Bijlage 1 bij het Ministerieel Besluit van xx december 2011 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun voor projecten ter bevordering van het ondernemerschap
Oproep 1 ‘Nieuw Industrieel Beleid’ Nieuwe Fabriek voor de Toekomst Transformatietrajecten / open productie concepten
HANDLEIDING
Uiterste indieningsdatum: 16 maart 2012 om 12u
Vlaamse Overheid Agentschap Ondernemen Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Team Ondernemerschap Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel
[email protected] www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap
Inhoudsopgave Inhoudsopgave....................................................................................................................................................... 1 Inleiding ................................................................................................................................................................. 2 1
2
3
Doelstellingen ................................................................................................................................................. 4 1.1
Specifieke doelstellingen ......................................................................................................................... 4
1.2
Algemene beleidsdoelstellingen .............................................................................................................. 9
De indiener en de aanvraag .......................................................................................................................... 9 2.1
Wie kan een project indienen? ................................................................................................................ 9
2.2
Wat wordt er verstaan onder onderneming? ......................................................................................... 10
2.3
Wat wordt er verstaan onder entiteit? ................................................................................................... 10
2.4
Wat wordt verstaan onder een publieke actor? ..................................................................................... 10
2.5
Wie kan een subsidie aanvragen? ......................................................................................................... 11
2.6
Hoe kunt u een aanvraag indienen en wanneer ? ................................................................................. 11
Selectie .......................................................................................................................................................... 12 3.1
Ontvankelijkheid van de aanvragen ...................................................................................................... 12
3.2
De beoordelingscriteria ........................................................................................................................ 13
3.3
De mondelinge toelichting voor een jury .............................................................................................. 16
3.4
Rangschikking van de aanvragen .......................................................................................................... 16
3.5
Toekenning van de subsidie................................................................................................................... 16
4
Maximale subsidie en looptijd van de projecten ...................................................................................... 16
5
Projectbegroting .......................................................................................................................................... 17
6
Wettelijk kader ............................................................................................................................................ 20
7
Informatie en contactpersonen .................................................................................................................. 20
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
1
Inleiding De oproep „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst‟ van het Agentschap Ondernemen kadert in het Nieuw Industrieel Beleid van de Vlaamse Regering en geeft steun aan projecten via een wedstrijdprocedure. Als die projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest, in ruil voor de steun, de resultaten en concepten gebruiken voor de verdere ontwikkeling van haar beleid. Op 27 mei 2011 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het Witboek Nieuw Industrieel Beleid (NIB) en begin juni werd het Agentschap Ondernemen aangeduid als trekker van de pijler „Nieuwe Fabriek voor de Toekomst (FvT)‟ als onderdeel van dit NIB. Met de FvT wil het NIB een productiviteits– en concurrentie-offensief inzetten, via tal van transformatietrajecten, uiteraard in een optimale samenhang, synergie en onderlinge complementariteit, en stuk voor stuk met eigen duidelijke doelstellingen. Als basiskader voor deze oproep geldt het Witboek „Een Nieuw Industrieel Beleid voor Vlaanderen‟. De „conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen‟, vormt een tweede referentiedocument. Het witboek wijst uitdrukkelijk op de noodzaak van een transitie van het industriële groeimodel naar een duurzamer groeimodel onder druk van globale maatschappelijke uitdagingen. De omschakeling naar de Nieuwe Fabriek voor de Toekomst wordt als één van de pijlers van dit transitiegebeuren naar voor geschoven, waarbij de Vlaamse Regering op hoofdlijnen 4 strategische doelstellingen nastreeft: samenwerking in de waardeketens open innovatie slimme specialisatie generatie van lead - plants Het invullen van deze strategische keuzes loopt over een set van operationele doelstellingen, met enerzijds vertrekkend vanuit een economische invalshoek: het realiseren van transformatietrajecten economische en technologische visievorming en marktverkenning roadmapping op maat aanpassen van bestaande en ontwikkelen van nieuwe businessmodellen het creëren en aantrekken van nieuwe bedrijven oprichten van „new technologies based firms‟ genereren van spin-offs én spin-outs aantrekken van buitenlandse bedrijven en lead - companies en anderzijds technologisch/kennis gedreven: het inzetten van Key Enabling Technologies (KET) ICT als rode draad doorheen het transformatieproces cleantech in functie van vergroening van de economie punctuele expertise het aanbieden van open productie concepten infrastructurele voorzieningen zoals testfaciliteiten, living labs, upgrading faciliteiten voor gebruik door derden,… beheersmodellen en –structuren voor deze common pool resources Het Agentschap Ondernemen voorziet om binnen het beschikbare wettelijk kader volgend instrumentarium aan te reiken om concreet vorm te geven aan de vooropgestelde operationele doelstellingen, al dan niet via open oproepen tot het indienen van voorstellen ter zake: Ondersteunende acties Studies Ervaringsuitwisseling Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
2
Individuele of collectieve gerichte bedrijfsbenaderingen Demonstratie
open innovatie
samenwerking in waardeketens
nieuwe bedrijven
transformatietrajecten
technologisch open productie concepten
instrumentarium
generatie lead plants
economisch
Key Enabling Technologies (KET)
1
FvT slimme specialisatie
operationele doelstellingen
strategische doelstellingen
Onderstaand schema geeft een samenvattend globaal positioneringskader voor NIB/FvT projectoproepen en initiatieven weer.
* demonstratie * gerichte bedrijfsbenadering * ervaringsuitwisseling * innovatief procurement1 * studies * ondersteunende acties
Complementair hieraan zou ook door andere agentschappen (bv.IWT) hun instrumenten, zoals innovatief procurement, kunnen ingezet worden.
Het Agentschap Ondernemen wil met voorliggende oproep de aangegeven strategische doelstellingen operationaliseren en komt daarmee tegemoet aan het beleidsaccent „Nieuw Industrieel Beleid‟ van de Vlaamse Regering en van minister-president Kris Peeters in het bijzonder. Deze oproep wordt gelanceerd in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap. De specifieke thema‟s voor deze oproep zijn “Transformatietrajecten” en “Open productie concepten (beheerscomponent)”. Voor elk van beide thema‟s wordt voorzien in de mogelijkheid van 4 types van projectvoorstel. Dit wordt verder verduidelijkt in deze handleiding die als bijlage 1 bij het ministerieel oproepbesluit is gevoegd. Het is de bedoeling via gesubsidieerde projecten ondernemers zowel te sensibiliseren als daadwerkelijk te ondersteunen in de overschakeling naar de Nieuwe Fabriek voor de Toekomst. Deze handleiding, die integraal deel uitmaakt van de oproep, bevat specifieke informatie over de oproep 2011. Het is dan ook uiterst belangrijk om, naast het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap, deze handleiding volledig te lezen voor u uw aanvraagformulier invult.
