de cultuur van het betreffende land. In de overige gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij de student. Een keer per jaar wordt er door de HAN een minorenmarkt georganiseerd (zowel in Arnhem als in Nijmegen). Ook geeft de opleiding, bij de aftrap van het C- en D-cluster kort en tijdens de lessen in het E-cluster uitgebreider, voorlichting over het kiezen en volgen van een minor. Op de website HAN-insite HRM-opleiding, direct naar onderwijs keuzemodulen/minoren, is meer informatie te vinden over de wijze van inschrijving en het daarbij horende tijdpad. Het is met klem aan te raden goed de inschrijfperiodes in de gaten te houden. Meer informatie is te vinden in de brochure Minoren in het G-cluster dat digitaal beschikbaar is op HAN-Scholar. Of de student de minor van zijn/haar keuze ook kan gaan volgen is afhankelijk van de volgende factoren: - de motivatie die de student geeft voor zijn/haar keuze (zou moeten aansluiten bij POP en Reflectie) - In het geval van een vrije minor: goedkeuring door de examencommissie (die zich laat adviseren door de sslb’er van de opleiding, die op zijn beurt rekening houdt met het oordeel van de slb’er van de student)
25
-
in het geval van een minor binnen het instituut Bedrijfskunde: goedkeuring door de sslb’er van de opleiding. de minor moet aansluiten bij het onderwijs van de opleiding (maar niet teveel overlap) acceptatie door de organiserende instantie van de minor (er moet bijv. wel plaats zijn en de minor moet wél aangeboden worden)
In alle gevallen moet de minor van tevoren worden aangevraagd en goedgekeurd. De inschrijving gebeurt in Alluris. Daarnaast vult de student een aanvraagformulier in waarop de slb’er van de student een advies geeft over de keuze. De examencommissie geeft (via de sslb’er) toestemming om de minor te volgen. Een doorstroomminor die met succes is afgerond, geeft toegang tot bepaalde masters van de universiteiten in Nijmegen. De minor verkort het traject om een universitaire master te behalen. Voor de doorstroomminoren gelden toelatingseisen. De voorlichting over de doorstroomminoren wordt door de universiteiten zelf verzorgd. Kiezen voor een tweede taal Studenten kunnen tijdens de minor hun talenkennis verdiepen en/of verbreden. Zo biedt het instituut Bedrijfskunde onder andere de mogelijkheid om een minor Duits van 7,5 studiepunten te volgen. Uiteraard kunnen studenten elders binnen de HAN Spaans of verdiepende modules Engels volgen. Studenten kunnen bijvoorbeeld kijken op de talensite van intranet, onderste uitrolmenu rechtsboven: Talen. Verder kunnen zij zich via de studiegidsen van CE, CO, IBMS of IBL informeren of er een verdiepende module Engels is die hen interesseert. Mogelijke minoren een minor van Instituut Bedrijfskunde en Rechten
Zie Scholar Leren – Minor https://online.han.nl/sites/2-BHR-PenA-ALG/gcluster/default.aspx
een minor van de FEM
Zie Scholar Leren – Minor https://online.han.nl/sites/2-BHR-PenA-ALG/gcluster/default.aspx en HAN Insite Minoren
een minor van de HAN
Zie Scholar Leren – Minor https://online.han.nl/sites/2-BHR-PenA-ALG/gcluster/default.aspx en HAN Insite Minoren
een minor van andere onderwijsinstellingen een vrije minor (waaronder de praktijkminor)
www.kiesopmaat.nl; Zie Scholar - Minor
een doorstroomminor een Study Abroad
de vrije minor is een ‘pakket onderwijs’ dat de student zelf samenstelt. Een vrije minor kan bijvoorbeeld een stage zijn in binnen- of buitenland of een Study Abroad website van betreffende universiteit Via het International Office http://www.han.nl/international/english/about-han/internationaloffice/
26
4.2. Programmawijzigingen en conversie Wij willen dat onze studenten in deze opleiding (af)studeren in een actueel programma. De inhoud van deze opleiding wordt daarom elk jaar waar nodig bijgesteld. Voor jou als student betekent dit dat het onderwijs dat je volgt in een cluster (=leerroute) elk jaar opnieuw wordt vastgesteld en eventueel aangepast. Concreet betekent dit: - volg je onderwijs in een cluster (leerroute) en rond je dit volledige cluster ook binnen het betreffende studiejaar af, dan start je in een volgend studiejaar met het volgende cluster en is er niets aan de hand; - rond je een cluster (leerroute) niet volledig af binnen het studiejaar en heb je een studieachterstand, dan worden de resultaten omgezet of geconverteerd naar de nieuwe leerroute in het volgende studiejaar. Als het onderwijs in dat cluster nauwelijks verandert heeft dit geen of nauwelijks gevolgen voor je studie. Verandert het onderwijs wél in dat cluster dan gelden deze wijzigingen ook voor jou, ook voor de reeds afgeronde OWE’s. Alle wijzigingen en conversies voor het studiejaar 2015-2016 zijn opgenomen in het opleidingsstatuut van de betreffende opleiding, te weten in de onderwijs- en examenregeling (deel 2). Indien er besloten is om studenten in het oude programma nog een laatste tentamenkans aan te bieden, staat dit ook in deze bijlagen beschreven.
27
4.3. Tentamens en inzage In de opleiding ontwikkelt de student de eindkwalificaties om de beroepstaken uit te kunnen voeren. De beroepstaken zijn vertaald naar onderwijseenheden. Het verwerven van de HRM-eindkwalificaties wordt vastgesteld door middel van tentamens gekoppeld aan deze onderwijseenheden of via integrale toetsen. Tijdens de opleiding doorloop je het toetsprogramma, waarin per onderwijseenheid een of meerdere toetsen zijn opgenomen. Het toetsprogramma is een bijlage van de Onderwijs- en examenregeling van de opleiding en is opgenomen in de beschrijving van de onderwijseenheden in bijlage 1. Integrale toetsing Op drie momenten in de opleiding leggen studenten een integrale toets af: 1- Het portfolio-assessment bedrijfskunde (A-cluster) en de verslaglegging van de stage in het Bcluster (de aan de gekozen opleiding verbonden praktijkopdracht gekoppeld aan de stage van twee weken); 2- Stage in het 3e jaar; 3- Afstuderen. Informatie tentamens en inzage Controleer Insite voor de inschrijvingstermijnen, de data waarop de inzage plaatsvindt en overige informatie! Tentamenrooster Voorafgaand aan de inschrijving voor toetsen wordt het tentamenrooster per afdeling bekend gemaakt via Insite ► FEM ► Roosters ► Tentamenrooster per afdeling. Toetscodes Op het tentamenrooster staan de toetscodes van de tentamens van de betreffende periode. De toetscodes bestaan uit de module- c.q. roostercode gevolgd door een punt met daarachter het cijfer voor de toetsvorm. De volgende toetsvormen worden gehanteerd: De cijfers achter de punt hebben de volgende betekenis: .1 schriftelijk tentamen .2 practicum .3 luistertoets .4 mondeling tentamen .5 inleveropdracht .6 presentatie .7 project .8 portfolio (schriftelijk en/of mondeling) .9 continuous assessment en/of participatie .0 overig Voorbeeld: In de onderstaande tabel staat de toetscode ACM1ENG1A.1 A CM1 ENG 1 A . 1
Communicatie periode 1 Engels
schriftelijke tentamen
= = = = =
Clustercode Naam onderwijseenheid Modulenaam Onderdeel Versie
=
Toetsvorm
Inschrijving tentamens Deelname aan (deel)tentamens, respectievelijk integrale (deel)toetsen geschiedt op basis van individuele inschrijving, tenzij anders bepaald in het opleidingsstatuut.
28
Het verzoek tot inschrijving dient tijdig volgens de procedure, zoals opgenomen is in het Opleidingsstatuut, te worden gedaan. Studenten die willen deelnemen aan een (deel)tentamen dienen zich binnen de reguliere inschrijvingstermijn zelf in te schrijven. Een student mag zich per collegejaar (maximaal) twee keer inschrijven voor een tentamen. Als het de student niet lukt zich in te schrijven voor tentamens moet hij dit tijdens de inschrijfperiode melden met behulp van het Meldingsformulier Tentamenin- en uitschrijving. Dit formulier is te vinden via FEM ► Insite ► Roosters. Let op: de toetsdatum die wordt weergegeven in HAN-SIS is fictief. De werkelijke datum is te vinden op het tentamenrooster. Tentamenperioden, inschrijvingstermijnen en data van inzage Tentamenperiode T1 week 45 T2 week 3 en 4 T3 week 14 en 15 T4 week 25 en 26 T5 propedeuse week 27 T5 hoofdfase week 34 Check Insite voor de inschrijvingstermijnen, de data waarop inzage plaatsvindt en overige informatie! Uitschrijving tentamens Tijdens de inschrijfperiode kan de student de tentameninschrijving zelf nog intrekken via Alluris. Na sluiting van de inschrijfperiode is uitschrijving in principe niet meer mogelijk. Alleen bij bijzondere omstandigheden kunnen studenten een verzoek tot uitschrijving indienen via het Meldingsformulier Tentamenin- en uitschrijving. Dit formulier is te vinden via Insite ► FEM ► Roosters. Voor tentamens in periode 5 (T5) is uitschrijving niet nodig! Individueel tentamenrooster In de week voorafgaand aan de tentamenweken zal op vrijdag het definitieve individueel tentamenrooster gepubliceerd worden. Hierop kan de student zien welk tentamen hij moet maken in welk lokaal. Zie Insite voor exacte data van concept en definitief tentamenrooster. Twee tentamens op hetzelfde tijdstip Indien twee tentamens op hetzelfde tijdstip zijn gepland dan zorgt de tentamenorganisatie ervoor dat de student beide tentamens aaneengesloten kan maken in hetzelfde lokaal, zonder pauze. Op het individuele tentamenrooster is dit niet zichtbaar; daar blijft het oorspronkelijke tijdstip van de tentamens vermeld staan. Het tentamenbureau beslist welk tentamen er als eerste wordt gemaakt. Dit is alleen van toepassing als het tentamens betreft van de opleiding waar de student ingeschreven staat en niet wanneer de student aansluit bij een tentamen van een andere opleiding. Aangepaste tentamens Studenten die op een aangepaste wijze tentamens willen afleggen, kunnen hiertoe via de studieloopbaanbegeleider een verzoek indienen bij de examencommissie. Voorbeelden van aangepaste tentamens zijn: - verlenging tentamenduur - vergroot tentamen - verbeterde zitplaats - gebruik laptop tijdens een tentamen. Verzoeken dienen een maand voordat de inschrijfperiode van de tentamenperiode begint te worden ingediend.
29
Schrijfmateriaal bij tentamens Bij de uitwerking van een tentamen mag alleen gebruik worden gemaakt van een blauw- of zwartschrijvende pen. Cijfers en studiepunten Voor alle toetsen en beroepsproducten die je maakt, ontvang je een beoordeling. Dit kan een cijfer of een vinkje zijn, dit wordt in Alluris ingevoerd door docenten. Als je alle onderdelen van een onderwijseenheid gehaald hebt, worden de studiepunten voor die onderwijseenheid toegekend. Via Insite ► Service Bedrijf ► Studentzaken vind je informatie en handleidingen over Alluris. Inzage 1. Controleer Insite voor de data waarop de inzage plaatsvindt. 2. De uitslag van volledig of deels schriftelijk of middels enige andere vorm van indirecte communicatie afgenomen tentamens wordt uiterlijk binnen 15 werkdagen nadat het tentamen is afgelegd door de examinatoren bekendgemaakt aan de student, doch ten minste 1 werkdag voordat de inzage plaatsvindt. 3. De uitslag van mondelinge of anderszins direct communicatief afgenomen tentamens wordt uiterlijk binnen 5 werkdagen nadat het tentamen is afgelegd door de examinatoren bekendgemaakt aan de student. 4. Wanneer een uitslag (cijfer) niet bekend wordt gemaakt of na bekendmaking onjuist lijkt te zijn, dient de student binnen 15 werkdagen doch ten minste 1 werkdag voordat de inzage plaatsvindt contact op te nemen met de examinator. 5. Binnen 20 werkdagen, nadat de uitslag van de tentamens bekend is gemaakt, worden de studenten in de gelegenheid gesteld het gemaakte schriftelijke werk in te zien volgens de daarbij gestelde regels. Daarbij worden de opgaven, de standaarduitwerking en de normering ter beschikking gesteld. 6. Direct na afloop van de inzage kunnen studenten bij de examinator via het protestformulier een inhoudelijk gemotiveerd verzoek indienen om delen van of de gehele uitwerking opnieuw te corrigeren (protest). Op het protestformulier kunnen studenten kort en duidelijk inhoudelijke opmerkingen over het gecorrigeerde werk en/of over de toepassing van de beoordelingsnormen vermelden. De examinator dient binnen 5 werkdagen na het verzoek om hercorrectie (protest) de uitslag van de hercorrectie schriftelijk inhoudelijk gemotiveerd mee te delen. 7. Voor (onderdelen van) tentamens waarvoor geen inzage is, kunnen studenten binnen 5 werkdagen na bekendmaking van het resultaat een inhoudelijk gemotiveerd protest indienen bij de examinator. De examinator dient binnen 5 werkdagen na het protest de uitslag hierop inhoudelijk gemotiveerd mee te delen. 8. In bijzondere gevallen kan de instituutsdirecteur van de in bovenstaande leden genoemde termijnen afwijken. De instituutsdirecteur bepaalt in dat geval de gewijzigde termijnen. 9. Alle gevraagde gegevens op het protestformulier dienen nauwkeurig te worden ingevuld. 10. Alleen vragen op het protestformulier die inhoudelijk worden gemotiveerd, worden beantwoord. 11. Inzage is alleen mogelijk tijdens de vastgestelde dagen die voor het gehele collegejaar vaststaan in de jaaragenda. 12. Bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage kan men zich wenden tot de surveillant of diens plaatsvervanger en zo nodig tot het Vraagpunt. Afstuderen Om de opleiding af te kunnen ronden dien je elke onderwijseenheid met een positief resultaat hebben afgerond. De volgende punten zijn van belang bij het afronden van je opleiding: 1. Controleer in de laatste fase van je studie (nogmaals) of alle cijfers correct zijn ingevoerd. Mochten er cijfers ontbreken, neem dan contact op met de betreffende docent. 2. Zodra je denkt je studie afgerond te hebben, meld je dit bij het Onderwijsbureau (
[email protected],
[email protected] of
[email protected]). De medewerkers van het Onderwijsbureau dragen zorg voor het getuigschrift.
30
3. De examencommissies bepalen de datum waarop de student is geslaagd. Dit is tevens de datum die op het getuigschrift en het diploma supplement wordt vermeld. De vastgestelde examendata bepalen de datum op het getuigschrift en diploma supplement. 4. De student wordt geadviseerd zich in de maand dat het laatste resultaat is ingevoerd uit te schrijven in Studielink met als reden ‘Examen’. Zie Insite > SZ > rondom mijn studie > mijn inschrijving. 5. Normaliter ontvangen de studenten een uitnodiging voor de uitreiking van de getuigschriften. Mocht de student het getuigschrift buiten de uitreiking om willen ophalen, dan kan dit in overleg met de medewerker van het Onderwijsbureau. Let op: Studenten die in tentamenperiode 5 hun laatste cijfer(s) halen, kunnen om organisatorische redenen niet meedoen met de reguliere uitreiking in juli. Cum Laude Een student slaagt ‘cum laude’ voor het bachelorexamen als voor het eindcijfer van elke verplichte onderwijseenheid in de hoofdfase minimaal het cijfer 8 is behaald. Bij de bepaling of een student cum laude slaagt, worden eventueel extra gevolgde onderwijseenheden niet meegenomen. De kwalificatie ‘cum laude’ kan niet worden behaald, als er meer dan 75 studiepunten vrijstellingen zijn verleend in de hoofdfase van de opleiding. Zie hiervoor ook de Onderwijs- en examenregeling (OER), artikel 7.11 in hoofdstuk 1 van deel 2 van dit opleidingsstatuut. Met genoegen Een student slaagt ‘met genoegen’ voor het bachelorexamen als voor het eindcijfer van elke verplichte onderwijseenheid in de hoofdfase minimaal het cijfer 7 is behaald. Bij de bepaling of een student ‘met genoegen’ slaagt, worden eventueel extra gevolgde onderwijseenheden niet meegenomen. De kwalificatie ‘met genoegen’ kan niet worden behaald, als er meer dan 75 studiepunten vrijstellingen zijn verleend in de hoofdfase van de opleiding. Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om. 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt. 3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. meldt zich tijdig (15 minuten voor aanvang van het tentamen) bij het tentamenlokaal. 5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van
31
inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen. 7. die niet op de presentielijst vermeld staat maar wel in het bezit is van een na-inschrijving (kopie mail van onderwijsbureau), kan zich melden bij het Vraagpunt van Studentzaken voor een toelatingsbewijs voor het na-inschrijflokaal. 8. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen. 10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge (smartwatches), speciale bril, speciale oordopjes e.d.. 11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.; Wanneer deze hulpmiddelen wel zijn toegestaan worden deze hulpmiddelen door de surveillant gecontroleerd. 12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13). 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop. 15. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten. Tijdens het tentamen1 16. mag tijdens de tentamenzitting van 150 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 2. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 150 minuten, is toiletbezoek na 150 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan. Voorafgaand aan dit toiletbezoek wordt de student gevraagd de (broek)zakken te legen. 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan). 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal. Hiervoor seint de student de surveillant in door het opsteken van de hand. De surveillant neemt de spullen in en geeft de student een teken dat hij of zij het lokaal mag verlaten. 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van (een gemandateerde namens) de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld. 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken. 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen. 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen) te maken. 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld.
1
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 2 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden.
32
24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad. 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut). 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) en dient alle bescheiden in te leveren die gebruikt zijn bij het verrichten van de vermoedelijke onregelmatigheid, voor zover die in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het bewijzen van de vermoedelijke onregelmatigheid. Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld. 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst. 31. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten. Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen3: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om. 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage. 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 3
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
33
4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs : een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal. 5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; Aanvang en hulpmiddelen 6. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag). 7. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden. 8. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d. 9. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; tassen en jassen moeten buiten het lokaal worden gedeponeerd. 10. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen. Tijdens de inzage4 11. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet 5. 12. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen. 13. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen. 14. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. gele doorslag (van de schrapkaart toets) c. tentamenuitwerkingen. 15. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 16. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 17. mag op geen enkele manier dan ook (delen van) een tentamen kopiëren en mag op geen enkele andere wijze (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties brengen. 18. mag geen eigen schrijfbenodigdheden gebruiken; er mag alleen gebruik worden gemaakt van de door de surveillant of diens plaatsvervanger uitgereikte groene pennen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie. 20. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) en dient alle bescheiden in te leveren die gebruikt zijn bij het
4
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 5 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden.
34
verrichten van de vermoedelijke onregelmatigheid, voor zover die in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het bewijzen van de vermoedelijke onregelmatigheid. Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 21. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst. 22. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
35
4.4. Plagiaat Een van de dingen die je als student moet leren tijdens je opleiding is op een verantwoorde manier omgaan met bronnen. Het is heel belangrijk bronnen te gebruiken om tot een degelijk antwoord of product te komen. Zelf kan je niet alles weten en bouwen op kennis van anderen maakt jouw stuk betrouwbaarder en beter. Het is ook belangrijk dat je kan laten zien dat je weet wat er over het gebied waar jij over schrijft al geschreven is. Het is echt wel belangrijk deze bronnen correct te vermelden. Doe je dit niet dan ben je schuldig aan plagiaat. Het is niet toegestaan om andermans werk te gebruiken en net te doen alsof jij het geschreven of bedacht hebt. Wees dus heel zorgvuldig met je bronvermeldingen. Plagiaat is het gebruiken van een werk zonder toestemming en zonder vermelding van de oorspronkelijke auteur, waarbij de pleger van het plagiaat het doet voorkomen alsof dit zijn eigen oorspronkelijke werk is. Bij de HAN valt plagiaat onder onregelmatigheden Deze staan beschreven in het OER. Bij de HAN wordt extra aandacht besteed aan het tegengaan van plagiaat. We vinden het belangrijk dat studenten leren om hun bronnen op een goede manier te verantwoorden. Bijna alle opleidingen gebruiken de APA methode van bronvermeldingen. Gevolgen van plagiaat Wanneer plagiaat wordt geconstateerd in een rapport/beroepsproduct/verslag door de examencommissie dan zal de examencommissie conform artikel 6.3 van het Reglement examencommissies van de Faculteit Economie en Management in principe de volgende sancties opleggen: 1. Het rapport/verslag/beroepsproduct wordt van onwaarde verklaard. 2. Je wordt uitgesloten van deelname aan het tentamen voor het lopende en komende semester. Als het om een beroepsproduct/verslag gaat, kun je het onderwijs na de periode van uitsluiting weer volgen naast andere onderwijseenheden en het alsnog met succes afronden. Als het om een stage of afstudeeropdracht gaat, dan zal jij je stage of afstudeeropdracht geheel opnieuw moeten doen, dus inclusief het praktijkdeel. 4.5. Bronvermelding Bij de HAN wordt extra aandacht besteed aan het tegengaan van plagiaat. We vinden het belangrijk dat studenten leren om hun bronnen op een goede manier te verantwoorden. Bijna alle opleidingen gebruiken de APA methode van bronvermeldingen. Meer informatie over correcte bronvermelding en het maken van een literatuurlijst etc. vind je op http://specials.han.nl/themasites/studiecentra/verwerken-en-delen/bronnen-vermelden/ 4.6. Ephorus De HAN heeft een applicatie aangeschaft die docenten helpt in het opsporen van plagiaat. Ephorus is een webbased programma dat teksten met elkaar vergelijkt. Als student kan het zijn dat de opleiding vraagt om een document naast bij de docent ook via Ephorus in te leveren. De docent krijgt dan een rapportage waarin hij of zij kan zien welke bronnen de student heeft gebruikt en of deze netjes zijn vermeld. Om een product in te kunnen leveren bij Ephorus heeft de student een inlevercode nodig. Deze code geeft de docent. Producten kunnen worden ingeleverd door naar http://student.ephorus.com. te gaan, alle velden in te vullen, een product te kiezen en het vinkje onderaan aan te vinken. 4.7 Studieloopbaanbegeleiding Studieloopbaanbegeleiding en de betrokkenen bij het programma Studieloopbaanbegeleiding is bij de opleiding HRM gericht op het begeleiden van de student tijdens de studie bij: - het maken van keuzes zoals de keuze van een stage en minor; - het verwerven van de competenties; - de studievoortgang; - studieaanpak; - studieplanning; - het ‘leren leren’.
36
Een belangrijk aandachtspunt daarbij is dat de student in de eerste plaats zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar studieloopbaan. De studieloopbaanbegeleider (slb’er) heeft hierbij een ondersteunende rol. Studieloopbaanbegeleiding vindt plaats gedurende de gehele opleiding waarbij de verschillende activiteiten die de student in het kader van slb uitvoert, aansluiten bij de fasen, het onderwijscluster en de keuzemomenten die de opleiding kent. In de propedeuse en in het C- en D-cluster zijn groepsbijeenkomsten studieloopbaanbegeleiding ingeroosterd en krijgen studenten de informatie die nodig is om de weg te vinden in de school en in de opleiding. Er wordt aandacht besteed aan onderwerpen die te maken hebben met studeren en studievaardigheden. Naast de groepsbijeenkomsten voert de slb’er individuele gesprekken met de student. Taken van de studieloopbaanbegeleider De slb’er heeft een adviserende rol bij het verlenen van toestemming om te mogen beginnen aan onderwijseenheden zoals stage, minor en afstuderen. De slb’er kan de student helpen bij het maken van een keuze voor een stage, minor of het afstudeerproject. Ook speelt de slb’er een rol bij het maken van studieafspraken (in geval van studievertraging). Daarnaast kunnen studenten te allen tijde zelf het initiatief nemen voor een gesprek. De slb’er volgt het studieloopbaan programma en is daarnaast ook aanspreekpunt t/m het D-cluster voor de student wanneer er zaken spelen die een goede voortgang van de studie belemmeren. Vanaf het E-cluster (stagejaar) is de stagebegeleider van de opleiding het aanspreekpunt. Tijdens de minor is het de sslb’er en tijdens het afstuderen de afstudeerbegeleider. Hier ligt uiteraard wel de verantwoordelijkheid bij de student. De opleiding HRM verwacht van de student dat deze zelf op tijd de slb’er aanspreekt wanneer hij of zij problemen ondervindt met de studie. Als problemen in een vroeg stadium bekend zijn bij de slb’er is het mogelijk om oplossingen te zoeken en afspraken te maken. De student bespreekt de studievoortgang met de slb’er. Bij persoonlijke problemen die leiden tot studievertraging is het van groot belang dat je dit tijdig aangeeft, d.w.z. op het moment dat ze zich voordoen. Indien nodig, afhankelijk van het probleem, verwijst jouw slb’er je door naar de Senior Studieloopbaan-begeleider of de campusdecaan. Senior Studieloopbaanbegeleider (sslb’er) Als je door ziekte, persoonlijke problemen of bijzondere omstandigheden niet voldoende kunt presteren, verwijst de slb’er je door naar de sslb’er van de propedeuse of van de hoofdfase. (Je kunt overigens ook zelf contact met hen opnemen). In overleg is het mogelijk dat je samen met de sslb’er je studieprogramma aanpast. Daarnaast kun je bij de sslb’er terecht wanneer je vragen hebt over: Extra faciliteiten bij tentamens; - Bindend Negatief studieadvies (BNSA); - Stoppen met de studie; - Overstappen naar andere opleidingen; - Studiefinanciering; - Regelingen uit het studentenstatuut; - De combinatie van topsport en studie; - Studeren met een functiebeperking. Bij specifiekere vragen, bijvoorbeeld over financiële ondersteuning, speciale voorzieningen vanwege een functiebeperking of verwijzing naar de studentenpsycholoog kan de senior slb’er je doorsturen naar de campusdecaan. Programma van studieloopbaanbegeleiding Studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse bestaat uit workshops, individuele gesprekken, informatiebijeenkomsten en inloopspreekuren. Door dit programma leert de student de HAN, de eigen opleiding, de klasgenoten, de slb'er en zichzelf (beter) kennen. Daarbij wordt duidelijk wat de student bij en van de HAN kan verwachten, maar ook wat er van de student zelf wordt verwacht. De student krijgt handvatten om de transitie (overgang) naar het student zijn te kunnen maken. In de tweede helft van de propedeuse start de student met het formuleren van leerdoelen in het kader van de oriëntatie op het beroep. In de hoofdfase omvat het slb-programma individueel contact tussen de student en de slb’er. Binnen studieloopbaanbegeleiding wordt met name veel aandacht besteed aan de algemene hbocompetenties, te weten: sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie) en zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional) Je maakt keuzes voor
37
stage, minor en afstudeeropdracht. In het verlengde hiervan ligt een door jezelf gemaakte POP, die de studieweg beschrijft. Naast individuele gesprekken, organiseert de studieloopbaanbegeleider tweemaal per periode een groepsbijeenkomst, waarin met name onderwerpen op het gebied van beroepsoriëntatie worden georganiseerd. Op Scholar is de studiehandleiding van studieloopbaanbegeleiding te vinden. De wijze van beoordelen is kwalitatief. De slb’er beoordeelt op basis van actieve deelname en aanwezigheid. Campusdecaan Bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen werken vier studentendecanen bij wie studenten met specifieke vragen terecht kunnen. Voorbeelden van vragen kunnen zijn: Je loopt ten gevolge van ziekte of bijzondere omstandigheden studievertraging op en je hebt daardoor financiële problemen; Je hebt een acuut financieel probleem waardoor je studie niet goed gaat; Je hebt specifieke ondersteuning nodig bij je studie in verband met je functiebeperking, je topsport of anderszins; Je hebt vragen over je studiefinanciering; Je hebt vragen over bezwaar- of beroepsprocedures; Je wilt doorverwezen worden naar hulpverleners buiten de HAN, o.a. de studentenpsychologen van de Radboud Universiteit. De campusdecanen zijn zowel bereikbaar in Arnhem als in Nijmegen. Als je één van de decanen wilt spreken, kun je het beste via de mail een afspraak maken. Campusdecanaat Arnhem:
[email protected] Campusdecanaat Nijmegen:
[email protected]
38
5.
Interne organisatie
5.1 Faculteiten, domeinen en instituten De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. De faculteit Economie en Management bestaat uit vier instituten waarbinnen (verwante) bacheloropleidingen worden aangeboden. Het instituut Bedrijfskunde en Rechten (IBR) kent de volgende opleidingen: - Bedrijfskunde MER - Human Resource Management - Logistiek en Economie - Facility Management – Academie Diedenoort - HBO-Rechten 5.2
Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau
Instituutsdirectie
Logistiek & Economie
Praktijk-coörd.
S-SLB
CCC LE
Secr. Arnhem
Secr. Nijmegen
Planning & Roostering
Kwaliteits zorg
Human Resource Management
Facility Management
Praktijk coörd.
S-SLB
Praktijkcoörd.
MT FM
S-SLB
CCC HRM
Bedrijfskunde MER
S-SLB
Praktijkcoörd.
HBO-Rechten
S-SLB
Praktijkcoord.
CCC BKM
CCC HR
Figuur: organogram instituut Bedrijfskunde en Rechten
5.3 Examencommisie(leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan. De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het model reglement examencommissie (deel 2 van dit opleidingsstatuut). Verzoeken aan de examencommissie dienen te worden gericht aan het ambtelijk secretariaat van de examencommissie van het instituut Bedrijfskunde en Rechten: Via e-mail:
[email protected] Via de post: Examencommissie IBR, Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Via de interne post: postvak Examencommissie IBR, Ruitenberglaan 31 te Arnhem of postvak Examencommissie IBR, Laan van Scheut 10 te Nijmegen Bezoekadres: Examencommissie IBR, Laan van Scheut 10, 6525 EM Nijmegen, ruimte F 2.60. Telefonisch bereikbaar via: 024-3530771 of 06-83996255.
39
Leden van de examencommissie: - Janny Vogelzang (vz) - Wim de Ruiter BKM en BMS - Sonja van Hall (secretaris) LE en LM(E) - Henk Berendsen (plaatsvervangend secretaris) – FM - Esther Moons (lid) – HRM - Marleen Radstake-Huls (plaatsvervangend voorzitter- HR - Ruud Voets (extern lid) 5.4 Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie (OC) Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC). Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken. Bijvoorbeeld over de Onderwijs- en Examenregeling en de uitvoering ervan. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Vraag bij je opleidingscoördinator meer informatie over de OC's. Zie ook het model reglement opleidingscommissie (deel 2 van het opleidingsstatuut). Leden van de opleidingscommissie: Docenten Jan Fransen Saskia Janssen Studenten Karin Bloemhof (voorzitter) Elanore Jacobs (vice-voorzitter) Danique Lotgering Maureen van den Berg Anouk Diepenveen Anne-Roos Holtkamp Joep van Malsen Kirsten Kool Kim Faessen Max Meijer Celina Gibbon Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden, 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat niet alleen om het beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. De FR praat dus ook mee over de instituten. De faculteitsraad wordt ondersteund door een ambtelijk secretariaat: Lieke Timmers, Ruitenberglaan 31 in Arnhem, e-mail:
[email protected]; tel.: 026-3691146 Voor de samenstelling van de FR zie: https://www1.han.nl/insite/economie/overleg/Faculteitsraad/overleg_front_content.xml?lang=nld&&inn o_gen=gen_id_189&sitedir=/insite/mr Medezeggenschapsraad (MR) Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht.
40
De instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Secretariaat MR: Hans Oolbekkink, ambtelijk secretaris Harry van Keeken, secretaris:
[email protected] 5.5
Kwaliteitszorg
Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. Voor vragen of opmerkingen over evaluaties van het onderwijs of andere kwaliteitszorg gerelateerde onderwerpen kun je mailen met Eefje Lagé:
[email protected] Beroepenveldcommissie Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens vier maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de Beroepenveldcommissie. De Beroepenveldcommissie bestaat uit de volgende leden: Dhr. drs. H. Verlinden Directeur (voorzitter; Human Resources Goss Contiweb BV) Mevr. B. Blondé (Senior Stafmedewerker P&O Flynth) Dhr. J.W. Van den Dungen (Partner / Consultant P&O Partner) Dhr. drs. F. Bakker (Director Operations & HR Director SITA Nederland) Mevr. drs. M. Dullaert (Teammanager HR Advies Vitens NV) Dhr. P. Loozen (HR Beleidsadviseur concernstaf HR UMC St. Radboud) Dhr. drs. R. Boulogne (P&O-manager Beleid Achmea) Mevr. A. Oude Grotebevelsborg (Hoofd P&O Gemeente Hengelo) Dhr. J. Reuvers (Teamleider HRM, Jur. Zaken, Inkoop, Bestuurssecretariaat werkorg. CGM) Dhr. drs. R. Lens (Onderwijscoördinator HAN HRM) Mevr. dr. A. de Lange (lector Human Resource Management) Dhr. E. Van Hal/mevr. S. Boel (Praktijkcoördinatoren HAN HRM) Mevr. drs. I. Wessels (Instituutsdirecteur HAN) Externe toezichthouder Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders te benoemen. De beoordeling over de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) c. de organisatorische kwaliteit van het examen De externe toezichthouder is mevrouw Jet de Lange. Lesdagen en lestijden Voltijdopleidingen maandag tot en met vrijdag 1 08.45-09.30 uur 2 09.30-10.15 uur Pauze 10.15-10.30 uur 3 10.30-11.15 uur 4 11.15-12.00 uur 5 12.00-12.45 uur 6 12.45-13.30 uur 7 13.30-14.15 uur 8 14.15-15.00 uur
41
Pauze 15.00-15.15 uur 9 15.15-16.00 uur 10 16.00-16.45 uur 11 16.45-17.30 uur 12 17.30-18.15 uur Deeltijdopleidingen: dinsdagavond 18.15-21.35 uur donderdagavond 18.15-21.35 uur zaterdag 9.00-12.15 uur 5.6
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau
Campusdecaan Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het campusdecanaat terecht als je:
Financiële problemen hebt t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunnen studeren en verwijzing nodig is; Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; Je wilt uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures.
Contact decanaat campus Nijmegen:
[email protected] Contact decanaat campus Arnhem:
[email protected] Vertrouwenspersonen Wanneer een student te maken krijgt met ongewenst gedrag kan hij of zij zich wenden tot een van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na toestemming van de student onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Voor de opleidingen van de Faculteit Economie en Management zijn de vertrouwenspersonen: Nijmegen Mw. Pia in ’t Veld, tel.: 024-3531014 Mw. Marianne de Bruyn, tel.: 024-3530933 Arnhem Dhr. Ben van Hoof, tel.: 026-3658259 Mw. Helene Leusink, tel.: 026-3691831 Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via: E:
[email protected] T: 026-3691504 A: Ruitenberglaan 26 Arnhem / Postbus 3002, 6802 DA Arnhem Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof, e-mail:
[email protected] /
[email protected]; tel.: 024-3530528 / 06-23228974. Hij bevindt zich in het Bisschop Hamerhuis in Nijmegen op kamer 006.
42
HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur T (024) 353 05 00 F (024) 344 97 94 E
[email protected] Het Vraagpunt Bij het Vraagpunt kan de student terecht met vragen over de volgende onderwerpen : Vragen over het betalen van collegegeld Machtigingsformulier ´betaling collegegeld´ / wijzigingsformulier Vragen over de collegekaart Vragen over roosters en reservering van lokalen Informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten Vragen over (inschrijven voor) tentamens Bewijs van inschrijving/uitschrijving Uitgifte van propedeusecertificaten Uitgifte van gewaarmerkte kopieën van getuigschriften Stageverklaringen voor studenten die naar het buitenland gaan. Informatie over Studielink Maken van statements t.b.v. stage/studie buitenland Verificatie getuigschriften Invullen formulieren Bafög Invullen formulieren DUO En veel meer. Mailen kan ook:
[email protected] [email protected] Reserveren van lokalen Ga naar insite FEM, selecteer "roosters" en kies: "aanvraag lokaal (formulier)". Studiecentra De HAN beschikt over vijf studiecentra, twee in Arnhem en drie in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie. De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften, naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale informatiebronnen en streaming video. Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum Pabo Nijmegen; Groenewoudseweg 1, Nijmegen Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: http://www.han.nl/studiecentra International Office HAN University of Applied Sciences arranges a number of international activities that are coordinated by our International Offices in Arnhem and Nijmegen. If you are an international student, HAN
43
International Office is your main point of contact when you need information. International activities Our international activities vary from staff and student exchanges to developing joint degrees with partner universities. We also provide help and support for community projects in Africa and Eastern Europe. The International Office staff wil be ready to provide information and help with everything from arranging paperwork to personal matters for all international guests. As a student you can call on the International Offices for help with your Learning Agreement, as well as for any special requirements you may have regarding your stay at HAN. For more information and contact details, check the follow website: http://www.han.nl/insite/internationaloffice_englisch Studiewisselpunt FEM Ben je begonnen aan je studie en heb je het gevoel dat je niet de juiste keuze hebt gemaakt, dat je niet op je plaats zit? Heb je een BNSA gekregen, of verwacht je een BNSA te krijgen? Weet je niet welke opleiding wel bij jou past? Wil je hulp bij het maken van de juiste studiekeuze? Neem dan eventueel, na overleg met je slb’er, contact op met het Studiewisselpunt FEM. Je kunt bij het Studiewisselpunt terecht voor: o een persoonlijk gesprek o heroriëntatie o workshops studiekeuze o interessetesten o informatie over opleidingen van de HAN o tips om actief aan de slag te gaan met jouw studiekeuze Je kunt per mail contact opnemen met
[email protected]. Wil je liever langs komen dan kun je terecht bij de balie in Arnhem Ruitenberglaan 31 begane grond en in Nijmegen in ruimte F0.56 (ma, di, wo. en vr) Studentenvereniging STURAD Studentenvereniging STURAD richt zich op de studenten van de HAN in Nijmegen. De vereniging organiseert activiteiten die een toegevoegde waarde hebben voor de studietijd van de studenten. Er is een tiental commissies dat activiteiten organiseert zoals een gala, een introductiekamp en een jaarfeest. www.sturad.nl Studievereniging Adeo SV Adeo is de studievereniging voor alle studenten binnen het Instituut Bedrijfskunde in Nijmegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. De studievereniging bestaat uit leden van de opleidingen Bedrijfskunde MER, Human Resource Management, Facility Management en Logistiek en Economie. Het doel van SV Adeo is om de verbindende schakel te zijn tussen studenten, medewerkers en het werkveld. Daarnaast wil ze ontwikkeling, uitdaging en ondersteuning bieden aan studenten tijdens hun studie door het organiseren van studie-gerelateerde en ontspannende activiteiten. www.svadeo.wordpress.com Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bacheloropleidingen/studeren-bij-de-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons
44
terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) Het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap is hét expertisecentrum van de HAN voor het bevorderen van ondernemendheid en ondernemerschap bij studenten, docenten, werknemers en (potentiële) ondernemers. Je kunt bij het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap terecht voor onderwijs, docententrainingen, onderzoek, starterbegeleiding, conceptontwikkeling en het certificaat ondernemerschap. Zie voor meer informatie over het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap de volgende website: www.han.nl/cvo Arbobeleid voor studenten Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten: https://www1.han.nl/insite/pz_new/arbo/content/Studenten.xml?lang=nld&menusub=Arbo%20en%20st udenten&inno_gen=gen_id_289&sitedir=/insite/pz_new/arbo HAN-talencentrum Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid. We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. HAN-studenten ontvangen 30% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/talencentrum Het Hogeschoolblad Sensor Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sensor vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sensor kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: www.snsr.nl. Studievoortgang (cijferadministratie) Arnhem: Tiny Rengelink, kamer C3.02, Ruitenberglaan 31, tel.: 026-3691214 Nijmegen: Jessy Stavast, kamer F2.02, Laan van Scheut 10, tel.: 024-3531647 E-mail:
[email protected] Afdelingssecretariaat Secretariaat Nijmegen Mayke Rood Kamer F2.02, FEM gebouw, Laan van Scheut 10 telefoon: 024-3530754 Anne-Marie Huisman Kamer F2.02, FEM gebouw, Laan van Scheut 10 telefoon: 024-3530755 Secretariaat Arnhem Yvonne Clevers Kamer C3.02, FEM gebouw, Ruitenberglaan 31 telefoon: 026-3691213 Ingrid Lenting Kamer C3.02, FEM gebouw, Ruitenberglaan 31 telefoon: 026-3691586 Bureau Werken en Leren Secretariaat: Angelique Slotboom; telefoon 026-3691356, Ruitenberglaan 31 Arnhem. Alumninetwerk IMPACT Het HRM-alumninetwerk is bedoeld om contacten tussen oud-studenten onderling en het contact tussen de opleiding en oud-studenten te bevorderen. Het netwerk biedt de leden de mogelijkheid te
45
netwerken, kennis op het gebied van HRM te vergroten en elkaar op een informele manier te ontmoeten. Op http://specials.han.nl/themasites/alumni/pa/ staat meer informatie over het alumninetwerk. Verder heeft het alumninetwerk HRM een groep op LinkedIn (voor alumni en huidige studenten, zie http://www.linkedin.com/groups?gid=4870520&trk=myg_ugrp_ovr). Alle studenten en afgestudeerden kunnen lid worden van deze groep. We betrekken onze huidige studenten graag al vanaf de start van hun studie bij het alumninetwerk. Docenten Telefonisch of via e-mail bereikbaar. Werkplekken van docenten bevinden zich in Nijmegen op de 2e verdieping van het FEM-gebouw, Laan van Scheut 10 (ruimte F2.02 t/m F2.10) en in Arnhem op de 3 e verdieping van Ruitenberglaan 31, C-vleugel. Docent Boel, S. Bouckaert, M. Bouman, Y.M.H. Dörenberg, D. Fransen, J.M. Hal, E.J. van Hoogeveen, W.H.J.J. Hooven, H. van den Janssen, S.P.M. Lange, A. de Lelie, M. van der Lens, R. Made, A. van der Menger, H. Moons, E. Pakker, A.M. Rave, S. Timmermans, J.M.B. Ponten-Wouterse, S.C.C. Volleberg, M. Yalcin, E. Zanders, T.C. Ziel, M.E. van der
Mobiel nummer 06-83993281 06-22665292 06-22667271 06-22668486 06-22669188 06-22677604 06-22669271 06-42081890 06-22670726 06-14895106 06-55493290 06-22661293 06-22661366 06-22661403 06-55434158 06-22662692 06-22663175 06-55434279 06-50122310 06-22664253 06-11197712
E-mailadres
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
Instituutsdirecteur De instituutsdirectie is verantwoordelijk voor de organisatie en de inhoud van de opleiding HRM en legt verantwoording af aan de faculteitsdirectie. Hoewel je het antwoord op je vragen meestal kunt krijgen bij de onderwijscoördinator, de voorzitter van het cluster waarin je bent ingedeeld of bij de studentbegeleider, kun je uiteindelijk ook bij de instituutsdirecteur terecht met vragen over de opleiding. Lilian Prevoo (instituutsdirecteur) telefoon 024-3530754, b.g.g. 026-3691213 (secretariaat IBR) Inge Wessels (instituutsdirecteur) telefoon 026-3691213, b.g.g. 024-3530754 (secretariaat IBR) Propedeusecoördinatie De coördinatoren propedeuse houden zich bezig met: Onderwijsinhoud van de propedeuse; Officiële berichtgeving over studievoortgang; Studieadviezen (voorlopig) positief en (voorlopig) bindend negatief studieadvies in februari en juli; Zaken met betrekking tot de propedeuse zoals klachten, adviezen en geschillen. Propedeusecoördinator: Ellen Burger. Telefoon: 06 44606709 (secretariaat IBR, tel. 024-3530754) Propedeuse Nijmegen: Marieke Legemaat-de Jong,
[email protected] Propedeuse Arnhem: Martin Linde,
[email protected]
46
Onderwijscoördinator/curriculumvoorzitter De onderwijscoördinator is samen met de curriculumcommissie verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijsprogramma. Verder is de onderwijscoördinator verantwoordelijk voor de lopende zaken binnen de opleiding. Voor de opleiding HRM vervult Richard Lens deze rol, e-mail:
[email protected], telefoon 06-14895106. Hij bevindt zich in Arnhem op Ruitenberglaan 31, kamer C3.06 of in Nijmegen op Laan van Scheut 10, kamer F2.02. Curriculumcommissie (CC) De curriculumcommissie is de denktank van de opleiding. Deze commissie bewaakt de kwaliteit van de opleiding, zorgt voor samenhang binnen de clusters en afstemming tussen de clusters. Richard Lens (onderwijscoördinator, voorzitter)
[email protected]. Telefoon: 06-14895106 Saskia Ponten
[email protected]. Telefoon: 06-22663175 Ernst van Hal
[email protected]. Telefoon: 06-22668486 Jeannemiek Timmermans
[email protected]. Telefoon: 06-22662692 Suzanne Boel
[email protected]. Telefoon: 06-83993281 Opleidingsstatuut (OS) Zie Insite HAN/Human Resource Management/Onderwijs/Onderwijsprogramma voltijd/documenten/Opleidingsstatuut. Praktijkcoördinatoren AOD: Suzanne Boel, Laan van Scheut 10, kamer F2.06. Tel.: 06-83993281; e-mail
[email protected] Stage: Ernst van Hal, Laan van Scheut 10, kamer F2.06. Tel.: 06-22668486; e-mail
[email protected]. Praktijkbureau: Maike Knoop, Laan van Scheut 10, Kamer F2.02. Tel.: 06-20006256; e-mail
[email protected]. Receptie Nijmegen Laan van Scheut 10 telefoon 024-3530700 Arnhem Ruitenberglaan 31 telefoon 026-3691111 Studiebegeleiding en bijzonderheden Senior studieloopbaanbegeleiders: Propedeuse Arnhem: Ruitenberglaan 31, kamer C1.09: Saskia ten Horn. Via de mail kun je je vragen stellen of een afspraak maken:
[email protected] Propedeuse Nijmegen: Laan van Scheut 10, 2e verdieping: Vera Roelofs. Je kunt langskomen of bellen: 06-22661498. Ook via de mail kun je je vragen stellen of een afspraak maken:
[email protected] Deeltijd: Hans Menger. E-mail:
[email protected]. Hoofdfase: Laan van Scheut 10, F2.06: Wim Hoogeveen. E-mail:
[email protected]. Telefoon 06-22669188. 5.7 Studeren in het buitenland De Faculteit Economie en Management biedt studenten de mogelijkheid om te studeren aan één van de partnerinstellingen in het buitenland. Het is mogelijk om een stage te lopen in het buitenland of een (zelf samengestelde) vrije minor te volgen bij een onderwijsinstelling in het buitenland of om af te studeren in het buitenland. De school beschikt over een netwerk van meer dan honderd partnerinstellingen in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Azië, Australië en Afrika en heeft jarenlange ervaring met de uitwisseling van studenten. Oriëntatie Jaarlijks worden er in november een voorlichtingsbijeenkomst en informatiemarkt gehouden waar studenten zich kunnen oriënteren op een semester studeren in het buitenland. Verder is er informatie te verkrijgen via de Study Abroad Coördinatoren en biedt internet de mogelijkheid tot informatie over de partnerinstellingen in het buitenland. Algemene informatie over Study Abroad is te vinden op de webpagina’s van het International Office op Insite.
47
Een zelf samengestelde vrije minor (30 studiepunten) volgen bij een onderwijsinstelling in het buitenland Voorwaarden Om een zelf samengestelde vrije minor in het G-cluster te mogen volgen bij een onderwijsinstelling in het buitenland moet de student aan de minordrempel voldoen (zie 4.1). De student bewijst dat hij over de desbetreffende studiepunten beschikt. In uitzonderlijke gevallen kan de SSLB’er dispensatie voor deze drempel verlenen. Een (zelf samengestelde) vrije minor mag alleen worden gevolgd als de examencommissie hiervoor toestemming heeft verleend. Procedure Studenten dienen voor de aangegeven deadline (normaliter begin december van het jaar voorafgaande aan het academische jaar waarin zij een studie buitenland willen volgen) een compleet ingevuld ´application to study abroad´ in bij het International Office met daarbij gevoegd een cv en een motivatierapport. Op dit formulier dienen zij eerste, tweede en derde keuze voor partnerinstellingen aan te geven. Vervolgens vinden er gesprekken plaats met de Study Abroad Coördinatoren waarbij de studenten hun voorkeuren en motivatie kunnen toelichten. De toekenning van de studieplaats vindt plaats op basis van studieresultaten en motivatie. Bekeken wordt o.a. de kans die er bestaat dat studenten aan het eind van het tweede jaar voldoen aan de voorwaarden. Indien er sprake is van meer vraag dan studieplaatsen, krijgen studenten die hun propedeuse al hebben om deze reden ook voorrang op de studenten die deze nog niet hebben behaald. Studenten ontvangen vervolgens een brief waarin zij een studieplaats krijgen aangeboden. Middels een formulier dienen de studenten aan te geven of zij de aangeboden studieplaats accepteren. Indien dit het geval is, zullen zij vervolgens een vakkenpakket samen dienen te stellen met een studielast evenredig aan 45 studiepunten waarbij 1 studiepunt een studielast van 28 uur betekent. Het vakkenpakket moet relevant zijn voor en een toevoeging zijn op het studieprogramma aan de Faculteit Economie en Management. De examencommissie van het instituut Bedrijfskunde en Rechten heeft er bewust voor gekozen om studenten een vakkenpakket van 45 studiepunten te laten samenstellen, omdat in de praktijk soms blijkt dat er bij aanvang van de vrije minor een aantal vakken niet worden aangeboden. De studenten vullen een aanvraagformulier in voor een zelf samengestelde vrije minor. Dit formulier kan worden gedownload via Insite → Onderwijs → Examencommissies FEM. Het ingevulde formulier met informatie van de gekozen vakken (te downloaden of op te vragen bij de onderwijsinstelling in het buitenland) laten de studenten van advies voorzien door hun SSLB’er. Het aanvraagformulier voor een zelf samengestelde vrije minor met bewijslast en de door de studenten ingevulde Learning Agreement, wordt door de studenten ingeleverd bij het ambtelijk secretariaat examencommissie IBR. Zodra de examencommissie IBR de aanvraag voor de zelf samengestelde vrije minor heeft goedgekeurd, ontvangen de studenten het besluit van de examencommissie. De studenten zorgen dat de de Learning Agreement overhandigd wordt aan de bevoegde persoon bij International Relations Office. Het ´Study Abroad Handbook´ dat verkrijgbaar is bij het International Relations Office, biedt uitgebreide informatie over de aanvraagprocedure en over alle andere zaken die te maken hebben met studeren in het buitenland als uitwisselingsstudent. Kosten De student betaalt zijn collegegeld aan de Faculteit Economie en Management en betaalt geen collegegeld bij de buitenlandse partnerinstelling. Studenten die in Europa studeren, krijgen een Socrates Erasmusbeurs die een gedeelte van de extra kosten dekt. De Faculteit Economie en Management verzorgt de aanvraag van deze beurzen voor de studenten. Voor buiten Europa zijn er incidentele beurzen beschikbaar vanuit overheidsinstanties. Voor de aanvraag van deze beurzen is de student zelf verantwoordelijk. Stage lopen in het buitenland Zie onderwijseenheid: stage (FST) in deze studiegids.
48
Voorwaarden Om stage te mogen lopen in het buitenland, moet de student aan de stagedrempel voldoen (zie 4.1). Afstuderen in het buitenland De meeste studenten kiezen ervoor hun afstudeeropdracht uit te voeren bij een (internationaal) bedrijf of organisatie in Nederland. Afstuderen bij een bedrijf of organisatie in het buitenland behoort ook tot de mogelijkheden. De student is zelf verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte afstudeeropdracht in het buitenland. Studenten die de intentie hebben af te studeren bij een bedrijf of organisatie in het buitenland, moeten rekening houden met de volgende voorwaarden: de student informeert de praktijkcoördinator én de opleidingscoördinator over zijn intentie de afstudeeropdracht bij een bedrijf of organisatie in het buitenland uit te voeren en houdt hen op de hoogte van het wervingstraject; het bedrijf plus de afstudeeropdracht moeten goedgekeurd worden door de praktijkcoördinator, voordat de student bij het bedrijf aan de slag gaat; de eisen/criteria die voor een afstudeeropdracht in Nederland gelden, gelden ook voor afstudeeropdrachten in het buitenland. Als een student kiest voor een afstudeertraject bij een bedrijf in het buitenland, is het volgende van belang: het is de verantwoordelijkheid van de student om tijdens zijn verblijf in het buitenland contact te houden met de docentbegeleider van de HRM-opleiding; de begeleidend docent zal in principe geen bezoek brengen aan het bedrijf waar de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd. Het contact zal daarom voornamelijk via e-mail of andere social media plaatsvinden. Het afstudeergesprek en de beoordeling vinden in Nederland plaats. Voorwaarden Om te mogen afstuderen in het buitenland, moet de student aan de afstudeerdrempel voldoen. 5.8 Klachtenregeling In deze paragraaf wordt kort aangegeven waar een student terecht kan die meent benadeeld te zijn door het gedrag of een besluit van een docent, de instituutsdirectie, een medewerker of een andere instantie binnen de Hogeschool. Omdat klachten over verschillende zaken kunnen gaan, wordt een overzicht gegeven van de verschillende klachtenprocedures met een verwijzing naar de plaats waar de betreffende procedure is uitgewerkt.
Waar naartoe met de hieronder genoemde klachten a. Voor opmerkingen, kanttekeningen en aanbevelingen ten aanzien van de onderwijsorganisatie, zoals rooster, studeerbaarheid, studielastverdeling, kan de student terecht bij de onderwijscoördinator van de opleiding of de instituutsdirecteur. Dit geldt ook voor klachten ten aanzien van gedrag van medestudenten en docenten binnen de opleiding. Op Insite/FEM/Management Economie en Recht /Actueel staat een formulier dat gebruikt kan worden voor een klachtmelding. b. Voor klachten over tentamens en examens kan de student de procedure van protest en bezwaar volgen zoals omschreven in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. De instituutsexamencommissie deelt de student binnen twee weken haar gemotiveerde beslissing mee. Is de student het met deze beslissing niet eens, dan kan hij binnen 4 weken na ontvangst van de beslissing in beroep gaan bij het College van Beroep van de HAN. Dit College bestaat uit twee studenten en twee docenten van de HAN en een onafhankelijk (niet aan de HAN verbonden) rechtsgeleerd voorzitter. Het verloop van deze procedure is uitgebreid beschreven in het Studentenstatuut (zie Insite). c.
Klachten kunnen gaan over discriminatie en seksuele of andere intimidatie. Hiervoor heeft de HAN een klachtencommissie ingesteld, die door de student rechtstreeks of via een vertrouwenspersoon kan worden ingeschakeld. In het Studentenstatuut staat een kort overzicht van de procedure. De
49
uitgebreide procedure is opgenomen in de meldings- en klachtenregeling betreffende intimidatie en agressie. Deze regeling ligt ter inzage in de mediatheek en staat ook op de HAN website. d. Klachten kunnen betrekking hebben op de privacy van een student. De wet heeft precies voorgeschreven welke gegevens door de studentenadministratie mogen worden bewaard. Elke student heeft op verzoek inzage in zijn gegevens. Bij klachten over studiefinanciering en beslissingen van de IBG (Informatie Beheer Groep) kan binnen 6 weken bezwaar worden aangetekend bij de IBG, afdeling Bezwaar en Beroep. e. Bij juridische problemen over huisvesting of andere zaken kan de student, net als iedere andere burger, de hulp inroepen van bijvoorbeeld een Bureau van Rechtshulp of de Rechtswinkel in Nijmegen. f.
De HAN-ombudsman kan mondeling of schriftelijk worden benaderd door een student of groep studenten met klachten over gedragingen en situaties binnen de Hogeschool, waarbij hij of de groep betrokken is. Als het gaat om klachten, waarvoor een aparte procedure bestaat, zal de ombudsman doorverwijzen naar de juiste instantie.
Bij andere klachten zal de ombudsman eerst bemiddelen. Pas als bemiddeling niet leidt tot een oplossing zal zij tot officiële klachtenbehandeling overgaan. Zie voor deze procedure het Studentenstatuut.
50
6.
Begrippenlijst Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 6 In het Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder:
A Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een tweejarig onderwijsprogramma in het hbo leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. B Bacheloropleiding in het hbo: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij het orgaan (directie of Examencommissie) dat het besluit heeft genomen. Beroepstaak: bouwstenen voor het curriculum. Deze heeft meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerende surveillant: degene die namens de voorzitter van de examencommissie 6
In bijlage 1 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs – en examenregeling (OER), - het HAN- reglement examencommissies, - het reglement Opleidingscommissies (OC’s), -de uitvoeringsregeling van het reglement examencommissies, - het Studentenstatuut.
51
optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Deeltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat een deel van de week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van het reglement examencommissies. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bestaande uit de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI). Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duaal onderwijs: onderwijs, waarbij competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. E Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor alle opleidingen binnen de faculteit die tot hetzelfde domein behoren en die verantwoordelijk is voor het afnemen van de examens en tentamens en de organisatie en coördinatie ervan. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een domein H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN; HAN-SIS: het StudentInformatieSysteem van de HAN. Zie aldaar. Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de
52
beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen op basis van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of op andere wijze te hebben verkregen. M Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Masteropleiding in het hbo: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-Bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: verplichte onderwijseenheid van de bacheloropleiding van minimaal dertig studiepunten gericht op verbreding of verdieping van de studie in de postpropedeutische fase. De student kan kiezen uit het HAN-brede, gecertificeerd aanbod van minoren of uit vrije minoren. N Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs zoals opgenomen in de digitale HANonderwijscatalogus. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets.
53
Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. S SBU: studiebelastingsuren Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Service Bedrijf HAN: Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Dit bestaat uit 2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zin studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Het omvat voorts de onderwijscatalogus en de toetscatalogus. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. S tudiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). De student verwerft deze punten door de desbetreffende tentamen met goed gevolg af te leggen. Surveillant: degene die namens de voorzitter van de examencommissie toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. V Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven.
54
Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling of aanvraagt en toegekend krijgt in de vorm van Erkende Verworven Competenties Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform het HANjaarplanning (zie Opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
55
Studiegids deeltijd VOORWOORD Beste student, Voor je ligt de studiegids van de opleiding Human Resource Management deeltijd voor het studiejaar 2015-2016. In deze studiegids vind je informatie over de opbouw en inrichting van de opleiding HRM en de eindkwalificaties van de HRM’er. Daarnaast krijgt het onderwijsaanbod veel aandacht: alle onderwijseenheden die in ons curriculum zijn opgenomen, zijn uitgebreid beschreven. Tot slot vind je praktische informatie over de organisatie van onze opleiding, faculteit en de HAN. In januari 2013 is definitief besloten de deeltijd HRM-opleiding, op basis van afnemende instroom, uit te faseren. Dit betekent concreet dat in september 2012 de laatste deeltijdstudenten zijn gestart met de opleiding. Het afbouwtraject bestaat uit een rustig uitfaseren van de opleiding met een zo stabiel mogelijk programma. En uiteraard begeleiden wij de zittende studenten bij het wegwerken van achterstanden onder andere door het aanbieden van herkansingen. Op basis van resultaten van onderwijsevaluaties en ontwikkelingen in het werkveld verbeteren wij ons onderwijsprogramma. Een goede communicatie tussen opleiding en studenten enerzijds en tussen opleiding en werkveld anderzijds is daarbij essentieel. Wij verwachten ook dit jaar dat een goede samenwerking positief bijdraagt aan de kwaliteit en de sfeer van onze opleiding Een heel succesvol en plezierig studiejaar toegewenst! Inge Wessels directeur instituut Bedrijfskunde en Rechten dhr. drs. R. Lens onderwijscoördinator Human Resource Management (HRM)
56
1.
Visie op het onderwijs
Human Resource Management is een opleiding van de Faculteit Economie en Management en biedt de opleiding Human Resource Management aan in twee varianten: de voltijdopleiding en de deeltijdopleiding. Human Resource Management stelt zich ten doel dat studenten de eindkwalificaties behalen die aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een beginnend HRM’er. De eindkwalificaties van de opleiding zijn overgenomen van het competentieprofiel van het LOO- HRM (Landelijke opleidingsoverleg Human Resource Management) en sluiten aan bij de landelijk vastgestelde HEO (BBA)-competenties. De opleiding heeft gekozen voor een programma met een generiek karakter: het gaat om een basisopleiding voor een HRM-deskundige en niet om een functiegerichte opleiding. De student moet beschikken over bekwaamheden die in veel functies op het terrein van Human Resource Management noodzakelijk zijn. Juist vanwege het generieke karakter heeft de opleiding alleen de afstudeerrichting personeel en organisatie. Dit houdt in dat studenten als actor kunnen optreden in de beroepsuitoefening. Zij kunnen zelfstandig beroepsmatig handelen in uiteenlopende situaties die variëren in complexiteit. Dat houdt in dat de student HRM’er: vanuit de eigen deskundigheid een bijdrage kan leveren aan strategische, tactische en operationele besluitvormingsprocessen en de consequenties die volgen uit de besluitvorming kan hanteren deel kan nemen aan interdisciplinaire besluitvormingsprocessen en daartoe beschikt over kennis van disciplines die in dit proces participeren beschikt over sociale, communicatieve en beroepsvaardigheden beschikt over een beroepshouding waardoor hij kan functioneren als HRM-deskundige Voor het studiejaar 2015-2016 betekent dit dat de opleiding HRM werkt aan het creëren van een inspirerende, activerende omgeving zodat onze studenten en docenten vanuit een trots en betrokken gevoel voor de opleiding werken en studeren. De opleiding heeft succesvolle minoren ontwikkeld t.w. Effectief leiderschap (HRM voor managers), Verandermanagement: Analyse, diagnose en verandering van organisaties en Neurolinguïstisch programmeren (NLP). De drie minoren voor deeltijd en duaal uit het FEM minoraanbod zijn: ‘Doelgroepenmarketing’, ‘Analyse, diagnose en verandering van organisaties’ (deze minor werd ook wel Organisatieadvisering of Verandermanagement genoemd) en ‘Advies Bedrijfsovername’ . Ook werken wij aan het versterken van onze relaties met het werkveld door inzet van docenten in promotietrajecten en lectoraten. De studenten leren o.a. door samen met elkaar, projectmatig, te werken aan beroepsproducten. Door samen te werken en ervaringen te delen, leren studenten van elkaar. Zij leren hun gedachten onder woorden te brengen, argumenteren en passen hun ‘waarheid’ aan door nieuwe inzichten en verbindingen van medestudenten. Studenten hebben verschillende leerstijlen: sommigen werken graag individueel en anderen werken liever in groepsverband en zien de meerwaarde die het samenwerken oplevert. In ons onderwijs komen we aan beide leerstijlen tegemoet door studenten individueel beroepsproducten te laten maken en in groepsverband. De opleiding heeft een concentrische opbouw waarbij de eindkwalificaties in meerdere beroepstaken terugkomen. Deze opbouw ondersteunt de student om op een steeds hoger niveau aan de eindkwalificaties te werken en uiteindelijk te beheersen op het hoogst mogelijke niveau. Bij de inrichting van de onderwijseenheden gaan we uit van beroepstaken en de daarbij horende competenties. Studenten werken aan hun competenties zoveel mogelijk door middel van beroepsproducten. Dit zijn producten die in de beroepspraktijk van HRM’ers kunnen worden gevraagd. In elke onderwijseenheid wordt getoetst aan de hand van beroepsproducten en kennistoetsen. In de beroepsproducten toetsen we of er een integrale transfer van de kennisgebieden naar het beroepsproduct (kennis, vaardigheden en houding) heeft plaatsgevonden. In de kennistoetsen toetsen we kennis die niet direct gerelateerd is aan een beroepsproduct. Het gaat dan vooral om theoretische basiskennis.
57
Docenten van de opleiding Human Resource Management kunnen afwisselend verschillende rollen vervullen: inhoudsdeskundige, coach, beoordelaar en studieloopbaanbegeleider. Niet iedere docent vervult alle rollen. Als inhoudsdeskundige heeft de docent didactische kwaliteiten om de inhoud over te brengen aan studenten. Een docent in de rol van coach ondersteunt het werken aan beroepsproducten en begeleidt individuele studenten of groepen studenten. De studieloopbaanbegeleider is het aanspreekpunt van de student en begeleidt de student bij het werken aan de competenties en het maken van individuele keuzes. Als beoordelaar beoordeelt de docent het eindresultaat van het beroepsproduct en de individuele inzet en bijdrage die de groepsleden aan het eindproduct leveren. Daarnaast maakt de docent als beoordelaar de kennistoetsen, tezamen met tenminste één collega-docent. De essentie van ons onderwijs is dat de opleiding HRM-professionals opleidt die uitgaan van de waardigheid en belangen van alle stakeholders en die - als het moet - morele beslissingen kunnen en durven nemen. W ij leiden op met gevoel voor de persoon, het beroep en maatschappelijke ontwikkelingen. In januari 2013 is definitief besloten deze opleidingsvariant, op basis van afnemende instroom, uit te faseren. De uitfasering van de opleiding betekent concreet dat in september 2012 de laatste deeltijdstudenten zijn gestart met de opleiding. Deze studenten hebben de reguliere studieduur, vier studiejaren, tot hun beschikking om de opleiding af te ronden. Studiejaar 2015-2016 is het laatste studiejaar dat de opleiding (dan alleen nog het H-cluster) in de huidige vorm zal worden aangeboden. Het afbouwtraject bestaat uit een rustig uitfaseren van de opleiding met een zo stabiel mogelijk programma. Wij willen het rendement op peil houden door de zittende studenten goed te volgen en te begeleiden bij het wegwerken van achterstanden. Daarnaast bekijken wij de mogelijkheden van het aanbieden van extra tentamens gedurende één jaar na laatste reguliere herkansing. Indien de opleiding HRM deeltijd aan het einde van studiejaar 2015-2016 nog actieve studenten heeft, maken wij met deze studenten een persoonlijk plan om zo spoedig mogelijk het getuigschrift te behalen. In de tijd voorafgaand aan dit moment is de student stelselmatig geïnformeerd over de (on)mogelijkheden. Voor het opstellen van zo’n plan gelden randvoorwaarden die zijn opgenomen in het OER.
58
2.
De opbouw van de Opleiding Human Resource Management (HRM)
2.1 HRM en de HEO (BBA)-standaard De arbeidsmarkt waarvoor hogescholen opleiden mondialiseert in hoog tempo. Afgestudeerden werken in toenemende mate buiten Nederland of hebben in Nederland te maken met buitenlandse markten en internationale wet- en regelgeving. Internationale herkenbaarheid van het opleidingsdiploma en van de opleidingsgraad is een must. Dit alles geldt zeker voor de afgestudeerden van de economische opleidingen van hogescholen, waaronder de HRM-opleidingen. Het is daarom dat de in de Vereniging Hogescholen aangesloten hogescholen hebben besloten voor het merendeel van die opleidingen de internationaal goed herkenbare en erkende graad Bachelor of Business Administration (BBA) af te geven. De inhoud van deze graad is vastgelegd in de HEO (BBA)standaard die per september 2012 wordt ingevoerd voor een groot aantal economische opleidingen in Nederland. Ook de HRM-opleidingen in Nederland geven vanaf september 2012 de nieuwe HEO (BBA)-graad aan hun afgestudeerden. De HEO (BBA)-standaard omvat een aantal basiscompetenties die richtinggevend zijn voor het HRM-competentieprofiel en dus voor de opleidingsprogramma’s van de Nederlandse HRM-opleidingen. In 2012 heeft het Landelijk Opleidingsoverleg HRM (LOO-HRM), de taken en competenties aangescherpt en omschreven als HRM kerntaken (LOO-HRM Format 2012+). Dit Format 2012+ is door de Vereniging Hogescholen vastgesteld als opleidingsprofiel voor de opleidingen HRM in Nederland. Dit opleidingsprofiel is geactualiseerd en gevalideerd door het HRM werkveld. Zo zijn de HEO (BBA)standaards en de daarin genoemde aandachtsgebieden duidelijk zichtbaar in de beschrijving van de vijf HRM-competenties (zie pagina 12). De HEO (BBA)-standaard houdt in dat een opleiding er voor zorgt dat studenten een gedegen theoretische basis krijgen en onderzoekend vermogen verwerven. Daarnaast moet de opleiding ervoor zorgen dat afgestudeerden over voldoende professioneel vakmanschap beschikken en dat zij de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie hebben ontwikkeld die past bij een verantwoordelijke professional. Theoretische basis Een pas afgestudeerde HRM’er heeft een theoretische basiskennis op een aantal kernvakgebieden die van belang zijn voor de bedrijfsvoering. De HEO (BBA)-standaard noemt tien kernvakgebieden die allemaal relevant zijn voor het HRM-werkveld:
59
Overzicht LOO-HRM 2012+ KERNVAKGEBIEDEN BBA (HEO)
DUIDING KERNVAKGEBIED BINNEN DE HRM-OPLEIDING
KERNTAAK
RAAKT IN BOK-HRM
Accounting
Het aanleveren van HR-relevante cijfermatige gegevens ter onderbouwing van het strategisch beleid van de organisatie.
7
Bedrijfskundig HRM Bedrijfseconomie
Business Law and Ethics
Arbeidsrecht en ethische principes behandeld in de business omgeving.
3, 4 (Law) en 11
Arbeidsrecht Ethiek (Ethics)
Economics
Kennis van algemene economische uitgangspunten, in het 4, 6 Bedrijfseconomie bijzonder micro, meso, macro-economische ontwikkelingen die van invloed zijn op de organisatie.
Finance
Aanleveren van financiële ken- en stuurgetallen uit het HRvakgebied.
7
Bedrijfskundig HRM
Management information systems
Het creëren en gebruiken van management informatie ten behoeve van het besturen van de organisatie en HRM processen.
2, 8
E-HRM
Marketing
Dit wordt binnen de opleidingen opgevat als HR marketing. Het gaat om het communiceren van de waarde van HR processen: HR branding. Operations management opgevat als het besturen en beheersen van HRM processen en bedrijfsprocessen.
6
HR-marketing Arbeidsmarkt
8
Human resource management E-HRM Human resource management Sociale- en A&O- psychologie Gezondheidsbeleid Methode en techniek van kwantitatief en kwalitatief onderzoek
(§3.5)
Operations management Organization behavior
Kennis van en sturen op gedrag van groepen en individuen in relatie tot bedrijfsprocessen en organisatiedoelstellingen.
5, 3, 8 en 9
Quantitative techniques
Kennis van statistiek en methoden en technieken van onderzoek ten behoeve van praktijkgericht onderzoek.
10
Strategic management
Leveren van een bijdrage vanuit HR aan de strategische oriëntatie van de organisatie.
1
Human resource management Veranderkunde
N.B. In de sector economie van de HBO-Raad wordt gesteld dat opleidingen die de naamgeving Business Administration verbinden aan de bachelorgraad aantoonbaar substantieel aandacht moeten besteden aan deze kernvakgebieden. Opleidingen die de HEO (BBA)-graad niet verschaffen, maar voor de HRM-graad hebben gekozen, hoeven zich op deze kernvakgebieden niet, of minder nadrukkelijk, te profileren. Wel richten zij zich op de kennisgebieden van de HRM-opleidingen zoals deze in bijlage 2 zijn weergegeven. Door het expliciteren van deze kernvakgebieden in de nieuwe HEO (BBA)-standaard wordt het bedrijfskundige domein waartoe HRM behoort -nog duidelijker dan voorheenonderstreept.
