OPLEIDING ARCHITECTUUR BEKNOPT — IN WOORD & BEELD
“Het studiowerk is niet langer een eiland maar wordt een centrum waar theorie, onderzoek en praktijk elkaar ontmoeten en versterken.”
VOORWOORD
—
03
VOORWOORD De opleiding architectuur is in volle ontwikkeling. De kracht en de ervaring van ervaren begeleiders in de studio’s wordt versterkt door jonge eminente ontwerpers. In dit studiowerk ligt de basis en de kracht van de opleiding. De vruchten tonen zich in het mooie werk van onze eindejaarsstudenten. Tegelijkertijd groeit een duurzame structuur waarin de academiseringscultuur zich ontwikkelt, waar onderzoekend ontwerpen en ontwerpend onderzoek zijn weg zoekt en vindt. Het studiowerk is niet langer een eiland maar wordt een centrum waar theorie, onderzoek en praktijk elkaar ontmoeten en versterken. Als enige in het Vlaamse land sluiten we aan bij de Angelsaksische en Scandinavische cultuur waarbij de ontwerpwetenschappen (kunst, interieur, architectuur, …) meer en meer op elkaar betrokken worden. Dit uit zich het sterkst in de het onderzoeksinstituut ArcK, waar dit jaar ongeveer 40 onderzoekers over alle opleidingen heen werkzaam zijn. Hiermee zitten we in Vlaanderen duidelijk op een stevig spoor. In het onderzoeksinstituut is één speerpunt gedefinieerd, ‘Beeld en Ontwerp’. Binnen dit speerpunt ontwikkelt de opleiding architectuur onderzoek binnen de domeinen Universal Design en Herbestemming. De integratie van onderwijs en onderzoek wordt in de uitbouw van de master steeds meer een feit. Allerlei onderzoeksprojecten worden opgezet rond de verscheidene onderzoeksdomeinen. Met Universal Design scoort de opleiding internationaal, meer nog, is de opleiding een referentie in Europa en de wereld. In de ontwerpstudio’s plaatsen thema’s als 3-generatiewonen, sociaal wonen en bv. wonen in een zorgzone de
student midden in de maatschappelijke realiteit van een verouderende bevolking en de verdichtende woonomgeving. Nieuwe initiatieven als een cross-over internationale studio met een externe curator (voor dit jaar, Luc Deleu) mikken dan weer op een internationale ambitie. Vooral de relatie in de Euregio willen we opbouwen. Met de opleiding architectuur werken we aan een samenwerkingsverband met de hogescholen in Maastricht, Aken en Luik rond onderzoek en opleiding. De opleidingen Architectuur en Interieurarchitectuur vormen voortaan een associatiefaculteit binnen de AUHL, de Associatie Universiteit Hogescholen Limburg. Vanuit deze associatiefaculteit stelt ze naar aanleiding van het zevende lustrum van de Uhasselt Professor Christopher Alexander voor als doctor honoris causa;. Het departement heeft, in de context van de associatie, duidelijk gekozen voor een degelijk academiseringsproces waarin onderzoek rond selectief gekozen speerpunten, het fundament is. De kracht van het korps, zowel academici als actieve ontwerpers, architecten en interieurarchitecten, maakt het ons mogelijk, om samen met onze studenten, een sterke ambitie te koesteren en waar te maken. Rob Cuyvers departementshoofd
04
—
VISIE
VISIE “De opleiding architectuur: creatief en onderzoekend”
De veelzijdige opleiding kiest voor de vorming van architecten die professioneel het verschil kunnen maken omdat ze een academische onderzoekende instelling kunnen koppelen aan creatief ontwerpen. Ze denken en handelen vanuit een sociale verantwoordelijkheidszin, hebben een degelijke cultuurhistorische kennis en een kritische instelling, en ze zijn in staat technologische innovatie en een milieubewustzijn met elkaar te verzoenen.. De opleiding biedt daarom een grote diversiteit van opleidingsonderdelen aan. Een architect is een veelzijdig academicus die op zeer verschillende terreinen vakkundig beslissingen kan nemen. Zijn voornaamste competenties zijn: creatief en onderzoekend ontwerpen, en verder nauwgezet en doelgericht plannen en organiseren. De architectuuropleiding is in essentie een ontwerpopleiding. Binnen de ontwerpstudio streven de projecten naar een synthese van alle kennis, inzicht en vaardigheden die de ondersteunende opleidingsonderdelen aanbrengen uit de domeinen van de beelding, de cultuur, de bouwkunde en de stedenbouw.