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
3
1 Doelstellingen 1.1
Specifieke doelstellingen
Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap maakt het mogelijk dat de minister per oproep specifieke beleidsdoelstellingen formuleert. De mate waarin het ingediende projectvoorstel bijdraagt tot de realisatie van deze specifieke doelstellingen wordt mee in overweging genomen bij de beoordeling van het project. Een belangrijk aandachtspunt is dat de voorstellen additioneel moeten zijn aan het bestaande aanbod van tools, diensten en instrumenten dat al op de markt aanwezig is en evenmin een gewone continuering van reeds bestaande projecten kunnen inhouden. Het is dan ook belangrijk dat in het projectvoorstel voldoende gedetailleerd wordt aangegeven hoe en vanuit welke invalshoek de organisator de additionaliteit wenst te verzekeren. Met de voorliggende projectoproep „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟ worden projectvoorstellen ingewacht die focussen op de thema‟s „de realisatie van transformatietrajecten‟ of „het aanbieden van open productie concepten (beheerscomponent)‟ zoals in de inleiding geschetst, waarbij de volgende type projecten mogelijk zijn:
Type projectvoorstel
Thema‟s (operationele doelstellingen) Transformatietrajecten Open productie concepten (beheerscomponent)*
Ondersteunend: bewustmaking Ervaringsuitwisseling Studie Gerichte bedrijfsbenadering * tegemoetkomingen voor infrastructuurvoorzieningen worden in deze oproep uitgesloten Dit positioneringskader moet toelaten om projectvoorstellen te situeren in hun afzonderlijke bijdragen tot de beleidsstrategie en fungeert tegelijkertijd ook als ondersteunend afwegingskader voor het selectieproces. Het mag duidelijk zijn dat projectindieners geacht worden in te zetten op het thema en projecttype dat op hoofdlijnen het best aansluit bij het projectopzet, waarbij uiteraard aspecten van andere projecttypes of van het andere thema mee in beeld kunnen komen.
Projecten geven elk op zich invulling aan de vooropgestelde operationele doelstellingen van de FvT. Het is evenwel belangrijk om de projectcontext mee te geven: positie binnen reeds ontwikkelde transformatieagenda‟s, doorontwikkeling van eerder geïnitieerde concepten, aansluiting bij reeds lopende initiatieven, complementariteit ten aanzien van andere (parallel geformuleerde) projectvoorstellen, voortrajecten voor toekomstige realisatieprojecten,… Naast een situering in het aangegeven positioneringskader wordt daarom voor elk projectvoorstel additioneel gepeild naar de ruimere inpassing in het NIB: 1. De FvT vormt één van de pijlers van het Nieuw Industrieel Beleid. Verwacht wordt dat er ook expliciete verbanden worden gelegd met de drie andere pijlers, met name: het industrieel innovatiebeleid de competentieontwikkeling en arbeidsorganisatie het ondersteunend infrastructuurbeleid 2. Om een afdoende spreiding ten aanzien van de maatschappelijke, technisch – economische uitdagingen te kunnen bewaken, wordt ook verwacht dat projectvoorstellen aangeven op welke Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
4
van de innovatieknooppunten (zoals uitgetekend in de conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen) zal worden ingespeeld: transformatie door innovatie eco-innovatie groene energie zorginnovatie groene mobiliteit en logistiek sociale innovatie Verwacht wordt dat in elk projectvoorstel ook duidelijk wordt aangegeven welk(e) specifiek(e) doelgroep(en) (zoals sector, waardeketen,…) via het project worden benaderd – zeer generieke omschrijvingen als „starters‟, „kmo‟s‟, „groothandel‟, ‟studenten‟… worden als te vaag beschouwd. Het NIB focust op een transformatie van de industrie – het is dus evident dat de deelnemers/doelgroepen zich in meerderheid situeren in de secundaire en tertiaire sectoren, zonder andere uit te sluiten in functie van bv. de samenstelling van de waardeketens. De voorkeur gaat naar projecten met een zo ruim mogelijke geografische dekking, uiteraard rekening houdend met de spreiding van de beoogde doelgroep. De beoogde projecten dienen zich bovendien te situeren voorbij het stadium van onderzoek en ontwikkeling; evenmin zijn het reeds welomlijnde investeringsprojecten met een vooropgestelde of verwachte return on investment. Projectvoorstellen die duidelijk passen binnen het reeds bestaande ondersteuningsinstrumentarium dat de Vlaamse overheid via één van haar agentschappen of administraties aanbiedt (IWT, FIT, PMV, WSE,…), zullen naar deze instrumenten worden doorverwezen en komen niet in aanmerking voor ondersteuning via de oproepen NIB - FvT van het Agentschap Ondernemen. Beoogde projecten Deze projectoproep richt zich tot bedrijfsgroeperingen: sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven. De resultaten van de beoogde projecten komen dan ook in eerste instantie deze bedrijfsgroeperingen ten goede. Het is dan logisch dat zij als trekker fungeren. Dit neemt niet weg dat andere actoren als kenniscentra of andere publieke actoren kunnen betrokken worden bij de uitvoering van het project. Projectvoorstellen van individuele bedrijven komen niet in aanmerking. De beoogde projecten dienen een duidelijke scope te definiëren binnen een afgelijnd tijdskader, met meetbare vorderingsindicatoren. Doel moet zijn om binnen een realistisch tijdsbestek effectief transformatiestappen te zetten met een welomschreven groep van bedrijven. De werkzaamheden zijn dus eindig in tijd en additioneel aan reeds bestaande acties of projecten. De beoogde clusterbenadering kan ook meer individuele deeltrajecten noodzaken om de vooropgestelde doelstellingen ook op het niveau van de deelnemers zelf succesvol te kunnen implementeren. In de mate van het mogelijke kan hiervoor ook worden teruggevallen op het regulier instrumentarium van het Agentschap Ondernemen zoals de KMO-Portefeuille of de regeling „Strategisch Ondernemen‟. Hierna volgt een meer gedetailleerde beschrijving van de vier types van ingewachte projectvoorstellen. 1.1.1. Ondersteunend: bewustmaking Bedrijven die tijdig en actief anticiperen op de uitdaging om een nieuw ondernemingsmodel uit te denken en te implementeren, kunnen een concurrentievoordeel uitbouwen voor de toekomst. Om bedrijven hiervan actief bewust te maken wenst het Agentschap Ondernemen steun toe te kennen aan bedrijfsgerichte bewustmakingscampagnes. Die hebben als doel de ondernemers er van bewust te maken dat ze NU moeten starten met het ontwikkelen en testen van nieuwe ondernemingsmodellen om zo op een proactieve manier aan een toekomststrategie te werken. Het sensibiliseren van ondernemers moet met andere woorden activerend werken en kunnen Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
5