60
Onderzoekend vermogen Een pas afgestudeerde HRM’er heeft kennis van methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek. Hierdoor is hij of zij in staat praktijkgericht onderzoek op te zetten en uit te voeren en onderzoeksresultaten te interpreteren. Onderzoekend vermogen gaat verder: naast onderzoekservaring is een onderzoekende houding essentieel. Deze wordt gekenmerkt door nieuwsgierigheid, alertheid en onafhankelijkheid en een kritische blik. Zo kan de afgestudeerde HRM’er ontwikkelingen vanuit een dynamische omgeving op waarde schatten en inschatten waarop wel of niet ingespeeld moet worden. Zo kunnen innovaties tot stand komen en blijft de HRMorganisatie in beweging. Professioneel vakmanschap Een professioneel vakman of –vrouw is innovatief en ondernemend, beschikt over goede advies- en communicatieve vaardigheden en is gericht op (multidisciplinaire) samenwerking. De HRM’er is de spin in het web van de organisatie en fungeert daarbij als sparringpartner zowel binnen als buiten de eigen werkorganisatie. Als professional houdt hij of zij rekening met (internationale) cultuurverschillen die onder andere tot uiting komen in het persoonlijk leiderschap. De HRM’er draagt actief bij aan de profilering van HRM binnen de eigen organisatie en aan de verdere professionalisering van de branche. Verantwoord handelen Bij het ontwikkelen van een professionele houding is expliciet aandacht voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen en ethisch handelen. Een pas afgestudeerde HRM’er heeft een visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen en hanteert duurzaamheid als een van de belangrijkste uitgangspunten van HRM beleid. 2.2 Het beroep Gezien de bedrijfskundige focus van de opleiding komt de HRM-bachelor in zeer uiteenlopende contexten en functies terecht. Typisch voor de HRM opleiding is dat zij niet opleidt voor specifieke functies. Dit past bij de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt waarin de ‘houdbaarheidsdatum’ van functies steeds korter wordt en functies voor professionals steeds ruimer en breder worden omschreven. Categorieën van functies Een groepering van de onderzochte HRM-functies levert drie in het beroepenveld herkenbare categorieën van functies op: Adviesfuncties: De adviseur is iemand die vanuit het vermogen om HR-problemen geïntegreerd te benaderen, adviezen kan geven over allerlei aspecten van bedrijfsvoering. Dit kan zowel intern (meestal vanuit een stafafdeling aan directie en afdelingsmanagement of als beleidsmedewerker bij centrale en lagere overheden) als extern (vanuit een consultancy-onderneming of belangenorganisatie). Deze categorie functies leent zich ook voor het werken vanuit een eigen onderneming en niet uitsluitend in loondienst. Managementondersteunende functies: Vanuit deze functies ondersteunt men de manager bij diverse HR- werkzaamheden op administratief, organisatorisch/bestuurlijk en inhoudelijk gebied. Dit kan variëren van informatie inwinnen en beleid voorbereiden tot het bewaken van een proces of project. Daarnaast heeft men vaak de rol een brug te slaan tussen (de processen van) afdelingen of organisaties. Leidinggevende- en resultaatgerichte functies. Vanuit deze functie is men verantwoordelijk voor een afgebakend HR-gebied in een organisatie. Daar hoort bij dat men de bevoegdheden gedelegeerd heeft gekregen om de benodigde beslissingen te nemen. Men geeft dus zelf sturing aan HRprocessen. Ook deze groep functies omvat werkzaamheden die vanuit een eigen onderneming kunnen worden verricht. De student HRM-deskundige komt terecht in een functie op het terrein van Human Resource Management. Voorbeelden van functies zijn: - Personeelsmanager - Adviseur P&O - Recruiter - Organisatieadviseur - HRM-consultant
61
2.3 Beroepstaken Het onderwijs is gericht op competentieleren. Dit betekent dat de complexe praktijk als uitgangspunt dient. Het curriculum is dan ook interdisciplinair en onderwijseenheden zijn afgeleid van de beroepspraktijk en niet van de afzonderlijke disciplines. De student ontwikkelt de competenties die zo veel mogelijk getraind worden in een realistische context. De HAN gebruikt hiervoor de term beroepstaken. Deze beroepstaken zijn kerntaken die de beroepsbeoefenaar in de praktijk uitvoert en waarbij hij meerdere eindkwalificaties tegelijk inzet. HRM heeft vier beroepstaken geformuleerd die bepalend zijn voor de inrichting van de opleiding. Beroepstaak (BT): 1. Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. 2. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. 3. Instrumentering van het HRM-beleid 4. Strategisch HRM-beleid Het eerste jaar van de opleiding is de propedeuse. Hierin wordt een basis gelegd die belangrijk is voor de studie en voor alle activiteiten die de student na de studie gaat ondernemen. In het eerste half jaar, ligt het accent op Bedrijfskunde en op algemene basiskennis en vaardigheden op hbo-niveau. De competenties waaraan de studenten in het kader van Bedrijfskunde werken zijn gericht op het uitoefenen van de volgende beroepstaak: Het integraal beschrijven en analyseren van een organisatie en haar externe omgeving vanuit een multidisciplinaire benadering. De opleiding Human Resource Management bereidt studenten voor op het uitoefenen van de beroepstaken door middel van het vervaardigen van realistische, representatieve beroepsproducten en kennis- en vaardigheidstraining. De beroepstaken zijn uitgewerkt in onderwijseenheden van 7,5 studiepunten (of in een enkel geval een veelvoud daarvan), komen in elk studiejaar terug en nemen toe in complexiteit. Verder realiseert de opleiding de beroepsgerichtheid door: het curriculum voor te leggen en te bespreken met onze Beroepenveldcommissie; actuele casuïstiek te behandelen die direct ontleend is aan de praktijk; beroepsproducten voor ‘echte’ opdrachtgever te laten maken; praktijk binnen te halen door gastcolleges; afstudeerproject in de beroepspraktijk uit te voeren. De beroepstaken zijn gevalideerd door de Beroepenveldcommissie van de opleiding. 2.4 HRM-eindkwalificaties Diverse ontwikkelingen in het werkveld en een toenemende erkenning van het belang van HRM in vele branches en organisaties hebben bijgedragen aan de totstandkoming van een landelijke beroepsprofiel voor HRM’er. In 2012+ heeft het Landelijk Opleidingsoverleg HRM (LOO-HRM), de taken en competenties aangescherpt en omschreven als HRM kerntaken.(LOO-HRM Format 2012+). Dit Format 2012+ is door de Vereniging Hogescholen vastgesteld als opleidingsprofiel voor de opleidingen HRM in Nederland. De opleiding HRM HAN heeft op basis van LOO-HRM 2012+ een verbijzondering van de HEO (BBA)-standaard gemaakt, naar 5 specifieke HRM eindkwalificaties. In onderstaande tabel komt dit tot uiting: Eindkwalificaties 1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
62
Niveauomschrijvingen HRM Om een beroepstaak adequaat uit te voeren dient de student een aantal competenties te bezitten die verwoord zijn in de eindkwalificaties. Daarom is het onderwijsprogramma van Human Resource Management gericht op het aanleren en oefenen van de vier beroepstaken en op het verwerven van de competenties die daarvoor nodig zijn. Er treedt samenhang op in het onderwijsprogramma doordat een beroepstaak als kapstok voor de onderwijsheden fungeert en omdat beroepstaken elk studiejaar terugkomen in toenemende complexiteit. Wij hanteren hiervoor drie niveaus die zich onderscheiden in de mate van complexiteit en in de mate van verantwoordelijkheid. Bij wijze van uitleg en verantwoording: als meest globale referentiekader voor het inventariseren van competenties gelden de zogenoemde ‘Dublin-descriptoren’. Dit zijn in Europees verband afgesproken generieke kwalificaties voor de afstuderende hbo-bachelor. Het gaat achtereenvolgens om: knowledge and understanding: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon and supersedes their general secondary education, and is typically at a level that, whilst supported by advanced textbooks, includes some aspects that will be informed by knowledge of the forefront of their field of study applying knowledge and understanding: can apply their knowledge and understanding in a manner that indicates a professional approach to their work or vocation, and have competencies typically demonstrated through devising and sustaining arguments and solving problems within their field of study making judgements: have the ability to gather and interpret relevant data (usually within their field of study) to inform judgements that include reflection on relevant social, scientific or ethical issues communication: can communicate information, ideas, problems and solutions to both specialist and non-specialist audiences. Deze zeer globale aanduidingen zijn terug te vinden in de vijf eindkwalificaties die de HRM-opleiding van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft geformuleerd. Voorts zijn deze eindkwalificaties voorzien van een niveauaanduiding in termen van twee dimensies: complexiteit van de beroepsvraagstukken en mate van zelfstandigheid: Complexiteit Eindkwalificatieniveau Niveau 1:
basisvorming Niveau 2:
verdieping
Niveau 3:
startbekwaam
Kan algoritmen (regels/ recepten) toepassen in wat meer gesloten probleemsituaties (vooraf afgebakend, gedefinieerd en gestructureerd) Werkt met richtlijnen en eenvoudige heuristieken (analysemodellen/ stappenplannen met keuzemomenten) op basis van inzicht in de complexiteit van het betreffende beroepsvraagstuk Analyseert open (‘wicked’) problemen, vragen en knelpunten in complexe situaties (niet afgebakend, ongedefinieerd en ongestructureerd). Ontwikkelt zelf nieuwe procedures of nieuw plan van aanpak voor het betreffende beroepsvraagstuk
Zelfstandigheid
Onder begeleiding Op basis van gestructureerde opdrachten
Begeleiding en feedback gevraagd en ongevraagd
Consulteren van deskundigen binnen of buiten de stageorganisatie en de opleiding naar behoefte en op initiatief van de stagiair.
63
2.5 Relatie HRM-competenties met Dublin Descriptoren De opleiding hanteert bij het verantwoorden van het niveau van de opleiding de Dublin descriptoren als ijkpunt. Per Dublin descriptor zijn de competenties van de opleiding die bij de betreffende descriptor aansluiten in het volgende schema weergegeven. Omschrijving niveau bachelors (‘Dublin descriptoren’) Bron vertaling: NVAO Kader
Door het LOO-HRM geformuleerde kerntaken die bij deze eisen aansluiten
Eindkwalificaties HRM
Kennis en Inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
De kennis en inzichten die de studenten zich in de opleiding HRM eigen maakt, worden niet in afzonderlijke kennis en inzicht leerdoelen en eindkwalificaties omschreven. Aangezien de opleiding kiest voor een competentiegerichte benadering vormen de kennis en vaardigheden die men leert, een geïntegreerd onderdeel van elke geformuleerde eindkwalificatie.
-
Toepassen Kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
1. De student initieert en ontwikkelt activiteiten op de te onderscheiden en samenhangende HR-werkterreinen, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij, zowel binnen de nationale als internationale context. 2. De student beantwoordt informatievragen van de diverse stakeholders binnen en buiten de organisatie op het terrein van HR en richt daarvoor HRinformatiesystemen in en beheert deze. 3. De student adviseert het management over de inhoud en aanpak van de HRwerkterreinen, organisatieontwikkeling, organisatieontwerp, taakontwerp en de daaruit voortkomende implementatievraagstukken. 4 De student ontwikkelt activiteiten op het terrein van interne- en externearbeidsmarkttransities, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. 5. De student ontwikkelt activiteiten op het terrein van professionele 'een-op-een situaties', voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. (individuele gespreksvoering en –advisering zoals in het kader van loopbaanontwikkeling). 6. De student adviseert het management over HR-activiteiten op een zodanige wijze dat processen binnen de organisatie geoptimaliseerd worden;daarbij formuleert hij meetbare HR-doelstellingen, assisteert het management bij de uitvoering van de activiteiten, evalueert deze en relateert de uitkomsten aan de organisatieuitkomsten/resultaten. 7. De student maakt financiële verkenningen, berekeningen en kostenbaten- analyses op de HRwerkterreinen en rapporteert daarover aan het management.
1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en – inrichting 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit.
64
8. De student kan anticiperen op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategieen cultuurveranderingen naar HR uitvoeringspraktijken. 9. De student heeft zicht op de wijze waarop de rol van effectief HR-leiderschap ten opzichte van het management vormgegeven wordt en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten
7. De student maakt financiële verkenningen, berekeningen en kostenbaten- analyses op de HRwerkterreinen en rapporteert daarover aan het management. 8. De student kan anticiperen op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategieen cultuurveranderingen naar HR uitvoeringspraktijken.
1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en – inrichting 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
5. De student ontwikkelt activiteiten op het terrein van professionele 'een-op-een situaties', voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. (individuele gespreksvoering en –advisering zoals in het kader van loopbaanontwikkeling). 9. De student heeft zicht op de wijze waarop de rol van effectief HR-leiderschap ten opzichte van het management vormgegeven wordt en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken. 10. De student communiceert en werkt samen met anderen en voldoet aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.
2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen 4. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling
Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
11. Stuurt en reguleert het eigen handelen en de eigen professionele ontwikkeling.
5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
65
Didactisch model De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het didactisch model dat door de opleiding HRM gehanteerd wordt: - de centrale doelstellingen van de opleiding ( het toewerken naar startcompetenties m.b.v. landelijke eindtermen) - de sterke gerichtheid van de opleiding op het aanleren van specifieke beroepsvaardigheden - het belang dat de opleiding hecht aan het ontwikkelen van het reflecterend vermogen bij studenten - de sterke gerichtheid op de beroepspraktijk van HRM - de kenmerken van de studenten Het didactisch model is op ‘macroniveau’ binnen de hele opleiding opgebouwd rond vier jaarthema’s: zoeken vragen ervaren adviseren Zoeken: In de propedeuse staat de basisvorming centraal, studenten leren informatie te verzamelen waarmee zij inhoudelijke vragen in meer gesloten probleemsituaties kunnen beantwoorden. Vragen: In het tweede jaar worden beroepsrelevante situaties aangereikt. In deze situaties is er sprake van een ‘probleem’. Op basis van een zelf te maken analyse (zelf vragen stellen!) moeten studenten uitzoeken welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn. Ervaren: In het derde jaar werken studenten op HR-functies. Vanuit levensechte situaties worden vaardigheden ingeoefend. Adviseren: In het vierde jaar staat adviseren centraal, studenten onderzoeken een situatie in de beroepspraktijk en geven op grond van relevante kennis een advies ter verbetering van de oorspronkelijke situatie. HRM-studenten zijn merendeels doeners, ze leren vanuit concrete voorbeelden, van daaruit kunnen ze de abstracte theorie beheersen. Ze zijn vooral geïnteresseerd in sociale interactie, ze willen werken met mensen, maar in een zakelijke context. Afstemming van de opleiding op dit type studenten: - leercirkel / learning by doing - een sterke praktijkcomponent in de opleiding - het inzetten van de groep als ‘leerobject’ - het bevorderen van de ontwikkeling van zelfinzicht bij studenten ( bv via supervisie), studenten kunnen dan zelf hun leerproces sturen - het aanzetten tot een actieve leerhouding, studenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces - het zoveel mogelijk werken in kleine groepen om de interactie tussen en met student (en) te bevorderen Voorbeelden van werkvormen die aan de orde komen zijn: Presentaties, rollenspel, verwerkingsopdrachten van de literatuur, voorbereiden van stellingen, gastcolleges door mensen uit de praktijk, opdrachten aan de hand van praktijkcases, theoretische opdrachten in het stagejaar, supervisie, intervisie. Met behulp van een z.g. adoptieorganisatie maakt de student praktijkgerichte opdrachten op het gebied van HRM. De kaders van het didactisch model worden gevormd door de HOF-structuur: de beroepstaken en de doorlopende leerlijnen. Per beroepstaak komen de verschillende eindkwalificaties geïntegreerd aan de orde. De didactiek wordt per onderwijseenheid uitgebreid beschreven in de Studiehandleiding (zie Scholar).
66
2.6 Beroepstaken/competentiematrix De relatie tussen de beroepstaken van de opleiding HRM en de HRM -eindkwalificaties is in het volgende schema weergeven: Beroepstaak (BT): 1. Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie 2. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context 3. Instrumentering HRM-beleid 4. Strategisch HRM-beleid In onderstaande tabellen komen de eindkwalificaties in BT tot uiting: Eindkwalificaties propedeuse en hoofdfase exclusief stage en AOD 1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4 . Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
BT1 BT2 BT3 BT4
Stage en AOD 1. Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 2. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Een HR-professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4 . Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar.
BT1 BT2 BT3 BT4
X
X X
X
X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
67
3.
Het curriculum van de opleiding Human Resource Management (HRM)
3.1
Onderwijsaanbod
Propedeuse (wordt niet meer aangeboden met ingang van studiejaar 2013-2014) Het eerste jaar van de opleiding HRM is de propedeuse. Hierin wordt een basis gelegd die belangrijk is voor de studie en voor alle activiteiten die de student na de studie gaat ondernemen. De vier opleidingen van het Instituut Bedrijfskunde verstrekken aan studenten de graad Bachelor of Business Administration (BBA). De vier opleidingen behoren alle tot het bedrijfskundig domein en zijn aan elkaar verwant. Daarom is ervoor gekozen de kennis en vaardigheden die studenten van de vier opleidingen nodig hebben gemeenschappelijk aan te bieden. In de propedeuse van de deeltijdopleidingen betekent dit dat de basis van Bedrijfskunde in vier gemeenschappelijke onderwijseenheden wordt aangeboden. Deze onderwijseenheden vormen samen Bedrijfskunde de basis. In Bedrijfskunde de basis werkt de student aan de volgende HEO (BBA)-competenties, die overeenkomen met de HRM-competenties: Bereikt competentieniveau na afloop van de propedeuse Eindkwalificaties 1 De student initieert en ontwikkelt activiteiten op de te onderscheiden en samenhangende HR-werkterreinen, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij, zowel binnen de nationale als internationale context. 2 De student beantwoordt informatievragen van de diverse stakeholders binnen en buiten de organisatie op het terrein van HR en richt daarvoor hrinformatiesystemen in en beheert deze. 7. De student maakt financiële verkenningen, berekeningen en kostenbatenanalyses op de HR-werkterreinen en rapporteert daarover aan het management. 8. De student kan anticiperen op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategie- en cultuurveranderingen naar HRuitvoeringspraktijken. 9. De student heeft zicht op de wijze waarop de rol van effectief HRleiderschap ten opzichte van het management vormgegeven wordt en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken. 10. De student communiceert en werkt constructief samen met anderen en voldoet aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.
A
B
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Bedrijfskunde de basis bestaat uit vier onderwijseenheden van in totaal 37,5 ec’s: BKA 7,5 ec De onderwijseenheid Bedrijfskunde A (BKA) richt zich op het beschrijven van de externe omgeving van de organisatie en de inrichting van de organisatie. Hierbij maakt de student gebruik van concepten en theorieën uit de bedrijfskundige literatuur. BKB 7,5 ec Deze onderwijseenheid is het vervolg op BKA en richt zich op het verder in detail beschrijven van een organisatie met name cultuur, personeelmanagement, kwaliteitsmanagement en prestatiemaatstaven. BKC 15 ec Deze onderwijseenheid bestaat uit algemene ondersteunende vakken die alle studenten van de vier opleidingen nodig hebben, te weten: Engels, Onderzoek, Professionele communicatieve vaardigheden en Marketing. BKD 7,5 ec In de onderwijseenheid Praktijkvaardigheden toont de student aan over een aantal praktijkvaardigheden uit de beroepspraktijk te beschikken (zie paragraaf 8.1). Naast de gemeenschappelijke onderwijseenheden heeft de propedeuse drie HRM-specifieke onderwijseenheden van in totaal 22,5 ec’s. In deze onderwijseenheden werken de studenten aan een aantal specifieke HRM-competenties (zie hoofdstuk 7 Beschrijving van de onderwijseenheden). HPI1 7,5 ec
In de onderwijseenheid Personeelsinstrumenten maakt de student kennis met de Personeelsinstrumenten op het vakgebied van HRM. In deze onderwijseenheid staan de
68
in-, door- en uitstroom van personeel binnen organisaties centraal incl. het financiële en juridische aspect. HPI2 7,5 ec De onderwijseenheid HPI2 is het vervolg op het vak Personeelsintrumenten (HPI1) inclusief het financiële en arbeidsrechtelijke aspect. HPO1 7,5 ec De praktijkopdracht bestaat uit twee onderdelen. De eerste opdracht omvat het schrijven van een rapport over een HRM onderwerp waarbij de student een relatie legt tussen de geleerde theorie en de eigen beroepspraktijk. De tweede opdracht bestaat uit een business managementgame. Hoofdfase De onderwijseenheden in de hoofdfase zijn geconstrueerd rondom één beroepstaak met uitzondering van de praktijk onderwijseenheden waar de verschillende beroepstaken samen komen. Iedere onderwijseenheid heeft een specifiek thema. Deze thema’s beslaan het brede spectrum van de aandachtsgebieden en rollen van de HRM’er. Beroepstaak (BT): 1. Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie 2. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context 3. Instrumentering HRM-beleid 4. Strategisch HRM-beleid Cluster H is de afstudeerfase van de opleiding. Het resultaat van deze fase is dat de student zich gekwalificeerd heeft als beginnend beroepsbeoefenaar door het uitvoeren van een project op het terrein van Human Resource Management, dat aan een aantal criteria voldoet. Om te starten met het afstudeerproject stelt de opleiding voorwaarden aan het aantal behaalde studiepunten. Major De basisindeling van de opleiding bestaat uit de clusters A t/m F en de clusters G en H. De major leidt de student op tot de startcompetenties van het beroep Personeelsdeskundige; met het afronden van de major voldoet de student aan de eindkwalificaties van de opleiding. De geformuleerde 4 beroepstaken zijn verdeeld over C t/m H cluster. Een cluster omvat 30 ec’s en bestaat uit verschillende onderwijseenheden (OW E). Deze onderwijseenheden vormen tezamen een beroepstaak. (zie onderstaand schema). Beroepstaken
OWE
BT1: Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie BT2: Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. BT3: Instrumentering HRM-beleid
BT4: Strategisch HRM-beleid
HPI1
HPI2
HPS3
HPS4
HPI3
HPI4
HBK
HPI5 HPO1
HPO3
HPS1/2 HPI4 HPO2 HPO4 HPO5
Verklaring afkortingen onderwijseenheden (OW E): HPI: HPS: HPS: HPO: HBK:
1/2/3/4/5 1/2 3/4 2/3/4/5
Personeelsinstrumenten Personeelsstrategie Supervisie, Advisering en Coaching Praktijkopdrachten Domein (HRM/MER)
69
Hieronder volgt een overzicht van alle clusters en de onderwijseenheden (OWE’s) die in de betreffende clusters worden aangeboden. Dit betreft de hoofdfase, waarvan de clusters C t/m F in het studiejaar 2015-2016 niet meer worden aangeboden. C
D
Management Personeel & Organisatie Bedrijfsprocessen en Kwaliteit vd Arbeid (HBK) 7,5 EC
Strategisch Human Resource Management Beleidsadviesrapport (HPS1) 7,5 EC
PersoneelsInstrumenten
Interventiekunde
E Strategisch Human Resource Management Ethiek
(HPS2) 7,5 EC
F
G
H
Minor
Afstuderen Intervisie
30 EC
30 EC
Visie Op HRM Reflectie op Prof. Handelen
(HPS4) 7,5 EC
Supervisie Advisering Coaching
Arbeidsrecht
(HPI3) 7,5 EC
Projectmatig werken (HPI4) 7,5 ec
Financieel Rescource
(HPS3) 7,5 EC
Human Accounting
(HPI5) 7,5 EC
Praktijkopdr.
Praktijkopdr.
Praktijkopdr.
Praktijkopdr.
(HPO2) 7,5 EC
(HPO3) 7,5 EC
(HPO4) 7,5 EC
(HPO5) 7,5 EC
Praktijkvaardigheden
Praktijkvaardigheden
Praktijkvaardigheden
7,5 EC 7,5 EC
7,5 EC
70
Minor Het leerplan in cluster G van HRM bestaat uit een door de student zelf in te vullen vrije ruimte van 30 EC’s. Deze vrije ruimte noemen we de ‘minor’ (letterlijk: de kleinere, naast de major: de grotere, het hoofdprogramma dus). Doel van de minor is verdere verdieping en/of verbreding van de major als specifiekere voorbereiding op de latere beroepspraktijk of een vervolgstudie (universitair, master). Het is daarom belangrijk een goede en onderbouwde keuze voor een minor te maken. Een minor kan een onderdeel vormen op je CV. Minoren zijn onderwijseenheden van vakken die met elkaar een samenhangend en afgerond geheel vormen en ook als minor bekend staan. Dat geldt voor de HAN-minoren maar ook voor minoren die andere onderwijsinstituten aanbieden. Minoren kunnen het karakter hebben van verdieping (specialisatie) of verbreding (aanvullend op de vakken die de student al krijgt in de hoofdfase). In alle gevallen moet de minor van te voren worden aangevraagd en goedgekeurd. De inschrijving gebeurt in Alluris. De examencommissie geeft (via de sslb’er) toestemming om de minor te volgen. -
De student is in principe geheel vrij om zelf een minor te kiezen. Of de student de minor van zijn/haar keuze ook kan gaan volgen is afhankelijk van de volgende factoren: de motivatie die de student geeft voor zijn/haar keuze (zou moeten aansluiten bij POP en Reflectie) evenals het voldoen aan de instapeisen van de minor goedkeuring door de examencommissie (die zich laat adviseren door de sslb’er van de opleiding) de aansluiting van de minor bij het onderwijs van de opleiding (moet passen bij de opleiding, maar niet te veel overlap) acceptatie door de organiserende instantie van de minor (er moet bijvoorbeeld wel plaats zijn en de minor moet wel aangeboden worden)
De FEM heeft drie minoren gekozen die in de avonduren door deeltijdstudenten kunnen worden gevolgd. Voor het studiejaar 2014-2015 zijn dit de volgende minoren: 1. Analyse, diagnose en veranderingsmanagement 2. Bedrijfsopvolging 3. Doelgroepenmarketing Uiteraard zijn deeltijdstudenten vrij om andere minoren te kiezen, mits goedgekeurd door de examencommissie en te combineren met hun werk. Mogelijke minoren een minor van Instituut Bedrijfskunde en Rechten een minor van de FEM
Zie Scholar Leren – Minor https://online.han.nl/sites/2-BHR-PenA-ALG/gcluster/default.aspx Zie Scholar Leren – Minor https://online.han.nl/sites/2-BHR-PenA-ALG/gcluster/default.aspx en HAN Insite Minoren
een minor van de HAN
Zie Scholar Leren – Minor https://online.han.nl/sites/2-BHR-PenA-ALG/gcluster/default.aspx en HAN Insite Minoren
een minor van andere onderwijsinstellingen een vrije minor (waaronder de praktijkminor) een doorstroomminor een Study Abroad
www.kiesopmaat.nl; Zie Scholar - Minor de vrije minor is een ‘pakket onderwijs’ dat de student zelf samenstelt. Een vrije minor kan bijvoorbeeld een stage zijn in binnen- of buitenland of een Study Abroad website van betreffende universiteit Via het International Office. https://www1.han.nl/insite/internationaloffice/home_opl.xml
71
3.2 Programmawijzigingen en conversie Wij willen dat onze studenten in deze opleiding (af)studeren in een actueel programma. De inhoud van deze opleiding wordt daarom elk jaar waar nodig bijgesteld. Voor jou als student betekent dit dat het onderwijs dat je volgt in een cluster (=leerroute) elk jaar opnieuw wordt vastgesteld en eventueel aangepast. Concreet betekent dit: - volg je onderwijs in een cluster (leerroute) en rond je dit volledige cluster ook binnen het betreffende studiejaar af, dan start je in een volgend studiejaar met het volgende cluster en is er niets aan de hand; - rond je een cluster (leerroute) niet volledig af binnen het studiejaar en heb je een studieachterstand, dan worden de resultaten omgezet of geconverteerd naar de nieuwe leerroute in het volgende studiejaar. Als het onderwijs in dat cluster nauwelijks verandert heeft dit geen of nauwelijks gevolgen voor je studie. Verandert het onderwijs wél in dat cluster dan gelden deze wijzigingen ook voor jou, ook voor de reeds afgeronde OW E’s. Alle wijzigingen en conversies voor het studiejaar 2015-2016 zijn opgenomen in het opleidingsstatuut van de betreffende opleiding, te weten in de onderwijs- en examenregeling. Indien er besloten is om studenten in het oude programma nog een laatste tentamenkans aan te bieden, staat dit ook in deze bijlagen beschreven.
72
3.3 Tentamens en inzage In de opleiding ontwikkelt de student de eindkwalificaties om de beroepstaken uit te kunnen voeren. De beroepstaken zijn vertaald naar onderwijseenheden. Het verwerven van de HRM-eindkwalificaties wordt vastgesteld door middel van tentamens gekoppeld aan deze onderwijseenheden of via integrale toetsen. Tijdens de opleiding doorloop je het toetsprogramma, waarin per onderwijseenheid een of meerdere toetsen zijn opgenomen. Het toetsprogramma is een bijlage van de Onderwijs- en examenregeling van de opleiding en is opgenomen in de beschrijving van de onderwijseenheden in bijlage 1. Tentamenrooster Voorafgaand aan de inschrijving voor toetsen wordt het tentamenrooster per afdeling bekend gemaakt via FEM ► Insite ► Roosters ► Tentamenrooster per afdeling. Toetscodes Op het tentamenrooster staan de toetscodes van de tentamens van de betreffende periode. De toetscodes bestaan uit de module- c.q. roostercode gevolgd door een punt met daarachter het cijfer voor de toetsvorm. De volgende toetsvormen worden gehanteerd: De cijfers achter de punt hebben de volgende betekenis: .1 schriftelijk tentamen .2 practicum .3 luistertoets .4 mondeling tentamen .5 inleveropdracht .6 presentatie .7 project .8 portfolio (schriftelijk en/of mondeling) .9 continuous assessment en/of participatie .0 overig Voorbeeld: In de onderstaande tabel staat de toetscode ACM1ENG1A.1 A CM1 ENG 1 A . 1
Communicatie periode 1 Engels
schriftelijke tentamen
= = = = =
Clustercode Naam onderwijseenheid Modulenaam Onderdeel Versie
=
Toetsvorm
Inschrijving voor, resp. deelname aan, (deel)tentamens/(deel)/toetsen Deelname aan (deel)tentamens, respectievelijk integrale (deel)toetsen geschiedt op basis van individuele inschrijving, tenzij anders bepaald in het opleidingsstatuut. Het verzoek tot inschrijving dient tijdig volgens de procedure, zoals opgenomen is in het Opleidingsstatuut, te worden gedaan. Studenten die willen deelnemen aan een (deel)tentamen dienen zich binnen de reguliere inschrijvingstermijn zelf in te schrijven. Een student mag zich per collegejaar (maximaal) twee keer inschrijven voor een tentamen. Als het de student niet lukt zich in te schrijven voor tentamens moet hij dit tijdens de inschrijfperiode melden met behulp van het Meldingsformulier Tentamenin- en uitschrijving. Dit formulier is te vinden via Insite ► FEM ► Roosters. Let op: de toetsdatum die wordt weergegeven in Alluris is fictief. De werkelijke datum is te vinden op het tentamenrooster. 73
Tentamenperioden, inschrijvingstermijnen en data van inzage Tentamenperiode T1 week 45 T2 week 3 en 4 T3 week 14 en 15 T4 week 25 en 26 T5 hoofdfase week 34 Check Insite voor de inschrijvingstermijnen, de data waarop inzage plaatsvindt en overige informatie! Uitschrijving tentamens Tijdens de inschrijfperiode kan de student de tentameninschrijving zelf nog intrekken via het studenteninformatiesysteem. Na sluiting van de inschrijfperiode is uitschrijving in principe niet meer mogelijk. Alleen bij bijzondere omstandigheden kunnen studenten een verzoek tot uitschrijving indienen via het Meldingsformulier Tentamenin- en uitschrijving. Dit formulier is te vinden via FEM ► Insite ► Roosters. Voor tentamens in periode 5 (T5) is uitschrijving niet nodig! Twee tentamens op hetzelfde tijdstip Indien twee tentamens op hetzelfde tijdstip zijn gepland dan zorgt de tentamenorganisatie ervoor dat de student beide tentamens aaneengesloten kan maken in hetzelfde lokaal, zonder pauze. Op het individuele tentamenrooster is dit niet zichtbaar; daar blijft het oorspronkelijke tijdstip van de tentamens vermeld staan. Het tentamenbureau beslist welk tentamen er als eerste wordt gemaakt. Dit is alleen van toepassing als het tentamens betreft van de opleiding waar de student ingeschreven staat en niet wanneer de student aansluit bij een tentamen van een andere opleiding. Individueel tentamenrooster In de week voorafgaand aan de tentamenweken zal op vrijdag het definitieve individueel tentamenrooster gepubliceerd worden. Hierop kan de student zien welk tentamen hij moet maken in welk lokaal. Zie voor exacte data van concept en definitief tentamenrooster. Schrijfmateriaal bij tentamens Bij de uitwerking van een tentamen mag alleen gebruik worden gemaakt van een blauw- of zwartschrijvende pen. Cijfers De cijfers worden in Alluris ingevoerd door docenten. De student dient zelf te controleren of die cijfers kloppen. Bij onjuistheden moet de student de vakdocent hierover mailen. Via Insite ► Service Bedrijf ► Studentzaken vind je informatie en handleidingen over Alluris. Aangepaste tentamens Studenten die op een aangepaste wijze tentamens willen afleggen, kunnen hiertoe via de studieloopbaanbegeleider een verzoek indienen bij de examencommissie. Voorbeelden van aangepaste tentamens zijn: verlenging tentamenduur vergroot tentamen verbeterde zitplaats gebruik laptop tijdens een tentamen. Verzoeken dienen een maand voordat de inschrijfperiode van de tentamenperiode begint te worden ingediend.
74
Afstuderen Afstuderen, examendata, uitschrijven, uitreiking 1. Controleer in de laatste fase van je studie (nogmaals) of alle cijfers correct zijn ingevoerd. Mochten er cijfers ontbreken, neem dan contact op met de betreffende docent. 2. Zodra je denkt je studie afgerond te hebben, meld je dit bij het Onderwijsbureau (
[email protected],
[email protected] of
[email protected]). De medewerkers van het Onderwijsbureau dragen zorg voor het getuigschrift. 3. De examencommissies bepalen de datum waarop de student is geslaagd. Dit is tevens de datum die op het getuigschrift en het diploma supplement wordt vermeld. 4. De examendatum wordt bepaald op basis van de vastgestelde examendata. Zie voor de examendata Insite ► Examencommissie FEM ► Afstudeerprotocol examencommissies FEM. 5. De student wordt geadviseerd zich in de maand dat het laatste resultaat is ingevoerd uit te schrijven in Studielink met als reden ‘Examen’. Zie Insite ► SZ► Rondom mijn studie ► Mijn inschrijving. 6. Normaliter ontvangen de studenten een uitnodiging voor de uitreiking van de getuigschriften. Mocht de student het getuigschrift buiten de uitreiking om willen ophalen, dan kan dit in overleg met de medewerker van het Onderwijsbureau. Let op: Studenten die in tentamenperiode 5 hun laatste cijfer(s) halen, kunnen om organisatorische redenen niet meedoen met de reguliere uitreiking in juli. Inzage Inzage, hercorrectie (protest) 1. De uitslag van volledig of deels schriftelijk of middels enige andere vorm van indirecte communicatie afgenomen tentamens wordt uiterlijk binnen 15 werkdagen nadat het tentamen is afgelegd door de examinatoren bekendgemaakt aan de student, doch ten minste 1 werkdag voordat de inzage plaatsvindt. 2. De uitslag van mondelinge of anderszins direct communicatief afgenomen tentamens wordt uiterlijk binnen 10 werkdagen nadat het tentamen is afgelegd door de examinatoren bekendgemaakt aan de student. 3. Wanneer een uitslag (cijfer) niet bekend wordt gemaakt of na bekendmaking onjuist lijkt te zijn, dient de student binnen 15 werkdagen doch ten minste 1 werkdag voordat de inzage plaatsvindt contact op te nemen met de examinator. 4. Binnen 20 werkdagen, nadat de uitslag van de tentamens bekend is gemaakt, worden de studenten in de gelegenheid gesteld het gemaakte schriftelijke werk in te zien volgens de daarbij gestelde regels (zie artikel 4.2). Daarbij worden de opgaven, de standaarduitwerking en de normering ter beschikking gesteld. 5. Direct na afloop van de inzage kunnen studenten bij de examinator via het protestformulier een inhoudelijk gemotiveerd verzoek indienen om delen van of de gehele uitwerking opnieuw te corrigeren (protest). Op het protestformulier kunnen studenten kort en duidelijk inhoudelijke opmerkingen over het gecorrigeerde werk en/of over de toepassing van de beoordelingsnormen vermelden. De examinator dient binnen 5 werkdagen na het verzoek om hercorrectie (protest) de uitslag van de hercorrectie schriftelijk inhoudelijk gemotiveerd mee te delen. 6. Voor (onderdelen van) tentamens waarvoor geen inzage is, kunnen studenten binnen 5 werkdagen na bekendmaking van het resultaat een inhoudelijk gemotiveerd protest indienen bij de examinator. De examinator dient binnen 5 werkdagen na het protest de uitslag hierop inhoudelijk gemotiveerd mee te delen. 7. In bijzondere gevallen kan de instituutsdirecteur van de in bovenstaande leden genoemde termijnen afwijken. De instituutsdirecteur bepaalt in dat geval de gewijzigde termijnen. Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens.
75
De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om. 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt. 3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. meldt zich tijdig (15 minuten voor aanvang van het tentamen) bij het tentamenlokaal. 5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen. 7. die niet op de presentielijst vermeld staat maar wel in het bezit is van een na-inschrijving (kopie mail van onderwijsbureau), kan zich melden bij het Vraagpunt van Studentzaken voor een toelatingsbewijs voor het na-inschrijflokaal. 8. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen. 10. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge (smartwatches), speciale bril, speciale oordopjes e.d.. 11. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.; Wanneer deze hulpmiddelen wel zijn toegestaan worden deze hulpmiddelen door de surveillant gecontroleerd. 12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13). 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop. 15. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten.
76
Tijdens het tentamen1 16. mag tijdens de tentamenzitting van 150 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 2. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 150 minuten, is toiletbezoek na 150 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan. Voorafgaand aan dit toiletbezoek wordt de student gevraagd de (broek)zakken te legen. 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan). 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal. Hiervoor seint de student de surveillant in door het opsteken van de hand. De surveillant neemt de spullen in en geeft de student een teken dat hij of zij het lokaal mag verlaten. 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van (een gemandateerde namens) de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld. 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken. 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen. 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen) te maken. 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld. 24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad. 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut). 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) en dient alle bescheiden in te leveren die gebruikt zijn bij het verrichten van de vermoedelijke onregelmatigheid, voor zover die in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het bewijzen van de vermoedelijke onregelmatigheid. Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld. 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten. Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk
1
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 2 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 77
feedback te ontvangen3: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om. 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage. 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs : een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal. 5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; Aanvang en hulpmiddelen 6. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag). 7. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden. 8. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d. 9. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; tassen en jassen moeten buiten het lokaal worden gedeponeerd.
3
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
78
10. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen. Tijdens de inzage4 11. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet 5. 12. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen. 13. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen. 14. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. gele doorslag (van de schrapkaart toets) c. tentamenuitwerkingen. 15. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 16. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 17. mag op geen enkele manier dan ook (delen van) een tentamen kopiëren en mag op geen enkele andere wijze (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties brengen. 18. mag geen eigen schrijfbenodigdheden gebruiken; er mag alleen gebruik worden gemaakt van de door de surveillant of diens plaatsvervanger uitgereikte groene pennen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie. 20. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) en dient alle bescheiden in te leveren die gebruikt zijn bij het verrichten van de vermoedelijke onregelmatigheid, voor zover die in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het bewijzen van de vermoedelijke onregelmatigheid. Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 21. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst. 22. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
4
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 5 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 79
3.4
Plagiaat
Een van de dingen die je als student moet leren tijdens je opleiding is op een verantwoorde manier omgaan met bronnen. Het is heel belangrijk bronnen te gebruiken om tot een degelijk antwoord of product te komen. Zelf kan je niet alles weten en bouwen op kennis van anderen maakt jouw stuk betrouwbaarder en beter. Het is ook belangrijk dat je kan laten zien dat je weet wat er over het gebied waar jij over schrijft al geschreven is. Het is echt wel belangrijk deze bronnen correct te vermelden. Doe je dit niet dan ben je schuldig aan plagiaat. Het is niet toegestaan om andermans werk te gebruiken en net te doen alsof jij het geschreven of bedacht hebt. Wees dus heel zorgvuldig met je bronvermeldingen. Plagiaat is het gebruiken van een werk zonder toestemming en zonder vermelding van de oorspronkelijke auteur, waarbij de pleger van het plagiaat het doet voorkomen alsof dit zijn eigen oorspronkelijke werk is. Bij de HAN valt plagiaat onder onregelmatigheden Deze staan beschreven in het OER. Bij de HAN wordt extra aandacht besteed aan het tegengaan van plagiaat. We vinden het belangrijk dat studenten leren om hun bronnen op een goede manier te verantwoorden. Bijna alle opleidingen gebruiken de APA methode van bronvermeldingen. Gevolgen van plagiaat Wanneer plagiaat wordt geconstateerd in een rapport/beroepsproduct/verslag door de examencommissie dan zal de examencommissie conform artikel 6.3 van het Reglement examencommissies van de Faculteit Economie en Management in principe de volgende sancties opleggen: 1. Het rapport/verslag/beroepsproduct wordt van onwaarde verklaard. 2. Je wordt uitgesloten van deelname aan het tentamen voor het lopende en komende semester. Als het om een beroepsproduct/verslag gaat, kun je het onderwijs na de periode van uitsluiting weer volgen naast andere onderwijseenheden en het alsnog met succes afronden. Als het om een stage of afstudeeropdracht gaat, dan zal jij je stage of afstudeeropdracht geheel opnieuw moeten doen, dus inclusief het praktijkdeel. Bronvermelding Bij de HAN wordt extra aandacht besteed aan het tegengaan van plagiaat. W e vinden het belangrijk dat studenten leren om hun bronnen op een goede manier te verantwoorden. Bijna alle opleidingen gebruiken de APA methode van bronvermeldingen. Meer informatie over correcte bronvermelding en het maken van een literatuurlijst etc. vind je op http://www1.han.nl/restyle/centraal/elearning/content/Correcte_bronvermelding.xml. Ephorus De HAN heeft een applicatie aangeschaft die docenten helpt in het opsporen van plagiaat. Ephorus is een webbased programma dat teksten met elkaar vergelijkt. Als student kan het zijn dat de opleiding vraagt om een document naast bij de docent ook via Ephorus in te leveren. De docent krijgt dan een rapportage waarin hij of zij kan zien welke bronnen de student heeft gebruikt en of deze netjes zijn vermeld. Om een product in te kunnen leveren bij Ephorus heeft de student een inlevercode nodig. Deze code geeft de docent. Producten kunnen worden ingeleverd door naar http://student.ephorus.com te gaan, alle velden in te vullen, een product te kiezen en het vinkje onderaan aan te vinken.
80
3.5
Studieloopbaanbegeleiding
Studieloopbaanbegeleiding en de betrokkenen bij het programma De studenten van de deeltijdopleiding krijgen in de propedeuse ondersteuning van een studieloopbaan begeleider (slb’er). Daarnaast kan elke deeltijdstudent een beroep doen op de studieadviseur. De slb’er is docent van jouw opleiding en geeft bij voorkeur in de propedeuse les, zodat er voldoende contactmomenten zijn tussen jou en je slb’er. De studieloopbaanbegeleiding richt zich onder andere op het begeleiden van studenten bij het (opnieuw) leren studeren. Veel van onze studenten hebben jarenlang niet meer gestudeerd en moeten weer wennen. Verder bewaakt de slb’er de studievoortgang: deeltijd studenten hebben regelmatig behoefte aan stimulering en bewaking van hun studietraject. Taken van de studieloopbaanbegeleider De belangrijkste taak van de slb’er is het ondersteunen bij het maken van studiekeuzes en is het eerste aanspreekpunt voor de student. De slb’er geeft ook ondersteuning bij het verbeteren van je studieaanpak, studieplanning en studievoortgang. Je slb’er is coach en eerste aanspreekpunt, maar hij is geen probleemoplosser. Hij wil wel met je meedenken, maar zal je vooral stimuleren om zelf acties te bedenken en te ondernemen om tot oplossingen te komen. Hij zal je doorverwijzen naar de juiste informatiebronnen. De sturing door de slb’er zal in het propedeutische jaar afnemen. Wanneer je in de hoofdfase van de opleiding komt, wordt de taak van de studieloopbaanbegeleider overgenomen door de studieadviseur deeltijd. Senior Studieloopbaanadviseur (sslb’er) Je slb’er kan je ook doorverwijzen naar de sslb’er deeltijd wanneer begeleiding nodig is vanwege persoonlijke omstandigheden die jouw studievoortgang belemmeren. Bij de studieadviseur kun je terecht voor advies als je door ziekte of andere bijzondere omstandigheden studievertraging oploopt. Wanneer die omstandigheden aanpassingen van je studieprogramma vragen, dan biedt de studieadviseur hulp bij het realiseren hiervan. De sslb’er kan je ook adviseren over: een verzoek om extra faciliteiten bij tentamens; een verzoek om faciliteiten bij studeren met een handicap; een verzoek om faciliteiten bij studie en topsport; vragen over het voorlopig en het negatief bindend studieadvies; vragen over de (financiële) consequenties van het stoppen met de studie; vragen op het gebied van wet- en regelgeving rond de studie.
81
3.6
Praktijkcomponenten in de opleiding
Van een student wordt verwacht dat hij vertrouwd is met de beroepspraktijk van de gekozen opleiding. De wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek stelt dat een periode van praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening buiten de instelling deel moet uitmaken van het onderwijs. In de voltijdse opleiding wordt deze doelstelling bereikt door het uitvoeren van een stage opdracht. In de deeltijdse opleiding spreken we van de onderwijseenheid praktijkvaardigheden of werkplekleren. Praktijkvaardigheden in de propedeuse (eerste jaar van de opleiding) Om de studiepunten voor het onderdeel praktijkvaardigheden (=PKV1) te verkrijgen moet je voldoen aan een aantal voorwaarden en moet je in een verslag aantonen dat je de competenties die gelden voor de beroepspraktijk op het niveau van de propedeuse bezit. De richtlijnen voor het opstellen van het verslag kun je vinden op Insite-deeltijdopleidingen en op Scholar. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de examencommissie voor de propedeuse. Je schrijft een verslag dat de volgende onderdelen moet bevatten: 1. Een curriculum vitae; 2. Een werkplekscan voor de eigen werkplek; 3. Een analyse van relevante personeelsadvertenties; 4. Een zelfreflectie beroepsvaardigheden met behulp van het invullen van een lijst Beroepsvaardigheden propedeuse. Dit verslag kan gezien worden als opstap naar de hoofdfase en hiermee krijgt de opleiding een indicatie van de werkomgeving en het functieniveau van jou als student. Voor het verslag wordt de handtekening van je leidinggevende gevraagd; steekproefsgewijs checken we alle gegevens op juistheid. Het onderdeel PKV1 maakt deel uit van het studieprogramma voor de propedeuse. Je kunt de propedeuse alleen behalen als dit onderdeel met een voldoende is afgesloten. Praktijkvaardigheden in de hoofdfase Vanaf leerjaar 3 verwachten we dat je als deeltijdstudent in een relevante werkomgeving zit. Van jou wordt verwacht dat je vanaf het derde jaar in staat bent om je in praktijksituaties te kennen en te herkennen en dien je te kunnen functioneren op mbo+/ hbo niveau. Praktijkvaardigheden 2 (=PKV2) Zoals eerder vermeld mag van een student worden vereist dat hij/zij vertrouwd is met de beroepspraktijk van de gekozen opleiding. De onderwijseenheid PKV2 maakt deel uit van het examen (zie OER hoofdfase van de Deeltijdopleidingen). Voor dit onderdeel dient een voldoende te worden behaald, alvorens de studiepunten worden toegekend. Tevens is het behalen van dit onderdeel een voorwaarde om aan je afstudeertraject te kunnen beginnen (laatste fase van de studie). Aan de eisen met betrekking tot de onderwijseenheid "praktijkvaardigheden 2" in de deeltijdse opleiding kan op verschillende manieren worden voldaan. Dit is afhankelijk van de beroepssituatie van jou als kandidaat en jouw ervaring. Deze praktijkervaring dient in elk geval het niveau te hebben van de gemiddelde stageopdracht van de betreffende studierichting in de voltijdse FEM-opleiding. De complexiteit van de werkzaamheden en de mate van zelfstandigheid waarmee je tot analyse en oplossingen van probleemgevallen en beslissituaties komt, zijn kenmerkend voor dit “niveau”. Voor de vereisten hiervan verwijzen we naar Insite deeltijdopleidingen waar per opleiding de eisen ten aanzien van dit onderdeel zijn opgenomen. Een stage vervullen Heb je als kandidaat nog geen relevante werkervaring en evenmin een functie op het gewenste niveau, dan zal het noodzakelijk zijn om alsnog aan alle vereisten m.b.t. de onderwijseenheid "PKV2" te voldoen. Dit betekent dat je als kandidaat alsnog een stage moet vervullen volgens de stage- instructies van de voltijdse opleiding. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van een stageperiode ligt bij jou als student. Je kan daartoe contact opnemen met de praktijkcoördinator van de opleiding. Afstudeeropdracht Deeltijd (AOD) Voor het behalen van de bachelor moet je in elke opleiding een ‘proeve van bekwaamheid’ afleggen. Dat gebeurt door middel van het uitvoeren van een afstudeeropdracht.
82
In deze onderwijseenheid zal een opdracht op hbo-niveau in de juiste werkomgeving moeten worden verworven en worden uitgevoerd door jou als student. In deze opdracht moet je als student kunnen aantonen op hbo-niveau te kunnen acteren. Tijdens het derde studiejaar wordt een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd over de mogelijke inhoud en de wijze waarop deze opdracht aangevraagd kan worden. Tijdens deze voorlichting komen de volgende onderwerpen aan bod: De eisen waaraan een afstudeeropdracht moet voldoen; Het minimum aantal studiepunten dat moet zijn behaald in de hoofdfase alvorens je kan starten met de AOD (de zgn. AOD-drempel); De wijze waarop de afstudeeropdracht door de hogeschool zal worden begeleid; Voorbeelden van afstudeeropdrachten. De praktijkcoördinator van de opleiding beoordeelt of de opdracht van het juiste niveau is en of de opdracht in een juiste omgeving kan worden uitgevoerd. Voor deeltijdstudenten geldt dat de afstudeeropdracht in de organisatie wordt uitgevoerd waarin je als student ook dagelijks werkzaam bent. De directeur c.q. leidinggevende van de organisatie zal hierbij opdrachtgever zijn. De docent- begeleider van de HAN zal het plan van aanpak in overleg met de opdrachtgever en jou als student moeten goedkeuren. Indien je als student niet in staat bent om een opdracht in je eigen werkomgeving te verkrijgen, zal je zelf zorg moeten dragen voor de verwerving en realisatie van een opdracht in een andere werkomgeving. Nogmaals: je moet je als student wel realiseren dat je eerst Praktijkvaardigheden 2 behaald moet hebben, alvorens te kunnen starten met de Afstudeeropdracht.
83
3.7
Wegwijs werken en leren 2015-2016
Wegwijs deeltijd hoofdfase Hieronder geven we je een overzicht van medewerkers van W erken&Leren met een vermelding van hun bereikbaarheid en taakgebieden. De afdeling W erken&Leren ondersteunt de drie instituten van faculteit Economie en Management bij de organisatie van de duale en deeltijdopleidingen. De inrichting en de ontwikkeling van de hoofdfase onderwijs valt onder de verantwoordelijkheid van de opleiding. Kamer
Naam
C3.10
Hans Menger
B0.06
Elly van Exel
E-mail
[email protected] Elly.van
[email protected]
Telefoon
Functie
06-22741241
SSLB’er Bedrijfskunde MER, LE, FM, en HRM Deeltijd
06-23354511
Teamleider Werken & Leren
84
4. wk
Jaarkalender 2015-2016 datum
periode
lesweek
34 17-aug-15 35 24-aug-15 36 31-aug-15 1 P 37 7-sep-15 2 E 38 14-sep-15 3 R 39 21-sep-15 4 I 40 28-sep-15 5 O 41 5-okt-15 6 D 42 12-okt-15 7 E 43 19-okt-15 8 44 26-okt-15 1 45 2-nov-15 9 46 9-nov-15 1 47 16-nov-15 2 P 48 23-nov-15 3 E 49 30-nov-15 4 R 50 7-dec-15 5 I 51 14-dec-15 6 O 52 21-dec-15 D 53 28-dec-15 E 1 4-jan-16 7 2 11-jan-16 8 2 3 18-jan-16 9 4 25-jan-16 10 5 1-feb-16 1 6 8-feb-16 P 7 15-feb-16 2 E 8 22-feb-16 3 R 9 29-feb-16 4 I O 10 7-mrt-16 5 D 11 14-mrt-16 6 E 12 21-mrt-16 7 13 28-mrt-16 8 3 14 4-apr-16 9 15 11-apr-16 10 16 18-apr-16 1 17 25-apr-16 2 P 18 2-mei-16 E 19 9-mei-16 3 R 20 16-mei-16 4 I O 21 23-mei-16 5 D 22 30-mei-16 6 E 23 6-jun-16 7 24 13-jun-16 8 4 25 20-jun-16 9 26 27-jun-16 10 27 4-jul-16 28 11-jul-16 29 18-jul-16 30 25-jul-16 31 1-aug-16 32 8-aug-16 33 15-aug-16 34 22-aug-16 35 29-aug-16 36 5-sep-16 42 onderwijsweken 4x8 lesweken = 32 lesweken 1 week herfstvakantie 2 weken kerstvakantie 1 week voorjaarsvakantie in carnavalsweek 1 week meivakantie 5 weken zomervakantie 2 semesters; één van 19 en één van 20 weken
wk Opstartweek Introductie Start semester 1 Les Les Les Les Les Les Les Herfstvakantie toetsen (T1) Les Les Les Les Les Les Kerstvakantie Kerstvakantie Les Les toetsen (T2) toetsen (T2) Start semester 2 Voorjaarsvakantie Les Les Les Les Les Goede vrijdag, vrijdag 25 maart 2e Paasdag, maandag 28 maart toetsen (T3) toetsen (T3) Les Koningsdag, woensdag 27 april Meivakantie Les 2e Pinksterdag, maandag 16 mei Les Les Les Les toetsen (T4) toetsen (T4) Jaarafsluiting Jaarafsluiting
Zomervakantie
Opstartweek Introductie Start studiejaar 2016 / 2017
34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
85
5.
Interne organisatie
5.1 Faculteiten, domeinen en instituten De HAN kent de volgende 4 faculteiten (werkmaatschappijen): Economie en Management (FEM); Educatie (FE); Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM); Techniek (FT). De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. De faculteit Economie en Management bestaat uit vier instituten waarbinnen (verwante) bacheloropleidingen worden aangeboden. Het instituut Bedrijfskunde en Rechten (IBR) kent de volgende opleidingen: - Bedrijfskunde MER - Human Resource Management - Logistiek en Economie - Facility Management – Academie Diedenoort - HBO-Rechten 5.2
Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau
Instituutsdirectie
Logistiek & Economie
Praktijk-coörd.
S-SLB
CCC LE
Facility Management
Praktijk coörd.
S-SLB
Secr. Arnhem
Secr. Nijmegen
Planning & Roostering
Kwaliteits zorg
Human Resource Management
Praktijkcoörd.
MT FM
S-SLB
CCC HRM
Bedrijfskunde MER
S-SLB
Praktijkcoörd.
HBO-Rechten
S-SLB
Praktijkcoord.
CCC BKM
CCC HR
Figuur: organogram instituut Bedrijfskunde en Rechten
5.3 Examencommisie(leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Verzoeken aan de examencommissie dienen te worden gericht aan het ambtelijk secretariaat van de examencommissie van het instituut Bedrijfskunde en Rechten: Via e-mail:
[email protected] Via de post: Examencommissie IBR, Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Via de interne post: postvak Examencommissie IBR, Ruitenberglaan 31 te Arnhem of postvak Examencommissie IBR, Laan van Scheut 10 te Nijmegen Bezoekadres: Examencommissie IBR, Laan van Scheut 10, 6525 EM Nijmegen, ruimte F 2.60. Telefonisch bereikbaar via: 024-3530771 of 06-83996255. Zie ook het model reglement examencommissie (deel 2 van dit opleidingsstatuut). 86
Leden van de examencommissie: - Janny Vogelzang (vz) - Wim de Ruiter - BKM en BMS - Sonja van Hall (secretaris) LE en LM(E) - Henk Berendsen (plaatsvervangend secretaris) – FM - Esther Moons (lid) – HRM - Marleen Radstake-Huls (plaatsvervangend voorzitter- HR - Ruud Voets (extern lid) 5.4 Medezeggenschap van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Je hebt opleidingscommissies, faculteitsraden en de (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie (OC) Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC). Deze heeft geen instemmingsrecht maar adviseert wel over allerlei opleidingszaken. Bijvoorbeeld over de Onderwijs- en Examenregeling en de uitvoering ervan. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Vraag bij je opleidingscoördinator meer informatie over de OC's. Zie ook het model reglement opleidingscommissie (deel 2 van het opleidingsstatuut. Leden van de opleidingscommissie: Docenten Jan Fransen Saskia Janssen Studenten Karin Bloemhof (voorzitter) Elanore Jacobs (vice-voorzitter) Danique Lotgering Maureen van den Berg Anouk Diepenveen Anne-Roos Holtkamp Joep van Malsen Kirsten Kool Kim Faessen Max Meijer Celina Gibbon Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden, 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid dat door de faculteitsdirectie wordt gemaakt. Het gaat niet alleen om het beleid voor de faculteit, maar ook voor alle instituten die onder de faculteit vallen. De FR praat dus ook mee over de instituten. De faculteitsraad wordt ondersteund door een ambtelijk secretariaat: Lieke Timmers, Ruitenberglaan 31 in Arnhem, e-mail:
[email protected]; tel.: 026-3691146 Voor de samenstelling van de FR zie: https://www1.han.nl/insite/economie/overleg/Faculteitsraad/overleg_front_content.xml?lang=nld&&inno_g en=gen_id_189&sitedir=/insite/mr Medezeggenschapsraad (MR) Via de medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht. De 87
instemming van de MR is vereist voor alle beslissingen op het gebied van hogeschoolbeleid, huisvesting, opleidingsaanbod en financiën. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Secretariaat MR: Hans Oolbekkink, ambtelijk secretaris Harry van Keeken, secretaris:
[email protected] Beroepenveldcommissie Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens vier maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de Beroepenveldcommissie. De Beroepenveldcommissie bestaat uit de volgende leden: Dhr. drs. H. Verlinden Directeur (voorzitter; Human Resources Goss Contiweb BV) Mevr. B. Blondé (Senior Stafmedewerker P&O Flynth) Dhr. J.W. Van den Dungen (Partner / Consultant P&O Partner) Dhr. drs. F. Bakker (Directeur HR SITA Nederland) Mevr. drs. M. Dullaert (Teammanager HR Advies Vitens NV) Dhr. P. Loozen (HR Beleidsadviseur concernstaf HR UMC St. Radboud) Dhr. drs. R. Boulogne (P&O-manager Beleid Achmea) Dhr. drs. R. Lens (Onderwijscoördinator HAN HRM) Mevr. dr. A. de Lange (lector Human Resource Management) Dhr. E. Van Hal/mevr. S. Boel (Praktijkcoördinatoren HAN HRM) Mevr. drs. I. Wessels (Instituutsdirecteur HAN)
88
5.5
Kwaliteitszorg
Systeem van kwaliteitszorg van het domein/instituut Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. Voor vragen of opmerkingen over evaluaties van het onderwijs of andere kwaliteitszorg gerelateerde onderwerpen kun je mailen met Eefje Lagé:
[email protected] Lesdagen en lestijden Voltijdopleidingen maandag tot en met vrijdag 3 08.45-09.30 uur 4 09.30-10.15 uur Pauze 10.15-10.30 uur 3 10.30-11.15 uur 4 11.15-12.00 uur 13 12.00-12.45 uur 14 12.45-13.30 uur 15 13.30-14.15 uur 16 14.15-15.00 uur Pauze 15.00-15.15 uur 17 15.15-16.00 uur 18 16.00-16.45 uur 19 16.45-17.30 uur 20 17.30-18.15 uur Deeltijdopleidingen: dinsdagavond donderdagavond zaterdag 5.6
18.15-21.35 uur 18.15-21.35 uur 9.00-12.15 uur
Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau
Campusdecaan Het campusdecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb´er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het campusdecanaat terecht als je:
Financiële problemen hebt t.g.v. ziekte of bijzondere omstandigheden; Persoonlijke problemen hebt waardoor je niet goed kunnen studeren en verwijzing nodig is; Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb´er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; Je wilt uitschrijven in verband met ziekte of bijzondere omstandigheden; Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures.
Je kunt via de mail contact opnemen met het decanaat. Campusdecanaat Arnhem:
[email protected] Campusdecanaat Nijmegen:
[email protected] Vertrouwenspersonen Wanneer een student te maken krijgt met ongewenst gedrag kan hij of zij zich wenden tot een van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na toestemming van de student onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Voor de opleidingen van de Faculteit Economie en Management zijn de vertrouwenspersonen: 89
Nijmegen Mw. Pia in ’t Veld, tel.: 024-3531014 Mw. Marianne de Bruyn, tel.: 024-3530933 Arnhem Dhr. Ben van Hoof, tel.: 026-3658259 Mw. Helene Leusink, tel.: 026-3691831 Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof, e-mail:
[email protected] /
[email protected]; tel.: 024-3530528 / 06-23228974. Hij bevindt zich in het Bisschop Hamerhuis in Nijmegen op kamer 006. HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN VoorlichtingsCentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur T (024) 353 05 00 F (024) 344 97 94 E
[email protected] Studiecentra De HAN beschikt over vijf studiecentra, twee in Arnhem en drie in Nijmegen. Hier kun je uitgebreid zoeken in papieren en digitale bronnen, of rustig werken aan een werkstuk of presentatie. De HAN studiecentra zijn meer dan mediatheken. Je kunt er natuurlijk zoeken in boeken, tijdschriften, naslagwerken en afstudeeropdrachten. Daarnaast heb je toegang tot dvd’s, cd’s, cd-roms, digitale informatiebronnen en streaming video. Op de volgende locaties kan van een studiecentrum gebruik worden gemaakt: Studiecentrum Economie-Techniek-Informatica; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum Pabo Nijmegen; Groenewoudseweg 1, Nijmegen Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: http://www.han.nl/studiecentra Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een ‘sportkaart’ aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende website: http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/studeren-bijde-han/sporten-bij-de-han en www.han.nl/insite/studentenverenigingen HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen HBO/WO-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via onze afdeling vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/hanemployment 90
HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) Het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap is hét expertisecentrum van de HAN voor het bevorderen van ondernemendheid en ondernemerschap bij studenten, docenten, werknemers en (potentiële) ondernemers. Je kunt bij het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap terecht voor onderwijs, docententrainingen, onderzoek, starterbegeleiding, conceptontwikkeling en het certificaat ondernemerschap. Zie voor meer informatie over het Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap de volgende website: www.han.nl/cvo Arbobeleid voor studenten Wil je meer weten over regelgeving en voorzieningen voor studenten op het gebied van veiligheid en gezondheid? Kijk dan op Insite Arbo op de speciale pagina voor studenten: https://www1.han.nl/insite/pz_new/arbo/content/Studenten.xml?lang=nld&menusub=Arbo%20en%20stud enten&inno_gen=gen_id_289&sitedir=/insite/pz_new/arbo HAN-talencentrum Bij het HAN-talencentrum kunnen studenten, medewerkers en externe partijen terecht voor al hun vertaalvragen en voor uiteenlopende cursussen, trainingen en workshops op het gebied van taalvaardigheid. We hebben een uitgebreid en gevarieerd aanbod met cursussen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. HAN-studenten ontvangen 30% korting op een cursus moderne vreemde taal. Daarnaast kunnen studenten bij het HAN-talencentrum terecht voor cursussen schrijven en spelling. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: www.han.nl/talencentrum Het Vraagpunt Vragen over het betalen van collegegeld Machtigingsformulier ´betaling collegegeld´ Vragen over de collegekaart Vragen over roosters en reservering van lokalen Informatie over zelfstandig bekijken van studieresultaten Bewijs van inschrijving/betaling Uitgifte van propedeusecertificaten Uitgifte van gewaarmerkte kopieën Doorgeven wijzigingen adresgegevens Stageverklaringen voor studenten die naar het buitenland gaan. Informatie over Studielink En veel meer. Mailen kan ook:
[email protected] [email protected] Voor het reserveren van lokalen: Ga naar insite FEM, selecteer "roosters" en kies: "aanvraag lokaal (formulier)" Studievoortgang (cijferadministratie) Arnhem: Tiny Rengelink, kamer C3.02, Ruitenberglaan 31, tel.: 026-3691214 Nijmegen: Jessy Stavast, kamer F2.02, Laan van Scheut 10, tel.: 024-3531647 E-mail:
[email protected]
91
Afdelingssecretariaat Secretariaat Nijmegen Mayke Rood Kamer F2.02, FEM gebouw, Laan van Scheut 10 telefoon: 024-3530754 Anne-Marie Huisman Kamer F2.02, FEM gebouw, Laan van Scheut 10 telefoon: 024-3530755 Secretariaat Arnhem Yvonne Clevers Kamer C3.02, FEM gebouw, Ruitenberglaan 31 telefoon: 026-3691213 Ingrid Lenting Kamer C3.02, FEM gebouw, Ruitenberglaan 31 telefoon: 026-3691586 Secretariaat Propedeuse Arnhem Yvonne Clevers Kamer C3.02, FEM gebouw, Ruitenberglaan 31 telefoon: 026-3691213 Ingrid Lenting Kamer C3.02, FEM gebouw, Ruitenberglaan 31 telefoon: 026-3691586 Bureau Werken en Leren Secretariaat: Angelique Slotboom; telefoon 026-3691356, Ruitenberglaan 31 Arnhem. Alumninetwerk IMPACT Het HRM-alumninetwerk is bedoeld om contacten tussen oud-studenten onderling en het contact tussen de opleiding en oud-studenten te bevorderen. Het netwerk biedt de leden de mogelijkheid te netwerken, kennis op het gebied van HRM te vergroten en elkaar op een informele manier te ontmoeten. Op http://specials.han.nl/themasites/alumni/pa/ staat meer informatie over het alumninetwerk. Verder heeft het alumninetwerk HRM een groep op LinkedIn (voor alumni en huidige studenten, zie http://www.linkedin.com/groups?gid=4870520&trk=myg_ugrp_ovr). Alle studenten en afgestudeerden kunnen lid worden van deze groep. We betrekken onze huidige studenten graag al vanaf de start van hun studie bij het alumninetwerk. Docenten Telefonisch of via e-mail bereikbaar. Werkplekken van docenten bevinden zich in Nijmegen op de 2e verdieping van het FEM-gebouw, Laan van Scheut 10 (ruimte F2.02 t/m F2.10) en in Arnhem op de 3 e verdieping van Ruitenberglaan 31, C-vleugel. Instituutsdirecteur De instituutsdirectie is verantwoordelijk voor de organisatie en de inhoud van de opleiding HRM en legt verantwoording af aan de faculteitsdirectie. Hoewel je het antwoord op je vragen meestal kunt krijgen bij de onderwijscoördinator, de voorzitter van het cluster waarin je bent ingedeeld of bij de studentbegeleider, kun je uiteindelijk ook bij de instituutsdirecteur terecht met vragen over de opleiding. Lilian Prevoo (instituutsdirecteur) telefoon 024-3530754, b.g.g. 026-3691213 (secretariaat IBR) Inge Wessels instituutsdirecteur) telefoon 026-3691213, b.g.g. 024-3530754 (secretariaat IBR) International Office Stage en studie buitenland: zie paragraaf 4.7 van deze gids. Kijk ook op insite bij Buitenland stage/studie of bij Human Resource Management, kies international office. Propedeusecoördinatie De coördinatoren propedeuse hebben de verantwoording voor het studieproces van elke student. Zij houden zich bezig met: Onderwijsinhoud van de propedeuse; Officiële berichtgeving over studievoortgang; Studieadviezen (voorlopig) positief en (voorlopig) bindend negatief studieadvies in februari en juli; 92
Zaken met betrekking tot de propedeuse zoals klachten, adviezen en geschillen. Propedeusecoördinator: Ellen Burger. Telefoon: 06 44606709 (secretariaat IBR, tel. 024-3530754) Propedeuse Nijmegen: Marieke Legemaat-de Jong,
[email protected] Propedeuse Arnhem: Martin Linde,
[email protected] Onderwijscoördinator/curriculumvoorzitter De onderwijscoördinator is samen met de curriculumcommissie verantwoordelijk voor de inhoud van het onderwijsprogramma. Verder is de onderwijscoördinator verantwoordelijk voor de lopende zaken binnen de opleiding. Voor de opleiding HRM vervult Richard Lens deze rol, e-mail:
[email protected], telefoon 06-14895106. Hij bevindt zich in Arnhem op Ruitenberglaan 31, kamer C3.06 of in Nijmegen op Laan van Scheut 10, kamer F2.02. Curriculumcommissie (CCC) De curriculumcommissie is de denktank van de opleiding. Deze commissie bewaakt de kwaliteit van de opleiding, zorgt voor samenhang binnen de clusters en afstemming tussen de clusters. Richard Lens (onderwijscoördinator, voorzitter)
[email protected]. Telefoon: 06-14895106 Saskia Ponten
[email protected]. Telefoon: 06-22663175 Ernst van Hal
[email protected]. Telefoon: 06-22668486 Jeannemiek Timmermans
[email protected]. Telefoon: 06-22662692 Suzanne Boel
[email protected]. Telefoon: 06-83993281 Opleidingsstatuut (OS) Zie Insite HAN/Human Resource Management/Onderwijs/Onderwijsprogramma voltijd/documenten/Opleidingsstatuut. Praktijkcoördinatoren AOD: Suzanne Boel, Laan van Scheut 10, kamer F2.06. Tel.: 06-83993281; e-mail
[email protected] Stage: Ernst van Hal, Laan van Scheut 10, kamer F2.06. Tel.: 06-22668486; e-mail
[email protected]. Praktijkbureau: Maike Knoop, Laan van Scheut 10, Kamer F2.02. Tel.: 06-20006256; e-mail
[email protected]. Receptie Nijmegen Laan van Scheut 10 telefoon 024-3530700 Arnhem Ruitenberglaan 31 telefoon 026-369111 Studiebegeleiding en bijzonderheden Senior studieloopbaanbegeleiders: Propedeuse Arnhem: Ruitenberglaan 31, kamer C1.09: Saskia ten Horn. Via de mail kun je je vragen stellen of een afspraak maken:
[email protected] Propedeuse Nijmegen: Laan van Scheut 10, 2e verdieping: Vera Roelofs. Je kunt langskomen of bellen: 06-22661498. Ook via de mail kun je je vragen stellen of een afspraak maken:
[email protected] Deeltijd: Hans Menger. E-mail:
[email protected]. Hoofdfase: Laan van Scheut 10, F2.06: Wim Hoogeveen. E-mail:
[email protected]. Telefoon 0622669188.
93
5.7
Studeren in het buitenland
De Faculteit Economie en Management biedt studenten de mogelijkheid om te studeren aan één van de partnerinstellingen in het buitenland. Het is mogelijk om een stage te lopen in het buitenland of een (zelf samengestelde) vrije minor te volgen bij een onderwijsinstelling in het buitenland of om af te studeren in het buitenland. De school beschikt over een netwerk van meer dan honderd partnerinstellingen in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Azië,Australië en Afrika en heeft jarenlange ervaring met de uitwisseling van studenten. Oriëntatie Jaarlijks worden er in november een voorlichtingsbijeenkomst en informatiemarkt gehouden waar studenten zich kunnen oriënteren op een semester studeren in het buitenland. Verder is er informatie te verkrijgen via de Study Abroad Coördinatoren en biedt internet de mogelijkheid tot informatie over de partnerinstellingen in het buitenland. Algemene informatie over Study Abroad is te vinden op de webpagina’s van het International Office op Insite. Een zelf samengestelde vrije minor (30 studiepunten) volgen bij een onderwijsinstelling in het buitenland Voorwaarden Om een zelf samengestelde vrije minor in het G-cluster te mogen volgen bij een onderwijsinstelling in het buitenland moet de student aan de minordrempel voldoen (zie 4.1). De student bewijst dat hij over de desbetreffende studiepunten beschikt. In uitzonderlijke gevallen kan de SSLB’er dispensatie voor deze drempel verlenen. Een (zelf samengestelde) vrije minor mag alleen worden gevolgd als de examencommissie hiervoor toestemming heeft verleend. Procedure Studenten dienen voor de aangegeven deadline (normaliter begin december van het jaar voorafgaande aan het academische jaar waarin de student een studie buitenland wil volgen) een compleet ingevuld ´application to study abroad´ in bij het International Office met daarbij gevoegd een cv en een motivatierapport. Op dit formulier dienen zij eerste, tweede en derde keuze voor partnerinstellingen aan te geven. Vervolgens vinden er gesprekken plaats met de Study Abroad Coördinatoren waarbij de student zijn voorkeuren en motivatie kan toelichten. De toekenning van de studieplaats vindt plaats op basis van studieresultaten en motivatie. Bekeken wordt o.a. de kans die er bestaat dat studenten aan het eind van het tweede jaar voldoen aan de voorwaarden. Indien er sprake is van meer vraag dan studieplaatsen, krijgen studenten die hun propedeuse al hebben om deze reden ook voorrang op de studenten die deze nog niet hebben behaald. Studenten ontvangen vervolgens een brief waarin zij een studieplaats krijgen aangeboden. Middels een formulier dient de student aan te geven of hij de aangeboden studieplaats accepteert. Indien dit het geval is, zal hij vervolgens een vakkenpakket samen dienen te stellen met een studielast evenredig aan 45 studiepunten waarbij 1 studiepunt een studielast van 28 uur betekent. Het vakkenpakket moet relevant zijn voor en een toevoeging zijn op het studieprogramma aan de Faculteit Economie en Management. De examencommissie van het instituut Bedrijfskunde en Rechten heeft er bewust voor gekozen om studenten een vakkenpakket van 45 studiepunten te laten samenstellen, omdat in de praktijk soms blijkt dat er bij aanvang van de vrije minor een aantal vakken niet worden aangeboden. De student vult een aanvraagformulier in voor een zelf samengestelde vrije minor. Dit formulier kan worden gedownload via Insite → Onderwijs → Examencommissies FEM. Het ingevulde formulier met informatie van de gekozen vakken (te downloaden of op te vragen bij de onderwijsinstelling in het buitenland) laat de student van advies voorzien door zijn SSLB’er. Het aanvraagformulier voor een zelf samengestelde vrije minor met bewijslast en de door de student ingevulde Learning Agreement, wordt door de student ingeleverd bij het ambtelijk secretariaat examencommissie IBR. Zodra de examencommissie IBR de aanvraag voor de zelf samengestelde vrije minor heeft goedgekeurd, ontvangt de student het besluit van de examencommissie De student zorgt dat de de 94
Learning Agreement overhandigd wordt aan de bevoegde persoon bij International Relations Office. Het ´Study Abroad Handbook´ dat verkrijgbaar is bij het International Relations Office, biedt uitgebreide informatie over de aanvraagprocedure en over alle andere zaken die te maken hebben met studeren in het buitenland als uitwisselingsstudent. Kosten De student betaalt zijn collegegeld aan de Faculteit Economie en Management en betaalt geen collegegeld bij de buitenlandse partnerinstelling. Studenten die in Europa studeren, krijgen een Socrates Erasmusbeurs die een gedeelte van de extra kosten dekt. De Faculteit Economie en Management verzorgt de aanvraag van deze beurzen voor de studenten. Voor buiten Europa zijn er incidentele beurzen beschikbaar vanuit overheidsinstanties. Voor de aanvraag van deze beurzen is de student zelf verantwoordelijk. Stage lopen in het buitenland Zie onderwijseenheid: stage (FST) in deze studiegids. Voorwaarden Om stage te mogen doen in het buitenland, moet de student aan de stagedrempel voldoen (zie 4.1). Afstuderen in het buitenland De meeste studenten kiezen ervoor hun afstudeeropdracht uit te voeren bij een (internationaal) bedrijf of organisatie in Nederland. Afstuderen bij een bedrijf of organisatie in het buitenland behoort ook tot de mogelijkheden. De student is zelf verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte afstudeeropdracht in het buitenland. Studenten die de intentie hebben af te studeren bij een bedrijf of organisatie in het buitenland, moeten rekening houden met de volgende voorwaarden: de student informeert de praktijkcoördinator én de opleidingscoördinator over zijn intentie de afstudeeropdracht bij een bedrijf of organisatie in het buitenland uit te voeren en houdt hen op de hoogte van het wervingstraject; het bedrijf plus de afstudeeropdracht moeten goedgekeurd worden door de praktijkcoördinator, voordat de student bij het bedrijf aan de slag gaat; de eisen/criteria die voor een afstudeeropdracht in Nederland gelden, gelden ook voor afstudeeropdrachten in het buitenland. Als een student kiest voor een afstudeertraject bij een bedrijf in het buitenland, is het volgende van belang: het is de verantwoordelijkheid van de student om tijdens zijn verblijf in het buitenland contact te houden met de docentbegeleider van de HRM-opleiding; de begeleidend docent zal in principe geen bezoek brengen aan het bedrijf waar de afstudeeropdracht wordt uitgevoerd. Het contact zal daarom voornamelijk via e-mail of andere social media plaatsvinden. Het afstudeergesprek en de beoordeling vinden in Nederland plaats. Voorwaarden Om te mogen afstuderen in het buitenland, moet de student aan de afstudeerdrempel voldoen.
