Operatie vanwege alvleesklierkanker Algemene Chirurgie
Inhoudsopgave Inleiding Ligging en functie van de alvleesklier Alvleesklierkanker Diagnose en onderzoek Behandeling Operatieve behandeling Na de operatie Mogelijke risico s en complicaties Na de behandeling Leefregels Wanneer moet u contact opnemen Tot slot
3 3 4 5 6 6 8 10 11 11 12 12
2
Inleiding Deze brochure is in eerste instantie bedoeld voor mensen die onderzocht of behandeld worden alvleesklierkanker. De brochure geeft u informatie over de gebruikelijke gang van zaken rond een alvleesklieroperatie. Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan beschreven. Roept deze brochure vragen op over uw behandeling, stel deze dan gerust aan uw specialist en/of huisarts.
Ligging en functie van de alvleesklier De alvleesklier (pancreas) is langwerpig van vorm en ligt bovenin de buikholte. De alvleesklier maakt enzymen en een aantal hormonen aan, waaronder insuline. Enzymen zijn noodzakelijk voor de vertering van voedsel. Hormonen beïnvloeden de stofwisseling, het spijsverteringsproces en het functioneren van de darmen. Zij regelen onder andere hoeveelheid suiker in het bloed.
Er worden aan de alvleesklier drie delen onderscheiden, te weten: de staart, deze ligt links in de buikholte dicht bij de milt en de linkernier; het lichaam of middengedeelte, deze bevindt zich achter de maag; de kop, deze ligt ongeveer in het midden van de buik, onder de lever en tegen de twaalfvingerige darm (duodenum), het eerste deel van de dunne darm). 3
In de alvleesklier loopt van de staart tot de kop een afvoerkanaaltje. Dit kanaaltje mondt uit in de papil van Vater. Deze papil bevindt zich op de kop van de alvleesklier, in de wand van de twaalfvingerige darm. De enzymen die de alvleesklier aanmaakt, komen terecht in het afvoerkanaaltje van de alvleesklier en lopen via de papil van Vater in de twaalfvingerige darm. Daar werken ze mee aan de vertering van het voedsel. De verteringsproducten die zo vrijkomen (onder andere koolhydraten, eiwitten en vetten) worden via de darmwand opgenomen in het bloed. De alvleesklier maakt naast enzymen ook hormonen (waaronder insuline). Dit gebeurt in cellen die in kleine groepjes bijeen liggen: de eilandjes van Langerhans. Deze hormonen worden direct aan het bloed afgegeven.
Alvleesklierkanker Het lichaam is opgebouwd uit cellen die samen verschillende weefsels vormen. Doorlopend worden er nieuwe cellen aangemaakt om te kunnen groeien en om beschadigde of verouderde cellen te kunnen vervangen. Dit gebeurt door celdeling. In de loop der tijd kunnen cellen onherstelbaar beschadigd raken, door blootstelling aan allerlei schadelijke invloeden (zoals roken, verkeerde voeding, alcohol, overmatig zonlicht). Er delen zich meer cellen dan er afsterven, waardoor het evenwicht tussen celgroei en celdood verstoord raakt. Door deze overmatige celdeling ontstaat een tumor (gezwel). Alvleesklierkanker is relatief zeldzaam. In Nederland wordt bij ongeveer 10 op de 100.000 mensen per jaar alvleesklierkanker vastgesteld, vooral bij mensen boven de 40 jaar. In de alvleesklier komen diverse soorten cellen voor, waaruit verschillende typen alvleesklierkanker kunnen ontstaan. In de kop van de alvleesklier komt de tumor vaker voor dan in de rest van het orgaan. Dit type alvleesklierkanker heet pancreaskopcarcinoom. In en rond de kop van de alvleesklier kunnen tumoren ontstaan die niet afkomstig zijn van de alvleesklier zelf. Zo n tumor kan bijvoorbeeld zijn ontstaan in het weefsel van de papil van Vater, van de twaalfvingerige darm of van het onderste deel van de galweg. De meest voorkomende vorm van alvleesklierkanker is kanker van de zogeheten klierbuisjes, adenocarcinoom genoemd.