uitmonden in verdere acties via gerichte bedrijfsbenadering voor diegenen die een transformatieproject willen opstarten, ervaringsuitwisseling en coaching voor diegenen die reeds in een transformatietraject zitten of studies voor diegenen die nog bepaalde aspecten van het NIB verder wensen te verduidelijken. Mogelijks kan dit worden bereikt door het aanreiken van (on)bekende beste praktijken uit Vlaanderen of uit het buitenland. Projectenvoorstellen beschrijven zeer concreet: - De bewustmakingsboodschap die gebracht wordt in het kader van de Nieuwe Fabriek voor de Toekomst. Hoe wordt ondernemend Vlaanderen gewezen op het belang om te transformeren volgens de uitgangspunten van de Nieuwe Fabriek voor de Toekomst? Hoe wordt gestimuleerd tot nadenken over andere manieren van zakendoen en bedrijfsorganisatie? Hoe en met welke inhoud wordt aangezet tot outside the box denken?; - De manier waarop die activering zich zal onderscheiden van andere (communicatie)acties om te worden opgemerkt door de doelgroep; - Wie de doelgroep is (zowel opgesplitst naar de sector en het type van onderneming als naar welke perso(o)n(en) in de onderneming), wat het geschat aantal ondernemingen is dat bereikt zal worden, het aantal keer dat de doelgroep in contact zal komen met de bewustmaking en wat de beoogde penetratiegraad is; - Hoe nagegaan wordt of de boodschap goed begrepen wordt; - Tot welke actie men het publiek wenst aan te zetten, hoe gemeten zal worden welke acties effectief genomen zullen worden en wat het concurrentievoordeel van deze acties voor de deelnemers kan zijn; - In welke initiatieven het projectvoorstel voorziet. 1.1.2. Ervaringsuitwisseling Formules van ervaringsuitwisseling en groepsgerichte coaching kunnen als flankerend instrument het transformatief ondernemerschap stimuleren, faciliteren en begeleiden. Deelnemers kunnen via dergelijke leerformules ervaring opdoen en kennis uitwisselen voor het opzetten van succesvolle bedrijfsmodellen en platformen, waarbij wordt ingezet op een breed georiënteerde ervaringsuitwisseling over alle aspecten van transformatie en open productie concepten. Welke vorm kan de ervaringsuitwisseling aannemen (niet limitatief)? - Op geregelde tijdstippen in groep samenkomen om rond een bepaald thema ervaringen uit te wisselen, te brainstormen, te werken; - Bedrijfsbezoeken die „beste praktijken‟ tonen en een meerwaarde betekenen voor de deelnemers aan de ervaringsuitwisseling; - Workshops / lezingen rond een NIB- of FvT-gerelateerd onderwerp; - Seminaries / beurzen waarbij de deelnemers kunnen „shoppen‟ en zo de ervaringen kunnen opdoen bij de „early movers‟ die relevant zijn voor hun onderneming; - Structurele nieuwe samenwerkingsverbanden waarbij een bepaald doel/inhoud wordt vooropgesteld, met gezamenlijke output. Waarover kan ervaring uitgewisseld worden (niet-limitatief) Transformatie - Bedenken en uitwisselen van nieuwe businessmodellen voor transitiemanagement. Hoe kan de onderneming zich aanpassen aan de nieuwe realiteit? Hoe zich opnieuw positioneren in een gewijzigde markt?; - Waardecreatie en nieuwe waardeketens; - Kennis uitwisselen over slimme logistiek, innovatief aanbesteden, intelligente netwerken voor energie, mobiliteit, logistiek en communicatie, (eco-)design,…; Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
6
- Ondersteunen, remediëren, versterken en vernieuwen van het arbeidsmarkt-, competentie- en loopbaanbeleid. Kennis uitwisselen over opener arbeidsrelaties, arbeidsorganisatie, competentieontwikkeling, sociale innovatie, sociaal contract en duurzame werkgelegenheid; - Versterken van de transformatie door in te spelen op de innovatieknooppunten; - Ondersteuning bij het integreren van transitiemanagement in de eigen bedrijfsvoering; - Uitwerken van methodieken om de concurrentiekracht van de ondernemingen te verhogen op basis van transformerende innovatie; Open productie concepten Stimuleren van efficiënt energie-, grondstoffen- en materialengebruik; Bedenken en/of uitwisselen van nieuwe product-diensten combinaties; Kennis uitwisselen over slimme infrastructuren; Bedenken en uitwisselen van beheersmodellen en –structuren voor common pool resources; Ondersteuning bij het integreren van open productie concepten in de eigenlijk bedrijfsvoering; - Ervaringsuitwisseling rond het versterken van onderzoeks- en innovatie-infrastructuur. -
Resultaten van ervaringsuitwisseling? Er wordt een duidelijke kwalitatieve kenniswerving en bewustwording verwacht van de deelnemers met zicht op de effectieve implementatie van transformatief ondernemerschap en open productie. Dergelijke aanpakken vormen aanzetten tot gerichte bedrijfsbenadering, aanvullende specifieke studies of initiatie van investeringsprojecten met eventuele inschakeling van bv. het TINA fonds. 1.1.3. Studie Binnen onze industrie is het belangrijk de toekomstgerichte transformatieprocessen te stimuleren en te accelereren. Het inzetten op een „Nieuwe Fabriek voor de Toekomst‟ is echter voor veel bedrijven of bedrijfssegmenten nog een nieuw gegeven, evenals voor de federaties of bedrijfsorganisaties waarbinnen bedrijven zich verenigen. Daarom is het wenselijk studies uit te voeren die dit nieuwe concept nader invullen en vorm geven op maat van specifieke sectoren of waardeketens. Welke studieprojecten komen in aanmerking? De kern van het transformatiebeleid is het nieuwe productiviteitsoffensief met de FvT als knooppunt. Studies kunnen zich situeren binnen proces-, product- en diensteninnovatie, binnen transformatiepaden i.f.v. het type industrie (maakindustrie, procesindustrie, kennisintensieve en grondstoffen verwerkende industrie) of binnen een systeemgerichte aanpak op het niveau van waardeketens. Studieprojecten worden aanvaard die specifieke knelpunten of onbekende parameters m.b.t. de FvT uitklaren. Eveneens dienen de studieprojecten doelgericht te zijn m.a.w. gestoffeerd met een realistisch implementatieplan. Het moet gaan om studies waarbij punctueel onderzoek naar wat men nog niet kent vereist is en waarbij bij voorkeur externe expertise noodzakelijk is. De studies geven invulling aan de vooropgestelde operationele doelstellingen binnen het aangegeven positioneringskader van de FvT en het witboek NIB. Studies die investeringsprojecten in het kader van het TINA fonds kunnen initiëren, komen uiteraard in aanmerking. Dit fonds, dat eind december 2010 werd opgericht met een initieel budget van € 200 miljoen is ondergebracht binnen de Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV) en heeft
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
7