95
5.8
Klachtenregeling
In deze paragraaf wordt kort aangegeven waar een student terecht kan die meent benadeeld te zijn door het gedrag of een besluit van een docent, de instituutsdirectie, een medewerker of een andere instantie binnen de Hogeschool. Omdat klachten over verschillende zaken kunnen gaan, wordt een overzicht gegeven van de verschillende klachtenprocedures met een verwijzing naar de plaats waar de betreffende procedure is uitgewerkt. Waar naartoe met de hieronder genoemde klachten a. Voor opmerkingen, kanttekeningen en aanbevelingen ten aanzien van de onderwijsorganisatie, zoals rooster, studeerbaarheid, studielastverdeling, kan de student terecht bij de onderwijscoördinator van de opleiding of de instituutsdirecteur. Dit geldt ook voor klachten ten aanzien van gedrag van medestudenten en docenten binnen de opleiding. Op Insite/FEM/Management Economie en Recht /Actueel staat een formulier dat gebruikt kan worden voor een klachtmelding. b. Voor klachten over tentamens en examens kan de student de procedure van protest en bezwaar volgen zoals omschreven in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. De instituutsexamencommissie deelt de student binnen twee weken haar gemotiveerde beslissing mee. Is de student het met deze beslissing niet eens, dan kan hij binnen 4 weken na ontvangst van de beslissing in beroep gaan bij het College van Beroep van de HAN. Dit College bestaat uit twee studenten en twee docenten van de HAN en een onafhankelijk (niet aan de HAN verbonden) rechtsgeleerd voorzitter. Het verloop van deze procedure is uitgebreid beschreven in het Studentenstatuut (zie Insite). c.
Klachten kunnen gaan over discriminatie en seksuele of andere intimidatie. Hiervoor heeft de HAN een klachtencommissie ingesteld, die door de student rechtstreeks of via een vertrouwenspersoon kan worden ingeschakeld. In het Studentenstatuut staat een kort overzicht van de procedure. De uitgebreide procedure is opgenomen in de meldings- en klachtenregeling betreffende intimidatie en agressie. Deze regeling ligt ter inzage in de mediatheek en staat ook op de HAN website.
d. Klachten kunnen betrekking hebben op de privacy van een student. De wet heeft precies voorgeschreven welke gegevens door de studentenadministratie mogen worden bewaard. Elke student heeft op verzoek inzage in zijn gegevens. Bij klachten over studiefinanciering en beslissingen van de IBG (Informatie Beheer Groep) kan binnen 6 weken bezwaar worden aangetekend bij de IBG, afdeling Bezwaar en Beroep. e. Bij juridische problemen over huisvesting of andere zaken kan de student, net als iedere andere burger, de hulp inroepen van bijvoorbeeld een Bureau van Rechtshulp of de Rechtswinkel in Nijmegen. f.
De HAN-ombudsman kan mondeling of schriftelijk worden benaderd door een student of groep studenten met klachten over gedragingen en situaties binnen de Hogeschool, waarbij hij of de groep betrokken is. Als het gaat om klachten, waarvoor een aparte procedure bestaat, zal de ombudsman doorverwijzen naar de juiste instantie.
Bij andere klachten zal de ombudsman eerst bemiddelen. Pas als bemiddeling niet leidt tot een oplossing zal zij tot officiële klachtenbehandeling overgaan. Zie voor deze procedure het Studentenstatuut.
96
5.9
Begrippenlijst Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 6 In het Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder:
A Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een tweejarig onderwijsprogramma in het hbo leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. B Bacheloropleiding in het hbo: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij het orgaan (directie of Examencommissie) dat het besluit heeft genomen. Beroepstaak: bouwstenen voor het curriculum. Deze heeft meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerende surveillant: degene die namens de voorzitter van de examencommissie optreedt 6
In bijlage 1 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs – en examenregeling (OER), - het HAN- reglement examencommissies, - het reglement Opleidingscommissies (OC’s), -de uitvoeringsregeling van het reglement examencommissies, - het Studentenstatuut. 97
in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Deeltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat een deel van de week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van het reglement examencommissies. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bestaande uit de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI). Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duaal onderwijs: onderwijs, waarbij competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. E Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor alle opleidingen binnen de faculteit die tot hetzelfde domein behoren en die verantwoordelijk is voor het afnemen van de examens en tentamens en de organisatie en coördinatie ervan. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een domein H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN; HAN-SIS: het StudentInformatieSysteem van de HAN. Zie aldaar. Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij 98
anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen op basis van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of op andere wijze te hebben verkregen. M Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Masteropleiding in het hbo: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-Bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: verplichte onderwijseenheid van de bacheloropleiding van minimaal dertig studiepunten gericht op verbreding of verdieping van de studie in de postpropedeutische fase. De student kan kiezen uit het HAN-brede, gecertificeerd aanbod van minoren of uit vrije minoren. N Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs zoals opgenomen in de digitale HANonderwijscatalogus. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. 99
Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. S SBU: studiebelastingsuren Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Service Bedrijf HAN: Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Dit bestaat uit 2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zin studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Het omvat voorts de onderwijscatalogus en de toetscatalogus. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. S tudiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). De student verwerft deze punten door de desbetreffende tentamen met goed gevolg af te leggen. Surveillant: degene die namens de voorzitter van de examencommissie toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. 100
V Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling of aanvraagt en toegekend krijgt in de vorm van Erkende Verworven Competenties Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform het HANjaarplanning (zie Opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
101
DEEL 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens
102
Onderwijs- en examenregeling Human Resource Management 2015-2016 Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling in de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). 2. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en de examens in het studiejaar 2015-2016 van de bacheloropleiding Human Resource Management, hierna te noemen: de opleiding. 3. Van deze regeling maken onverkort deel uit: a. alle hoofdstukken, opgenomen in deel 3 van het opleidingsstatuut; b. de bijlagen, bijbehorend bij deze regeling. 4. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in voorgaande studiejaren van de opleiding en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het curriculum als uitgewerkt in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut, is in bijlagen 1 en 2 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen van deze regeling worden gerekend. Daarnaast kan in bijlage 1, 2 en 3 geregeld worden dat bepaalde (deel)tentamens – die niet zijn opgenomen in deze regeling, maar wél in de onderwijs- examenregeling 2014-2015 – nog kunnen worden afgelegd, indien deze niet met goed gevolg zijn afgelegd in het vorige studiejaar. 5. Van onderwijseenheden die zijn gevolgd en tentamens die met goed gevolg zijn afgelegd in de door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren en die nu niet meer als zodanig zijn opgenomen in het minoraanbod als uitgewerkt in hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut, is in bijlage 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het vigerend minoraanbod worden gerekend. 6. N.v.t. Artikel 1.2 Begripsbepalingen Voor deze regeling gelden de begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage 1 van het opleidingsstatuut. Artikel 1.3 Doel van de opleiding De student verwerft op HBO-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden van een startbekwame beroepsbeoefenaar op het gebied van Human Resource Management. De eindkwalificaties zoals bedoeld in de eerste volzin, zijn opgenomen in hoofdstuk 7 van deel 3 van het opleidingsstatuut.
Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding Artikel 2.1 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van: a. een havo-diploma met onderstaande VO-profielen: i. het profiel Natuur en Techniek; ii. het profiel Natuur en Gezondheid; iii. het profiel Economie en Maatschappij; iv. het profiel Cultuur en Maatschappij. b. een vwo-diploma met onderstaande VO-profielen: i. het profiel Natuur en Techniek; ii. het profiel Natuur en Gezondheid; iii. het profiel Economie en Maatschappij; iv. het profiel Cultuur en Maatschappij. c. een mbo-diploma middenkaderopleiding of specialistenopleiding hierna te noemen mbo-4.
103
Artikel 2.2 Opheffing deficiënties nadere vooropleidingseisen Deficiënties in profielen en/of vakken en programmaonderdelen van de diploma’s als vastgelegd in artikel 2.1 zijn bij besluit van de instituutsdirecteur opgeheven indien voor aanvang van de opleiding toelatingstentamens in de deficiënte vakken, die op het niveau van het examen HAVO respectievelijk MBO-4 worden afgenomen, met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma’s en getuigschriften 1. Vrijgesteld van de vooropleidingseis als bedoeld in artikel 2.1 is de bezitter van een van de volgende diploma’s en getuigschriften: a. een getuigschrift van een bacheloropleiding; b. een getuigschrift van een masteropleiding; c. een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio heeft geratificeerd; d. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als ten minste gelijkwaardig aan het HAVO-diploma; of e. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur tenminste gelijkwaardig aan een HAVO-, VWO- of MBO-diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij de Nuffic worden gevraagd. Bovengenoemde taak betreffende buitenlandse diploma’s is gemandateerd aan het Admissions Office. 2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft dient tevens naar het oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van de Nederlandstalige opleiding. 3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. De instituutsdirecteur neemt het besluit dat op basis van het oordeel als bedoeld in lid 2 of 3 betrokkene al dan niet kan worden ingeschreven dan wel het besluit dat betrokkene kan worden ingeschreven maar dat deze nog geen examens of onderdelen daarvan mag afleggen dan nadat er een positief oordeel als bedoeld in lid 2 of 3 is afgegeven. 6. N.v.t. Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek 1. Bij besluit van de instituutsdirecteur is vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 2.1 degene van 21 jaar en ouder, die bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin de opleiding verzorgd wordt voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding. 2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit toelatingstentamens in de volgende vakken die op het niveau van het HAVO-examen worden afgenomen en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op, indien het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd: - Nederlands; - Economie; - Wiskunde. Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal 1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en in artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert, wordt voldaan door: - het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, niveau II dan wel; - het ten genoegen van de commissie die verantwoordelijk is voor het toelatingsonderzoek aantonen dat hij op een andere dan de hierboven bedoelde wijze(n) de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst om het Nederlandstalig onderwijs met vrucht te kunnen volgen.
104
2. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment van inschrijving. Artikel 2.6 Aanvullende eisen N.v.t. Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen N.v.t. Artikel 2.8 Numerus fixus N.v.t. Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een VWO–diploma N.v.t. Artikel 2.10 Studiekeuzecheck 1. Iedere aspirant-student van de propedeutische fase van de opleiding is na aanmelding verplicht om deel te nemen aan de studiekeuzecheck van de opleiding. 2. Indien de aspirant-student zonder geldige reden en na een herhaalde oproep niet deelneemt aan de verplichte studiekeuzecheck wordt de inschrijving voor de desbetreffende aspirant-student geweigerd. 3. Na en vanwege de deelname aan de studiekeuzecheck ontvangt iedere aspirant-student een studiekeuzeadvies. Het advies kent drie vormen: positief, negatief of nadere actie noodzakelijk. 4. Aspirant-studenten die zich uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar hebben aangemeld voor de propedeutische fase van een of meer bacheloropleidingen of Ad-programma’s en die voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2 van deze regeling worden bij handhaving van de aanmelding ingeschreven ongeacht de uitslag van de studiekeuzecheck. 5. Van aspirant-studenten die zich na 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar aanmelden voor de propedeutische fase van een bacheloropleiding of Ad-programma wordt bij een negatief studiekeuzeadvies de inschrijving voor de opleiding geweigerd. 6. Het bepaalde in het vorige lid geldt niet voor de aspirant-student die zich na 1 mei aanmeldt bij een andere opleiding dan die waarbij hij oorspronkelijk was ingeschreven en kan aantonen dat de nieuwe aanmelding het gevolg is van een bindend negatief studieadvies zoals bedoeld in paragraaf 5 van deze regeling op een zodanig tijdstip dat hij zich niet kon aanmelden voor 1 mei voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Deze aspirant-student wordt gelijkgesteld met die bedoeld in lid 4 van dit artikel. 7. Indien de aspirant-student kan aantonen dat hij om legitieme redenen niet kan deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck, wordt in overleg met de instituutsdirecteur bezien of de aspirant-student alsnog moet deelnemen aan de verplichte studiekeuzecheck. De volgende gronden zijn in ieder geval legitiem om niet deel te nemen aan de verplicht gestelde studiekeuzecheck: a. persoonlijke omstandigheden; b. andere onderwijsverplichtingen; 8. De studiekeuzecheck kent de volgende inhoud en procedure: I. De aankomende student vult een digitale vragenlijst in met vragen over oriëntatie, motivatie, taalvaardigheid, rekenvaardigheid, analytisch vermogen en opleidingsspecifieke vragen. II. Vervolgens meldt de aankomende student zich aan voor een van de studiestartbijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomst krijgt de aankomende student informatie over de opleiding, het beroep en kritische succesfactoren om de opleiding goed te doorlopen. Daarnaast krijgt de aankomende student een persoonlijk gesprek met een docent van de opleiding, waarmee de antwoorden op de vragenlijsten worden besproken. Doel van dit gesprek is dat zowel de aankomende student als de docent inzicht krijgen in de match tussen de student en de opleiding. III. De aankomende student ontvangt een advies waarin staat of hij of zij bij deze opleiding op de juiste plek zit en een advies over eventuele hiaten met betrekking tot (voor)kennis en vaardigheden. 105
9. Dit artikel is niet van toepassing op: a. aspirant-studenten die zich willen inschrijven voor een opleiding waarvoor een selectieprocedure zoals bedoeld in artikel 2.8 van deze regeling is ingesteld; b. aspirant-studenten die vanwege het bezit van een buiten het Koninkrijk Nederland behaald diploma zijn vrijgesteld van de diploma-eisen (in bezit zijn van een HAVO-, VWO- of MBOdiploma); c. aspirant-studenten die in het bezit zijn van een propedeutisch getuigschrift WO, een Bachelorgetuigschrift of een Mastergetuigschrift; d. aspirant-studenten die reeds eerder werden ingeschreven voor de propedeutische fase van de opleiding; e. n.v.t.
Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding Artikel 3.1 Vorm van de opleiding 1. De opleiding wordt in de inrichtingsvormen voltijd en deeltijd verzorgd 1. 2. N.v.t. 3. De opleiding wordt in Nijmegen en Arnhem verzorgd. 4. De opleiding wordt ook met de bijzondere eigenschap van versneld/verkort voor VWO-ers verzorgd in de propedeutische fase van de voltijdse opleidingsvariant. 2 5. In hoofdstukken 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm en bijzondere eigenschap worden verzorgd. Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleiding 1. De opleiding kent een propedeutische en een postpropedeutische fase. 2. De opleiding kent drie niveaus van bekwaamheid: niveau 1, 2 en 3. 3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep. 4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding dat volgt op de propedeutische fase. 5. N.v.t. 6. De opleiding kent een honoursprogramma toegankelijk voor studenten die aan de hiervoor geldende vereiste selectiecriteria zoals bedoeld in artikel 3.7 lid 3 van deze regeling voldoen. Het honoursprogramma betekent een uitbreiding van de studielast als bedoeld in artikel 3.7 lid 1 sub c. 7. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is in de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘doelgroep’ bepaald welke onderwijseenheden en integrale toetsen ten behoeve van welke fase, welk niveau en welke ten behoeve van het honoursprogramma worden verzorgd. 8. N.v.t. 9. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van de postpropedeutische fase. 10. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutische examen; b. het afsluitend examen oftewel bachelorexamen. Artikel 3.3 Major 1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBO-bachelorniveau. 2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBObachelorniveau zijn als zodanig beschreven in de hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 1
Het onderwijs van de propedeuse en het C-, D-, E- en F-cluster van de deeltijd variant wordt in 2015-2016 niet meer aangeboden. (Deel)tentamens uit het E- en F-cluster worden nog wel aangeboden volgens de slepersregeling. 2 Instroom in dit versneld/verkort programma is vanaf 2015-2016 niet meer mogelijk. 106
Artikel 3.4 Minor 1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op HBO-bachelorniveau. 2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor. 3. De student die een minor gaat volgen dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de examencommissie. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag. 4. Een vrije minor is een minor die een student: a. bij een andere onderwijsinstelling volgt; of b. heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling. 5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 6. Toestemming door de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als examinator van de opleiding. 7. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging van de volgende gecertificeerde HAN-minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en examencommissie van de opleiding: a. Minor Effectief Leiderschap MEL (30 studiepunten). b. Minor Neurolinguïstisch programmeren NLP (30 studiepunten). 8. Voor een beschrijving van de minoren, zie hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 9. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling. Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur 1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. 2. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studielast. 3. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten. 4. De propedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op niveau 1, heeft een studielast van 60 studiepunten. 5. De postpropedeutische fase van de opleiding, omvattende de niveaus 2 en 3, heeft een studielast van 180 studiepunten. 6. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op niveau 2, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 140 studiepunten. 7. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op niveau 3, heeft los van een eventuele minor op dit niveau, een studielast van 40 studiepunten. 8. De major heeft een studielast van 210 studiepunten. 9. De minor, die wordt afgesloten op het niveau 2 of 3, heeft een studielast van 30 studiepunten. 10. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd. 11. N.v.t. 12. De regulier geprogrammeerde studieduur van de deeltijdse inrichtingsvorm van de opleiding bedraagt 4 studiejaren. De jaarlijkse studielast van de deeltijdopleiding bedraagt 60 studiepunten. 13. De feitelijk geprogrammeerde studieduur van de programma’s met de bijzondere eigenschap van versneld als bedoeld in artikel 3.1 lid 4 en van de verkorte programma’s als bedoeld in artikel 7.9 lid 5 bedraagt 3,5 studiejaren.
107
Artikel 3.6 Studielast duale opleiding N.v.t. Artikel 3.7 Uitbreiding studielast 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 heeft de student additioneel de mogelijkheid zich te verbreden en/of te verdiepen door meer dan 240 studiepunten voor zijn opleiding te behalen. Dit is mogelijk door bij de HAN: a. een of meer extra minoren te volgen; b. een of meer extra onderwijseenheden te volgen; en/of c. een honoursprogramma te volgen. 2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen aan en te krijgen van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a, b of c bedoelde minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 3. Toestemming voor een honoursprogramma als bedoeld in lid 1 sub c. kan slechts worden verleend indien de student geselecteerd is door de selectiecommissie van het honoursprogramma. Het honoursprogramma is alleen toegankelijk voor studenten die ingeschreven staan voor een voltijd inrichtingsvorm van de opleiding. Studenten worden geselecteerd op basis van een portfolio bestaande uit: curriculum vitae, cijferlijst, motivatiebrief en een gesprek. Kandidaten worden vervolgens uitgenodigd om te participeren in een simulatie. De resultaten van deze simulatie bepalen of de student wordt toegelaten. 4. Voor het volgen van een uitbreiding zoals bedoeld in lid 1 kan slechts toestemming worden verleend indien de student geen studievertraging heeft opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding zal overschrijden. Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden en competenties 1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. 2. In de opleiding worden beroepstaken geleerd die een startbekwame beroepsbeoefenaar moet kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden. 3. De inhoud van een onderwijseenheid richt zich op een aantal samenhangende competenties. 4. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 7,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. In het belang van de kwaliteit van het onderwijs kan een onderwijseenheid een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan omvatten.
Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en de integrale toets in de propedeutische fase. 2. Hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en aan de integrale toets worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling.
108
Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase 1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student van de instituutsdirecteur een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. 2. N.v.t. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd. 4. Het studieadvies als bedoeld in lid 1, 2 en 3 is positief of negatief. Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding, zo mogelijk vooreerst aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student: a. aan het einde van de tweede onderwijsperiode niet ten minste 22,5; of b. aan het einde van de derde onderwijsperiode niet ten minste 30; of c. aan het einde van het eerste jaar van inschrijving en/of niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma, als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut, te behalen studiepunten heeft behaald. 2a. In afwijking van lid 2 geldt bij het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 voor studenten die in februari gestart zijn met de opleiding de regeling zoals opgenomen in bijlage 4. 3. N.v.t. 4. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 45 studiepunten of meer uit het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut, maar nog niet het propedeutisch examen, heeft behaald. Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald, tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. 1a. In afwijking van lid 1 geldt bij het uitbrengen van een negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 voor studenten die in februari gestart zijn met de opleiding de regeling zoals opgenomen in bijlage 4. 2. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald.
109
Artikel 5.4 Voorlopig studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Gaandeweg het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student met op enig moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is en aan wie nog niet eerder een voorlopig negatief advies is uitgebracht van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 1a. In afwijking van lid 1 geldt voor studenten die in februari gestart zijn met de opleiding de regeling zoals opgenomen in bijlage 4. 2. N.v.t. 3. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies als bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student niet alle na het eerste jaar van inschrijving resterende op dat moment volgens het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten vanwege met goed gevolg afgelegde tentamens en integrale toetsen heeft behaald. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven. Artikel 5.5 Definitief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding het propedeutisch examen niet heeft gehaald, tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. 1a. In afwijking van lid 1 geldt bij het uitbrengen van een negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 voor studenten die in februari gestart zijn met de opleiding de regeling zoals opgenomen in bijlage 4. 2. Aan het negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel 5.2 of 5.4 daadwerkelijk en minimaal 40 werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. Bij het bepalen van de termijn van minimaal 40 werkdagen moet rekening gehouden worden met de onderwijsvrije dagen conform het vigerende HAN-jaarrooster. 3. N.v.t. 4. N.v.t. 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten die voor een derde jaar voor de propedeutische fase van de opleiding zijn ingeschreven omdat zij nog geen bindend negatief studieadvies kregen. 6. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies na het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. Artikel 5.6 Persoonlijke omstandigheden 1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in de leden 1 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitsluitend verstaan: ziekte van de student; lichamelijke, zintuiglijke of een andere functiestoornis van de student; zwangerschap van de studente; bijzondere familieomstandigheden; lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie; lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit. 2. Zodra één of meer persoonlijke omstandigheden als bedoeld in het vorige lid zich voordoen, stelt de student zijn studieloopbaanbegeleider onverwijld hiervan in kennis.
110
3. Indien er sprake is van persoonlijke omstandigheden kan de instituutsdirecteur in afwijking van de artikelen 5.3 en 5.5 separate besluiten nemen waarbij in ieder geval wordt besloten binnen welke termijn de student aan de gestelde eisen zoals bedoeld in artikel 5.3 en 5.5 moet voldoen. Artikel 5.7 Het recht gehoord te worden Voordat een negatief studieadvies waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd is verbonden als bedoeld in de leden 2 van de artikelen 5.3 en 5.5 wordt uitgebracht, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en integrale toetsen in de postpropedeutische fase. 2. Hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toetsen als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en integrale toetsen worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 2 van deze regeling. 4. N.v.t.
Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets 1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. Het tentamen is behaald als het met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltentamens met goed gevolg zijn afgelegd, tenzij in hoofdstuk 2, 3, 4 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut in de gegevens van de onderwijseenheid waartoe het betreffende tentamen behoort bij ‘tentaminering’ een compensatieregeling is opgenomen met betrekking tot de resultaten van de deeltentamens. 4. Op ieder niveau als bedoeld in artikel 3.2 lid 2 wordt met betrekking tot een of meer beroepstaken een integrale toets afgenomen. 5. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden. Een integrale toets kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd. 6. Het volledige toetsprogramma van de opleiding in tentamens en integrale toetsen, is qua inhoud, vorm en samenhang beschreven in de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 7. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 gelden als een of meerdere integrale (deel)toetsen. 8. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer. 9. Indien een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens respectievelijk deeltoetsen kunnen de kwalificaties van deze deeltentamens respectievelijk deeltoetsen zowel worden uitgedrukt in een cijfer als in de kwalificatie ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’. 10. De kwalificatie van een tentamen, niet zijnde een deeltentamen, of integrale toets, niet zijnde een deeltoets, wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een 6 of hoger
111
11.
12. 13. 14.
betekent dat de kandidaat voor het tentamen of voor de integrale toets is geslaagd; een 5 of lager betekent dat de kandidaat voor het tentamen of integrale toets niet is geslaagd. Cijfers met de decimaal …,1; …,2; …,3; …,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden. Cijfers met de decimaal …,5;…,6; …,7; …,8; …,9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal …,.1; …,.2; …,.3; …,.4 worden tot 1 decimaal afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal …,.5…,.6; …,.7; …,.8; …,.9 worden tot 1 decimaal afgerond naar boven. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets geldt als definitieve kwalificatie. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan hetzelfde (deel)tentamen of dezelfde integrale (deel)toets. In afwijking van lid 8 en lid 10 kan in de volgende gevallen in plaats van een cijfer de kwalificatie voldaan/niet voldaan worden gegeven: a. indien een onderwijseenheid bestaat uit meerdere deeltentamens en de kwalificatie van één of meerdere deeltentamens uitgedrukt is met de kwalificatie ‘voldaan’ én vrijstelling is verleend voor het behalen van een of meerdere deeltentamens zonder dat de kwalificatie van de deeltentamens uitgedrukt is in een cijfer; b. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een buitenlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10; c. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een andere Nederlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10.
Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Voor deelname aan tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase geldt als eis het bezit van het propedeutisch getuigschrift van de opleiding van de HAN of van een andere instelling voor hoger onderwijs of het bezit van een door de instituutsdirecteur verleende vrijstelling daarvan. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald. 3. Indien dit in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsinstituut bij de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘ingangseisen’ wordt bepaald, is het met goed gevolg afgelegd hebben van een of meer benoemde tentamens en/of integrale toetsen een voorwaarde voor het mogen afleggen van het aan die onderwijseenheid verbonden tentamen. Artikel 7.2a Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting 1. Indien dit in hoofdstuk 2, 3 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘ingangseisen’, ‘beoordelingscriteria’ en/of ‘tentaminering’ wordt bepaald, dient de student deelgenomen te hebben aan (onderdelen van) het onderwijs binnen die onderwijseenheid om toegelaten te kunnen worden tot het afleggen van een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets in die onderwijseenheid. 2. De examencommissie kan op verzoek van de student vrijstelling van de in lid 1 bedoelde verplichting verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een (deel)tentamen in een onderwijseenheid af te leggen. 2. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een integrale (deel)toets af te leggen. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over haar besluit. 112
Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen De (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen worden in de vormen afgelegd als bepaald in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toetsen bij ‘tentaminering’, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen. Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving onvoldoende bewijs heeft voor het verkrijgen van vrijstellingen voor tentamens maar niettemin beschikt over de competenties voor beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden, alsook de student die daar voldoende bewijs voor heeft maar tentamen wenst te doen, kan de examencommissie verzoeken om in aanmerking te komen voor leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen. 2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd wordt. 3. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek als bedoeld in lid 1 en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en de overige direct bij uitvoering van het besluit betrokken medewerkers. 4. In het besluit als bedoeld in het vorige lid worden tevens de examinatoren aangewezen en de toetsvormen bepaald en/of wordt bepaald dat deze (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma worden afgelegd. Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met handicap of chronische ziekte De examencommissie stelt de student met een handicap of chronische ziekte op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is bepaald in het instellingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in beginsel openbaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan. Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets 1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, doch uiterlijk binnen 5 werkdagen. 2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het studentinformatiesysteem van de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd. 3. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee. Artikel 7.8 Inzagerecht De student kan binnen 20 werkdagen na de datum waarop hem de uitslag van het schriftelijke (deel)tentamen, respectievelijk de schriftelijke integrale (deel)toets bekend is gemaakt, inzage krijgen in zijn beoordeeld werk, vragen en opdrachten en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 7.9 Vrijstelling van (deel)tentamens en integrale (deel) toetsen 1. De student die op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantoonbaar de competenties voor 113
2.
3.
4.
5.
6. 7.
beroepstaken behorende bij een of meer onderwijseenheden beheerst, kan de examencommissie een verzoek doen tot verlening van vrijstelling van het afleggen van een of meerdere (deel)tentamens en/of integrale (deel)toetsen betrekking hebbend op de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarin deze competenties en beroepstaken geleerd worden. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige direct bij het besluit betrokken medewerkers. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 hanteert de examencommissie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd bij ‘beroepstaak/beroepstaken’, ‘centrale beroepstaak’, ‘beroepsproducten’, ‘competenties’ ‘tentaminering’ van de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut ten behoeve van de (deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden. De examencommissie kan met goed gevolg afgelegde tentamens of getuigschriften van andere opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven werkervaring gemotiveerd aanwijzen als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. Vrijstellingen op basis van aanwijzingsbesluiten als bedoeld in het vorige lid leiden tot verkorte programma’s voor specifieke doelgroepen als opgenomen in hoofdstuk 4 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één studiejaar. Deze besluiten worden jaarlijks herzien. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend, wordt uitgedrukt als ‘vrijstelling’ en niet als een cijfer van beoordeling zoals bedoeld in artikel 7.1.
Artikel 7.10 Het propedeutisch examen 1. Het propedeutisch examen is gehaald indien alle tentamens en integrale toets met betrekking tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie ‘voldaan’ zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling van toepassing is als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. 3. Het propedeutisch examen is cum laude gehaald indien alle tentamens en integrale toets m.b.t. de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 30 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’ als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a van deze regeling. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11 Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen 1. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Onder het met goed gevolg afleggen van een tentamen of integrale toets in de zin van het vorige lid wordt zowel het met de kwalificatie 6 of hoger zijn beoordeeld, het met de kwalificatie voldaan zijn beoordeeld indien artikel 7.1 lid 14 van toepassing is als het hebben verkregen van een vrijstelling begrepen. 3. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is met genoegen gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het 114
opleidingsstatuut met de kwalificatie 7 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’. Bij de bepaling van het predicaat met genoegen worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. 4. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is cum laude gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in deel 3 van het opleidingsstatuut met de kwalificatie 8 of hoger zijn beoordeeld en er voor niet meer dan 75 studiepunten in totaal aan vrijstellingen is verleend inclusief het behalen van de kwalificatie ‘voldaan’. Bij de bepaling van het predicaat cum laude worden de additionele tentamens als bedoeld in artikel 3.7 niet meegenomen. Artikel 7.11a Externe toezichthouder 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt één of meerdere externe toezichthouders benoemd. 2. Een extern toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over c.q. toezicht te houden op de kwaliteit van het examen. 3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn nader uitgewerkt in de door de faculteitsdirecteur vastgelegde regeling externe toezichthouders. Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen 1. Binnen 15 werkdagen na een tentamen of integrale toets, kan de student via het studentinformatiesysteem van de HAN een cijferlijst waarin het resultaat van dit tentamen of deze integrale toets is opgenomen inzien en printen. Deze uitdraai geldt binnen de HAN als officieel bewijsstuk. Indien de student dit wenst, kan hij van de examinator(en) een door hem of haar ondertekend tentamenbriefje uitgereikt krijgen. 2. Op het bewijsstuk als bedoeld in het vorige lid staan de behaalde kwalificaties met betrekking tot de tentamens en integrale toetsen, de daarbij behorende onderwijseenheden en beroepstaken en de daarmee corresponderende studiepunten conform de artikelen 4.1 en 6.1 en de daarbij behorende beschrijvingen van de onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut vermeld. 3. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie, nadat de instituutsdirecteur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan, een getuigschrift uitgereikt. 4. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken nog niet daartoe over te gaan. 5. Een verzoek zoals bedoeld in lid 4 wordt slechts ingewilligd indien: a. de student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen; b. de student het verzoek indient gedurende het lopende studiejaar. Verzoeken voor opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting betrekking heeft op een nieuw studiejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld onder sub a. 6. Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt. 7. Degene die meer dan een tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het derde lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen die door hem met goed gevolg zijn afgelegd, de beoordelingskwalificaties en studiepunten zijn vermeld. Indien het tentamens of integrale toetsen met betrekking tot additioneel onderwijs als bedoeld in artikel 3.7 lid 1 betreffen, worden eveneens de daarmee corresponderende onderwijseenheden vermeld. Artikel 7.13 Graad 1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het College van Bestuur, verleent bij vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleiding als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad Bachelor of Business Administration in Human Resource Management. 115
2. De verleende graad en toevoeging wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld. 3. Het College van Bestuur kan de graad en de toevoeging aanvullen met de vermelding van het vakgebied of beroepenveld waarop de graad betrekking heeft. Paragraaf 7a Schakelprogramma’s N.v.t Paragraaf 7b N.v.t.
Paragraaf 8 Examencommissie en examinatoren Artikel 8.1 Examencommissie 1. De faculteitsdirectie stelt, op basis van een gemandateerde bevoegdheid van het instellingsbestuur, voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in. Er is een examencommissie voor de opleidingen Bedrijfskunde MER, Logistiek en Economie, Human Recource Management, Facility Management en HBO-Rechten van het instituut Bedrijfskunde en Rechten. 2. De examinatoren en de leden van de examencommissie hebben voldoende deskundigheid en hebben de basisscholing die wordt aangeboden door de HAN Academy of een vergelijkbare training gevolgd. 3. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die dit reglement stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden, zijnde de eindkwalificaties die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 4. De examencommissie blijft volledig verantwoordelijk voor eventueel door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat door haar genomen mandaatbesluiten schriftelijk worden vastgelegd en worden opgenomen in een reglement examencommissie. Een kopie van de mandaatverlening wordt naar de (faculteits)controller verzonden. Artikel 8.2 Taken en bevoegdheden examencommissie Naast de taak zoals omschreven in artikel 8.1 lid 3, heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: 1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER om de tentamens, integrale toetsen en examens te beoordelen en de uitslag vast te stellen, inclusief het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 3. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen. 4. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. 5. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator. 6. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude en/of onregelmatigheden van een (aankomend) student of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen. 7. Het doen van voorstellen aan het College van Bestuur om de inschrijving van een student te beëindigen bij ernstige fraude. 8. Het adviseren van het College van Bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening. 9. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en/of fraude en het zonodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform het reglement examencommissie zoals vastgesteld is door de examencommissie. 10. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten en het vaststellen van nadere (uitvoerings)regels ter zake. 11. Het beslissen op het verzoek van een student om een vrije minor te volgen.
116
12. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor het afleggen van een tentamen of integrale toets. 13. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk tentamen. 14. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. 15. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm kan afleggen als bepaald in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3. 16. Studenten met een lichamelijke of zintuigelijke functiebeperking in de gelegenheid stellen op een aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen. 17. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn. 18. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen. 19. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de opleiding of groep van opleidingen. 20. Het adviseren van de faculteitsdirectie en instituutsdirectie over de OER. 21. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat door het instellingbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Deze eisen zijn: a) de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN; b) het collegegeld dient betaald te zijn; c) in het studentinformatiesysteem van de HAN is definitief en formeel vastgelegd dat alle tentamens met goed gevolg zijn afgelegd. 22. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten. 23. Het desgevraagd - aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden uitgereikt verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd. 24. Het uitreiken van een getuigschrift bekwaamheidsonderzoek als bewijs dat het bekwaamheidsonderzoek met goed gevolg is afgesloten in het kader van de zij-instroom in het beroep van leraar en docent. Artikel 8.3 Samenstelling examencommissie 1. De examencommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter en een secretaris. Van deze leden is er: a. tenminste één als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort waarvoor de examencommissie is ingesteld; en b. tenminste één belast met toegepast onderzoek bij/voor de opleiding of bij/voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld of tenminste één competent met betrekking tot toegepast onderzoek relevant voor de opleiding of voor een of meer van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoren waarvoor de examencommissie is ingesteld; c. tenminste één lid afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. De examencommissie kan in zijn werkzaamheden worden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. De examencommissie kan, voor aangelegenheden de dagelijkse gang van zaken betreffende, een dagelijkse commissie (DC) instellen. Deze commissie bestaat uit de voorzitter van de examencommissie en een ander lid en wordt - voor zover die functie wordt ingesteld - ondersteund door de ambtelijk secretaris. De dagelijkse commissie is, op basis van een algemeen mandaat, bevoegd om de lopende zaken te regelen. Ingeval in voorkomende situaties de DC niet tot besluitvorming komt, zal op zo kort mogelijke termijn de situatie aan de examencommissie ter besluitvorming worden voorgelegd. Artikel 8.4 Benoeming, schorsing, beëindiging en zittingsduur van de leden van de examencommissie 1. De faculteitsdirectie benoemt, op basis van een gedelegeerde bevoegdheid van het instellingsbestuur en op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie waaronder de 117
2.
3.
4.
5. 6. 7. 8.
9.
10.
voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris. Een en ander met inachtneming van artikel 8.3. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat de examencommissie zodanig is samengesteld dat deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen: a. relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen; b. kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding en het traject dat daarnaar leidt (curriculum); c. kwaliteitsborging en –beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol examencommissie bij accreditatie); d. methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie, validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie); e. toegepast onderzoek bij betreffende opleiding. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria m.b.t. de vereiste competenties geformuleerd. Ter bevordering van de onafhankelijkheid van de examencommissie kunnen faculteitsdirecteuren, instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, coördinatoren en docenten belast met de taak van curriculumvoorzitter, opleidingscoördinator of personen die financiële verantwoordelijkheid dragen binnen de instelling geen deel uitmaken van de examencommissie(s) van de opleiding(en) waar(in) ze werkzaam zijn. De faculteitsdirectie kan een ambtelijk secretaris, en eventueel een plaatsvervangend ambtelijk secretaris, aan de examencommissie toevoegen. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar. Leden zijn opnieuw benoembaar. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de desbetreffende examencommissie. Hierbij worden de in lid 2 en 3 van dit artikel bedoelde deskundigheidseisen/-criteria expliciet betrokken. Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie vindt plaats: a. na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals bedoeld in lid 8; b. tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn wordt gehanteerd; c. tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de beëindiging van de benoeming ingaat.
Artikel 8.5 Gezamenlijk overleg faculteitsdirectie, examencommissies en instituutsdirecties 1. De faculteitsdirectie overlegt minimaal twee keer per studiejaar (gezamenlijk) ten minste met alle voorzitters van de examencommissies van de betreffende faculteit en de betrokken instituutsdirecties. 2. De agenda van het gezamenlijk overleg wordt - in overleg met de voorzitters van de examencommissies en de instituutsdirecties - bepaald door de faculteitsdirectie. Met dien verstande dat in ieder geval de jaarlijkse rapportage van de examencommissie geagendeerd wordt. 3. De faculteitsdirectie draagt er zorg voor dat een vastgesteld verslag van het gezamenlijk overleg ter informatie wordt gestuurd naar de betreffende examencommissies en instituutsdirecties en ter beschikking wordt gesteld aan overige belangstellenden. Artikel 8.6 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie 1. De examencommissie legt jaarlijks - door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november - verantwoording af aan de faculteitsdirectie over haar beleidsvoering. 2. Uitgaande van de wettelijke taken van de examencommissie komen in ieder geval de volgende onderwerpen in aanmerking voor opname in de rapportage: 118
a. b. c. d.
3. 4.
5.
6.
vaststellen of studenten aan het eindniveau van de opleiding voldoen (uitreiking getuigschriften); aanwijzing examinatoren (deskundigheid van de examinatoren vaststellen en borgen); het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens (toetsbeleid); het vaststellen van richtlijnen om de uitslag van tentamens te beoordelen en vast te stellen (beoordelingsnorm); e. klachtenbehandeling; f. behandeling bezwaren (aantal beslissingen op bezwaar); g. uitspraken College van Beroep voor de examens (voor zover betrekking hebbend op de examencommissie); h. vrijstellingen en EVC’s; i. beoordeling van programma’s op maat van individuele studenten; j. fraude bij tentamens (aantal gevallen, genomen maatregelen); k. betrokkenheid bij accreditaties; l. samenstelling van de examencommissie (nieuwe benoemingen en beëindigingen van a. lidmaatschap); m. hantering profielschetsen; n. gevolgde deskundigheidsbevordering door leden; o. de vastlegging van de besluiten van de examencommissie; p. hantering handreiking examencommissies. De betrokken instituutsdirectie ontvangt de rapportage van de examencommissie in afschrift. De faculteitsdirectie rapporteert jaarlijks – conform de handreiking aan faculteitsdirecteuren in verband met het verslag examencommissies, CvB-besluit d.d. 3-7-2012 / CvB-besluit nummer 2012/303 - in de maand december schriftelijk aan het college van bestuur over de gang van zaken met betrekking tot de examencommissie. Daarbij wordt de rapportage zoals bedoeld in lid 1 voorzien van zijn reactie op onder meer de daarin opgenomen aandachts- en verbeterpunten, ook in relatie tot de vorige (jaar)rapportage. Voorts rapporteert hij over zijn rol bij het benoemingsbeleid (o.a. borging van deskundigheid, onafhankelijkheid en profiel), de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan het beleid betreffende de inzet van externe deskundigen en zijn reactie op de wijze waarop de examencommissie functioneert volgens de instituutsdirecteur. De instituutsdirectie ziet toe op een goed functioneren van de examencommissie en rapporteert hierover aan de faculteitsdirectie. De instituutsdirectie houdt de R&O-gesprekken met de leden van de examencommissie en de examinatoren. De faculteitsdirectie kan op basis van de hierboven bij lid 1 bedoelde rapportage bepalen dat zij de instituutsdirectie aanwijzingen geeft voor het R&O-gesprek of het R&O-gesprek zelf houdt. De bij lid 4 en 5 van dit artikel bedoelde rapportages maken (ook) deel uit van de managementsrapportages en –gesprekken.
Artikel 8.7 Faciliteiten 1. Faculteits- en instituutsdirectie stellen de examencommissie voldoende faciliteiten ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende: a. Jaarlijks stelt het College van Bestuur een normering vast voor het aantal uren dat op (studie)jaarbasis beschikbaar is voor de leden van een examencommissie en een ambtelijk secretaris. b. Voor de externe deskundigen die zijn benoemd tot lid van de examencommissie of aangewezen zijn als examinator wordt een richtlijn t.b.v. een HAN-brede financiële vergoeding vastgesteld. c. Met inachtneming van artikel 8.1 lid 4 en 5 kan de examencommissie in overleg met de faculteitsdirectie een of meer deskundigen op een of meer van de in artikel 8.4 lid 2 genoemde terreinen inschakelen. d. De examencommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. e. Er is een HAN-breed aanbod van deskundigheidsbevordering in de vorm van onder meer workshops. Het aanbod wordt jaarlijks vastgesteld door het college van bestuur (na schriftelijk advies van het “netwerk examencommissies HAN”). f. Er is een jaarlijks te actualiseren “handboek examencommissies HAN” met relevante informatie: formats, voorbeeldbrieven e.d.
119
g. Er is een “vraagpunt examencommissies HAN” met een eigen e-mailadres. Dit vraagpunt draagt er zorg voor dat - door een voorzitter en/of (ambtelijk) secretaris van een examencommissie voorgelegde vragen zo spoedig mogelijk (integraal) beantwoord worden door ter zake deskundigen. h. Er is een (HAN-breed) “netwerk examencommissies HAN” waarvan voorzitters en/of (ambtelijk) secretarissen van examencommissies - op vrijwillige basis - deel uit maken. In onderling overleg bepalen de deelnemers de doelstelling(en), organisatie en werkwijze van het netwerk. Op verzoek van de voorzitter van het netwerk dragen de betrokken faculteitsdirecteuren zorg voor een passende facilitering van het netwerk. Artikel 8.8 Bescherming Het college van bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden van de examencommissie, de leden van de dagelijkse commissie en de ambtelijk secretaris - uit hoofde van hun lidmaatschap van, c.q. werkzaamheden voor, de examencommissie – niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool.
Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding Met de studieloopbaanbegeleiding wordt beoogd studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Het dragen van de verantwoordelijkheid door de student voor het eigen leerproces is hierbij een essentieel leerdoel en uitgangspunt. Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding 1. Studieloopbaanbegeleiding vindt zowel plaats in groepen van studenten als individueel. 2. Studieloopbaanbeleiding is er op gericht de studievoortgang van studenten actief te bewaken en studenten hierbij te ondersteunen. 3. Studieloopbaanbegeleiding is erop gericht (individuele) studenten te begeleiden en te ondersteunen bij studiegerelateerde vraagstukken of problemen. 4. Het programma van de studieloopbaanbegeleiding is nader uitgewerkt in de studiegids.
Paragraaf 10 Judicium Abeundi Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid 1. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan de opleiding waarvoor hij is afgewezen, kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd. Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid 1. De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het College van Bestuur. 2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf. 3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn geconstateerd door een opleider, docent of examinator. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed. 120
4. Het College van Bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval. 5. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 6. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed. 7. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar openstaat bij de geschillenadviescommissie. 8. Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het bezwaar, kan het college van bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen. 9. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is genomen. 10. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer ongeschikt is.
Paragraaf 11 Slotbepalingen Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur of, zo het geval tot de bevoegdheden van de examencommissie moet worden gerekend, de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 11.2 Vaststelling Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de Faculteit Economie en Management op 14 juli 2015, na verkregen instemming van de Faculteitsraad op 14 juli 2015. Op 14 maart 2016 is een erratum behorende bij het opleidingsstatuut vastgesteld bij besluit van de faculteitsdirecteur van de faculteit Economie en Management. De Faculteitsraad heeft op 29 februari 2016 ingestemd met de tekst van dit erratum. Het erratumdocument is te raadplegen op insite HAN. Artikel 11.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2015 en is geldig tot en met 31 augustus 2016.
121
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen Bijlage 2 Bijlage conform artikel 6.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen Bijlage 3 Bijlage conform artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden en tentamens Bijlage 4 Bijlage conform artikel 5.2 lid 2a, artikel 5.3 lid 1a, artikel 5.4 lid 1a en artikel 5.5 lid 1a Aanvullende regeling studieadvies studiejaar 2015-2016
122
Bijlage 1 Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 en artikel 1.1 lid 4 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen Gelijkstellingen van onderwijseenheden In deze tabel staat aangegeven welke gevolgde onderwijseenheden en met goed gevolg afgelegde tentamens uit eerdere studiejaren gelijkgesteld worden aan onderwijseenheden uit het huidige studiejaar. Deze tabel is alleen van toepassing op onderwijseenheden die volledig zijn afgerond (alle deeltentamens zijn behaald en de studiepunten zijn toegekend). De gelijkstellingstabel geeft bovendien per studiejaar (kolom) weer, welke OWE’s deel uitmaken van het curriculum. Zie de OER van de genoemde studiejaren voor een beschrijving van de onderwijseenheid en de (deel)tentamens. Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) De tabel geeft op deeltentamenniveau weer wat de verschillen zijn tussen de OWE’s in het curriculum van 2014-2015 en het curriculum van 2015-2016. Daarbij wordt tevens aangegeven welke deeltentamens uit 2014-2015 gelijkgesteld zijn aan de deeltentamens uit het curriculum van 2015-2016. Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) De in deze tabel opgenomen (deel)tentamens maken in studiejaar 2015-2016 geen onderdeel meer uit van de tentaminering van de onderwijseenheden. Studenten die in studiejaar 2014-2015 of eerdere studiejaren één of meerdere van deze (deel)tentamens niet met goed gevolg hebben afgelegd, worden in studiejaar 2015-2016 in de gelegenheid gesteld om deze alsnog rechtsgeldig af te leggen. Indien in studiejaar 2015 - 2016 één of meerdere van deze (deel)tentamens met goed gevolg worden afgelegd, kan daarmee het (deel)tentamen met goed gevolg zijn afgelegd zoals beschreven in de onderwijseenheden van de Onderwijs en Examenregeling van 2014 - 2015.
123
A. Voltijd Gelijkstellingen van onderwijseenheden Vanaf studiejaar 2015-2016 is er een nieuw curriculum voor de voltijd propedeuse. Er zijn echter geen gelijkstellingen van onderwijseenheden, enkel gelijkstellingen van (deel)tentamens. Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) ABK1 Bedrijfskunde OWE 14-15 ABA Bedrijfskunde A
(deel)tentamen 14-15 ABABDK1A.1
(deel)tentamen 15-16 ABK1BDK1A.1
Toelichting Cijfer overzetten
ABK2 Bedrijfskunde OWE 14-15 ABB Bedrijfskunde B
(deel)tentamen 14-15 ABBBDK1A.1
(deel)tentamen 15-16 ABK2BDK1A.1
Toelichting Cijfer overzetten
ABP1 Business Project OWE 14-15 APA Professionele en maatschappelijke verkenning A APB Professionele en maatschappelijke verkenning B ABB Bedrijfskunde B
APA Professionele en maatschappelijke verkenning A APB Professionele en maatschappelijke verkenning B APA Professionele en maatschappelijke verkenning A APB Professionele en maatschappelijke verkenning B
(deel)tentamen 14-15 APAOND1C.5
(deel)tentamen 15-16 ABP1OND1A.8 Portfolio onderzoeksopdracht
Toelichting ‘Voldaan’ en cijfer worden cijfer
ABP1BDK1A.8 Portfolio Bedrijfskundeopdrachten ABP1PHG1A.9 Training PHG
Cijfer wordt ‘Voldaan’
ABP1TUT1A.9 Participatie project
Cijfer en ‘Voldaan’ worden ‘Voldaan’
(deel)tentamen 15-16 ABP2BDK1A.8 Portfolio Bedrijfskundeopdrachten ABP2PHG1A.9 Training PHG
Toelichting Cijfer wordt ‘Voldaan’
ABP2TUT1A.9 Participatie project
Cijfer en ‘Voldaan’ worden ‘Voldaan’
APBOND1A.5
ABBASS1A.4 Portfolio en assessment APAOOW1A.5
Cijfer en ‘Voldaan’ worden ‘Voldaan’
APBOOW1A.5
APAOOW1A.5
APBOOW1A.5
ABP2 Business Project OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 ABB Bedrijfskunde B ABBASS1A.4 Portfolio en assessment APA Professionele en APAOOW1A.5 maatschappelijke verkenning A APB Professionele en APBOOW1A.5 maatschappelijke verkenning B APA Professionele en APAOOW1A.5 maatschappelijke verkenning A
Cijfer en ‘Voldaan’ worden ‘Voldaan’
124
APB Professionele en maatschappelijke verkenning B ABB Bedrijfskunde B
ACM1 Communicatie OWE 14-15 APA Professionele en maatschappelijke verkenning A APA Professionele en maatschappelijke verkenning A ACM2 Communicatie OWE 14-15 APB Professionele en maatschappelijke verkenning B APB Professionele en maatschappelijke verkenning B APB Professionele en maatschappelijke verkenning B
APBOOW1A.5
ABBASS1A.4 Portfolio en assessment
Cijfer overzetten
(deel)tentamen 14-15 APANED1A.1 Nederlandse taaltoets
(deel)tentamen 15-16 ACM1NED1A.1 Nederlandse taaltoets
Toelichting Cijfer overzetten
APAENG1B.1 Engels schriftelijke toets
ACM1ENG1A.1
Cijfer overzetten
(deel)tentamen 14-15 APBPCV1A.5 Onderzoeksverslag
(deel)tentamen 15-16 -
Toelichting Toets vervalt
APBPCV1A.6
ACM2PCV1A.6
Cijfer overzetten
APBENG1B.1 Engels schriftelijke toets
ACM2ENG1A.1
Cijfer overzetten
ABE Bedrijfseconomie OWE 14-15 BAC Arbeidsmarktcommunicatie, Werving en selectie ABA Bedrijfskunde A
(deel)tentamen 14-15 BAC-BEC1A.1 Schriftelijk tentamen
(deel)tentamen 15-16 ABEBEC1A.1
Toelichting Cijfer overzetten
ABARKV1A.1 Schriftelijk tentamen
ABERKV1A.2
Cijfer ≥5.5 wordt ‘Voldaan’
ARE Verbintenissen en ondernemingsrecht OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 APA Professionele en APAREC1A.1 maatschappelijke verkenning A APB Professionele en APBREC1A.1 maatschappelijke verkenning B AHM1 De HRM-professional OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 APA Bedrijfskunde A APAOOW1A.5 APB Bedrijfskunde B APBOOW1A.5 AHM2 Recruitment OWE 14-15 BAC en BWS Arbeidsmarkt-
ABP2ASS1A..4 Management meeting
(deel)tentamen 14-15 BACTPI1A.8 BWSTPI1A.8 BACSBV1A.8
(deel)tentamen 15-16 AREREC1A.1
Toelichting Gemiddeld cijfer overzetten. Beiden cijfers moeten minimaal een 5,5 zijn.
(deel)tentamen 15-16 AHM1HRP1A.8 Casustoets
Toelichting Cijfer en ‘Voldaan’ worden cijfer
(deel)tentamen 15-16 AHM2SBV1A.8
Toelichting Gemiddeld cijfer overzetten. Beiden
125
communicatie, werving & selectie
cijfers moeten minimaal een 5,5 zijn.
BAE0 Algemene Economie OWE 2014-2015 (deel)tentamen ABB ABBAEC1A.1
(deel)tentamen BAE0AEC1A.1
toelichting Cijfer overzetten
(deel)tentamen BBE0BEC1A.1
toelichting Cijfer overzetten
(deel)tentamen BHAPCV1B.1 BWAPCV1B.1 BLAPCV1B.1 BHBENG1A.9 BWBENG1A.9 BLBENG1A.9
(deel)tentamen BCM1PCV1A.1
toelichting Cijfer overzetten
BCM1ENG1A.4
Vink overzetten
(deel)tentamen BHBENG1B.1 BWBENG1A.1 BLBENG1A.1 BHBENG1A.9 BWBENG1A.9 BLBENG1A.9 BHBPCV1A.9 BWBPCV1A.9 BLBPCV1A.9
(deel)tentamen BCM2ENG1A.1
toelichting Cijfer overzetten
BCM2ENG1A.4
Vink overzetten
BCM2PCV1A.8
Cijfer overzetten
(deel)tentamen ABAMKT1B.1 ABBMKT1B.1
(deel)tentamen BMK0MKT1A.1
toelichting Gemiddeld cijfer overzetten. Beide cijfers moeten minimaal een 5.5 zijn.
(deel)tentamen BON1OND1A.1
toelichting Cijfer overzetten
BON1EXC1A.2
Cijfer overzetten
(deel)tentamen BON2OND1A.6
toelichting Cijfer overzetten
BBE0 Bedrijfseconomie OWE sem 1 15-16 (deel)tentamen BVB/BWS/BGB BVBBEC1A.1 BWSBEC1A.1 BGBBEC1A.1 BCM1 Communicatie OWE sem 1 15-16 BHA/BWA/BLA
BCM2 Communicatie OWE sem 1 15-16 BHB/BWB/BLB
BMK0 Marketing OWE 2014-2015 ABA ABB
BON1 Onderzoek en Excel OWE sem 1 15-16 (deel)tentamen BHB/BWB/BLB BHBOND1B.1 BWBOND1B.1 BLBOND1B.1 ABB ABBEXC1A.2 BON2 Onderzoek OWE sem 1 15-16 BHB/BWB/BLB
(deel)tentamen BHBOND1A.5 BWBOND1A.5 BLBOND1A.5
126
BHBOND1A.5 BWBOND1A.5 BLBOND1A.5
BON2OND1A.9
Cijfer ≥ 5.5 wordt vink
Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) OWE 2014-2015 ABA Bedrijfskunde A ABB Bedrijfskunde B
APA Professionele en maatschappelijke verkenning A
APB Professionele en maatschappelijke verkenning B
(deel)tentamen 2014-2015 ABABDK1A.1 ABAMKT1B.1 ABARKV1A.1 ABBBDK1A.1 ABBMKT1B.1 ABBAEC1A.1 ABBEXC1A.2 ABBASS1A.4 APAOND1C.5 APAOOW1A.5 APAREC1A.1 APAENG1B.1 APANED1A.1 APBPCV1A.5 APBOND1A.5 APBOOW1A.5 APBSLB1B.5 APBPCV1A.6 APBREC1A.1 APBENG1B.1
Aanvullende bepalingen Laatste kans in T1 en T3 Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T2 en T4 Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T1 en T3 Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T1 en T3 Laatste kans in T1 en T3 Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in semester 1 in overleg met docent Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T2 en T4
127
B. Deeltijd Gelijkstellingen van onderwijseenheden N.v.t. Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) N.v.t. Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) N.v.t.
128
Bijlage 2 Bijlage conform artikel 6.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen
Gelijkstellingen van onderwijseenheden In deze tabel staat aangegeven welke gevolgde onderwijseenheden en met goed gevolg afgelegde tentamens uit eerdere studiejaren gelijkgesteld worden aan onderwijseenheden uit het huidige studiejaar. Deze tabel is alleen van toepassing op onderwijseenheden die volledig zijn afgerond (alle deeltentamens zijn behaald en de studiepunten zijn toegekend). De gelijkstellingstabel geeft bovendien per studiejaar (kolom) weer, welke OWE’s deel uitmaken van het curriculum. Zie de OER van de genoemde studiejaren voor een beschrijving van de onderwijseenheid en de (deel)tentamens. Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) De tabel geeft op deeltentamenniveau weer wat de verschillen zijn tussen de OWE’s in het curriculum van 2014-2015 en het curriculum van 2015-2016. Daarbij wordt tevens aangegeven welke deeltentamens uit 2014-2015 gelijkgesteld zijn aan de deeltentamens uit het curriculum van 2015-2016. Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) De in deze tabel opgenomen (deel)tentamens maken in studiejaar 2015-2016 geen onderdeel meer uit van de tentaminering van de onderwijseenheden. Studenten die in studiejaar 2014-2015 of eerdere studiejaren één of meerdere van deze (deel)tentamens niet met goed gevolg hebben afgelegd, worden in studiejaar 2015-2016 in de gelegenheid gesteld om deze alsnog rechtsgeldig af te leggen. Indien in studiejaar 2015 - 2016 één of meerdere van deze (deel)tentamens met goed gevolg worden afgelegd, kan daarmee het (deel)tentamen met goed gevolg zijn afgelegd zoals beschreven in de onderwijseenheden van de Onderwijs en Examenregeling van 2014 - 2015.
129
A. Voltijd Gelijkstellingen van onderwijseenheden 2010-2011
2011-2012
2012-2013
2013-2014
2014-2015
2015-2016
CPI1 Personeelsinstrumenten of Instroom en doorstroom; 7,5 CPI2 Personeelsinstrumenten of Doorstroom en uitstroom; 7,5 CPS Organisatiekunde; 15 of Strategisch HRM-beleid; 15 of Theorie 1;7.5 Theorie 2; 7.5
CPI1 Personeelsinstrumenten Of Instroom en doorstroom; 7,5 CPI2 Personeelsinstrumenten of Doorstroom en uitstroom; 7,5 CPS Organisatiekunde; 15 of Strategisch HRM-beleid; 15 of Theorie 1;7.5 Theorie 2; 7.5
CPH Effectieve gespreksvoering voor HRM; 7,5
CPH Effectieve gespreksvoering voor HRM; 7,5
CPH Effectieve gespreksvoering voor HRM; 7,5
CPH Effectieve gespreksvoering voor HRM; 7,5
CPI Toepassing van Personeelsinstrumenten; 7,5
CPI Toepassing van Personeelsinstrumenten; 7,5
CPI Toepassing van Personeelsinstrumenten; 7,5
CPI Toepassing van Personeelsinstrumenten; 7,5
COK Organisatiekunde; 7,5
COK Organisatiekunde; 7,5
COK Organisatiekunde; 7,5
COK Organisatiekunde; 7,5
CPS Het geven van strategisch HRM-advies; 7.5
CPS Het geven van strategisch HRM-advies; 7.5
CPS Het geven van strategisch HRM-advies; 7.5
DPI1 Personeelsinstrumenten of Theorie; 7,5 DPI2 Personeelsinstrumenten of Advisering; 7,5 DPS Personeelsstrategie of Het geven van strategisch advies 2 en 3; 15
DPI1 Personeelsinstrumenten of Theorie; 7,5 DPI2 Personeelsinstrumenten of Advisering; 7,5 DPS Cluster Personeelsstrategie of Het geven van strategisch advies 2 en 3; 15
DPH Professioneel functioneren; 7,5
DPH Professioneel functioneren; 7,5
DPH Professioneel functioneren; 7,5
E/F-PLP Praktijkleerperiode; 45 E/F-SAC Supervisie,advisering of
E/F-PLP Praktijkleerperiode; 45 E/F-SAC Supervisie,advisering of
DPI Aanpassen Personeelsinstrumenten ;7,5 DPS1 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 2; 7,5 DPS2 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 3; 7,5 PLP Praktijkleerperiode; 45 FPH Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage
DPI Aanpassen Personeelsinstrumenten ; 7,5 DPS1 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 2; 7,5 DPS2 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 3; 7,5 PLP Praktijkleerperiode; 45 FPH Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage
DPI Aanpassen Personeelsinstrumenten ; 7,5 DPS1 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 2; 7,5 DPS2 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 3; 7,5 PLP Praktijkleerperiode; 45 FPH Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage
CPS Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch HRM advies 1; 7.5 DPH Professioneel functioneren; 7,5 DPI Aanpassen Personeelsinstrumenten ; 7,5 DPS1 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 2; 7,5 DPS2 Het geven van strategisch HRM-advies of Het geven van strategisch advies 3; 7,5 PLP Praktijkleerperiode; 45 SAC Supervisie, advisering en coaching
130
Supervisie, advisering en coaching; 7,5
Supervisie, advisering en coaching; 7,5
E/F-PS Het geven van strategisch advies voor het doorvoeren van veranderingen op het gebied van HRM of Reflectie op professionaliteit; 7,5 HMP Afstudeeropdracht; 30
E/F-PS Het geven van strategisch advies voor het doorvoeren van veranderingen op het gebied van HRM of Reflectie op professionaliteit; 7,5 HMP Afstudeeropdracht; 30
of Supervisie, advisering en coaching of Professionele ontwikkeling in de praktijk; 7,5 FPS Personeelsstrategie; 7,5
of Supervisie, advisering en coaching of Professionele ontwikkeling in de praktijk 7,5 E/F-PS Workshops; 7,5
of Supervisie, advisering en coaching of Professionele ontwikkeling in de praktijk 7,5 E/F-PS Workshops; 7,5
of Supervisie, advisering en coaching of Professionele ontwikkeling in de praktijk 7,5 E/F-PS Workshops; 7,5
HMP Afstudeeropdracht; 30
HMP Afstudeeropdracht; 30
HMP Afstudeeropdracht; 30
HMP Afstudeeropdracht; 30
131
Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) CPI Toepassing van Personeelsinstrumenten OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 CPI Toepassing van Personeelsinstrumenten DPS1 Het geven van strategisch HRM-advies OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 DPSHRM1A.8 DPS Het geven van strategisch HRMadvies DPS2 Het geven van strategisch HRM-advies OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 DPS2 Het geven van DPSSPM1A.5 strategisch HRMadvies DPSJUR1A.5
(deel)tentamen 15-16 CPIICT1A.8
Toelichting Nieuwe toets per september 2015. Geen conversie mogelijk.
(deel)tentamen 15-16 -
Toelichting Toets vervalt per september 2015
(deel)tentamen 15-16 -
Toelichting Toets vervalt per september 2015 Toets vervalt per september 2015 Toets vervalt per september 2015 Nieuwe toets per september 2015. Geen conversie mogelijk.
-
DPSHRA1A.5
-
-
DPSSPM1A.1
PLP Praktijkleerperiode OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 PLP praktijkleerperiode -
(deel)tentamen 15-16 FPLPPI1A.5
FPLP02A.5
-
E/F-PS Workshops OWE 14-15 E/F-PS Workshops
(deel)tentamen 14-15 FPSWHR1A.5
(deel)tentamen 15-16 -
E/F-PS Workshops
-
EPSWHR1B.5
FPH Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 (deel)tentamen 15-16 FPH Begeleiding FPHWOZ1A.5 FPHWOZ1B.5 persoonlijke ontwikkeling stage FPHWCO1A.5 -
HMP Afstudeeropdracht OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15
(deel)tentamen 15-16
Toelichting Nieuwe toets per februari 2016, geen conversie mogelijk. Vervalt per februari 2016. Lesstof is verplaatst naar DPHOND
Toelichting Toets vervalt per februari 2016 Nieuwe toets per februari 2016
Toelichting Nieuwe toets per februari 2016. Cijfer overzetten. Toets vervalt per februari 2016.
Toelichting
132
HMP Afstudeeropdracht
HMPREF1A.5
HMPREF1B.5
HMPRST1A.5
HMPRST1B.5
HMPPRV1A.6
HMPPRV1B.6
Van een ‘Voldaan’ naar een cijfertoets. Beoordelingscriteria iets gewijzigd. ‘Voldaan’ overzetten naar een 6.0 Weging van 80% naar 60%. Cijfer overzetten. Beoordelingscriteria iets gewijzigd. Cijfer overzetten.
Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) OWE 2014-2015 DPS Het geven van strategisch HRM-advies DPS2 Het geven van strategisch HRM-advies
(deel)tentamen 2014-2015 DPSHRM1A.8
DPSSPM1A.5 DPSJUR1A.5 DPSHRA1A.5
PLP praktijkleerperiode
FPLP02A.5
HMP Afstudeeropdracht
HMPREF1A.5 HMPRST1A.5 HMPPRV1A.6 FPSWHR1A.5
E/F-PS Workshops FPH Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage
FPHWOZ1A.5 FPHWCO1A.5
Aanvullende bepalingen Laatste kans in overleg met docent in semester 1. Laatste kans in overleg met docent in semester 1. Laatste kans in overleg met docent in semester 1. Laatste kans in overleg met docent in semester 1. Laatste kans in overleg met docent in semester 2. N.v.t. N.v.t. N.v.t. Laatste kans in overleg met docent in semester 2. Laatste kans in overleg met docent in semester 2. Laatste kans in overleg met docent in semester 2.
133
B. Deeltijd Gelijkstellingen van onderwijseenheden
2010-2011 HPS1 (D-cluster) Personeelsstrategie 1; 7,5
HPS2 (E-cluster) Personeelsstategie 2; 7,5
HPS3 (E- en F-cluster) Personeelsstrategie 3; 7,5
HPS4 (F-cluster) Personeelsstrategie 4; 7,5
HPO2 (C-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 2; 7,5
HPO3 (D-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 3; 7,5
HPO4 (E-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 4; 7,5
HPO5 (F-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 5; 7,5
2011-2012 HPS1 (D-cluster) Personeelsstrategie 1; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 1 7,5 HPS2 (E-cluster) Personeelsstategie 2; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 2 7,5 HPS3 (E- en F-cluster) Personeelsstrategie 3; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 3 7,5 HPS4 (F-cluster) Personeelsstrategie 4; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 4 7,5 HPO2 (C-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 2; 7,5 of HRM praktijkopdracht 2 7,5 HPO3 (D-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 3; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 3 7,5 HPO4 (E-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 4; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 4 7,5 HPO5 (F-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 5; 7,5 of HRM Personeelsstrategie 5 7,5
2012-2013
2013-2014
2014-2015
HPS1 (D-cluster) Personeelsstrategie 1; 7,5
HPS1 (D-cluster) Personeelsstrategie 1; 7,5
HPS1 (D-cluster) Personeelsstrategie 1; 7,5
HPS2 (E-cluster) Personeelsstategie 2; 7,5
HPS2 (E-cluster) Personeelsstategie 2; 7,5
HPS2 (E-cluster) Personeelsstategie 2; 7,5
HPS3 (E- en F-cluster) Personeelsstrategie 3; 7,5
HPS3 (E- en F-cluster) Personeelsstrategie 3; 7,5
HPS3 (E- en F-cluster) Personeelsstrategie 3; 7,5
HPS4 (F-cluster) Personeelsstrategie 4; 7,5
HPS4 (F-cluster) Personeelsstrategie 4; 7,5
HPS4 (F-cluster) Personeelsstrategie 4; 7,5
HPO2 (C-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 2; 7,5
HPO2 (C-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 2; 7,5
HPO2 (C-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 2; 7,5
HPO3 (D-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 3; 7,5
HPO3 (D-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 3; 7,5
HPO3 (D-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 3; 7,5
HPO4 (E-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 4; 7,5
HPO4 (E-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 4; 7,5
HPO4 (E-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 4; 7,5
HPO5 (F-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 5; 7,5
HPO5 (F-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 5; 7,5
HPO5 (F-cluster) Bedrijfskunde Praktijkopdracht 5; 7,5
134
Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) Niet van toepassing. Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) OWE 2014-2015 HPS2 Personeelsstrategie 2
HPO4 Bedrijfskunde praktijkopdracht 4 PKV2 Praktijkvaardigheden HPS3 Personeelsstrategie 3
(deel)tentamen 2014-2015 HPS2SHR1A.1A_D HPS2ETH1A.5_D HPS2SHR2A.1B_D HPO4SHR1A.8_D PKV2A.5_D HPS3SUP1A.9_D HPS3COA1A.5_D
HPS4 Personeelsstrategie 4
HPS4HRM1A.1_D HPS4HRM2A.5_D HPS4RPR1A.5_D
HPO5 Bedrijfskunde praktijkopdracht 5
HPO5RPR1A.5_D
Aanvullende bepalingen Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in overleg met de docent Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in overleg met de docent. Laatste kans in overleg met de docent Laatste kans in overleg met de docent Laatste kans in overleg met de docent Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in overleg met de docent Laatste kans in overleg met de docent Laatste kans in overleg met de docent
135
Bijlage 3 Bijlage conform artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden en tentamens
Gelijkstellingen van onderwijseenheden In deze tabel staat aangegeven welke gevolgde onderwijseenheden en met goed gevolg afgelegde tentamens uit eerdere studiejaren gelijkgesteld worden aan onderwijseenheden uit het huidige studiejaar. Deze tabel is alleen van toepassing op onderwijseenheden die volledig zijn afgerond (alle deeltentamens zijn behaald en de studiepunten zijn toegekend). De gelijkstellingstabel geeft bovendien per studiejaar (kolom) weer, welke OWE’s deel uitmaken van het curriculum. Zie de OER van de genoemde studiejaren voor een beschrijving van de onderwijseenheid en de (deel)tentamens. Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) De tabel geeft op deeltentamenniveau weer wat de verschillen zijn tussen de OWE’s in het curriculum van 2014-2015 en het curriculum van 2015-2016. Daarbij wordt tevens aangegeven welke deeltentamens uit 2014-2015 gelijkgesteld zijn aan de deeltentamens uit het curriculum van 2015-2016. Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) De in deze tabel opgenomen (deel)tentamens maken in studiejaar 2015-2016 geen onderdeel meer uit van de tentaminering van de onderwijseenheden. Studenten die in studiejaar 2014-2015 of eerdere studiejaren één of meerdere van deze (deel)tentamens niet met goed gevolg hebben afgelegd, worden in studiejaar 2015-2016 in de gelegenheid gesteld om deze alsnog rechtsgeldig af te leggen. Indien in studiejaar 2015 - 2016 één of meerdere van deze (deel)tentamens met goed gevolg worden afgelegd, kan daarmee het (deel)tentamen met goed gevolg zijn afgelegd zoals beschreven in de onderwijseenheden van de Onderwijs en Examenregeling van 2014 - 2015.
136
A. Voltijd Gelijkstellingen van onderwijseenheden Gelijkstellingen van (deel)tentamens (conversies) MEL Minor Effectief Leiderschap OWE 14-15 (deel)tentamen 14-15 MEL Minor Effectief HRMPMG2A.8 Leiderschap HRVREC1A.1
(deel)tentamen 15-16 HRPPRO1A.8 HRPREC1A.1
HRVHRA1A.1
HRPHRA1A.1
HRVVDH1A.8
PLOVDH1A.8
HRDHRD1A.4
PLOHRD1A.4
PODHRM1A.8 PODHRV1A.8 PODVDH1A.8
PODPVA1A.8 (‘Voldaan’) PODADV1A.8 (cijfer)
Toelichting Cijfer overzetten Enkel code wijziging Cijfer overzetten Enkel code wijziging Cijfer overzetten Enkel code wijziging Cijfer overzetten Enkel code wijziging Cijfer overzetten 3 toetsen leveren samen het gemiddelde cijfer voor PODADV op en een ‘Voldaan’ voor PODPVA.
Herkansingen (deel)tentamens 2014-2015 (slepersregeling) OWE 2014-2015 MEL Minor Effectief Leiderschap
(deel)tentamen 2014-2015 HRMPMG2A.8 HRVREC1A.1 HRVHRA1A.1 HRVVDH1A.8 HRDHRD1A.4 PODHRM1A.8 PODHRV1A.8 PODVDH1A.8
Aanvullende bepalingen Laatste kans in overleg met docent in semester 1 Laatste kans in T1 en T2 Laatste kans in T2 en T3 Laatste kans in overleg met docent in semester 1 Laatste kans in overleg met docent in semester 1 Laatste kans in overleg met docent in semester 1
137
Bijlage 4 Bijlage conform artikel 5.2 lid 2a, artikel 5.3 lid 1a, artikel 5.4 lid 1a en artikel 5.5 lid 1a Aanvullende regeling studieadvies studiejaar 2015-2016
Datum
Februari 2016
April 2016
Augustus 2016
Februari 2017
Augustus 2017
Februari 2018
Augustus 2018
Instroom Febr. 2014
Sept. 2014
Febr. 2015
P nog niet behaald: VNSA
Indien VNSA en < 60 stp: BNSA
P nog niet behaald: VNSA
P moet behaald Indien VNSA en < 60 stp: BNSA P moet behaald Indien VNSA en < 52,5 stp: BNSA
< 45 stp: VNSA
P nog niet behaald: VNSA
P moet behaald
Indien nog geen VNSA ontvangen < 52,5 stp: VNSA Sept. 2015
Febr. 2016
<22,5 stp: VNSA
Indien nog geen VNSA ontvangen < 30 stp: VNSA
Indien VNSA en < 45 stp: BNSA
P nog niet behaald: VNSA
Indien nog geen VNSA ontvangen < 45 stp: VNSA <22,5 stp: VNSA
Indien VNSA en < 60 stp: BNSA
Indien VNSA en < 60 stp: BNSA P moet behaald
< 45 stp: VNSA
Indien VNSA en < 52,5 stp: BNSA Indien nog geen VNSA ontvangen < 52,5 stp: VNSA
P nog niet behaald: VNSA
Indien VNSA en < 60 stp: BNSA P moet behaald
138
Reglement examencommissie voor de Bacheloropleidingen en het Associate degree-programma van de Faculteit Economie en Management (FEM) 2015-2016 Preambule De reglementen voor de examencommissies bij de HAN zijn in tweeën te verdelen. 1. In de onderwijs- en examenregeling (OER) 2015-2016 is een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot examencommissie en examinatoren (paragraaf 8). Waar relevant wordt in voorliggend reglement naar (artikelen uit) deze paragraaf verwezen. 2. In het onderhavige reglement examencommissie FEM 2015-2016 is eveneens een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot de examencommissie van de FEM. 3. Krachtens de WHW wordt de OER vastgesteld door het instellingsbestuur en het reglement examencommissies door de examencommissie. PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het opleidingsstatuut (bijlage van het opleidingsstatuut). Artikel 1.2 Status en toepasselijkheid van het reglement 1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de drie examencommissies van de FEM: - de examencommissie van het instituut Financieel Management, - de examencommissie van het instituut International Business and Communication, - de examencommissie van het instituut Bedrijfskunde en Rechten. en maatregelen die zij in dit verband kunnen nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan. 2. Het reglement is vastgesteld door de examencommissie en van toepassing op tentamens, respectievelijk integrale toetsen en examens van alle Bacheloropleidingen en Associate degreeprogramma van de FEM van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). PARAGRAAF 2: STATUS, SAMENSTELLING, WERKWIJZE EN VERGADERINGEN Artikel 2.1 Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie 1. Status, taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn geregeld in art. 8.1 en 8.2 van de OER 2015-2016. Dit artikel (2.1) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Door derden aan de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht dat geraadpleegd kan worden via Insite onder College van Bestuur. 3. Door de examencommissie kunnen aan perso(o)n(en) / orga(a)n(en) een of meer taken worden gemandateerd. De gemandateerde taken worden vastgelegd in aparte mandaatbesluiten. Deze besluiten zijn te raadplegen via Insite onder Examencommissies FEM. 4. De examencommissie draagt er zorg voor dat regelmatig aan haar schriftelijk gerapporteerd wordt betreffende de voortgang van door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. Artikel 2.2 Samenstelling en werkwijze examencommissie 1. De samenstelling van de examencommissie is geregeld in art. 8.3 van de OER 2015-2016. Dit artikel (2.2) van het reglement examencommissies bevat aanvullende bepalingen. 2. Examinatoren en overige betrokkenen kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen. 3. Examinatoren moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en –resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de toetsresultaten en een analyse daarvan).