4
Als een tumor van de alvleesklier groter wordt, kan deze door de wand van de alvleesklier heen groeien. Doorgroei in aangrenzende organen en weefsels is dan mogelijk, vooral in de twaalfvingerige darm, in zenuwen, in de rug en in de buikholte. Rondom de alvleesklier bevindt zich een uitgebreid systeem van lymfeklieren. Naarmate een tumor verder doorgroeit, is de kans groot dat er cellen losraken. Deze cellen kunnen via het lymfevocht (lichaamsvloeistof bestaande uit weefselvocht en witte bloedcellen) in de lymfeklieren terechtkomen en daar uitgroeien tot tumoren. Dit zijn dus uitzaaiingen van alvleesklierkanker in de lymfeklieren. Bij verspreiding via het bloed kunnen er uitzaaiingen ontstaan in andere organen, bijvoorbeeld in de lever of longen.
Diagnose en onderzoek Om tot een alvleesklieroperatie te besluiten moeten eerst de nodige onderzoeken plaatsvinden. Uw internist of Maag-Darm-Leverspecialist bepaalt welke onderzoeken dit zijn. Het doel van deze onderzoeken is te weten te komen waar de aandoening precies zit, wat de aard en de eventuele uitbreiding van de tumor is. Zo wordt er meestal een zogeheten ERCP onderzoek verricht. Hierbij wordt met een dunne, flexibele buis met een kijkertje via uw mond, naar de wand van de slokdarm, maag, twaalfvingerige darm tot aan de papil gekeken. Hierbij worden vaak weefselmonsters (biopten) genomen voor onderzoek. Als dit voor u van toepassing is, ontvangt u hierover aparte informatie. Ook kan er een röntgenfoto met contrastvloeistof van bovengenoemde organen worden gemaakt. Tevens wordt er een CT- scan (soort driedimensionale röntgenfoto) van de buik gemaakt. Hiermee kan beoordeeld worden of de tumor mogelijk ook in andere organen is doorgegroeid en of er uitzaaiingen zijn. Daarnaast is nog meer onderzoek nodig (zoals een longfoto, hartfilmpje en bloedonderzoek) om te kijken hoe uw algemene conditie is. Op grond van de resultaten van deze onderzoeken kunnen de artsen het stadium van de ziekte en hieruit voortkomende behandeling bepalen. Dit is afhankelijk van de grootte van de tumor, de mate van doorgroei in de omringende organen en de aanwezigheid van uitzaaiingen. De stadiumindeling, het type alvleesklierkanker, de plaats van de tumor en uw algehele conditie van de patiënt zijn van belang voor het vaststellen van de behandeling. 5
Behandeling Wanneer een behandeling is gericht op het genezen van een patiënt, wordt dat een curatieve behandeling genoemd. Bij een behandeling bedoeld om de ziekte te remmen en om de klachten te verminderen, spreekt men van een palliatieve behandeling. Deze brochure gaat over de curatieve behandeling van alvleesklierkanker.
Operatieve behandeling Een operatie kan worden uitgevoerd wanneer uit onderzoek is gebleken dat de tumor waarschijnlijk niet is ingegroeid in- of uitgezaaid naar andere organen. Bij iedere patiënt die een operatie moet ondergaan, wordt eerst bekeken of de operatie geen extra gezondheidsrisico's oplevert. Nadat de specialist met u heeft besproken dat een operatie nodig is, wordt u doorverwezen naar de polikliniek voor pre-operatieve screening (POS). Hiervoor is geen afspraak nodig. Op deze polikliniek moet u een vragenlijst over uw medische geschiedenis invullen. Een verpleegkundige stelt u aanvullende vragen over bijvoorbeeld uw gezondheid, medicijngebruik, allergieën, doorgemaakte ziekten en eerdere operaties. Als het nodig is voert een arts een lichamelijk onderzoek uit van hart en longen. Dit is afhankelijk van uw leeftijd en medische geschiedenis. De operatie vindt plaats onder algehele anesthesie (narcose). Als u daar behoefte aan heeft, kunt u een afspraak maken met de anesthesist voor meer informatie. De POS- verpleegkundige legt daarna uit wat u verder nog wilt weten. Als er iets niet helemaal duidelijk is, vraag het dan gerust.