als doel het versterken en versneld naar de markt brengen van innovatie met strategisch potentieel om het veranderingsproces van het economisch weefsel te versnellen. Welke studieprojecten komen niet in aanmerking? Studies bedoeld voor de algemene opmaak van al dan niet sectorgerelateerde transformatie-agenda‟s of innovatiestrategieën komen niet in aanmerking. Het moet gaan om specifieke knelpunten of het uitklaren van onbekende parameters. Illustratieve voorbeelden (niet-limitatief): - Noden en randvoorwaarden voor de ontwikkeling van lead - companies, met concrete repercussie op waardenketen; - Modellen voor infrastructuursharing; - Transfertmechanismen van best practices uit het buitenland inzake transformatie; - Hoe leren van internationale roadmaps (bv. Cars21, …); - Opbouw van een businessplan in voorbereiding van een TINA investeringsproject. 1.1.4. Gerichte bedrijfsbenadering Het witboek vermeldt: “Er wordt m.a.w. een transitie beoogd van het klassieke industriële groeimodel – met focus op productiviteitsstijgingen op basis van toenemende kapitaalinvesteringen in automatisering – naar een nieuw, duurzamer groeimodel gedreven door open innovatie, vergroening & verwitting van het productiesysteem, kennis, slimme specialisatie, creativiteit, betrokkenheid,…, en gericht op maatschappelijke uitdagingen, noden of behoeften met duidelijk economische effecten. Zo kunnen voormelde, nieuwe, concurrentiële en toekomstgerichte waardeketens ontstaan, waar nieuwe en hogere toegevoegde waarde wordt gecreëerd.” Via een gerichte bedrijfsbenadering wordt de ontwikkeling van reële transformatietrajecten op gang gebracht. Dergelijke transitie of omschakeling van bestaande, actuele industriële werkwijzen naar voormelde bredere benadering is echter geen evidente opdracht voor individuele bedrijven. Een meer collectieve benadering binnen specifieke sectoren, clusters of waardeketens om met gebundelde inspanningen deze uitdagingen aan te gaan, biedt bovendien meer kans op slagen en laat toe om stapsgewijs samen deze transformatie door te voeren. Om in deze richting te evolueren is het belangrijk om experimenteerruimte te creëren waarin via „proeftuinen‟ dit nieuwe groeimodel tot stand kan komen. Er zullen bijgevolg diverse experimenten dienen opgestart te worden, die binnen hun sector, cluster of waardeketen een motor kunnen zijn voor transformatie. Illustratieve voorbeelden (niet-limitatief): - Clustering/clustervorming van bedrijven rond een nieuwe aanpak, een nieuw product- of dienstenconcept, nieuwe product-dienstencombinaties, procesinnovatie, nieuwe toepassingssectoren of groeimarkten (geografisch), combinaties van markt- en technologievernieuwing,… . De traditionele grenzen (product versus dienst, factory versus supply chain, ontwikkeling versus engineering, product versus proces) dienen hierbij te worden verlaten. Een product is de facto een dienst; een dienst is de facto een product. Procesinnovaties (veelal ICT-gedreven) die niet enkel een productie invalshoek hebben maar de integrale keten (maken, leveren, distributie) als invalshoek hebben (“integrale industrialisatie”); - Faciliteren van open productie via het opzetten van gemeenschappelijke open en gedeelde infrastructuren - o.a. voor flexibele productie van nieuwe ontwerpen op maat, van gespecialiseerde componenten en van eerste reeksen – waardoor spillovers beter kunnen worden aangewend en geëxploiteerd;
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
8
- Faciliteren van gemeenschappelijke industriële entiteiten zoals pilootinstallaties/fabrieken, testfaciliteiten en -apparatuur, living labs, application labs, open productiecellen voor experimenten, faciliteiten voor industriële opschaling, preproductieinfrastructuur, gespecialiseerde productieapparatuur en specifieke infrastructuur voor clusters; - Faciliteren van gemeenschappelijke diensten zoals logistieke- en marketingplatformen; ontwikkeling van nieuwe marketingconcepten; - Samenwerking tussen nabijgelegen bedrijven, gerelateerde economische actoren en instellingen om gespecialiseerde expertise en diensten te ontwikkelen en complementaire kennis te poolen; - Gezamenlijke uitwerking van nieuwe technologische-, eigendoms- en business- of bedrijfsmodellen en van nieuwe productieconcepten. Bijvoorbeeld digital manufacturing en design for recyclying (cradle-to-cradle); - Geclusterde invulling van open productie campussen; - Op-maat-oplossingen in de waardeketen, eco-systeemmanagement (voor innovatie), eco-clusters (voor kringloopsluiting),… 1.2
Algemene beleidsdoelstellingen
Deze oproep wordt uitsluitend als een thematische oproep gelanceerd. Enkel projecten die inspelen op een van de specifieke beleidsthema‟s (zie 1.1.) komen in aanmerking. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet het projectvoorstel minstens voldoen aan de voorwaarden die bepaald zijn in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap (cfr. 6). Hieronder worden een aantal van die voorwaarden verder toegelicht en verfijnd.
2 De indiener en de aanvraag Een aanvraag kan enkel in het kader van een oproep en binnen een bepaalde periode worden ingediend. De aanvragen in het kader van deze oproep moeten uiterlijk op 16 maart 2012 om 12 uur ingediend zijn. Hieronder vindt u meer informatie over de indiener en de aanvraagprocedure. 2.1
Wie kan een project indienen?
“Ter uitvoering van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering komen alleen privaatrechtelijke entiteiten, al dan niet in samenwerkingsverband, in aanmerking om deel te nemen aan deze oproep. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder samenwerkingsverband: samenwerking tussen één (of meerdere) onderneming(en), en één (of meerdere) bedrijfsgroepering(en) zoals een beroepsfederatie, sectorfederatie of interprofessionele organisatie. Ondernemingen, publiekrechtelijke entiteiten, erkende Vlaamse onderwijsinstellingen en kenniscentra kunnen wel optreden als betrokken projectpartners doch kunnen zelf geen aanvraag indienen. Indien een of meerdere van de bij het project betrokken partners een onderneming is, dient elk van hen wel onderstaande verklaring op eer te ondertekenen. “Ik verklaar op eer dat de onderneming in een periode van drie belastingjaren (het lopende en de 2 voorgaande) nog geen 200.000 euro de-minimissteun heeft ontvangen (met inbegrip van de huidige aanvraag), ongeacht de overheidsinstantie van wie de de-minimissteun werd verkregen, en ongeacht de investeringen/projecten waarvoor de de-minimissteun werd verkregen.” Voor ondernemingen die actief zijn in het wegvervoer is de de-minimissteun beperkt tot 100.000 euro over een periode van 3 belastingjaren. Alle de-minimissteun uit de referentieperiode dient opgeteld te worden. De door de Vlaamse overheid toegekende steun in het kader van de „oproep Nieuw Industrieel Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
9
Beleid (NIB)/Fabriek van de Toekomst (FvT)‟ vormt immers de-minimissteun op basis van Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (EU Publicatieblad van 28 december 2006, L 379/5). Indien de onderneming het plafond van de de-minimissteun overschrijdt, zal het volledige bedrag aan toegekende of uitbetaalde steun in het kader van de oproep komen te vervallen of worden teruggevorderd, alsook het gedeelte van deze steun dat dit plafond niet overschrijdt. Publiekrechtelijke entiteiten en publiekrechtelijke ondernemingen, erkende Vlaamse onderwijsinstellingen kunnen wel optreden als betrokken projectpartners doch komen zelf niet in aanmerking voor steun. Kenniscentra kunnen optreden als betrokken projectpartner maar komen zelf slechts in aanmerking voor steun voor zover ze erkend zijn in de pijler technologieverkenning overeenkomstig artikel 14, §4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten. 2.2
Wat wordt er verstaan onder onderneming?
