Openheid op innerlijkheid
(Nieuwjaar 2008)
TEKENEN DE TIJDS? Goede vrienden, vorig jaar eindigde ik mijn nieuwjaarswoordje met een relaas over Tony en zijn ervaring tijdens een verblijf van veertig dagen in een Benedictijnerabdij, voor het BBCprogramma The Monastery. Ik wil er dit jaar opnieuw bij aansluiten. De abt, Christopher Jamison (u weet wel, die van de zegenspreuk), heeft sindsdien een boek geschreven dat ook in het Nederlands vertaald is, Levenslessen van een abt (Lannoo). In het Voorwoord zegt hij o.a.: “Het beeld van monniken die aandachtig en behulpzaam reageren op de problemen van gewone mensen, betekende een verrassing voor miljoenen kijkers, die ervan uitgingen dat monniken niet meer „van deze tijd‟ zijn…. Tot ieders verrassing trok The Monastery drie miljoen kijkers en werd het zowel door critici als door het publiek zeer positief ontvangen. In de maand na de eerste uitzending werd de website van de abdij van Worth 40.000 keer bezocht en in diezelfde periode meldden honderden mensen zich aan voor een retraite op Worth. De mensen die hier op retraite kwamen – zo gaat de abt verder - , hebben tot op zekere hoogte de verschijning van dit boek uitgelokt. De voornaamste inspiratiebron waren degenen zonder godsdienstige achtergrond. Ze vormen een nieuwe generatie mensen die het geloof niet de rug hebben toegekeerd, maar voor wie godsdienst een gesloten boek is of, zoals één van hen zei, „niet meer dan een goede bron voor grappen‟… Mensen willen van ons leren en zeggen ons dat onze manier van leven waardevol is, niet alleen voor onszelf maar ook voor hen.” Goede vrienden, er lijkt iets te evolueren, in West-Europa. Vorige week nog was in het Friesch Dagblad het volgende te lezen: “Er is een periode geweest waarin geloof en geloven achterhaald waren. Er werd veel geschamperd op mensen die zo dom waren om nog te geloven in de betekenis van het christelijk geloof. En wie nog in een persoonlijke God geloofde, die was eigenlijk niet meer te redden voor het gezonde verstand… Langzamerhand raakt die generatie uitgepraat. Hun kinderen luisteren niet meer naar de bekende praatjes. Omdat die hen vervelen, of omdat ze zelf dingen ontdekt hebben in hun leven en/of in het geloof die spannend zijn. Er groeit een generatie op die kan leven zonder het verwrongen verleden van hun ouders, en die eerder worstelt met de onvolwassenheid van hun ouders dan met het geloof van mensen die ze om zich heen zien. De generatie die kinderen opvoedde met als motto „je leeft maar één keer‟ en „alles moet kunnen‟, krijgt op haar beurt de verwijten naar het hoofd geslingerd. De blije, ongebonden vrijheid heeft gaten laten vallen in het zelfbeeld van de kinderen. Ze hebben een vast punt gemist waarvan ze wisten dat het er altijd zou zijn. Ze hebben grenzen gemist, waardoor ze de weg zijn kwijtgeraakt. Ze hebben gezien hoe plat de wereld wordt - en de mensen die er op wonen - als er niets méér is dan wat voorhanden is. Ze dragen de pijn met zich mee van het onbeschermd zijn tegen de impulsen van alles wat zich aandient in relaties, in vriendschappen. De zogeheten idealen van de ouders over „het maken van de wereld‟ zien ze in hen verworden tot laffe zelfgenoegzaamheid, cynisme en platte luxe”. Het viel ook Peter Vandevijvere op toen hij vorige week boven zijn opiniestuk van Tertio de titel plaatste: „Geloofstaboe taant‟… Hij schreef daarbij – en ik citeer: “Twee vooraanstaande figuren uit de internationale politiek legden in de aanloop naar het nieuwe jaar een opmerkelijke geloofsbelijdenis af. De Franse president Nicolas Sarkozy sprak tijdens een bezoek aan het Vaticaan de overtuiging uit dat katholieken een actievere rol in het publieke leven moeten spelen omdat geloof „betekenis‟ verleent aan het leven. "Frankrijk is in het christendom geworteld," zei Sarkozy ook. En de voormalige Britse premier Tony Blair deed officieel de overstap naar de katholieke kerk. Twee zeer verschillende verhalen met niettemin één gemeenschappelijke plot: geloof is
niet louter een privé-, maar ook een maatschappelijke aangelegenheid. West-Europese politieke leiders kunnen het zich blijkbaar opnieuw permitteren om vrijer, opener en positiever met geloof om te gaan.”