139
4. Desgewenst worden deskundigen van buiten de HAN als adviseur door de examencommissie gehoord. 5. Over de jaarlijkse rapportage van de examencommissie, de faciliteiten van de examencommissie en de rechtsbescherming van de leden van de examencommissie zijn bepalingen opgenomen in resp. art. 8.6, 8.7 en 8.8 van de OER 2015-2016. De examencommissie dient bij haar verslaglegging uit te gaan van de “HANdreiking t.b.v. jaarlijks(e) rapportage examencommissies”. Artikel 2.3 Vergaderingen examencommissie 1. De examencommissie vergadert ten minste 6 maal per jaar. 2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit. 3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. 4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering bekrachtigt de examencommissie formeel de beslissingen de dagelijkse gang van zaken betreffende, die de dagelijkse commissie op basis van haar algemeen mandaat tussentijds heeft genomen; evenals eventuele andere beslissingen die op basis van gemandateerde taken/bevoegdheden zijn genomen. 6. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt binnen tien werkdagen aan de leden van de examencommissie toegezonden. Het verslag wordt de eerstkomende vergadering van de examencommissie vastgesteld. Onderdeel van het verslag is een besluitenlijst. 7. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de overige leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde verslag ontvangen. 8. Geanonimiseerde vergaderverslagen kunnen op aanvraag worden ingezien door docenten van de betrokken opleiding(en). PARAGRAAF 3: KWALITEITSBEWAKING EXAMENS EN TENTAMENS Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van tentamens 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens en de examens. De examencommissie wordt op haar verzoek daartoe door de examinatoren in het bezit gesteld van relevant materiaal. 2. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen. 3. Voor het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie van de toetsing zijn toetsbeleidsplannen opgesteld. Deze plannen zijn te raadplegen via Insite onder Examencommissies FEM. Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de beoordeling van tentamens 1. De beoordeling van tentamens geschiedt door de examencommissie, of door examinatoren aangewezen door de examencommissie conform art 4.1 en 4.2 van dit reglement. 2. De examinatoren, dan wel de examencommissie, beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. Artikel 3.3 Tegengaan van oneigenlijke toekenning of onthouding van studiepunten De examencommissie gaat oneigenlijke toekenning van studiepunten of onthouding ervan door examinatoren tegen. Zie hiervoor de jaarverslagen en de toetsbeleidsplannen. Zie voor de wijze waarop de examencommissie deze taak uitvoert, het jaarverslag en het toetsbeleidsplan. Artikel 3.4 Het bevorderen van de deskundigheid van examinatoren 1. De examencommissie bevordert dat de examinatoren voldoende deskundig zijn. 2. Zij krijgt daarvoor van de opleidingscoördinator een lijst van alle examinatoren met hun specifieke deskundigheden en stelt minimumeisen vast met betrekking tot de deskundigheden. 3. De examencommissie adviseert de instituutsdirectie waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen.
140
4. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet – of niet meer - aan de gestelde deskundigheidseisen voldoet. Artikel 3.5 Externe validering van examenkwaliteit De examencommissie borgt de externe validering van de examenkwaliteit onder andere door: opleidings-/instituutsoverstijgende toetsing; de inzet van externe deskundigen; het scholen en certificeren van docenten die bij toetsing betrokken zijn; het samenwerken met andere hogescholen rondom de beoordeling van toetsen w.o. afstudeeropdrachten. PARAGRAAF 4: AANWIJZEN VAN EXAMINATOREN Artikel 4.1 Aanwijzen van examinatoren 1. De examencommissie wijst docenten die belast zijn met het onderwijs in een bepaald vakgebied aan als examinator van de (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen over dit vakgebied in de bijbehorende onderwijseenheid/-eenheden wanneer zij voldoen aan de eisen gesteld in artikel 4.2 van dit reglement. 2. Examinatoren zijn belast met het opstellen, afnemen en beoordelen van (deel)tentamens en (deel)integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag ervan. Artikel 4.2 Profielschets voor examinatoren Examinatoren zijn deskundig in het vakgebied en beschikken over onderwijskundige kennis en vaardigheden wat betreft opstellen van toetsen, het vaststellen van beoordeelwijze en –norm, het organiseren van toetsing en het kunnen analyseren van de toetsresultaten op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante toetsing en beoordeling. PARAGRAAF 5: TENTAMENS, VRIJSTELLINGEN EN LEERWEGONAFHANKELIJKE TENTAMENS/TOETSEN Artikel 5.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn in paragraaf 8 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van (deel)tentamens, vrijstellingen en leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen. 2. De in deze paragraaf (5) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 5.2 Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een handicap of chronische ziekte 1. Indien de student vraagt om standaardvoorzieningen, legt de student het verzoek voor aan de (senior) studieloopbaanbegeleider die middels mandaat van de examencommissie de voorziening kan toekennen. De standaardvoorzieningen zijn te raadplegen via Insite onder Examencommissies FEM. 2. Indien de student vraagt om voorzieningen die niet standaard zijn, legt de student het verzoek ter goedkeuring, indien het om tentaminering en examinering gaat, voor aan de examencommissie. 3. De (senior) studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie over deze aanvraag, draagt zorg voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd en vast worden gelegd in een overeenkomst. 4. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid inzake studeren met een handicap of chronische ziekte.
141
Artikel 5.3 Toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase 1. De examencommissie kan een ingeschreven student die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding – op diens schriftelijk verzoek – schriftelijk toestemming verlenen om tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase van die opleiding. 2. Studenten, die in het bezit zijn van een voorlopig positief studieadvies van een opleiding, hebben toestemming voor het afleggen van tentamens in de postpropedeutische fase van die opleiding. Artikel 5.4 Verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen/(deel)toets of tot het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen/(deel)toets 1. De student dient zijn schriftelijk verzoek tot vrijstelling van het afleggen van een (deel)tentamen / (deel)toets en/of het afleggen van een leerwegonafhankelijk(e)(deel)tentamen / (deel)toets - inclusief het bijbehorende bewijsmateriaal - rechtstreeks in bij de examencommissie. 2. De examencommissie kan zich bij haar besluitvorming over het verzoek laten adviseren door een examinator dan wel een externe deskundige. 3. De examencommissie beslist binnen 20 werkdagen over het ingediende verzoek en deelt dit gemotiveerd schriftelijk aan de student mede. 4. Indien de vrijstelling is verleend of het leerwegonafhankelijk tentamen met een voldoende of hoger is beoordeeld, zorgt de examencommissie voor registratie van de verleende vrijstelling of de behaalde beoordeling in het geautomatiseerde studenteninformatiesysteem. 5. Een vrijstellingsaanvraag op basis van een eerder afgelegd (deel)tentamen wordt alleen toegekend wanneer dat (deel)tentamen is behaald. PARAGRAAF 6: ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ TENTAMENS Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude 1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. 2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen: a) het als eigen werk opnemen in het portfolio en/of als eigen (groeps)werk presenteren c.q. inleveren van (groeps)werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, toetsuitwerking) dat geheel of gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student ongeoorloofd met een of meer andere(n) is gemaakt; b) het bekend maken van tentamenvragen en/of -antwoorden voorafgaand aan of tijdens het tentamen; c) het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt; d) het hulp of steun zoeken en/of verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt; e) het binnen handbereik hebben van niet-toegestane hulpmiddelen tijdens het tentamen; f) het tijdens de toetsing gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane aantekeningen en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven of op losse blaadjes); g) het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en daarin terug te keren tijdens het tentamen; h) het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een tentamen, ook wanneer deze uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger; i) het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van tentamens, respectievelijk integrale toetsen; j) het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen; k) het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk; 142
l)
al die overige zaken of voorvallen die als zodanig door de voorzitter van de examencommissie worden benoemd.
Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het tentamen/de toets, nemen voorwerpen in beslag, voor zover dit in redelijkheid nodig is voor het bewijs van onregelmatigheid. Nadat de beslissing van de examencommissie, als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student. Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid, resp. fraude 1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het tentamen aan enige onregelmatigheid heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen: a) schriftelijke waarschuwing; b) schriftelijke berisping; c) het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt); d) bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toetsing op een door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt); e) intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt). 2. De examencommissie hanteert, indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie ten aanzien van enig deel van het tentamen aan een onregelmatigheid schuldig heeft gemaakt, de volgende richtlijn: de examencommissie verklaart het tentamen van onwaarde en kent het cijfer 0 toe aan het betreffende tentamen. 3. Bij onregelmatigheid kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer toetsingen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar. 4. Bij ernstige fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen. Artikel 6.4 Horen student 1. De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk, mee aan de student dat er een melding van onregelmatigheid bij een tentamen hem betreffende is ontvangen. 2. De examencommissie deelt haar voorgenomen besluit gemotiveerd en onverwijld mee aan de student, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. 3. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens er een definitief besluit wordt genomen. 4. Indien de student wenst te worden gehoord, dient hij dit schriftelijk kenbaar te maken en wel binnen 8 werkdagen na dagtekening van het schrijven waarin de student over de voorgenomen besluit is geïnformeerd. 5. De student wordt gehoord uiterlijk 10 werkdagen nadat het verzoek daartoe is ontvangen. De examencommissie kan indien zij dat noodzakelijk acht de melder en eventueel een of meer derden horen alvorens zij een definitief besluit neemt over de melding van de onregelmatigheid. 6. De student is niet verplicht tot antwoorden op de door de examencommissie gestelde vragen. 7. Indien de student niet gehoord wenst te worden, wordt het voorgenomen besluit, na het verstrijken van de 8 werkdagen na dagtekening van het schrijven waarin de student over de voorgenomen besluit werd geïnformeerd, omgezet in een definitief besluit. Artikel 6.5 Bekendmaking besluit Indien de student wordt gehoord, informeert de examencommissie de student onverwijld na het horen van de student schriftelijk over het genomen definitieve besluit, dan wel een voorstel/advies aan het college van bestuur.
143
Artikel 6.6 Ongeldig verklaren van een tentamen en het tentamenresultaat waarvan de examencommissie de kwaliteit niet kan garanderen of ongeldig verklaren van een vermiste tentamenuitwerking 1. Indien een tentamen is afgenomen waarvan de examencommissie de kwaliteit niet kan garanderen, kan de examencommissie besluiten om (een deel van) het tentamen en (een deel van) het tentamenresultaat ongeldig verklaren. 2. Onder kwaliteit in de zin van het voorgaande lid wordt kwaliteit in de ruimste zin van het woord bedoeld, waaronder: validiteit, betrouwbaarheid, authenticiteit en transparantie. 3. Indien de uitwerking van een tentamen wordt vermist, wordt daaraan geen resultaat toegekend. Artikel 6.7 Beroep Tegen het besluit van de examencommissie, als bedoeld in artikel 6.6, kan de student beroep instellen volgens de procedure beschreven in de regeling ‘rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende’ van het studentenstatuut. PARAGRAAF 7: GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT Artikel 7.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER 2015-2016 zijn in paragraaf 4, 6, 7 en 8 kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissie op het gebied van onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. 2. De in deze paragraaf (7) opgenomen artikelen zijn een nadere precisering van en/of aanvulling op deze OER-bepalingen. Artikel 7.2 Vaststellen of de student voldoet aan de eindkwalificaties benodigd voor het verkrijgen van de graad 1. De kader-OER wordt (als onderdeel van het opleidingsstatuut) nader ingevuld door de instituutsdirecteur, door hem ter advisering voorgelegd aan de opleidingscommissie en vervolgens door hem ter vaststelling voorgelegd aan de faculteitsdirecteur. De faculteitsdirecteur legt zijn voorgenomen besluit ter vaststelling van de facultaire OER’en - ter instemming - voor aan de Faculteitsraad (FR). Na instemming van de Faculteitsraad stelt de faculteitsdirecteur de OER definitief vast. 2. De examencommissie dient op objectieve en deskundige wijze vast te stellen of een student voldoet aan de eisen die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde normen. 4. De examinatoren verwerken de resultaten van de beoordeelde tentamens in het studenteninformatiesysteem. Artikel 7.3 Getuigschrift 1. De examencommissie verstrekt eenmalig een Nederlandstalig getuigschrift aan de kandidaat die geslaagd is voor een examen. 2. Bij het opstellen van het getuigschrift wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format. 3. Voorafgaand aan het opmaken van het getuigschrift controleert de examencommissie de op het getuigschrift opgenomen gegevens op juistheid, en bepaalt zij of de student aan de vereisten heeft voldaan voor het behalen van het getuigschrift en de graad. 4. De datum die op het getuigschrift staat is de datum waarop de examencommissie heeft besloten dat de kandidaat voor het betreffende examen geslaagd is. Deze datum geldt als de officiële datum van geslaagd zijn. 5. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding of associate-degreeprogramma in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd.
144
6. Aangezien de examencommissie vaststelt of het eindniveau voldoende is om een graad te verlenen en bovendien tot taak heeft het getuigschrift te verstrekken, is het mogelijk dat de examencommissie de graad aan de student feitelijk verleent. 7. Het college van bestuur van de HAN heeft de verantwoordelijkheid tot het verlenen van de graad aan een student gemandateerd aan de examencommissies. Artikel 7.4 Diploma-supplement 1. Een kandidaat die het getuigschrift behorende bij het afsluitend examen uitgereikt krijgt, ontvangt van de examencommissie een Engelstalig diplomasupplement (DS). 2. Bij het opstellen van het diplomasupplement wordt door de examencommissie gebruik gemaakt van het door het college van bestuur van de HAN vastgestelde format. 3. Voorafgaand aan het opmaken van het diplomasupplement controleert de examencommissie de op het diplomasupplement opgenomen gegevens op juistheid. 4. Een diplomasupplement is voorzien van de naam en handtekening van de voorzitter van de examencommissie en van een stempel van de HAN. Artikel 7.5 Getuigschriftvertaling 1. Voor vertalingen kunnen afgestudeerden zich wenden tot een beëdigd tolk/vertaler (zie: www.ngtv.nl). 2. Alle kosten voor de vertalingen zijn voor rekening van de student. Artikel 7.6 Verlies getuigschrift Op verzoek van de degene aan wie reeds een getuigschrift is uitgereikt kan door de examencommissie uitsluitend een door haar gewaarmerkte kopie van het getuigschrift of een verklaring dat betrokkenen dd.mm.jjjj is afgestudeerd aan opleiding xxx van de HAN uitgereikt worden. PARAGRAAF 8: SLOTBEPALINGEN Artikel 8.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 8.2 Klacht en beroep inzake beslissingen en handelswijzen van een examencommissie Zie hiervoor de “regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Deze regeling is als bijlage opgenomen in het studentenstatuut HAN 2015-2016. Artikel 8.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging 1. Dit reglement is vastgesteld door de examencommissies van de FEM door: - de examencommissie van het instituut Financieel Management op 11 mei 2015; - de examencommissie van het instituut International Business and Communication op 19 mei 2015; - de examencommissie van het instituut Bedrijfskunde en Rechten op 21 mei 2015; en treedt in werking met ingang van 1 september 2015. 2. Het reglement is ter vervanging van het reglement examencommissies FEM 2014-2015 dat is vastgesteld op 17 april 2014. 3. Dit reglement wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van de instituten genoemd in artikel 1.2 lid 2 van dit reglement door opname in het Opleidingsstatuut en door plaatsing op Insite onder Examencommissies FEM. 4. Wijzigingen van dit reglement worden door de betreffende examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. 5. Wijzigingen kunnen niet ten nadele van een student van invloed zijn op eerder genomen beslissingen van de examencommissie krachtens dit reglement.
145
Reglement opleidingscommissies Instituut Bedrijfskunde en Rechten 2015-2016 Reglement opleidingscommissie voor de bacheloropleidingen en associate-degreeprogramma’s van de HAN Artikel 1 Status en begripsbepalingen 1. Dit reglement is een reglement als bedoeld in artikel 25 4 van het bestuurs- en beheersreglement van de HAN. 2. Voor deze regeling gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het opleidingsstatuut (bijlage 2 van het opleidingsstatuut). Artikel 2 Gezamenlijke (vergadering) opleidingscommissie(s) 1. Aan elke opleiding of groep van opleidingen is een opleidingscommissie verbonden. 2. In geval de opleidingen van één instituut niet een gezamenlijke opleidingscommissie hebben, vergaderen alle opleidingscommissies behorend tot het instituut gezamenlijk tenminste twee keer per jaar over de gemeenschappelijke punten, waaronder tenminste die genoemd in artikel 3 lid 2. 3. Bij het instituut Bedrijfskunde en Rechten bestaan de volgende opleidingscommissies: OPC Facility Management OPC Logistiek en Economie OPC Bedrijfskunde MER OPC Human Resource Management OPC HBO-Rechten Artikel 3 Taken en bevoegdheden 1. Een opleidingscommissie heeft tot taak: Het uitbrengen van advies over de onderwijs- en examenregeling (OER) van de betreffende opleiding. Het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER van de betreffende opleiding, alsmede het beoordelen van het systeem van kwaliteitszorg van de betreffende opleiding. Het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en). 2. De gezamenlijke vergadering heeft tot taak: De afzonderlijke adviezen over de OER van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut te bespreken. De afzonderlijke beoordelingen van de opleidingen over de wijze van uitvoeren van de OER, alsmede de afzonderlijke beoordelingen van het systeem van kwaliteitszorg bespreken. Dit om te komen tot een beoordeling over de wijze van uitvoering van de OER, alsmede het systeem van kwaliteitszorg op instituutsniveau. Het desgevraagd of op eigen initiatief advies uitbrengen aan de instituutsdirectie, de faculteitsdirectie en/of de faculteitsraad over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de betreffende opleiding(en) op instituutsniveau. Artikel 4 Adviezen en beoordelingen 1. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3 lid 1 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en - door de opleidingscommissie - ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. Een advies, respectievelijk beoordeling als bedoeld in artikel 3 lid 2 wordt uitgebracht aan de instituutsdirectie en ter kennisneming gezonden naar de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 3. Alvorens advies uit te brengen kan de opleidingscommissie overgaan tot raadpleging van de studenten en/of de docenten van de betreffende opleiding. 4. Voor zover de instituutsdirectie een advies van de opleidingscommissie niet volgt, omkleedt zij het desbetreffende besluit met redenen en stelt daarvan de opleidingscommissie, de faculteitsdirectie en de faculteitsraad schriftelijk op de hoogte.
146
Artikel 5 Samenstelling 1. De samenstelling van de opleidingscommissie is als volgt: een opleidingscommissie voor één opleiding telt minimaal 4 leden. Een opleidingscommissie voor een groep van opleidingen telt minimaal 2 leden per tot die groep behorende opleidingen. Het aantal leden per opleidingscommissie wordt bepaald door de faculteitsdirectie. 2. Bij de opleidingscommissie wordt: a) de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de docenten van de betreffende opleiding. In bijzondere omstandigheden of indien betrokkene over bijzondere kwalificaties beschikt dan kunnen in plaats van docenten ook andere personeelsleden worden benoemd. b) de helft van het aantal leden benoemd uit – en op voordracht van - de studenten van de betreffende opleiding. Er wordt naar gestreefd dat de verschillende opleidingsvarianten en -fases (voltijd, deeltijd, duaal, propedeuse, postpropedeuse e.d.) in de commissie vertegenwoordigd zijn. 3. De samenstelling van de gezamenlijke vergadering is als volgt: van elke opleidingscommissie wordt de voorzitter en één ander lid afgevaardigd. 4. De instituutsdirectie benoemt de leden van de opleidingscommissie zoals aangegeven in lid 2 en 3 van dit artikel. Artikel 6 Benoemingsprocedure 1. Met in achtneming van artikel 5 benoemt de instituutsdirecteur uit de studenten en de docenten van de opleiding minimaal 4 leden voor een opleidingscommissie voor één opleiding en voor een opleidingscommissie voor een groep van opleidingen. Zowel de studenten, als de docenten dragen zorg voor een voordracht van te benoemen leden. 2. Indien voor de opleidingen van een instituut niet één gezamenlijke opleidingscommissie is ingesteld kiest elke afzonderlijke opleidingscommissie behorend tot dat instituut jaarlijks uit haar midden een docent en een student, die naast de voorzitter, worden afgevaardigd in de gezamenlijke vergadering. Artikel 7 Zittingsduur 1. De zittingsduur van de leden van een opleidingscommissie en leden van de gezamenlijke vergadering bedraagt 2 jaar, ingaande op 1 september. Aftredende leden kunnen opnieuw voor benoeming voorgedragen worden. 2. Jaarlijks wordt nagegaan of aan de vereisten van artikel 5 van dit reglement wordt voldaan. Indien nodig wordt een nieuwe voordracht opgesteld die aan deze vereisten voldoet. Artikel 6 is hierbij van toepassing. 3. Lid 1 van dit artikel is eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 8 Beëindiging lidmaatschap 1. Het lidmaatschap van een opleidingscommissie en de gezamenlijke vergadering eindigt: a. na 2 jaar, in geval het lid niet opnieuw voorgedragen wordt; b. tussentijds; - in geval van overlijden; - in geval zich een situatie voordoet zoals beschreven in art. 7, lid 2, tweede volzin; - in geval de docent niet meer aan het instituut, respectievelijk de betreffende opleiding verbonden is; - in geval het student-lid de opleiding verlaten heeft; - in geval van schriftelijke opzegging door het lid - met vermelding van reden – tegen het eind van de maand, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. 2. Ingeval van tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van de gezamenlijke vergadering van een van haar leden, wordt met inachtneming van artikel 5 en 6 een nieuw lid uit haar midden benoemd. Artikel 9 Tussentijdse vacatures 1. In het geval van een tussentijdse vacature bij een opleidingscommissie benoemt de instituutsdirectie een opvolger, zoals aangegeven in artikel 5.
147
2. De benoeming van een opvolger geschiedt binnen 4 weken na het ontstaan van de tussentijdse vacature. 3. De tussentijdse opvolger treedt af op het moment dat degene wiens lidmaatschap tussentijds is geëindigd, had moeten aftreden. 4. Lid 2 en lid 3 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 10 Voorzitter en secretaris 1. De opleidingscommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van beide een plaatsvervanger. 2. De gezamenlijke vergadering kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris, en voor elk van beide een plaatsvervanger. Artikel 11 Vergaderingen 1. De vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van de opleidingscommissie. Deze roept de vergadering minimaal tweemaal per jaar bijeen en voorts wanneer minstens de helft van het aantal leden van de opleidingscommissie hierom verzoekt. 2. De leden van de opleidingscommissie ontvangen uiterlijk 10 werkdagen voor de datum van de vergadering een schriftelijke uitnodiging inclusief de agenda. 3. De vergaderstukken dienen uiterlijk 5 werkdagen voor de vergadering in het bezit te zijn van de leden van de vergadering. Indien deze termijn niet in acht genomen is, kan de vergadering met meerderheid van stemmen besluiten geen advies uit te brengen. 4. De vergaderingen van de opleidingscommissie zijn openbaar, tenzij de opleidingscommissie anders beslist. In besloten vergaderingen kunnen geen besluiten worden genomen. 5. De opleidingscommissie draagt er zorg voor dat haar adviezen en voorstellen ter inzage liggen op een voor de docenten en de studenten van het instituut, respectievelijk de opleiding toegankelijke plaats. 6. De opleidingscommissie houdt tenminste 2 keer per jaar een openbare vergadering conform lid 1 van dit artikel. 7. De data van de openbare vergaderingen worden in overleg met de instituutsdirectie zodanig gepland, dat zij aansluiten bij de HAN-jaarplanning. 8. De opleidingscommissie bepaalt zelf of zij ter voorbereiding van een openbare vergadering een besloten vergadering houdt. 9. De vergadering van de gezamenlijke vergadering wordt door de voorzitter van de gezamenlijke vergadering bijeengeroepen Deze roept de vergadering bijeen zo vaak als is bepaald in artikel 2 lid 2. 10. Lid 2, 3, 4, 5, 7 en 8 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. artikel 12 Besluitvorming 1. De opleidingscommissie beslist bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen over het uitbrengen van een advies of voorstel. 2. De opleidingscommissie draagt er in voorkomende gevallen zorg voor dat ook het standpunt van de minderheid van de uitgebrachte stemmen kenbaar wordt gemaakt aan de instituutsdirectie. 3. Lid 1 en 2 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 13 Verslaglegging 1. Van iedere vergadering wordt onder verantwoordelijkheid van de secretaris van de opleidingscommissie een verslag gemaakt. 2. Het verslag bevat tenminste: a. datum/tijd/plaats; b. aanwezige leden; c. afwezige leden; d. agenda; e. de hoofdlijnen van de discussie; f. de uitkomst van de adviesaanvragen (met eventuele stemming); g. eventuele stemverklaringen; h. besluitenlijst.
148
3. Het verslag wordt uiterlijk 15 werkdagen na de vergadering als concept naar de leden gestuurd. 4. Het verslag wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering. 5. De verslagen van de openbare vergaderingen van de opleidingscommissie worden digitaal beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van het instituut, respectievelijk de betreffende opleiding. 6. Lid 1 tot en met lid 5 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 14 Taken instituutsdirectie in relatie tot de opleidingscommissie 1. Zie artikelen 3 en 4. 2. Op verzoek van de instituutsdirectie - of de door haar aangewezen plaatsvervanger – dan wel op verzoek van de opleidingscommissie woont de instituutsdirectie – of de door haar aangewezen plaatsvervanger - de vergaderingen van de opleidingscommissie of een gedeelte daarvan, bij. 3. De faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator verstrekken de opleidingscommissie alle informatie die deze commissie redelijkerwijs nodig heeft voor de uitoefening van haar taken. 4. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat de studenten en de docenten van het betreffende instituut voldoende op de hoogte zijn van het bestaan en het functioneren van de opleidingscommissie. 5. Lid 1 tot en met lid 4 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 15 Rapportage 1. De voorzitter van de opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van de commissie in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 2. De voorzitter van de gezamenlijke vergadering opleidingscommissie brengt in elk geval jaarlijks in de maand november schriftelijk verslag uit aan de instituutsdirectie over het functioneren en de werkzaamheden van de gezamenlijke vergadering in het voorgaande studiejaar. De voorzitter zendt het verslag ter kennisneming aan de faculteitsdirectie en de faculteitsraad. 3. Het verslag bevat in elk geval informatie over de volgende onderwerpen: - de visie van de opleidingscommissie op haar taak en werkwijze; - het beleids- en activiteitenplan m.b.t. de afgelopen periode (= vorig studiejaar); - de samenstelling van de opleidingscommissie tijdens de afgelopen periode; - de door de opleidingscommissie uitgebrachte oordelen en adviezen in de afgelopen periode; - de reactie van (onder meer) de instituutsdirectie, resp. de voorzitter opleidingscommissie op deze adviezen; - evaluatie van het beleids- en activiteitenplan; - conclusies en aanbevelingen. 4. Het in de leden 1 en 2 bedoelde verslag wordt in ieder geval digitaal en indien gewenst schriftelijk beschikbaar gesteld voor de docenten en studenten van het instituut, respectievelijk de betreffende opleiding(en). Artikel 16 Facilitering en voorzieningen 1. De faculteits- en instituutsdirectie stellen voldoende faciliteiten aan de opleidingscommissie ter beschikking. 2. In concreto impliceren deze faciliteiten het volgende: A. Voor het geheel aan activiteiten van de opleidingscommissie (vergaderingen, voorbereiding) geldt voor elke docent en student een facilitering als richtlijn van minimaal 40 uur en maximaal 60 uur per studiejaar. B. De leden van de opleidingscommissie worden in de gelegenheid gesteld om gedurende een door de faculteits- en instituutsdirectie en de commissie gezamenlijk vast te stellen hoeveelheid tijd de scholing te ontvangen die de leden van de commissie voor de vervulling van hun taak nodig hebben. De docent-commissieleden worden in de gelegenheid gesteld de scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen.
149
C. De opleidingscommissie kan in overleg met de instituutsdirectie beschikken over secretariële ondersteuning, vergaderruimte, mogelijkheden tot reproductie/distributie van vergaderstukken en restauratieve voorzieningen. 3. Lid 1 en lid 2 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de gezamenlijke vergadering. Artikel 17 Bescherming Het college van bestuur, de faculteitsdirectie, de instituutsdirectie en de opleidingscoördinator dragen er zorg voor dat de leden van de opleidingscommissie en de leden van de gezamenlijke vergadering - uit hoofde van hun lidmaatschap van de opleidingscommissie – niet worden geschaad in hun positie en/of belangen met betrekking tot de hogeschool. Artikel 18 Geschillen Indien het advies van de opleidingscommissie niet wordt opgevolgd dan kan de opleidingscommissie dit melden aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad kan een geschil voor de opleidingscommissie aanspannen bij de geschillencommissie medezeggenschap. Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing van de opleidingscommissie respectievelijk gezamenlijke vergadering, noodzakelijk is, beslist de voorzitter van de opleidingscommissie respectievelijke de voorzitter van de gezamenlijke vergadering. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de overige leden van de opleidingscommissie respectievelijk de overige leden van de gezamenlijke vergadering, de instituutsdirectie, de betreffende opleidingscoördinator(en) en de faculteitsdirectie. Artikel 20 Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 september 2015
150
Regeling Tentamenbureau Instituut Bedrijfskunde en Rechten PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor de Regeling Tentamenbureau faculteit Economie en Management van de HAN (verder te noemen ‘regeling’) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut de volgende begripsbepalingen: - Dienstverleningsovereenkomst: overeenkomst tussen faculteitsdirectie en Service Bedrijf betreffende door dat bedrijf te leveren diensten, - Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en). Artikel 1.2. Status en toepasselijkheid van de regeling 1. De instituutsdirecties FEM hebben de organisatie en coördinatie van schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen ‘schriftelijke en digitale tentamens’) gemandateerd aan het tentamenbureau Faculteit Economie en Management (verder te noemen “het tentamenbureau”). 2. De regeling is na overleg met, en instemming van, de betreffende examencommissie vastgesteld door de Instituutsdirectie Bedrijfskunde en Rechten en het hoofd van de subunit - Studentzaken (verder ook te noemen ‘hoofd subunit-SZ’). 3. De in lid 1 bedoelde instituutsdirecties FEM zijn: - instituutsdirectie Bedrijfskunde en Rechten (hierna IBR), - instituutsdirectie Financieel Management (hierna IFM), - instituutsdirectie International Business and Communication (hierna IBC), - instituutsdirectie Werken & Leren (hierna IWL). 4. De in lid 2 bedoelde examencommissie is de examencommissie van Instituut Bedrijfskunde en Rechten. 5. In paragraaf 2 van deze regeling worden positie, taken en bevoegdheden van het tentamenbureau beschreven. PARAGRAAF 2: POSITIE EN TAKEN VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 2.1. Organisatorische positie en fysieke plaats van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau maakt organisatorisch deel uit van de subunit SZ en is gehuisvest op de locatie Ruitenberglaan 31 te Arnhem en Laan van Scheut 10 te Nijmegen. 2. Het tentamenbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door het hoofd van de subunit SZ (verder te noemen leidinggevende van het tentamenbureau). 3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen – vanuit hun specifieke taken en verantwoordelijkheden - de leidinggevende van het tentamenbureau richtlijnen en aanwijzingen geven betreffende de taakuitvoering van het tentamenbureau (‘functionele aansturing’). Zie ook art. 2.2 lid 5. 4. De instituutsdirecties FEM hebben middels een mandaat bepaald dat een directeur van het instituut International Business and Communication – namens hen - fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau daar waar het beleidsmatige aangelegenheden betreft. 5. De examencommissie van Instituut Bedrijfskunde en Rechten heeft middels een mandaat bepaald dat de ambtelijk secretaris van de examencommissie Bedrijfskunde en Rechten – namens hen fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau. 6. De leidinggevende van het tentamenbureau is bevoegd om een van de medewerkers van het tentamenbureau (via ondermandatering) te belasten met een aantal coördinerende en/of financiële taken.
151
Artikel 2.2. Taken van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau verricht haar - bij lid 2 van dit artikel genoemde - taken ten behoeve van de volgende instituten: - Instituut Bedrijfskunde en Rechten - Instituut Financieel Management - Instituut International Business and Communication: - Instituut Werken & Leren 2. Het tentamenbureau verricht de volgende taken: Vóór afname van schriftelijke en digitale tentamens: a. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de communicatie met surveillanten; b. het – op basis van door de opleiding of SZ-FEM aangeleverde/beschikbare groepslijsten opstellen van presentielijsten; c. het – op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) - werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen; d. de registratie van surveillantgegevens; e. het zorg dragen voor tentamenvoorzieningen (incl. lokalen) die door de examencommissie zijn toegekend aan studenten; f. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven; g. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren; h. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven. Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens: i. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale tentamens; j. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare medewerker van het tentamenbureau of een coördinatorsurveillant; k. de distributie van tentamenopgaven en –materiaal. Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens: l. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; m. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; n. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking; o. het – op verzoek - archiveren van beoordeeld tentamenwerk; p. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe bevoegde medewerker(s); q. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld tentamenwerk in aanwezigheid van een surveillant; r. het t.b.v. leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren van - en rapporteren over – (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken; s. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten. Overige taken: t. de registratie per instituut/opleiding van - per schriftelijk en/of digitaal tentamen - verrichte werkzaamheden en daaraan bestede tijd; u. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende werkwijze van het tentamenbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten behoeve van studenten, surveillanten en andere relevante actoren; v. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze van het tentamenbureau; w. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ; x. het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken. 3. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirecties en de leidinggevende van het tentamenbureau expliciet vastgelegd voor welke opleidingen, welke specifieke taken verricht worden; tenzij - in principe - alle in lid 2 genoemde taken voor alle opleidingen van het instituut verricht worden. 152
4. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten door het tentamenbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het tentamenbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities. 5. De belangrijkste ‘functionele’ kaders voor het tentamenbureau staan vermeld in - de van toepassing zijnde versie van - de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, het Opleidingsstatuut, het Studentenstatuut HAN en het HANdboek Examenzaken. Een nader gespecificeerd overzicht is opgenomen als bijlage van deze regeling. PARAGRAAF 3: OVERLEG VAN LEIDINGGEVENDE VAN HET TENTAMENBUREAU MET RELEVANTE ACTOREN Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren 1. De leidinggevende van het tentamenbureau voert periodiek overleg met: a. medewerkers van het tentamenbureau, b. de instituutsdirecteur die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken instituutsdirecteuren, c. de ambtelijk secretaris die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de examencommissie, d. coördinatoren van de roosterbureaus, resp. de inzetbureaus van de opleidingen waarvoor het tentamenbureau werkzaamheden verricht, e. surveillanten, f. leidinggevenden van de overige (HAN-)tentamenbureaus. 2. Van elk overleg wordt – waar nodig - een besluitenlijst op- en vastgesteld en – waar nodig geanonimiseerd – digitaal gepubliceerd. PARAGRAAF 4: JAARLIJKSE RAPPORTAGE VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 4.1 Jaarlijkse rapportage van het tentamenbureau 1. De leidinggevende van het tentamenbureau legt jaarlijks – door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november – verantwoording af aan de betrokken instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de Service Unit-SZ. 2. De verantwoording betreft de door het tentamenbureau verrichte taken – zoals vermeld in art. 2.2 lid 2 - in het aan november voorafgaande studiejaar en bevat tevens conclusies, aanbevelingen, verbeteracties alsmede een managementsamenvatting. 3. De faculteitsdirecteur en de campusdecanen ontvangen de rapportage in afschrift. PARAGRAAF 5: SLOTBEPALINGEN Artikel 5.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het tentamenbureau de leidinggevende van het tentamenbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing, b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. c. zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 5.2 Klacht, bezwaar en beroep betreffende beslissingen en handelswijzen van het tentamenbureau Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN: - “Regeling klachten”; - “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”. Artikel 5.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging 1. Deze regeling (incl. bijlagen) is vastgesteld door de Instituutsdirectie Bedrijfskunde en Rechten en het hoofd van de subunit SZ, treedt in werking met ingang van 1 september 2015 en vervangt alle 153
bestaande regelingen en mandaten betrekking hebbend op het tentamenbureau Faculteit Economie en Management. 2. Deze regeling wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) genoemd in artikel 2.2 lid 1 door opname in het Opleidingsstatuut en/of via publicatie op Scholar. 3. Wijzigingen van deze regeling worden door de Instituutsdirectie Bedrijfskunde en Rechten en het hoofd subunit SZ bij afzonderlijk besluit vastgesteld. BIJLAGEN: A. B. C. D. E. F.
Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten. Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor studenten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens. Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
d.d. ……………..
Lilian Prevoo – Instituutsdirecteur Bedrijfskunde en Rechten
&
Hans Valkenburg – hoofd subunit-SZ (namens het hoofd Service Unit-SZ)
154
BIJLAGE A: Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten De belangrijkste kaders voor de taken van het tentamenbureau zijn - de van toepassing zijnde versie van de volgende documenten: - de Dienstverleningsovereenkomst (DVO) met het Service Bedrijf, in het bijzonder de te leveren producten/diensten van de SU-SZ; - het Opleidingsstatuut: het onderdeel over toetsing / tentaminering in de Studiegids(deel 1); hoofdstuk 1 “Onderwijs- en Examenregeling” (OER) uit deel2 (Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens); uit deze OER met name de paragraaf 7 inzake “Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding” hoofdstuk 2. “Reglement Examencommissie” uit deel 2 van het opleidingsstatuut (Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens); uit dit reglement met name de paragrafen betreffende “Kwaliteitsbewaking examens en tentamens” en “Onregelmatigheid en fraude bij tentamens”; hoofdstuk 2 “Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase” uit deel 3 (Beschrijving van het onderwijs), met name het item “Informatie per (deel)tentamen” in de OWE-beschrijvingen; hoofdstuk 3 “Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen post-propedeutische fase” uit deel 3 (Beschrijving van het onderwijs), met name het item “Informatie per (deel)tentamen” in de OWE-beschrijvingen; hoofdstuk 5 “Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen minoren” uit deel 3 (Beschrijving van het onderwijs), met name het item “Informatie per (deel)tentamen” in de OWE-beschrijvingen. - het Studentenstatuut HAN: hoofdstuk. 5 (‘Bijzondere voorzieningen’), art. 5.2 (‘Studenten met een chronische ziekte of handicap’); bijlage 1 (‘Gedragsreglement algemeen’), art. 2, 3, 6 en 11. - het HANdboek Examenzaken: uit het deel “Formats, checklists & voorbeeldbrieven” met name de volgende items: Toekenning extra onderwijsvoorziening(en) aan studenten met een of meer functiebeperkingen; Proces-verbaal schriftelijk tentamen; Formulieren geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid.
155
BIJLAGE B: Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. met name schriftelijke en digitale tentamens. De student: Gedrag 31. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om. 32. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt. 33. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 34. meldt zich tijdig (15 minuten voor aanvang van het tentamen) bij het tentamenlokaal. 35. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 36. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen. 37. die niet op de presentielijst vermeld staat maar wel in het bezit is van een na-inschrijving (kopie mail van onderwijsbureau), kan zich melden bij het Vraagpunt van Studentzaken voor een toelatingsbewijs voor het na-inschrijflokaal. 38. dient – ter controle van zijn identiteit door de surveillant - zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 39. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen. 40. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge (smartwatches), speciale bril, speciale oordopjes e.d.. 41. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) e.d.; Wanneer deze hulpmiddelen wel zijn toegestaan worden deze hulpmiddelen door de surveillant gecontroleerd. 42. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13). 156
43. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) e.d. uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 44. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop. 45. heeft na de feitelijke aanvang van het tentamen nog maximaal 30 minuten toegang tot de tentamenlocatie. De student ontvangt geen extra tijd voor het maken van het tentamen wanneer hij of zij te laat is. Dertig minuten na het begin van de tentamenzitting worden er geen studenten meer toegelaten. Tijdens het tentamen1 46. mag tijdens de tentamenzitting van 150 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 2. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 150 minuten, is toiletbezoek na 150 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan. Voorafgaand aan dit toiletbezoek wordt de student gevraagd de (broek)zakken te legen. 47. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan). 48. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal. Hiervoor seint de student de surveillant in door het opsteken van de hand. De surveillant neemt de spullen in en geeft de student een teken dat hij of zij het lokaal mag verlaten. 49. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van (een gemandateerde namens) de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld. 50. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken. 51. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen. 52. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen) te maken. 53. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld. 54. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 55. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad. 56. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen etc. behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 57. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut). 58. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) en dient alle bescheiden in te leveren die gebruikt zijn bij het verrichten van de vermoedelijke onregelmatigheid, voor zover die in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het bewijzen van de vermoedelijke onregelmatigheid. Inleveren tentamendocumenten 1
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 2 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 157
59. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en –opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld. 60. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst. 61. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten.
158
BIJLAGE C: Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen1: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen m.b.t. de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen ‘inzage’). Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om. 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen ‘lokaal’), alsmede tijdens de inzage. 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage z.s.m. contact met de surveillant. Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs : een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal. 5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; Aanvang en hulpmiddelen 6. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag). 7. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden.
1
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
159
8. mag - tenzij uitdrukkelijk anders bepaald - niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes e.d. 9. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; tassen en jassen moeten buiten het lokaal worden gedeponeerd. 10. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen. Tijdens de inzage2 11. mag tijdens de inzage geen gebruik maken van het toilet 3. 12. mag tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen. 13. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen. 14. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier b. gele doorslag (van de schrapkaart toets) c. tentamenuitwerkingen. 15. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit - onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie. 16. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan. 17. mag op geen enkele manier dan ook (delen van) een tentamen kopiëren en mag op geen enkele andere wijze (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties brengen. 18. mag geen eigen schrijfbenodigdheden gebruiken; er mag alleen gebruik worden gemaakt van de door de surveillant of diens plaatsvervanger uitgereikte groene pennen. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie. 20. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, ondertekent het door de surveillant ingevulde “formulier – vermoedelijke – onregelmatigheid” (zie bijlage F) en dient alle bescheiden in te leveren die gebruikt zijn bij het verrichten van de vermoedelijke onregelmatigheid, voor zover die in alle redelijkheid noodzakelijk zijn voor het bewijzen van de vermoedelijke onregelmatigheid. Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 21. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaats ter bevestiging hiervoor zijn handtekening op de presentielijst. 22. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten.
2
Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 3 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 160
BIJLAGE D: Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om. 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau. Voorafgaand aan het tentamen 3. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en), ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). In lokalen met “klaptafels” dienen de tussenbladen indien mogelijk omhoog geklapt te blijven/zijn. 5. bevestigt op de deur van het lokaal een deelnemerslijst met tentamennummers en de kaart met de mededeling ‘Lokaal niet meer betreden wanneer het tentamen is begonnen en de deur gesloten is’. 6. bevestigt de kaart met het volgende verbod op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op de inhoud ervan: ‘Het is verboden tijdens het tentamen in het bezit te zijn van digitale gegevensdragers, resp. apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge (smartwatches), speciale bril, speciale oordopjes e.d.’ Identificatie en toelating 7. laat vanaf de aanvang van de administratietijd studenten (één voor één) toe tot het lokaal. 8. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie. 9. verzoekt de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar studentnummer te noemen en tekent dit vervolgens af op de deelnemerslijst. 10. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal. 11. verwijst de student die niet op een van de deelnemerslijsten staan altijd naar het vraagpunt. 12. verwijst de student die niet op de deelnemerslijst vermeld staat maar wel in het bezit is van een na-inschrijving (kopie mail van het onderwijsbureau), naar het vraagpunt van studentzaken voor een toelatingsbewijs voor het na-inschrijflokaal. 161
13. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 14. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 1 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats (voorin het lokaal is gebruikelijk). Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 15. ziet er op toe dat enkel zaken die de student - volgens de surveillant - nodig heeft voor het maken van een tentamen mogen op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood, gum, geldige collegekaart/geldig identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan. De surveillant controleert toegestane hulpmiddelen zoals rekenmachines, handboeken en wettenbundels. 16. draagt er zorg voor dat studenten – die daarvoor in aanmerking komen op grond van een onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie/studieloopbaanbegeleider – gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat tentamen, extra tijd). Een lijst van studenten die recht hebben op extra tentamenvoorzieningen wordt door het tentamenbureau meegeleverd met het tentamen. Mocht een studentnaam niet voorkomen op de lijst dan heeft hij/zij geen recht op deze extra faciliteiten. Deze student kan na afloop van het tentamen contact opnemen met zijn/haar senior studieloopbaanbegeleider. 17. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende ‘administratietijd’ tot het uitdelen van het tentamen. 18. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer waarvoor de administratietijd dient en hoe eventuele schrapkaarten behoren te worden ingevuld). 19. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier) op de tafels liggen. Dit mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het tentamen worden uitgedeeld. 20. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam, studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden. 21. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Het is dus niet de bedoeling dat de surveillant het tentamen in de administratietijd laat beginnen, omdat ‘alle studenten toch al zitten’ of om een andere reden. Tijdens het tentamen 22. laat 30 minuten na de feitelijke aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het lokaal. Alsnog – reglementair - toegelaten studenten krijgen geen extra tentamentijd. 23. blijft, als zich geen studenten melden voor het tentamen, tot 30 minuten na aanvang van het tentamen (deze 30 minuten gaan na de 15 minuten administratietijd in) in het lokaal. Na 30 minuten mogen studenten het lokaal niet meer betreden, de surveillant levert dan het ongemaakte werk in bij het Tentamenbureau. 24. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet hun werk mogen inleveren en vertrekken. Na de eerste 30 minuten haalt de surveillant het werk bij de studenten aan tafel op waarna hij of zij het sein geeft aan de student dat hij of zij mag vertrekken. 25. belt – waar nodig - de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het Tentamenbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is. De coördinerend surveillant en/of dienstdoende medewerker vraagt de student de broekzakken leeg
1
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes.
162
26. 27. 28. 29.
30. 31. 32.
33.
34.
te maken. Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het toilet gaat of dat er meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten, telefoneren e.d. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant controle over de inlevering van alle tentamendocumenten. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of blauwe pen gemaakt wordt – uitgezonderd bij schrapkaarten en maken van tekeningen. ziet erop toe dat bij een multiple-choice tentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (m.n. het juist invullen van het studentnummer). Studenten moeten voor het invullen een zwarte of blauwe pen gebruiken. ziet er op toe dat de student geen aantekeningen maakt op een eventueel achter de schrapkaart opgenomen doorslagformulier. Als de surveillant een beschreven doorslagformulier aantreft, dient hij de student hier op attent te maken. De student mag vervolgens opnieuw een geel doorslagformulier invullen met alleen de door hem/haar gegeven antwoorden. Een kleine hoeveelheid mag ook goed uitgegumd worden. Mocht hij dit weigeren, dan dient het doorslagformulier ingenomen te worden en wordt dit beschouwd als een vermoedelijke onregelmatigheid. meldt, zodra het laatste half uur van het tentamen ingaat, dit aan de studenten.
Hulpmiddelen 35. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het Tentamenbureau en moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer). 36. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van “aantekeningen”, behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 37. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke) onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau. Na afloop tentamen 38. zorgt ervoor dat studenten aan tafel blijven waarna de surveillant controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde gegevens zijn ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook in de tentamenenvelop te worden gestopt. 39. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt, met uitzondering van het doorslagblad van de schrapkaart. De surveillant dient het doorslagblad te controleren op 163
40.
41. 42.
43.
44.
aantekeningen. Indien de student aantekeningen heeft gemaakt op het doorslagblad mag dit niet mee naar huis genomen worden maar moet worden toegevoegd aan de andere tentamendocumenten. nummert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de tentamenopgaven etc.) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de presentielijst. Dit om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave worden gevouwen. scheidt de eventueel door de student ingevulde evaluatieformulieren van de tentamenopgaven en levert deze in bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - bij het Tentamenbureau. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. De lokaalloper wordt ingeleverd bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – bij het Tentamenbureau. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten (exclusief de student(en) met recht op extra tijd). meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau alvorens te vertrekken.
164
BIJLAGE E: Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage is geen moment om inhoudelijk feedback te ontvangen1: er wordt dus geen uitleg gegeven. Het is aan de student zelf om lering te trekken uit de inzage. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. Het CvB heeft op 27-08-2013 de taken, competenties en eisen m.b.t. de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het Tentamenbureau veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen m.b.t. de surveillance bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd mogen in het lokaal aanwezig zijn. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om. 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage z.s.m. contact op met de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid - met het Tentamenbureau. Voorafgaand aan de inzage 3. meldt zich voor aanvang van de inzage bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij het beoordeelde tentamenwerk, ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld. 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig/mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels etc.). 5. bevestigt de kaart met de tekst ‘Verboden apparatuur te gebruiken waarmee data/beelden kunnen worden opgeslagen/opgenomen en/of weergegeven, te weten: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes en andere datadragers’ op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op het verbod. Identificatie en toelating 6. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: een paspoort een Europees identiteitsbewijs een Nederlands rijbewijs een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is. een Nederlands vreemdelingendocument Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van deelname aan de inzage.
1
Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 “Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende”.
165
Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een Bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het Tentamenbureau om toegelaten te worden tot de inzagelocatie. 7. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan de inzage bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal. 8. laat de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar naam en studentnummer noteren op de presentielijst. 9. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 10. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, (uitgezette) digitale gegevensdragers, resp. (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 2 etc. neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant. 11. ziet er op toe dat alleen gebruik gemaakt wordt van hulpmiddelen die vermeld staan op het inzagevoorblad. 12. mag een pakje of af te sluiten flesje drank op tafel hebben staan. 13. deelt – waar van toepassing - het beoordeelde tentamenwerk uit en – waar van toepassing – een overzicht van juiste antwoorden, resp. het ingevulde beoordelingsformulier. Het overzicht van juiste antwoorden kan ook via een computer/beamer geprojecteerd worden op een scherm. Tijdens de inzage 14. dient tijdens de volledig geplande tijd aanwezig te zijn in het lokaal. 15. ziet erop toe dat er niet meer dan 7 studenten per lokaal worden binnen gelaten. 16. ziet erop toe dat studenten tijdens de inzage niet schrijven op het tentamen. 17. ziet erop toe dat studenten tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje. 18. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen. 19. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, telefoneren e.d. 20. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens de inzage te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met de telefoon/smartphone, eten, onnodig praten e.d. zijn niet toegestaan. 21. meldt, zodra de laatste minuten van de inzage ingaan, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 22. ziet erop toe dat er geen andere hulpmiddelen worden gebruikt dan die expliciet zijn toegestaan. 23. reikt de student een groene pen en het protestformulier uit. (Vermoedelijke) Onregelmatigheid 24. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie Bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopieexemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van de inzage direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het Tentamenbureau). Via het Tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het Tentamenbureau. 2
Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes. 166
Na afloop inzage 25. neemt alle uitgereikte middelen/materialen in en controleert of de student aan hem/haar ter inzage gegeven documenten niet kopieert of middelen/materialen mee naar huis neemt. 26. controleert of het lokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen inzagedocumenten zijn achtergebleven. 27. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. 28. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of – bij diens afwezigheid – het Tentamenbureau alvorens te vertrekken.
167
BIJLAGE F: Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd door: Naam surveillant…………………………………………………………………………… bij: Naam student………………………………………………………………………………... Studentnummer student………….………………………………………........................... Naam en code tentamen……………………………………………………………….. Datum………………………………………………………………………………………… Tijdstip………………………………………………………………………………………… Tentamenlocatie.……………………………………………………………………………. Plaats ………………………………………………………………………………………… Beknopt verslag van de surveillant van het gebeurde:
Handtekening surveillant: …………………………………..
Handtekening student: ……………………………..
De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) direct in. Hij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken en neemt alle bescheiden in waarmee de vermoedelijke onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier Geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid in en levert dit met alle bescheiden na afloop van het tentamen direct in bij de coördinator surveillant. De student ontvangt een kopie van het ingevulde formulier. Via het Tentamenbureau gaat het formulier vervolgens naar het ambtelijk secretariaat van de examencommissie.
168
Regeling Externe toezichthouders bij examens Vastgesteld door faculteitsdirecteur op 9 april 2015 1. 1.1
1.2
1.3
Positie en benoeming externe toezichthouders De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende opleidingen een of meer externe deskundigen (verder te noemen “externe toezichthouder(s)”), zoals bedoeld in artikel 7.11a van de Onderwijs- en examenregeling, belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen of associate degree ecxamen (verder te noemen “het examen”). Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe toezichthouder fungeert. De benoeming van de externe toezichthouder geschiedt voor de duur van maximaal drie studiejaren.
2. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie 2.1 Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie. De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder 1: A.
B.
C.
2.2 2.3 2.4
2.5
Belangrijke aspecten2 : - validiteit (a), - betrouwbaarheid (b), - borging en bewaking (c), - deskundigheid examinatoren (d). Door de externe toezichthouder wordt m.b.t. de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit de 6 kernvragen die in Bijlage 1 staan. De kwaliteit van studenten (realisatie van de Belangrijke aspecten: beoogde (eind)kwalificaties) - competentieniveau, - integratie theorie en praktijk, - visie op beroepsuitoefening, - geschiktheid als beginnend beroepsbeoefenaar. De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten: - hantering relevante bepalingen, - organisatie van het examen, - informatieverstrekking aan studenten. De kwaliteit van toetsing en beoordeling
Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld – en waar nodig toegelicht - door of namens de instituutsdirectie. De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een (“screenings”)programma op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen. De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de (ambtelijk) secretaris van de betreffende examencommissie schriftelijk geïnformeerd wordt over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het (“screenings”)programma. De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem: - tijdig kennis te laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamen-opdrachten en –producten, evenals de beoordeling daarvan; - in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens 3/examens bij te wonen;
Zie ook bijlage 2 (‘stellingen’ inzake kwaliteit van het Ba-examen). Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie bijlage 1. 3 Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan ‘integrale toets’. 1 2
169
in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te wonen. In de maand oktober zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar naar de instituutsdirectie. In de rapportage worden – waar nodig - ook suggesties opgenomen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens. Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de bijlage met 11 “stellingen”. De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage z.s.m. met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd. -
2.6
2.7 2.8
3. Competentieprofiel externe toezichthouder 3.1. Kennis: - Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding. - Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding. - Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en onderwijsmethodieken. 3.2. Vaardigheden: - Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart met een ter zake deskundige te communiceren. - Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en consistentie. - Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van - en relevantie voor - het betreffende beroepenveld. - In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens, evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat. - Eigen beoordelingen van examen-/tentamenopdrachten en -producten in heldere bewoordingen kunnen toelichten. - Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen. 3.3. Houding: - Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen-/tentamengesprek. - Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en). 3.4. Randvoorwaarden: - Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid. - Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld. - Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens / examens en vergaderingen van de examencommissie. 4. Vergoeding De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN. 5. Vaststelling en inwerkingtreding Deze regeling is vastgesteld op 9 april 2015 door de faculteitsdirecteur en treedt in werking per 1 september 2015.
170
BIJLAGE 1:
Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en beoordeling
Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een ‘knockout’-karakter. ‘De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd’. De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem worden in onderstaand overzicht samengevat. Trefwoord: Validiteit Kernvragen Gewenst resultaat
1. 2. -
-
Meet de opleiding wat ze beoogt te meten? Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur? Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk1 gemaakt, op een manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch). Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende) toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus).
Trefwoord: Betrouwbaarheid Kernvragen
Gewenst resultaat
3. 4. 5. -
-
-
Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars? Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?). Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt? Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden. In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient te worden. Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelingsof feedbackformulier).
Trefwoord: Borging/Bewaking Kernvragen Gewenst resultaat
6. -
-
-
-
1
Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt? Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen beoordelaars). Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk gemaakt. Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act). De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt. Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt.
Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd. 171
BIJLAGE 2: “Stellingen” inzake kwaliteit van het BA-examen De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage. Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen. Naam externe toezichthouder: ……………………………………………………………………………… Ba-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft: ………………………………………………. A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING 1 1. De toetsing en beoordeling is valide. 2. De toetsing en beoordeling is betrouwbaar. 3. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt adequaat geborgd en bewaakt. 4. De examinatoren geven duidelijk blijk van deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling.
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens zeer oneens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer oneens
O
O
O
O
O
zeer eens
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
zeer eens zeer eens zeer eens
B. KWALITEIT VAN STUDENTEN 5. Het (competentie-)niveau van de geslaagde studenten is qua - kennis minstens voldoende -
inzicht minstens voldoende
-
vaardigheden/toepassing minstens voldoende houding minstens voldoende
-
6. De geslaagde studenten zijn in staat tot een adequate integratie van theorie en praktijk 7. De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te formuleren 8. Op grond van de examenresultaten acht ik de geslaagde studenten geschikt als beginnend beroepsbeoefenaar
zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens zeer eens
C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN 9. Het examen heeft conform de van toepassing zijnde bepalingen plaatsgevonden 10. De organisatie van het examen is adequaat 11. De informatieverstrekking door de opleiding aan de studenten is adequaat
1
zeer oneens zeer oneens zeer oneens
Zie ook de nadere toelichting in Bijlage 1. 172
DEEL 3: Beschrijving van het onderwijs
173
Hoofdstuk 1: Curriculumoverzichten (voltijd, deeltijd) Conform artikel 4.1 lid 1 en artikel 6.1 lid 1 van de OER
Samenstelling propedeutische fase De propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. VOLTIJD Voltijd propedeuse (oud curriculum) Het onderwijs van het A-cluster wordt in 2015-2016 niet meer aangeboden. (Deel)tentamens uit het Acluster worden nog wel aangeboden. Voor beschrijvingen van deze onderwijseenheden wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling Human Resource Management 2014-2015. A-cluster Niveau 1
Periode 1 Bedrijfskunde A ABA – 7,5 stp.
Periode 2 Bedrijfskunde B ABB – 7,5 stp.
Professionele en maatschappelijke verkenning A APA – 7,5 stp.
Professionele en maatschappelijke verkenning B APB – 7,5 stp.
B-cluster Periode 3 Periode 4 ArbeidsmarktArbeidsmarktcommunicatie, communicatie, werving & selectie werving & selectie BAC – 7,5 stp. BWS – 7,5 stp. Goed Goed werkgeverschap A werkgeverschap B BWA – 7,5 stp. BWB – 7,5 stp.
Voltijd propedeuse (nieuw curriculum)
Niveau 1
A-cluster Periode 1 Periode 2 Bedrijfskunde 1 Bedrijfskunde 2 ABK1 – 2,5 stp. ABK2 – 2,5 stp. Bedrijfsproject 1 ABP1 – 5 stp. Communicatie 1 ACM1 – 2,5 stp Verbintenissen- en ondernemingsrecht ARE – 2,5 stp De HRMprofessional AHM1 – 2,5 stp
Bedrijfsproject 2 ABP2 – 5 stp. Communicatie 2 ACM2 – 2,5 stp Bedrijfseconomie ABE – 2,5 Recruitment AHM2 – 2,5 stp
B-cluster Periode 3 Periode 4 Marketing InformatieBMK0 - 2,5 stp. management BIM0 - 2,5 stp. Onderzoek en excel Onderzoek BON1 - 2,5 stp BON2 - 2,5 stp Communicatie 1 Communicatie 2 BCM1 - 2,5 stp. BCM2 - 2,5 stp. Bedrijfseconomie Algemene BBE0 - 2,5 stp. economie BAE0 - 2,5 stp. Selectie en Arbeid en indiensttreding gezondheid BHM1 – 5 stp. BHM2 – 5 stp.
Voltijd propedeuse vwo versneld/verkort (instroom is vanaf 2015-2016 niet meer mogelijk) A-cluster Periode 1 Periode 2 Niveau 1
B-cluster Periode 3 Periode 4 ArbeidsmarktArbeidsmarktcommunicatie, communicatie, werving & selectie werving & selectie BAC – 7,5 stp. BWS – 7,5 stp. Goed werkgeverschap Goed werkgeverschap A B BWA – 7,5 stp. BWB – 7,5 stp. Bedrijfskunde voor VWO ABA en ABB – 15 stp.
174
(vrijstelling van 5 stp.) Professionele en maatschappelijke verkenning voor VWO APA en APB – 15 stp (vrijstelling van 4,5 stp)
DEELTIJD OUD De propedeuse van de inrichtingsvariant deeltijd wordt in 2015-2016 niet meer aangeboden.
175
Samenstelling post-propedeutische fase De post-propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast.
VOLTIJD
Niveau 2
Niveau 2/3
Niveau 2/3
C-cluster Periode 1 Periode 2 Organisatiekunde Toepassing van COK – 7,5 stp. personeelsinstrumenten CPI – 7,5 stp. Effectieve Het geven van gespreksvoering strategisch HRM voor HRM advies CPH – 7,5 stp. CPS – 7,5 stp.
D-cluster Periode 3 Periode 4 Aanpassen Het geven van personeelsstrategische HRMinstrumenten advies DPI – 7,5 stp. DPS-2 – 7,5 stp. Het geven van strategisch HRMadvies DPS1 – 7,5 stp. Professioneel functioneren DPH – 7,5 stp. E-cluster F-cluster Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage FPH – 7,5 stp. Workshops E/F-PS – 7,5 stp. Praktijkleerperiode PLP – 45 stp. G-cluster H-cluster Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Minor Afstudeeropdracht 30 stp. HMP – 30 stp.
DEELTIJD OUD Het C-, D-, E- en F-cluster uit de hoofdfase van de inrichtingsvorm deeltijd worden in 2015-2016 niet meer aangeboden. (Deel)tentamens van het E- en F-cluster worden nog wel aangeboden. Voor beschrijvingen van deze onderwijseenheden wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling Human Resource Management 2014-2015. C-cluster Periode 1 Niveau 2
Periode 2 Personeels-instrumenten 5 HPI5 – 7,5 stp. Personeelsinstrumenten 3 HPI3 – 7,5 stp. Bedrijfskunde praktijkopdracht 2 HPO2 – 7,5 stp. Management en organisatie HBK – 7,5 stp. Praktijkvaardigheden PKV2 – 7,5 stp.
Niveau 2/3
E-cluster Periode 1 Periode 2 Personeelsstrategie 2 HPS2 – 7,5 stp.
D-cluster Periode 3
Periode 4
Personeelsinstrumenten 4 HPI4 – 7,5 stp. Personeelsstrategie 1 HPS1 – 7,5 stp. Bedrijfskunde praktijkopdracht 3 HPO3 – 7,5 stp. Praktijkvaardigheden PKV2 – 7,5 stp. F-cluster Periode 3 Periode 4 Personeelsstrategie 4 HPS4 – 7,5 stp.
176
Bedrijfskunde praktijkopdracht 4 HPO4 – 7,5 stp.
Niveau 3
Bedrijfskunde praktijkopdracht 5 HPO5 – 7,5 stp. Praktijkvaardigheden Praktijkvaardigheden PKV2 – 7,5 stp. PKV2 – 7,5 stp. Personeelsstrategie 3 HPS3 – 7,5 stp. G-cluster H-cluster Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Minor – 30 stp. Afstudeerproject HPM – 30 stp.
177
Hoofdstuk 2: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase Conform artikel 4.1 lid 2 van de OER
A. Voltijd
178
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
AHM1 – De HRM-professional The HRM Professional Oriëntatie op HRM AHM-HRH1A (hoorcollege) Oriëntatie op beroep AHM-HRW1A (werkcollege) Mevr. drs. M. Bouckaert en mevr. S. Ponten (BKTM en PTNS) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT A 1 en 3 Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoorcolleges - Werkcolleges - Verwerkingsopdrachten inclusief blog - Toetsopdracht
1
6 uur 18 uur 24 uur 22 uur 70 uur
Totaal n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Het ideale HR-profiel met uitgebreide verantwoording over de gekozen beslismomenten Competenties / Een HR-professional: 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). eindkwalificaties 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze OWE krijg je de eerste inzichten in de actuele HRM onderwerpen en maak je een start met je ontwikkeling naar een professionele beroepshouding die nodig is omschrijving voor de beroepspraktijk in het algemeen. Dit resulteert in het opstellen van een HRprofiel op kennis, vaardigheden en houding Je krijgt hoorcolleges van diverse HR-docenten die hun expertise op een deel van het HR-vakgebied vertegenwoordigen. Daarnaast ga je actief aan de slag om de rol van HR-professional en je eigen kwaliteiten hierin duidelijk te krijgen. Samenhang In het A-cluster ligt het accent op HRM in een bedrijfskundige context en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. HRM-begrippen die bij het vak Bedrijfskunde aan de orde komen bij de HRM-professional aan de orde. In het C-cluster worden de begrippen van de HRM-professional verder uitgediept. Activiteiten en hoorcolleges werkcolleges werkvormen verwerkingsopdrachten tbv Portfolio interviews literatuurstudie actualiteitenscan BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria AHM1HRP1A.8 De student: maakt gebruik van actuele bedrijfseconomische ontwikkelingen en HR-trends bij het opstellen van het HR-profiel
K, I, T*
Weging
K, I, T
0,40
179
maakt gebruik van informatie vanuit interviews met HR=professionals stelt een aantrekkelijk visueel HR-profiel op behandelt middels portfolio-opdrachten de verschillende HR-thema’s volgens de opgegeven opdrachten evalueert individueel de eigen visie op het HR-beroep en de eigen kwaliteiten voor de rol van HR-professional * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
AHM1HRP1A.8
Groepsopdracht n.v.t. (HR-profiel en Portfolioopdrachten) Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
n.v.t. n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek AHM1-HRH1A 1 1 AHM1-HRW1A 3 3
3 1 3
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
4 1 3
5 1 3
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Werkstuk HR-profiel ≥ 5,5 100% T1, T3, herkansing na overleg
6 1 3
7 1 3
8 1 3
9/10
1
2
3
4
K, I, T
0,40
T K, I
0,20 n.v.t.
I
n.v.t.
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
Geen
1
5
6
7
8
9/10
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids.
180
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
AHM2 – Recruitment Recruitment Recruitment AHM2-SBV1A Dhr. Arjen Pakker (PKRA) en Mevr. Saskia Janssen (JSNSP) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT A 2 en 4 Studiepunten: 2,5
1
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) - Zelfstudie / projectwerk
24 uur
46 uur 70 uur
Totaal n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Het opstellen en uitvoeren van een plan van aanpak voor een werving- en selectieprocedure. Het op juiste wijze voorbereiden en voeren van selectiegesprekken. Competenties / Een HR-professional: 1. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en -inrichting. 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze module staat het recruitmentvak centraal. Hoe communiceer je op de juiste wijze met de arbeidsmarkt? Hoe zet je op passende wijze een werving- & omschrijving selectietraject voor nieuwe medewerkers op en hoe voer je dat uit? Samenhang In het A-cluster ligt het accent op HRM in een bedrijfskundige context en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. HRM-begrippen die bij het vak Bedrijfskunde aan de orde komen worden bij Recruitment in een HRM-setting uitgewerkt. In het C-cluster wordt het onderwerp recruitment verder uitgediept. Activiteiten en Werkcolleges Vaardigheidstrainingen werkvormen Zelfstudie BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria AHM2SBV1A.8 Legt uit welke stappen er horen bij een recruitment- en brandingproces volgens de theorie van A. Verhoeven. Eindkwal. 3 + 4 Laat de samenhang zien tussen alle verschillende stappen die horen bij een recruitment- en brandingproces. Past op één specifieke functie een selectiestrategie toe volgens de theorie van A. Verhoeven.
K, I, T* K,
Weging 0,30
I, T
0,30
I, T
0,40
181
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Draaiboek Werving & Selectie deel 1 AHM2SBV1A.8 Groepswerkstuk n.v.t. ≥5,5 100% T2, T4, herkansing na overleg Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek AHM2-SBV1A
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
Geen
1
Verhoeven, A. (2012), Recruitment. (1e druk). Amsterdam: Pearson. Aanvullend dient toegang te worden verschaft tot de digitale leeromgeving behorend bij dit boek via http://han.univid.nl n.v.t.
3
4
5
6
7
8
9/10
1 2+ 2
2 2+ 2
3 2+ 2
4 2+ 2
5 4*
6 4*
7 2+ 2
8 2*
9/10
* halve groep + aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie
Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids. De vakken SBV en TPI zijn geïntegreerd en de toetsing is daarop aangepast.
182
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
ABP1 Bedrijfsproject 1 ABP1 Businessproject 1
Modulen
Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Tutorbegeleiding ABP1-TUT1A Onderzoek ABP1-OND1A Professionele Houding en Gedrag ABP1-PHG1A Projecturen (zonder begeleiding) ABP1-PROJ Assessment APB1-ASS1A Studieloopbaanbegeleiding ASLB Dhr. drs. Stephan Plat (PLTS) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT A 1 en 3 Studiepunten: 5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd Excursie Hoor- en werkcolleges/trainingen Projecturen met begeleiding (TUT)
6 uur 25.5 uur 15.75 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage Projecturen ingeroosterd zonder begeleiding Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen) Zelfstudie/projectwerk
21 uur 3 uur 68.75 uur
Totaal Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
1
140 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Portfolio met opdrachten van Bedrijfskunde en Onderzoek Posterpresentatie Competenties / Facility Management: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en eindkwalificaties ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- en organisatieprocessen. Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk , organisatie). Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional). Bedrijfskunde MER: Probleemherkenning en diagnose (niveau 1) 183
Sociaal communicatieve vaardigheden (niveau1) Professioneel en verantwoord handelen (niveau1) Samenwerken en netwerken (niveau1) Evalueren (niveau1)
Logistiek en Economie: Voert onderzoek uit door middel van analyse en vertaalt externe en interne ontwikkelingen naar consequenties voor de organisatie en haar stakeholders. Formuleert beleid op één of meerdere domeinen van de logistiek. Kan logistieke processen inrichten, beheersen en verbeteren. Past managementtechnieken toe. Ondersteunt bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van veranderingsprocessen binnen organisaties. Werkt samen in een beroepsomgeving en denkt mee over doelen en inrichting van de organisatie met als kenmerken multidisciplinariteit, interdisciplinariteit, collegialiteit en leidinggeven. Communiceert effectief en zakelijk in de gangbare bedrijfstaal en in relevante beroepssituaties op alle niveaus. Heeft een professionele beroepshouding
Algemene omschrijving
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
Human Resource Management: Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen Een HR professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting Een HR professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Het Bedrijfsproject is een integraal project waarin studenten een organisatie bezoeken en vervolgens werken aan bedrijfskundige opdrachten waarbij deze organisatie centraal staat. De studenten werken in duo’s. Zij onderzoeken bedrijfskundige trends en ontwikkelingen in relatie tot de professie, het werkveld en de organisatie. De tutor begeleidt de studenten bij het werken aan de opdrachten en bij het groepsproces. Daarnaast volgen de studenten trainingen gericht op de ontwikkeling van een professionele houding en gedrag. In het A cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. Dit vormt de gezamenlijke basis voor het onderwijs van de opleidingen. In het Bedrijfsproject passen de studenten de bedrijfskundige kennis toe op een organisatie uit de beroepspraktijk. Excursie Opdrachten in duo’s Tutorbegeleiding Training Hoor- en werkcolleges Zelfstudie
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria De student ABP1BDK1A.8 past bedrijfskundige theorie, externe organisatieanalyse, toe op de opdrachten van de excursieorganisatie kent het begrippenkader voor de organisatiekunde en strategieontwikkeling en past het juist toe in eenvoudige casussen kent ethiek in relatie tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en internationaal zaken doen en formuleert een onderbouwde mening
K, I, T*
Weging
K,I,T
0,5
K,I,T
0,25
K,I,T
0,25
184
ABP1OND1A.8
ABP1PHG1A.9
ABP1TUT1A.9
ABP1ASS1A.6
De student voert onderzoek uit naar een actueel thema binnen het werkveld van de opleiding en brengt hier verslag van uit. past de APA-richtlijnen toe in de lopende tekst en de bronnenlijst kent opleidingsspecifieke databanken en vaktijdschriften kan bronnen zoeken vanuit verschillende databanken kan bronnen beoordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid kan de gevonden bronnen verwerken in een goedlopend artikel schrijft gestructureerd en in correct Nederlands De student krijgt een V (voldaan) als de student aanwezig is bij alle (100%) bijeenkomsten en daarbij een actieve houding heeft (maximaal 1x gemist toegestaan mits daarvoor dan een vervangende opdracht gemaakt wordt) laat zien inzichten te hebben over zichzelf als professional en zijn/haar rol in samenwerking professionele beroepsvaardigheden laat zien waaruit blijkt dat hij/zij beschikt over kennis van presentatietechnieken, feedback en reflectie zich afmeldt bij de docent bij afwezigheid De student krijgt een V (voldaan) als de student in groepsverband aan het Bedrijfsproject verbonden en in kaders geformuleerde opdracht kan uitvoeren: hij/zij gaat vanuit kaders op zoek naar aanvullende info, denkt na over doel en inhoud en deelt zijn/haar bevindingen. Als toehoorder luistert hij/zij actief, stelt vragen en geeft feedback aanwezig is bij 80% van de bijeenkomsten en daarbij een actieve houding toont opdrachten op tijd inlevert en deze netjes verzorgt zich afmeldt bij de tutor bij afwezigheid De student presenteert een onderwerp geïnspireerd op het Bedrijfsproject in de vorm van een creatieve posterpresentatie toont een professionele en actieve houding bij de voorbereiding en tijdens de posterpresentatie is in staat vragen te beantwoorden tijdens de posterpresentatie
K,I,T
0,10 0,10 0.10 0,10 0,10 0,40 0,10
I,T
1,0
K,I,T
1,0
I,T
0,50
I,T
0,25
I,T
0.25
Voorwaarde: De student is voor 80% aanwezig tijdens lessen TUT van het Bedrijfsproject is voor 100% aanwezig tijdens lessen PHG van het Bedrijfsproject toont actieve en professionele houding tijdens de bijeenkomsten met de tutor werkt op professionele manier samen in duo met andere student aan de portfolio alle opdrachten zijn opgenomen in het portfolio * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
ABP1BDK1A.8
ABP1OND1A.8
Portfolio
Portfolio
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Portfolio opdrachten Bedrijfskunde n.v.t. V T1, T3 herkansing na overleg Portfolio opdrachten Onderzoek n.v.t. > 5.5 50% T1, T3
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
185
ABP1PHG1A.9
Continuous assessment
ABP1TUT1A.9
Continuous assessment
ABP1ASS1A.6
Presentatie
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
herkansing na overleg Participatie training Houding en gedrag n.v.t. V T1, T3 herkansing na overleg Participatie project n.v.t. V T1, T3 herkansing na overleg Posterpresentatie 20 > 5.5 50% T1, T3 min. herkansing per na overleg duo n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
2
Fisher, T. en M. Julsing (2014). Onderzoek doen! Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. (Tweede druk). Groningen: Noordhoff Thuis, P.T.H.J. (2014). Toegepaste organisatiekunde. (6e druk). Groningen: Noordhoff
Software
n.v.t.
n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek ABP1-OND1A 2 ABP1-TUT1A 3 ABP1-PHG1A 2
ABP1-PROJ Excursie ABP1-ASS1A
4
ASLB
2
2 2 3
3 2 3
4 2 3
3
4
5 2 3
6 2 3
3
4
4 6
7 2 3
8
80 % aanwezigheidsplicht Training in halve groepen, om de week, 100% aanwezigheidsverplichting
3
4
4
4 8
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
9/10
Aanwezigheidsverplichting Aanwezigheidsverplichting Indeling per duo’s
2
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids.