Een onderneming wordt in artikel 3, 1° van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid zoals gewijzigd met de artikelen 31bis en 31ter, ingevoegd bij decreet van 21 november 2008, als volgt gedefinieerd: “De natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische samenwerkingsverbanden als ze beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of als ze zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen”. 2.3
Wat wordt er verstaan onder entiteit?
Entiteiten zijn organisaties die niet voldoen aan de definitie van onderneming en dus geen reguliere economische activiteit uitvoeren, en doorgaans ook niet de vorm van handelsvennootschappen hebben aangenomen maar wel als VZW opereren. Met entiteiten worden actoren zoals professionele en interprofessionele organisaties bedoeld, die de belangen van ondernemers of hun leden behartigen, maar vanuit hun functie als kenniscentra en netwerking projecten indienen die tot doel hebben het ondernemerschap en de ondernemerszin te stimuleren en de professionalisering van de bedrijfsvoering en netwerking te bevorderen. Andere mogelijke entiteiten zijn onderwijsinstellingen - universiteiten en hogescholen - welke een bijdrage leveren aan het stimuleren van het ondernemerschap door het ontwikkelen van methodieken voor het aanleren van attitudes, competenties en vaardigheden ter stimulering van de ondernemingszin. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de indiener beschikken over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer hebben in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). 2.4
Wat wordt verstaan onder een publieke actor?
Alleen privaatrechtelijke entiteiten komen in aanmerking om een project in te dienen. In het kader van deze oproep worden entiteiten die moeten worden beschouwd als een administratieve overheid, als vermeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, uitgesloten. Daarbij worden volgende criteria en indicaties ter beoordeling gehanteerd: - het feit of de indiener opgericht of erkend is door de overheid; - het feit of de indiener de bevoegdheid heeft om op éénzijdige wijze voor derden bindende beslissingen uit te vaardigen; - het feit of de indiener belast is met een taak van algemeen belang of een taak van een openbare dienst; - het feit of de indiener onder de controle of het toezicht valt van de overheid. Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
10
Indien de indiener op één van bovenstaande criteria of indicaties bevestigend antwoordt, wordt hij beschouwd als zijnde een publieke actor. 2.5
Wie kan een subsidie aanvragen?
Enkel privaatrechtelijke entiteiten kunnen een aanvraag tot subsidiëring indienen. Vraag 2 van het aanvraagformulier: De indiener is de entiteit die een voorstel indient van het project, die het project coördineert en die er de eindverantwoordelijkheid van draagt. In die zin is de indiener diegene die juridisch verantwoordelijk is voor de inhoudelijke, de administratieve en de financiële aspecten van het project, en dit desgevallend voor alle partners van het samenwerkingsverband in het project en gedurende alle fasen van de uitvoering van het project. In de tussentijdse- en eindrapportering bevestigt de indiener steeds de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de vermelde gegevens. Vraag 3 van het aanvraagformulier: Gegevens van de eventuele andere betrokken partners. Hier dienen de gegevens te worden vermeld van de andere entiteiten, ondernemingen of publieke entiteiten waarmee een samenwerkingsverband wordt aangegaan voor de uitvoering van het project. Hier dienen enkel de gegevens te worden vermeld van die partners die conceptueel-inhoudelijk meewerken aan het project. Partners die louter financieel (sponsoring in cash of natura) bijdragen, moeten enkel vermeld worden bij de begroting. Indien er sprake is van een samenwerkingsverband, dienen de partners hiervan een onderlinge samenwerkingsovereenkomst op te maken (verplicht in te vullen bijlage AV2 „samenwerkingsovereenkomst‟). Deze overeenkomst dient minimaal volgende zaken te regelen: - Aanduiding van de indiener (coördinator en projectverantwoordelijke) en zijn mandatering om de aanvraag in te dienen; - Aanduiding per partner van het samenwerkingsverband van de te leveren diensten of producten (“wie doet wat?”); - Gedetailleerde kostenberekening en betalingsmodaliteiten (te betalen prestaties of sponsoring in cash of natura) per partner van het samenwerkingsverband; - Opsomming en aanduiding van welke partners geen prestaties verrichten; - Verklaring dat het samenwerkingsverband een boekhouding voert die toelaat de projectkosten eenduidig te identificeren; - Handtekening van alle betrokken partners in het samenwerkingsverband. 2.6
Hoe kunt u een aanvraag indienen en wanneer ?
U kunt een aanvraag indienen door gebruik te maken van het specifieke aanvraagformulier voor deze oproep. Het gebruik van het aanvraagformulier is verplicht. Projectvoorstellen die niet op het aanvraagformulier worden ingediend, zijn onontvankelijk en kunnen dus niet in aanmerking komen voor een subsidie. Het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen AV1 „projectbegroting‟ en AV2 „samenwerkingsovereenkomst worden gemaild naar
[email protected] én in ondertekende versie met de post opgestuurd naar of afgegeven bij het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albertlaan-II 35 bus 12, 1030 Brussel. De elektronische en papieren versie van het aanvraagformulier, en de vereiste bijlagen AV1 en AV2 moeten uiterlijk op 16 maart 2012 om 12 uur in het bezit zijn van het Agentschap Ondernemen. Bij het indienen van de aanvraag moet er rekening gehouden worden met de bepalingen van deze handleiding die als bijlage bij dit besluit is gevoegd. Om de indieningsdatum te bepalen, geldt: Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
11
1° bij afgifte de datum en het uur op het ontvangstbewijs; 2° bij versturing per post de postdatum; 3° bij e-mail de datum en uur van ontvangst op de servers van het Agentschap Ondernemen. Het aanvraagformulier en de handleiding zijn vanaf de inwerkingtreding van dit ministerieel besluit beschikbaar bij het Agentschap Ondernemen, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albert II-laan 35 bus 12 in 1030 Brussel. Het aanvraagformulier kunt u, net als deze handleiding, downloaden van www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap of aanvragen via
[email protected]
de
website
Het is belangrijk dat het projectvoorstel in het aanvraagformulier goed onderbouwd wordt en nauwkeurig wordt uitgewerkt. Per project en per projecttype moet een aparte aanvraag worden ingediend. Onafgezien van eventuele kruisverbanden tussen diverse projectvoorstellen moet elk project „stand-alone‟ kunnen worden uitgevoerd. De aanvraag moet worden ingediend voor het project van start gaat. Dit wil zeggen dat u op het moment dat u uw aanvraag indient nog geen subsidieerbare activiteiten hebt ondernomen, bijvoorbeeld om deelnemers te werven of sessies te organiseren. Na 16 maart 2012 om 12 uur kunt u geen aanvraag meer indienen in het kader van deze oproep. Er zijn dan ook geen wijzigingen meer mogelijk in de ingediende projectvoorstellen. Projectvoorstellen die worden ingediend na de afsluitingsdatum van de oproep of na de start van het project zijn onontvankelijk. Ze komen dus niet in aanmerking voor subsidiëring.