VISIE
ORGANISATIE In de studieopbouw hecht de opleiding groot belang aan de samenhang en het op elkaar inspelen van de verschillende opleidingsonderdelen. Vier bureaus en twee studio’s verzamelen de inhouden die in grote mate aan elkaar verwant zijn. De studio’s en de bureaus vinden elkaar in de opleidingsraad die de ontwikkeling van de opleiding stuurt en die op weloverwogen momenten overleg pleegt met de studenten en met de beroepswereld.
—
05
De scriptie wordt opgestart in het eerste masterjaar. Zij wordt begeleid vanuit één van de bureaus, gecombineerd met het gevolgde seminarie (architectuurkritiek, beelding, bouwkundig concept, stedenbouw) of vanuit de studio. Het masterproject behoort in hoofdzaak tot het tweede masterjaar, maar wordt zoals de scriptie eveneens aangezet in het eerste masterjaar.. Met het masterproject, een complexe architecturale en stedenbouwkundige ontwerpopdracht toon je je bekwaamheid om creatief, zelfstandig en vernieuwend actief te zijn in het domein van de architectuur.
DE MASTER De master is er op gericht om de studenten de kans te bieden een persoonlijk parcours uit te zetten. Daartoe zijn er een aantal keuzemogelijkheden in de studio’s, in de seminaries en met de thesis. In de studio van de 1ste master kiest de student tijdens het eerste semester voor een internationale studio in samenwerking met de opleidingen beeldende kunst en interieurarchitectuur, of voor een studio die vanuit de vakgroepen wordt gestuurd of voor een uitwisseling met één van de Erasmuspartnerscholen. Hij kiest één van de vier seminaries en koppelt daaraan zijn scriptieonderwerp, dat indien mogelijk ook gelinkt wordt aan zijn masterproject. Bij het masterproject volgt de student ofwel een gemeenschappelijk parcours, ofwel een individueel.
Binnen het onderzoek dat aan de opleiding wordt ontwikkeld in de domeinen Herbestemming en Universal Design, ontstaan mogelijkheden voor architecten om wetenschappelijk onderzoek te verrichten en een doctoraat voor te bereiden. In de beroepswereld is er duidelijk een verschuiving waar te nemen. De alleenstaande zelfstandige architect ruimt steeds meer de plaats voor de architect die in teamverband werkt. Architecten komen zo terecht in grotere ontwerpbureaus of hebben een leidende rol op diverse plaatsen in het bouwproces. Anderen vinden een betrekking bij gemeentelijke of hogere administraties en in diverse dienstverlenende bedrijven of openbare diensten. Roger Liberloo opleidingscoördinator
De masterproef bestaat uit het masterproject en de masterscriptie.
Info: http://architectuur.phlimburg.be/
06
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN 1BACHELOR
1BACHELOR
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
KOT IN KUBUS (3X3X3M)
KAPEL VAN HET NIETS (MEDIITATIERUIMTE)
—
07
08
RASTER-TERRAS (INFORMEEL ZITTEN OP HET SCHOOLTERRAS)
1BACHELOR
STUDIEREIS LE GRAND HORNU BERGEN
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
09
10
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN 2BACHELOR
HASPENGOUW — WONEN BINNEN EEN CULTUUR Het is logisch dat de studenten niet allemaal op zeer korte tijd kunnen verdwijnen van het stedelijk toneel en het is evenzeer begrijpelijk dat een aantal daar ook geen behoefte aan heeft. In tegendeel. Het betekent voor vele een heerlijk moment om, na het gecontroleerde en georkestreerde leven binnen de schoolmuren, mekaar op een informele manier te kunnen ontmoeten, kunnen napraten over alles en nog wat, maar vooral zichzelf te kunnen zijn en kunnen communiceren over datgene dat ze zelf belangrijk vinden. Dit soort spontane activiteiten spelen zich af buiten de muren van de school, in de straten en pleintjes die daar niet zijn op voorzien. Dit probleem stelt zich vooral in de smalle straten in de omgeving van de abdijsite en in de straten met een concentratie aan cafés. In grote lijnen bestaat de denkpiste erin de schoolgaande jeugd een “ruimte” te bieden die vrij centraal gelegen is en waarin zij zich voldoende thuis voelen om dat spontane gebeuren van “street-socializing” uit te bouwen tot ook iets waardevols voor de jeugd zelf maar mogelijk ook voor de bredere gemeenschap. Het zou een platform kunnen betekenen voor een soort subcultuur in de schaduw van de abdijtoren en de academiezaal.