6
De opname Voor een alvleesklieroperatie wordt u een dag vóór de operatie opgenomen op afdeling Algemene Chirurgie. Op de dag van de opname kunt u zich melden aan de balie bij de afdelingssecretaresse. Een verpleegkundige brengt u vervolgens naar de kamer en informeert u over de verdere gang van zaken op de afdeling. Neemt u de medicijnen die u thuis gebruikt mee naar het ziekenhuis.
Voorafgaande aan de operatie Nadat de verpleegkundige u heeft geholpen met het installeren op de kamer, voert deze een aantal controles bij u uit, zoals het meten van uw temperatuur en posslag. Verder bestaat de voorbereiding op de operatie uit het toedienen van een injectie om trombose te voorkomen. Tevens wordt er gestart met injecties die de aanmaak van de sappen van de alvleesklier minderen. Deze injecties krijgt u gedurende zeven dagen 3x daags. Tenslotte komt er nog een laborant bloed bij u afnemen. Voor de nacht krijgt u premedicatie (medicijnen) zoals afgesproken door de anesthesist. U moet vanaf 24.00 uur de nacht vóór uw operatie nuchter blijven, dit wil zeggen niet eten, drinken of roken. Het verwijderen van de tumor in de alvleesklier is een grote ingreep. De diëtiste wordt dan ook voor de operatie om advies gevraagd om zorg te dragen voor een optimale voedingstoestand.
De operatie De verpleegkundige zorgt dat u op de dag van uw operatie s ochtends klaar bent voor de operatie. Zodra u aan de beurt bent, brengt de verpleegkundige u in bed naar de voorbereidingskamer. De operatieassistent haalt u hier op zodra de operatiekamer gereed is. Als dit is afgesproken brengt de anesthesist eerst een slangetje in de rug in voor de pijnstilling, waarna u de narcose via een infuus krijgt toegediend. De curatieve behandeling bij alvleesklierkanker is de zogeheten Whippleoperatie . Hierbij wordt het deel van de alvleesklier waarin de tumor zit, samen met de twaalfvingerige darm, de galblaas en een deel van de galweg verwijderd. Soms wordt ook een gedeelte van de maag verwijderd. De lymfeklieren rondom de alvleesklier worden eveneens verwijderd. 7
Het resterende stuk van de alvleesklier, de galweg en (het resterende deel van) de maag worden weer verbonden met de dunne darm.
De tumor en het omliggende weefsel dat tijdens de operatie wordt verwijderd, worden in het laboratorium onderzocht. Na 1 a 2 weken is de uitslag van dit onderzoek bekend. Deze wordt besproken tijdens de eerstvolgende oncologiebespreking binnen een zogeheten multidisciplinair team , bestaande uit specialisten die met elkaar samenwerken zoals de oncologisch chirurg, de medisch oncoloog en de Maag-Darm-Leverarts. Hierna informeert de afdelingsarts u en uw familie door de afdelingsarts over de ingreep, de uitslag en eventuele nabehandeling.