GELDT DIT OOK VOOR VLAANDEREN? Er zijn hier en daar tekenen die er op wijzen, dat ook Vlaanderen aan het evolueren is. Blijkbaar is het grote taboe doorbroken. Hier en daar kàn het reeds dat woorden als „spiritualiteit‟, „religiositeit‟, „geloof‟ niet weggehoond worden. Het politiek correcte spreken wordt hier en daar reeds doorprikt. Men knipt het niet meer weg in een of ander tvprogramma. VB‟s kunnen het zich reeds permitteren (alsof de wind gedraaid is)… zij kunnen het zich reeds permitteren om iets over dié dimensie van hun leven te lossen. Zo was ik verbouwereerd toen ik op een avond – mijn vooringenomenheid t.o.v. Rik Torfs overwinnende – toch maar naar zijn avondprogramma Nooitgedacht keek en een SIEGFRIED BRACKE hoorde vertellen hoe hij (en de VRT-redactieploeg) als bij de grondgenageld zaten te kijken naar de begrafenis van paus Johannes-Paulus II, meer bepaald ging hij in op het beeld waarop de litanie van alle heiligen gezongen werd. Hij wijdde uit en zei dat hij een religieus mens was die – akkoord, niet kon geloven omdat dit „rationalistisch‟ niet echt kan – maar die zich eigenlijk thuis voelde in die werkelijkheid. Achteraf heb ik op internet nog tevergeefs gezocht of ik daar iets van kon terug vinden, helaas … Maar hoe dan ook, los van de vraag of dit voor Siegfried Bracke al of niet waar is en los van de vraag wat hij zich bij dit alles ook voorstelt, het feit alleen dat dit nu op VRT kan gezegd worden, dat dit blijkbaar niet langer onder het politiek correcte „verbod‟ valt, dit feit is voor mij een signaal dat er misschien op wijst dat ook in Vlaanderen de puberteit van de autonome, liberale, rationalistische verlichtingsmens achter de rug ligt… Zelfs De Standaard kon zich in zijn reeks De naakte mens permitteren om aan bekenden ook het item „bid je soms?‟ voor te leggen. Nogmaals, los van de antwoorden, is het relevant dat de vraag gesteld wordt. Zo citeer ik even JAN HOUTEKIET. Hij zegt daarin: “Geloven is tegenwoordig bijna een revolutionaire daad. Ik loop er niet dagelijks over te mijmeren, maar ik durf te erkennen dat ik er vatbaar voor ben, dat ik een soort poort heb die dat binnenlaat. Het brengt rust. Ik kan me vinden in veel van de christelijke waarden. Elkaar graag zien en het goede doen: iemand mag me eens komen uitleggen wat daar mis mee is. En in diezelfde reeks hoor ik SIGRID SPRUYT zeggen: “Ik bid niet, omdat ik vrijzinnig ben opgevoed. Vroeger was ik tamelijk militant ongelovig. Godsdienst is waanzin, was mijn standpunt. Nu denk ik dat godsdienst dient om de waan en de waanzin van de dag te overstijgen. Om iets meer te bieden, iets wezenlijkers, iets van een groter belang, wat verder gaat dan het eigen ik. Naarmate je ouder wordt, ga je meer het wezenlijke van alles inzien. Terwijl je vroeger verloren liep in de dingen en de gebeurtenissen, ga je onderkennen dat het daar allemaal niet om gaat…. Godsdiensten zijn half gelukte en half mislukte pogingen om te grijpen naar dat grotere geheel. Maar het zal altijd een mysterie blijven. Alle godsdiensten zijn probeersels. Niet méér dan dat, want het groter geheel is per definitie onkenbaar.” En nog zo een authentiek getuigenis, uit een ander artikel, vorig jaar in De Standaard. Een interview