2BACHELOR
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
11
12
HASPENGOUW — WONEN IN EEN NEDERZETTING
2BACHELOR
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
13
14
HASPENGOUW — WONEN IN EEN LANDSCHAP
2BACHELOR
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
15
16
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN 3BACHELOR
3BACHELOR
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
17
JAARTHEMA
SOCIALE WONINGBOUW
De rode draad van de studio 3BA Architectuur zit vervat in een verkennen van diverse “samenwoonsituaties”.
Invalshoek en methodiek: genius loci en typologie. De oefening beoogt het genereren van stedenbouwkundige en typegebonden denkmodellen tegen de achtergrond van een karaktervol ZuidLimburgs kerndorp om zodoende, binnen de spelregels van de bescheiden groepswoningbouw, nieuwe woonvormen te toetsen aan de eigenschappen en de vragen van een sterk landschappelijk en historisch kader.
De eerste opgave behandelt een relatief bescheiden woonvorm waarbij drie verschillende generaties van opdrachtgevers die tevens bewoners zijn, besluiten samen te wonen en a priori besluiten om, naast de voor de hand liggende private ruimtes, ook een zekere vorm van gemeenschappelijkheid in te bouwen. De tweede opgave speelt zich af in de wereld van de sociale huisvesting waar “samen” meer is dan de som der delen. Een inleidende stedenbouwkundige oefening verkent de bouwmogelijkheden in een bescheiden karakterdorp. Op basis van het opgedane inzicht wordt dan een behoedzame toevoeging verwacht binnen de spelregels van de sociale huisvesting. De derde oefening speelt zich af in een meer nadrukkelijke zorgsituatie. Het gaat hier om een verzorgingscentrum (zorgkruispunt) met in de onmiddellijke nabijheid aangepaste woningen.
3-GE WONEN Invalshoek en methodiek: metaforisch ontwerp. De naam 3Ge-woning leest men als de “driegeneratiewoning”. De naam duidt erop dat de woning die in het programma beschreven wordt, niet beantwoordt aan de gebruikelijke standaard van de ééngezinswoning. Het is een woning waarin drie volwassen generaties samenwonen die niet tot hetzelfde gezin behoren. Dat gegeven wordt het specifieke van de 3Ge-woning.
UNIVERSAL DESIGN Invalshoek & methodiek: Universal Design. Renovatie en uitbreiding van het bestaande gebouw “Home” + de annex “Rotonde” op de welzijnscampus Genk met het oog op de huisvesting van de volledige sociale dienst van het OCMW Genk en het Seniorenbeleid met thuiszorg en campuscafetaria.
DE STUDIEREIS De oefeningen in 3BA-AR zijn steeds gekenmerkt door een sterke stedenbouwkundige component. De studiereizen focussen dan ook op stedelijkheid en landschap in zijn brede betekenis, aangevuld met plaatselijke bijzonderheden. In 2008 was het reisdoel Porto. Ludo Schouterden coördinator 3e Bachelor
18
3GE-WONEN
3BACHELOR
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
SOCIALE WONINGBOUW
—
19
20
UNIVERSAL DESIGN
3BACHELOR
STUDIEREIS
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
21
22
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN 2MASTER
2MASTER
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
23
1. AANPAK
ONTWERPPROCEDURE In de 2de master wordt bijzondere aandacht besteed aan invloeden die uitgaan vanuit de plek, de omgeving of de site en aan de houding die een gebouw moet aannemen t.o.v. de context. Het te ontwerpen gebouw zal deel uitmaken van een eveneens te ontwerpen en welomschreven deel van een stedelijk weefsel. Het belang van een volledige ontwerpprocedure wordt benadrukt waarbij groot belang wordt gehecht aan het conceptueel denken. Belangrijke bagage bij de ontwikkeling van het concept zijn enerzijds de conclusies die de student trekt uit zijn studie van de context en het programma en anderzijds zijn persoonlijke visie. Bij de evaluatie van het eindproduct zullen de geformuleerde conclusies, visie en concept gehanteerd worden als referentie.