Na de operatie Na een Whipple-operatie verblijft u meestal een of twee dagen op de afdeling Intensive Care. Zodra uw toestand dit toelaat, wordt u teruggebracht naar de afdeling Algemene Chirurgie, voor verder herstel. Direct na de operatie bent u door een aantal slangen verbonden met apparaten. Dat kunnen zijn: een infuus in de hals voor toediening van vocht en medicatie; een dun slangetje in uw rug voor pijnbestrijding (epiduraal katheter); een slangetje (sonde) in uw neus, dat via de slokdarm in de (resterende) maag ligt en ervoor zorgt dat het overtollige maagsap af kan lopen; 8
een dun, flexibel slangetje via de neus (bengmarksonde) of in de buik (jejunostomiekatheter) voor toediening van voeding; één of meer slangetjes (drains) in uw buik voor afvoer van eventueel bloed en inwendig wondvocht; eventueel één of meer drains in uw longen voor afvoer van eventueel bloed en inwendig wondvocht; een slangetje via uw plasbuis in uw blaas (blaaskatheter) voor afloop van urine. Naarmate u verder herstelt na de operatie, worden al deze hulpmiddelen verwijderd. De wond bevat na de operatie een pleister die de verpleegkundige de eerste dag na de operatie verwijdert. Vervolgens wordt de wond een keer per dag verbonden met een absorberend verband totdat deze droog is. Meestal wordt de wond onderhuids gehecht. Er worden dan pleisters (steristrips) op de huid geplakt die vijf dagen moeten blijven zitten. Soms wordt de wond gehecht met nietjes. Deze worden na de 10e dag postoperatief verwijderd door de verpleegkundige of op de polikliniek. Als de darmperistaltiek hersteld is, wordt geleidelijk aan gestart met voeding. Dit wordt langzaam opgebouwd via heldere vloeistoffen en vloeibare voeding, naar vaste voeding. In het begin kunt u nog niet zulke grote porties eten, waardoor u onvoldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. Het is dan belangrijk dat u op een ándere manier voeding krijgt. Dit kan door een infuus of speciale voedingssonde die tijdens de operatie is ingebracht. Bij een voedingssonde via de neus spreken we van een bengmarksonde. Een alternatief hiervoor is een voedingssonde in de buik, de zogenoemde jejunostomiekatheter. De jejunostomiekatheter zit in de dunne darm (het jejunum) vastgehecht. Deze inwendige hechting lost na zes weken vanzelf op. Aan de buitenkant wordt de jejunostomiekatheter op de huid vastgezet met een huidplaatje. Dit is een siliconen plaatje dat met hechtingen aan de buik wordt vastgezet. Als u weer gewoon kunt eten, worden de jejunostomiekatheter en de hechtingen verwijderd op de polikliniek. De insteekopening van de jejunostomiekatheter (daar waar de sonde de buik in gaat) moet goed worden verzorgd om infectie te voorkomen. Als zich viezigheid rond de insteekopening bevindt, wordt dit door de verpleegkundige verwijderd met een gaasje natgemaakt met kraanwater. 9
Verzorging van de voedingssonde De voedingssonde moet minstens zes keer per dag worden doorgespoten met kraanwater. Dit is om dichtzitten van het slangetje te voorkomen. Het doorspuiten vindt bij voorkeur plaats op vaste tijden en in ieder geval: vóór en na de toediening van een pak sondevoeding; bij elke verwisseling van een pak sondevoeding; vóór en na afloop van toediening van medicijnen via de sonde; bij het afkoppelen van een pak sondevoeding. De verpleegkundige bespreekt de verzorging van de voedingssonde met u.
Mogelijke risico s en complicaties Geen enkele operatie is zonder risico s. Zo zijn ook bij de Whipple-operatie de normale risico's op complicaties aanwezig, zoals nabloeding, wondinfectie, trombose of longontsteking. Bij een nabloeding kan met spoed een nieuwe operatie nodig zijn. Bij een wondinfectie duurt de genezing langer dan normaal en het kan zijn dat uw ziekenhuisverblijf verlengd wordt. Een vervelende complicatie is als er een lek ontstaat in een verbinding van de geopereerde organen. Hierdoor ontstaat een ontsteking in het operatiegebied. Vaak kan de ontsteking van buitenaf onder röntgenbegeleiding gedraineerd worden. Hierbij wordt een slangetje (drain) in de buik gebracht wat het wondvocht opvangt. Door dit slangetje kan het ontstekingsgebied eventueel gespoeld worden. Soms is er toch een nieuwe operatie onder narcose nodig, waarbij de buikholte schoongemaakt wordt. Door de minder goed werkende en/of gedeeltelijke verwijdering van de alvleesklier kunt u een bepaalde vorm van suikerziekte (diabetes) krijgen. Het is niet nodig om een streng suikervrij dieet te gaan volgen. Met medicijnen en door de voeding regelmatig over de dag te verdelen kan het bloedsuikergehalte gereguleerd worden. Uw bloedsuikers worden dan ook regelmatig gecontroleerd gedurende de opname en bij afwijkingen wordt overlegd met een speciale diabetesverpleegkundige.