3 Selectie Projecten worden gescreend op ontvankelijkheidscriteria en beoordelingscriteria. Alle aanvragen worden eerst getoetst op hun ontvankelijkheid en formele vereisten. Indieners van ontvankelijke voorstellen worden uitgenodigd voor een mondelinge toelichting aan en bevraging door een jury. Vervolgens worden de ontvankelijke projectvoorstellen gescreend op basis van de beoordelingscriteria. Hieronder worden de verschillende onderdelen van de selectieprocedure en de gehanteerde criteria toegelicht. 3.1
Ontvankelijkheid van de aanvragen
Elke aanvraag wordt na ontvangst door het Agentschap Ondernemen beoordeeld op de volgende criteria (hier moet cumulatief aan voldaan worden): - Beschikt de indiener over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)? - Werd de aanvraag ingediend op het specifiek daarvoor voorziene aanvraagformulier en ondertekend? - Is het aanvraagformulier volledig en correct ingevuld? Aanvraagformulieren waarin vragen zijn opengelaten worden als onvolledig en dus onontvankelijk beschouwd. - Werd de aanvraag tijdig ingediend – dus voor het afsluiten van de indieningsperiode? - Wordt de maximum projectduur (naargelang het gekozen projecttype) gerespecteerd? - Start het project op zijn vroegst één dag na de indieningsdatum? Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
12
- Start het project uiterlijk 6 maanden na de indiening van de aanvraag van steun? - Wordt het project gefinancierd met minstens 20% private inbreng? Er wordt geen steun verleend aan de indiener die niet voldoet aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest. De indiener mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd. De toetsing op het gebied van ontvankelijkheid houdt geen appreciatie van het projectvoorstel in. Het betreft enkel een controle op de naleving van de deelnemingsvoorwaarden. Projecten die niet ontvankelijk zijn, worden uitgesloten van de verdere selectieprocedure. Opmerking: Ten behoeve van de indiener is eveneens een ‘checklist ontvankelijkheid’ als document beschikbaar op de vermelde website (bijlage AV3 bij het aanvraagformulier). Het verdient aanbeveling om die checklist effectief te hanteren vooraleer het project in te dienen. De checklist is evenwel geen verplicht document. 3.2
De beoordelingscriteria
De ontvankelijke projectaanvragen zullen beoordeeld worden op basis van hun kwaliteit en inhoud, waarbij de volgende criteria in aanmerking komen: 1° Op het vlak van kwaliteit: a) de mate waarin het project tegemoet komt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte: dit beoordelingscriterium is voor deze oproep niet van toepassing. Deze oproep wordt immers als een gesloten oproep gelanceerd en enkel projecten die inspelen op de specifieke beleidsaccenten1 van de minister voor deze oproep (Cfr. 1.) komen bijgevolg in aanmerking. b) de mate waarin het project een of meer maatschappelijke en economische meerwaarden genereert: Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden; - Is er voldoende potentieel voor economische valorisatie? - Zijn er spillovers naar andere dan puur economische domeinen (sociaal, ecologisch,…)? c) de mate waarin de opgedane kennis wordt overgedragen: Hier wordt verwacht dat men opgeeft op welke wijze de opgedane kennis wordt geborgd en opgevolgd binnen de eigen organisatie - hoe men kennisoverdracht gaat doen naar externen en meer expliciet ook naar het Agentschap Ondernemen. Verspreiding, disseminatie en implementatie: Welke activiteiten op het vlak van communicatie, informatieverspreiding (“disseminatie”) en promotie m.b.t. het project worden er ondernomen en wat is hun bereik/oplage? Typische voorbeelden zijn: - de geschreven pers (“printed media”): gemeentelijke infobladen, stadskranten; lokale-, regionale-, nationale pers (perscampagne), promotiebladen voor de lokale economie, ledenbladen, schoolkranten, infokrantjes, affiches, brochures, folders, documentatiemappen, persknipsels, persberichten, (interne/externe) nieuwsbrieven, tijdschriften, (vak)magazines, artikels in publicaties van projectpartners,…; - de “audiovisuele media”: nieuwsreportages op de lokale of nationale radio- en TV-zenders (VRT/VTM/…); - de “nieuwe (Multi)media”: intranet, extranet, (interactieve) website(s), Toledo, discussiefora, chatgroups, specifiek gerichte mailings, elektronische nieuwsbrieven (e-zines),…; 1
Hiervan is de maatschappelijke behoefte al aangetoond.
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
13
- promotiecampagnes, wervings- of rekruteringscampagnes; - startevenement, slotevenement, netwerkevenementen, projectdag(en), “de week van…”, introductiecursussen, infosessies, lezingen, organisatie van of deelname aan beurzen, congressen, events, academische zittingen, studiedagen, colloquia, workshops, academies, clustering fora, organisatie van of deelname aan wedstrijd(en), toekenning van prijzen, awards, scholarships of studentenbeurzen, incentives,… . d) de deskundigheid van de projectorganisatoren, partners en in voorkomend geval het samenwerkingsverband; Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: - Hebben de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband kennis van en ervaring met de doelgroep, respectievelijk de thematiek? - Worden mensen met ervaring of kennis ingezet? - Hebben de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband ervaring in het uitbouwen en onderhouden van een netwerk van ondernemers?2 - Wat is de kwaliteit van een eventuele samenwerking (indiener - partners in het samenwerkingsverband)? - Wat zijn de resultaten van eventuele vroegere projecten? Hier wordt een beschrijving verwacht van welke ervaring de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband hebben met de thematiek die behandeld wordt en met de doelgroep(en) die benaderd worden. Geef ook een kort overzicht van de activiteiten van de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband in het algemeen. - Hoe zijn de taken en de verantwoordelijkheden verdeeld? Is er een stevige projectorganisatie (Bijvoorbeeld: projectmanager, -leider, -verantwoordelijke, -coördinator, projectteam, stuurgroep of “steering committee”, werkgroep(en), resonans- of klankbordgroep(en), adviesra(a)d(en), edm.)? Zo ja, geef de structuur en verantwoordelijkheidsverdeling van deze projectorganisatie aan. Wat is bovendien de samenstelling van laatstgenoemde groep(en), ra(a)d(en) of team(s) en wat is hun aantal bijeenkomsten, vergader-, overleg-, rapporterings- en evaluatiemomenten. e) de mate waarin efficiënt wordt omgegaan met middelen; Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: - Wat is de verwachte output in verhouding tot de ingezette (overheids)middelen? - Wat is de verhouding tussen de ingezette overheidsmiddelen en de private middelen? - Welk aandeel van de projectbegroting financiert de indiener en desgevallend het samenwerkingsverband met projecteigen opbrengsten? - Welk aandeel financiert de indiener en desgevallend het samenwerkingsverband met de subsidie? f)
de mate waarin de projectorganisatie samenwerkt met andere ondernemerschapsactoren; - Met welke organisaties wordt er samen gewerkt waarvoor en met welke frequentie?