CONTEXT De ruime stedelijke context is onderwerp van observatie en analyse. De analyse van de context beslaat naast de basisgegevens van de orohydrografie en de historische betekenis drie verdere onderzoekslagen, nl. de structuur en de ontsluiting, de bestemmingen en het gebruik van vorm en ruimte. De studiecontext wordt welomschreven en relatief beperkt gehouden voor wat zijn ruimtelijke uitgebreid betreft, maar vertoont een grote interne complexiteit. De site zal belangrijke structurerende elementen bevatten die aansluiting vinden met verschil-
lende ontsluitingsniveaus, maar tegelijk zullen de projectgebieden grotendeels blanco zijn. Op landschappelijk vlak zal er eveneens een band zijn met het omliggende gebied. Van de student wordt bij de observatie een grote gevoeligheid verwacht voor de karakteristieken van de plek. In zijn ontwerpargumentaties speelt hij daarop in door te formuleren welke houding het te ontwerpen gebouw en de stedelijke ruimten uiteindelijk moeten aannemen t.o.v. het bestaande. Zijn project zal zich verankeren in de verschillende lagen en schalen. Tijdens de individuele begeleiding en de evaluatie van het project staat de dialoog over het voorgaande steeds centraal.
PROGRAMMA EN VISIE De opdrachtgever is een belangrijke partner in de ontwikkeling van het bouwprogramma, de huidige gebruiker die niet noodzakelijk gelijk is aan de opdrachtgever, is een tweede, de toekomstige gebruiker en de maatschappij als geheel en haar toekomstvisie zijn de derde. De ontwerper diept het programma van de bouwheer uit, interpreteert het, herziet het, toetst het aan gelijkaardige ontwerpopgaven en hedendaags gebruik en betekenis. Hij toets het bijkomend aan toekomstige verwachtingen en bereidt het daar op voor. Dat houdt in dat de programmafase slechts deels kan steunen op parate kennis, en belangrijke aanvulling moet krijgen uit vanuit veelzijdig onderzoek van de gebruiksproblematiek.
24
“Op basis van een aantal afwegingen, conclusies en zijn/haar visie interpreteert de student de opdracht en bepaalt het belang van de diverse wensen en eisen.”
2MASTER
De bestemmingen die de ontwerper in het ontwerp en zijn stedelijk context inbrengt garanderen het herstel of de verdere uitgroei van dat stedelijk weefsel, ze fungeren als een genezende injectie. Het programma wordt niet gezien als een obstakel, maar als een inspiratiebron die de persoonlijke visie van de ontwerper onderbouwt.
CONCEPT De vorming van een concept neemt een sleutelpositie in in het ontwerpproces. Het concept wordt opgevat als een eerste synthetische ontwerpreactie op de totale problematiek. Dat komt niet noodzakelijk tot stand volgens een vaste en logische volgorde, volgens een lineair proces dat slechts tot één mogelijke oplossing leidt. Op basis van een aantal afwegingen, conclusies en zijn/haar visie interpreteert de student de opdracht en bepaalt het belang van de diverse wensen en eisen. Dit leidt tot een concept dat als eerste stap gezien wordt naar het ontwerp. Het concept spreekt zich niet per se uit over de vorm van het ontwerp. Het doet in de eerste plaats uitspraak over het karakter en het idee en geeft een richting voor oplossingen aan. Het concept geeft uitdrukking aan de grondgedachte van een ontwerp, stuurt ontwerpkeuzes en sluit tegelijkertijd varianten uit. Het organiseert bij wijze van spreken de ontwerpkeuzes. Het concept, kan verbaal, schematisch of beeldend zijn. Als dat helder is kan het “tekenen” starten.