met WIM OPBROUCK: "Twee jaar geleden stierf ten huize Opbrouck de hamster Toulouse. Groot drama. Dochterlief in tranen, ontroostbaar. Mijn vrouw zegt: regel Jij maar de begrafenis. Tja. Ik heb dat beestje in een kartonnen doos gelegd. Met een beetje zijdepapier eromheen in de tuin in de grond gestopt. Ik zeg tegen mijn dochter: laat ons maar een kruisje timmeren, dan is alles voorbij. Nee, zegt ze, wij zijn toch ongelovige mensen? Laat ons dan een gedenkteken met je schelpen maken, suggereer ik. We doen dat. We knielen. Bidden doen we niet. Maar met dat ritueeltje lijken leven en welzijn van Toulouse toch afgerond. Weken later zit Marthe oprecht te huilen in haar bed. Ik vraag wat er scheelt. Waar zou
de hamster nu zijn? In de hamsterhemel, probeer ik. De hemel bestaat niet, schreeuwt ze. Ik wist het ook niet meer. Maar ik dacht vanbinnen wel: konden we nu maar bidden. Samen iets zeggen over sterven, verrijzen en het leven na de dood, ook voor dat beestje. Maar daar stond ik als vader, zonder antwoord. Behalve dat ik het ook niet weet. Wat wel een eerlijk antwoord is, akkoord. Maar het biedt zo weinig troost." Goede vrienden, nogmaals het is er mij niet om te doen deze geciteerden te recupereren, laat staan hun uitspraken als geloofsuitspraken te interpreteren; wel wil ik wijzen op de mogelijkheid dat ook in Vlaanderen iets aan het veranderen is … Denk trouwens ook even aan de programmareeks van De weg naar Mekka, waarin JAN LEYERS zich desgevraagd aan zijn Marokkaanse gesprekspartners het volgende laat ontvallen - nee, niet echt „laat ontvallen‟ maar echt „zegt‟: “Ik ben christen". Al zei hij het geloof van zijn jeugd allang vaarwel; hij meende het wel… Leyers had trouwens nog opmerkelijke inzichten in petto. De zanger, die zijn eerste elektrische gitaar bespeelde in de jeugdmis van Kontich, vindt nu dat heel het Tweede Vaticaans Concilie (hij bedoelt de liturgiehervorming) een grote vergissing was. “Die beatmissen – zo zegt hij in een interview – die beatmissen vonden jonge mensen toen wel leuk, maar uiteindelijk werd heel de sfeer van mysterie en heiligheid uit de kerk gebannen. Als ik nog eens in een kerk kom, kan het niet klassiek genoeg zijn. Voer het Latijn, het gregoriaans en de wierookweer in, en de kathedralen lopen weer vol.” Of … hoe de tijden veranderen. Terwijl onze kerk zweert bij bescheidenheid en gebukt blijft onder de lasten van het verleden, zegt de bijna vijftiger: “Voor mij – dixit Leyers - mogen katholieken gerust wat assertiever zijn. Als je in iets gelooft, dan zeg je toch ook niet dat het tegendeel misschien ook waar kan zijn." En op de vraag van de intervieuwer of het geen tijd wordt om tv-kijkend Vlaanderen ook eens een reis door het christendom te laten maken, antwoordt hij: “Daar zeg je wat! Mijn jongste dochter van tien wist niet dat Sint-Willibrordus en SintRochus 'heiligen' worden genoemd. Maar de ramadan en het suikerfeest kent ze wel. Die culturele ontbossing is een groot probleem. Je hoeft voor mijn part niet te geloven, maar je hoort wel te weten wat de kruisafneming' is." Ik weet wel, Jan Leyers spreekt hier over „christen-zijn‟ in de betekenis van „cultuurchristen‟. Goede vrienden, hierop wil ik eigenlijk een beetje verder ingaan.