2° Op het vlak van inhoud: a) de mate waarin het project inspeelt op het beleidsaccent, met name het NIB/FvT, van de minister (Cfr. 1.); b) de mate waarin het project innovatief is;
2
Wordt enkel geëvalueerd bij het project type „ervaringsuitwisseling‟.
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
14
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden: - Zijn er in het voorstel vernieuwende elementen in vergelijking met het bestaande aanbod aan activiteiten voor de doelgroep in het Vlaamse Gewest? - In welke mate worden die vernieuwingen onderbouwd? (hier wordt verwacht dat men zich gaat positioneren t.o.v. andere actoren of projecten die eenzelfde doelstelling nastreven maar wat de meerwaarde is van het eigen project t.o.v. die andere). - Innovatie is iets nieuws doen binnen de organisatie. Dat kan door bijvoorbeeld een al bestaande methodiek of methodologie, die al elders gebruikt werd voor een ander project, ook te gebruiken; desgevallend mits de nodige specifieke aanpassingen voor het eigen project. Het kan dus gerust een geleend idee zijn. Er dient aangetoond te worden in welke mate het project innovatieve kenmerken heeft waardoor het zich van andere projecten onderscheidt. c) de mate waarin het project inhoudelijk en methodologisch is uitgewerkt. - Toon aan hoe de verschillende onderdelen (acties-activiteiten) methodologisch samenhangen. - Vermeld ook welke inhoudelijke expertise buiten de organisatie of buiten het samenwerkingsverband nodig is om het project uit te voeren en motiveer waarom. - Kwantificeer de beoogde doelstellingen, de kwaliteit en de haalbaarheid van het projectvoorstel. Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden (SMART principes): Is het project duidelijk omschreven en goed onderbouwd? Is het project degelijk gestructureerd, met een relevante en haalbare aanpak? Zijn de noodzakelijke indicatoren voor voortgangscontrole ingebouwd? Op welke manier wordt kennisuitwisseling gegarandeerd? Is er een duidelijke en concrete planning van de activiteiten? Is er een goede verhouding tussen de voorbereidingstijd en de effectieve uitvoering van het project? - Is de keuze van de doelgroep onderbouwd? - In welke mate speelt het project in op de specifieke behoeften van de doelgroep? - Hebben de doelgroepen waarop het project gericht is inspraak? -
De minister bepaalt in het ministerieel besluit van iedere oproep de beoordelingscriteria en de weging ervan. Voor deze oproep is het volgende beslist: een ontvankelijke aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de acht bovenstaande criteria, met volgende weging: - criteria 1 b), c), d), e), f) en 2 c): de maximale score bedraagt 5 punten - criteria 2 a) en b): er wordt eveneens gescoord op 5 punten, maar die score wordt in de totaalscore voor de dubbele waarde meegerekend De maximale totaalscore bedraagt bijgevolg 50 punten (6 x 5 punten + 2 x 10 punten). Voor elk beoordelingscriterium wordt dus een score op een schaal van 1 tot 5 toegekend: 1 staat voor onvoldoende; 2 staat voor redelijk; 3 staat voor goed; 4 staat voor meer dan goed; 5 staat voor uitstekend. -
Om opgenomen te worden in de rangschikking mag een project geen score 1 of niet meer dan twee keer de score 2 krijgen. De projecten worden in dalende volgorde gerangschikt volgens hun totaalscore en tot uitputting van de enveloppe.
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
15
3.3
De mondelinge toelichting voor een jury
Na de ontvankelijkheidscontrole en voorafgaandelijk aan de beoordeling op basis van de hiervoor opgesomde beoordelingscriteria zullen de projectindieners worden uitgenodigd om hun voorstel mondeling toe te lichten aan de jury om die toe te laten een optimaal beeld te krijgen van het projectvoorstel en via bevraging eventuele onduidelijkheden nader uit te klaren. De ingediende voorstellen kunnen evenwel niet worden aangepast na deze toelichting. 3.4
Rangschikking van de aanvragen
De projecten worden in eerste instantie gerangschikt op basis van de behaalde score op de beoordelingscriteria. Projecten waarbij er op basis van de beoordelingscriteria ernstige twijfels zijn over de haalbaarheid en de kwalitatieve uitvoering van het project, zelfs na de mondelinge toelichting voor een jury, worden automatisch onderaan de rangschikking geplaatst. Bij het opstellen van de rangschikking kan daarenboven aanvullend rekening gehouden worden met: 1° het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten; 2° het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest; 3° het streven naar een sectorale spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest. 3.5
Toekenning van de subsidie
De minister verdeelt het beschikbare subsidiebudget onder de best gerangschikte aanvragen, in afnemende volgorde, en dit tot uitputting van de voorziene budgettaire enveloppe. In een aantal gevallen kan de minister echter een negatieve beslissing nemen of aanvullende voorwaarden stellen voor een subsidieaanvraag. Deze gevallen zijn gespecificeerd in artikel 7 van het ministerieel besluit van 15 december 2009 tot uitvoering van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, met name: 1° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project onvoldoende financiële draagkracht hebben voor de uitvoering of het welslagen ervan; 2° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project niet voldoen aan andere verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid; 3° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project blijk hebben gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving.
4 Maximale subsidie en looptijd van de projecten De subsidie bedraagt 80% van de aanvaarde projectkosten met maximaal 200.000 euro voor studie –en ervaringsuitwisselings- projecten en maximaal 500.000 euro voor de projecttypes „ondersteunend: bewustmaking‟ en „gerichte bedrijfsbenadering‟ en steeds maximaal het netto te financieren saldo (zie verder). Voor deze oproep is het minimumpercentage van private inbreng bepaald op 20%. Voor de projecttypes „ondersteunend: bewustmaking‟ en „gerichte bedrijfsbenadering‟ moet de subsidie na berekening minimum 200.000 euro bedragen om subsidiabel te zijn. De maximale looptijd per projecttype bedraagt: - Ondersteunend: bewustmaking – 24 maanden - Ervaringsuitwisseling – 36 maanden Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
16
-
Studie – 18 maanden Gerichte bedrijfsbenadering – 36 maanden
De minimale looptijd is voor alle projecten 12 maanden. Samenvattend gelden dus volgende modaliteiten:
Beschikbaar subsidiebudget voor de oproep subs. per project (in euro) subs.% looptijd
Ondersteunend: bewustmaking 2.000.000 € min. 200.000 max.500.000 80 % 12 – 24 m
Ervaringsuitw. 1.000.000 € - max. 200.000 80 % 12 – 36 m
Gerichte bedrijfsbenadering 3.000.000 €
Studie 1.000.000 €
min. 200.000 – max. max. 200.000 500.000 80 % 80 % 12 – 36 m 12 – 18m
In geval na beoordeling en opmaak van de ranking van alle ingediende projecten zou blijken dat het budget voorzien voor één van de projecttypes wordt onderbenut, maar dat voor een ander projecttype er eerder een overbevraging is, dan kan in het belang van een kwalitatieve invulling van de projectoproep een verschuiving van de voorziene budgetten worden doorgevoerd.