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
25
ONTWERP Via een creatief proces evolueert het abstracte concept tot een concreet ontwerp. Dat beperkt zich niet tot een eenvoudig vertaalproces. De student maakt een aantal keuzes en ontwikkelt één of meerdere ontwerpen die getoetst worden aan de door de ruimtelijke analyse en het bouwprogramma gestelde eisen. Daaruit volgen bijstellingen of verwerping van het eerste ontwerp. Bij elke stap wordt vooruit gekeken en beoordeeld of er voldoende marge blijft om onbekendheden op te vangen, of kijkt men terug en controleert of het concept staande blijft. In dit stadium is het afwegen en vergelijken van verschillende mogelijkheden cruciaal. Daarbij zijn studiemaquettes een belangrijk medium. De definitieve vorm van het ontwerp is een uitkristallisering van het concept. Dat handelt niet alleen over de vorm, maar ook over de ruimte, de sferen, de materialen, de texturen, de kleuren, de constructies, het gebruik en betekenis, de ontsluitende relaties en het kan het bestaande eventueel hergebruiken, transformeren of deformeren.
26
“Het gaat er om om een persoonlijke stedenbouwkundige visie en opzet te formuleren op basis van verhoudingen, structuren, behoeften en verbanden vanuit één functiegebied.”
2MASTER
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
27
2. JAAROVERZICHT
Tijdens het academiejaar 2008-09 (?) werd gewerkt rond een scholengemeenschap en een bedrijvensite. De locaties voor beide opdrachten zijn beide hoofdzakelijk braakliggende gebieden aan de rand van bestaande stedelijke weefsels. Het gaat er om om een persoonlijke stedenbouwkundige visie en opzet te formuleren op basis van verhoudingen, structuren, behoeften en verbanden vanuit één functiegebied (scholen of bedrijven). Zoals bij de aanpak vermeld zijn context, programma, visie en ontwerpproces belangrijke aspecten van de werking binnen de ontwerpstudio die tijdens het hele academiejaar in het teken staat van het afstuderen. De opdrachten in het eerste semester rond context, programma, visie en concept vormen het voortraject voor het tweede semester dat het ontwerp omvat. Het ganse jaar wordt daarenboven gekaderd binnen het thema van de identiteit van de architectuur.
1. Context, programma en visie: termijn 8 weken, materieel werk: A3-documenten en studiemaquettes. 2. Concept: termijn 3 weken, materieel werk, A3-documenten en conceptmaquettes 3. Afstudeerproject Met het masterproject toont de student aan dat hij zich heeft ingewerkt in de verschillende aspecten van de architectuur als discipline en dat hij zijn verworven kennis, vaardigheden en inzichten kan omzetten in een visie. De basiscategorieën ruimte, leefbaarheid en beelding behoren tot zijn specialiteit, hij bezit technische, esthetische en organisatorische beroepsvaardigheden. Het project is gericht op zelfstandige beroepsuitoefening, op het formuleren van een persoonlijke opvatting en op het aannemen van een onderzoekende houding. Met het oog op levenslang leren is inzicht in de eigen ontwerpprocessen, probleemoplossend en creatief vermogen, conceptueel denkvermogen en vernuft van cruciaal belang. 4. Evaluatie en honorering Alle stappen in het ontwerpproces worden geëvalueerd en gehonoreerd bij tussentijdse evaluaties en bij de eindevaluatie door in- en externe juryleden. Zij worden als één geheel beschouwd.
Jo Berben, Hugo Roux, Danny Windmolders, Peter Bongaerts en Guy Cleuren docenten — projectbegeleiders
28
2MASTER
—
STUDIO ARCHITECTONISCH ONTWERPEN
—
29
30
—
GASTLEZINGEN
GASTLEZINGEN In het academiejaar 07-08 organiseerde de opleiding architectuur samen met Architectuurwijzer v.z.w. de lezingenreeks MASSA. Architecten en architectenbureaus uit België, Nederland, Engeland en Zwitserland konden hun recent werk voorstellen aan een ruim publiek. Daarnaast leidden ze nog een workshop, MASSA in detail genoemd, voor de masterstudenten van de architectuuropleiding.