186
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
ABP2 Bedrijfsproject 2 ABP2 Businessproject 2
Modulen
Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Tutorbegeleiding ABP2-TUT1A Onderzoek ABP2-OND1A Professionele Houding en Gedrag ABP2-PHG1A Projecturen (zonder begeleiding) ABP2-PROJ Assessment APB2-ASS1A Dhr. Stephan Plat (PLTS) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT A 2 en 4 Studiepunten: 5 ec Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd Hoor- en werkcolleges/trainingen Projecturen met begeleiding (TUT)
25.5 uur 15.75 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage Projecturen ingeroosterd zonder begeleiding Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen) Zelfstudie/projectwerk
21 uur 3 uur 74.75 uur
Totaal Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
1
140 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Portfolio met opdrachten van Bedrijfskunde, Onderzoek, Engels en Bedrijfseconomie Management meeting Competenties / Facility Management: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en eindkwalificaties ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- en organisatieprocessen. Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk , organisatie). Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional). Bedrijfskunde MER: Probleemherkenning en diagnose (niveau 1) Sociaal communicatieve vaardigheden (niveau1) Professioneel en verantwoord handelen (niveau1)
187
Samenwerken en netwerken (niveau1) Evalueren (niveau1)
Logistiek en Economie: Voert onderzoek uit door middel van analyse en vertaalt externe en interne ontwikkelingen naar consequenties voor de organisatie en haar stakeholders. Formuleert beleid op één of meerdere domeinen van de logistiek. Kan logistieke processen inrichten, beheersen en verbeteren. Past managementtechnieken toe. Ondersteunt bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van veranderingsprocessen binnen organisaties. Werkt samen in een beroepsomgeving en denkt mee over doelen en inrichting van de organisatie met als kenmerken multidisciplinariteit, interdisciplinariteit, collegialiteit en leidinggeven. Communiceert effectief en zakelijk in de gangbare bedrijfstaal en in relevante beroepssituaties op alle niveaus. Heeft een professionele beroepshouding
Algemene omschrijving
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
Human Resource Management: Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen Een HR professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting Een HR professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Het Bedrijfsproject is een integraal project waarin studenten een organisatie bezoeken en vervolgens werken vanuit verschillende vakken aan opdrachten waarbij deze organisatie centraal staat. De studenten werken in groepen. Zij onderzoeken bedrijfskundige trends en ontwikkelingen in relatie tot de professie, het werkveld en de organisatie. De tutor begeleidt de studenten bij het werken aan de opdrachten en bij het groepsproces. Daarnaast volgen de studenten trainingen gericht op de ontwikkeling van een professionele houding en gedrag. In het A cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. Dit vormt de gezamenlijke basis voor het onderwijs van de opleidingen. In het Bedrijfsproject passen de studenten de bedrijfskundige kennis toe op een organisatie uit de beroepspraktijk. Opdrachten in projectgroepen Tutorbegeleiding Training Hoor- en werkcolleges Zelfstudie
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria ABP2BDK1A.8 De student past de bedrijfskundige concepten (inter-multidisciplinair denken) toe op de excursieorganisatie en omgevingen: toetst conceptueel denken en toepassen in een andere omgeving dan de getrainde omgeving (transfer) legt de relatie tussen veranderingen in de externe omgeving en de manier waarop de interne omgeving van een organisatie hiermee omgaat, en beredeneert dit in een als-dan betoog De student ABP2OND1A.8 kent basistechnieken interviewen en past deze toe kan een topiclijst opzetten op basis van literatuuronderzoek
K, I, T* K,I,T
Weging 0,50
0,50
K,I,T
0,10 0,30
188
ABP2ENG1A.6
ABP2BEC1A.8
ABP2PHG1A.9
ABP2TUT1A.9
ABP2ASS1A.4
0,30 0,20 0.10
kan een interview verwerken, coderen en analyseren kan een interview uitwerken tot een goedlopend verhaal schrijft gestructureerd en in correct Nederlands
De student houdt een posterpresentatie over het Bedrijfsproject en: gebruikt redelijk correct Engels articuleert duidelijk voorziet de presentatie van een goede inhoud en structuur maakt goed gebruik van de poster ondersteunt de presentatie met mimiek en gebaren en maakt oogcontact met het publiek De student Student past de kennis van financiële verantwoording toe in het bedrijfsproject. Student kan de balans, resultatenrekening en het de liquiditeitsrekening van het onderzochte bedrijf lezen en interpreteren. Student kan de financiële situatie analyseren aan de hand van kengetallen over rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit. De student krijgt een V (voldaan) als de student aanwezig is bij alle (100%) bijeenkomsten en daarbij een actieve houding heeft (maximaal 1x gemist toegestaan mits daarvoor dan een vervangende opdracht gemaakt wordt) laat zien inzichten te hebben over zichzelf als professional en zijn/haar rol in samenwerking professionele beroepsvaardigheden laat zien waaruit blijkt dat hij/zij beschikt over kennis van interviewtechnieken, presentatietechnieken, feedback en reflectie in een verslag aantoont te kunnen reflecteren op de eigen houding en het gedrag zich afmeldt bij de docent bij afwezigheid De student krijgt een V (voldaan) als de student in groepsverband aan het Bedrijfsproject verbonden en in kaders geformuleerde opdracht kan uitvoeren: hij/zij gaat vanuit kaders op zoek naar aanvullende info, denkt na over doel en inhoud en deelt zijn/haar bevindingen. Als toehoorder luistert hij/zij actief, stelt vragen en geeft feedback aanwezig is bij 80% van de bijeenkomsten en daarbij een actieve houding toont opdrachten op tijd inlevert en deze netjes verzorgt zich afmeldt bij de tutor bij afwezigheid De student toont in de management meeting aan professioneel te kunnen handelen (rekening houdend met gesprekspartner, aanvullen, uit laten praten, stemgebruik) beredeneert de beantwoording van de vragen op een logische consistente wijze: causaal redeneren (oorzaak-gevolg). toont in de management meeting aan het belang van de actualiteit en maatschappelijke onderwerpen te zien in relatie tot zijn/haar beroepsprofiel en studie en bedrijfskundig jargon correct te kunnen gebruiken
K,I,T I,T I,T I,T I,T
0,20 0,20 0,20 0,20 0,20
K,I,T
0,33
I,T
0,33
I,T
0,34
I,T
1,0
K,I,T
1,0
I,T
0.50
0.25 0.25
Voorwaarde: De student is voor 80% aanwezig tijdens lessen TUT van het bedrijfsproject is voor 100 % aanwezig tijdens lessen PHG van het bedrijfsproject toont actieve en professionele houding tijdens de bijeenkomsten met de tutor
189
werkt op professionele manier samen met andere studenten aan portfolio (groep van 4 studenten) alle opdrachten zijn opgenomen in het portfolio
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Portfolio opdrachten Bedrijfskunde ABP2BDK1A.8 Portfolio n.v.t. V T2, T4 herkansing na overleg Portfolio opdrachten Onderzoek Portfolio n.v.t. > 5.5 50% T2, T4 ABP2OND1A.8 herkansing na overleg Presentatie Engels Presentatie n.v.t. V T2, T4 ABP2ENG1A.6 herkansing na overleg Portfolio opdracht Bedrijfseconomie Portfolio n.v.t. V T2, T4 ABP2BEC1A.8 herkansing na overleg Participatie training Houding en gedrag ABP2PHG1A.9 Continuous n.v.t. V T2, T4 assessment herkansing na overleg Participatie project ABP2TUT1A.9 Continuous n.v.t. V T2, T4 assessment herkansing na overleg Management meeting Mondeling n.v.t. > 5.5 50% T2, T4 ABP2ASS1A.4 herkansing na overleg Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
2
Fisher, T. en M. Julsing (2014). Onderzoek doen! Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. (Tweede druk). Groningen: Noordhoff Thuis, P.T.H.J. (2014). Toegepaste organisatiekunde. (6e druk). Groningen: Noordhoff Heezen, A.W.W. (2014). Bedrijfsbeslissingen en financiële verantwoording (3e druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. n.v.t.
190
LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek ABP2-OND1A 2 ABP2-TUT1A 3 ABP2-PHG1A 2
ABP2-PRO1A ABP2-ASS1A
4
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
2 2 3
3 2 3
4 2 3
3
4
5 2 3
6 2 3
3
4
4
7 2 3
8
80 % aanwezigheidsplicht Training in halve groepen, om de week, 100% aanwezigheidsverplichting
3
4
4
9/10
4 8
Aanwezigheidsverplichting Indeling per groep
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids.
191
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
ABK1 Bedrijfskunde 1 ABK1 Business and Management 1 Bedrijfskunde ABK1-BDK1A Dhr. drs. Stephan Plat (PLTS) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster VT A 1 en 3 Studiepunten: 2,5
Niveau
1
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges/lessen - Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen)
30 uur 2 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage - Lezen 200 pagina’s literatuur (10 p per uur) - Zelfstudie/projectwerk/voorbereiding tentamen
20 uur 18 uur
Totaal
70 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Facility Management: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en eindkwalificaties ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming Toepassen van human resource management in het licht van de strategie van de organisatie Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- en organisatieprocessen Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Logistiek en Economie: Formuleert beleid op één of meerdere domeinen van de logistiek. Ondersteunt bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van veranderingsprocessen binnen organisaties. Kan logistieke processen inrichten, beheersen en verbeteren. Past managementtechnieken toe. Human Resource management: Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen
192
Een HR professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting Een HR professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit.
Bedrijfskunde MER: Probleemherkenning en diagnose (niveau 1) Sociaal communicatieve vaardigheden (niveau1) Professioneel en verantwoord handelen (niveau1) Bedrijfskunde houdt zich bezig met vraagstukken binnen bedrijven en kijkt daarnaar vanuit een integrale benadering. Het gaat daarbij om organisaties zelf en om de marktomgeving waarin die organisaties staan. In het A cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. Dit vormt de gezamenlijke basis voor het onderwijs van de opleidingen. In het Bedrijfsproject passen de studenten de bedrijfskundige kennis toe op een organisatie uit de beroepspraktijk. hoorcolleges werkcolleges
Algemene omschrijving Samenhang
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria ABK1BDK1A.1 De student: beschrijft het begrippenkader voor de organisatiekunde en past het juist toe in eenvoudige casussen beschrijft de belangrijkste stromingen in de organisatiekunde en past die juist toe in eenvoudige casussen beschrijft het begrip management en past dit juist toe in eenvoudige casussen beschrijft een strategische situatieanalyse en past die juist toe in eenvoudige casussen beschrijft een strategieontwikkeling en past die juist toe in eenvoudige casussen beschrijft maatschappelijk verantwoord ondernemen en internationaal zaken doen en formuleert een onderbouwde mening * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
ABK1BDK1A.1
Schriftelijk tentamen
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek ABK1-BDK1A 2+3
120 min.
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Bedrijfskunde > 5.5 100% T1, T3, herkansing T4
K, I, T*
Weging
K, I, T
0.15
K, I, T
0.20
K, I, T
0.20
K, I, T
0.15
K, I, T
0.15
K, I, T
0.15
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
Thuis, P.T.H.J. (2014). Toegepaste organisatiekunde. (6e druk). Groningen: Noordhoff n.v.t.
2 2+3
3 2+3
4 2+3
5 2+3
6 2+3
7 2+3
8 2+3
9/10
193
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids. De toets ABABDK1A.1 is gelijkgesteld aan ABK1BDK1A.1
194
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
ABK2 Bedrijfskunde 2 ABK2 Business and Management 2 Bedrijfskunde ABK2-BDK1A Dhr. drs. Stephan Plat (PLTS) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster VT A 2 en 4 Studiepunten: 2,5
Niveau
1
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges/lessen - Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen)
28 uur 2 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage - lezen 200 pagina’s literatuur (10 p per uur) - zelfstudie/projectwerk/voorbereiding tentamen
20 uur 20 uur
Totaal n.v.t.
70 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Facility Management: Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en eindkwalificaties ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming Toepassen van human resource management in het licht van de strategie van de organisatie Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- en organisatieprocessen Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Bedrijfskunde MER: Probleemherkenning en diagnose (niveau 1) Sociaal communicatieve vaardigheden (niveau1) Professioneel en verantwoord handelen (niveau1) Logistiek en Economie: Formuleert beleid op één of meerdere domeinen van de logistiek. Ondersteunt bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van veranderingsprocessen binnen organisaties. Kan logistieke processen inrichten, beheersen en verbeteren. Past managementtechnieken toe.
195
Human Resource Management: Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen Een HR professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting Een HR professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. Bedrijfskunde houdt zich bezig met vraagstukken binnen bedrijven en kijkt daarnaar vanuit een integrale benadering. Het gaat daarbij om de organisaties zelf en om de marktomgeving waarin die organisaties staan. In het A cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. Dit vormt de gezamenlijke basis voor het onderwijs van de opleidingen. In het Bedrijfsproject passen de studenten de bedrijfskundige kennis toe op een organisatie uit de beroepspraktijk. hoorcolleges werkcolleges
Algemene omschrijving Samenhang
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria ABK2BDK1A.1 De student: beschrijft het begrip planning en past het juist toe in eenvoudige casussen beschrijft het begrip organisatie (structuur en invulling) en past dit juist toe in eenvoudige casussen beschrijft het begrip leidinggeven en past dit juist toe in eenvoudige casussen beschrijft het begrip beheersing en past dit juist toe in eenvoudige casussen maakt een SWOT en confrontatiematrix en geeft op basis hiervan eenvoudige adviezen * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
ABK2BDK1A.1
Schriftelijk tentamen
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek ABK2-BDK1A 2+3
120 min.
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Bedrijfskunde > 5.5 100% T2, T4, herkansing T5
K, I, T*
Weging
K, I, T
0.20
K, I, T
0.20
K, I, T
0.20
K, I, T
0.20
K, I, T
0.20
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
Thuis, P.T.H.J. (2014). Toegepaste organisatiekunde. (6e druk). Groningen: Noordhoff n.v.t.
2 2+3
3 2+3
4 2+3
5 2+3
6 2+3
7 2+3
8 2
9/10
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie
196
Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids. ABBBDK1A.1 is gelijkgesteld aan ABK2BDK1A.1
197
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
ACM1 Communicatie 1 ACM1 Communication 1
Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
ACM1-ENG1A
Communicatie: Engels
ACM1-PCV1A Communicatie: Nederlands/PCV Mw. drs. Wiesje Groenhof (GHFL) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster VT A 1 en 3 Studiepunten: 2,5
Niveau
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - hoor- en werkcolleges - begeleiding - tentamens/toetsing Geprogrammeerde onderwijstijd - stage/praktijkleren - zelfstudie/projectwerk Totaal
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
1
36 uur 2,5 uur
31.5 uur
70 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / eindkwalificaties
Facility Management: Sociale en communicatieve competentie (inter-persoonlijk, organisatie) Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional) Bedrijfskunde MER: Sociaal communicatieve vaardigheden (niveau1) Professioneel en verantwoord handelen (niveau1) Samenwerken en netwerken (niveau1) Logistiek en Economie: Werkt samen in een beroepsomgeving en denkt mee over doelen en inrichting van de organisatie met als kenmerken multidisciplinariteit, interdis-ciplinariteit, collegialiteit en leidinggeven. Communiceert effectief en zakelijk in de gangbare bedrijfstaal en in relevante beroepssituaties op alle niveaus. Stuurt en reguleert de eigen ontwikkeling op het gebied van leren. Heeft een professionele beroepshouding. Human Resource Management: Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 198
Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). In deze onderwijseenheid staan basiskennis en communicatieve vaardigheden in Engels en Nederlands centraal. Hierbij gaat het om professionele vaardigheden op het gebied van mondelinge en schriftelijke communicatie. In het A cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. Studenten gebruiken daarbij mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden om hun bevindingen te rapporteren en te presenteren. In het Bedrijfsproject passen de studenten de algemene kennis en vaardigheden toe op een organisatie uit de beroepspraktijk. hoorcolleges werkcolleges practica
Algemene omschrijving Samenhang
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria ACM1ENG1A.1 De student: past de Engelse grammaticaregels correct toe gebruikt zakelijk idioom correct ACM1NED1A.1 De student: past de regels voor de werkwoordspelling juist toe past de regels voor interpunctie juist toe past de regels voor de algemene spelling juist toe past de regels voor correct woordgebruik en correcte zinsbouw juist toe * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
ACM1ENG1A.1
Schriftelijke tentamen
90 min
ACM1NED1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Engels ≥ 5,5 50%
≥ 5,5
Taaltoets 50%
K, I, T*
Weging
K,I,T K,I,T
0.75 0.25
I,T I,T I,T I,T
0.30 0.20 0.20 0.30
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T1, T3 herkansing T4
geen
1
T1, T3 Herkansing T4
geen
1
n.v.t.
Janssen, D., Van der Loo, M., Van den Hurk,J., Jansen, F. (2012) Zakelijke communicatie voor professionals. (1e druk; 6e editie).Groningen: Noordhoff. Marttin, R.K.M. (2011). Engels idioom voor het EAO.(2e druk). Holten: Walvaboek. Voort, P.J. van der (2013). Basic Business Grammar.( 2e druk). Holten: Walvaboek. Syllabus Basiscursus Nederlandse taal (HAN Scholar)
Software LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 Onderwijsweek ACM1-ENG1A 2 2 2 2 2 2 2 2 ACM1-PCV1A 2+2* 2**+2* 2**+2* 2+2* 2+2* 2+2* 2+2* 2+2* * verplichte aanwezigheid (Bij PCV geldt verplichte aanwezigheid voor de lessen schrijfvaardigheid) ** zelfstudie (voorbereiding op taaltoets)
9/10
199
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids. Het programma van Engels is gewijzigd. Tekstbegrip is komen te vervallen en er is een opdracht t.b.v. het Bedrijfsproject toegevoegd. Bij Nederlands/PCV is het aantal contacturen uitgebreid en is de basisvaardigheid schrijven toegevoegd aan het programma. De Nederlandse taaltoets is ongewijzigd, de code is aangepast (APANED1A.1 is gelijk aan ACM1NED1A.1).
200
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
ACM2 Communicatie 2 ACM2 Communication 2
Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
ACM2-ENG1A
Communicatie: Engels
ACM2-PCV1A Communicatie: PCV Mw. drs. Wiesje Groenhof (GHFL) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster VT A 2 en 4 Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - hoor- en werkcolleges - begeleiding - tentamens/toetsing Geprogrammeerde onderwijstijd - stage/praktijkleren - zelfstudie/projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
Niveau
1
24 uur
1 uur
45 uur
70 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Presentatie Competenties / Facility management: Sociale en communicatieve competentie (inter-persoonlijk, organisatie) eindkwalificaties Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional) Bedrijfskunde MER: Sociaal communicatieve vaardigheden (niveau1) Professioneel en verantwoord handelen (niveau1) Samenwerken en netwerken (niveau1) Logistiek en Economie: Werkt samen in een beroepsomgeving en denkt mee over doelen en inrichting van de organisatie met als kenmerken multidisciplinariteit, interdisciplinariteit, collegialiteit en leidinggeven. Communiceert effectief en zakelijk in de gangbare bedrijfstaal en in relevante beroepssituaties op alle niveaus. Stuurt en reguleert de eigen ontwikkeling op het gebied van leren. Heeft een professionele beroepshouding. Human Resource Management:
201
Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). In deze onderwijseenheid staan basiskennis en communicatieve vaardigheden in Engels en Nederlands centraal. Hierbij gaat het om professionele vaardigheden op het gebied van mondelinge en schriftelijke communicatie.
Algemene omschrijving Samenhang
In het A cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding. Studenten gebruiken daarbij mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden om hun bevindingen te rapporteren en te presenteren. In het Bedrijfsproject passen de studenten de algemene kennis en vaardigheden toe op een organisatie uit de beroepspraktijk. hoorcolleges werkcolleges practica
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria ACM2ENG1A.1 De student: past de grammaticaregels correct toe gebruikt zakelijk idioom correct ACM2PCV1A.6 De student houdt een presentatie over een beroepsgerelateerd onderwerpen: is goed verstaanbaar en formuleert duidelijk en in correct Nederlands voorziet de presentatie van een goede inhoud en structuur maakt goed gebruik van hulpmiddelen ondersteunt de presentatie met mimiek en gebaren en maakt oogcontact met het publiek
K, I, T*
Weging
K,I,T K,I,T
0.75 0.25
I,T I,T I,T
0.25 0.25 0.25
I,T
0.25
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
ACM2ENG1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min
ACM2PCV1A.6
Presentatie
n.v.t.
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Engels ≥ 5,5 50%
Presentatie PCV ≥ 5,5 50%
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T2,T4 herkansing T5
geen
1
T2, T4 Herkansing na overleg
n.v.t.
1
n.v.t.
Janssen, D., Van der Loo, M., Van den Hurk,J., Jansen, F. (2012) Zakelijke communicatie voor professionals. (1e druk; 6e editie).Groningen: Noordhoff. Marttin, R.K.M. (2011). Engels idioom voor het EAO.(2e druk). Holten: Walvaboek. Voort, P.J. van der (2013). Basic Business Grammar.( 2e druk). Holten: Walvaboek. Syllabus PCV (HAN Scholar)
Software
202
LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek ACM2-ENG1A* 2 ACM2-PCV1A 3**
2 2
3 2 3**
4 2
5 2 3**
6 2
7 2 3**
8
9/10
2
*verplichte aanwezigheid, bij Engels zijn de lessen waarin de posterpresentaties plaatsvinden verplicht ** Halve klassen om de week, verplichte aanwezigheid OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids. Het programma van Engels is gewijzigd. Tekstbegrip is komen te vervallen en er is een opdracht t.b.v. het Business Project toegevoegd. Bij Nederlands/PCV is het aantal contacturen uitgebreid en is de basisvaardigheid schrijven toegevoegd aan het programma. De presentatie is ongewijzigd, de code is aangepast (APBPCV1A.6 is gelijkgesteld aan ACM2PCV1A.6).
203
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
ARE Verbintenissen- en ondernemingsrecht ARE Contract law and Business law Recht ARE-REC1A Dhr. Mr. Wim de Ruiter (RTRG) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT A 1 1, 2, 3 en 4 De even groepen hebben ABE bedrijfseconomie in P1 en P3 en de oneven groepen in P2 en P4. Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Zelfstudie
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
24 uur 2 uur
44 uur 70 uur
n.v.t
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Bedrijfskunde MER: Probleemherkenning en diagnose (Niveau 1) eindkwalificaties Facility Management: Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Logistiek en Economie: Formuleert beleid op één of meerdere domeinen van de logistiek.
Algemene omschrijving Samenhang
Human Resource Management: Een HR professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. Studenten maken kennis met de structuur van het Nederlands recht en de belangrijkste beginselen van ondernemings- en verbintenissenrecht. In het A-cluster ligt het accent op Bedrijfskunde en op algemene basiskennis op hboniveau, waaronder het vak Recht. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van een professionele, onderzoekende houding en communicatieve vaardigheden. Dit vormt de gezamenlijke basis voor het onderwijs van de opleidingen. In het Bedrijfsproject passen de studenten de algemene kennis en vaardigheden toe op een organisatie uit de beroepspraktijk.
204
Activiteiten en werkvormen
hoorcollege werkcollege
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria AREREC1A.1 De student: past kennis van de structuur van het Nederlands recht juist toe past kennis van de rechtsbronnen juist toe past kennis van de hoofdlijnen van het ondernemingsrecht juist toe past kennis van de hoofdlijnen van het verbintenissenrecht juist toe
K, I, T*
Weging
K,I,T K,I,T K,I,T
0,10 0,10 0,40
K,I,T
0,40
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
AREREC1A.1
Schriftelijk tentamen
120
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Recht ≥ 5,5 100%
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T1, T2, T3, T4, herkansing T5
wettenbundel mits niet geannoteerd
1
n.v.t.
De Ruiter, G.W. & R. Westra (2014), Verbintenissenrecht & Ondernemingsrecht. (6e druk) . Den Haag; Boom Juridische Uitgevers (verplicht 6e druk aanschaffen) Zeijl, A.M.M.M. (2015). Wetteksten hoger onderwijs 2015-2016. (31e druk). Groningen: Noordhoff Syllabus SN-4250 Werkboek Recht (Scholar)
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek ARE-REC1A 2 +2 OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
2 2 +2
3 2 +2
4 2 +2
5 2 +2
6 2 +2
7 2 +2
8 2 +2
9/10
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude A-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst achter in de studiegids. ARE is een combinatie van APAREC en APBREC
205
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
ABE Bedrijfseconomie ABE Finance and accounting
Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Bedrijfseconomie ABE-BEC1A Rekenvaardigheden ABE-RKV1A Dhr. Jos Floor (FLRJ) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT A 1 1, 2, 3 en 4 De even groepen hebben ABE bedrijfseconomie in P2 en P4 en de oneven groepen in P1 en P3. Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen)
24 uur 4 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Zelfstudie / projectwerk
42 uur
Totaal n.v.t.
70 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Logistiek en Economie: B2: kan logistieke processen inrichten, beheersen en verbeteren. eindkwalificaties C3: Monitort prestaties binnen alle logistieke domeinen. Facility Management: Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Human Resource Management: Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en -inrichting. (niveau 1)
Algemene omschrijving
Bedrijfskunde MER: Probleemherkenning en diagnose (niveau1) Bij Bedrijfseconomie leert de student de externe financiële verslaggeving van een bedrijf globaal te interpreteren en een oordeel te vellen over de financiële situatie van een bedrijf. Tevens leert de student een winstberekening te maken rekening houdend met het belastingregime.
206
In de module RKV (rekenvaardigheden) worden de basis rekenvaardigheden voor het hoger economisch onderwijs geleerd. Het eerste tentamen in augustus is een instaptoets. Indien de student deze toets niet haalt, kan hij of zij deelnemen aan de deficiëntie cursus RKV die in de avonduren wordt aangeboden. De module RKV leert de basis rekenvaardigheden, die nodig zijn voor Bedrijfseconomie. Bedrijfseconomie levert basiskennis die studenten toepassen in het Bedrijfsproject in de vorm van opdrachten. hoorcolleges werkcolleges
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria ABEBEC1A.1 Interpreteert adequaat de externe financiële verslaggeving in grote lijnen en velt op basis daarvan een globaal oordeel over de financiële situatie van een bedrijf of bedrijfsactiviteit. Kan een winstberekening uitvoeren en de verandering van de voorraad liquide middelen vaststellen Kan een balans interpreteren en wijzigingen in een balans vaststellen aan de hand van gebeurtenissen Kent de onderdelen van een financieel plan en kan de gegevens daarin interpreteren. Kent de werking van belastingen als BTW en vennootschapsbelasting en kan bijbehorende berekeningen uitvoeren. Past de kennis van financiële verantwoording toe in het Business Project (periode 1 en 2) ABERKV1A.2 De student: toont aan correct te kunnen werken met breuken, percentages (verhoudingsgetallen) en indexcijfers. voert op correcte wijze wiskundige berekeningen uit die veel voorkomen in de onderbouwing van eenvoudige economische rapportages. past de rekenregels correct toe. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
ABERKV1A.2
PC tentamen
ABEBEC1A.1
Schriftelijk tentamen
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing PC tentamen Rekenvaardigheden 90 V 1e lesweek min periode 1 en 3, herkansing in T1, T3, T4 Toets Bedrijfseconomie 120 ≥5.5 100% T1,T2,T3, min T4 herkansing T5
K, I, T* K,I,T
Weging 0,20
K,I,T
0,20
K,I,T
0,20
K,I,T
0,15
K,I,T
0,15
I,T
0,10
K, I, T
0.40
K, I, T
0.40
K, I, T
0.20
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
rekenmachine (geen grafische)
1
rekenmachine (geen grafische)
1
n.v.t.
Heezen, A.W.W. (2014). Bedrijfsbeslissingen en financiële verantwoording (3e druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. 207
Software
Inlogcode van €15 aanschaffen bij www.paratekennis.nl voor RKV n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 Onderwijsweek ABE-BEC1A 2+2 2+2 2+2 2+2 2+2 2+2 2+2 ABE-RKV1A 3 3 3 3 3 3 * 2 uur tentamentraining lessen RKV in Nijmegen op donderdagmiddag/avond en in Arnhem op dinsdagmiddag/avond OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
8 2+2* 3
9/10
Het A-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. Bedrijfseconomie is voor een deel van het B-cluster naar het A-cluster verplaatst. De toets ABARKV1A.1 is gelijkgesteld aan ABERKV1A.2.
208
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BAE0 Algemene economie Algemene Economie BAE0-AEC1A Dhr. drs. Wim van de Donk (DNKW) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT B 1 1, 2, 3, 4 De oneven groepen hebben Algemene economie in P1 en P3 en de even groepen in P2 en P4. Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor-en werkcolleges/lessen - Tentamen Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid zelfstudie
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
16 uur 1,5 uur
52,5 uur
Totaal nvt
70 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Algemene omschrijving
In de module worden belangrijke macro-economische ontwikkelingen bestudeerd die afgestudeerden in staat stellen de berichtgeving over deze voor de beroepspraktijk belangrijke ontwikkelingen zelfstandig te blijven volgen. Daarnaast leert deze module de invloed van belangrijke macro-economische variabelen op de resultaten van bedrijven te analyseren.
Samenhang
Deze module is een aanvulling op de overige vakken die de bedrijfsomgeving leren analyseren zoals bedrijfseconomie, marketing en bedrijfskunde.
Activiteiten en werkvormen
De lessen zijn een gemengd hoor/werkcollege. Tijdens deze lessen worden ook tussentijdse toetsen gemaakt die bonuspunten opleveren voor het tentamen.
209
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BAE0AEC1A.1 De student: Analyseert de relatie tussen de bedrijfsomgeving en algemene economie Kan de waarde van de productie berekenen via de toegevoegde waarde, bestedingen en inkomens Analyseert de functie van productiefactoren in het productieproces Analyseert de rol van de verschillende bestedingssoorten in de economie Kent de betekenis van inflatie voor het economisch proces Kent de oorzaken en gevolgen van de conjunctuur en weet op welke wijze bedrijven de conjunctuur kunnen volgen en voorspellen Analyseert de factoren die de economische groei op lange termijn beïnvloeden Bepaalt de conjunctuurgevoeligheid van een onderneming en weet hoe een onderneming de conjunctuurgevoeligheid kan verminderen * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BAE0AEC1A.1
Schriftelijk tentamen
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
90 min.
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Algemene economie ≥5,5 100% T1,T2,T3,T4 Herkansing T5
Weging
K,I
0,10
K,I,T
0,20
K,I K,I
0,10 0,10
K,I K,I
0,10 0,10
K,I
0,10
K,I,T
0,20
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
Rekenmachine (geen grafische)
1
geen
A.J. Marijs, W. Hulleman. Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving (zesde druk). Groningen: Noordhoff geen
LES- / CONTACTUREN in P1 en P3 1 2 3 Onderwijsweek BAE0-AEC1A 3 3 3
4 3
5 3
6 3
7 3
8
9/10
LES- / CONTACTUREN in P2 en P4 1 2 3 Onderwijsweek BAE0-AEC1A 3 3
4 3
5 3
6 3
7 3
8 3
9/10
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
K, I, T*
Het A- en B-cluster zijn gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude Aen B-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst. Algemene Economie: Literatuur en toetsvorm zijn gewijzigd!
210
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BBE0 Bedrijfseconomie Bedrijfseconomie BBE0-BEC1A Dhr. Jos Floor (FLRJ) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT B 1 1, 2, 3 en 4 De even groepen hebben BBE bedrijfseconomie in P1 en P3 en de oneven groepen in P2 en P4. Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen)
21 uur 2 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Zelfstudie / projectwerk Totaal Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
47 uur 70 uur
n.v.t. Student heeft ABE-BEC1A gevolgd
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en -inrichting. (niveau 1) eindkwalificaties Algemene omschrijving
Samenhang Activiteiten en werkvormen
Bij Bedrijfseconomie leert de student de externe financiële verslaggeving van een bedrijf globaal te interpreteren en een oordeel te vellen over investeringen van een bedrijf. Tevens leert de student kosten en kostprijzen te berekenen. Daarnaast leert de student een (globale) salarisberekening en uurloonberekening te maken, waarbij begrippen als loon- en inkomstenbelasting, pensioenpremies, premie sociale lasten en loonkosten behandeld worden. Deze OWE is een vervolg op de OWE Bedrijfseconomie van het A-cluster. hoorcolleges werkcolleges
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BBE0BEC1A.1 Kent het verschil tussen vaste en variabele kosten en kan op basis daarvan een break-even-punt vaststellen of een standaard kostprijs berekenen. Kent het verschil tussen directe en indirecte kosten en kan op basis daarvan een kostprijs berekenen.
K, I, T* K,I,T
K,I,T
Weging 0,15
0,15
211
Kent het begrip differentiële kostencalculatie en kan dat toepassen in een eenvoudige praktijksituatie. Kent de belangrijkste methodes voor het nemen van investeringsbeslissingen en kan die toepassen in eenvoudige praktijksituaties. Kent de belangrijkste fiscale regelingen op het gebied van loonbelasting en sociale premies en pensioenpremies en kan op basis daarvan de arbeidskosten uitrekenen. Kan de arbeidskosten, de productieve uren en een uurloonberekening maken. Kan relevante informatie voor de bruto-nettoloonberekening voor een werknemer uit een loonstrook afleiden. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BBE0BEC1A.1
120 min
Schriftelijk tentamen
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
0,10
K,I,T
0,25
K,I,T
0,15
K,I,T
0,10
I,T
0,10
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
rekenmachine (geen grafische)
1
n.v.t.
Software
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Bedrijfseconomie ≥ 5.5 100% T1,T2,T3, T4 herkansing T5
K,I,T
Heezen, A.W.W. (2014). Bedrijfsbeslissingen en financiële verantwoording (3e druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Materiaal op Scholar-leren
n.v.t.
LES- / CONTACTUREN in P1 en P3 1 2 Onderwijsweek BBE-BEC1A 2+2 2+2 * 2 uur tentamentraining
3 2+2
4 2+2
5 2+2
6 2+2
7 2+2*
8
9/10
LES- / CONTACTUREN in P2 en P4 1 2 Onderwijsweek BBE-BEC1A 2+2 * 2 uur tentamentraining
3 2+2
4 2+2
5 2+2
6 2+2
7 2+2
8 2+2*
9/10
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het A-cluster en B-cluster zijn gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 EC gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. Bedrijfseconomie is voor een deel van het B-cluster naar het A-cluster verplaatst. Zie de conversielijst.
212
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BCM1 Communicatie Communicatie: Engels BCM1-ENG1A Communicatie: PCV BCM1-PCV1A Studieloopbaanbegeleiding BSLB Mw. drs. Wiesje Groenhof (GHFL) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster VT B 1 en 3 Studiepunten: 2,5 ec
Niveau
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - hoor- en werkcolleges - begeleiding - tentamens/toetsing
24 uur 2 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - stage/praktijkleren - zelfstudie/projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
1
44 uur
Totaal n.v.t.
70 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Competenties / Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). eindkwalificaties Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid staan basiskennis en communicatieve vaardigheden in Engels en Nederlands centraal. Hierbij gaat het om professionele vaardigheden op het gebied van mondelinge en schriftelijke communicatie.
Samenhang
Deze onderwijseenheid is een vervolg op de onderwijseenheid Communicatie in het A-cluster.
Activiteiten en werkvormen
Hoorcollege Practica/training
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria De student voert de volgende mondelinge opdracht uit in het Engels: BCM1ENG1A.4 Een zakelijk telefoongesprek
K, I, T* K.I.T
Weging
213
BCM1PCV1A.1
Deze mondelinge activiteit wordt beoordeeld op het gebruik van het juiste vocabulaire en het toepassen van de grammaticaregels. Tevens wordt de student beoordeeld op de uitspraak, op het vloeiend en verstaanbaar spreken en op het vertonen van passend non-verbaal gedrag.
De student: weet waar een duidelijke, efficiënte en correcte formulering aan moet voldoen; formuleert duidelijk, efficiënt en correct; is in staat structuur aan te brengen in een geschreven tekst.
K
0.33
I,T I,T
0.34 0.33
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BCM1ENG1A.4
Mondelinge toets
n.v.t.
BCM1PCV1A.1
Schriftelijk tentamen
120 min.
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Mondeling Engels V T1, T3 Herkansing in overleg Toets PCV ≥ 5,5 100% T1, T3 herkansing T4
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
Janssen, D., Loo, M. van der, Hurk, J. van den & Jansen, F. (2012). Zakelijke communicatie voor professionals. Groningen: Noordhoff. Voort, P.J. van der (2013). Basic Business Grammar.( 2e druk). Holten: Walvaboek.
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek
BCM1-ENG1A BCM1-PCV1A BSLB
3* 2* 2
2
3** 2*
3
3** 2*
4
3** 2*
5
3** 2*
6
3** 2*
7
3* 2*
8
9/10
3*
*Bij alle lessen geldt een verplichte aanwezigheid ** Eerste uur gezamenlijk, tweede en derde uur in halve groepen. Bij alle lessen geldt een verplichte aanwezigheid. OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het B-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude B-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst. Het programma van Engels is gewijzigd. Tekstbegrip is komen te vervallen. Er is ook is een mondeling komen te vervallen (de productpresentatie).
214
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BCM2 Communicatie Communicatie: Engels BCM2-ENG1A Communicatie: PCV BCM2-PCV1A Studieloopbaanbegeleiding BSLB Dhr. drs. Matthijs Kolthoff (KTFM) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Logistiek en Economie Human Resource Management Variant Cluster VT B 2 en 4 Studiepunten: 2,5 ec
Niveau
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - hoor- en werkcolleges - begeleiding - tentamens/toetsing
1
22,5 uur 1,5 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - stage/praktijkleren - zelfstudie/projectwerk
46 uur
70 uur Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Portfolio Competenties / Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar eindkwalificaties Algemene omschrijving
In deze onderwijseenheid staan basiskennis en communicatieve vaardigheden in Engels en Nederlands centraal. Hierbij gaat het om professionele vaardigheden op het gebied van mondelinge en schriftelijke communicatie.
Samenhang
Deze onderwijseenheid is een vervolg op de onderwijseenheid Communicatie in het A-cluster.
Activiteiten en werkvormen
Hoorcolleges Werkcolleges Practica
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BCM2ENG1A.1 De student:
K, I, T*
Weging
215
BCM2ENG1A.4
BCM2PCV1A.8
past de grammaticaregels correct toe gebruikt zakelijk idioom correct
De student voert de volgende mondelinge opdrachten uit in het Engels: Een sollicitatiegesprek Een zakelijke vergadering Deze mondelinge activiteit wordt beoordeeld op het gebruik van het juiste vocabulaire en het toepassen van de grammaticaregels. Tevens wordt de student beoordeeld op de uitspraak, op het vloeiend en verstaanbaar spreken en op het vertonen van passend non-verbaal gedrag. De student: is aanwezig bij de bijeenkomsten past onderliggende theorie omtrent rapportagetechnieken toe in zijn rapporten en portfolio; ontvangt en vraagt feedback op (schrijf)opdrachten en verwerkt de ontvangen feedback zichtbaar in zijn (schrijf)opdrachten.
K,I,T K,I,T
0.75 0.25
K, I, T K, I, T
0.50 0.50
T
0.33
T T
0.34 0.33
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BCM2ENG1A.1
Schriftelijke toets
90 min
BCM2ENG1A.4
Mondelinge toets
n.v.t.
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Engels ≥ 5,5 100%
Mondeling Engels V
Portfolio PCV V
BCM2PCV1A.8
Individueel n.v.t. werkstuk: PCV-portfolio Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T2, T4 herkansing T5
n.v.t.
1
T2, T4 Herkansing in overleg
n.v.t.
1
T2 en T4, herkansing in overleg
n.v.t.
1
Janssen, D., Loo, M. van der, Hurk, J. van den & Jansen, F. (2012). Zakelijke communicatie voor professionals. Groningen: Noordhoff. Voort, P.J. van der (2013). Basic Business Grammar.( 2e druk). Holten: Walvaboek.
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek
BCM2ENG1A BCM2PCV1A BSLB
2
3** 2
3
3** 2*^
4
3** 2*^
5
3** 2*^
6
3** 2*^
7
3** 2*^
8
9/10
3** 2*^ 2
*Bij alle lessen geldt een verplichte aanwezigheid ^Halve groepen door docent ingedeeld 216
** 1e uur gezamenlijk, 2e en 3e uur spreekvaardigheid in halve groepen. Verplichte aanwezigheid OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het B-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude B-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst. Het programma van Engels is gewijzigd. Tekstbegrip is komen te vervallen. Er is ook is een mondeling komen te vervallen (de productpresentatie).
217
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
BIM0 Informatiemanagement Informatiemanagement Praktijklessen
BIM0-INF1A BIM0-DBP1A
Dhr. Rachid Tamrouti (TRTR) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT A 1 1,2,3 en 4 De even groepen hebben BIM Informatiemanagement in P2 en P4 en de oneven groepen in P1 en P3. Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges/lessen - Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen)
17 uur 1 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage - Lezen 350 pagina’s literatuur (10 p per uur) - Zelfstudie/voorbereiding tentamen
35 uur 17 uur
Totaal
70 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Database met managementrapportage Competenties / eindkwalificaties
Algemene omschrijving
Inleiding tot het vakgebied Informatiemanagement, daarnaast maken van een relationele database en genereren daaruit een managementrapport.
Samenhang
In deze onderwijseenheid maken studenten kennis met informatiemanagement als basis voor de rest van de opleiding.
Activiteiten en werkvormen
Een HR-professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting
Hoorcolleges Practica
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BIM0INF1A.1 De student: Weet wat de rol en het belang van informatie en informatievoorziening en ICT in de organisatiekunde is.
K, I, T*
Weging
K, I
0.25
K, I
0.25
218
Weet de belangrijkste componenten van de informatievoorziening en ICT te benoemen. Beschrijft de invloed die ICT kan hebben op bedrijfsprocessen en de besturing daarvan. Brengt informatiestromen op juiste wijze in kaart . BIM0INF1A.5 De student: Past de theorie over een relationele database juist toe. Genereert relevante managementinformatie uit een informatiesysteem. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BIM0INF1A.1
Schriftelijk tentamen
BIM0INF1A.5.
Groepswerkstuk
Compensatiemogelijkheden
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Informatiemanagement 60 > 5.5 100% T1, T2, T3, min. T4, herkansing T5 Database & managementrapport n.v.t. V T1, T2, T3, T4, herkansing na overleg n.v.t.
K, I
0.25
K, I
0.25
I, T I, T
0.5 0.5
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Snijders, J. (2013). Ondernemen met Informatie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers ISBN 978-90-01-81684-1. Interactieve cursus Access. http://hannie.femplaza.nl MS Access
LES- / CONTACTUREN in P1 en P3 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 Onderwijsweek BIM0-INF1A 2 2 2 2 2 2 4* BIM0-DBP1A 2 2 2 2 2 Ad*) Presentatie van database en managementrapport in tweetallen – door docent ingedeeld (15-20 min per tweetal) LES- / CONTACTUREN in P2 en P4 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 Onderwijsweek BIM0-INF1A 2 2 2 2 2 2 4* BIM0-DBP1A 2 2 2 2 2 Ad*) Presentatie van database en managementrapport in tweetallen – door docent ingedeeld (15-20 min per tweetal) OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
n.v.t. Het B-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude B-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst.
219
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BMK0 Marketing Marketing BMK0-MKT1A Dhr. drs. Bart Bossers (BSSB) Bedrijfskunde MER
Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management
Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT B 1 1, 2, 3, 4 De even groepen hebben BMKT Marketing in P1 en P3 en de oneven groepen in P2 en P4. Studiepunten: 2,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Zelfstudie / projectwerk Totaal
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
21 uur 1,5 uur
47,5 uur 70 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Marketingplan; bestaande uit Marketinganalyse en marketingmix Competenties / eindkwalificaties
Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar
Algemene omschrijving
Bij deze onderwijseenheid krijgen studenten een introductie op Marketing. Zij leren basis marketingbegrippen kennen en begrijpen nut en noodzaak van zaken zoals marketingstrategie, segmentatie, doelgroepbepaling en positionering. Ook leren studenten de P’s product, prijs, plaats en promotie kennen en toepassen.
Samenhang
In het A-cluster bij de onderwijseenheid Bedrijfskunde hebben studenten kennis gemaakt met bedrijven en hun interne en externe omgeving. Bij Marketing wordt gekeken hoe binnen zo’n bedrijfsomgeving klantgericht en commercieel te denken. Bovendien leren studenten een marketing mix op te stellen en zodoende in te spelen op externe ontwikkelingen in de markt.
220
Activiteiten en werkvormen
Opdrachten in teams Hoor- en werkcolleges
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BMK0MKT1A.1 De student: kan uitleggen wat marketing is kent verschillende marketingconcepten en kan deze toepassen kent verschillende marketing- en bedrijfsmodellen en -strategieën en kan deze toepassen kent de relatie tussen marketing en de micro-, meso- en macroomgeving kent de kenmerken van koopgedrag van consumenten en organisaties en kan de verschillen en overeenkomsten benoemen Kan de fases in het koopbeslissingsproces benoemen en beschrijven kent de verschillende stappen van doelgroepmarketing en kan ze uitleggen kan segmentatiecriteria beschrijven en beoordelen kan aangeven wat de kenmerken van dienstenmarketing zijn kent de belangrijkste onderdelen die invulling geven aan de marketingmix en de P van Product, Prijs, Plaats, Promotie BMK0MKT1A.5 De student: kent de belangrijkste elementen van een marketingplan en kan deze toepassen * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BMK0MKT1A.1
Schriftelijk tentamen: Toets marketing
90 min.
BMK0MKT1A.5
Werkstuk
n.v.t.
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Marketing ≥ 5.5
Marketingplan V
K, I, T*
Weging
K,I,T K,I,T K,I,T
0.10 0,10
K,I,T
0,10
K,I,T
0,10 0,10
K,I,T 0.10 K,I,T
0,40
K,I,T
1.0
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T1, T2, T3, T4 herkansing T5
n.v.t
1
T1, T2, T3, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
n.v.t.
Kotler, P. Nederlandse bewerking: Borchert, T., Hoek, P., van der. (2012). Marketing: De Essentie + extra MyLab (10e editie). Amsterdam: Pearson n.v.t.
LES- / CONTACTUREN in P1 en P3 1 2 3 Onderwijsweek BMK0-MKT1A 2+2 2+2 2+2
4 2+2
5 2+2
6 2+2
7 2+2
8
9/10
LES- / CONTACTUREN in P2 en P4
221
Onderwijsweek BMK0-MKT1A
1
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
2 2+2
3 2+2
4 2+2
5 2+2
6 2+2
7 2+2
8 2+2
9/10
Het A- en B-cluster zijn gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. Zie de conversielijst.
222
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BON1 Onderzoek en Excel Onderzoek
BON1-OND1A Excel BON1-EXC1A Dhr. Drs. Fred Cornelissen (CNLF) - Onderzoek Dhr. Dr. Wim Hoogeveen (HGVW) - Excel Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster Niveau VT B 1 1 en 3 De oneven groepen hebben Excel in P1 en P3 en de even groepen in P2 en P4. Studiepunten: 2,5 ec Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - hoor- en werkcolleges - begeleiding - tentamens/toetsing
21 uur 3 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - zelfstudie/projectwerk 46 uur Totaal Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
70 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Onderzoeksplan Onderzoeksinstrument: enquête Competenties / Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting (niveau 1). Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 1). Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze onderwijseenheid staat kwantitatief onderzoek centraal. Studenten leren kwantitatieve data te verwerken en te analyseren door middel van een omschrijving praktijkonderzoek. Zij maken kennis met SPSS, schrijven een onderzoeksplan en stellen een enquête op voor het onderzoek dat zij in BON2 gaan uitvoeren naar een FM-relevant vraagstuk. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het werken met Excel. Samenhang
In het A-cluster is aandacht besteed aan het ontwikkelen van een informatie- en interviewvaardigheden. Studenten hebben een bronnenonderzoek gedaan en een artikel geschreven. Zij hebben informatie- en interviewvaardigheden. In het B-cluster ligt het accent op kwantitatieve dataverwerking en analyse.
223
Activiteiten en werkvormen
hoorcolleges werkcolleges practica
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BON1OND1A.1 De student: Kent verschillende typen onderzoek, kan voor- en nadelen van methoden voor gegevensverzameling aangeven en weet welke methode geschikt is om een specifieke onderzoeksvraag te beantwoorden. Kent de fasen in het onderzoeksproces en kan aangeven welke aspecten in iedere fase van invloed zijn op de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek. Kent selecte en a-selecte methoden van steekproeftrekking en kan aangeven welke steekproefmethode in een gegeven situatie geschikt is om data te verzamelen. Kan variabelen operationaliseren, kent de eisen die aan een goede enquête worden gesteld en kan deze eisen toepassen bij vragenlijstconstructie. Kan voor de verwerking en analyse van kwantitatieve gegevens (beschrijvende) statistische technieken toepassen m.b.v. SPSS en kan output van SPSS interpreteren. BON1EXC1A.2 De student: toont aan op correcte wijze basisfuncties en formules te kunnen toepassen op rekenmodellen in Excel met meerdere werkbladen toont aan op correcte wijze rekenmodellen in Excel te kunnen opmaken en beveiligen
K, I, T*
Weging
K,I
0.20
K,I
0.20
K,I,
0.15
K,I,T
0.20
K,I,T
0.25
I,T
0.85
I,T
0.15
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BON1OND1A.1
Schriftelijke toets
90 min
BON1EXC1A.2
PC tentamen
90 min
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Onderzoek ≥ 5,5 75%
Toets Excel ≥ 5,5 25%
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T1/T3 herkansing T4
geen
1
T1,T2,T3, T4 (in laatste lesweek) Herkansing T3, T5
geen
1
n.v.t.
Fisher, T. en M. Julsing (2014). Onderzoek doen! Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. (Tweede druk). Groningen: Noordhoff Digitale Cursus SPSS 20 (link via Han Scholar)
SPSS Microsoft Excel
LES- / CONTACTUREN 224
Onderwijsweek
BON1-OND1A* BON1-EXC1A*
1 2
2 2 2
3 2 2
4 1*+1* 2
5 2* 2
6 2* 2
7 2* 2
8 1*+1* 2
9/10
* verplichte aanwezigheid OVERIGE INFORMATIE Overige informatie
Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het B-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude B-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst. Het programma van Excel is ongewijzigd. Het programma van Onderzoek is wel gewijzigd. Beide codes zijn aangepast.
225
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
BON2 Onderzoek Onderzoek
BON2-OND1A
Dhr. drs. Fred Cornelissen (CNLF) Bedrijfskunde MER Facility Management - Academie Diedenoort Human Resource Management Logistiek en Economie Variant Cluster VT B 2 en 4 Studiepunten: 2,5 ec
Niveau
1
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - hoor- en werkcolleges - begeleiding - tentamens/toetsing
9 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - stage/praktijkleren - zelfstudie/projectwerk
61 uur
Totaal
70 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Onderzoeksrapportage ivv posterpresentatie/powerpoint Competenties / eindkwalificaties
Algemene omschrijving
Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting (niveau 1). Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 1). Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1).
In deze onderwijseenheid staat kwantitatief onderzoek centraal. Studenten leren kwantitatieve data te verwerken en te analyseren door middel van een praktijkonderzoek naar een HRM-relevant vraagstuk. Zij voeren een praktijkonderzoek, verwerken en analyseren hun eigen data m.b.v. SPSS en rapporteren in de vorm van een poster/powerpoint presentatie.
Samenhang
In het A-cluster is aandacht besteed aan het ontwikkelen van een informatie- en interviewvaardigheden. Studenten hebben een bronnenonderzoek gedaan en een artikel geschreven. Zij hebben informatie- en interviewvaardigheden. In het B-cluster ligt het accent op kwantitatieve dataverwerking en analyse.
Activiteiten en werkvormen
hoorcolleges werkcolleges practica
226
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BON2OND1A.6 De student: Formuleert een heldere doelstelling, centrale vraag en deelvragen voor het onderzoek. Maakt verantwoorde keuzen t.a.v. de opzet en uitvoering van het onderzoek en maakt deze keuzen inzichtelijk. Operationaliseert variabelen en ontwikkelt een instrument voor dataverzameling. Beantwoordt de deelvragen van het onderzoek en onderbouwt deze antwoorden met correcte tabellen en grafieken. Past daarbij statistische methoden en technieken correct toe m.b.v. SPSS en geeft aan wat de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de resultaten is. Toetst verschillen m.b.v. de Chi-kwadraattoets. Formuleert een heldere conclusie op basis van de onderzoeksresultaten en formuleert aanbevelingen op basis van de conclusies. Evalueert het onderzoek, legt een verband met de literatuur en bespreekt de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Doet voorstellen voor vervolgonderzoek. Presenteert het onderzoek op een professionele manier en geeft bij de beantwoording van vragen blijk van kennis van onderzoek. BON2OND1A.9
K, I, T*
Weging
K,I,T
0,15
0,15 0,40
0,10
0,10
0,10
Voorwaarde: De student krijgt een voldaan (V) als de student:
Aan de practica SPSS heeft deelgenomen en de practica opdrachten heeft uitgevoerd. Actief heeft deelgenomen aan de uitvoering, verslaglegging en presentatie van het onderzoek.
K,I,T
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BON2OND1A.6
Presentatie
n.v.t.
BON2OND1A.9
Continuous assessment
n.v.t.
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Presentatie Onderzoek ≥ 5,5 100% T2, T4 herkansing na overleg Participatie Onderzoek V T2, T4 herkansing na overleg
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
geen
1
n.v.t.
1
n.v.t.
Fisher, T. en M. Julsing (2014). Onderzoek doen! Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. (Tweede druk). Groningen: Noordhoff Digitale Cursus SPSS 20 (link via Han Scholar) Lessheets onderzoek (Scholar)
227
Software
LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek
SPSS
2 3 2 2 * verplichte aanwezigheid in halve groepen
BON2-OND1A*
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie
Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
4
5 2*
6
7 2*
8
9/10
3
Het B-cluster is gewijzigd. De onderwijseenheden hebben een omvang van 2,5 ec gekregen en de inhoud is aangepast en vernieuwd. De toetsen van het oude B-cluster worden nog twee keer aangeboden. Zie de conversielijst. Het programma van Onderzoek en de codes zijn gewijzigd.
228
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BHM1 - Selectie en Indiensttreding Sociale Beroepsvaardigheden HR Metrics Recht Mevr. Suzanne Boel MSc BA (BOELS) Human Resource Management Variant Cluster VT 1 en 3 Studiepunten: 5,0
BHM1-SBV1A BHM1- HRA1A BHM1-JUR1A
B
Niveau
1
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Werkcolleges - Tentamens/toetsing (niet tijdens de lessen)
48 uur 1,5 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Zelfstudie/projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
90,5 uur 140 uur
Totaal n.v.t. Toegelaten tot HRM-opleiding
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten - Presentatie aan de directie van een dashboard over werving, selectie en indiensttreding, waarin tevens verantwoording wordt afgelegd over de kosten en baten. - Het op de juiste wijze voeren van selectie-, onderhandelings- en arbeidsvoorwaardengesprekken Competenties / Een HR-professional: 3.Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HReindkwalificaties instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze OWE staat het thema selectie en indiensttreding centraal. Je leert om selectie-, onderhandelings- en arbeidsvoorwaardengesprekken voor te bereiden en uit omschrijving te voeren. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de wet- en regelgeving die van toepassing is bij het aannemen van nieuwe medewerkers. Tot slot wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen en gebruiken van betekenisvolle personeelsinformatie op het gebied van werving, selectie en indiensttreding. Aan bod komen het gebruik van ken- en stuurgetallen en het in kaart brengen van de kosten en baten bij het aannemen van nieuwe medewerkers. Samenhang Deze OWE is een vervolg op de OWE AHM2- Recruitment waar het werving- en selectieproces centraal staat. Activiteiten en Vaardigheidstrainingen Werkcolleges werkvormen Zelfstudie BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria BHM1SBV1A.8 De student: reflecteert op behaalde en niet-behaalde leerdoelen met betrekking tot eigen houding, gedrag en leerproces volgens de criteria van de
K, I, T* T
Weging 0,20
229
BHM1JUR1A.1
studiehandleiding, binnen de lessituatie en doet hier schriftelijk verslag van; formuleert op basis van de reflecties SMART-leerdoelen; geeft en ontvangt feedback in lessituaties; voert het feitengesprek volgens de methode Praktische gespreksvoering van Wim Donders; zet communicatieve basis- en beroepsvaardigheden in volgens de criteria genoemd in de SHL , in de volgende specifieke voorgeschreven gesprekssituaties: selectiegesprek; arbeidsvoorwaardengesprek; onderhandelingsgesprek; exitgesprek. De student beschrijft de structuur, de rechtsbronnen en hoofdlijnen van het Nederlands arbeidsrecht: Bronnen van het recht en de soorten recht in de wet Rechten en plichten gedurende de sollicitatiefase en gedurende de arbeidsovereenkomst Flexibele arbeidsrelaties De bijzondere bedingen in de arbeidsovereenkomst De student beschrijft de taken en bevoegdheden van de organen van de Europese Unie en de gevolgen van de doorwerking van het internationale sociale recht in het Nederlandse arbeidsrecht
BHM1HRA1A.6
De student past de kennis van de structuur, de rechtsbronnen en de hoofdlijnen van het Nederlands arbeidsrecht correct en volledig toe in een eenvoudige casus op: Bronnen van het arbeidsrecht en de soorten recht Rechten en plichten gedurende de sollicitatiefase en gedurende de arbeidsovereenkomst Flexibele arbeidsrelaties De bijzondere bedingen in de arbeidsovereenkomst De student: Kent de relevante HR ken- en stuurgetallen op het gebied van werving, selectie en indiensttreding en interpreteert deze Kan onderscheid maken tussen verschillende kostensoorten bij interventies op dit gebied. Kan de relevante baten van interventies op dit gebied benoemen en indien mogelijk kwantificeren. Kan een kosten-batenanalyse correct interpreteren voor interventies op dit gebied.
T T
0,10 0,10
T
0,20
T 0,40
K 0,10 0,10 0,10 0,10 K
0,10
I
0,10 0,20 0,10 0,10
K, I
0,50
K
0,30
K,I
0,20
K,I
0,10
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BHM1SBV1A.8
BHM1JUR1A.1
Cijfer Weging Periode Toegestane (minimum) afname en hulpmiddelen of vink herkansing Opdracht selectie-/arbeidsvoorwaardengesprek Assessment n.v.t. ≥5,5 50 % n.v.t T1, T3, Leerverslag Herkansing na overleg
Schriftelijk tentamen
90 min.
Toets recht ≥5,5 25 %
T1, T3,
n.v.t
Aantal examinatoren
1
1
230
Herkansing T4
BHM1HRA1A.6
Presentatie advies
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
n.v.t
T1, T3
1
n.v.t.
Donders, W., Praktische gespreksvoering (2013, 2e herziene druk), Amsterdam: Boom Lemma uitgevers Baarda, P.R. & Kouwenhoven, C.P.M. (2014). Ken- en stuurgetallen voor personeelsmanagement: cijfers voor diagnose en besturing (3e herziene druk). Alphen aan den Rijn: Vakmedianet. Prof. Mr. C.J. Loonstra, Hoofdstukken Sociaal Recht 2016, 25ste druk. Prof. Mr. W.L. Roozendaal, Arbeidswetgeving 2015-2016, 33ste druk Materiaal op Scholar n.v.t.
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek BHM1-SBV1A* 3 BHM1-JUR1A 2 BHM1-HRA1A 2
Presentatie advies ≥5,5 25 %
n.v.t.
2 3 2 2
3 3 2 2
4 3 2 2
5 3 2 2
6 3 2 2
7 3 2 2
8 3 2 2
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
*Aanwezigheid verplicht, in halve groepen OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Nieuw onderdeel in curriculum
231
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BHM2 – Arbeid en Gezondheid Verzuimmanagement Sociale Beroepsvaardigheden HR Metrics Recht Praktijkweek Mevr. Suzanne Boel MSc BA (BOELS) Human Resource Management Variant Cluster VT 2 en 4 Studiepunten: 5,0
BHM2- VZM1A BHM2- SBV1A BHM2- HRA1A BHM2-JUR1A BHM2-PRK1A
B
Niveau
1
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Werkcolleges - Tentamens/toetsing (niet tijdens de lessen)
52,5 uur 1,5 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkweek - Zelfstudie/projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
20 uur 66 uur 140 uur
Totaal n.v.t. Toegelaten tot HRM-opleiding
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Cijfermatig onderbouwd adviesrapport met interventies rondom verzuimmanagement Attitude-, probleem verhelderende -, verzuim- en reïntegratiegesprekken Competenties / Een HR-professional: 3.Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HReindkwalificaties instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. (niveau 1) 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze OWE staat het thema arbeid en gezondheid centraal. Een casusorganisatie dient als uitgangspunt om adviezen te geven over het gezondheidsmanagement, omschrijving waarbij een cijfermatige analyse wordt gemaakt van het verzuim en waarbij rekening wordt gehouden met de wettelijke richtlijnen. Daarnaast wordt geoefend met het voeren van (preventieve) verzuimgesprekken. In de praktijkweek zal bij een bedrijf geïnventariseerd worden wat de organisatie doet op het gebied van arbo, gezondheid en verzuim. Samenhang Activiteiten en Vaardigheidstrainingen Werkcolleges werkvormen Zelfstudie BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria De student: BHM2SBV1A.8 reflecteert op behaalde en niet-behaalde leerdoelen met betrekking tot eigen houding, gedrag en leerproces volgens de
K, I, T*
T
Weging
0,20
232
BHM2JUR1A.1
BHM2HRA1A.5
BHM2VZM1A.5
BHM2PRK1A.6
criteria van de studiehandleiding, binnen de lessituatie en doet hier schriftelijk verslag van; formuleert op basis van de reflecties SMART-leerdoelen; geeft en ontvangt feedback in lessituaties; voert één van de volgende gesprekken voeren volgens de criteria van de methode Praktische gespreksvoering van Wim Donders: attitudegesprek; probleem verhelderend gesprek; zet communicatieve basis- en beroepsvaardigheden in, in de volgende specifieke voorgeschreven gesprekssituaties: verzuimgesprek; reïntegratiegesprek; analyseert de eigen persoonlijke kwaliteiten en effectiviteit en formuleert verbetervoorstellen De student beschrijft de structuur, de rechtsbronnen en hoofdlijnen van: het arbeidsomstandighedenrecht; rechten en plichten met betrekking tot aansprakelijkheid; rechten en plichten met betrekking tot arbeidsongeschiktheid; rechten en plichten met betrekking tot goed werkgeverschap; en past deze kennis toe in een eenvoudige casus. De student: Kent de relevante HR ken- en stuurgetallen op het gebied van verzuim en interpreteert deze correct Kan onderscheid maken tussen verschillende kostensoorten bij interventies op dit gebied. Kan de relevante baten van interventies op dit gebied benoemen en indien mogelijk kwantificeren. Kan een kosten-batenanalyse interpreteren voor interventies op dit gebied. De student: Past in een eenvoudige casus inzichten uit verschillende psychologische theorieën toe met betrekking tot duurzame inzetbaarheid. Past in eenvoudige casus inzichten uit verschillende theorieën toe met betrekking tot preventief en curatief verzuim Geeft binnen een eenvoudige casus adviezen over interventies rondom verzuimmanagement De student: Heeft actief deelgenomen aan de bedrijfsbezoeken Maakt de praktijkopdracht gerelateerd aan verzuim volgens de criteria van de studiehandleiding en presenteert deze
T T
0,05 0,05
T
0,20
T
0,40
T
0,10
K K K K I,T
0,10 0,10 0,10 0,10
K
0,50
K
0,60
0,30
K
0,20
K,I I,T
0,10 0,30
I,T I,T
0,30
0,40
T I,T
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
BHM2SBV1A.8
Assessment Leerverslag
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Periode Toegestane afname en hulpmiddele herkansin n g Opdracht selectie-/arbeidsvoorwaardengesprek n.v.t. ≥5,5 40% n.v.t T2, T4
Aantal examinatore n
1
Toets recht
233
BHM2JUR1A.1
Schriftelijk tentamen
BHM2HRA1A.5
BHM2VZM1A.5 BHM2PRK1A.6
n.v.t. Adviesrapportage deel: HRA deel: VZM
Compensatiemogelijkhede n
n.v.t
20%
T2, T4,
n.v.t
1
n.v.t
1
n.v.t
1
Herkansing T5 Adviesrapport verzuim ≥5,5 20% ≥5,5
n.v.t
Presentie praktijkopdracht
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
≥5,5
90 min.
T2, T4
20%
Presentatie praktijkopdracht V/NV n.v.t.
T2, T4
n.v.t.
Software
Donders, W., Praktische gespreksvoering (2013, 2e herziene druk), Amsterdam: Boom Lemma uitgevers Baarda, P.R. & Kouwenhoven, C.P.M. (2014). Ken- en stuurgetallen voor personeelsmanagement: cijfers voor diagnose en besturing (3e herziene druk). Alphen aan den Rijn: Vakmedianet. Literatuur voor BHM2-VZM en BHM2-JUR wordt later bekend gemaakt. Materiaal op Scholar n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek
3
4
5
6
7
8
9/ 1 0
1
BHM2-SBV1A* BHM2- JUR1A BHM2- HRA1A BHM2-VZM1A BHM2-PRK1A *Aanwezigheid verplicht, in halve groepen ** Voorbereiding en afsluiting Praktijkweek, aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
4+4 ** 20
2
3
4
5
6
7
8
3 2 2
3 2 2
3 2 2
3 2 2
3 2 2
3 2 2
3 2 2
2
2
2
2
2
2
2
9/10
Nieuw onderdeel in curriculum
234
235
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BWA Goed werkgeverschap Entrepeneurship Toegepaste organisatiepsychologie Recht Onderzoek PCV Engels SLB Mevr. Gisela Houter-Seinen (SNNG) Bedrijfskunde MER Human Resource Management Variant Cluster VT 1-2 en 3-4 Studiepunten BWA: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
BWA-TOP1A BWA-REC1A BWA-OND1A BWA-PCV1A BWA-ENG1A BWA-SLB1B
B
Niveau
1
59 uur 5 uur
146 uur 210 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Het integraal beschrijven en analyseren van de factor arbeid in een organisatie en beroepstaken werkgeverschap van een organisatie. Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Praktijkopdracht Goed werkgeverschap Opdracht Onderzoek Competenties / Een HR-professional: 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting (niveau 1). 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 1). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze onderwijseenheid staat ‘Goed werkgeverschap’ centraal: wat zijn de plichten van een goede werkgever? Wat zijn de rechten en plichten van werknemers? Hoe omschrijving motiveert een goede werkgever haar medewerkers? Welke arbeidsomstandigheden dragen bij aan gezonde en tevreden werknemers? Deze vragen komen met name aan de orde in de vakken TOP en Recht. Onderzoek, PCV en Engels zijn meer algemene vakken, die inhoudelijk voor alle opleidingen van het instituut Bedrijfskunde en Rechten (behalve HBO-Rechten) gelijk zijn. Samenhang In de onderwijseenheid Goed werkgeverschap wordt een opleidingsspecifieke basis gelegd met de vakken Toegepaste Organisatiepsychologie en Recht en een algemene basis met de vakken Professionele communicatie vaardigheden (PCV), Onderzoek en Engels. Samen met de opleidingspecifieke onderwijseenheid
236
Businessgame (Bedrijfskunde MER) en arbeidsmarktcommunicatie en Werving & Selectie (HRM) krijg je de basis voor de verdere opleiding. • Hoorcolleges • Werkcolleges
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria Geeft aan uit welke elementen het psychologisch contract tussen BWATOP1A.1 werkgever en werknemer bestaat. Eindkwal. 3 Beschrijft de communicatie- en besluitvormingsprocessen conform de theorie. Herkent de fases van groepsontwikkeling in organisaties en benoemt de juiste voorwaarden voor doelmatige samenwerking en overleg. Onderscheidt stressoren en benoemt relevante aspecten van stressen conflicthantering. De student beschrijft op juiste wijze de structuur, de rechtsbronnen BWAREC1A.1 en de hoofdlijnen van het Nederlandse arbeidsrecht en dan meer Eindkwal. 3 concreet de leerstukken van: (1) soorten overeenkomsten van arbeid; (2) flexibele arbeidsrelaties; (3) goed werkgeverschap- en goed werknemerschap; (4) arbeidsomstandigheden De student past de kennis van de structuur, de rechtsbronnen en de hoofdlijnen van het Nederlandse arbeidsrecht en dan meer concreet op de hiervoor genoemde terreinen op juiste wijze toe op casussen. BWAPCV1B.1 De student: Kent de kwaliteitseisen die gesteld worden aan een begeleidende Eindkwal. 4 brief, een verzoek om medewerking , een bevestiging van afspraken en een zakelijke e-mail en past deze toe Kent de eisen de gesteld worden aan een duidelijke en correcte woordkeus, een duidelijke en correcte zinsbouw en een duidelijke en correcte alinea-indeling en past deze toe * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BWATOP1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min.
BWAREC1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min.
BWAPCV1B.1
Schriftelijk tentamen
120 min.
Compensatiemogelijkheden
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets TOP ≥5,5 10%
Toets Recht ≥5,5 10%
Toets PCV ≥5,5 10%
K, I, T* K
Weging 0,25
K
0,30
K
0,25
K
0,20
K, I, T K, I, T K, I, T K, I, T K, I, T
(1) 0,15 (2) 0,15 (3) 0,15 (4) 0,15 0,40
K
0,50
K
0,50
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T1, T3, herkansing T4
n.v.t.
1
T1, T3, herkansing T4
Een niet geannoteerde wettenbundel
1
T1, T3, herkansing T4
Woordenboek of woordenlijst der Nederlandse taal (groene boekje)
1
n.v.t.
237
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Syllabus Goed Werkgeverschap Recht 1 Syllabus Goed Werkgeverschap Recht 2 n.v.t.
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek 2 BWA-TOP1A 2 BWA-REC1A 3* BWA-ENG1A BWA-PCV1A BWA-OND1A BWA-SLB1B
Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de (2012). Basisboek Methoden en Technieken. (5e druk). Groningen: Noordhoff. Janssen, D. (2012). Zakelijke communicatie voor professionals. (1e druk, 6e editie). Groningen: Noordhoff. Loonstra, C. (2014). Hoofdstukken sociaal recht 2014. (23e druk). Groningen: Noordhoff. Alblas, G. (2009). Gedrag in organisatie. (6e druk). Groningen: Noordhoff
2
3
4
5
6
2
2
2
2
2
7
2
2
2
2
2
2
3”
3”
3”
3”
3”
2*
2* ^
2
2
8
2
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
2
3*
2*^
8
SN-3154 SN-3279
2*^ 2* 2*
2
2* 1*
* aanwezigheid verplicht ^halve groepen door docent ingedeeld “1 uur hele groep, 2x1 uur met halve groep (aanwezigheid verplicht)
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
n.v.t.
238
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BWB Goed werkgeverschap Entrepeneurship Toegepaste organisatiepsychologie Recht Onderzoek PCV Engels SLB Stage Mevr. Gisela Houter-Seinen (SNNG) Bedrijfskunde MER Human Resource Management Variant Cluster VT 1-2 en 3-4 Studiepunten BWB: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
BWB-TOP1A BWB-REC1A BWB-OND1A BWB-PCV1A BWB-ENG1A BWB-SLB1B BWB-STG1A
B
Niveau
1
44 uur 4,5 uur
30 uur 131,5 uur 210 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Het integraal beschrijven en analyseren van de factor arbeid in een organisatie en beroepstaken werkgeverschap van een organisatie. Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Praktijkopdracht Goed werkgeverschap Opdracht Onderzoek Competenties / Een HR-professional: 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting (niveau 1). 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 1). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze onderwijseenheid staat ‘Goed werkgeverschap’ centraal: wat zijn de plichten van een goede werkgever? Wat zijn de rechten en plichten van werknemers? Hoe omschrijving motiveert een goede werkgever haar medewerkers? Welke arbeidsomstandigheden dragen bij aan gezonde en tevreden werknemers? Deze vragen komen met name aan de orde in de vakken TOP en Recht. Onderzoek, PCV en Engels zijn meer algemene vakken, die inhoudelijk voor alle opleidingen van het instituut Bedrijfskunde en Rechten (behalve HBO-Rechten) gelijk zijn. Samenhang In de onderwijseenheid Goed werkgeverschap wordt een opleidingsspecifieke basis gelegd met de vakken Toegepaste Organisatiepsychologie en Recht en een algemene basis met de vakken Professionele communicatie vaardigheden (PCV), Onderzoek en Engels. Samen met de opleidingspecifieke onderwijseenheid 239
Activiteiten en werkvormen
Businessgame (Bedrijfskunde MER) en arbeidsmarktcommunicatie en Werving & Selectie (HRM) krijg je de basis voor de verdere opleiding. • Hoorcolleges • Werkcolleges
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria De student kan de relatie aangeven tussen probleemoriëntatie, BWBOND1B.1 onderzoeksvraag,onderzoeksdoelstelling en onderzoeksontwerp Eindkwal. 3 De student weet op welke manieren een steekproef kan worden getrokken en kan berekeningen maken m.b.t. de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid De student weet wat de criteria zijn die aan een vragenlijst worden gesteld en kan een gegeven vragenlijst a.d.h.v. deze criteria beoordelen De student kan onderzoeksgegevens statistisch analyseren, interpreteren en weergeven in tabellen en grafieken BWBOND1A.5 De student heeft een onderzoeksrapport gemaakt dat voldoet aan de volgende eisen: Eindkwal. 3 Uit de inleiding blijkt wat de relevantie is van het onderzoek. Er is een relatie gelegd tussen de doelstelling en de probleemstelling. De resultaten van de literatuurverkenning en het kwalitatief vooronderzoek zijn duidelijk beschreven Opzet en uitvoering van het onderzoek zijn duidelijk beschreven en verantwoord Kwalitatieve analysetechnieken zijn correct toegepast Kwantitatieve analysetechnieken zijn correct toegepast m.b.v. SPSS De onderzoeksresultaten geven een antwoord op de deelvragen en worden duidelijk beschreven Op basis van de onderzoeksresultaten is een conclusie geformuleerd en uit de paragraaf ‘discussie’ blijkt dat de student inhoudelijk kan reflecteren op het uitgevoerde onderzoek De taakverdeling is verantwoord en de samenwerking is geëvalueerd.