5 Projectbegroting Er moet in de bijlage AV1 Projectbegroting‟ bij het aanvraagformulier een gedetailleerde begroting worden opgenomen voor het volledige project. Die bestaat uit een globale begroting en een begroting per jaar dat het project loopt. Deze begroting moet een gedetailleerde raming van alle kosten bevatten, ongeacht of die volledig door de subsidie worden gedekt of niet, en van alle inkomsten. De kosten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie zijn beperkt. Voor de aanvaardbare kosten wordt verwezen naar het document „Controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie Economie (AIE). Dit document vindt u als bijlage 2 bij dit Ministerieel Besluit. Het Netto te Financieren Saldo (NFS) Het „netto te financieren saldo‟ is het saldo van het aanvaardbaar projectbedrag dat nog moet gefinancierd worden na aftrek van de beschikbare middelen in natura (zoals bv. sponsoring, giften, eigen werk, eigen inbreng in natura) en de financiële middelen (zoals bv. cash middelen) zoals voorzien in de begroting van het project. Voor de bepaling van de 20% private bijdrage komen zowel eigen inbreng, projecteigen opbrengsten , sponsoring in geld en sponsoring in natura in aanmerking. Voor deze oproep is voorzien in een steunpercentage van maximaal 80% van de aanvaarde projectbegroting met een maximum van 200.000 of 500.000 euro naargelang het project type; desgevallend beperkt tot maximaal het netto te financieren saldo. Bij maximum 200.000 euro steun beperkt tot 80% van het aanvaardbare projectbedrag en een vereiste private inbreng van minstens 20% is de minimale projectkost dus 250.000 euro. Bij maximum 500.000 euro steun beperkt tot 80% van het aanvaardbare projectbedrag en een vereiste private inbreng van minstens 20% is de minimale projectkost dus 625.000 euro.
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
17
Ter illustratie volgen een aantal rekenvoorbeelden die de hierboven beschreven principes verduidelijken. Voorbeeld A Kosten Financiering Loonkosten 350.000 Eigen inbreng ( 14%) 84.000,00 Werkingskosten 215.000 Sponsoring in natura ( 6%) 36.000,00 Overhead (10% op 35.000 loonkost) Investeringskosten 0 Niet aftrekbare BTW PM Totale kosten (1) 600.000 Totale ontvangsten 120.000 Totaal private inbreng = 20% Voorbeeld A Berekening subsidie conform NFS principe Totale kosten - sponsoring in natura = netto te realiseren project - eigen inbreng Netto te financieren saldo
600.000,00 -36.000,00 564.000,00 -84.000,00 480.000,00
Subsidie gelijk aan NFS en 80% op 600.000 =
480.000,00
Voorbeeld B in de veronderstelling dat de private bijdrage > is dan minimaal vereiste 20% Kosten Financiering Loonkosten 350.000 Eigen inbreng (2) 100.000,00 Werkingskosten 215.000 Sponsoring in natura (3) 50.000,00 Overhead (10% op 35.000 loonkost) Investeringskosten 0 Niet aftrekbare BTW PM Totale kosten (1) 600.000 Totale ontvangsten 150.000 Totale private inbreng = 25% (som van (2) + (3)) Voorbeeld B Berekening subsidie conform NFS principe Totale kosten - sponsoring is natura = netto te realiseren project - eigen inbreng Netto te financieren saldo = subsidie
600.000,00 -50.000,00 550.000,00 -100.000,00 450.000,00
Subsidie beperkt tot NFS
450.000,00
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
18
In dit geval wordt de subsidie beperkt tot 450.000 euro en bedraagt de subsidie dus 75 % Voorbeeld C NFS groter dan maximaal subsidiebedrag (ingeval van 200.000 euro) Kosten Ontvangsten Loonkosten 210.000 Eigen inbreng 15.000 Werkingskosten 112.000 Projecteigen opbrengsten 5.000 Externe prestaties/prestaties door 50.000 In natura sponsoring 20.000 derden Geldelijke sponsoring 40.000 Overheadkosten(10% op Elders gevraagde of 21.000 0 loonkost) verkregen subsidie Investeringskosten 7.000 Totale ontvangsten( B) 80.000 Niet aftrekbare BTW PM Netto te financieren saldo Totale kosten ( A) 400.000 320.000 A-B Er is voldaan aan de voorwaarde dat er minimaal 20% private inbreng moet zijn. De subsidie bedraagt 80% op de totaal aanvaardbare kosten (= het NFS) maar dient beperkt te worden tot het maximale subsidiebedrag van 200.000 euro. In dergelijk geval moet de indiener meer eigen inbreng of private bijdragen zoeken.
Voorbeeld D project kleiner dan 250.000 Kosten Loonkosten 138.000 Werkingskosten 33.600 Overhead (10% op 13.800 loonkost) Investeringen 9.600 Niet aftrekbare BTW PM Totale kosten (1) 195.000
Financiering Eigen inbreng (2) Sponsoring in natura (3)
30.000,00 9.000,00
Totale ontvangsten
39.000
Totale private inbreng = 20% som van (2) + (3) Voorbeeld D Berekening subsidie conform NFS principe Totale kosten - sponsoring is natura = netto te realiseren project - eigen inbreng Netto te financieren saldo Subsidie bedraagt 80% op 195.000 = 156.000
195.000,00 -9.000,00 186.000,00 -30.000,00 156.000,00
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
19
6 Wettelijk kader
het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap
het ministerieel besluit van 16 december 2011 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap Nieuw Industrieel Beleid - Fabriek van de Toekomst.
7 Informatie en contactpersonen Op www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap vindt u: - het ministerieel besluit van 16 december 2011 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap Nieuw Industrieel Beleid - Fabriek van de Toekomst. - bijlage 1: de handleiding - bijlage 2: de controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie Economie (AIE) - bijlage 3: het aanvraagformulier (met de daarbij horende bijlagen AV1 „projectbegroting‟, AV2 „samenwerkingsovereenkomst‟ en AV3 „checklist ontvankelijkheid‟ enkel bedoeld als hulpmiddel) - de reglementaire besluiten Voor meer inlichtingen over de oproep kunt u terecht bij het Agentschap Ondernemen. U kunt hiervoor mailen naar
[email protected] of - voor inhoudelijke vragen telefoneren naar Piet Desiere – 09/267.40.01 - voor vragen ivm de indieningsmodaliteiten of de projectbegroting telefoneren naar Johan Van Herck - 02/553.37.47 Deze handleiding maakt integraal deel uit van het ministerieel besluit van 16 december 2011 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap.
Handleiding bij de oproep 1 „Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2011‟
20