10
Na de behandeling Als alles goed gaat kunt u meestal binnen tien tot veertien dagen na de operatie het ziekenhuis verlaten. Bij ontslag krijgt u een afspraak mee voor de poliklinische controle. Wanneer u weer helemaal van de operatie hersteld zal zijn, is moeilijk aan te geven. Dat hangt af van de grootte van de operatie en hoe uw conditie vóór de operatie was. Als u weer thuis bent, kunt u merken dat u nog snel moe bent en minder eetlust heeft. Dit kan soms lang duren, variërend van enkele weken tot zelfs enkele maanden. Wanneer u weer helemaal hersteld bent van de operatie is moeilijk aan te geven, dit verschilt van persoon tot persoon.
Leefregels Het is belangrijk dat u zich thuis zo goed mogelijk houdt aan de onderstaande leefregels: Douchen/ baden: U mag kortdurend douchen, vanaf de 2e dag na de operatie, ook met hechtpleisters. Baden en zwemmen mag zodra de wond genezen is. Fietsen: De eerste vier tot zes weken moet u het wat rustiger aan doen vanwege de wondgenezing, hierna heeft u geen beperkingen. Autorijden is mogelijk zodra u zich weer hiertoe in staat voelt. Medicijnen: Pijn verdwijnt meestal binnen enkele dagen. Een milde pijnstiller als Paracetamol kan goed helpen. Neem geen andere pijnstillers dan Paracetamol, maar overleg altijd eerst met uw huisarts. Voeding: Om op gewicht te blijven is het belangrijk dat u voldoende voedingsstoffen binnen krijgt. De diëtist kan u eventueel hierbij adviseren. Sporten/ lichamelijke activiteit: Gedurende vier tot zesweken moet u het wat rustiger aan doen in verband met de wondgenezing, hierna heeft u geen beperkingen meer. Werken : Het ongemak en eventueel pijn bepalen het tijdstip van uw werkhervatting. Wondverzorging: Een nieuw verband is alleen nodig als de wond nog doorlekt. U mag de hechtpleisters na vijf dagen zelf verwijderen.
11
Wanneer moet u contact opnemen? Het is belangrijk om bij de volgende verschijnselen contact op te nemen met uw behandelend specialist via de polikliniek Algemene Chirurgie, telefoonnummer 040- 239 7150, of met uw huisarts: bij nabloeding, roodheid, zwelling of koorts; bij benauwdheid of pijn bij de ademhaling.
Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze brochure, stel ze gerust aan uw behandelend specialist en/of huisarts. De chirurgen die zich in het Catharinaziekenhuis met alvleesklierkanker bezighouden zijn: Dr. I.H.J.T de Hingh en Drs. J. Smulders. Zij zijn bereikbaar via telefoonnummer 040-2397 155. Een afspraak kunt u maken op de polikliniek via telefoonnummer 040-239 7150. Daarnaast kunt u terecht bij regionale en landelijke organisaties voor verdere informatie: Voorlichtingcentrum KWF ( Koningin Wilhelmina Fonds) Kanker Bestrijding: 0800-0226622 IKZ (Integraal Kankercentrum Zuid): 040-297 1616 Stichting Doorgang (Patiëntenvereniging voor mensen met een vorm van kanker in het spijsverteringskanaal): 020-570 0545.
© Catharina-ziekenhuis Michelangelolaan 2 Postbus 1350 5602 ZA Eindhoven 040 - 239 9111 Patiëntenvoorlichting Chi/Operatie vanwege alvleesklierkanker/02-09-2010
12