K, I, T* I, T
Weging 0,25
K
0,25
K
0,20
I, T
0,30
I, T
0,05
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T I, T
0,15 0,15
I, T
0,30
I, T
0,10
I, T
0,05
Aanvullende voorwaarde voor toekenning van het groepscijfer:
BWBSLB1B.5 Eindkwal. 5
Het groepscijfer wordt toegekend aan studenten die de practica SPSS met voldoende resultaat hebben gevolgd aantoonbaar een inbreng hebben gehad bij het uitvoeren van de onderzoeksopdrachten. Dit blijkt o.a. uit de presentaties. Voorwaarde: De student krijgt een V (voldaan) als de student: aanwezig is bij alle bijeenkomsten en daarbij een actieve houding toont opdrachten op tijd inlevert en deze netjes verzorgt aanwezig en op tijd bij afspraken/gesprekken is bij een gemiste bijeenkomst een vervangende opdracht maakt indien van toepassing zich afmeldt bij de slb’er bij afwezigheid.
Weging niet van toepassing
Voorwaarde: Oriëntatie op beroep: toont inzicht in belangrijke aandachtspunten m.b.t. de stage benoemt de eigen leer- en groei/ontwikkel punten te benoemen voor stage en studie beschrijft sterke en zwakke punten van de aanpak m.b.t. stage en studie levert opdrachten op tijd en netjes verzorgd in.
240
BWBENG1A.9 Eindkwal. 4
Voorwaarde: Individuele gesprekken staat open voor feedback van de slb’er komt gemaakte afspraken na bereidt alle individuele gesprekken voor. De student voert de volgende mondelinge opdrachten uit in het Engels:
een zakelijk telefoongesprek waarin de student een bestelling plaatst of opneemt een sollicitatie-interview een zakelijke presentatie waarin de student een product presenteert een zakelijke vergadering
Deze mondelinge activiteiten worden beoordeeld op het gebruik van het juiste vocabulaire en het toepassen van de grammaticaregels. Tevens wordt de student beoordeeld op de uitspraak, op het vloeiend en verstaanbaar spreken en op het vertonen van passend non-verbaal gedrag. BWBPCV1A.9 Voorwaarde: De student krijgt een V (voldaan) als de student: Eindkwal. 4 actief deelneemt aan alle schrijflessen en de onderliggende theorie actief toepast in zijn rapporten feedback vraagt en geeft op schrijfproducten en ontvangen feedback zichtbaar ( tekstueel ) verwerkt in zijn schrijfproducten aan het eind van de 3 schrijflessen een volwaardig rapport oplevert dat voldoet aan de eisen op het gebied van rapportagetechniek De student beschrijft op juiste wijze de structuur, de rechtsbronnen BWBREC1A.1 en de hoofdlijnen van het Nederlandse arbeidsrecht en sociale Eindkwal. 3 zekerheidsrecht en dan meer concreet de leerstukken van: (1) arbeidsongeschiktheid; (2) medezeggenschap; (3) cao-recht. De student past de kennis van de structuur, de rechtsbronnen en de hoofdlijnen van het Nederlandse arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht en dan meer concreet op de hiervoor genoemde terreinen op juiste wijze toe op casussen. BWBENG1B.1 De student: past de grammaticaregels correct toe Eindkwal. 4 gebruikt het juiste zakelijke vocabulaire en idioom beantwoordt vragen over Engelse zakelijke teksten correct Herkent de elementen van het psychologisch contract in de praktijk. BWBSTG1A.7 Onderscheidt de diverse stijlen van leiderschap in de praktijk en legt Eindkwal. 3 op juiste wijze uit wat effectief leiderschap is. Beschrijft de organisatiestructuur en –cultuur van de praktijkorganisatie volgens de theorie. Geeft passende praktijkvoorbeelden over communicatie- en besluitvormingsprocessen. Geeft passende voorbeelden uit de praktijk over doelmatige samenwerking en zelfsturing. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
I, T
0,25
I, T
0,25
I, T
0,25
I, T
0,25
I, T I, T I, T
K, I, T K, I, T K, I, T
(1) 0,20 (2) 0,20 (3) 0,20
K, I, T
0,40
I, T I, T I, T
0,50 0,30 0,20
K, I, T
0,20
K, I, T
0,20
K, I, T
0,20
K, I, T
0,20
K, I, T
0,20
241
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging (minimum) of vink Toets Onderzoek ≥5,5 14%
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T2, T4, herkansing T5
Rekenmachine (niet grafisch)
1
T2,T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
T2, T4, herkansing na overleg Engels: Continuous assessment n.v.t. V 0% T2, T4, herkansing volgend semester PCV portfolio n.v.t. V 0% T2, T4, herkansing na overleg Toets Recht 90 ≥5,5 15% T2, T4, min. herkansing T5 Toets Engels 90 ≥5,5 15% T2, T4, min. herkansing T5
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Een niet geannoteerde wettenbundel
1
n.v.t.
1
BWBOND1B.1
Schriftelijk tentamen
90 min.
BWBSTG1A.7*
Groepswerkstuk Praktijkopdracht
n.v.t.
Goed werkgeverschap ≥5,5 42%
BWBOND1A.5
Groepswerkstuk
n.v.t.
Opdracht Onderzoek ≥5,5 14%
BWBSLB1B.5
Individueel werkstuk
n.v.t.
BWBENG1A.9
Individueel werkstuk
BWBPCV1A.9
Individueel werkstuk
BWBREC1A.1
Schriftelijk tentamen
BWBENG1B.1
Schriftelijk tentamen
SLB V
0%
Compensatiemogelijkheden n.v.t. *dit is een integrale toets, zie verder blz. 97 STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de (2012). Basisboek Methoden en Technieken. (5e druk). Groningen: Noordhoff. Janssen, D. (2012). Zakelijke communicatie voor professionals. (1e druk, 6e editie). Groningen: Noordhoff. Loonstra, C. (2014). Hoofdstukken sociaal recht 2014. (23e druk). Groningen: Noordhoff. Alblas, G. (2009). Gedrag in organisatie. (6e druk). Groningen: Noordhoff
Syllabus Goed Werkgeverschap Recht 1 Syllabus Goed Werkgeverschap Recht 2 n.v.t.
SN-3154 SN-3279
242
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek BWB-TOP1A BWB-REC1A BWB-ENG1A BWB-PCV1A
3
4
5
6
7
8
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
2*
2*
2*
2*
2*
2*
2*
2*
2
2
2
2
2
2
3”
3”
3”
3”
3”
3”
2*
3* ^ 2*
2*
3* ^ 2*
2
3* ^ 2*
BWB-OND1A BWB-SLB1B BWB-STG1A Introductie
1* 15
9/10
1*
15
2
* aanwezigheid verplicht ^halve groepen door docent ingedeeld “1 uur hele groep, 2x1 uur met halve groep (aanwezigheid verplicht)
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
n.v.t.
243
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
BAC - Arbeidsmarktcommunicatie, Werving & Selectie Labour Market Communication Personeelsinstrumenten Sociale Beroepsvaardigheden ICT-Social media Bedrijfseconomie Mevr. drs. Saskia Janssen (JSNSP) Human Resource Management Variant Cluster VT 1-2 en 3-4 Studiepunten: BAC 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk Totaal
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
BAC-TPI1A BAC-SBV1A BAC-ICT1A BAC-BEC1A
B
Niveau
1
55,5 uur 2 uur
152,5 uur
210 uur
n.v.t. n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Het opstellen van een Werving en Selectie-draaiboek Het op juiste wijze voorbereiden en voeren van selectiegesprekken Competenties / Een HR-professional: 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en -inrichting. 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). Algemene In deze onderwijseenheid staat de rol van de HRM’er centraal. Hoe communiceer je op de juiste wijze naar de arbeidsmarkt. Tevens leer je op passende wijze een omschrijving Werving & Selectie-traject voor nieuwe medewerkers op te zetten en uit te voeren. Samenhang In de onderwijseenheid Arbeidsmarktcommunicatie, Werving & Selectie wordt een opleidingsspecifieke basis gelegd met de vakken Personeelsinstrumenten, Sociale Beroepsvaardigheden, ICT (Social Media en Recruitmentsoftware) en Bedrijfseconomie. Activiteiten en Hoorcolleges Werkcolleges werkvormen Vaardigheidstrainingen
244
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria Legt in individuele deelopdrachten op basis van de aangereikte BACTPI1A.8 theorie uit hoe het proces van werving en selectie kan worden Eindkwal. 3 ingericht en uitgevoerd Stelt beargumenteerd een functie- en persoonsprofiel op Vertaalt functie-eisen naar meetbare selectiecriteria en licht deze toe Stelt beargumenteerd een gestructureerd gespreksschema op voor een selectiegesprek Maakt een beargumenteerde keuze voor de verschillende selectiemethoden en werkt deze instrumenten uit Geeft gerichte feedback op een wervings- en selectieplan van medestudenten en onderbouwt deze feedback op basis van de aangereikte theorie BACBEC1A.1 De student: Interpreteert adequaat de externe financiële verslaggeving in grote Eindkwal. 2 lijnen en velt op basis daarvan een globaal oordeel over de financiële situatie van een bedrijf of bedrijfsactiviteit Kan een winstberekening uitvoeren en de verandering van de voorraad liquide middelen vaststellen Kan een balans interpreteren en wijzigingen in een balans vaststellen aan de hand van gebeurtenissen Kent de onderdelen van een financieel plan en kan de gegevens daarin interpreteren Kent de werking van belastingen als BTW en vennootschapsbelasting en kan bijbehorende berekeningen uitvoeren BACSBV1A.8 De student: Stelt een communicatieplan op dat bestaat uit: probleemstelling, Eindkwal. 3/4 doelen, doelgroepen, boodschap, strategie/concept, middelen, budget, organisatie + planning en evaluatie en waarin meerdere communicatiemiddelen ingezet zijn in een mediamix Stelt een overtuigende personeelsadvertentie op, gebaseerd op reclametheorieën Zet een wervingscampagne op waarin uitkomsten van relevante arbeidsmarktonderzoeken verwerkt zijn. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
BACTPI1A.8
Groepswerkstuk:
BACBEC1A.1
Schriftelijk tentamen
BACSBV1A.8
Groepswerkstuk
Compensatiemogelijkheden
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Draaiboek Werving & Selectie deel 1 n.v.t. ≥5,5 33% T1, T3, herkansing na overleg Toets Bedrijfseconomie 120 ≥5,5 33% T1, T3, min. herkansing T4
Opdracht Arbeidsmarkt-Communicatie n.v.t. ≥5,5 34% T1, T3, herkansing na overleg
K, I, T* K
Weging n.v.t.
I, T I, T I, T
0,20 0,20 0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
K, I, T
0,25
K, I, T
0,20
K, I, T
0,25
K, I, T
0,15
K, I, T
0,15
I, T
0,30
I, T
0,30
I, T
0,40
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
Geen
1
Rekenmachine (niet grafisch)
1
n.v.t.
1
n.v.t.
245
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek BAC-TPI1A 2 2 BAC-SBV1A 2* BAC-ICT1A BAC-BEC1A 4 4 * aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Verhoeven, A. (2012), Recruitment. (1e druk). Amsterdam: Pearson. Aanvullend dient toegang te worden verschaft tot de digitale leeromgeving behorend bij dit boek via http://han.univid.nl Heezen, A. (2011). Bedrijfsbeslissingen en financiële verantwoording.(3e druk). Groningen: Noordhoff. Adriaansen, M., & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden (+cdrom).(3e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Reader Salarisadministratie Reader Achtergrondinformatie Salaris Reader Selectiegespreksvaardigheden Reader Arbeidsmarktcommunicatie n.v.t.
SN-0758 SN-3439 SN-0649 SN-3501
3 2 2*
4 2 2*
2
4
4
5 2 2* 2 4
6 2 2* 2 4
7 2 2* 2 4
8 2 2* 2
9/10
1
3
4
5
6
7
8
9/10
n.v.t.
246
ALGEMENE INFORMATIE BWS - Werving & Selectie Titel en code OWE Modulen
Recruitment and selection Personeelsinstrumenten Sociale Beroepsvaardigheden ICT-Recruitmentsoftware Bedrijfseconomie
Eigenaar
Mevr. drs. Saskia Janssen (JSNSP)
Opleiding
Human Resource Management
Doelgroep
Variant
Onderwijsperiode
2 en 4
Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Studiepunten: 7.5
VT
Cluster
BWS-TPI1A BWS-SBV1A BWS-ICT1A BWS-BEC1A
B
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges/lessen - Begeleiding - Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage - Stage/afstudeeronderzoek/praktijkleren - Zelfstudie/projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Niveau
1
53,25 uur 2 uur
154,75 uur 210 uur
Totaal N.v.t. N.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Instrumentering HRM-beleid Beroepstaak/ beroepstaken Centrale beroepstaak Beroepsproducten Competenties/ eindkwalificaties
Algemene omschrijving Samenhang
N.v.t. Het opstellen van een Werving en Selectie-draaiboek Het op juiste wijze voorbereiden en voeren van selectiegesprekken Een HR-professional: 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en inrichting. 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 1). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 1). In deze onderwijseenheid staat de rol van de HRM’er centraal. Hoe communiceer je op de juiste wijze naar de arbeidsmarkt. Tevens leer je op passende wijze een Werving & Selectietraject voor nieuwe medewerkers op te zetten en uit te voeren. In de Werving & Selectie wordt een opleidingsspecifieke basis gelegd met de vakken Personeelsinstrumenten, Sociale Beroepsvaardigheden, ICT (Social Media en Recruitmentsoftware) en Bedrijfseconomie.
247
Activiteiten en werkvormen
Hoorcolleges Werkcolleges Vaardigheidstrainingen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode
Beoordelingscriteria
De student: Legt in individuele deelopdrachten op basis van de aangereikte theorie uit hoe het proces van introductie kan worden ingericht en uitgevoerd Stelt beargumenteerd een introductie- en begeleidingsprogramma op voor een nieuwe medewerker Geeft gerichte feedback op een introductieprogramma van medestudenten en onderbouwt deze op basis van de aangereikte theorie Presenteert overtuigend het draaiboek werving, selectie en introductie Schrijft een individuele reflectie over het leerproces en de eigen bijdrage hierin BWSSBV1A.8 De student: Reflecteert op eigen houding, gedrag en leerproces en kan daarvan Eindkwal. 3/4/5 verslag doen Past de leerstijlen van Kolb toe om eigen leerprocessen te analyseren en te sturen Formuleert leerdoelen/resultaten SMART Geeft en ontvangt feedback Werkt resultaatgericht samen Zet communicatieve basis- en beroepsvaardigheden in (voorbereiden, uitvoeren en analyseren) in de volgende specifieke gesprekssituatie: selectiegesprek De student: BWSBEC1A.1 Kent het verschil tussen vaste en variabele kosten en kan op basis Eindkwal. 2 daarvan een break-evenpunt vaststellen of een standaard kostprijs berekenen Kent het verschil tussen directe en indirecte kosten en kan op basis daarvan een kostprijs berekenen Kent de belangrijkste methodes voor het nemen van investeringsbeslissingen en kan die toepassen in eenvoudige praktijksituaties Kent de belangrijkste fiscale regelingen op het gebied van loonbelasting en sociale premies en kan op basis daarvan de arbeidskosten uitrekenen Kan relevante informatie voor een werknemer uit een loonstrook afleiden en kan het effect van belangrijke fiscale wijzingen doorrekenen in een loonstrook *K, I, T is niveau van toetsing. K=kennis, I=Inzicht, T=Toepassing BWSTPI1A.8 Eindkwal. 3/5
12. Tentaminering INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetsvorm Duur Toetscode
BWSTPI1A.8
Groepswerkstuk: Draaiboek Werving & Selectie deel 2
Cijfer (minimum) of vink
Weging
Periode afname en herkansing
Opdracht werving & selectie n.v.t. ≥5,5 33 T2, T4, herkansing na overleg
K, I, T*
Weging
K
n.v.t.
I, T
0,30
I, T
0,20
I, T I, T
0,25 0,25
I, T
0,05
I, T
0,15
I, T I, T I, T I, T
0,05 0,15 0,30 0,30
K, I, T
0,10
K, I, T
0,20
K, I, T
0,35
K, I, T
0,15
K, I, T
0,20
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
Opdracht selectiegesprek
248
BWSSBV1A.8
BWSBEC1A.1
Groepswerkstuk: Selectievaardigheden
n.v.t.
Schriftelijk tentamen: Toets Bedrijfseconomie
120 min.
≥5,5
33
Toets bedrijfseconomie ≥5,5 34
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
T2, T4, herkansing T5
Rekenmachine (niet grafisch)
1
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Verhoeven, A. (2012), Recruitment. (1e druk). Amsterdam: Pearson. Aanvullend dient toegang te worden verschaft tot de digitale leeromgeving behorend bij dit boek via http://han.univid.nl Heezen, A. (2011). Bedrijfsbeslissingen en financiële verantwoording.(2e druk). Groningen: Noordhoff. Adriaansen, M., & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden (+cd-rom).(3e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Software LES-/CONTACTUREN Onderwijsweek 1 2 BWS-TPI1A BWS-SBV1A BWS-ICT1A BWS-BEC1A * aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Reader Salarisadministratie Reader Achtergrondinformatie Salaris Reader Selectiegespreksvaardigheden Reader Arbeidsmarktcommunicatie
Nummer wordt later bekend gemaakt Nummer wordt later bekend gemaakt SN-0649 SN-3501
N.v.t.
3
4
5
6
7
8
9/10
1
2
3 2 4* 2 4
4 2 4* 2 4
5 6 4* 2 4
6 2 4*
7 3 4*
8 4*
4
4
4
9/10
n.v.t.
249
Titel Integrale Toets
Goed Werkgeverschap BWBSTG1A.7
1. 2.
HRM Variant: VT,Cluster: B, Niveau: 1
Opleiding Doelgroep
3. Beroepstaak/beroepstaken 4. 5.
(Beroeps)producten Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens
6.
Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens
7. 8.
Ingangseisen Algemene omschrijving
9.
Competenties
Het integraal beschrijven en analyseren van de factor arbeid in een organisatie en werkgeverschap van een organisatie. Praktijkopdracht Goed werkgeverschap Onderdeel van de OWE BWB die een totale studielast van 7,5 heeft In de onderwijseenheid Goed werkgeverschap wordt een opleidingsspecifieke basis gelegd met de vakken Toegepaste Organisatiepsychologie en Recht en een algemene basis met de vakken Professionele communicatie vaardigheden (PCV), Onderzoek en Engels. Samen met de opleidingsspecifieke onderwijseenheid Businessgame (Bedrijfskunde MER) en arbeidsmarktcommunicatie en Werving & Selectie (HRM) krijg je de basis voor de verdere opleiding N.v.t. In deze Integrale toets beschrijft de student het ‘Goed werkgeverschap’ : Wat zijn de plichten van een goede werkgever? Wat zijn de rechten en plichten van werknemers? Hoe motiveert een goede werkgever haar medewerkers? Welke arbeidsomstandigheden dragen bij aan gezonde en tevreden werknemers? Deze vragen komen met name aan de orde in de vakken TOP en Recht. Onderzoek, PCV en Engels zijn meer algemene vakken, die inhoudelijk voor alle vier opleidingen van het instituut Bedrijfskunde en Rechten gelijk zijn. Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving. Toepassen van Human Resource Management (HRM) binnen de strategie van de organisatie. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- en organisatieprocessen. Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk en op organisatieniveau). Toepassen van zelfsturende competentie (interpersoonlijk, professional).
250
10.
Beoordelingscriteria
11. Code: BW BSTG 1A.7
Integrale toetskenmerken en –vormen Toetsvorm: Duur: Cijfer: Groepswerkstuk N.v.t. ≥5.5 Praktijkopdracht
12. 13.
Verplicht en aanbevolen materiaal Onderwijsperiode
De student: Herkent de elementen van het psychologisch contract in de praktijk. (0,20) Onderscheidt de diverse stijlen van leiderschap in de praktijk en legt op juiste wijze uit wat effectief leiderschap is. (0,20) Beschrijft de organisatiestructuur en –cultuur van de praktijkorganisatie volgens de theorie. (0,20) Geeft passende praktijkvoorbeelden over communicatie- en besluitvormingsprocessen. (0,20) Geeft passende voorbeelden uit de praktijk over doelmatige samenwerking en zelfsturing. (0,20) Weging 42%
Periode: T2, T4, Herkansing na overleg
Toegestane hulpmiddelen: N.v.t.
Aantal examinatoren: 1
N.v.t. Periode 4
251
B. Deeltijd De deeltijdopleiding Human Resource Management wordt gefaseerd afgebouwd met ingang van studiejaar 2012-2013. In het studiejaar 2015-2016 worden geen lessen meer aangeboden in de propedeutische fase.
252
Hoofdstuk 3: Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase Conform artikel 6.1 lid 2 van de OER
A. Voltijd
253
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
COK – Organisatiekunde Organisational Skills-performance Theorie organisatiekunde COK-BDK1A Rapportage beleidsadviesteksten COK-BAR1A Mevr. Suzanne Boel MSc BA (BOELS) Human Resource Management Variant Cluster VT C 1-2 en 3-4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk Totaal
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Niveau
2
34,5 uur 2 uur
173,5 uur 210 uur
n.v.t. Propedeuse (45 studiepunten).
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Het integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Adviesrapportage COKBAR1A.5 Competenties / Een HR-professional: 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting (niveau 2). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). Algemene COK is het laatste deel van beroepstaak 1. Deze BT start in de propedeuse, uitgangspunt is dat het nodig is om kennis te hebben van organisatievorming. Binnen omschrijving COK leren studenten om een organisatie te analyseren en te beoordelen op effectiviteit als kader om geconstateerde problemen te kunnen verklaren en om mogelijke oplossingen te kunnen aangeven. Aandacht wordt besteed aan de omgeving van organisaties en de strategische keuzes die organisaties maken. Vervolgens kijken we naar de consequenties van die keuzes voor de inrichting van de organisatie. Binnen COK-BDK gaan we in op de theorie m.b.t. strategische keuzes en organisatiestructurering. COK-BAR gaat over het schriftelijk vastleggen van de voorbereiding van beleid. Het adviesrapport resulteert in een beleidsadvies dat gebaseerd is op de opdracht die studenten voor COK-BDK en CPS-BPC maken. Samenhang Sluit aan op onderdeel bedrijfskunde in de propedeuse en bereidt voor op CPS-BPC en het D-cluster. Bereidt voor op het schrijven van het stageverslag en de AOD. Activiteiten en Werkcolleges Vaardigheidstrainingen werkvormen
254
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria K, I, T* Weging De student: COKBDK1A.1 0,05 Beschrijft de algemene omgeving en taakomgeving I, T Eindkwal. 2 0,05 Beschrijft de Product Markt Combinaties en het proces van I, T strategische planning van een organisatie Beschrijft en verklaart verschillende strategieën die de organisatie I, T 0,40 kan hanteren Benoemt en verklaart ontwikkelcriteria met betrekking tot de I, T 0,35 structuur van een organisatie 0,05 I, T Typeert de cultuur van een organisatie 0,10 I, T Verklaart de samenhang tussen de interne en externe omgeving COKBAR1A.5 De adviesnota is volgens de van toepassing zijnde literatuur geschreven, De student: Eindkwal. 4 I, T 0,10 Schrijft correct Nederlands qua spelling, grammatica, interpunctie en stijlvormen I, T 0,10 Bereidt de beleidsadviesnota gedegen voor in een transparant schrijfproces I, T 0,50 Schrijft helder gestructureerde teksten I, T 0,10 Weet hoe de volgende teksten gestructureerd moeten worden en past dit toe: probleemverkenning, discussienota, adviesnota I, T 0,10 Kan overtuigend formuleren I, T 0,10 Kan argumenten concretiseren en redeneringen opbouwen * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur Cijfer Weging Periode Toegestane Aantal (minimum) afname en hulpmiddelen examinatoren of vink herkansing Casustoets COKBDK1A.1 Schriftelijk 120 ≥5,5 60% Geen 1 T1, T3 tentamen min. Herkansing T4 Werkstuk COKBAR1A.5 Werkstuk n.v.t. ≥5,5 40% n.v.t. 1 T2, T4 Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
n.v.t.
Douma, S. (2012). Ondernemingsstrategie.(6e druk). Groningen: Noordhoff. Mintzberg, H. (2013). Organisatiestructuren. (2e druk). Pearson Education NL.
Syllabus BeleidsAdviesRapporten schrijven (wordt beschikbaar gesteld via Scholar) n.v.t.
Software LES- / CONTACTUREN Onderwijsweek 1 2 COK-BDK1A 4 COK-BAR1A 2*
3 4
4 4 2**
5 4
6 4 2**
7 4
8 4 2**
9/10
1
2 2*
3
4 2**
5
6 2**
7
8
9/10
2**
*Instructiecollege **Consultatieuren
255
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
n.v.t.
256
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
CPH – Effectieve gespreksvoering voor HRM Effective communication techniques for HRM CPH-OND1A Onderzoeksvaardigheden: kwalitatief interviewen CPH-TOP1A Toegepaste Organisatie Psychologie: motiveren en presteren CPH-ECW1A Engelse grammatica en woordenschat met betrekking tot HRM CPH-SBV1A Sociale beroepsvaardigheden: tweegesprekken voeren Mevr. drs. Saskia Ponten (PTNS) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT C 1/2 1 en 3 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
72 uur 3 uur
135 uur 210 uur
Propedeuse (45 studiepunten).
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. beroepstaken Centrale beroepstaak De HR-professional ontwikkelt activiteiten om het HR-beleid vorm te geven, in relatie tot institutionele en maatschappelijke ontwikkelingen zowel binnen de nationale als internationale context. Beroepsproducten CPH-SBV en CPH-OND: Het voeren van een effectief tweegesprek volgens de technieken van het betreffende gesprekstype. CPH-TOP: Een advies over motivatieverhoging en prestatieverbetering. CPH-ECW: In het Engels zakelijke HRM-correspondentie afhandelen volgens de daarvoor geldende conventies. Competenties / Een HR-professional: 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HReindkwalificaties instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 1). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2). Algemene De student leert in deze OWE effectief gesprekken te voeren om het gewenste doel te bereiken. Dit gewenste doel kan te maken hebben met een kwalitatief onderzoek of omschrijving met een motiverend gesprek. Daarnaast krijgt de student een verdieping op de motieven waarom mensen bepaald gedrag laten zien en hoe je gedrag kunt beïnvloeden. Samenhang A-cluster: Engels, onderzoek, PCV B-cluster: Engels, onderzoek, PCV, TOP, SBV D-cluster: Engels, onderzoek, TPI, interventiekunde, personal branding Activiteiten en Werkcolleges, hoorcolleges, vaardigheidstraining en zelfstudie. werkvormen
257
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria CPHOND1A.5 De student: Voert op basis van een interviewschema kwalitatief onderzoek uit om Eindkwal. 3/4 een opdrachtgever te adviseren over het verbeteren van de motivatie van medewerkers Rapporteert op passende wijze over het onderzoek Bereidt een passende en motiverende posterpresentatie voor De student: CPHTOP1A.1 Beschrijft de oorsprong en de inhoud van het huidige HRM Eindkwal. 3 Benoemt de verschillende aspecten vanuit de psychologie die van invloed zijn op organisaties Heeft inzicht in het begrip conditionering en kan dit middels HRMinstrumenten toepassen op gedragsveranderingstrajecten in organisaties Heeft inzicht in persoonlijkheids- en intelligentietheorieën en weet deze toe te passen binnen HRM-instrumenten Past de juiste motivatietheorie toe om arbeidsprestaties te verhogen Heeft inzicht in theorieën rondom burn-out en bevlogenheid en weet deze toe te passen binnen HRM-instrumenten Heeft inzicht in theorieën rondom duurzame inzetbaarheid en weet deze toe te passen binnen HRM-instrumenten CPHTOP1A.5 De student: Maakt aan de hand van verschillende artikelen een inhoudelijk Eindkwal. 3/4 correcte literatuurstudie over een gekozen motivatietheorie Presenteert correct over de gekozen motivatietheorie CPHECW1A.1 De student: Kent het juiste idioom Eindkwal. 4 Schrijft grammaticaal correct Engels Gebruikt een passende stijl bij schrijfopdrachten (Maakt de in de les gegeven opdrachten. Dit levert een gewogen bonuspunt op voor het tentamen) CPHSBV1A.8 De student kan: Eigen houding, persoonlijke kwaliteiten + effectiviteit, gedrag en Eindkwal. 4/5 leerproces analyseren en verbetervoorstellen formuleren De leerstijlen van Kolb aanwijzen om eigen leerprocessen te analyseren en te sturen Leerdoelen/resultaten SMART rapporteren Feedback geven en ontvangen Communicatieve basis- en beroepsvaardigheden bewijzen (voorbereiden, uitvoeren en analyseren) in de volgende specifieke gesprekssituaties: o functioneringsgesprek o beoordelingsgesprek o slechtnieuwsgesprek o disciplinegesprek o exitgesprek * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K, I, T*
Weging
I, T
0,25
I, T I, T
0,65 0,10
K I, T
0,05 0,10
I, T
0,25
I, T
0,20
I, T I,T
0,20 0,10
I,T
0,10
I, T
1,00
I, T K I, T I, T K,I,T
0,40 0,50 0,10
I, T
0,15
K, I, T
0,15
I, T I, T I, T
0,10 0,10 0,50
258
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
CPHOND1A.5
Onderzoeksrapportage
CPHTOP1A.1
Schriftelijk tentamen
CPHTOP1A.5
Literatuurstudieopdracht
CPHECW1A.1
Schriftelijk tentamen
CPHSBV1A.8
Assessment Leerverslag
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Onderzoeksrapportage n.v.t. ≥5,5 25% T1, T3 Herkansing na overleg Toets organisatiepsychologie ≥5,5 20% T1, T3 90 Herkansing min. T4 Praktijkopdracht psychologie n.v.t. ≥5,5 T1, T3 5% Herkansing na overleg Toets Engels ≥5,5 25% T1, T3 90 Herkansing min. T4 Opdracht tweegesprekken n.v.t. ≥5,5 25% T1, T3 Herkansing na overleg
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
Reader Communication @ Work (3e versie) (wordt in de les uitgedeeld) Reader CPH-TOP SN-4196 Syllabus Tweegesprekken SN-3107 (Let op: alleen op verzoek docent aan schaffen!) n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 9/ Onderwijswe 10 ek 2 2 4 4 4 4 4 4 CPH-OND1A 2 2 2 2 2 2 2 2 CPH-TOP1A 2 2 2 2 2 2 2 CPH-ECW1A 4** 4** 4** 4** 4** 4** 4** CPH-SBV1A 4 Introductie 8 Project Ondernemen in de HRMpraktijk (DPHASS) 2 SLB *geen ingeroosterde les maar individuele docent-studentafspraken **aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie
Toegestane hulpmiddelen
1
2
3
4
5
6
7
8
1*
1*
1*
1*
1*
1*
1*
9/ 10
4 4
Aanbevolen literatuur: Emans, B. (2003). Interviewen, Theorie, techniek en training. (4e druk). Groningen: Stenfert Kroese Baarda, D.B., & Goede, M.P.M. de (2012). Basisboek Methoden en Technieken. (5e druk). Groningen: Noordhoff.
259
Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Het boek voor Onderzoek is komen te vervallen. In plaats daarvan komt er materiaal op Scholar Nieuwe reader voor CPH-TOP met gewijzigde literatuur
260
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
CPI – Toepassing van Personeelsinstrumenten Applying HRM Resourcing and Performance Theorie van de Personeelsinstrumenten Coaching Juridische implicaties HRM Toepassing Personeelsinformatiesystemen Mevr. mr. Esther Moons (MNSA) Human Resource Management Variant Cluster VT C 2 en 4 Studiepunten: 7,5
CPI-TIP1A CPI-COA1A CPI-JUR1A CPI-ICT1A
Niveau
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen)
60,75 uur 2,5 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2
146,75 uur 210 uur
Totaal n.v.t. Propedeuse (45 studiepunten)
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Literatuur- en praktijkopdracht Personeelsinstrument CPITIP1A.8 Jurisprudentieonderzoek CPIJUR1A.8 Vaardigheidstoets Advisering en coaching CPICOA1A.8 Competenties / Een HR-professional: 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumten eindkwalificaties en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Algemene In deze OWE besteden we aandacht aan de kennis, inzichten en vaardigheden die een personeelsdeskundige nodig heeft om het personeelsbeleid van een organisatie omschrijving adequaat toe te passen. Samenhang A-cluster: Bedrijfskunde, Recht en PCV B-cluster: Arbeidsmarktcommunicatie en Goed Werkgeverschap C-cluster: CPS (Strategisch personeelsmanagement) CPI (Tweegesprekken) D-cluster: DPI (Personeelsinstrumenten) Activiteiten en Werkcollege, hoorcolleges, vaardigheidstraining en practicumlessen. werkvormen BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria De student: CPITIP1A.1 Eindkwal. 3
K, I, T* I, T
Weging 0,14
261
CPITIP1A.8 Eindkwal. 3 CPIJUR1A.1 Eindkwal. 3
CPIJUR1A.8 Eindkwal. 3
CPICOA1A.8 Eindkwal. 4/5
Heeft inzicht in verschillende methoden van personeelsplanning aan de hand van bouwstenen, functies, fasen en variabelen van personeelsplanning. Heeft inzicht in verschillende functiewaarderingssystemen en het verloop van een functiewaarderingstraject. Heeft inzicht in verschillende beloningsystemen en verklaart samenhang met prestatie en motivatie. Heeft inzicht in verschillende systemen voor prestatie- en ontwikkelingsmanagement en de rolverdeling bij betrokkenen Heeft inzicht in verschillende vormen van leren binnen organisaties en legt uit hoe de transfer van opleidings- naar werksituatie kan worden bevorderd. Heeft inzicht in loopbaanmanagement en management development vanuit zowel het perspectief van de werkgever als de werknemer en kan uitleggen welke instrumenten passend zijn in dit verband. Kan de samenhang tussen (kern)competenties van de organisatie en de individuele competenties uitleggen en kan uitleggen welke functie competentiemanagement heeft binnen het HR-beleid en instrumentarium De student: Legt middels een groepsopdracht uit wat de werking van een HRinstrument is op basis van een vergelijking De student: Kent de inhoud van de jurisprudentie met betrekking tot het voorgeschreven arbeidsovereenkomstenrecht. Past de inhoud van de rechtsbronnen van het voorgeschreven arbeidsovereenkomstenrecht op de juiste wijze toe door het toepasselijke artikel uit de wet, het verdrag of een ministeriële regeling of de juiste jurisprudentie of de van toepassing zijnde CAO te noemen. Geeft een juridisch correct gemotiveerd advies met betrekking tot het voorgeschreven arbeidsovereenkomstenrecht. De student: Analyseert jurisprudentie waarbij de student beschrijft: o De relevante feiten; o De juiste rechtsvraag; o Het juiste oordeel van de rechtsprekende instantie. Geeft een correct gemotiveerd eigen commentaar bij de door hem/haar gevonden jurisprudentie. Vaardigheidstoets: afsluitend assessment De student: Beschrijft de te coachen vaardigheden en de bijbehorende coachingsdoelen Stuurt en regisseert op een ontwikkelingsgerichte manier het coachingsgesprek Demonstreert de bij de coaching passende tot leren uitnodigende basishouding Demonstreert de in de verplichte literatuur omschreven micro-skills voor effectief coachen Reflectieverslag: doorlopend assessment Voorwaardelijk Voor alle onderdelen geldt dat de student met correct gebruik van de literatuur de verslaglegging heeft geschreven. De student: Beschrijft het eigen functioneren als coach Stelt een beredeneerd coachingstraject op Reflecteert op het coachingsgesprek uit de vaardigheidstoets Reflecteert op de eigen rol van de gecoachte
I, T
0,14
I, T
0,14
I, T
0,14
I, T
0,14
I, T
0,15
I, T
0,15
I, T
1,00
K
0,20
I, T
0,60
I, T
0,20
I, T I, T I, T I, T
0,25 0,25 0,25 0,25
I, T
0,10
I, T
0,15
I, T
0,10
I, T
0,15
I, T I, T I, T I, T
0,15 0,15 0,10 0,10
262
Aan de hand van verschillende opdrachten laat de student zien dat hij in staat is om een personeelsinformatiesysteem op een adequate manier te gebruiken. De student: Weet vanuit een praktijkprobleem de juiste vragen te stellen om de relevante informatiebehoefte vast te stellen. Weet welke informatie ter beschikking staat in het personeelsinformatiesysteem PurpleHRM en kan deze informatie zelfstandig uit het systeem halen. Is zich bewust van mogelijke beperkingen van deze informatie en weet op een genuanceerde manier deze informatie te verwerken tot een bruikbaar advies. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
CPIICT1A.8 Eindkwal. 2/3
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
0,40
K,T
0,30
K,I,T
0,30
Periode Toegestane Aantal afname en hulpmiddele examinatore herkansin n n g Toets Personeelsinstrumenten CPITIP1A.1 Schriftelijk 90 ≥5,5 40% T2,T4 n.v.t 1 tentamen min. Herkansing T5 Literatuuropdracht CPITIP1A.8 Literatuuropdracht n.v.t. V/NV T2, T4 n.v.t 1 Herkansing na overleg Toets Recht CPIJUR1A.1 Schriftelijk 90 ≥5,5 20% T2,T4 Wettenbundel 1 tentamen min. Herkansing T5 Jurisprudentie opdracht CPIJUR1A.8 Jurisprudentieopdrac n.v.t. V/NV T2, T4 n.v.t. 1 ht Herkansing na overleg Vaardigheidstoets en reflectieverslag CPICOA1A.8 Vaardigheidstoets en n.v.t. ≥5,5 40% T2, T4 n.v.t. 1 reflectieverslag Herkansing na overleg Opdrachten ICT HR-analytics CPIICT1A.8 Opdrachten n.v.t. V/NV n.v.t T2, T4 n.v.t 1 Herkansing na overleg Compensatiemogelijkhede n.v.t. n STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
• • • •
Software
Cijfer (minimum ) of vink
K,I,T
Wegin g
Roozendaal, W.L. (. Arbeidswetgeving 2014-2015.(33e druk). Deventer: Kluwer. Loonstra, Prof. Mr. C.J. (2015). Hoofdstukken Sociaal Recht. (24e editie). Groningen: Noordhoff. Kluytmans, F. (2014). Leerboek HRM. (2e druk). Groningen: Noordhoff. Beek, M. van, & Tijmes, I. (2013). Leren coachen. (6e herziene druk). Amsterdam: Nelissen.
• Studiehandleiding Recht (via HAN Scholar) n.v.t.
263
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek CPI-TIP1A CPI-JUR1A CPI-COA1A CPI-ICT1A *aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
3
4
5
6
7
8
9/10
1 2
2 3 2 4* 2
3 3 2 4* 2
4 3 2 4* 2
5 3 2 4* 2
6 3 2 4* 2
7 3 2 4* 2
8 3
9/10
4* 2
CPI-ICT wordt met ingang van dit studiejaar afgerond door het maken van verschillende opdrachten. Deze opdrachten worden op Scholar geplaatst.
264
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
CPS – Het geven van strategisch HRM-advies Strategic personnel management advice Theorie Bedrijfsprocessen CPS-BPC1A Global Organisation CPS-IHR1A Engels CPS-ECW1A (English Communication at Work) Mevr. Suzanne Boel MSc BA (BOELS) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT C 1 en 2 2 en 4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
70,5 uur 3 uur
136,5 uur 210 uur
Propedeuse (45 studiepunten), bij voorkeur hebben studenten COK-BDK voldoende afgesloten.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Adviesrapportage CPSBPC1A.5 (is inclusief COK-BDK!) Presentatie op HRM gebied CPSECW1A.8 Competenties / Een HR-professional: 1. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch eindkwalificaties HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 1). 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting (niveau 2). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). Algemene Binnen BT 1 in COK wordt aandacht besteed aan de omgeving van organisaties en de strategische keuzes die organisaties maken. Vervolgens kijken we naar de omschrijving consequenties van die keuzes voor de inrichting van de organisatie. Binnen COK-BDK gaan we in op de theorie met betrekking tot strategische keuzes en organisatiestructurering. In CPS-BPC gaan we dieper in op de inrichting van de organisatie door te kijken naar bedrijfsprocessen. Verschillende manieren van het vormgeven van bedrijfsprocessen, met name in de productiestructuur, komen aan de orde (sociotechniek, lean production, business proces redesign). De invloed van de verschillende vormen op de kwaliteit van de arbeid komt aan de orde. Bij CPS-IHR: Binnen BT 1 in Global ORG wordt aandacht besteed aan de omgeving van internationale organisaties en de strategische keuzes die deze organisaties maken. Vervolgens kijken we naar de consequenties van die keuzes voor de inrichting en structuur, de cultuur en virtuele organisatie & kennismanagement van deze internationale organisaties. Binnen Global ORG gaan we in op de theorie met betrekking tot de strategie, strategische keuzes en
265
Samenhang Activiteiten en werkvormen
strategische planning, theorie internationale organisatiestructurering, verschillende cultuurtheorieën en de implicaties voor organisaties en HRM en de ontwikkeling van virtuele organisaties & kennismanagement. Het Global ORGprogramma wordt afgesloten met een gastcollege. Bij CPS-ECW wordt aandacht besteed aan het in het Engels voeren van (sollicitatie)gesprekken, onderhandelen en het presenteren volgens de daarvoor geldende conventies. De student kan een HRM-onderwerp boeiend presenteren en deel nemen aan en verslag doen van internationale onderhandelingen. In deze onderdelen kan de student probleemloos zakelijk Engels hanteren; dit betreft grammatica, idioom, spreekvaardigheid, uitspraak en stijl. Sluit aan op BT 1 (het maken van een organisatieanalyse), COK-BDK. Werkcolleges en vaardigheidstrainingen/onderwijsleergesprek/hoorcolleges/opdrachten n.a.v. casuïstiek/video’s/uitvoeren cultuurtest.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria CPSBPC1A.5 De student: Introduceert de organisatie en beschrijft en typeert de algemene Eindkwal. 2 omgeving en taakomgeving Beschrijft het proces van strategische planning van de organisatie Beschrijft en verklaart verschillende strategieën die de organisatie hanteert Beschrijft de belangrijkste HR-instrumenten die een bijdrage leveren aan de strategie van de organisatie Benoemt en verklaart ontwikkelcriteria met betrekking tot de structuur van de organisatie Beschrijft en typeert de cultuur van de organisatie Verklaart de samenhang tussen de interne en externe omgeving Benoemt en verklaart het zelfsturend vermogen van medewerkers gekoppeld aan de orderstromen, productiestructuur, besturingsstructuur in en van de organisatie Beschrijft de mogelijke toepassing van Lean Management in de organisatie Beschrijft en verklaart de geconstateerde dysfuncties in de organisatie en de mogelijke effecten daarvan op de medewerkertevredenheid Beschrijft en verklaart de relatie tussen de geconstateerde medewerkertevredenheid en de gemaakte organisatieanalyse met behulp van de gebruikte literatuur en de aandachtspunten voor het HR-beleid Formuleert verbetervoorstellen met betrekking tot medewerkertevredenheid (op basis van de gebruikte literatuur) gericht op wenselijke cultuur- en structuurveranderingen De student: CPSIHR1A.1 Benoemt ontwikkelingen op het gebied van globalisering en Eindkwal. 1 internationalisering en legt de implicaties uit voor organisaties en HRM. Van daaruit beschrijft de student de doelstellingen van de HAN op het gebied van internationalisering en beschrijft en beargumenteert de student waarom Global Organisation in het curriculum van de opleiding HRM past. Benoemt de verschillende benaderingen om te komen tot een internationale strategie en legt de verschillen tussen die benaderingen uit Briscoe): a. Evolution of the MNE; b. Choice of the method for entry in international business; c. Managing the cross-border acquisitions and joint ventures/ partnerships. Beschrijft de verschillende internationale concern- en samenwerkingsstrategieën (Douma); Design and structure of the
K, I, T*
Weging
I, T
0,10
I, T I, T
0,05 0,05
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T I, T I, T
0,05 0,10 0,10
I, T
0,05
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I
0,10
K, I
0,20
K, I
0.15
266
MNE; Legt uit wat de rol is van het hoofdkantoor in een internationale organisatie en welke besturingsstijlen daarbij gehanteerd kunnen worden. Legt uit en verklaart de verschillende visies op internationale organisatieculturen en verklaart wat de mogelijke effecten daarvan zijn op het gebied van organisaties en HRM. Legt de ontwikkeling van virtuele organisaties, E-HRM/HRIS en vormen van kennisdeling uit. CPSECW1A.8 De student: Geeft een overtuigende HR-gerelateerde presentatie in het Engels Eindkwal. 4 Kan een zakelijke onderhandeling voeren in het Engels Kan effectief deelnemen aan een simulatie van een sollicitatieprocedure in het Engels * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K
0,15
I, T
0,25
K, I
0,15
I, T I, T I, T
0,50 0,35 0,15
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
Periode afname en herkansin g
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
T2,T4 Herkansing in overleg
n.v.t.
1
T2,T4, Herkansing T5 Presentatie / Mondeling assessment CPSECW1A. Presentatie/mondelin n.v.t. ≥5,5 30% T2,T4 8 g assessment Compensatiemogelijkheden n.v.t.
Geen
1
n.v.t.
1
CPSBPC1A.5
Individueel werkstuk
n.v.t.
CPSIHR1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min.
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Werkstuk ≥5,5 40%
Toets IHR ≥5,5 30%
Douma, S. (2012). Ondernemingsstrategie. (6e druk). Groningen: Noordhoff. Amelsfoort, P. van (1999). De moderne sociotechnische benadering, een overzicht van de sociotechnische theorie. Vught: ST-GROEP. Briscoe.D. et al (2012 Fourth Edition). International Human Resource Management. Policies and Practices for Multinational Enterprises. New York: Routledge. Syllabus BeleidsAdviesRapporten schrijven (wordt beschikbaar gesteld via Scholar) Reader English Communication@Work (versie 3)
Software LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 Onderwijsweek CPS-IHR1A CPS-BPC1A Consultatie-uren CPS-ECW1A *Aanwezigheid verplicht “1 uur hele groep, 1 uur halve groep, aanwezigheid verplicht
1 4 4*
2 4 4*
3 4 4*
4
3”
3”
4 4 4* 2 3”
5 4 4* 2 3
6 4 4* 2 3
7 4 4* 2 3
8 2 4* 2 3
9/10
267
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
n.v.t. De toets CPSBPC1A.1 vervalt. Daarvoor in de plaats komt een individueel werkstuk (CPSBPC1A.5).
268
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
DPH – Professioneel functioneren Professional work attitude DPH-OND1A Onderzoek DPH-ECW1A Engels DPH-PBR1A Personal Branding DPH-ETH1A Ethiek DPH-ASS1A Werken aan een ondernemende houding Dhr. drs. Wim Hoogeveen (HGVW) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT D 1-2 en 3-4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
2
54 uur
156 uur 210 uur
Propedeuse 45 studiepunten
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Plan van Aanpak onderzoek + meetinstrument (DPHOND1A.5) Management Summary (DPHECW1A.5) Realiseren van een morele analyse met behulp van ethische cyclus (DPHETH1A.5) Presentatie van jezelf als beroepsprofessional (DPHPBR1A.8) Competenties / Een HR-professional: 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). eindkwalificaties 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2). Algemene In deze OWE ontwikkel je een professionele beroepshouding die nodig is voor stage en de beroepspraktijk in het algemeen. Je leert grondig kwantitatief onderzoek te omschrijving doen als onderbouwing van HRM-advies. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de ethische en professionele beroepshouding. De vaardigheid om Engelse rapporten te schrijven komt ook aan de orde in deze OWE. Samenhang CPH Stage en supervisie Training Persoonlijk Functioneren Activiteiten en Workshops, practicumlessen, taalonderwijs en werkcolleges. werkvormen
269
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria DPHOND1A.5 De student : Beschrijft een plan van aanpak voor een kwantitatief onderzoek Eindkwal. 3/4 waarvan de resultaten kunnen bijdragen aan de onderbouwing van een HRM-adviesrapport Ontwikkelt een (digitaal) onderzoeksinstrument passend bij het bovengenoemde plan van aanpak DPHETH1A.5 De student: Analyseert met behulp van de behandelde literatuur een Eindkwal. 5 bedrijfsethisch issue Heeft met behulp van de behandelde literatuur een bedrijfsethisch issue op de juiste manier geanalyseerd en heeft op systematische wijze met behulp van een van toepassing zijnde strategie handelingsmogelijkheden beschreven Heeft met behulp van de behandelde literatuur een bedrijfsethisch issue op de juiste manier geanalyseerd en beschrijft de ethische oordeelsvorming Heeft met behulp van de behandelde literatuur een bedrijfsethisch issue op de juiste manier geanalyseerd en gereflecteerd DPHPBR1A.8 De student: Beschrijft en laat in een korte presentatie zien welke persoonlijke Eindkwal. 4/5 eigenschappen (kwaliteiten en capaciteiten) voor hem van belang zijn om zich te presenteren in een sollicitatiebrief/-gesprek Beargumenteert op basis van vergelijkingen van de logische niveaus welke stageplaats/stageorganisatie hij bij voorkeur zou willen hebben, gezien zijn persoonlijke prioriteiten en (leer)doelen/wensen Plant hoe hij zich wil presenteren op een stage (gedrag naar anderen/kleding, omgaan met belangen van organisatie e.d.) Beschrijft zijn “personal brand’’ (identiteit/rol als stagiaire, verschillen/overeenkomsten student-beroepsbeoefenaar) m.b.v. het model logische niveaus en toont daarbij eventueel incongruenties in logische niveaus aan (zowel persoonlijk als organisatie) De student: DPHECW1A.5 Gebruikt het juiste idioom Eindkwal. 5 Schrijft grammaticaal correct Engels Gebruikt een passende stijl bij schrijfopdrachten DPHASS1A.8 De student: Verantwoordt de uren die besteed zijn aan het Project werken aan Eindkwal. 5 een ondernemende houding De student laat tijdens een presentatie zien dat hij: Een koppeling kan maken tussen HRM en de uitgevoerde activiteiten Een reflecterende en correcte beroepshouding heeft DPHSLB1A.8 Eindkwal. 5
DPHOND2A.5
De student Is aanwezig bij alle bijeenkomsten en toont daarbij een actieve houding Maakt een vervangende opdracht bij een gemiste bijeenkomst Staat open voor feedback van de slb’er Komt gemaakte afspraken na Bereidt alle individuele gesprekken voor De student: Kan op basis van een probleemstelling analyses uitvoeren met behulp van Excel of SPSS waarbij de data in de vorm van frequentie, kruistabellen en/of grafieken, statistische kengetallen weergegeven worden en waarbij eventuele verbanden en verschillen met behulp van statistische toetsen aangetoond kunnen worden. Kan conclusies die op basis van de uit het onderzoek verkregen resultaten getrokken worden en concrete/haalbare adviezen en/of beleidsaanbevelingen en eventuele suggesties voor verder
K, I, T*
Weging
I, T
0,75
I, T
0,25
I, T
0,30
I, T
0,25
I, T
0,25
I, T
0,20
I, T
0,40
I, T
0,20
I, T
0,10
I, T
0,30
I, T I, T I, T
0,40 0,50 0,10
I, T
0,25
I, T I, T
0,50 0,25
I, T
0,20
I, T I, T I, T I, T
0,20 0,20 0,20 0,20
K
0,50
K
0,50
270
onderzoek doen. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
DPHOND1B.5
Rapportage
n.v.t.
DPHETH1A.5
Individueel werkstuk
n.v.t.
DPHPBR1A.8
Verslag + videoopname
n.v.t.
DPHECW1A.5
Rapportage
n.v.t.
DPHASS1A.8
Assessment
n.v.t.
DPHSLB1A.8
Reflectien.v.t. opdrachten Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek DPH-OND1A DPH-ETH1A DPH-PBR1A 4 10* DPH-ECW1A DPH-ASS1A 8 DPH-SLB1A 4 *aanwezigheid verplicht
Cijfer Weging (minimum) of vink Rapportage ≥5,5 25%
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T1, T3, herkansing na overleg
n.v.t.
1
T2, T4, herkansing na overleg Verslag en video opname ≥5,5 25% T2, T4, herkansing na overleg Rapportage ≥5,5 25% T2, T4, herkansing na overleg Assessment V/NV Zie lesrooster Reflectieverslag en POP V/NV T2, T4
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
2
n.v.t.
1
Individueel werkstuk ≥5,5 25%
Royakkers, L.M.M. (2006). Verantwoord ondernemen. (1e druk). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff SPSS
3
4 2
5 2
6 2
7 2
8 2
9/10
1 2 2
2 2 2 10* 2
4
3 2 2
4 2 2 10* 2*
5 2 2
6
7
2
2
2
2
2
8
9/10
2 4
2
271
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Vanwege de veranderde invulling van het onderzoek in de stage besteden we in het D-cluster nog apart aandacht aan kwantitatief onderzoek en dan met name het werken met SPSS. Deze onderwerpen zijn toegevoegd aan de lessen DPHOND. De module OND is uitgebreid met 2 extra lessen. De toets is ook gewijzigd.
272
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
DPI- Aanpassen Personeelsinstrumenten Adjustment of HR-tools
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
DPI-TIP1A Theorie en trends Personeelsinstrumenten DPI-JUR1A Juridische implicaties Personeelsinstrumenten DPI-HRA1A Human Resource Accounting Dhr. drs. Henk van den Hooven (HVNH) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT D 1 en 3 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen)
48 uur 3 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2
159 uur 210 uur
Totaal n.v.t. Propedeuse (45 studiepunten).
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Essay HRM-thema Portfolio deelopdrachten Verslag Rechtbankbezoek Financiële toets Competenties / Een HR-professional: 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HReindkwalificaties instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. Algemene In deze OWE besteden we aandacht aan de trends en ontwikkelingen binnen HRM en inzichten rondom de juridische en financiële implicaties die een omschrijving personeelsdeskundige nodig heeft om het personeelsbeleid van een organisatie adequaat toe te passen. Samenhang A-cluster: Bedrijfskunde, Recht en PCV B-cluster: Arbeidsmarktcommunicatie en Goed Werkgeverschap C-cluster: CPS en CPI Activiteiten en Werkcolleges, hoorcolleges, rechtbankbezoek werkvormen BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria DPIHRA1B.1 De student: Eindkwal. 3
K, I, T*
Weging
K, I, T
0,30
273
DPITIP1A.5 Eindkwal. 3/4
Kent de verschillende HR ken- en stuurgetallen en weet deze toe te passen om problemen te signaleren en oplossingen te evalueren. Kent de verschillende manieren om personeelskosten te reduceren en voert bijhorende berekeningen uit. Onderbouwt een investeringsselectie financieel. Licht de basisbegrippen van een kosten-batenanalyse toe en berekent deze op correcte wijze. Licht de basisbegrippen en stappen die nodig zijn rondom budgettering bij een HRM-afdeling toe. Licht de verschillende methoden van doorbelasting toe en voert berekeningen hierover uit. De student: Heeft kennis en inzicht in actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom een specifiek gekozen thema en legt de implicaties voor de HRM strategie uit. Analyseert en becommentarieert kritisch een actueel HR-thema vanuit verschillende perspectieven en legt op consistente wijze de implicaties HRM-uitvoeringspraktijk uit. Geeft blijk van een eigen visie met betrekking tot actuele HRthema(’s) en gebruikt de gehanteerde theorie t.b.v. een consistente onderbouwing van standpunt(en).
Voorwaarde voor het verkrijgen van een cijfer is een adequate mondelinge presentatie van het essay. DPITIP1A.8 De student: Eindkwal. 3 De student analyseert en becommentarieert in groepsopdrachten actuele (HR-)thema’s en legt, met gebruikmaking van de aangereikte theorie, de implicaties voor organisaties en de HR uitvoeringspraktijk uit. Het betreft een 5-tal thema’s welke worden beschreven in de studiehandleiding behorende bij het vak. DPIJUR1A.1 De student: Eindkwal. 3 Toont aan in staat te zijn de rechtsbronnen zoals een toepasselijk artikel uit de wet, verdrag, ministeriële regeling en CAO inzake het ontslagrecht en het sociaal zekerheidsrecht op te zoeken, deze begrijpend te lezen en toe te passen op casussen. Beschrijft de inhoud van de voorschreven jurisprudentie inzake het ontslagrecht en het sociaal zekerheidsrecht en past de inhoud daarvan toe op vergelijkbare casussen. Analyseert casussen inzake het ontslagrecht en het sociaal zekerheidsrecht en geeft naar aanleiding hiervan een juridisch correct en gemotiveerd advies. DPIJUR1A.5 De student: Eindkwal. 3/4 Presenteert naar aanleiding van een door hem/haar bijgewoonde mondelinge behandeling van een ontslagprocedure bij een rechtbank, sector Kanton: o de relevante feiten. o de juiste rechtsvraag. o de van toepassing zijnde wetgeving. o een correct gemotiveerd eigen oordeel. Beschrijft de bijgewoonde mondelinge behandeling van een ontslagprocedure bij een rechtbank, sector Kanton volgens bovengenoemde punten. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K, I, T
0,20
K, I, T K, I, T
0,10 0,20
K
0,10
K, I, T
0,10
I, T
0,20
I, T
0,60
I, T
0,20
I, T
1,00
I, T
0,50
I, T
0,25
I, T
0,25
I, T
0,50
I, T
0,50
274
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Human Resource Accounting DPIHRA1B.1 Schriftelijke 90 ≥5,5 30% T1, T3, toets min. herkansing T4 Essay DPITIP1A.5 Essay n.v.t. ≥5,5 40% T1, T3 herkansing in overleg Portfolio DPITIP1A.8 Portfolio n.v.t. V/NV T1, T3 herkansing in overleg Toets Recht DPIJUR1A.1 Schriftelijke 90 ≥5,5 30% T1, T3, toets min. herkansing T4 Presentatie en verslaglegging Rechtbankbezoek DPIJUR1A.5 Presentatie en n.v.t. V/NV T1, T3 verslaglegging herkansing in overleg Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Aantal examinatoren
Rekenmachine (niet grafisch)
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Kluytmans, F. (2013). Leerboek HRM. (2e druk). Groningen: Noordhoff. Loonstra, C. (2015). Hoofdstukken sociaal recht 2015. (24e druk). Groningen: Noordhoff. Roozendaal, W.L. (. Arbeidswetgeving 2015-2016. (33e druk). Deventer: Kluwer. Al, T. en Doze, I. , (2015), HR-Analytics, waarde creëren met datagedreven HRbeleid.(1e druk). Amsterdam, WEKA Business Media B.V Artikelen op Scholar. n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 Onderwijsweek DPI-HRA1A 2 2 2 2 2 2 DPI-TIP1A 4 4 4 4 4 4 DPI-JUR1A 2 2 2 2 2 2 Rechtbankbezoek van 1 dagdeel Zie ook Scholar. OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Toegestane hulpmiddelen
8 2 4 2
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
Voor HRA is een nieuw boek gekomen en de toets van DPIHRA is aangepast.
275
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
DPS1- Het geven van strategisch HRM-advies Strategic personnel management advice Bedrijfskundig HRM/Arbeidsverhoudingen Interventiekunde 1 Global HRM Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster VT D 1 en 3 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
DPS-HRM1A DPS-INK1A DPS-IHR1A
Niveau
2
46,5 uur 5 uur
158,5 uur 210 uur
Propedeuse (45 studiepunten). Deze OWE bouwt voort op de theorie die aan de orde gekomen is bij de OWE CPS. Om DPS met goed gevolg te kunnen doorlopen is het noodzakelijk dat de student bekend is met de theorie uit de OWE CPS.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten n.v.t. Competenties / Een HR-professional: 1. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMeindkwalificaties beleid binnen de organisatiedoelstellingen. 2. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Algemene Binnen de OWE DPS1 wordt het strategisch beleidskader verkend waarbinnen de diverse HRM-instrumenten (aan de orde in CPI en DPI) worden ontwikkeld, omschrijving aangepast en vervolgens ingezet om personele problemen op het gebied van capaciteit, competentie, gezondheid en betrokkenheid te (helpen) oplossen om zo de effectiviteit (het succes) van de organisatie te vergroten. In de module Global Human Resource Management (DPS-IHR) wordt aandacht besteed aan de interne en externe omgeving van internationale organisaties en de implicaties naar internationaal HRM en meer specifiek wat dit betekent voor de ontwikkeling en toepassing van personeelsinstrumenten: International Staffing, Human Resource Development, Beoordeling en Beloning. In DPS-HRM komen aspecten rond arbeidsrelaties en arbeidsverhoudingen aan de orde en worden bedrijfskundige aspecten van HRM bestudeerd.
276
Samenhang Activiteiten en werkvormen
In het onderdeel DPS-INK staat interventiekunde centraal, het kundig adviseren als vaardigheid op diverse niveaus. Sluit aan op BT 3 (Instrumentering HRM-beleid) in DPI1. Sluit aan op het I-HRM programma in het C-cluster (CPSIHR1A). Gastcolleges (DPS1IHR). Onderwijsleergesprek, hoorcolleges, opdrachten n.a.v. casuïstiek/video’s.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria DPSIHR1A.1 Internationale Ontwikkelingen: Eindkwal. 1 De student: Kan doelstellingen van de HAN op het gebied van internationalisering beschrijven en kan beargumenteren waarom IHRM curriculum van de opleiding HRM past. Kan ontwikkelingen benoemen op het gebied van Globalisering en Internationalisering en de implicaties uitleggen voor organisaties en HRM. Kan de trends en ontwikkelingen op het gebied van IHRM benoemen en vertalen naar de ontwikkeling van een HRM-strategie/beleid en bij de uitvoering benodigde personeelsinstrumenten. Staffing: De student: Legt uit wat de determinanten van ‘Staffing choices’zijn. Legt uit wat de HR competentie benadering inhoudt. Legt uit wat het verschil is tussen de ‘politieke economie’ en de ‘strategische keuze’ benadering is en kan dit aan de hand van een voorbeeld toelichten. Verklaart de invloed van economische hervormingen op HR-beleid in Azië. Legt de ‘mobiliteitscirkel’ uit. Verklaart welke competenties relevant zijn voor recruiters die in een internationale context werkzaam zijn. Beoordeling en Performance management: De student: Benoemt trends en ontwikkelingen op het gebied van IHRM en legt uit wat de implicaties zijn voor de ontwikkeling en toepassing van het personeelsinstrument beoordeling. Benoemt doelen van beoordelingssystemen. Legt uit wat de invloed van de nationale cultuur is op performance systemen. Legt uit waarom nationale beoordelingssystemen niet automatisch geschikt zijn in internationale settings. Kan een simpele beoordelingsinstrument ontwikkelen waarin hij de cultuurinvloed op een verantwoorde wijze gebruikt. Opleiding & Training en HRD: De student: Kan trends en ontwikkelingen op het gebied van IHRM benoemen en uitleggen wat de implicaties zijn voor de ontwikkeling en toepassing van het personeelsinstrument Opleiding, Training & Ontwikkeling en HRD. Beloning: De student: Kan uitleggen wat de oorzaken zijn van verschillen in nationale en internationale beloning. Kan uitleggen wat de grondslagen van internationale beloning zijn. Kan uitleggen wat de doelen zijn van beloning.
K, I, T*
Weging
K
0,05
K
0,05
K
0,10
K
0,16
K
0,16
K
0.16
K
0,16
277
Kan beargumenteren waarom expats voor bepaalde kosten recht hebben op een aangepaste beloning.
De toekomst van International HRM: De student: Kan beschrijven hoe een IHRM-afdeling meer invloed kan krijgen en behouden in een MNE. Kan de rol en professionalisering van de IHRM-manager uitleggen. Kan uitleggen wat de complexiteit en uitdagingen zijn bij IHRM. Kan de toekomst van de IHRM-afdeling en het beroep van IHRM-‘er beschrijven DPSHRM1A.1 De student: Eindkwal. 2/3 Beschrijft en verklaart aspecten rond arbeidsrelaties en organisaties Benoemt in het kader van arbeidsverhoudingen de ontwikkelingsgeschiedenis, de spelers, het speelveld en de regels en interacties tussen de verschillende spelers Verklaart een aantal sturingsvraagstukken met betrekking tot HR Verklaart en analyseert inrichtingsvraagstukken met betrekking tot HR Verklaart en analyseert verschillende aspecten van HR-beleid met een bedrijfskundige invalshoek DPSINK1A.1 De student: Eindkwal. 4 Benoemt voor aanvang van de feitelijke analyse drie voor de casus relevante soorten overwegingen van een reflecterende professional (inhoudelijke, zelfreflectieve en theoretische overwegingen) Bakent een probleem af om nader te analyseren aan de hand van relevante criteria Analyseert een gegeven complexe situatie (op zowel beleidsniveau, tactisch niveau als operationeel niveau) systematisch in termen van thematische aspecten: Relationele aspecten (formeel, positioneel en inhoudelijk) Benoemt de conflictsfeer (of conflictsferen) waarin het probleem ligt en de door betrokkenen gehanteerde conflictstijl(en) Contouraspecten (lengte/historie, breedte/reikwijdte en diepte/analyse- en oplossingsniveau van het probleem) Kiest op grond daarvan juist beargumenteerd de toe te passen interventiestrategieën (processtrategieën en/of de rationele strategieën en/of de machtsstrategieën), de gespreksmodellen en hun respectievelijke uitvoeringswaarden * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
DPSIHR1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min.
DPSHRM1A.1
Schriftelijk tentamen
90 min.
DPSINK1A.1
Schriftelijk tentamen
120 min.
Compensatiemogelijkheden
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets International HRM ≥5,5 30% T1, T3, herkansing T4 Toets Bedrijfskundig HRM ≥5,5 40% T1, T3, herkansing T4 Toets Interventiekunde ≥5,5 30% T1, T3, herkansing T4
K
0,16
K K
0,10 0,30
I, T K
0,20 0,10
K
0,30
I, T
0,10
I, T
0,05
I, T
0,18
I, T I, T
0,15 0,15
I, T
0,12
I, T
0,25
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
geen
1
geen
1
geen
1
n.v.t.
278
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek DPS-IHR1A 2 DPS-HRM1A 2 DPS-INK1A 2
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Kluijtmans, J. (2008). Bedrijfskundige aspecten van HRM. Groningen: Noordhoff. Nagelkerke, A. en Nijs, W. (2012). Regels rond arbeid.(5e druk). Groningen: Noordhoff. Briscoe.D. et al (2012 Fourth Edition) International Human Resource Management. Policies and Practices for Multinational Enterprises. New YorkRoutledge. Rapport op Scholar: “Creating People Advantage 2014-2015. How to set up great HR Functions: connect, prioritize, impact”. (BCG/WFPMA)
Waarom zouden ze? Inleiding in interventiestrategieën Reader INK Problemen oplossen in P&A contexten n.v.t.
SN-3370 SN-2421
2 3 4 5 6 7 8 9/10 1 2 3 4 5 2 2 2 2 2 4 4 4 4 4 4 4 2 2 2 2 2 De activiteiten van de 1e lesweek staan vermeld op HAN Scholar.
6
7
8
9/10
n.v.t. n.v.t.
279
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
DPS2-Het geven van strategisch HRM-advies DPS-INK1A Interventiekunde DPS-SPM1A Strategisch personeelsmanagement DPS-AEC1A Arbeidsmarkteconomie DPS-MNG1A Managementgame DPS-SIM1A Simulatiespel DPS-JUR1A Recht DPS-HRA1A Human Resource Accounting Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster VT D 2 en 4 Studiepunten: 7,5
2
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Niveau
57 uur 1,5 uur
151,5 uur
Totaal n.v.t.
210 uur
Propedeuse (45 studiepunten), bij voorkeur hebben studenten DPI1 en DPS1 voldoende afgesloten.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid. beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Adviesnota met betrekking verbetervoorstellen in het kader van strategisch HR Presentatie m.b.t. actuele ethische HR-thema’s Competenties / Een HR-professional: 1. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMeindkwalificaties beleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 2). 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 2). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2). Algemene Binnen de OWE DPS2 leren studenten, op basis van de verkenning van het strategisch beleidskader van HRM die in OWE DPS1 aan de orde is geweest, te omschrijving werken met een strategisch personeelsmanagementmodel. Hiermee kan de relatie gelegd worden tussen de strategische doelen van de organisatie en de bijdrage die HRM kan leveren om deze doelen te bereiken. In DPS-AEC staat de arbeidsmarkt centraal en wordt geleerd de macro-economische omgeving van een organisatie te begrijpen en te vertalen naar HR-beleid. Een simulatiespel is een prima hulpmiddel om aan den lijve te ervaren hoe een complexe organisatiewerkelijkheid in elkaar kan zitten. In het simulatiespel DPSINK wordt de organisatiewerkelijkheid in spelvorm nagebootst met als doel te laten zien met welke kwesties organisatieveranderaars zoal te maken kunnen krijgen. Het is een kennismaking met het toepassen van de gespreksstrategieën die in de periode ervoor al theoretisch behandeld zijn.
280
Samenhang Activiteiten en werkvormen
Sluit aan op DPI1 en DPS1. Werkcolleges, vaardigheidstrainingen, presentaties.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria DPSMNG1A.9 De student: Eindkwal. 1/4/5 Beschrijft de missie en visie van de organisatie Maakt een interne en externe analyse en benoemt de knelpunten, inen extern Stelt een confrontatiematrix en strategische opties en beoordelingscriteria op Maakt een analyse van de huidige naar de toekomstige situatie op basis van de resultaten in de game Benoemt de kritische succesfactoren van de organisatie Beargumenteert en evalueert de interventies Presenteert de uitkomsten van het spel Reflecteert op het leerproces, de eigen bijdragen en de samenwerking Reflecteert op het leerproces t.a.v. leiderschap n.a.v. de recruitmentdag DPSSPM1A.1 De student: Eindkwal. 1 Kan de organisatie beschrijven en de algemene en taakomgeving van de organisatie typeren Kan een externe analyse uitvoeren in termen van technologische ontwikkelingen, marktontwikkelingen en ontwikkelingen in de concurrentieverhoudingen volgens Douma Kan een huidig profiel van de organisatie samenstellen met behulp van het klaver-6 model (Kouwenhoven) Kan een SWOT-analyse van de organisatie maken: sterktes en zwaktes (intern) en kansen en bedreigingen (extern) volgens de richtlijnen beschreven in Douma Kan een streefprofiel van de organisatie maken Kan uit de strategische doelen en organisatieverandering afgeleide dominante thema’s beschrijven Kan de P&O-bijdrage vanuit HRM-perspectief beschrijven Stelt op correcte wijze de daarbij passende dominante werkterreinen en instrumenten samen Ontwerpt op grond daarvan een uitgewerkte personele implicatiematrix (PIM) (zoals beschreven door Kouwenhoven c.s. en in de Studiehandleiding) Stelt de activiteiten uit de PIM samen in een concreet actieplan met ken- en stuurgetallen volgens de theorie van Kouwenhoven Kan vanuit een onderbouwde probleemstelling adequate personeelsinstrumenten beschrijven die het probleem verminderen of oplossen Kan een implementatieplan opstellen DPSAEC1A.1 De student: Eindkwal. 1 Heeft inzicht in de werking, trends en ontwikkelingen van de arbeidsmarkt Heeft in hoofdlijnen inzicht in de trends en ontwikkelingen rondom arbeidsmobiliteit en kan de economische effecten van arbeidsmobiliteit op de arbeidsmarkt verklaren Kent de verschillende loonbegrippen Kent de economische effecten van loonmatiging, minimumloon en belastingen op de beloning van medewerkers en op de arbeidsmarkt Kent de rol van werkgevers- en werknemersorganisaties en heeft inzicht in de economische effecten van deze organisaties op de arbeidsmarkt
K, I, T*
Weging
I, T
1,00
K
0,05
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T I, T
0,10 0,05
I, T I, T
0,05 0,10 0,10
I, T
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,05
I, T
0,20
I, T
0,20
K K
0,05 0,15
K
0,20
281
DPSINK1A.8 Eindkwal. 4
DPSSIM1A.9 Eindkwal. 4/5
Kent het arbeidsmarktbeleid van de overheid op hoofdlijnen en heeft inzicht in de economische effecten van dit beleid op de arbeidsmarkt De student: Bewijst door middel van een assessment te beschikken over communicatieve basis- en beroepsvaardigheden (voorbereiden, uitvoeren en analyseren) in een specifieke gesprekssituatie via een gekozen gespreksmodel volgens deze strategieën: o machtstrategie o rationele strategie o processtrategie o onderhandelings/belangenbehartigingsstrategie Analyse van de probleemsituatie De student: Heeft de analyse van de problematiek vanuit het perspectief van de partij die student in het simulatiespel vertegenwoordigde Heeft ten minste twee analyses gemaakt over de relevante problemen die samenhangen met de rol Geeft de inhoudelijke samenhang aan tussen de diverse problemen Beschrijving van de oplossingstrajecten De student: Heeft het oplossingstraject in termen van doel, positie, strategie per geanalyseerd probleem beschreven Heeft de keuze van deze oplossingstrajecten en strategieën kort gemotiveerd maar onderbouwd met goede argumenten Concreet geïntegreerd plan van handelen De student: Heeft een beschouwing over de samenhang tussen de strategieën/faseringen van de beschreven oplossingstrajecten gemaakt Heeft de afzonderlijke oplossingstrajecten gecombineerd tot een gefaseerd, concreet en samenhangend plan van handelen: gesprekken met wie, waarover (doel/inhoud), positie en strategie Daadwerkelijk handelen De student: Heeft kort zijn daadwerkelijk handelen (dat plaatsvond aan de gesprekstafels en eventueel binnen het eigen groepje, voor zover relevant) beschreven (o.a. uitvoerbaarheid van de gekozen strategie, de effecten, mate waarin doel bereikt is, mate waarin de regie in handen bleef, andere mogelijkheden tijdens het gesprek (zo ja, zijn deze gebruikt of juist niet); valkuilen bij jouw aanpak (zo ja, welke en hoe zijn deze eventueel omzeild); verschil daadwerkelijk handelen met het plan van handelen (zo ja, op welke punten, en waar lag dat dan aan); bijstellen van het totale plan van handelen/reden waarom/waaruit bestond bijstelling concreet etc. Evaluatie De student: Heeft een korte terugblik/nabeschouwing over de bevindingen als organisatieveranderaar/probleemoplosser Heeft een beargumenteerde conclusie over eigen geschiktheid om de opgezette verandertrajecten daadwerkelijk effectief, efficiënt en elegant uit te voeren getrokken Geeft aan wat de belangrijkste leermomenten waren en heeft aandachtspunten en leerdoelen geformuleerd wat betreft eigen persoonlijke kwaliteiten
K
0,20
I, T
1,00
1,00 I, T I, T I, T
I, T I, T
I, T
I, T
I, T
I, T I, T
I, T
Vormeisen: lengte ca. 10 pagina’s, regelafstand 1, geen spel- en stijlfouten
282
* K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
DPSMNG1A. 9
Groepsverslag Managementgame / recruitmentdag
DPSSPM1A.1
Schriftelijk tentamen
DPSAEC1A.1
Schriftelijk tentamen
DPSINK1A.8
Assessment
DPSSIM1A.9
Leerverslag simulatiespel
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
120 min.