WIE IS CHRISTEN? Rekening houdende met wat ik binnen in mij en rondom mij zie en ervaar – stel ik mezelf de vraag: „Wie is christen?‟, wie mag zich „christen‟ noemen? Vanuit eerlijke overtuiging luidt mijn antwoord dan allereerst: “Christen is: al wie het christelijk project genegen is, dit feitelijk ondersteunt, er wil voor opkomen”. Concreet bedoel ik met „christelijk project‟: het project van de evangelische Zaligsprekingen, van wat Jezus „het Rijk Gods‟ noemt. Dit christelijk project concretiseert zich voor velen – ook vandaag nog - in de „christelijke cultuur‟, het waardendiscours. Velen onderschrijven dit, geven dit zelfs door aan hun kinderen, ook al is hen het christelijk godgeloof onbekend; of beter: al zijn ze „onervaren‟ in het godgeloof. In vele opvoedingsprojecten van onze scholen vinden we iets dergelijks terug: zij willen hun „christelijke inspiratie‟ waarmaken door kennis en liefde voor het „Rijk Gods‟-project bij te brengen/op te wekken, alsook door ontvankelijke persoonlijkheden te beogen (waarin Gods Geest kan werken). „Christenen‟ zijn voor mij dus allereerst: mensen die geloven in dit christelijk project, in het „Rijk Gods‟-project. Vanuit kerkelijk standpunt hebben we nogal de neiging om die „christelijke cultuur‟ aan het (vrijzinnig) humanisme over te laten, door al te star en allesbepalend te formuleren dat een christen gelooft in „God: Vader, Zoon en Geest‟, zodat elkeen die deelgenoot wil zijn aan dit
project, het ondersteunt en doorgeeft, maar niet godgelovig is, zich gemarginaliseerd weet en zich niet meer „mag‟ erkennen als christen. Natuurlijk zal een christelijk project niet lang overleven zonder christen „godgelovigen‟. En in die zin begrijp ik ook in het jongste Tertio-nummer, de kritische bijdrage van GUIDO VAN HEESWIJCK. “Is het probleem van een katholieke school vandaag niet vooral – zo stelt Van Heeswijck - dat bij haar leerlingen de kern van de christelijke boodschap onbekend en onbemind is geworden, omdat zij de dilemma‟s van deze tijd steevast uit de weg gaat en de laatste vragen daarover niet meer hardop durft te stellen?... Juist daar zit het heikele punt. Niet alleen op hun zoektocht naar de levende God, maar op hun zoektocht naar een zinvol leven „tout court‟ komt iedere jongere nu eenmaal dat soort vragen tegen. Door die vragen uit de weg te gaan, ontnemen we jongeren kansen om zich levensbeschouwelijk te ontplooien en gaan we als volwassenen een deel van onze verantwoordelijkheid uit de weg.” Ik kom terug op wat ik zo even zei (vóór dit Van Heeswijck-citaat), nl. dat een christelijk project niet lang zal overleven zonder christen „godgelovigen‟. Na mijn pleidooi voor de waardering van de cultuurchristen, wil ik dus evenzeer dit aspect beklemtonen en beamen: dat een christengelovige mens „gelooft‟ in „God, de Vader - en in Jezus Christus, de Zoon - en in de heilige Geest‟. „Geloven‟ is: zich met hart en ziel en al zijn krachten (dus ook intellectueel) toevertrouwen. Dit „zich toevertrouwen‟ doet men op basis van vertrouwen in geloofsgetuigen (vader, moeder, grootouders, leerkrachten, priesters, religieuzen… boeken, filmen, documentaires…). Maar dit is bijzonder precair zolang de mens niet een of andere „godsgeloofervaring‟ mag ontvangen, in een flits – maar desondanks ervaring – in een gebeuren, een proces, een groeien ..., maar desondanks steeds nauwkeurig als „ervaring‟ te bepalen moment. Bij „mystici‟ is het meer dan een flits; het is een toestand, voorbijgaand maar alleszins méér dan een levensflits. In welke vorm dan ook, die ervaring is overweldigend, allesbepalend: de kijk op de dingen wordt fundamenteel anders, dieper, voller. Vanuit die ervaring leeft men verder, uitziend naar die uiteindelijk alles vervullende ontmoeting. Die ervaring (hoe vaag of „eventjes‟ ook), die ervaring is zo intens dat het de mens zekerheid geeft dat de Blijde Boodschap „waar‟ is, dat men zich niet toevertrouwt aan een illusie, aan een droom, aan een behoeftebevrediging, een vaag iets…, maar aan een levenwekkende God: Vader, Zoon en Geest. Uiteindelijk is die „ervaring‟ een geschenk, een genade van godswege, eigenlijk niet het resultaat van „vrije keuze‟. Vandaag wordt dit nogal dikwijls aldus danig voorgesteld: christen-zijn is een „keuze‟ tussen allerlei alternatieven … Men kan - in het beste geval - wel kiezen tussen allerlei levensprojecten, maar niet voor het godgeloof; dit laatste is „genade‟! Men kiest geen geloof, wel een levensproject. Uiteindelijk is „geloven‟ zuiver genade (mysterie van Gods liefde). Maar de mens dient wél ontvankelijk te zijn, open. Hier ligt zijn opdracht, zijn vrije wil, zijn verantwoordelijkheid; hier kan hij keuzes maken. Die levenshouding kan wél (aan)geleerd, (in)geoefend worden. Hier ligt dan ook een didactisch pedagogische taak voor het onderwijs! Door echter al te beslissend het waardendiscours af te wijzen als eigenlijk „niet ter zake‟, geven we het christelijk project in handen van het (vrijzinnig) humanisme en wijzen we mensen af die het christelijk humanisme genegen zijn maar – in eer en geweten – zeggen dat zij niet godgelovig zijn (omdat er – bij hun weten - in hun ervaring niets van godervaring is).