COLOFON Ontwerp — Luc Rerren reclame & grafisch vormgever Lettertypes — Trade Gothic Condensed en Berkeley Papier — Bioset 120 g. Druk — drukkerij Paesen © 2008
MEDEWERKERS OPLEIDING ARCHITECTUUR Rob Cuyvers — Departementshoofd burgerlijk ingenieur bouwkunde, stedenbouwkundige Roger Liberloo — Opleidingscoördinator architect, lic. architectuurwetenschappen MASTERSTUDIO Jo Berben — Coordinator — architect 2DE MASTER Guy Cleuren — Coördinator — architect, landschapsarchitect Peter Bongaerts architect, stedenbouwkundige Hugo Roux architect Danny Windmolders architect, stedenbouwkundige 1STE MASTER Maria Leus — Coördinator — architect, master monumentenzorg Luc Deleu — gastdocent — architect, stedenbouwkundige Bart Moors architect Michel Preuveneers architect BACHELORSTUDIO Danny Windmolders — coördinator architect, stedenbouwkundige 3DE BACHELOR Ludo Schouterden — coördinator — architect Bart America architect, interieurarchitect Peter Bongaerts architect, stedenbouwkundige Sylvain De Bleeckere dr. filosofie Jos Delbroek ingenieur-architect Ronald Demeyer architect, dr. architectuurwetenschappen Wilfried Jenzen architect Jan Posen architect 2DE BACHELOR Michel Preuveneers — coördinator — architect Jan Posen architect Hugo Roux architect 1STE BACHELOR Marc Geusens — coördinator — architect Jo Broekx architect Guy Cleuren architect, landschapsarchitect Hubert Froyen architect, master of architecture Jan Posen architect Ludo Schouterden architect Hugo Roux architect
BUREAU BEELDING Piet Verheyden — voorzitter — architect, master monumentenzorg Bart America architect, interieurarchitect Jo Broekx architect Iwert Bernakiewicz architect Jos Delbroek ingenieur-architect Marc Knapen ingenieur-architect Yvonne Knevels industrieel vormgever Fons Vanhoudt architect BUREAU BOUWKUNDE Lut Van den Bosch — voorzitter — burgerlijk ingenieur bouwkunde Didier De Buyst burgerlijk ingenieur werktuigbouwk., dr. toegepaste wetenschappen Jo Dewez jurist Michiel Dusar dr. geologie Marc Knapen ingenieur-architect Robrecht Keersmaekers burgerlijk ingenieur bouwkunde, dr. toegepaste wetenschappen Maria Leus architect, master monumentenzorg Piet Pinxten licentiaat scheikunde Dries Posen architect Walter Niewold jurist Griet Verbeeck ingenieur-architect, dr. toegepaste wetenschappen BUREAU CULTUUR Sylvain De Bleeckere — voorzitter — dr. filosofie Jos Gyselinck lic. geschiedenis, lic. archeologie en kunstwetenschappen Peter Princen architect-stedenbouwkundige Willy Miermans lic. sociologie, verkeerskundige Koen Van Cleempoel dr. cultuurwetenschappen Alida Van Wyck lic. sociologie BUREAU STEDENBOUW Peter Bongaerts — voorzitter — architect, stedenbouwkundige Oswald Devisch ingenieur-architect, dr. toegepaste wetenschappen Willy Miermans socioloog, verkeerskundige Ludo Schouterden architect ONDERZOEKERS Bert Willems — coôrdinator — dr. psychologie Iwert Bernakiewicz architect Sylvain De Bleeckere dr. filosofie Oswald Devisch dr. ingenieur-architect An Dreesen ingenieur-architect, verkeerskundige Hubert Froyen architect, master of architecture Jasmien Herssens architect, licentiaat architectuurwetenschappen Erik Nuyts dr. biologie, dr. wiskunde Ann Peetermans lic. communicatiewetenschappen Peter Princen architect, stedenbouwkundige Jan Vanrie dr. psychologie Karin Van Vlierden lic. psychologie Griet Verbeeck ingenieur-architect, dr. toegepaste wetenschappen Evelyn Verdonck architect Lara Vesentini lic. gezondheidswetenschappen Lieve Weytjens architect
GNIDIELPO RUUTCETIHCRA DEPARTEMENT ARCHITECTUUR Universitaire Campus (gebouw E) 3590 Diepenbeek T 0032 (0)11 24 92 00 F 0032 (0)11 24 92 01
[email protected] http://architectuur.phlimburg;be www.phl.be