Wegin g
Managementgame V
Periode afname en herkansin g
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatore n
T2, T4
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Rekenmachin e (niet grafisch)
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Adviesnota ≥5,5 70%
T2, T4, herkansing T5 Toets Arbeidsmarkteconomie 90 ≥5,5 30% T2, T4, min. herkansing T5 Assessment n.v.t. V T2, T4, herkansing na overleg Leerverslag simulatiespel n.v.t. V T2, T4, herkansing na overleg n.v.t.
Software
n.v.t.
Cijfer (minimum ) of vink
Douma, S. (2012). Ondernemingsstrategie.(6e druk). Groningen: Noordhoff. Kouwenhoven, J.A. (2005). De praktijk van strategisch personeelsmanagement: een methode. Deventer: Kluwer. De verplichte literatuur voor Arbeidseconomie wordt aan het begin van het studiejaar bekend gemaakt op Scholar.
Reader Interventiekunde n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 Onderwijsweek DPS-SPM1A DPS-INK1A DPS-AEC1A DPS-MNG1A* DPS-SIM1A DPS-JUR1A DPS-HRA1A DPS-PMG1A* *aanwezigheid verplicht bij managementgame en recruitmentdag
SN- 2421
1
2 4 2 2
3 4 2 2
4 4 2 2
5 4 2 2
6 2 2 2 8*
7 2 2 2 8*
8 2 2 2
9/10
8 2 2 4*
283
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
De syllabus Arbeidsmarkteconomie vervalt. De adviesnota DPSSPM1A.5 vervalt. Hiervoor in de plaats komt de schriftelijke toets DPSSPM1A.1.
284
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
FPH Begeleiding persoonlijke ontwikkeling stage Professional development at work Begeleiding Training persoonlijk functioneren Workshops: Schrijfatelier Onderzoek interculturele vaardigheden Mevr. Saskia Ponten Human Resource Management Variant Cluster VT 1-2-3-4 en 3-4-1-2 Studiepunten: 7,5
FPH-BGL1A FPH-TPF1A FPH-WSA1A FPH-WOZ1A FPH-WIV1A
E en F
Niveau
2
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
36 uur
174 uur 210 uur
Propedeuse afgerond, minimaal 52.5 studiepunten uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. beroepstaken Centrale beroepstaak De HR-professional ontwikkelt activiteiten om het HR-beleid vorm te geven, in relatie tot institutionele en maatschappelijke ontwikkelingen zowel binnen de nationale als internationale context. Beroepsproducten Reflectieverslag begeleiding Leerverslag TPF Competenties / Een HR-professional: 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. eindkwalificaties 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Algemene Gedurende vooral het C- en D-cluster in de opleiding heeft de student kennisgemaakt met aspecten van Human Resource Management op uitvoerend, tactisch en omschrijving strategisch niveau: inzet van instrumenten op uitvoerend niveau ter realisering van sociaal beleid alsmede het operationeel bezig zijn met deze instrumenten. Al eerder, maar in ieder geval gedurende het derde studiejaar, is de student werkzaam in een arbeidsorganisatie (op een stageplaats) waarbij hij/zij vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters geconfronteerd is/wordt met de werkelijkheid van HRM-vraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties (verder) te ontwikkelen. Alle facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Dat betekent dat alle in het C- en D-cluster genoemde beroepstaken aan de orde kunnen komen.
285
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
De studiehandleiding bevat een overzicht van mogelijke beroepstaken op operationeel en tactisch niveau. De workshops in deze OWE dragen bij aan een verdere ontwikkeling van de eigen professionaliteit. Alle modules hebben een samenhang met de andere OWE’s uit de beroepstaak Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. Daarnaast is de workshop Interculturele vaardigheden onderdeel van de leerlijn vaardigheden en de workshop Onderzoek onderdeel van de leerlijn Onderzoek. De training Persoonlijk Functioneren is een vervolg op de module Personal Branding Begeleidingsbijeenkomsten Workshops TPF: tweedaagse training en een terugkomdag. Voor deze training wordt een bijdrage van de student gevraagd voor accommodatie e.d. Deze bijdrage is niet bestemd voor het onderwijs. De hoogte van de eigen bijdrage wordt aan het begin van elk semester vastgesteld.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria FPHBGL1A.5 De student: Eindkwal. 5 Beschrijft naar aanleiding van de begeleidingsbijeenkomsten onderzoekend en ontwikkelingsgericht het eigen persoonlijk functioneren tijdens de stage Reflecteert op de rode draad van het eigen leertraject Beargumenteert de eigen geschiktheid voor het beroep in het licht van de eindkwalificaties van de opleiding Reflecteert op de eigen visie op het beroep en ook de implicaties daarvan voor het eigen beroepsmatig handelen Beschrijft de wijze waarop passende leerhulp is geboden aan medestagiaires in de begeleidingsgroep Beschrijft op welke wijze sturing is gegeven aan het eigen leerproces Beschrijft het leerrendement uit de workshops onderzoek, schrijfatelier en interculturele vaardigheden FPHTPF1A.5 De student: Eindkwal. 5 Beschrijft de in de training TPF gevolgde activiteiten Beschrijft de in de training TPF opgedane ontwikkelingsgerichte en onderzoekende reflectie op het eigen persoonlijke functioneren tijdens de stage Beschrijft de eventueel tijdens de training TPF verstrekte thuisopdrachten Beschrijft naar aanleiding van de reflectie vervolgleerdoelen en benoemt te ondernemen acties om die vervolgleerdoelen te behalen FPHWSA1A.5 De student: Eindkwal. 4 Kan gericht schrijven naar een specifieke doelgroep Levert een actieve bijdrage aan de workshop Schrijfatelier Kan een tekst schrijven met inachtneming van de criteria correctheid, gepastheid, effectiviteit en efficiëntie FPHWOZ1A.5 De student: Eindkwal. 5 Heeft inzicht in het onderdeel onderzoek van het op te leveren verbeterraport uit de stageorganisatie, door het geven van kritische feedback op bestaande producten Levert een actieve bijdrage aan het leerrendement van deze workshop voor zijn medestudenten en zichzelf FPHWIV1A.5 De student: Eindkwal. 4/5 Past in de eigen stageorganisatie een analyse via de driestappenmethode (DSM) van Pinto toe. Vertaalt zijn verkregen inzichten in culturen en interculturele communicatie naar diversiteit en zet vanuit de rol van P&O’er (delen van) diversiteitsbeleid op. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K, I, T*
Weging
I, T
0,10
I, T I, T
0,10 0,10
I, T
0,20
I, T
0,10
I, T I, T
0,10 0,30
K I, T
1,00
I, T I, T
I, T
1,00
I, T I, T I, T
1,00
I, T
I, T
0,40
I, T
0,60
286
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
FPHBGL1A.5
Reflectieverslag
FPHTPF1A.5 Reflectieverslag
FPHWSA1A.5
FPHWOZ1A.5
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Reflectieverslag begeleiding n.v.t. ≥5,5 100% T1,T3 Herkansing na overleg Reflectieverslag TPF n.v.t. V/NV T2,T4 Herkansing na overleg
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
T2, T4 Herkansing na overleg
n.v.t.
1
T2, T4 Herkansing na overleg Interculturele vaardigheden n.v.t. V/NV T1, T3
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
Schrijfopdracht V/NV
n.v.t.
Onderzoeksopdracht V/NV
Schrijfopdracht
Onderzoeksopdracht
Interculturele Vaardigheden opdracht Compensatiemogelijkheden n.v.t. FPHWIV1.5
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek FPH-TPF1A (E-cluster) FPH-TPF1A (F-cluster) FPH-WSA1A (E-cluster) FPH-WOZ1A (E-cluster)* FPH-WIV1A 7*” (F-cluster) *Per februari 2016 F-cluster OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Herkansing na overleg
n.v.t. n.v.t.
3
4
5
6
7
8
9/10 20
1 *
2
3
4
5
6
7
8
9/10
7* 7* 7*
De workshop Coaching (FPH-WCO1A) is vervangen door de workshop Interculturele vaardigheden (FPH-WIV1A). Per februari 2016 wordt de workshop Onderzoek in het F-cluster geroosterd.
287
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
E/F-PS Workshops (Bestemd voor studenten die in september 2015 starten met stage) Workshop FPS-WHR1A Strategy in action Workshop FPS-WEJ1A Ethiek/juridisch Dhr. Ernst van Hal (HALE) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT E en F 2 en 4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2
10,5 uur
199,5 uur
Totaal n.v.t.
210 uur
Propedeuse afgerond, minimaal 52.5 studiepunten uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Opdracht workshop Strategy in action Opdracht workshop Ethiek/juridisch Competenties / Een HR-professional: 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 3). eindkwalificaties 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 3). Algemene Gedurende vooral het C- en D-cluster in de opleiding heeft de student kennis gemaakt met aspecten van HRM op uitvoerend, tactisch en strategisch niveau. omschrijving Gedurende het derde studiejaar is de student werkzaam in een arbeidsorganisatie (op een stageplaats) waarbij hij/zij vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van HRMvraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties (verder) te ontwikkelen. Veel facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Dat betekent dat alle in het C- en D-cluster genoemde beroepstaken aan de orde kunnen komen. De workshops bestaan uit twee onderdelen, die beide bijdragen aan de professionaliteit als aspirant HRM-deskundige: personeelsstrategie. Samenhang In de workshops wordt verbinding gelegd met de stage en met de vakken uit het C- en D-cluster, niveau 2. Activiteiten en Workshop werkvormen
288
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria FPSWHR1A.5 Workshop Eindkwal. 1/2 De student: Beschrijft de eigen, met theorie onderbouwde, visie op strategisch HRM Beschrijft hoe de eigen (stage-)organisatie onderbouwd en overtuigend wordt geadviseerd over Strategisch Human Resource Management Beschrijft de herkenbaarheid van “Het Ultieme Doel van personeelsmanagement” in de eigen stageorganisatie, als ook de invloed ervan op de eigen opvattingen Beschrijft op welke wijze in de eigen stageorganisatie de rollen van Ulrich voorkomen en een eigen visie op de invulling daarvan Beschrijft de zichtbaarheid van Strategische Personeelsplanning en de impact op welke HR-vraagstukken hieruit voortvloeien en hoe daarmee in de eigen stageorganisatie wordt rekening gehouden FPSWEJ1A.5 De student: Eindkwal. 5 Beschrijft een ethisch vraagstuk dat voortvloeit uit een juridische zaak; Analyseert de ingebrachte casus voor wat betreft de ethische aspecten, hij doet dit met behulp van de 5 stappen uit de ethische cyclus: morele probleemstelling, probleemanalyse, handelingsmogelijkheden, ethische oordeelsvorming, reflectie; Analyseert de ingebrachte casus voor wat betreft de juridische aspecten, hij doet dit met behulp van het juridisch stappenplan: beschrijving van de relevante feiten, rechtsvraag, juridisch onderbouwd antwoord; * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
FPSWHR1A. 5
Opdrachten/versla g
FPSWEJ1A.5
Opdrachten/versla g
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Periode afname en herkansin g Opdracht Strategy in action n.v.t. ≥5,5 50% T2, T4 Herkansing na overleg Opdracht Ethiek/juridisch n.v.t. ≥5,5 50% T2, T4
K, I, T*
Weging
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,40
I, T
0,40
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Herkansing na overleg
n.v.t.
Kluijtmans, J. (2008). Bedrijfskundige aspecten van HRM. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 4.3, Hoofdstuk 10 en Hoofdstuk 11. Royakkers, L.M.M. (2006). Verantwoord ondernemen. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Treep, M. (2012). Arbeidsrecht. (11e druk). Den Haag: Boom Juridisch. Roozendaal, W.L. (2013). Arbeidswetgeving 2013-2014. (31e druk). Deventer: Kluwer. Scholar: E-/F-Cluster>PS Visies op HRM-beleid>Workshop FPS: Strategy in Action:
289
Software LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek FPS-WHR1A (E-cluster) FPS-WEJ1A (F-cluster) *aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Artikel “Het ultieme doel van personeelsmanagement” door Rien Huiskamp c.s. in het Tijdschrift voor HRM van december 2012. Paper HR-strategie: Strategische Personeelsplanning, maart 2013. n.v.t.
3
4
5
6
7
8
9/10
1
2 7*
3
4
5
6
7
8
9/10
7*
De boeken voor het onderdeel Recht zijn reeds aangeschaft voor het onderdeel Recht in het B-cluster.
290
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
E/F-PS Workshops (Bestemd voor studenten die in februari 2016 starten met stage) Workshop EPS-WHR1A Strategy in action Workshop FPS-WEJ1A Ethiek/juridisch Dhr. Ernst van Hal (HALE) Human Resource Management Variant Cluster Niveau VT E en F 2 en 4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2
10,5 uur
199,5 uur
Totaal n.v.t.
210 uur
Propedeuse afgerond, minimaal 52.5 studiepunten uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Opdracht workshop Strategy in action Opdracht workshop Ethiek/juridisch Opdracht workshop Interculturele vaardigheden Competenties / De HRM-student: 1. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM eindkwalificaties beleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 3). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 3). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 3). Algemene Gedurende vooral het C- en D-cluster in de opleiding heeft de student kennis gemaakt met aspecten van HRM op uitvoerend, tactisch en strategisch niveau. omschrijving Gedurende het derde studiejaar is de student werkzaam in een arbeidsorganisatie (op een stageplaats) waarbij hij/zij vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van HRMvraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties (verder) te ontwikkelen. Veel facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Dat betekent dat alle in het C- en D-cluster genoemde beroepstaken aan de orde kunnen komen. De workshops bestaan uit twee onderdelen, die beide bijdragen aan de professionaliteit als aspirant HRM-deskundige: personeelsstrategie. Binnen EPSWHR werken studenten met een strategisch personeelsmanagementmodel dat zij toepassen op de stageorganisatie. Hiermee kan de relatie gelegd worden tussen de strategische doelen van de organisatie en de bijdrage die HRM kan leveren om deze doelen te bereiken.
291
Samenhang Activiteiten en werkvormen
In de workshops wordt verbinding gelegd met de stage en met de vakken uit het C- en D-cluster, niveau 2. Workshop
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria EPSWHR1B.5 De student: Eindkwal. 1 Introduceert de stageorganisatie en beschrijft en typeert de algemene en taakomgeving van de organisatie Voert een externe analyse uit in termen van technologische ontwikkelingen, marktontwikkelingen en ontwikkelingen in de concurrentieverhoudingen volgens Douma Stelt een huidig profiel van de stageorganisatie samen met behulp van het klaver-6 model (Kouwenhoven) Voert een SWOT-analyse van de stageorganisatie uit: sterktes en zwaktes (intern) en kansen en bedreigingen (extern) volgens de richtlijnen beschreven in Douma Beschrijft een streefprofiel van de organisatie Beschrijft uit de strategische doelen en organisatieverandering afgeleide dominante thema’s Beschrijft de P&O-bijdrage vanuit HRM-perspectief Stelt op correcte wijze de daarbij passende dominante werkterreinen en instrumenten samen Ontwerpt op grond daarvan een uitgewerkte personele implicatiematrix (PIM) (zoals beschreven door Kouwenhoven c.s. en in de Studiehandleiding) Stelt de activiteiten uit de PIM samen in een concreet actieplan met ken- en stuurgetallen volgens de theorie van Kouwenhoven Geeft vanuit een onderbouwde probleemstelling aan welk personeelsinstrument verbeterd moet worden om gesignaleerde problemen te verminderen of op te lossen FPSWEJ1A.5 Eindkwal. 5
De student: Beschrijft een ethisch vraagstuk dat voortvloeit uit een juridische zaak; Analyseert de ingebrachte casus voor wat betreft de ethische aspecten, hij doet dit met behulp van de 5 stappen uit de ethische cyclus: morele probleemstelling, probleemanalyse, handelingsmogelijkheden, ethische oordeelsvorming, reflectie; Analyseert de ingebrachte casus voor wat betreft de juridische aspecten, hij doet dit met behulp van het juridisch stappenplan: beschrijving van de relevante feiten, rechtsvraag, juridisch onderbouwd antwoord; * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm
EPSWHR1B.5
Duu r
Cijfer (minimu m) of vink
Wegin g
K, I, T*
Weging
K
0,05
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T I, T
0,10 0,05
I, T I, T
0,05 0,10 0,10
I, T
I, T
0,10
I, T
0,15
I, T
0,20
I, T
0,40
I, T
0,40
Periode Toegestane afname hulpmiddele en n herkansi ng Strategische organisatieanalyse stageorganisatie Opdrachten/verslag ≥5,5 50% n.v.t. T3
Aantal examinatore n
1
Herkansin g in T4 Opdracht Ethiek en Recht
292
FPSWEJ1A.5
Opdrachten/verslag
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek EPS-WHR1A (E-cluster) FPS-WEJ1A (F-cluster) *aanwezigheid verplicht OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
≥5,5
n.v.t .
50%
n.v.t.
T2, T4 Herkansin g na overleg
1
n.v.t.
Kluijtmans, J. (2008). Bedrijfskundige aspecten van HRM. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 4.3, Hoofdstuk 10 en Hoofdstuk 11. Royakkers, L.M.M. (2006). Verantwoord ondernemen. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Treep, M. (2012). Arbeidsrecht. (11e druk). Den Haag: Boom Juridisch. Roozendaal, W.L. (2013). Arbeidswetgeving 2013-2014. (31e druk). Deventer: Kluwer. Scholar: E-/F-Cluster>PS Visies op HRM-beleid>Workshop FPS: Strategy in Action: Artikel “Het ultieme doel van personeelsmanagement” door Rien Huiskamp c.s. in het Tijdschrift voor HRM van december 2012. Paper HR-strategie: Strategische Personeelsplanning, maart 2013. Douma, S. (2012). Ondernemingsstrategie.(6e druk). Groningen: Noordhoff. Kouwenhoven, J.A. (2005). De praktijk van strategisch personeelsmanagement: een methode. Deventer: Kluwer. n.v.t.
3 4
4
5
6 4
7
8
9/10
1
2 4
3
4
5
6
7
8
9/10
7*
De boeken voor het onderdeel Recht zijn reeds aangeschaft voor het onderdeel Recht in het B-cluster. De boeken voor het onderdeel WHR zijn reeds aangeschaft voor het onderdeel SPM in het D-cluster.
293
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
PLP – Praktijkleerperiode (bestemd voor studenten die in september 2015 starten met stage) Practical training period Praktijkleerperiode PLP-BGL1A Onderzoeksrapport PLP-OZR1A Dhr. Ernst van Hal (HALE) Human Resource Management Variant Cluster VT E en F 1-2-3-4 en 3-4-1-2 Studiepunten: 45 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
Niveau
2/3
30 uur
1230 uur 1260 uur
Propedeuse afgerond, minimaal 52.5 EC’s uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. Instrumentering HRM-beleid Strategisch HRM-beleid Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten PLP-BGL Introductieverslag/Stageplan, stageverslag 1 en 2, adviesrapportage 1 en 2 PLP-PPI Adviesrapport HRM-instrument Competenties / Een HR-professional: 1. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting (niveau 2). 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 2). 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 2). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2).
Algemene omschrijving
*In de volgordelijkheid van de opleiding wordt verondersteld dat de student met de eindkwalificaties op niveau 2 werkt. Desondanks kan het voorkomen dat een student al op niveau 3 aan de eindkwalificaties werkt. In dat geval zal de student deze eindkwalificaties in de afstudeeropdracht niet meer hoeven doen. Gedurende het derde studiejaar loop je stage in een arbeidsorganisatie waarbij je vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters in de opleiding geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van HRM-vraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties verder te ontwikkelen. Het gaat om een beroepsvoorbereidende
294
Samenhang Activiteiten en werkvormen
stage, alle facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Onderdeel van de stage is het opzetten en uitvoeren van een onderzoek (als vervolg op het onderdeel OND uit het D-cluster). Onderdeel leerlijn vaardigheden (toepassen theorie en vaardigheden in de praktijk). Leren in de praktijk
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria EPLP01A.5 De student: Eindkwal. 4/5 Beschrijft de eigen ervaringen over de werving van en de introductie op de eigen stageplaats. Beschrijft de werkzaamheden van een HR-functionaris binnen de eigen stageorganisatie. Schrijft een realistisch stageplan met te verrichten beroepstaken, te vervaardigen beroepsproducten en leerdoelen. EPLP02A.5 De student: Eindkwal. Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HR-werkterrein. 1/4/5 Beschrijft met toepassing van de theorie de eigen stageorganisatie. Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen. Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, alsook de administratieve vaardigheden. Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat. Schrijft een reflectie op het eigen handelen en formuleert daarop vervolgleerdoelen. FPLP01A.5 De student: Eindkwal. Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch 2/4/5 niveau op het HR-werkterrein. Beschrijft een managementadvies met betrekking tot de HR-functie, veranderingen in die rol in het kader van organisatieveranderingen, en de rol van het management daarbij, inclusief een financiële paragraaf. Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen. Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, als ook de administratieve vaardigheden. Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat. Schrijft een reflectie op het eigen handelen, een persoonlijke HRMvisie en formuleert daarop vervolgleerdoelen. FPLP02A.5 De student: Eindkwal. 1 Schrijft een rapport over een door de student zelf uitgevoerd kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek binnen de stageorganisatie. Daarbij beschrijft de student: De aanleiding, probleemstelling, onderzoeksmethode, typering, onderzoekspopulatie, eventuele steekproeftrekking. Een inhoudelijke oriëntatie op het onderzoeksonderwerp. De wijze waarop de representativiteit, betrouwbaarheid, validiteit en controleerbaarheid van de resultaten gewaarborgd zijn, rekening houdend met de verkregen respons. De resultaten van het onderzoek met behulp van Excel of SPSS waarbij de data in de vorm van frequentie-, kruistabellen en/of grafieken, statistische kengetallen weergegeven worden en waarbij eventuele verbanden en verschillen met behulp van statistische toetsen aangetoond worden. Conclusies die op basis van de uit het onderzoek verkregen resultaten getrokken kunnen worden en concrete/haalbare adviezen
K, I, T*
Weging
K, I, T
0,30
K, I, T
0,30
K, I, T
0,40
K
0,20
K
0,20
K
0,15
K, I, T
0,15
K, I, T K, I, T
0,15 0,15
K
0,20
K
0,20
K
0,15
K, I, T
0,15
K, I, T K, I, T
0,15 0,15
K
0,20
K K
0,15 0,15
K
0,25
K
0,20
295
en/of beleidsaanbevelingen en eventuele suggesties voor verder onderzoek. Een evaluatie van het eigen onderzoeksproces en het onderzoeksproduct. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Introductieverslag + stageplan n.v.t. V T1,T3 Herkansing na overleg Middenevaluatieverslag n.v.t. V T2,T4 Herkansing na overleg
EPLP01A.5
Introductieverslag en stageplan*
EPLP02A.5
Midden evaluatieverslag en eerste reeks opdrachten*
FPLP01A.5
Eindevaluatieverslag en tweede reeks opdrachten*
n.v.t.
FPLP02A.5
Onderzoeksrapport*
n.v.t.
Compensatiemogelijkheden
n.v.t.
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
n.v.t. n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek n.v.t. OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
3
4
5
Eindevaluatieverslag ≥5,5 90%
>5,5
6
7
10%
8
9/10
1
K
0,05
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
T2, T4 Herkansing na overleg
n.v.t.
1
T2, T4, Herkansing na overleg
n.v.t.
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
n.v.t.
296
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
PLP – Praktijkleerperiode (bestemd voor studenten die in februari 2016 starten met stage) Practical training period Praktijkleerperiode PLP-BGL1A Dhr. Ernst van Hal (HALE) Human Resource Management Variant Cluster VT E en F 1-2-3-4 en 3-4-1-2 Studiepunten: 45 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
Niveau
2/3
30 uur
1020 uur 210 uur 1260 uur
Propedeuse afgerond, minimaal 52.5 EC’s uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. Instrumentering HRM-beleid Strategisch HRM-beleid Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten PLP-BGL Introductieverslag/Stageplan, stageverslag 1 en 2 PLP-PPI Adviesrapport HRM-instrument Competenties / Een HR-professional: 1. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting (niveau 2). 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 2). 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 3). 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2).
Algemene omschrijving
Voor het adviesrapport met betrekking tot het verbeteren en/of ontwikkelen van een HRM-instrument wordt gewerkt aan eindkwalificatie 3 op niveau 3. Gedurende het derde studiejaar loop je stage in een arbeidsorganisatie waarbij je vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters in de opleiding geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van HRM-vraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties verder te ontwikkelen. Het gaat om een beroepsvoorbereidende stage, alle facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde.
297
Samenhang Activiteiten en werkvormen
Onderdeel van de stage is het uitvoeren van een HRM-project wat leidt tot een verbetervoorstel voor een HRM-instrument Onderdeel leerlijn vaardigheden (toepassen theorie en vaardigheden in de praktijk). Leren in de praktijk
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria EPLP01A.5 De student: Eindkwal. 4/5 Beschrijft de eigen ervaringen over de werving van en de introductie op de eigen stageplaats. Beschrijft de werkzaamheden van een HR-functionaris binnen de eigen stageorganisatie. Schrijft een realistisch stageplan met te verrichten beroepstaken, te vervaardigen beroepsproducten en leerdoelen. EPLP02A.5 De student: Eindkwal. Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HR-werkterrein. 2/4/5 Beschrijft met toepassing van de theorie de eigen stageorganisatie. Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen. Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, alsook de administratieve vaardigheden. Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat. Schrijft een reflectie op het eigen handelen en formuleert daarop vervolgleerdoelen. FPLP01A.5 De student: Eindkwal. Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch 1/4/5 niveau op het HR-werkterrein. Beschrijft een managementadvies met betrekking tot de HR-functie, veranderingen in die rol in het kader van organisatieveranderingen, en de rol van het management daarbij, inclusief een financiële paragraaf. Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen. Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, als ook de administratieve vaardigheden. Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat. Schrijft een reflectie op het eigen handelen, een persoonlijke HRMvisie en formuleert daarop vervolgleerdoelen. Voorwaardelijk FPLPPI1A.5 De student: Eindkwal.3 Schrijft een advies dat voldoet aan de gemaakte afspraken met de organisatie Heeft de organisatie-analyse vanuit de workshop strategy in action (FPS-WHR1A) met een voldoende afgerond Schrijft het advies volgens de geldende normen voor structuur, taalgebruik en lay-out, inclusief een correcte bronvermelding. De student: Beschrijft een oriëntatie en een definitie van het HRM project in de organisatie en formuleert de doelstelling van het HRM project, inclusief hoofd- en subvragen en de te hanteren onderzoeksmethodiek Beschrijft en onderbouwt hoe gegevens zijn verzameld en geanalyseerd, hoe de resultaten zijn geïnterpreteerd en de conclusies en aanbevelingen tot stand zijn gekomen Geeft onderbouwd advies over het verbeteren of ontwikkelen van een passend HRM-instrument binnen de organisatie
K, I, T*
Weging
K, I, T
0,30
K, I, T
0,30
K, I, T
0,40
K
0,20
K
0,20
K
0,15
K, I, T
0,15
K, I, T K, I, T
0,15 0,15
K
0,20
K
0,20
K
0,15
K, I, T
0,15
K, I, T K, I, T
0,15 0,15
K, I, T
0,25
K, I, T
0,25
K, I, T
0,25
298
K, I, T
Beschrijft op basis van het voorgaande de mogelijke implementatie van de adviezen, inclusief de financiële en juridische consequenties * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
EPLP01A.5
Introductieverslag en stageplan*
EPLP02A.5
Midden evaluatieverslag
FPLP01A.5
Eindevaluatieversla g
FPLPPI1A.5
Adviesrapport
Compensatiemogelijkhede n STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Periode afname en herkansin g Introductieverslag + stageplan n.v.t. V T1,T3 Herkansing na overleg Middenevaluatieverslag n.v.t. V T2,T4 Herkansing na overleg Eindevaluatieverslag n.v.t. ≥5,5 75% T2, T4 Herkansing na overleg Onderzoeksrapport n.v.t. ≥6,0 25% T2, T4 Herkansing na overleg
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
2
n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 1 2 3 4 5 Onderwijsweek n.v.t. De kick off bijeenkomst vindt plaats in de week voor aanvang van de praktijkleerperiode. OVERIGE INFORMATIE Overige informatie
Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
0,25
6
7
8
9/10
EPLP01A.5 = 7,5 ec EPLP02A.5 = 10 ec FPLP01A.5 = 20 ec FPLPPI1A.5 = 7,5 ec n.v.t. Het sociaal onderzoek heeft plaats gemaakt voor het adviesrapport over de verbetering en/of ontwikkeling van een HRM-instrument.
299
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
HMP – Afstudeeropdracht Graduation assignment Voorbereiding en procesreflectie afstudeeropdracht Kick-off afstudeeropdracht Workshop Onderzoek Mevr. Suzanne Boel MSc BA (BOELS) Human Resource Management Variant Cluster VT H 1-2 en 3-4 Studiepunten: 30 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
HMP-REF1A HMP-KOA1A HMP-WOZ1A
Niveau
3
9 uur 25 uur 1,5 uur
804,5 uur 840 uur
n.v.t.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. beroepstaken Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. Instrumentering HRM-beleid Strategisch HRM-beleid Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Een beroepsproduct waarin de afstudeerder als junioradviseur toont dat hij/zij als een startbekwame beroepsbeoefenaar een opdrachtgever theoretisch en methodisch onderbouwd en ethisch verantwoord kan adviseren over de oplossing voor een complex vraagstuk op HRM-gebied. Competenties / Een HR-professional: 1. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting. 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen. 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. Algemene Een AOD levert een tastbaar beroepsproduct op waarin de afstudeerder als junioradviseur toont dat hij/zij als een startbekwame beroepsbeoefenaar een omschrijving opdrachtgever theoretisch en methodisch onderbouwd en ethisch verantwoord kan adviseren over de oplossing voor een complex vraagstuk op HRM-gebied (met inbegrip van een implementatieplan en een financiële paragraaf). Essentieel daarin is de wijze waarop informatie wordt verworven in de diverse fasen van het AOD-traject. De opleiding HRM van de HAN leidt HR-adviseurs op die beschikken over gedegen onderzoeksvaardigheden.
300
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
De AOD is een integrale opdracht waarin diverse leerlijnen bij elkaar komen: de vaardighedenleerlijn, de conceptuele leerlijn, de onderzoeksleerlijn en de ervaringsen reflectieleerlijn1. Het gaat om: De vaardigheden analyseren, contracteren, faseren en plannen, overleggen, ontwerpen, verbeteren, adviseren, presenteren, constructief hanteren van weerstanden, rapporteren, kwaliteitsbewaking, kosten en opbrengsten calculeren, opzetten en uitvoeren van onderzoek in het kader van de AOD; Gebruiken van theoretische concepten en methodische principes en werkmodellen ter verantwoording van keuzes; Reflectie op werkervaringen, keuzes en persoonlijke leervorderingen. De AOD is een zelfstandig uit te voeren opdracht.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HMPRST1B.5 Voorwaardelijk De student: Eindkwal. Schrijft het rapport volgens de geldende randvoorwaarden voor 1/2/3 structuur, taalgebruik en lay-out, inclusief een correcte bronvermelding. De student: Beschrijft een oriëntatie van het probleem in de organisatie Formuleert de vraag- en doelstelling van de afstudeeropdracht, Schrijft een relevant theoretisch kader op basis van literatuuronderzoek Beschrijft en onderbouwt de keuze voor de onderzoeksopzet en analysemethode Beschrijft en onderbouwt de resultaten van het onderzoek Beschrijft en onderbouwt de conclusie van het onderzoek Geeft onderbouwde adviezen vanuit het onderzoek Beschrijft op basis van het voorgaande de mogelijke implementatie van de adviezen, inclusief de financiële en juridische consequenties Hanteert de geldende normen structuur, taalgebruik en lay-out HMPREF1B.5 De student: Eindkwal. 4/5 Werkt effectief samen met de verschillende belanghebbenden binnen het onderzoek en reflecteert hierop Communiceert passend met de belanghebbenden binnen het onderzoek en reflecteert hierop Handelt verantwoord tijdens het afstudeerproces en reflecteert hierop Handelt professioneel tijdens het afstudeerproces en reflecteert hierop HMPPRV1B.6 De student: Eindkwal. Beantwoordt mondeling vragen met betrekking tot het onderzoek en 1/2/3/4/5 de uitkomsten Reflecteert mondeling op de persoonlijke ontwikkeling gedurende de opleiding en het afstudeerproces Verdedigt de opzet en uitvoering van het onderzoek * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K, I, T*
Weging
K, I, T K, I, T K, I, T
0,05 0,10 0,15
K, I, T
0,15
K, I, T K, I, T K, I, T K, I, T
0,10 0,15 0,15 0,10
K, I, T
0,05
K, I, T
0,25
K, I, T
0,25
K, I, T
0,25
K, I, T
0,25
K, I, T
0,40
K, I, T
0,40
K, I, T
0,20
1
Een uitleg over leerlijnen in hun samenhang is te vinden in: De Bie, D. & J. de Kleijn (2001). Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. 301
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Projectresultaat AOD HMPRST1B.5* Individueel n.v.t. ≥6,0 60% T4,T2 werkstuk Herkansing na overleg Procesreflectie AOD HMPREF1B.5* Individueel n.v.t. ≥6,0 20% T4,T2 werkstuk Herkansing na overleg Presentatie en verdediging AOD HMPPRV1B.6* Verdediging n.v.t. ≥6,0 20% T4, T2 Herkansing na overleg Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
2
n.v.t.
2
n.v.t.
2
Checklist & toelichting voor het maken van een plan van aanpak voor je afstudeeropdracht (beschikbaar op Scholar) n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 1 2 3 4 5 6 Onderwijsweek HMP-REF1A* 4 HMP-KOA1A** 4 HMP-WOZ1A 8 * een half jaar voor aanvang van het afstuderen vindt een AOD-voorlichting plaats (4 contacturen) ** de kick off bijeenkomst vindt plaats in de week voor aanvang van het studiejaar. OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
7
8
9/10
Gewijzigde beoordelingsprotocollen. Gewijzigde weging van de afstudeeronderdelen.
302
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
FEM Talent Academy: Honours Stage plus BK (HSBK) Management van ontwikkelingen en trends Luuk Aalbers en Yvonne Peterman FEM Talent Academy: Honoursprogramma Variant Cluster Niveau VT E 1/2 en 3/4 Studiepunten: 7,5 EC (210 uur) Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges/lessen (5x3) - Centrale Kennisateliers HP (5x3) - Begeleiding (plus deel stage) Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage - Stage + opdracht (adviesnotities) - Zelfstudie/voorbereiding - Centrale Kennisateliers HP Totaal:
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Aantal klokuren 16 uur 16 uur 10 uur
70 uur 90 uur 8 uur 210 uur
In overleg Toestemming voor een honoursprogramma als bedoeld in OER artikel 3.7 lid 1 sub c. kan slechts worden verleend indien de student geselecteerd is door de selectiecommissie van het honoursprogramma. Studenten worden geselecteerd op basis van een portfolio bestaande uit: curriculum vitae, cijferlijst, motivatiebrief en een gesprek. Kandidaten worden vervolgens uitgenodigd om te participeren in een simulatie. De resultaten van deze simulatie bepalen of de student wordt toegelaten.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Beschrijven, analyseren, diagnosticeren en adviseren van de organisatie over een beroepstaken vraagstuk in de organisatie. Centrale beroepstaak Initiëren van succesvolle innovatie Beroepsproducten Adviesnotitie management van ontwikkelingen en trends in netwerken Competenties / De student initieert succesvolle innovatie De student analyseert bedrijfsprocessen op micro-, meso- en macroniveau door eindkwalificaties gebruik te maken van zijn kritisch analytisch vermogen. De student ontwerpt, richt in en onderhoudt een netwerk informatieproces. De student adviseert over de werkwijze hoe het continue proces van strategische analyse te managen is. Algemene Identificeren en selecteren van relevante ontwikkelingen en trends in en rondom de stagebiedende organisatie en adviseren over de werkwijze om dit continue omschrijving proces van strategische analyse te managen; Beschrijven en analyseren van het netwerk waarin de stagebiedende organisatie/afdeling/project actief is, de positionering daarin van alle belanghebbenden binnen dit netwerk en de betekenis van deze positioneringen in relatie tot het trendonderzoek voor mogelijke strategieën voor de stagebiedende organisatie. Samenhang Deze honoursmodule is verdiepend ten aanzien van strategische (interne en externe) analyse van een organisatie. Deze honoursmodule is een uitbreiding op E-cluster van de opleidingen van het instituut Bedrijfskunde en Rechten en is een specifieke verdieping op het onderdeel interne en externe analyse (contextanalyse) binnen de opleidingen en vormt daarmee een verzwaring van het E-cluster.
303
De OWE maakt deel uit van het Honoursprogramma van de FEM. Dit programma start in het E-cluster en loopt door t/m het H-cluster en levert 30 ECTS op. Het wordt gevolgd naast het reguliere voltijd programma van de opleiding. Indien de student deze OWE gelijktijdig met de stage in de bacheloropleiding volgt, vervult hij/zij zijn/haar stage volgens de eisen die gesteld worden door de opleidingen binnen iBR en de aanvullende eisen die gesteld worden binnen het Honoursprogramma. Introductiecollege Expert en intervisiebijeenkomsten ontwikkelingen, trends en netwerken
Activiteiten en werkvormen
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria Niveau* Weging HSBK.MOT1A.5 De student: Identificeert trends en ontwikkelingen in en rondom de C/D 0,10 stagebiedende organisatie; Selecteert relevante trends en ontwikkelingen; 0,10 Evalueert een beperkt aantal trends en ontwikkelingen op 0,15 basis van criteria (marktattractiviteit, besparingen, kosten); Adviseert over de best passende werkwijze om up to date te 0,20 blijven ten aanzien van trends en ontwikkelingen. Beschrijft het netwerk van de stagebiedende 0,10 organisatie/afdeling of het netwerk van een invloedrijk project; identificeert en classificeert invloed belanghebbenden in relatie tot een trend/ontwikkeling; 0,15 ontwerpt strategieën voor stagebiedende organisatie t.a.v. belanghebbenden. 0,20 * Bij de Talent Academy hanteren we Bloom’s taxonomie (zie didactisch concept) die zes niveaus onderscheidt, onthouden (A), begrijpen (B), toepassen (C), analyseren (D), evalueren (E) en creëren (F) (waarbij deze laatste het hoogste is en alle voorgaande niveaus veronderstelt). INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Wegin Periode Toegestane (minimu g afname en hulpmiddelen m) of herkansin vink g Advies Paper Management Ontwikkelingen en Trends
HSBK.MOT1A.5
Beroepsproduct
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Aanbevolen literatuur
100%
5.5
T2,T4/i.o.
n.v.t.
2
n.v.t.
Artikelen op scholar Volti, R. (2013). Society and technological change (7th edition). Worth Publischers. ISBN10 : 1429278978 n.v.t.
Software LES- / CONTACTUREN Onderwijsweek 1.1 1.2 community bijeenkomsten MOT bijeenkomst
nvt
Aantal examinator en
1.4
1.6
3
1.8
2.1
3 3
3
3
2.3
2.5
3 3
2.6
2.8
3
3
3
304
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Inhoudelijk geen wijzigingen. Toetscodes zijn aangepast
305
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
FEM Talent Academy: Honours Innoveren en Ondernemen (HINO) Innoveren en ondernemen Hilde de Groot, Kristina Manser FEM Talent Academy: honoursprogramma Variant Cluster Niveau VT F/G 2015/2016 semester 1 en 2, periode 1,2,3 en 4 Studiepunten: Studielast (in klokuren): 5 EC (140) Geprogrammeerde contacttijd - Netwerkbijeenkomsten HP - Games/simulaties - Toets
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en begeleiding - Zelfstudie/voorbereiding - Reflectie en coaching
104 uur 16 uur
Totaal:
140 uur
24 Toestemming voor het volgen van een honoursprogramma als bedoeld in OER artikel 3.7 lid 1 sub c. Geen vertraging binnen het honoursprogramma bij de start van deze OWE.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / 1. 2. beroepstaken Centrale beroepstaak Beroepsproducten
Competenties / eindkwalificaties
Algemene omschrijving
13 uur 6 uur 1 uur
Evalueren van voorwaarden voor succesvolle innovatie. Creëren van voorwaarden voor een succesvolle innovatie.
Creëren van voorwaarden voor een succesvolle innovatie. 1. Een verbeterde simulatiegame (advies) 2. Een presentatie van de voortgang van het innovatieproject (F-cluster) 3. Een presentatie van het innovatieproject (G-cluster) Het eindleerresultaat is bereikt als het thema ‘innoveren en ondernemen’ is afgerond en draagt bij aan de eindcompetentie van de afgestudeerde. De leerresultaten worden hierna in aflopende volgorde van niveau gepresenteerd (conform de Taxonomie van Bloom, zie verder). 1. De student evalueert voorwaarden voor succesvolle innovatie: a. De student signaleert voorwaarden voor succesvolle innovatie en analyseert de omgeving zodanig dat de voorwaarden gecreëerd kunnen worden voor een succesvolle innovatie. b. De student kent de meerwaarde van zijn persoonlijke kwaliteiten en zet deze in om voor een kritische evaluatie van voorwaarden voor een succesvolle innovatie. 2. De student creëert voorwaarden voor een succesvolle innovatie. a. De student past persoonlijke en groepskwaliteiten toe die nodig zijn om de voorwaarden voor een succesvolle innovatie te realiseren. Deze persoonlijke kwaliteiten kunnen zijn: helicopterview, lef, proactief, communicatief, leiderschap, etc. b. De student integreert deze persoonlijke en groepskwaliteiten in een innovatie die door alle belanghebbenden wordt geaccepteerd. In deze OWE worden de studenten uitgedaagd om een vernieuwde simulatiegame te realiseren als innovatieproject. De deelnemers aan het Honoursprogramma vormen samen de organisatie die het innovatieproject moeten realiseren. Hierbij gaan zij zelf op zoek naar wat nodig is om dit te doen en krijgen daarvoor coaching, reflectie en 306
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
expertise aangeboden aan de hand van hun leervragen. Tijdens de gezamenlijke bijeenkomsten zullen de docenten voornamelijk als facilitator optreden en zullen ze de studenten observeren, begeleiden en eventueel bijsturen in het proces naar een succesvolle innovatie. Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het realiseren van de leerresultaten/behalen van de competenties en het bewijzen hoe ze dat hebben gedaan en hoe ze er een gemeenschappelijk product van hebben gemaakt. Het eindproduct van deze module is het organiseren van een board meeting waarin studenten hun advies presenteren. Zij organiseren dit evenement zodanig dat de board en andere belanghebbenden overtuigd worden van het feit dat de studenten de gestelde leerresultaten bereikt hebben, zowel als groep als individueel. Deze honoursmodule is verbredend t.a.v de competenties op het terrein van onderzoekend vermogen en maatschappelijke oriëntatie binnen de verschillende bachelor opleidingen. De OWE Innoveren maakt deel uit van het honoursprogramma van de FEM. Dit programma start in het E-cluster en loopt door t/m het H-cluster en kent in totaal een studielast van 30 ECTS. Het wordt gevolgd naast het reguliere voltijd programma van de opleiding. Het onderdeel Innoveren hangt samen met de twee andere onderdelen in het F- en G-cluster: Communiceren, Leiderschap & Organisatie en Academische vaardigheden. Bij alle onderdelen is er sprake van de gezamenlijke inzet van een simulatie: de innovatiegame. Rode draad door de twee semesters is het realiseren van het beroepsproduct, de innovatie. Er wordt een simulatiegame ingezet, waarop de studenten zullen reflecteren en nieuwe leervragen formuleren. Dit is een incrementeel proces (steeds oplopend en van een steeds hoger niveau). Studenten bepalen voor een groot deel de lesinhoud, omdat hun leervragen centraal staan. De werkvormen worden bepaald door de leervragen. Mogelijke werkvormen: Simulatiegame Reflectie Discussie Opdrachten Presentaties Groepswerk
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria Presentatie De studenten: 1. Demonstreren een kritische analyse van het project. 2. Tonen aan hoe zij de meest adequate randvoorwaarden hebben geselecteerd. 3. Tonen aan welke persoonlijke en groepskwaliteiten van belang kunnen zijn voor het innovatieproject. Project De student: Doorlopende 1. Analyseert en signaleert voorwaarden voor succesvolle monitoring, innovaties. opdrachten, 2. Analyseert de omgeving zodanig dat de voorwaarden gecreëerd thuiswerk. kunnen worden. 3. Evalueert kritisch bestaande theorieën over innoveren. 4. Past de beste voorwaarden toe voor de specifieke innovatie. 5. Analyseert persoonlijke kwaliteiten in relatie tot innoveren. 6. Analyseert groepskwaliteiten in relatie tot innoveren. 7. Past persoonlijke en groepskwaliteiten toe om een succesvolle innovatie mogelijk te maken. 8. Observeert, begeleidt en beoordeelt zijn/haar studiegenoten in dit proces. Presentatie De studenten: board meeting 1. Overtuigen de belanghebbenden van de meerwaarde van de innovatie.
Niveau* D/E
Weging 30%
D/E
30%
C
40%
307
2.
Tonen aan hoe zij de meest adequate randvoorwaarden hebben gebruikt. 3. Tonen aan welke persoonlijke en groepskwaliteiten zij hebben ingezet voor het innovatieproject en waarom. 4. Demonstreren leiderschap. 5. Demonstreren effectieve communicatie. *Bij de Talent Academy hanteren we Bloom’s taxonomie (zie didactisch concept) die zes niveaus onderscheidt, onthouden (A), begrijpen (B), toepassen (C), analyseren (D), evalueren (E) en creëren (F) (waarbij deze laatste het hoogste is en alle voorgaande niveaus veronderstelt). INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Periode afname en herkansin g
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 5 personen)
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 2 personen)
Projectpresentatie HINO.PIP1A.4
Presentatie
n.v.t.
5.5
1/3
30%
Innovatieproject
HINO.MIP1A.9
Projectopdracht incl. monitoring
V
n.v.t.
30% 2/4
Eindpresentatie HINO.PBM1A.4
Presentatie tijdens Boardmeeting
Compensatiemogelijkhede n STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Aanbevolen literatuur Software
n.v.t.
5.5
40%
2/4
n.v.t.
Staf FEMTA en externen (min. 5 personen)
n.v.t.
Reader met artikelen. Studenten en docenten leveren artikelen aan tijdens of ter voorbereiding op de community bijeenkomsten n.v.t.
LES- / CONTACTUREN F-cluster FEMTA voor alle OWE’s Onderwijsweek 1.1 1.2 intro 4 Community bijeenkomst simulatiegame 4
1.4
1.6
1.8
2.1
2.3
2.5
4
4
4
4
4
4
2.6
2.8 4
4
308
G-cluster FEMTA voor alle OWE’s Onderwijsweek 3.1 3.2 Community 4 4 bijeenkomst simulatiegame OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
3.4 4
3.6 4
3.8
4.1 4
4.2 4
4.4 4
4.6 4
4.8 4
4
Deze OWE wordt in studiejaar 2015-2016 voor de eerste keer aangeboden
309
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
FEM Talent Academy: Honours COMmuniceren (HCOM) Communiceren Els van der Pool, Frank Vonk en Jetsje Sluiters FEM Talent Academy: honoursprogramma Variant Cluster Niveau VT F/G 2015/2016 semester 1 en 2, periode 1,2,3 en 4 Studiepunten: Studielast (in klokuren): 5 EC (140) Geprogrammeerde contacttijd - Netwerkbijeenkomsten HP - Games/simulaties - Toetsing Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en begeleiding - Zelfstudie/voorbereiding - Reflectie en coaching Totaal:
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
13 uur 6 uur 1 uur
104 uur 16 uur 140 uur
24 Toestemming voor het volgen van een honoursprogramma als bedoeld in OER artikel 3.7 lid 1 sub c. Geen vertraging binnen het honoursprogramma bij de start van deze OWE.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / 1. 2. beroepstaken
Centrale beroepstaak Beroepsproducten Competenties / eindkwalificaties
Algemene omschrijving
Signaleren, overzien en analyseren van kritische communicatiesituaties. Relaties leggen tussen de voorwaarden voor succesvolle communicatie en eigen handelen. 3. Effectief acteren op en beïnvloeden van kritische communicatiesituaties op het niveau van het zelf, de ander en de omgeving. Creëren van voorwaarden voor succesvolle innovatie. 1. Paper 2. Reflectie Het eindleerresultaat is bereikt als het thema ‘communiceren’ is afgerond en heeft bijgedragen aan de eindcompetenties van de afgestudeerde. De leerresultaten worden hierna in aflopende volgorde van niveau gepresenteerd (conform de Taxonomie van Bloom, zie verder). 1. De student signaleert, overziet en analyseert kritische communicatiesituaties. 2. De student herkent voorwaarden voor succesvolle communicatie. 3. De student legt relaties tussen de voorwaarden voor succesvolle communicatie en het eigen handelen. 4. De student acteert effectief op en beïnvloedt de kritische communicatiesituaties op het niveau van het zelf, de ander en de omgeving. Studenten worden in deze leerlijn uitgedaagd om een communicatie(situatie) te analyseren en te beïnvloeden, zodat zij bijvoorbeeld effectief kan worden ingezet voor een innovatieproject. Wat daarvoor nodig is, moet de student zelf ontdekken, daarin ondersteund door de docenten/coaches. Thema’s als zelfkennis, het inzetten van je persoonlijkheid/kwaliteiten, intercultureel communiceren, normen & waarden en ethiek vormen de basis voor effectieve en zinvolle communicatie. De rode draad hierbij is de eigen persoonlijkheid en het leren herkennen van andere persoonlijkheidstypen aan de hand van het instrument ‘Insights Discovery’.
310
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
Deze honoursmodule is verbredend t.a.v. de competenties op het terrein van communicatie en informatie binnen de verschillende bachelor opleidingen. De OWE communiceren maakt deel uit van het honoursprogramma van de FEM. Dit programma start in het E-cluster en loopt door t/m het H-cluster en kent in totaal een studielast van 30 ECTS. Het wordt gevolgd naast het reguliere voltijd programma van de opleiding. Het onderdeel communiceren hangt samen met de twee andere onderdelen in het Fen G-cluster: Innoveren en Leiderschap & Organisatie en Academische vaardigheden. Bij alle onderdelen is er sprake van de gezamenlijke inzet van een simulatie: de innovatiegame. Activiteiten: - training Insights Discovery en coaching - masterclass Communicatie & ethiek (WaardeRing) - masterclass De communicerende professional (ge(s)laagde communicatie) - masterclass Interculturele communicatie - masterclass Using Q-method to capture values and its influence on communication Werkvormen: - discussie - presentaties - feedback - individuele coaching groepscoaching
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria Niveau* Weging Paper De student: D 50% 1. Herkent kritische communicatiesituaties. 2. Analyseert de communicatiesituatie vanuit verschillende belangen en perspectieven. 3. Herkent voorwaarden voor effectieve communicatie. Reflectie De student: E 30% 1. Toont aan hoe hij zich ontwikkeld heeft in het effectief communiceren. 2. Toont aan hoe hij gereflecteerd heeft. Simulatie 1. De student acteert effectief op en beïnvloedt de kritische C 20% (game) communicatiesituaties op het niveau van zelf, de ander en de omgeving. 2. De student demonstreert communicatief effectief te zijn *Bij de Talent Academy hanteren we Bloom’s taxonomie (zie didactisch concept) die zes niveaus onderscheidt, onthouden (A), begrijpen (B), toepassen (C), analyseren (D), evalueren (E) en creëren (F) (waarbij deze laatste het hoogste is en alle voorgaande niveaus veronderstelt). INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
Periode afname en herkansin g Paper Kritische Communicatie
HCOM.PKC1A.5
Wegin g
P4 i.o.m. 5,5 docent Reflectie Communicatief handelen
Paper
n.v.t.
Reflectie
n.v.t.
HCOM.REF1A.9
Cijfer (minimum ) of vink
50%
P4 i.o.m. V docent Simulatie Effectieve Communicatie 30%
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 2 personen)
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 2 personen)
311
HCOM.SEC1A.2
Simulatie/Ga me
n.v.t.
P4 i.o.m. docent
20% 5,5
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
n.v.t.
Staf FEMTA en externen (min. 5 personen)
n.v.t.
Digitale reader met theorieën van Habermas, Grice, Austin, Schulz von Thun, Watzlawick en anderen Van der Pool et al. (2010) Ge(s)laagde communicatie in en door hbo-onderwijs. Rijnja, Van der Pool (2014): “Maak weerstand hanteerbaar door waarden te laten werken.” Internet: http://www.hbokennisbank.nl/nl/page/hborecord.view/?uploadId=han%3Aoai%3Arepository.samen maken.nl%3Asmpid%3A47815, bezocht 15 oktober 2014 Van Dulmen (2012): Kom communiceren. Internet: http://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/Oratie-Sandra-van-Dulmen.pdf, bezocht 15 oktober 2014 Van der Pool, Vonk (2010): Ge(s)laagde communicatie. Aspecten van professioneel communiceren in beeld. Internet: http://www.han.nl/onderzoek/kennismaken/business-development-and-cocreation/publicaties/han-business-publications-4/HAN_BsnssPub4_01F.pdf, bezocht 15 oktober 2014 Grotendorst, Rondeel & Van Wijngaarden (2011): Kritische beroepssituaties geven competenties context. http://prove2move.nl/wp-content/uploads/2011/06/Artikelkritische-beroepssituaties.pdf, bezocht 30 maart 2015 Aarts et al. (20142): Strategische Communicatie Houtkoop. Koole (2008): Taal in Actie. Hoe mensen communiceren met taal. Mohan et al. (20082): Communicating as Professionals Tubbs (201012): Human Communication. Principles and Contexts Blau, P. M. (1964). Exchange and power in social life. New Brunswick, New Jersey: Transaction Publishers. Brown, S.R. (1993). A primer on Q methodology. Operant Subjectivity, 16, 91-138. Clark, H. H. (1996). Using language (Vol. 1996). Cambridge: Cambridge University Press Clark, H. H., & Brennan, S. E. (1991). Grounding in communication. Perspectives on socially shared cognition, 13, 127-149. Remmerswaal, J. (2003). Handboek groepsdynamica. Soest: Uitgeverij Nelissen. Moore, M. (2000). Managing for value: Organizational strategy in for-profit, nonprofit, and governmental organizations. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 29(1), 183-208. Moore, M., & Bennington, J. (2011). Public value: Theory and practice. Basingstoke: Palgrave. n.v.t.
Aanbevolen literatuur
Software LES- / CONTACTUREN
F-cluster FEMTA voor alle OWE’s Onderwijsweek intro Community bijeenkomst simulatiegame
1.1 4
1.2
4
1.4
1.6
1.8
2.1
2.3
2.5
4
4
4
4
4
4
2.6
2.8 4
4
312
G-cluster FEMTA voor alle OWE’s Onderwijsweek Community bijeenkomst simulatiegame OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
3.1 4
3.2 4
3.4 4
3.6 4
3.8
4.1 4
4.2 4
4.4 4
4.6 4
4.8 4
4
Deze OWE wordt in studiejaar 2015-2016 voor de eerste keer aangeboden
313
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
FEM Talent Academy: Honours Leiderschap Organisatie en Academische vaardigheden (HLOA) Leiderschap en Organisatie Academische vaardigheden Félice van Hooff, Annet de Lange en Silvia van der Cammen FEM Talent Academy: Honoursprogramma Variant Cluster Niveau VT F/G 2015/2016 semester 1 en 2, periode 1,2,3 en 4 Studiepunten: Studielast (in klokuren): 5 EC (140) Geprogrammeerde contacttijd - Netwerkbijeenkomsten HP - Games/simulaties - Toets - Werkateliers academische vaardigheden
13 uur 6 uur 5 uur 9 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en begeleiding - Zelfstudie/voorbereiding/kennisclips - Reflectie en coaching
91 uur 16 uur
Totaal: Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
140 uur
24 Toestemming voor het volgen van een honoursprogramma als bedoeld in OER artikel 3.7 lid 1 sub c. Geen vertraging binnen het honoursprogramma bij de start van deze OWE.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / 1. Evalueren van effectieve en zinvolle leiderschapsstijlen en gedrag in relatie tot duurzame inzetbaarheid. beroepstaken 2. Demonsteren van de meest effectieve en adequate (eigen) leiderschapsstijl. Centrale beroepstaak Creëren van voorwaarden voor succesvolle innovatie. Beroepsproducten 2. Academic Paper 3. Presentatie 4. Workshop op congres Competenties / Het eindleerresultaat is bereikt als het thema ‘Leiderschap en Organisatie’ is afgerond en heeft bijgedragen aan de eindcompetenties van de afgestudeerde. De eindkwalificaties leerresultaten worden hierna in aflopende volgorde van niveau gepresenteerd (conform de Taxonomie van Bloom, zie verder) 1. De student evalueert effectieve en zinvolle leiderschapsstijlen en gedrag in relatie tot duurzame inzetbaarheid. a. De student onderzoekt door middel van wetenschappelijk onderzoek welke leiderschapsstijlen effectief zijn bij innovaties. b. De student schrijft een academic paper. 2. De student demonstreert de meest effectieve en adequate (eigen) leiderschapsstijl. a. De student integreert zijn persoonlijke leiderschapsstijl met zijn inzichten in succesvol leiderschap Algemene Tijdens Leiderschap & Organisatie en Academische vaardigheden worden de studenten uitgedaagd om hun eigen stijl van leiderschap te versterken en omschrijving leiderschapsstijlen kritisch te evalueren op effectiviteit en zinvolheid bij een innovatieproces. Wat hiervoor nodig is, gaan de studenten zelf ontdekken (daarbij ondersteund door de docenten/coaches), zij zijn zelf verantwoordelijk voor het
314
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
realiseren van de leerresultaten/behalen van de competenties en het bewijzen hoe ze dat hebben gedaan. Afhankelijk van de leervragen van en in samenwerking met de studenten wordt het programma verder ingevuld. Doelstelling van deze leerlijn is verdieping en verbreding van de eigen kennis, houding en vaardigheden m.b.t. organiseren en leiderschap. Het aanbod ziet er uit als een cafetariamodel met een scala aan thema’s. De individuele student maakt een keuze op basis van persoonlijke kennis(behoeftes), ervaringen en interesses om zich verder te verdiepen. Dit bevordert commitment en eigenaarschap, waarbij de student zijn/haar eigen leerproces managet en stuurt. Themaverdieping maakt het mogelijk om te excelleren en te specialiseren, maar ook om onderzoek vaardigheden te versterken. Daarnaast is het doel van deze leerlijn dat de academische vaardigheden van de studenten verder worden versterkt. Op basis van onderzoek leert de student een publiceerbaar artikel te schrijven met als doel het leveren van een bijdrage aan het vakgebied en dit te kunnen presenteren aan stakeholders in het netwerk. De student wordt hierbij ondersteund door kennisclips en een viertal werkateliers op het gebied van onderzoek. Deze OWE is verbredend t.a.v. de competenties op het terrein kritisch denken (onderzoekend vermogen), zelfreflectie en persoonlijke vaardigheden (op het gebied van leiderschap en veranderkundig handelen) binnen de verschillende bachelor opleidingen. De OWE Leiderschap, organisatie en Academische vaardigheden maakt deel uit van het honoursprogramma van de FEM. Dit programma start in het E-cluster en loopt door t/m het H-cluster en kent in totaal een studielast van 30 ECTS. Het wordt gevolgd naast het reguliere voltijd programma van de opleiding. Het onderdeel Leiderschap, Organisatie en Academische vaardigheden hangt samen met de twee andere onderdelen in het F- en G-cluster: Communicatie en Innovatie. Bij alle onderdelen is er sprake van de gezamenlijke inzet van een simulatie: de innovatiegame. Rode draad door de twee semesters is het realiseren van het beroepsproduct. Studenten bepalen voor een groot deel de lesinhoud, omdat hun leervragen centraal staan. De werkvormen worden bepaald door de leervragen. Mogelijke werkvormen: Onderzoekslab (stagelopen bij lectoraat) Werkateliers (onderzoek) Kennisateliers Discussies Reflecties Coaching Expert- en intervisiebijeenkomsten E-learning (Kennisclips)
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HLOA.POZ1A.5 De student: 4. Hanteert een wetenschappelijke methode van toegepast onderzoek 5. Beschrijft zijn onderzoek(-sresultaten) op een wetenschappelijk geaccepteerde wijze HLOA.MLO1A.9 De student: 9. Geeft leiding aan en organiseert zijn eigen leerproces 10. Neemt initiatief tot het delen van kennis 11. Reflecteert op eigen leiderschapsstijl 12. Ontwikkelt criteria om leiderschapsstijl af te stemmen op behoefte omgeving 13. Selecteert leiderschapsstijl op basis van behoefte van de omgeving en authenticiteit HLOA.PBM1A.4 De student: 1. Toont effectief leiderschap
Niveau* E
Weging 25%
C
25%
C
25%
315
2.
Demonstreert eigen criteria voor effectief leiderschap op een overtuigende en creatieve manier HLOA.WSC1A.9 De student: C 25% 1. Organiseert en faciliteert een workshop met minimaal zes externe actoren. 2. Deelt zijn inzichten op een overtuigende en creatieve manier *Bij de Talent Academy hanteren we Bloom’s taxonomie (zie didactisch concept) die zes niveaus onderscheidt, onthouden (A), begrijpen (B), toepassen (C), analyseren (D), evalueren (E) en creëren (F) (waarbij deze laatste het hoogste is en alle voorgaande niveaus veronderstelt). INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
HLOA.POZ1A.5
HLOA.MLO1A.9
HLOA.PBM1A.4
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Paper Onderzoek P4 n.v.t. 25% i.o.m. 5.5 docent Opdracht en Doorlopende monitoring
Paper
Continuous Assessment
n.v.t.
Presentatie tijdens boardmeeting
n.v.t
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 2 personen)
P4 i.o.m. docent
25% 5.5 Eindpresentatie
25% 5.5
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 2 personen)
P4 i.o.m. docent
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 5 personen)
P4 i.o.m. docent
n.v.t.
Staf FEMTA (min. 5 personen)
Workshop Organisatie HLOA.WSC1A.9 Congres met n.v.t. workshop Compensatiemogelijkheden n.v.t. STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Aanbevolen literatuur
Software
5.5
25%
n.v.t Voor deze opdracht gaan studenten zelf op zoek naar relevante literatuur. Hieronder worden een aantal bronnen aanbevolen. “Human Resource Management and sustainability at word across the life-span; an integral perspective ”in “Frontiers in Psychology, De Lange, A.H.L, Kooij, T.A.M, van der Heijden, B.I.J.M (2013) “The seven habits of effective leadership”, Covey, S.R. (2013) “How to win friends and influence people”, Carnegie, D. (2012) “Non-violent communication; a language of life”, Rosenberg, M.B. (2003) “The power of vulnerability”, Brown. B (2013) “Leadership”, Roe, K. (2014) “Organisatie-ontwikkeling met Theory U”, Esther de Haan en Eva Berends (2012) Voor presentatie bijvoorbeeld Powerpoint of Prezi. Voor onderzoek mogelijk SPSS.
LES- / CONTACTUREN F-cluster FEMTA voor alle OWE’s Onderwijsweek 1.1 1.2 intro 4 Community bijeenkomst simulatiegame 4
1.4
1.6
1.8
2.1
2.3
2.5
4
4
4
4
4
4
2.6
2.8 4
4
316
G-cluster FEMTA voor alle OWE’s Onderwijsweek 3.1 3.2 Community 4 4 bijeenkomst simulatiegame OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
3.4 4
3.6 4
3.8
4.1 4
4.2 4
4.4 4
4.6 4
4.8 4
4
Deze OWE wordt in studiejaar 2015-2016 voor de eerste keer aangeboden
317
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
FEM Talent Academy: Honours Afstudeeropdracht plus: Afstudeer OnderZoek (HAOZ) Academic Paper of Business Case Dr. J. Wagensveld FEM Talent Academy: honoursprogramma Variant Cluster Niveau VT H 1+2 Studielast (in klokuren): 7,5 EC (210) Geprogrammeerde contacttijd - Community bijeenkomsten/werkateliers - Begeleiding (Plus deel afstudeeropdracht): - Tentamens/toetsing (niet tijdens lessen): presentatie
15 uur 6 uur 4 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en onderzoek - Zelfstudie/voorbereiding: paper/business case - Onderzoek/uitwerken business case
90 uur 95 uur
Totaal: n.v.t.
210 uur
Voldaan aan de voorwaarden om te kunnen starten met de afstudeeropdracht binnen de eigen bacheloropleiding. Een afstudeerorganisatie waarbij de student in de gelegenheid gesteld wordt verdiepend onderzoek te verrichten naast de reguliere opdracht. Verkregen toestemming voor het volgen van een honoursprogramma als bedoeld in OER artikel 3.7 lid 1 sub c. Geen vertraging binnen het honoursprogramma bij de start van de afstudeeropdracht.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Het bijdragen en uitvoeren van innovatie op basis van toegepast onderzoek beroepstaken Centrale beroepstaak Uitvoeren van innovatie in netwerken Beroepsproducten Academic paper op een voor de bachelor titel relevant terrein Presentatie van het academic paper tijdens een forum Of: Uitgewerkte business case met bijdrage aan generieke kennis op gekozen vakgebied/onderwerp Presentatie van de business case tijdens forum
Competenties / eindkwalificaties
Algemene omschrijving
NB: de student maakt een keuze voor of het Academic paper of het uitdiepen van een business case Het concreet leggen van verbanden tussen ontwikkelingen op micro-, meso- en macro- niveau door het verrichten van deugdelijk onderzoek. Het concreet richting geven aan uitvoering van innovatie in netwerken door het creëren van nieuwe ideeën, gezichtspunten en deze weten te onderbouwen en te presenteren aan stakeholders. Op basis van onderzoek, conform de bachelor-vereisten van de RUN, schrijven van een publiceerbaar artikel met als doel het leveren van een bijdrage aan het vakgebied en dit kunnen presenteren aan stakeholders in het netwerk. Of: Het uitwerken van een business-case, gerelateerd aan de afstudeerorganisatie, waarbij de case specifieke conclusies gerelateerd worden aan andere objecten
318
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
van onderzoek en daardoor doorvertaald kunnen worden in meer generieke conclusies en trends op het terrrein van netwerkdenken. De Honoursmodule is een uitbreiding op de AOD binnen de eigen bacheloropleiding en is een specifieke verdieping op het onderdeel onderzoek binnen de reguliere bachelor afstudeeropdracht. Het vormt daarmee een verzwaring van dit studieonderdeel. Introductiecollege werkcolleges (onderzoek) expert en intervisiebijeenkomsten Individuele coaching onderzoeksopdracht in een organisatie
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HAOZ.ACP1A.5 De HP-student: Doet correct verslag (conform de standaard voor academic papers op bachelor niveau: duidelijk, controleerbaar en navolgbaar) van het uitgevoerde onderzoek; Formuleert een heldere probleemstelling met maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie; Gebruikt beargumenteerd relevante theorie; Kiest adequate methodes om informatie voor kwalitatief en of kwantitatief onderzoek te verzamelen; Past de adequate methodologische vaardigheden correct toe; Analyseert verkregen onderzoeksdata op een correcte en navolgbare wijze en trekt hieruit correcte conclusies die aansluiten bij de probleemstelling; Onderbouwt gemaakte keuzes, zowel inhoudelijk als methodisch door hierop kritisch te reflecteren; Heeft op een zelfstandige wijze gehandeld; Heeft een aantoonbare bijdrage aan het uitvoeren van innovatie in netwerken geleverd, mede door originaliteit. HAOZ.BCP1A.5 De HP- student Doet correct verslag van de business case; Formuleert op een heldere en eenduidige manier de business case in zijn context; Beargumenteerd door correct gebruik van data en theorie het belang van de business case voor de branche/ sector/ maatchappij; Kiest adequate methodes om informatie voor kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek te verzamelen; Analyseert verkregen onderzoeksdata op een correcte en navolgbare wijze en trekt hieruit correcte conclusies die relevant zijn voor de business case; Onderbouwt gemaakte keuzes door hierop onder andere kritisch te reflecteren; Heeft op een zelfstandige wijze gehandeld en heeft aantoonbaar stakeholders betrokken bij de uitwerking; Heeft een aantoonbare bijdrage aan het uitvoeren van innovatie in netwerken geleverd, mede door het belang dat gehecht wordt aan de business case vanuit de business. HAOZ.PPT2A.4 De HP-student Presenteert overtuigend en boeiend. Gebruikt adequate hulpmiddelen. Gebruikt de hulpmiddelen adequaat. Toont aan een gelijkwaardig gesprekspartner voor de toehoorders te zijn door vragen correct te beantwoorden
Niveau* F
Weging 20
10 10 10 10 10
10 10 10
F
20 10 10
10 10
10 15 15
C
40 10 10 40
319
en inhoudelijk opbouwend mee te denken of verder te denken. * Bij de Talent Academy hanteren we Bloom’s taxonomie (zie didactisch concept) die zes niveaus onderscheidt, onthouden (A), begrijpen (B), toepassen (C), analyseren (D), evalueren (E) en creëren (F) (waarbij deze laatste het hoogste is en alle voorgaande niveaus veronderstelt). INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
HAOZ.ACP1A.5
HAOZ.BCP1A.5
Cijfer Weging (minimum) of vink AcademicPaper
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Onderzoeks paper
n.v.t.
80 5.5 BusinessCase
P2/P4/i.o
n.v.t
Business Case Rapportage
n.v.t.
5.5
P2/P4/i.o.
n.v.t
Aantal examinatoren
2
2 80 Presentatie 2
presentatie 30 20 P2/P4/i.o n.v.t. HAOZ.PPT2A.4 5.5 *De student heeft afhankelijk van zijn/haar keuze of toetscode HAOZ.ACP1A.5 of HAOZ.BCP1A.5 Compensatiemogelijkheden
n.v.t.
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
n.v.t. Voor presentatie bijvoorbeeld Powerpoint of Prezi.Voor onderzoek mogelijk SPSS
LES- / CONTACTUREN Onderwijsweek 1 2 Research 2 3
3 3
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
4 3
5 3
6 3
7 3
8
9
1
2
3 3
4
5 3
6
7 3
8
9
10 4
Deze OWE wordt in studiejaar 2016-2017, semester 1 voor de eerste keer aangeboden n.v.t.
320
Deze integrale toets geldt voor studenten die in september 2015 met PLP starten
Titel Integrale Toets
PLP – Praktijkleerperiode PLP-BGL1A en PLP-OZR1A
1. 2.
HRM Variant: VT,Cluster: E/F,Niveau: 2/3* Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. Instrumentering HRM-beleid Strategisch HRM-beleid PLP-BGL Introductieverslag/Stageplan, stageverslag 1 en 2, adviesrapportage 1 en 2 PLP-OZR Rapport sociaal onderzoek in organisatie 45
Opleiding Doelgroep
3. Beroepstaak/beroepstaken
4.
(Beroeps)producten
5.
7.
Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens Ingangseisen
8.
Algemene omschrijving
9.
Competenties
6.
Onderdeel leerlijn vaardigheden (toepassen theorie en vaardigheden in de praktijk). Propedeuse afgerond, minimaal 52,5 studiepunten uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats. Gedurende het derde studiejaar loop je stage in een arbeidsorganisatie waarbij je vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters in de opleiding geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van HRM-vraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties verder te ontwikkelen. Het gaat om een beroepsvoorbereidende stage, alle facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Onderdeel van de stage is het opzetten en uitvoeren van een onderzoek (als vervolg op het onderdeel OND uit het D-cluster). Een HR-professional: Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en – inrichting (niveau 2). Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 2). Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 2). Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2). *In de volgordelijkheid van de opleiding wordt verondersteld dat de student met de eindkwalificaties op niveau 2 werkt. Desondanks kan het voorkomen dat een student al op niveau 3 aan de eindkwalificaties werkt. In dat geval zal
321
10.
Beoordelingscriteria
de student deze eindkwalificaties in de afstudeeropdracht niet meer hoeven doen. De student: Beschrijft de eigen ervaringen over de werving van en de introductie op de eigen stageplaats Beschrijft de werkzaamheden van een HRfunctionaris binnen de eigen stageorganisatie Schrijft een realistisch stageplan met te verrichten beroepstaken, te vervaardigen beroepsproducten en leerdoelen Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HRwerkterrein Beschrijft met toepassing van de theorie de eigen stageorganisatie Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, alsook de administratieve vaardigheden Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat Schrijft een reflectie op het eigen handelen en formuleert daarop vervolgleerdoelen Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HRwerkterrein Beschrijft een managementadvies met betrekking tot de HR-functie, veranderingen in die rol in het kader van organisatieveranderingen, en de rol van het management daarbij, inclusief een financiële paragraaf Schrijft een rapport over een door de student zelf uitgevoerd kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek binnen de stageorganisatie. Daarbij beschrijft de student : o de aanleiding, probleemstelling, onderzoeksmethode, typering, onderzoekspopulatie, eventuele steekproeftrekking. o een inhoudelijke oriëntatie op het onderzoeksonderwerp. o de wijze waarop de representativiteit, betrouwbaarheid, validiteit en controleerbaarheid van de resultaten gewaarborgd zijn rekening houdend met de verkregen respons. o de resultaten van het onderzoek met behulp van Excel of SPSS waarbij de data in de vorm van frequentie-, kruistabellen en/of grafieken, statistische kengetallen weergegeven worden en waarbij eventuele verbanden en verschillen met behulp van statistische toetsen aangetoond worden. o conclusies die op basis van de uit het onderzoek verkregen resultaten getrokken kunnen worden en concrete/haalbare adviezen en/of beleidsaanbevelingen en eventuele suggesties voor verder onderzoek.