ONDERWIJS VANUIT CHRISTELIJKE INSPIRATIE Goede vrienden, ik vertel u dat vandaag, om u te laten delen in mijn bekommernissen betreffende het onderwijs. U bent immers één van mijn directe medewerkers binnen het vicariaat. Ik hoop derhalve dat mijn zorg tevens uw zorg mag zijn.
Graag verwijs ik naar een fragment uit de homilie van KARDINAAL DANNEELS, n.a.v. de viering van 50 jaar VSKO + de Franstalige tegenhanger SNEC. De kardinaal stelde de vraag: “Hoe kijken we in geloof naar verleden, heden en toekomst van het katholiek onderwijs?” Rekening houdende met de context waarin de homilie werd uitgesproken, is het antwoord van de kardinaal ongetwijfeld ook van toepassing voor het katholiek godsdienstonderricht binnen de andere netten … “Het gaat om de mens: om het voortzetten en ontwikkelen van een mensentype dat we „christen‟ noemen. We willen het christelijke visioen over de mens opnemen, meedragen en doorgeven. De katholieke school wil inderdaad een bijzonder type mens behartigen, redden en uitdragen, boven het gewoel van het tijdsbestel waarin we leven. Niet alleen de christen is immers in gevaar; het is „de mens‟ die in de verdrukking raakt. Maar welke mens dan wel? Het mensbeeld dat het christendom huldigt en uitdraagt is eerst en vooral dat van een mens die de zin blijft cultiveren voor de wereld van het onzichtbare en voor de Onzichtbare zelf, God; voor wat men heeft genoemd: het mysterie. In een tijd waar alles gemeten en gekwantificeerd en gerationaliseerd wordt, is het goed dat een stem – die van het christendom – blijft zeggen, Pascal achterna: dat de mens de mens oneindig te boven gaat: „L‟Homme dépasse infiniment l‟homme‟. Wat is die christelijke mens nog meer? In een tijd waar alles gerationaliseerd, gerendabiliseerd en op zijn productiviteit en efficiëntie wordt beoordeeld en ingeschat, is het nodig dat de christenen een mensbeeld doorgeven en ontwikkelen, gekenmerkt door zin voor ontvankelijkheid, gratuïteit, aanspreekbaarheid en kwetsbaarheid. Een mens die liever „geeft‟ dan „neemt,‟ liever „schenkt‟ dan „opeist‟, liever „luistert‟ dan „praat‟. Een mens ook die begaafd is met die heel eigen wijze van kijken, van verwachten en van handelen, die de naam draagt van geloof, hoop en liefde. „Geloof‟ dat zijn menselijke kennis voortstuwt tot over horizon van het zichtbare, „hoop‟ die steunt niet alleen op eigen krachten, maar op de beloften Gods en „liefde‟ die de andere niet benadert met de vraag „wat krijg ik?‟, maar met het aanbod „wat geef ik‟? Waar het aanbod de vraag voorafgaat en overstijgt. Nee, Jezus is niet meer uit de geschiedenis weg te denken, de christenen ook niet. Alleen daarom al moeten we het voortzetten en eraan werken. Anders gaan we een andere beschaving binnen met een ander mensbeeld. En we worden een geheugenloze mensheid. Het is een zaak van beschaving en niet alleen van kerstening.”