322
o
11.
Integrale toetskenmerken en –vormen
Code: PLP-BGL1A en PLP-OZR1A
Toetsvorm: Individueel Praktijkopdracht
12. 13.
Verplicht en aanbevolen materiaal Onderwijsperiode
Duur: N.v.t.
Cijfer: ≥5.5
Weging 100%
een evaluatie van het eigen onderzoeksproces en het onderzoeksproduct.
Periode: studiejaar Herkansing Na overleg
Toegestane hulpmiddelen: N.v.t.
Aantal examinatoren: 1
N.v.t. Periode 1 t/m 4
323
Deze integrale toets geldt voor studenten die in februari 2016 met PLP starten Titel Integrale Toets
PLP – Praktijkleerperiode PLP-BGL1A
1. 2.
HRM Variant: VT,Cluster: E/F,Niveau: 2/3* Integraal beschrijven en analyseren van een organisatie. Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context. Instrumentering HRM-beleid Strategisch HRM-beleid PLP-BGL Introductieverslag/Stageplan, stageverslag 1 en 2 PLP-PPI Adviesrapport HRM-instrument 45
Opleiding Doelgroep
3. Beroepstaak/beroepstaken
4.
(Beroeps)producten
5.
7.
Studiepunten en/of samenval met reguliere tentamens Samenhang met andere integrale toetsen en tentamens Ingangseisen
8.
Algemene omschrijving
9.
Competenties
6.
Onderdeel leerlijn vaardigheden (toepassen theorie en vaardigheden in de praktijk). Propedeuse afgerond, minimaal 52,5 studiepunten uit C- en D-cluster en een goedgekeurde stageplaats. Gedurende het derde studiejaar loop je stage in een arbeidsorganisatie waarbij je vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters in de opleiding geconfronteerd wordt met de werkelijkheid van HRM-vraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties verder te ontwikkelen. Het gaat om een beroepsvoorbereidende stage, alle facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Onderdeel van de stage is het uitvoeren van een HRM-project wat leidt tot een verbetervoorstel voor een HRM-instrument. Een HR-professional: Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en – inrichting (niveau 2). Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen (niveau 2). Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HR-instrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit (niveau 3). Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling (niveau 2). Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar (niveau 2). Voor het adviesrapport met betrekking tot het verbeteren en/of ontwikkelen van een HRMinstrument wordt gewerkt aan eindkwalificatie 3 op niveau 3.
324
10.
Beoordelingscriteria
De student: Beschrijft de eigen ervaringen over de werving van en de introductie op de eigen stageplaats Beschrijft de werkzaamheden van een HRfunctionaris binnen de eigen stageorganisatie Schrijft een realistisch stageplan met te verrichten beroepstaken, te vervaardigen beroepsproducten en leerdoelen Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HRwerkterrein Beschrijft met toepassing van de theorie de eigen stageorganisatie Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, alsook de administratieve vaardigheden Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat Schrijft een reflectie op het eigen handelen en formuleert daarop vervolgleerdoelen Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HRwerkterrein Beschrijft de verrichte werkzaamheden op operationeel en tactisch niveau op het HRwerkterrein. Beschrijft een managementadvies met betrekking tot de HR-functie, veranderingen in die rol in het kader van organisatieveranderingen, en de rol van het management daarbij, inclusief een financiële paragraaf. Beschrijft (adviserende) gesprekken met werknemers, management en externe partijen. Beschrijft de eigen mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden, als ook de administratieve vaardigheden. Beschrijft hoe deze planmatig en methodisch te werk gaat. Schrijft een reflectie op het eigen handelen, een persoonlijke HRM-visie en formuleert daarop vervolgleerdoelen. Voorwaardelijk De student: Schrijft een advies dat voldoet aan de gemaakte afspraken met de organisatie Heeft de organisatie-analyse vanuit de workshop strategy in action (FPS-WHR1A) met een voldoende afgerond Schrijft het advies volgens de geldende normen voor structuur, taalgebruik en lay-out, inclusief een correcte bronvermelding. De student: Beschrijft een oriëntatie en een definitie van het HRM-project in de organisatie en formuleert de doelstelling van het HRM-project, inclusief hoofd- en subvragen en de te hanteren onderzoeksmethodiek
325
11.
Integrale toetskenmerken en –vormen
Code: PLP-BGL1A en PLP-PPI1A
Toetsvorm: Individueel Praktijkopdracht
12. 13.
Verplicht en aanbevolen materiaal Onderwijsperiode
Duur: N.v.t.
Cijfer: ≥5.5
Weging 100%
Beschrijft en onderbouwt hoe gegevens zijn verzameld en geanalyseerd, hoe de resultaten zijn geïnterpreteerd en de conclusies en aanbevelingen tot stand zijn gekomen Geeft onderbouwd advies over het verbeteren of ontwikkelen van een passend HRMinstrument binnen de organisatie Beschrijft op basis van het voorgaande de mogelijke implementatie van de adviezen, inclusief de financiële en juridische consequenties
Periode: studiejaar Herkansing Na overleg
Toegestane hulpmiddelen: N.v.t.
Aantal examinatoren: 2
N.v.t. Periode 1 t/m 4
326
B. Deeltijd ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
HPS2 – Personeelsstrategie 2 HPS2 – SHR1A Strategisch Human Resource Management HPS2 – ETH1A Ethiek Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster Niveau DT E 1 en 2 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk Totaal
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2, 2/3
51 uur 3,5 uur
155,5 uur 210 uur
N.v.t. Propedeuse (45 studiepunten)
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak N.v.t. Beroepsproducten Adviesnota m.b.t. ethiek Competenties / Een HR-professional: 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMeindkwalificaties beleid binnen de organisatiedoelstellingen 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar Algemene Binnen de OWE HPS2 wordt het strategisch beleidskader verkend waarbinnen de diverse HRM-instrumenten (aan de orde in HPI1 en HPI2) worden ontwikkeld, omschrijving aangepast en vervolgens ingezet om personele problemen op het gebied van capaciteit, competentie, gezondheid en betrokkenheid te (helpen) oplossen om de effectiviteit (het succes) van de organisatie te vergroten, op een ethisch verantwoorde manier. In HPS2-SHR vindt een verdieping plaats van een aantal thema’s rond kwaliteit van de arbeid en ziekteverzuim. Daarnaast leren studenten een strategisch personeelsmanagementmodel hanteren.
Samenhang Activiteiten en werkvormen
HPS2-ETH handelt over de morele kanten van ondernemen en organiseren in de vorm van de analyse en aanpak van bedrijfsethische vraagstukken. Sluit aan op de bedrijfskundige onderwerpen in de propedeuse en op HPS1; bereidt voor op HPS4. Studietaken, verwerkingsopdrachten en presentaties van beroepsopdrachten.
327
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HPS2SHR1A.1A_D De student: Legt een relatie tussen ontwikkelingen op HRM-gebied in het verleden en de hedendaagse praktijk. Beschrijft de kwaliteit van de arbeid correct ten behoeve van advisering over organisatieontwikkeling, organisatieontwerp en taakontwerp. Beschrijft de organisatie correct op basis van de van toepassing zijnde literatuur (Minzberg, Douma, Kuiper en Van Amelsvoort). Analyseert de organisatie correct op basis van de van toepassing zijnde literatuur (Minzberg, Douma, Kuiper en Van Amelsvoort). Analyseert het ziekteverzuim met behulp van kengetallen aan de hand van theoretische inzichten. HPS2ETH1A.5D De student: Benoemt functies en taakstellingen van de bedrijfsethiek. Benoemt het verschil tussen een ethische, een economische, een juridische en een managementbenadering van organisatievraagstukken. Benoemt wanneer een probleem een moreel probleem is en kan morele problemen met een dilemmakarakter als zodanig herkennen. Kent de vier hoofdvormen van morele positiebepaling: deugdenethiek, plichtethiek, doelethiek, waardenethiek. Kan een Toulmin-analyse maken van de eigen en andermans morele argumentaties: gegeven, motivering, ondersteuning, kwalificatie, voorbehoud, concessie, conclusie. Kent de uitgangspunten van Kohlbergs theorie over de stadia van morele ontwikkeling van individuen en organisaties. Geeft de relatie aan tussen moreel klimaat en organisatiecultuur. Verklaart het verband tussen het morele klimaat van een organisatie en organisatieconfiguratie: omgeving, bedrijfsprocessen, branche, strategie, structuur en cultuur. Maakt een morele analyse op basis van de ethische cyclus: morele probleemstelling, probleemanalyse, handelingsmogelijkheden, ethische oordeelsvorming, reflectie. HPS2SHR1A.1B_D De student: Beschrijft de organisatie op basis van de van toepassing zijnde literatuur (Kouwenhoven). Beschrijft de kwaliteit van de arbeid op een correcte manier ten behoeve van advisering over organisatieontwikkeling, organisatieontwerp en taakontwerp. Maakt een correct organisatieprofiel uitmondend in een SWOTanalyse. Formuleert de P&O-bijdrage aan de strategische doelen adequaat. Formuleert de P&O-bijdrage aan de strategische doelen correct in personeelsinstrumenten en werkt deze uit in initiële en continue actieplannen. Beschrijft de strategie met betrekking tot HRM-beleid volledig en correct. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets Strategisch HRM deel A
K, I, T*
Weging
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,30
I, T
0,10
K I, T
0,10 0,10
I, T
0,10
K
0,10
I, T
0,10
K
0,10
I, T I, T
0,10 0,10
I, T
0,20
I, T
0,25
I, T
0,25
I, T
0,15
I, T
0,15
I, T
0,20
I, T
0,20
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
328
HPS2SHR1A.1A_D
Individueel tentamen
90 min
> 5,5
HPS2ETH1A.5_D
Individueel werkstuk
n.v.t.
> 5,5
HPS2SHR2A.1B_D
Individueel tentamen
3
n.v.t. herkansing T1, T2
n.v.t.
1
n.v.t. herkansing T1, T2 Toets strategisch HRM deel B 120 > 5,5 3 n.v.t. min herkansing T1, T2
n.v.t.
1
n.v.t.
1
Ethiek 4
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
De praktijk van strategisch personeelsmanagement, ISBN: 9789013024050, C.P.M. Kouwenhoven, P.L.R.M. van Hooft, Kluwer, meest recente druk Ondernemingsstrategie, ISBN: 9789001813758, Douma, S., Noordhoff, meest recente druk N.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek HPS2-SHR1A 4 4 HPS2-ETH1A
3 4
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
N.v.t. N.v.t.
4 4 2
5 4 2
6 4
7
8
9/10
1 4 2
2 4 2
3 4 2
4 4 2
5 4 2
6 4 2
7
8
9/10
329
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
HPS3 – Personeelsstrategie 3 HPS3 – SUP1A Supervisie HPS3 – COA1A Advisering en coaching Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster DT E en F 1, 2, 3 en 4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk Totaal
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Niveau
2, 3
10,5 uur 12 uur
187,5 uur 210 uur
N.v.t.
Propedeuse afgerond, interventiekunde afgerond, 52,5 studiepunten behaald in de hoofdfase Beschikken over een door de praktijkcoördinator HRM goedgekeurde functie
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context beroepstaken Centrale beroepstaak N.v.t. Beroepsproducten Adviesnota m.b.t. ethiek Competenties / Een HR-professional: 1. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en inrichting. 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar Algemene Gedurende vooral het C- en D-cluster in de opleiding heb je kennis gemaakt met aspecten van Human Resource Management op uitvoerend, tactisch en strategisch omschrijving niveau: inzet van instrumenten op uitvoerend niveau ter realisering van sociaal beleid, alsmede het operationeel bezig zijn met deze instrumenten. Al eerder, maar in ieder geval gedurende het derde studiejaar, ben je werkzaam in een arbeidsorganisatie (hetzij in een betaalde baan, hetzij op een stageplaats) waarbij je vanuit de meer theoretische benadering uit de voorgaande clusters geconfronteerd bent/wordt met de werkelijkheid van HRM-vraagstukken in de praktijk. Een kritische beschouwing op deze confrontatie stelt je in staat om beroepscompetenties (verder) te ontwikkelen. Alle facetten van het methodisch hanteren van HRM-vraagstukken komen aan de orde. Dat betekent dat alle in het C- en D-cluster genoemde beroepstaken aan de orde kunnen komen. De studiehandleiding Werkplaats en Supervisie bevat een overzicht van mogelijke beroepstaken op operationeel en tactisch niveau. HPS3 (supervisie, advisering en coaching) bestaat uit twee onderdelen die beide bijdragen aan de professionaliteit als apsirant HRM-deskundige: supervisie (HPS3-SUP1) en
330
Samenhang Activiteiten en werkvormen
coaching en advisering (HPS3-COA). Op elk van de onderdelen volgt hieronder een korte toelichting, gevolgd door de respectievelijke eindkwalificaties en beoordelingscriteria. Supervisie is onderdeel van de leerlijn ontwikkelen professionele houding in het HRMvak. Advisering en coaching is onderdeel van de leerlijn vaardigheden. Supervisiebijeenkomsten (individueel of in tweetallen, niet regulier ingeroosterd). Coaching: vaardigheidstraining.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HPS3SUP1A.9_D De student: Reflecteert op het eigen persoonlijk functioneren. Beschrijft in de verslagen de rode draad van het supervisietraject. Beschrijft de analyse en mogelijke oplossingen voor eigen werken leervragen. Beschrijft de eigen geschiktheid voor het beroep. Beschrijft de eigen visie op het beroep en de implicaties daarvan voor het beroepsmatig handelen. Beschrijft op welke wijze leerhulp is geboden aan medesupervisanten. Beschrijft het eigen leerproces en de eventueel daaraan aangebrachte sturing. HPS3COA1A.5_D Voorwaardelijk Voor alle onderdelen geldt dat de student met correct gebruik van de literatuur de verslaglegging heeft geschreven. Vaardigheidstoets De student: Beschrijft de te coachen vaardigheden en de bijbehorende coachingsdoelen. Stuurt en regisseert op een ontwikkelingsgerichte manier het coachingsgesprek. Demonstreert de bij coaching passende tot leren uitnodigende basishouding. Demonstreert de in de verplichte literatuur beschreven microskills voor effectief coachen. Demonstreert de vaardigheid om valkuilen te vermijden en eventuele storingen te kunnen opvangen. Reflectieverslag De student: Beschrijft het eigen functioneren als coach. Beschrijft het coachingsgesprek uit de vaardigheidstoets. Beschrijft een reflectie op de rol van de gecoachte. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K, I, T*
Weging
I, T I, T
0,15 0,10
I, T
0,15
I, T I, T
0,15 0,15
I, T
0,15
I, T
0,15
I, T
0,15
I, T
0.15
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,15
I, T I, T I, T
0,15 0,10 0,10
331
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
HPS3SUP1A.9_D
Individueel werkstuk
n.v.t.
HPS3COA1A.5_D
Individueel werkstuk
n.v.t.
Compensatiemogelijkheden
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing HRM Personeelsstrategie 3 > 6,0 1 n.v.t. herkansing T1, T2 Coaching en advisering > 6,0 1 n.v.t. herkansing T1, T2
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
n.v.t.
1
n.v.t.
1
n.v.t.
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Reader supervisie en coaching N.v.t.
Beek, M. van en Tijmes, I. (2013). Leren coachen. (6e herziene druk). Amsterdam: Nelissen.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek HPS3-COA1A
3
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
N.v.t. N.v.t.
4
5
6
7
8
9/10
SN-3370
1 4
2 4
3 4
4
5
6
7
8
9/10
332
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
HPS4 – Personeelsstrategie 4 HPS4 – HRM1A HRM-visies HPS4 – RPR1A Reflectie op professionaliteit Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster DT F 3 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen)
Niveau
3
18 uur 2 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
190 uur
Totaal
210 uur
N.v.t. Propedeuse afgerond en HPS1, HPS2 en HPS3.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context beroepstaken Centrale beroepstaak N.v.t. Beroepsproducten Werkstuk HRM-visies Competenties / Een HR-professional: 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMeindkwalificaties beleid binnen de organisatiedoelstellingen 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar Algemene De OWE HPS4 bouwt voort op de kennis opgedaan in HPS1 en HPS2. Binnen HPS4HRM gaan we ervan uit dat HRM niet alleen een technische aangelegenheid is, het is omschrijving zelfs bij uitstek visiegerelateerd en daardoor ook persoonsgebonden. Er zijn meer visies dan de strategische opvatting over HRM. In HPS4-HRM maakt de student kennis met deze visies en met verschillende begrippenkaders om visies te ordenen. Binnen HPS4-RPR is het van belang om, in samenhang met het reflectieproces in supervisie (HPS3-SUP), nader in te gaan op de eigen opvattingen m.b.t. professionaliteit, zowel in algemene zin als gerelateerd aan de HRM-professie. Samenhang Sluit aan op de bedrijfskundige onderwerpen in de propedeuse en op HPS1 en HPS2. Activiteiten en Werkcolleges, studietaken en verwerkingsopdrachten. werkvormen
333
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HPS4HRM1A.1_D De student: Beschrijft de strategie van de onderneming en de daaruit voortkomende HR-strategie van de onderneming. Beschrijft de invloed van HRM op de prestatieverbetering van organisaties. Benoemt de essentie van planning en control voor HR-beleid. Beschrijft hoe processen in organisaties kunnen worden geoptimaliseerd met behulp van Human Resource Development. Beschrijft een eigen visie op employer branding. Beschrijft de gevolgen voor de HR-functie van een bedrijfsmatige inrichting van de organisatie. HPS4HRM2A.5_D De student: Beschrijft de eigen met theorie onderbouwde visie op HRM en de verhouding tussen HRM en HRD. Beschrijft hoe de eigen (stage)organisatie onderbouwd en overtuigend wordt geadviseerd over Human Resource Development. Beschrijft de herkenbaarheid van de Harvard- dan wel de Michiganbenadering in de eigen stageorganisatie, alsook de invloed ervan op de eigen opvattingen. Beschrijft op welke wijze in de eigen stageorganisatie de rollen van Ulrich voorkomen en een eigen visie op de invulling daarvan. Beschrijft de zichtbaarheid van en de impact op de visie en missie van de stageorganisatie van employer branding, welke HR-vraagstukken hieruit voortvloeien en hoe daarmee in de eigen stageorganisatie wordt rekening gehouden. Beschrijftop basis van de voorgaande onderwerpen in het Engels een samenvattend en persoonlijk beeld van de HR-functie in de eigen stageorganisatie. HPS4RPR1A.5_D De student: Heeft met behulp van de behandelde literatuur een beroepsethisch relevante situatie op de juiste manier geanalyseerd. Heeft met behulp van de behandelde literatuur een beroepsethisch relevante situatie van onderbouwde oplossingen voorzien die passen bij de context. Heeft met behulp van de behandelde literatuur ten aanzien van een beroepsethisch relevante situatie de verantwoordelijkheden van relevante betrokkenen correct getypeerd. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
HPS4HRM1A.1_D
Schriftelijk tentamen
120 min.
HPS4HRM2A.5_D
Individueel werkstuk
n.v.t.
Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing Toets HRM-visies > 5,5 0.30 n.v.t. herkansing T1, T2 Werkstuk HRM-visies > 5,5 0.40 n.v.t. herkansing T1, T2 Werkstuk
K, I, T*
Weging
I, T
0,20
I, T
0,15
I, T I, T
0,15 0,15
I, T I, T
0,15 0,20
I, T
0,20
I, T
0,15
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,05
I, T
0,40
I, T
0,30
I, T
0,30
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
geen
1
n.v.t.
1
334
HPS4RPR1A.5_D
Individueel werkstuk
Compensatiemogelijkheden
n.v.t.
> 5,5
0.30
n.v.t. herkansing T1, T2
1
n.v.t.
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Software
Reader Reflectie op professionaliteit N.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek HPS4-HRM1A 2 2 HPS4-RPR1A 2 2
3 2 2
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
geen
Kluijtmans, J. (2008). Bedrijfskundige aspecten van HRM. Groningen: Noordhoff.
4 2 2
5 2 2
6 2 2
7
8
9/10
1
SN-3287
2
3
4
5
6
7
8
9/10
N.v.t. N.v.t.
335
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
HPO4 – Bedrijfskunde Praktijkopdracht 4 HPO4-SHR1A Adviesrapportage SHR Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster DT F 1 en 2 Studiepunten: 7,5
Niveau
Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2, 2/3
210 uur 210 uur
Totaal N.v.t. Propedeuse en C-/D-cluster afgerond
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak N.v.t. Beroepsproducten HPO4SHR1A.8_D adviesrapportage Competenties / Een HR-professional: 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMeindkwalificaties beleid binnen de organisatiedoelstellingen Algemene In HPS1 en HPS2 wordt het strategisch beleidskader verkend waarbinnen de diverse HRM-instrumenten worden ontwikkeld, aangepast en vervolgens ingezet om omschrijving personele problemen op gebied van capaciteit, competentie, gezondheid en betrokkenheid te (helpen) oplossen om de effectiviteit (het succes) van de organisatie te vergroten, op een ethisch verantwoorde manier. De praktijkopdracht bestaat uit een adviesnota waarin op grond van een omgevingsanalyse en een interne analyse aanbevelingen worden gedaan om organisatiestrategieën en daarvan afgeleide organisatiedoelen te vertalen in concrete aanbevelingen op HRM-gebied wat betreft inhoud en implementatie. Samenhang Bouwt voort op BDK in de propedeuse en SHR in HPS1, 2 en 4. Activiteiten en Werkcolleges, consultatie werkvormen BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HPO4SHR1A.8_D De student: Beschrijft de organisatie op correcte wijze op basis van de van toepassing zijnde literatuur (Kouwenhoven). Beschrijft de kwaliteit van de arbeid op een correcte manier ten behoeve van advisering over organisatieontwikkeling, onrganisatieontwerp en taakontwerp. Ontwerpt een correct organisatieprofiel uitmondend in een SWOT-analyse. Onderbouwt de P&O-bijdrage aan de strategische doelen
K, I, T*
Weging
I, T
0,05
I, T
0,25
I, T
0,20
I, T
0,15
336
adequaat. Benoemt de P&O-bijdrage aan de strategische doelen correct in personeelsinstrumenten en werkt deze uit in initiële en continue actieplannen. Beschrijft de strategie met betrekking tot HRM-beleid volledig en correct. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
HPO4SHR1A.8_ D
Individueel werkstuk/ adviesrapportag e Compensatiemogelijkhede n.v.t. n STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
n.v.t.
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Adviesrapportage > 5,5 1
I, T
0,25
I, T
0,10
Periode afname en herkansin g
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
n.v.t. herkansing T1, T2
n.v.t.
1
Zie HPS2 SHR N.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek n.v.t.
3
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
N.v.t. N.v.t.
4
5
6
7
8
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
337
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
HPO5 – Bedrijfskunde Praktijkopdracht 5 HPO5-RPR1A Werkstuk/adviesrapportage RPR Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Human Resource Management Variant Cluster Niveau DT F 3 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
2, 2/3
210 uur 210 uur
Totaal N.v.t. Propedeuse, HPS 1/2/3/4 en HPO4 afgerond.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Strategisch HRM-beleid beroepstaken Centrale beroepstaak N.v.t. Beroepsproducten HPO5RPR1A.5_D adviesrapportage Competenties / Een HR-professional: 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling eindkwalificaties 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar Algemene Binnen HPO5-RPR is het van belang om nader in te gaan op de eigen opvattingen m.b.t. professionaliteit, zowel in algemene zin als gerelateerd aan de HRM-professie. omschrijving Analyse van beroepsethisch relevante situaties komt aan de orde. De student leert om een onderbouwd beeld op te bouwen van de eigen professionaliteit. Samenhang Sluit aan op de onderwerpen gericht op het ontwikkelen van een professionele houding in HPS4, op Ethiek in HPS2 en supervisie in HPS3. Activiteiten en Studietaken en verwerkingsopdrachten/consultatie werkvormen BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HPO5RPR1A.5_D De student: Heeft met behulp van de behandelde literatuur een beroepsethisch relevante situatie op de juiste manier geanalyseerd. Heeft met behulp van de behandelde literatuur een beroepsethisch relevante situatie van onderbouwde oplossingen voorzien die passen bij de context. Heeft met behulp van de behandelde literatuur ten aanzien van een beroepsethisch relevante situatie de verantwoordelijkheden van relevante betrokkenen correct getypeerd. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
K, I, T*
Weging
I, T
0,30
I, T
0,40
I, T
0,30
338
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duu r
HPO5RPR1A.5_ D
Individueel werkstuk/ adviesrapportag e Compensatiemogelijkhede n.v.t. n STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
n.v.t.
Cijfer (minimum ) of vink
Wegin g
Adviesrapportage > 5,5 1
Periode afname en herkansin g
Toegestane hulpmiddele n
Aantal examinatore n
n.v.t. herkansing T1, T2
n.v.t.
1
Zie literatuur HPS4-RPR N.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek n.v.t.
3
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
N.v.t. N.v.t.
4
5
6
7
8
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
339
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
HPM - Afstudeeropdracht Afstudeeropdracht Voorbereiding en procesreflectie afstudeeropdracht Projectpresentatie Intervisie Eindgesprek Mevr. Suzanne Boel MScBA (BOELS) Human Resource Management Variant Cluster DT H 1/2 en 3/4 Studiepunten: 7,5 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal N.v.t.
HPM-RST1A HPM-REF1A HPM-PRP1A HPM-INT1A HPM-END1A
Niveau
3
12 uur 12 uur 1,5 uur
814,5 uur
840 uur
Aan de afstudeeropdracht mag worden begonnen als je alle onderdelen van de major behaald hebt (propedeuse, C-, D-, E en F-cluster) en bij voorkeur ook de minor (de volgorde AOD – minor mag omgedraaid worden om praktische redenen, bijvoorbeeld als de minor van voorkeur pas een semester later wordt aangeboden).
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Instrumentering HRM-beleid. beroepstaken Strategisch HRM-beleid. Centrale beroepstaak N.v.t. Beroepsproducten Een beroepsproduct waarin de afstudeerder als projectleider toont als een startbekwame beroepsbeoefenaar een opdrachtgever theoretisch en methodisch onderbouwd en ethisch verantwoord kan adviseren over de oplossing voor een complex vraagstuk op HRM-gebied. Competenties / Een HR-professional: 1. Draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de eindkwalificaties organisatieprocessen en –inrichting. (niveau 3) 2. Adviseert het management over het ontwikkelen en uitvoeren van strategisch HRMbeleid binnen de organisatiedoelstellingen. (niveau 3) 3. Adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. (niveau 3) 4. Is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. (niveau 3) 5. Is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar. (niveau 3). Algemene Een AOD levert een tastbaar beroepsproduct op waarin de afstudeerder als projectleider toont als een startbekwame beroepsbeoefenaar een opdrachtgever omschrijving theoretisch en methodisch onderbouwd en ethisch verantwoord kan adviseren over de oplossing voor een complex vraagstuk op HRM-gebied (met inbegrip van een implementatieplan en een financiële paragraaf). Essentieel daarin is de wijze waarop informatie wordt verworven in de diverse fasen van het AOD traject. De opleiding HRM van de HAN leidt HR-adviseurs op die beschikken over gedegen onderzoeksvaardigheden.
340
Samenhang
Activiteiten en werkvormen
De AOD is een integrale opdracht waarin diverse leerlijnen bij elkaar komen: de vaardighedenleerlijn, de conceptuele leerlijn, de onderzoeksleerlijn en de ervaringsen reflectieleerlijn1. Het gaat om: de vaardigheden analyseren, contracteren, faseren en plannen, overleggen, ontwerpen, verbeteren, adviseren, presenteren, constructief hanteren van weerstanden, rapporteren, kwaliteitsbewaking, kosten en opbrengsten calculeren, opzetten en uitvoeren van onderzoek in het kader van de AOD. gebruiken van theoretische concepten en methodische principes en werkmodellen ter verantwoording van keuzes. reflectie op werkervaringen, keuzes en persoonlijke leervorderingen. De AOD is een zelfstandig uit te voeren opdracht.
1
Een uitleg over leerlijnen in hun samenhang is te vinden in: De Bie, D. & J. de Kleijn (2001). Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HPMRST1A.5_D De student: Beschrijft de probleemstelling. Beschrijft de verantwoording voor de onderzoeksmethode en – opzet. Beschrijft de analyse van en oplossing voor het beschreven probleem. Beschrijft op de daarvoor bestemde wijze het gebruik van gebruikte bronnen. Beschrijft de conclusies, aanbevelingen en de eigen visie. Schrijft volgens de geldende vormeisen en met het juiste taalgebruik. HPMEND1A.4_D De student: Bespreekt de eigen kennis van en visie op het beroep. Reflecteert op de analyse en het eigen methodisch handelen. Toont een beroepshouding. Toont in het gesprek te beschikken over luistervaardigheid en mondelinge communicatie. * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
HPMRST1A.5_D
Individueel werkstuk*
n.v.t.
Cijfer Weging (minimum) of vink Projectresultaat > 6,0 0,80
HPMEND1A.4_D
Individueel werkstuk*
n.v.t.
> 6,0
Eindgesprek 0,20
K, I, T*
Weging
I, T I, T
0,15 0,15
I, T
0,15
I, T
0,15
I, T I, T
0,15 0,25
I, T I, T I, T I, T
0,25 0,25 0,25 0,25
Periode afname en herkansing
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
T4, T2 herkansing in overleg
n.v.t.
2
T4, T2 herkansing in overleg
n.v.t.
2
Compensatiemogelijkheden n.v.t. *Deze toetsen vormen samen een integrale toets
341
STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
Kempen & Keizer. Competent afstuderen en stagelopen. (4e druk). Groningen: Noordhoff De Meer & Rombout. Intervisie. Een wegwijzer. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Reader Interventiekunde (beschikbaar op Scholar)
Software
Checklist & toelichting voor het maken van een plan van aanpak voor je afstudeeropdracht 9beschikbaar op Scholar) N.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 Onderwijsweek n.v.t.
3
OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
N.v.t. N.v.t.
4
5
6
7
8
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
9/10
342
Hoofdstuk 4: Verkorte programma’s Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER Voor sommige welomschreven doelgroepen is het mogelijk op basis van vrijstellingen aan een verkort programma deel te nemen. vwo-route voor instroom studiejaar 2014-2015 Instroom in dit programma is vanaf 2015-2016 niet meer mogelijk. Opleidingen: Bedrijfskunde MER Human Resource Management Logistiek en Economie Facility Management Voor de versnelde vwo-route kunnen studenten met een vwo-diploma inschrijven die voldoen aan de toelatingseisen: BKM: -
HRM: -
Het profiel EM geeft altijd toegang tot BKM; De profielen NT, NG en CM geven toegang tot MER indien er M&O of Ec in het pakket zit; Dit geldt ook voor studenten met een ontoereikend vwo-diploma die de instaptoetsen wiskunde en/of economie hebben behaald.
Alle profielen geven toegang tot HRM; Er zit bij voorkeur Ec of M&O in het pakket;
LE: -
Het profiel EM geeft altijd toegang tot LE; De profielen NT, NG en CM geven toegang tot LE, indien er ook Ec of M&O in het pakket zit; Dit geldt ook voor studenten met een ontoereikend vwo-diploma die de instaptoetsen wiskunde en/of economie hebben behaald.
ADFM: Het profiel EM geeft altijd toegang tot ADFM; De profielen NT, NG en CM geven toegang tot ADFM indien er M&O of Ec in het pakket zit; Dit geldt ook voor studenten met een ontoereikend vwo-diploma die de instaptoetsen wiskunde en/of economie hebben behaald. De versnelde vwo-route houdt in dat er deels vrijstellingen op basis van een reeds behaald vwo-diploma worden verleend en dat er deels versnelling wordt bereikt door in minder tijd dezelfde stof te behandelen. De versnelde route beslaat een half jaar in tegenstelling tot de reguliere propedeuse die een heel jaar duurt. In dat half jaar is een hogere studielast gepland dan in de reguliere propedeuse. Het vrijstellingenbeleid is niet van invloed op de te behalen competenties; m.a.w.: de student die de versnelde route volgt, wordt uiteindelijk aan dezelfde eisen onderworpen als de student die de reguliere route volgt.
343
OWE ABA Bedrijfskunde
Regulier 3,75 1,25 2,5
vwo 3,75 1,25 Vrijgesteld (m.u.v. HRM zonder economie)
ADFM/LE/HRM/BKM
2,5 2,5 2,5
ADFM/LE/HRM/BKM
Marketing Rekenvaardigheden
ABB
Bedrijfskunde
APA
Recht Engels Onderzoek PCV OOW SLB
ADFM/LE/HRM/BKM
1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 V
2,5 2,5 Vrijgesteld (m.u.v. HRM zonder economie) 1,5 Vrijgesteld 1,5 Vrijgesteld Vrijgesteld Vrijgesteld
APB
Recht Engels Onderzoek PCV OOW SLB Hostmanship Hostmanship Evenementenmanagement Evenementenmanagement Arbeidsmarktcommunicatie Werving & selectie Goed werkgeverschap Goed werkgeverschap Businessgame Businessgame Logistiek Logistiek Totaal
ADFM/LE/HRM/BKM
1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 V 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 60 ec
1,5 Vrijgesteld Vrijgesteld Vrijgesteld Vrijgesteld Vrijgesteld 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 44,5 ec
Marketing Algemene economie
BHA BHB BVA BVB BAC BWS BWA BWB BGA BGB BLA BLB
ADFM ADFM ADFM/LE ADFM/LE HRM HRM HRM/BKM HRM/BKM BKM BKM LE LE ADFM/LE/HRM/BKM
344
Hoofdstuk 5: Gegevens HAN-gecertificeerde minoren en daartoe behorende onderwijseenheden Conform artikel 3.4 lid 8 van de OER Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt.
345
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE
Modulen Eigenaar Opleiding Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
MNNL - Minor Neurolinguistisch Programmeren Minor Neuro Linguistic Programming MNNL-TEC1A Technician MNNL-PRA1A Practitioner Mevr. drs. Yvonne Bouman (BMNY) HAN-brede minor (kan zowel verbredend als verdiepend zijn). Variant Cluster Niveau VT/DT G 1-2 en 3-4 Studiepunten: 30 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen)
126 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
714 uur 840 uur
Totaal 15
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
3
Propedeuse afgerond. Het is van belang dat studenten hun eigen beroepsomgeving kennen. Het is daarom sterk aan te bevelen dat studenten die deze minor willen volgen hun stageperiode achter de rug hebben.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Afhankelijk van groepssamenstelling kan de nadruk liggen op: adviseren/verkopen, leidinggeven, coachen, counsellen, trainen/opleiden, begeleiden/hulp verlenen. beroepstaken Centrale beroepstaak Beroepsproducten Competenties / eindkwalificaties Algemene omschrijving
Samenhang Activiteiten en werkvormen
Werken aan de eigen professionaliteit in de maatschappelijke context van het eigen beroep(enveld) Het voeren van een effectief coachingsgesprek/-traject op NLP technician of NLP practitioner niveau. Opmerken, analyseren, bedenken, methodisch handelen, flexibiliteit, luisteren, reflecteren, lerend vermogen, integer handelen, visie ontwikkelen op beroep en professioneel handelen. NLP is een manier van werken die gericht is op effectief communiceren. Daarbij gaat het zowel om communicatie met jezelf als communicatie met een ander of anderen (persoonlijke groei, persoonlijk functioneren, adviseren, probleemanalyse en oplossingen, hulpverlening, verwerken van trauma’s, oplossen van blokkades, interactie, contact opbouwen, leidinggeven, lesgeven en trainen, samenwerken, teambuilding, coachen, begeleiden, supervisie). n.v.t. Training 1 x 10 dagen, 1 x 11 dagen (maandag en dinsdag), 14 oefenbijeenkomsten van 3 uur (woensdag) (doorlopend) assessment en portfolio met opdrachten.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria MNTTEC1A.8 De deelnemer laat in gedrag zien en horen dat hij/zij de vaardigheden van de technicianopleiding bezit.
K, I, T* I, T
Weging 1,00
Beoordelingscriteria staan vermeld in de studiewijzer. (zie eindtermen/ijkpunten technicianopleiding in studiewijzer)
346
MNPPRA1A.8
De deelnemer laat in gedrag zien en horen dat hij/zij de vaardigheden van de technicianopleiding en practitioneropleiding bezit.
Beoordelingscriteria staan vermeld in de studiewijzer. (zie eindtermen/ijkpunten technicianopleiding in studiewijzer) MNO1PO1A.5 Beoordelingscriteria staan vermeld in de studiewijzer MNO2PO2A.5 Beoordelingscriteria staan vermeld in de studiewijzer * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing. INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur Cijfer Weging Periode (minimum) afname en of vink herkansing
I, T
1,00
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
MNTTEC1A.8
Portfolio + assessment
n.v.t.
≥5,5
25%
T1, T3, herkansing na overleg
n.v.t.
1
MNPPRA1A.8
Portfolio + assessment
n.v.t.
≥5,5
25%
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
MNO1PO1A.5
Opdrachten en verslagen
n.v.t.
≥5,5
25%
T1, T3, herkansing na overleg
n.v.t.
1
MNO2PO2A.5
Opdrachten en verslagen
n.v.t.
≥5,5
25%
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
Compensatiemogelijkheden STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur Software
n.v.t.
7 zelf te kiezen boeken uit uitgebreide literatuurlijst + aanvullende opdrachten n.v.t.
LES- / CONTACTUREN 1 2 3 4 5 6 7 8 9/10 1 2 3 4 Onderwijsweek MNNL-TEC 16 16 16 16 8 8 MNNL-PRA 16 16 16 16 * bij periode 1/2 en 3/4 aanvullend: 2 x 7 weken 3 uur oefenbijeenkomst per week OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
5
6
7
8
8
8
8
9/10
n.v.t.
347
ALGEMENE INFORMATIE Titel en code OWE Modulen
Eigenaar Opleiding
Doelgroep Onderwijsperiode Studiepunten, studielast en onderwijstijd
MEL - Minor Effectief Leiderschap MEL-BDK1A Bedrijfskunde MEL-PMG1A Peoplemanagement MEL-REC1A Recht MEL-HRA1A Human Resource Accounting MEL-PRO1A Integrale Projecten MEL-PLO1A Vaardigheden MEL-PLO2A Human Resource Development MEL-POD1A Praktijkopdracht MEL-MNG1A Managementgame Mevr. Jeannemiek Timmermans (TMMJ) Alle opleidingen m.u.v. de opleidingen binnen het instituut Bedrijfskunde en Rechten van de Faculteit Economie en Management en de opleiding Opleidingskunde van de Faculteit Educatie. Variant Cluster Niveau VT G 2/3 1-2 en 3-4 Studiepunten: 30 Studielast (in klokuren): Geprogrammeerde contacttijd - Hoor- en werkcolleges / lessen - Studiebegeleiding - Tentamens / toetsing (niet tijdens lessen) Geprogrammeerde onderwijstijd - Praktijkleren (stage / AOD) - Zelfstudie / projectwerk
Maximum aantal deelnemers Ingangseisen
Totaal n.v.t.
123 uur 10 uur
707 uur 840 uur
Propedeuse afgerond, C-, D- en E-cluster en een deel van het F-cluster afgerond (in overleg met slb’er ), stage-ervaring o.i.d. in een organisatie.
DOELEN EN WERKVORMEN Beroepstaak / Effectief leiderschap beroepstaken Centrale beroepstaak n.v.t. Beroepsproducten Eindrapport effectief leiderschap bij de onderzochte organisatie. Competenties / De student ontwikkelt als toekomstig manager/ondernemer inzichten en vaardigheden op het gebied van HRM/HRD. eindkwalificaties De student kan deze vaardigheden toepassen als leidinggevende. De student ontwikkelt een visie op de rol van manager in een organisatie en op de eigen rol als leidinggevende. Algemene Managers uit alle sectoren en branches krijgen te maken met het aansturen van hun medewerkers. Dit betekent automatisch dat je met het personeelsbeleid van je omschrijving organisatie rekening moet houden. Hoe houd je jouw medewerkers betrokken en gemotiveerd/Hoe zorg je ervoor dat je voldoende medewerkers hebt? En hoe zorg je ervoor dat ze niet ziek worden vanwege de werkzaamheden? Hoe haal je het beste in je medewerkers naar voren en laat je ze doorgroeien naar andere functies? En ook niet onbelangrijk, met welke juridische en financiële aspecten moet je daarbij rekening houden? Om al deze vraagstukken goed op te lossen is samenwerking vereist met de betrokken organen/afdelingen HRM, de OR, de Arbodienst en eventueel andere betrokkenen.
348
Samenhang Activiteiten en werkvormen
Daarnaast moet je kennis hebben van strategisch beleid, en als afgeleide daarvan, kennis van HRM- en HRD-beleid, kennis van de personeelsinstrumenten en vaardigheid in het hanteren daarvan, relevante juridische en financiële kennis. n.v.t. Werkcolleges en vaardigheidstrainingen.
BEOORDELINGSCRITERIA Toetscode Beoordelingscriteria HRMBDK1A.1 De student: Beschrijft het interne en externe proces van strategische planning van een organisatie Benoemt en verklaart ontwikkelcriteria m.b.t. de structuur van de organisatie Typeert de cultuur van een organisatie Benoemt en verklaart aspecten van leiderschap Beoordeelt de effectiviteit van een organisatie HRMPMG1B.1 De student: Kan de perspectieven op, en doelen, dimensies en niveaus van HRM uitleggen en verklaren De samenhang tussen de externe omgeving, de strategie van de onderneming en HR uitleggen en verklaren Heeft inzicht in methode van personeelsplanning aan de hand van functies, fasen en variabelen van personeelsplanning Heeft inzicht in verschillende functiewaarderingssystemen en het verloop van een functiewaarderingstraject Heeft inzicht in verschillende beloningsystemen en verklaart samenhang met prestatie en motivatie Heeft inzicht in verschillende systemen voor prestatie- en ontwikkelingsmanagement en de rolverdeling bij betrokkenen Heeft inzicht in verschillende vormen van leren binnen organisaties en legt uit hoe de transfer van opleidings- naar werksituatie kan worden bevorderd Heeft inzicht in loopbaanmanagement vanuit zowel het perspectief van de werkgever als de werknemer en kan uitleggen welke instrumenten passend zijn in dit verband Kan de samenhang tussen (kern)competenties van de organisatie en de individuele competenties uitleggen en kan uitleggen welke functie competentiemanagement heeft binnen het HR-beleid en instrumentarium Heeft inzicht in de kenmerken van en organisatiekundige principes achter ‘het nieuwe werken’ HRPPRO1A.8 De student: Geeft blijk van kennis en inzicht in HRM en managementthema’s en legt op consistente wijze implicaties uit voor HR, management en de eigen ontwikkeling m.b.t. de thema’s: Welzijn en ziekteverzuim Diversiteit Selectiegesprekken Aangereikte thematieken uit het werkveld d.m.v. bedrijfsbezoeken en gastcolleges Recruitment HRPREC1A.1 De student: Kent de inhoud van de jurisprudentie met betrekking tot het voorgeschreven arbeidsovereenkomstenrecht Past de inhoud van de rechtsbronnen van het voorgeschreven arbeidsovereenkomstenrecht op de juiste wijze toe door het toepasselijke artikel uit de wet, het verdrag of een ministeriële regeling of de juiste jurisprudentie of de van toepassing zijnde CAO te noemen
K, I, T*
Weging
I, T
0,25
I, T
0,40
I, T I, T I, T
0,15 0,15 0,05
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
0,10
I, T
1,00
K
0,20
I, T
0,60
349
HRPHRA1A.1
PLOVDH1A.8
PLOHRD1A.4
PODADV1A.8
Geeft een juridisch correct gemotiveerd advies met betrekking tot het voorgeschreven arbeidsovereenkomstenrecht De student: Kan de kostprijs van de menselijke arbeid per uur zodanig berekenen dat daarin de verschillende kostenelementen en de daadwerkelijke productiviteit van een medewerker op correcte wijze zijn betrokken Kent de basisbegrippen van de PDCA-cyclus en kan invulling geven aan de PDCA-cyclus Kent de verschillende manieren om kosten te reduceren en kan bijhorende berekening uitvoeren Kan een investeringsselectie financieel onderbouwen Kent de basisbegrippen van een kosten-batenanalyse en kan deze op correcte wijze berekenen en toelichten De student: Voert een effectief tweegesprek volgens de technieken van het betreffende gesprekstype Beoordeelt alle door zichzelf gemaakte gespreksinterventies en de eigen non-verbale houding op hun waarde (effectiviteit) en formuleert indien nodig verbetervoorstellen Reflecteert eigen houding, gedrag en leerproces, formuleert SMART leerdoelen en doet hier verslag van Geeft gerichte feedback op een tweegesprek van een medestudent De student: Beschrijft hoe hij effectief leiderschap ziet in relatie tot zichzelf en anderen Legt uit op welke punten hij zijn effectief leiderschap verder wil ontwikkelen in relatie tot zichzelf en anderen Past de zeven eigenschappen van effectief leiderschap toe op zijn eigen situatie Legt uit welke rol en taak de leidinggevende heeft bij het leren en opleiden van medewerkers Laat zien dat hij een visie heeft op de manier waarop hij zijn rol bij het leren en opleiden van medewerkers vorm wil geven BDK De student: Beschrijft de omgeving van de organisatie Beschrijft het proces van strategische planning van de organisatie Benoemt ontwikkelcriteria m.b.t. de structuur van de organisatie Typeert de cultuur van de organisatie Benoemt en verklaart aspecten van leiderschap in de organisatie Beoordeelt de effectiviteit van de organisatie Beschrijft hoe de uitvoeringspraktijk zich verhoudt tot de bestudeerde literatuur met betrekking tot de missie, visie, strategie, cultuur van en de stijl van leidinggeven binnen het bedrijf Evalueert vanuit zijn eigen visie de rol van lijnmanager met betrekking tot leiderschap(stijl). Hierin wordt een verband gelegd met het evt. toekomstig functioneren van de student in de rol van manager PMG De student: Beschrijft de visie op peoplemanagement, HR-management vanuit het perspectief van de leidinggevende, HR-verantwoordelijke en de medewerker Beschrijft op hoofdlijnen het geformaliseerde HR-beleid Beschrijft welke instrumenten m.b.t. HR-beleid worden ingezet Beschrijft de rolverdeling tussen de HR-verantwoordelijke en de lijnmanager t.a.v. de uitvoeringspraktijk van peoplemanagement en HR-beleid
I, T
0,20
K
0,20
K
0,20
K
0,20
I, T K
0,20 0,20
I, T 0,60 I, T
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T
0,20
I, T I, T I, T I, T I, T I, T I, T
0,10
I, T
I, T
I, T
0,20
I, T I, T
350
Beschrijft hoe de uitvoeringspraktijk zich verhoudt tot de missie, visie, strategie, cultuur en de stijl van leidinggeven binnen het bedrijf Benoemt sterke en zwakke punten m.b.t. de praktische uitvoering van HRM-beleid en de bijbehorende instrumenten Evalueert vanuit zijn eigen visie de rol van lijnmanager met betrekking tot de HR-uitvoeringspraktijk. Hierin wordt een verband gelegd met het evt. toekomstig functioneren van de student in de rol van peoplemanager
I, T
K PLO1 De student: Beschrijft welke regelingen en beleidsstukken er zijn op het gebied van het ontwikkelen van medewerkers Beschrijft in hoeverre een HRM-medewerker en een manager bekend zijn met bovenstaande regelingen en beleidsstukken en hoe zij hiermee werken. Trekt conclusies over de mate waarin opleiden verloopt in lijn met de beleidsstukken Doet verslag van een interview met een manager over de manier waarop deze een bijdrage levert aan de ontwikkeling van zijn medewerkers. Gaat daarbij in op de rol van de manager vóór, tijdens en na opleidingen of leerprocessen Beschrijft hoe de leer- en opleidingspraktijk zich verhoudt tot wat hij eerder heeft vastgesteld over missie, visie, strategie, cultuur en stijl van leiding geven Geeft aan wat hij sterke en zwakke elementen ten aanzien van de ontwikkeling van medewerkers binnen deze organisatie vindt en onderbouwt zijn conclusies met argumenten HRA De student: Beschrijft op welke wijze de begroting tot stand komt Beschrijft wat de rol van de functionarissen daarbij is Beschrijft op welke wijze beslissingen over de begroting worden genomen en hoe de delegatie tot stand komt, daarbij valt te denken aan: o Hoe "taakstelling" door de budgethouder wordt ervaren o Op welke wijze de informatie over het verschil tussen budget en werkelijkheid aan hem wordt overgedragen o De zelfstandige mogelijkheid van de budgethouder om tijdens de rit in het uitgavenpatroon in te grijpen (bijv. minder personeel) Beschrijft o.a. o Welke informatie beschikbaar is o Welke procedures er zijn voor het afleggen van verantwoording: wie start de actie wat wordt gerapporteerd aan wie in welke sfeer o Tot welke actie de verantwoording leidt om verschillen in de toekomst te vermijden, wie actie onderneemt en in welke vorm Analyseert naar aanleiding van de praktijkopdracht: o De verschillen tussen wat je beschreven hebt en de theorie o De verschillen in de informatie die je ontvangen hebt van de verschillende functionarissen o Trekt naar aanleiding van deze analyse conclusies en doet zo mogelijk aanbevelingen voor de verbeteringen van het budgetteringsproces
I, T
I, T I, T
I, T
0,20
I, T
0,10 I, T I, T I, T
I, T
I, T
351
Recht De student beschrijft : Welke soorten arbeidsovereenkomsten er in deze onderneming zijn en waarom het management voor dit soort arbeidsovereenkomsten heeft gekozen De hoogte van het loon tijdens arbeidsongeschiktheid van een individuele werknemer gedurende 104 weken Hoeveel vakantiedagen een individuele werknemer in de organisatie heeft De hoogte van het loon gedurende calamiteitenverlof in de organisatie De risico’s die de arbeid in de organisatie met zich mee brengt Een ontslagzaak die binnen de onderneming heeft plaatsgevonden met een duidelijke beschrijving van de feiten en beschrijft vervolgens de reden waarom in dit voorbeeld voor die ontslagvorm is gekozen. PLO2 De student geeft op de juiste wijze advies over de belangrijkste bevindingen m.b.t.: Voorbereiding interview Gekozen stijl Uitvoering Conclusie Beschrijving observaties Opvallende aspecten Kenmerken voor eigen ontwikkeling Verantwoording van je eigen passende managementstijl Wat moet je hiervoor nog ontwikkelen SMART geformuleerde leerdoelen om de gewenste managementstijl te bereiken
I, T
K K K K I, T
I, T I, T I, T I, T I, T I, T I, T I, T I, T I, T I, T
PODPVA1A.8
De student schrijft een plan van aanpak voor de uit te voeren praktijkopdracht. Aan de orde komen: -oriëntatie op de organisatie en de te onderzoeken onderwerpen -formuleren van de doelstelling van de praktijkopdracht -formuleren van de hoofdvraag en de subvragen -beschrijving van de onderzoeksmethode * K, I, T is niveau van toetsing. K = kennis, I = inzicht, T = toepassing.
INFORMATIE PER (DEEL)TENTAMEN Toetscode Toetsvorm Duur
Cijfer (minimum) of vink
Weging
Periode afname en herkansing
0,10
0,30
nvt I, T I, T I, T I, T
Toegestane hulpmiddelen
Aantal examinatoren
HRMBDK1A.1
Schriftelijk tentamen
120
≥5.5
10%
T1, T3, herkansing T2, T4
geen
1
HRMPMG1B.1
Schriftelijk tentamen
120
≥5.5
15%
T1, T3, herkansing T2, T4
geen
1
HRPPRO1A.8
Schriftelijk Portfolio
n.v.t.
V/NV
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
HRPREC1A.1
Schriftelijk tentamen
120
≥5.5
T1, T3, herkansing T2, T4
geen
1
12%
352
HRPHRA1A.1
Schriftelijk tentamen
120
≥5.5
13%
T2, T4, herkansing T3, T5
geen
1
PLOVDH1A.8
Gespreksopna me/ gespreksverslag
n.v.t.
≥5.5
12%
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
PLOHRD1A.4
Mondeling assessment
n.v.t.
≥5.5
13%
T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
PODADV1A.8
Individueel werkstuk
n.v.t.
≥5.5
25%
n.v.t.
1
PODPVA1A.8
Plan van aanpak
n.v.t. t
V/NV
T2, T4, herkansing na overleg T2, T4, herkansing na overleg
n.v.t.
1
Compensatiemogelijkhede n STUDIEMATERIALEN Verplichte literatuur
n.v.t.
Syllabus Taaltopics Tweegesprekken n.v.t.
Software LES- / CONTACTUREN 1 Onderwijsweek MEL-BDK1A 2 MEL-PMG1A 2 MEL-REC1A 2 MEL-HRA1A MEL-PLO1A 4* MEL-PLO2A MEL-POD1A MEL-MNG1A OVERIGE INFORMATIE Overige informatie Wijzigingen t.o.v. vorig jaar
Dam N.H.M. van, & Marcus J.A. (2012). Een praktijkgerichte benadering van organisatie en management.(meest recente druk). Groningen: Noordhoff. Al, T. en Doze, I. , (2015), HR-Analytics, waarde creëren met datagedreven HRbeleid.(1e druk). Amsterdam, WEKA Business Media B.V. Roozendaal, W.L. (2013). Arbeidswetgeving 2013-2014. (31e druk). Deventer: Kluwer. Covey, S.R. (2012). De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. (meest recente druk). Amsterdam: Business Contact. Loonstra, C. (2014). Hoofdstukken sociaal recht 2014. (23e druk). Groningen: Noordhoff. Schoemakers, I. en Koopmans, F. (2012). Operationeel Personeelsmanagement. (3e druk). Groningen: Noordhoff. Artikelen gepubliceerd via Scholar
2 2 2 2
3 2 2 2
4 2 2 2
5 2 2 2
6 2 2 2
7 2 2 2
4*
4*
4*
4*
4*
4*
8
9/10
1
2
3
4
5
6
7
8
4*
4*
4
6*
4*
4*
4
-
2
2
2
2
2
2
2
4* 2
4*
4*
4*
4* 2 8*
4*
4* 2
2
SN-3032
9/10
8*
n.v.t. De toetsvorm voor het vak PMG in periode 2 is gewijzigd in een schriftelijk portfolio. Neem voor slepersinformatie contact op met de coördinator. De vakken HRD en VDH zijn geïntegreerd tot 1 vak, PLO. PMG2A is veranderd in HRPPRO. De literatuur voor de module HRA is veranderd.
353
Hoofdstuk 6: Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar bachelorgraad Conform artikel 3.2 lid 8 van de OER Opsomming van de onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding die na het behalen van de AD-graad nog behaald moeten worden om de bachelorgraad te verkrijgen. N.v.t.
354
Hoofdstuk 7: Eindkwalificaties HBO-bachelorgraad Conform artikel 1.3 van de OER Beschrijving van de eindkwalificaties die de student dient te verwerven om het HBO-bachelorgraad te behalen.
EK1. Een HR-professional adviseert het management over het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van strategisch HRM-beleid binnen de organisatiedoelstellingen LOO HRM Kerntaken: 2+3+4+6 +8+10 Niveau 1 De student:
Niveau 2 De student:
Adviseren Voert een eenvoudig adviesproces uit.
Adviseren Voert een afgebakend adviestraject uit voor een opdrachtgever binnen een organisatie.
Omgevings- en organisatieanalyse Signaleert welke factoren en partijen van invloed zijn op de strategie van de organisatie.
Omgevings- en organisatieanalyse Maakt aan de hand van een casus een complexe omgevingsanalyse en benoemt mogelijke consequenties voor strategie van de organisatie.
Heeft inzicht in de factoren die een rol spelen bij de totstandkoming van de organisatiestrategie. Maakt voor een eenvoudige casus een organisatieanalyse waarbij de samenhang tussen de interne en externe omgeving wordt verklaard. HRM-beleid N.v.t.
HRM-beleid Benoemt HR thema’s die voortvloeien uit de organisatiestrategie en schrijft daarvoor beleid. Ken- en stuurgetallen Kan HRM-doelstellingen kwantificeren via ken- en stuurgetallen en deze interpreteren.
Informatievoorziening Kan relevante gegevens waarom gevraagd wordt verzamelen.
Informatievoorziening Voorziet in relevante informatie waar door het management om wordt gevraagd.
Cultuur en structuur Past een aantal generieke begrippen uit de organisatiekunde toe in een eenvoudige casus (structuur, cultuur, management).
Cultuur en structuur Geeft aan de hand van omgevingsontwikkelingen bij een casus aan wat wenselijke cultuur- en structuurveranderingen zijn. Beschrijft de parameters die de structuur van een organisatie bepalen in een voorbeeldorganisatie en verklaart de rol die zij spelen in de afstemming op de omgeving.
Arbeidsmarkt
Adviseren Geeft zelfstandig advies aan relevant stakeholders over een complex vraagstuk en legt verantwoording af over de aanpak. Omgevings- en organisatieanalyse Geeft op basis van een interne en externe analyse een beargumenteerd advies over beleidsdoelstellingen t.b.v. een (internationale)organisatie.
Beschrijft het proces van strategische planning en benoemt en verklaart verschillende strategieën.
Ken- en stuurgetallen Kent de betekenis van financiële kengetallen en interpreteert deze.
Trends, ontwikkelingen, internationalis. Benoemt relevante trends en ontwikkelingen voor een organisatie.
Niveau 3 De student:
HRM-beleid Doet op basis van een strategische situatieanalyse voorstellen voor de vormgeving van het strategisch HR beleid als afgeleide van het organisatiebeleid. Ken- en stuurgetallen Maakt bij het formuleren van verbetervoorstellen gebruik onderbouwende van ken- en stuurgetallen. Informatievoorziening Geeft gevraagd en ongevraagd informatie aan diverse stakeholders binnen en buiten de organisatie op het terrein van HRM. Cultuur en structuur Geeft aan de hand van omgevingsontwikkelingen van een organisatie aan wat wenselijke cultuur- en structuurveranderingen zijn.
Trends, ontwikkelingen, internationalis. Benoemt ontwikkelingen op het gebied van internationalisering en globalisering en geeft de interne en externe implicaties voor HRM en organisatie aan.
Anticipeert en reageert op ontwikkelingen in organisatiestrategie en organisatiecultuur en vertaalt strategie-en cultuurveranderingen naar HR-werkterreinen en uitvoeringspraktijken. Trends, ontwikkelingen, internationalis. Houd in zijn adviezen rekening met de implicaties van de internationale context van de organisatie en relevante trends en ontwikkelingen.
Benoemt trends en ontwikkelingen op het gebied van IHRM binnen een casus en geeft implicaties voor ontwikkeling van HR strategie. Arbeidsmarkt
Arbeidsmarkt
355
Beschrijft de werking van de arbeidsmarkt.
Past zijn kennis over trends en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt toe in een ingekaderde situatie.
Arbeidsrelaties N.v.t.
Arbeidsrelaties Heeft kennis van arbeidsrelaties en beschrijft aan de hand van een casus de interne en externe arbeidsverhoudingen.
Onderzoeken Voert deskresearch uit binnen de aangeboden bronnen naar relevante gegevens.
Onderzoeken Analyseert een organisatieprobleem of vraagstuk binnen een praktijkorganisatie
Trekt logische conclusies op basis van onderzoeksresultaten.
Implementeren n.v.t
Interpreteert kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksgegevens en formuleert conclusies en aanbevelingen.
Implementeren Creëert draagvlak bij de opdrachtgever voor de aanbevelingen.
Heeft kennis van en inzicht in interne en externe arbeidsmarkttransities en kan deze naar aanleiding van een organisatieanalyse toepassen. Arbeidsrelaties Houdt in zijn adviezen rekening met aspecten rondom arbeidsrelaties in organisaties. Analyseert de interne en externe arbeidsmarktverhoudingen, daarbij de standpunten van de betrokken partijen in acht nemend. Onderzoeken Signaleert en analyseert op methodische wijze een organisatieprobleem of vraagstuk t.b.v. beleid als afgeleide van de organisatiestrategie in een complexe situatie. Interpreteert kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksgegevens, formuleert aanbevelingen en vertaalt deze naar passende interventies. Implementeren Creëert draagvlak voor het advies en de voorgestelde veranderingen, adviseert over de implementatie daarvan en benoemt de juridische en financiële consequenties.
EK2. Een HR professional draagt bij aan het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen en –inrichting. LOO HRM Kerntaken: 2,3,6,10 Niveau 1 De student:
Niveau 2 De student:
Niveau 3 De student:
Processen beschrijven en tekenen Beschrijft en tekent (deel) processen van een organisatie a.d.h.v. een interview met een medewerker van dat proces.
Processen beschrijven en tekenen Beschrijft de (deel) processen in de organisatie en is in staat verbanden te leggen tussen die (deel)processen.
Processen beschrijven en tekenen Beschrijft complexe bedrijfsprocessen waarbij afhankelijkheden en kengetallen in kaart worden gebracht.
Ontwerpen / verbeteren Geeft in een eenvoudige casus aan welke factoren een rol spelen bij efficiency en effectiviteit van een bedrijfsproces.
Ontwerpen / verbeteren Analyseert een door de organisatie aangereikt probleem, geeft advies over hoe (deel)processen geoptimaliseerd kunnen worden en geeft dit grafisch weer. Formuleert passende stuurgetallen.
Innoveren Selecteert relevante ideeën en informatie rondom een bedrijfskundig vraagstuk.
Ontwerpen / verbeteren Benoemt mogelijke consequenties voor de organisatieprocessen aan de hand van een omgevingsanalyse in een gestructureerde casus. Geeft een onderbouwd advies over mogelijke verbeteringen in het bedrijfsproces en geeft dit grafisch weer. Beschrijft wat het effect hiervan is op het taakontwerp van functies voor medewerkers. Innoveren Ontwikkelt nieuwe ideeën vanuit bestaande informatie.
Stakeholders en omgeving Benoemt verschillende stakeholders van een bedrijfsproces in een eenvoudige casus.
Stakeholders en omgeving Benoemt verschillende stakeholders van een bedrijfsproces in een concrete organisatie.
Evalueren / meten Maakt kennis met de betekenis en interpretatie van ken- en stuurgetallen.
Evalueren / meten Evalueert (deel)processen en meet het effect van aanpassingen a.d.h.v. ken- en stuurgetallen in een casus.
Innoveren Adviseert vanuit een ondernemende houding over nieuwe oplossingsrichtingen t.a.v. HR processen in de organisatie. Stakeholders en omgeving Houdt bij het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de organisatieprocessen rekening met de stakeholders en omgevingsfactoren van de organisatie. Evalueren / meten Evalueert in de praktijk (deel)processen, meet het effect van aanpassingen en doet voorstellen voor verdere optimalisatie.
356
EK3. Een HR professional adviseert het management over ontwikkeling en implementatie van HRinstrumenten en voert onderdelen hiervan zelf uit. Evt. hier nog een verder beschrijving plaatsen LOO HRM Kerntaken: 2,3,4,5,7,10 Niveau 1 De student: Advies over ontwikkeling Heeft kennis van instroom-instrumentarium van HR.
Niveau 2 De student:
Advies over ontwikkeling Heeft kennis van door- en uitstroominstrumentarium van HR.
Niveau 3 De student: Advies over ontwikkeling Adviseert o.b.v. onderzoek over het toepassen van passende HRM instrumenten binnen de organisatie.
Beschrijft verschillende methoden die bij HRinstrumenten kunnen worden toegepast, vergelijkt deze met elkaar en maakt voor een concrete situatie een onderbouwde keuze. Beschrijft de samenhang tussen de verschillende HR instrumenten.
Uitvoeren Is bekend met HRM-instroom-instrumenten en past deze toe in een eenvoudige casus.
Advies over Implementatie Stelt een communicatieplan op ten behoeve van de implementatie van een HR-instrument Recht Past op hoofdlijnen de wet- en regelgeving en m.b.t. het ondernemingsrecht en CAO toe.
Financieel Interpreteert adequaat de externe financiële verslaglegging van een bedrijf op hoofdlijnen
Genereert, onder begeleiding, vanuit personeelsgegevens informatie over HR thema’s en adviseert het management. Uitvoeren Past HRM- instrumenten onder begeleiding toe in een beroepssituatie en past hierbij inzichten uit verschillende psychologische theorieën toe. Advies over Implementatie Geeft adviezen over de implementatie van HR-instrumenten n.a.v. een casus.
Recht Past wet- en regelgeving toe en adviseert het management hierover. Past uitspraken van gerechtelijke instanties toe op concrete situaties Financieel Kan de basisstappen van budgettering toepassen en een kosten-batenanalyse opstellen.
Uitvoeren Voert zelfstandig (delen van) HRM instrumenten uit.
Advies over Implementatie Geeft in een adviesnota advies over het implementeren van (verbeteringen van) HRinstrumenten binnen een organisatie Recht Past de huidige wet- en regelgeving en jurisprudentie toe op de HR instrumenten. Herkent juridische problemen en weet wanneer hij een juridisch expert moet inschakelen. Financieel Geeft financiële, berekeningen en kostenbatenanalyses op de HR instrumenten en rapporteert daarover aan het management.
Arbeidsmarkt Beschrijft de werking van de arbeidsmarkt.
Arbeidsmarkt Heeft kennis van de interne arbeidsmarkt en kan transities daarin begeleiden (talent management, management development)
Arbeidsmarkt Houd in zijn adviezen rekening met de interne en externe arbeidsmarkt.
Onderzoek Maakt een eenvoudige onderzoeksopzet die past bij de gestelde vraag, gericht op een HR instrument, waarbij relevante literatuurbronnen genoemd worden.
Onderzoek Kan binnen een voor gestructureerd kader een onderzoek uitvoeren gericht op een HR instrument en aan de hand daarvan verbetervoorstellen doen.
Onderzoek Kan binnen een organisatie een onderzoek uitvoeren gericht op een HR instrument en aan de hand daarvan verbetervoorstellen doen.
EK4. Een HR-professional is sociaal en communicatief bekwaam, zowel schriftelijk als mondeling. BBA en Dublin Descriptoren Niveau 1 De student: Gesprekspartner Voert gesprekken en let daarbij op nonverbale aspecten, luisteren en vragen stellen.
Niveau 2 De student: Gesprekspartner Maakt gebruik van gespreksstrategieën om beargumenteerde en passende interventies te plegen.
Niveau 3 De student: Gesprekspartner Is een professionele gesprekspartner in alle situaties en houdt rekening met cultuurverschillen en machtsverhoudingen (organisatiesensitiviteit).
357
Communiceren Communiceert volgens de basisvaardigheden van luisterne en interviewen met zijn medestudenten en docenten.
Communiceren Communiceert met diverse partijen binnen de opleiding en legt op een goede manier contacten met bedrijven.
Communiceren Communiceert overtuigend op alle niveaus binnen de bedrijfscontext, zowel intern als extern.
Past de principes van coachen toe ter ondersteuning van lijnmanagement.
Presenteren Geeft presentaties die verstaanbaar zijn en goed zijn opgebouwd met aandacht voor nonverbale aspecten.
Voert beroepsspecifieke gesprekken. Presenteren Presenteert over een HRM onderwerp met goede inzet van verbale en non-verbale aspecten.
Presenteren Presenteert over een complex HRM onderwerp in het werkveld passend en doelgericht.
Schrijven Herkent formeel taalgebruik en past dit toe is zijn teksten. Kan aan de hand van duidelijke instructies een verslag maken t.b.v. het management.
Schrijven Schrijft helder gestructureerde verslagen en beroepsproducten in correct Nederlands.
Schrijven Schrijft helder gestructureerde verslagen en beroepsproducten in correct en zakelijk Nederlands. De student formuleert een juridisch en taalkundig correct advies, met vermelding van de correcte bronnen.
Samenwerken Werkt samen met anderen en levert een positieve bijdrage aan het groepsresultaat.
Samenwerken Werkt effectief samen om een opdracht tot een goed einde te brengen binnen de opleiding en in een afgebakende bedrijfscontext.
Samenwerken Werkt in een complexe context effectief samen en kan de samenwerking evalueren.
Engels Schrijft zakelijk Engels op B1 niveau.
Engels Drukt zich mondeling en schriftelijk correct uit in zakelijk Engels in niveau B1.
Engels Presenteert over een HRM onderwerp in correct Engels op niveau B2.
Begrijpt Engelse vakliteratuur.
Maakt een samenvatting van het afstudeerresultaat voor de opdrachtgever.
Voert eenvoudige zakelijke gesprekken in het Engels.
EK5. Een HR-professional is zelfsturend als persoon en beroepsbeoefenaar LOO HRM Kerntaak: 9 Niveau 1 De student:
Niveau 2 De student:
Niveau 3 De student:
Zelfbeeld Is zelfbewust en ontwikkelt een realistisch zelfbeeld.
Zelfbeeld Tetst zijn zelfbeeld aan de beroepspraktijk
Zelfbeeld Is zelfbewust, denkt en handelt autonoom in de beroepspraktijk
Reflecteren en feedback Reflecteert op behaalde en niet-behaalde leerdoelen
Reflecteren en feedback Vraagt gericht om feedback, reflecteert een methodische wijze op eigen gedrag en formuleert op basis daarvan verbeterpunten en leerdoelen.
Reflecteren en feedback Reflecteert methodisch op het eigen functioneren in het kader van de persoonlijke ontwikkeling tot HR professional.
Plannen en organiseren Bezit studievaardigheden, organiseert en plant zijn studie.
Plannen en organiseren Geeft actief vorm aan eigen studie loopbaan.
Plannen en organiseren Werkt projectmatig op basis van een plan van aanpak in een complexe situatie.
Zelf sturen Neemt verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling, formuleert doelen en legt verantwoording over de voortgang af. Verantwoord handelen
Zelf sturen Werkt resultaatgericht, kan een eigen ontwikkeltraject uitzetten en legt verantwoording af over keuzes op dit gebied. Verantwoord handelen
Zelf sturen Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen dat past bij een beginnen beroepsbeoefenaar. Verantwoord handelen
Kan feedback ontvangen en op basis daarvan schriftelijke en mondelinge presentaties bijstellen.
Verbetert het eigen functioneren door middel van intervisie en benut daarbij kritische leerervaringen.
Vraagt gericht om feedback.
358
Heeft kennis van maatschappelijke en culturele achtergronden relevant voor de beroepspraktijk.
Ontdekt de grenzen van zijn eigen verantwoordelijkheden binnen de beroepspraktijk. Heeft respect en empathie voor verschillenden maatschappelijke en culturele achtergronden.
Beroepshouding Geeft ontwikkelpunten voor de eigen beroepshouding aan op basis van een verkenning van het beroepenveld.
Kan in een casus bedrijfsethische aspecten van een probleem analyseren en de ethische oordeelsvorming beschrijven. Beroepshouding Weet zich een passende houding te geven in de beroepspraktijk. Ontwikkelt een onderzoekende houding door mee te werken in de beroepspraktijk.
Kan het eigen handelen verantwoorden en geeft grenzen van eigen verantwoordelijkheid aan, rekening houdend met ethische aspecten. Signaleert maatschappelijk, cultureel en moreel gevoelige punten en past zijn gedrag en/of advies hierop aan.
Beroepshouding Stelt zich op als een professional in de beroepspraktijk, hanteert passende omgangsvormen en weet zich te positioneren in een organisatie. Verbindt beroep en persoonlijke visie.
359
BIJLAGE 1: Begrippenlijst (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde)1 In het studentenstatuut en in het opleidingsstatuut en de daarin opgenomen reglementen en regelingen wordt verstaan onder: A Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN Afstudeerbekwaam: de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd tweejarig onderwijsprogramma in een bacheloropleiding in het HBO leidend tot de wettelijke graad van associate degree. B Bacheloropleiding in het HBO: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beoordelingscriteria: criteria, ook wel indicatoren genoemd, waaraan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de werkelijkheid door een beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Beroepstaak: bouwstenen voor het curriculum. Deze heeft meestal betrekking op meerdere competenties tegelijk. Ook: betekenisvolle hele taak van beroepshandelen op een bepaald niveau Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het college van beroep voor de examens). Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het college van beroep van de HAN voor de examens als bedoeld 1
In deze begrippenlijst zijn naast algemeen geldende begrippen uit het opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de onderwijs – en examenregeling (OER), - het reglement examencommissie, - het reglement opleidingscommissie (OC), - het studentenstatuut. 360
in artikel 7.60 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit college behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het college van beroep voor de examens is opgenomen in het studentenstatuut HAN College van bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enz.) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Deeltijd onderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft benevens een volledige dagtaak elders de benodigde competenties te verwerven. Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 4.3 van het reglement examencommissies. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) bestaande waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie service bedrijf HAN: directeur van het service bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. E Eindkwalificaties/eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC’s worden via intakeassessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: commissie als bedoeld in artikel 7.12 WHW die wordt ingesteld voor een opleiding of groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW.
361
Externe toezichthouder: een externe niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: Economie en Management; Techniek; Educatie; Gezondheid, Gedrag en Maatschappij). Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit. Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokken wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 10.26 WHW. H HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HAN-website: de via de startpagina www.han.nl bereikbare internetpagina’s van de HAN. HAN-SIS: het voormalig studentInformatieSysteem van de HAN. Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is een uitbreiding van de studielast. Via een honoursprogramma kunnen studenten alsdan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I IB-groep: Informatie Beheer Groep, bestuursorgaan dat werkt in opdracht van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen (onderdeel van de DUO). Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intakeassessement: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. 362
J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het college van bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enz. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Masteropleiding in het HBO: een onderwijsprogramma waarvoor tenminste als toelatingsvoorwaarde geldt een getuigschrift van een verwante HBO-bacheloropleiding. Deze omvat tenminste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Mondeling tentamen: een tentamen dat door middel van een gesprek tussen de examinator(en) en de student wordt afgenomen. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic: (Netherlands Universities' Foundation for International Cooperation, of: Stichting Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs): een Nederlandse non-profit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio's de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. 363
Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding: een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Opleidingscommissie: adviesorgaan voor de directie van de betreffende opleiding. Zij adviseert over de OER en oordeelt over de wijze van uitvoering er van en beoordeelt het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de bacheloropleiding of associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van toezicht: de raad van toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S SBU: studiebelastingsuren Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Service bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleids- en beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de HBO-opleiding die tot dat beroep opleidt; ook genoemd beroepsbekwaam. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: Het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit
364
2 delen: 1. het Instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): Hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: service unit van het service bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, zoals lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de service unit studentzaken van het service bedrijf HAN die de backoffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Voor de HAN-studenten wiens cursusjaar aanvangt op 1 februari geldt voor deze cursus als studiejaar het tijdvak dat begint op 1 februari en eindigt op 31 januari van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (SLB-er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het college van beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of 365
onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een VWO diploma dan wel op grond van een ministeriële regeling of naaroordeel van de instituutsdirecteur daaraan tenminste als gelijkwaardig beschouwd. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of andere (onderwijs)instelling.. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de examencommissie. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, officiële feest- of vakantiedag conform de HAN-jaarplanning (zie opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen.
366