DE BOODSCHAP VAN KERSTMIS VERDER DRAGEN Beste vrienden, tot besluit dank ik u allen voor de kerst- en nieuwjaarswensen en ik wil u evenzeer in uw persoonlijk en familiaal leven vreugde en voorspoed toewensen. Professioneel gesproken hoop ik dat wij allen onze taak voor het onderwijs verder begeesterend oppakken, met als bijzondere uitdaging het waarmaken van de leerzorg, de zorg voor élke jongere, maar ook voor alle medewerkers binnen ons onderwijs. In de loop van het vorige jaar zag ik op de studiedagen voor directies van het basisonderwijs, in Houffalize, een film, „Les Choristes‟ … Het is 1948. In het jongensinternaat Fond-de-l‟Etang („bodem van de vijver‟) wordt Clément Mathieu benoemd tot surveillant. Het internaat wordt gerund door Rachin, een man die houdt van orde en tucht. Om de leerlingen onder de duim te houden, hanteert hij strenge maatregelen onder het motto „actie = reactie‟, dwz: iedere ongewenste actie van de leerlingen kan rekenen op een onevenredige, soms bijna onmenselijke reactie van de schoolleiding. Mathieu is hierdoor geschokt. Hij is ervan overtuigd dat de arme jongens op andere manieren op het rechte spoor te houden zijn. Op één enkele uitzondering na, zijn het geen slechte jongens. Het zijn bijna allemaal wezen of in elk geval kinderen die thuis geen veilig en zorgzaam leven hadden. Mathieu ziet voor deze jongeren nog hoop. Hij krijgt hun vertrouwen
doordat hij enkele malen weet te voorkomen dat er weer een onredelijke straf wordt uitgedeeld. Daarnaast besluit hij de jongens te betrekken bij zijn grote passie …, de muziek. Mathieu deelt zijn klas in als een jongenskoor en gaat met ze aan de slag. Rachin ziet hier geen heil in, maar hij houdt Mathieu ook niet tegen. Na een aarzelende start krijgt Mathieu de jongens inderdaad aan het zingen. Hij slaagt er in tot ze door te dringen en ze iets te geven waar ze enthousiast over kunnen zijn en vol overgave aan kunnen meedoen. De enige die niet mee lijkt te willen doen is Pierre Morhange. Bij toeval ontdekt Mathieu echter dat Pierre over een uitstekende zangstem beschikt, maar bang is om deze in de groep te laten horen. Wanneer Mathieu ook Pierre bij de groep weet te betrekken ontstaat er een heus jongenskoor, met een indrukwekkende solist, „Les Choristes‟. Natuurlijk staat de film bol van de clichés en zijn de personages veelal karikaturen. Menig leerkracht of pedagoog zal zich achter de oren krabben bij het zien van het gemak waarmee het „zooitje ongeregeld‟ verandert in een getalenteerd en volgzaam kinderkoor … Maar ach, het is als een sprookje, misschien wel naïef. Ik hoop alleen maar dat de beelden die ik tot slot ophaal, u toch even doen dromen, vertederen. De achtergrondmuziek verwijst nog even naar de kersttijd. Ons mensenwerk in het onderwijs ligt trouwens in het verlengde van wat christenen met kerstmis vieren: “verschenen is de goedheid en de mensenliefde van onze God” (Titus 3,4). Pueri concinite, nato Regi psallite, voce pia dicite: apparuit, quem genuit Maria. Sunt impleta quae praedixit Gabriel: eia, eia, Virgo Deum genuit, quem divina voluit clementia. Hodie apparuit, apparuit in Israel: ex Maria Virgine natus est Rex, Alleluia.
Zing samen, kinderen, prijs onze pasgeboren Koning, spreek met vrome klanken: Hij is zichtbaar geworden, door Maria ter wereld gebracht. Wat Gabriël voorspeld heeft, is uitgekomen: ja, de Maagd heeft God tot leven gewekt. Want goddelijke goedheid heeft Hem gewenst. Vandaag is Hij zichtbaar geworden, Hij is zichtbaar geworden in Israël: uit de Maagd Maria is onze Koning geboren, Alleluia!
Nog een toemaatje. Een filmpje dat vermoedelijk de wereld rondging. Paul Pott, voorheen een onbekend iemand, wordt plotseling een „ster‟. Ik vraag uw aandacht niet zozeer voor de figuur waarom het te doen is, maar vooral voor de houding en de ogen van de juryleden … Je ziet zo – van zodra de onbekende eigenlijk een mal figuur slaat omdat hij zegt dat hij „opera‟ gaat zingen – je ziet zo de begrijpelijke vooringenomenheid van de juryleden: „wat komt die hier zoeken?‟. En dan de begrijpelijke meelijwekkende toestemming: „ja, ga je gang maar!‟ … Let dan eens op die jury, hun ogen, hun lichaamstaal; een klein wonder! Moge dit een beetje de metafoor zijn van de wijze waarop wij in onderwijs staan!
Recente producties: 1 2 3
NTGent, “Kamp Jezus – Verhef jezelf!”, eerste grote zaalproductie van acteursgroep Wunderbaum. Theatermonoloog “Missie”, van David Van Reybrouck. Vertelevocatie “Petrus, de rots op de weg?” , door Geert Fierens.