Sjoerd Bonnema maandag 09 februari 2015 18:09 Provincie Fryslan; Statengriffie provinsje Fryslân [email protected] Open brief aan PS en GS: Inventarisatie teruggang insecten door grootschalige intensieve landbouw van de Brink_inventarisatie_gebruik_en_risico.pdf
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Opvolgen Voltooid
Van: Verzonden: Aan: CC: Onderwerp:
Geacht college van Gedeputeerde Staten en leden van de Provinciale Staten, Graag inboeken. We willen Fryslân weer mooi maken zonder poespas. Ook leefbaar en democratisch. Voor iedereen, dus niet alleen voor de LTO en achterban, toch?Daarbij past een gedegen en fundamentele aanpak van processen die al bijna onomkeerbaar lijken. Geen end of pipe oplossingen en provinciaal beleid zoals dat nu lijkt te worden gevoerd. Muddling trough-beleid heet dat in vakjargon. Met hier en daar wat reservaatjes, oh een skries..., waar de laatste weidevogels zich terug mogen trekken, jagers aldaar paraat staan om het te veel(??)aan vossen af te mogen schieten en roofvogels te verstoren en vooral CDA-érs aan de weg en in het veld aan de groene burger andere dingen zeggen dan als ze weer terug op het Provinciehuis zijn. 1. Is er in navolging van de inventarisatie/taxatie van de muizenplaag en mogelijke schadeloosstelling(dit is de omgekeerde wereld trouwens) op korte termijn een onafhankelijk onderzoek te verwachten naar de gevolgen van grootschalige intensieve land- en tuinbouw en de voortgaande intensivering daarvan in Provincie Fryslân? Ik doel daarmee op het bodemleven en teruggang van voldoende insecten, wilde bijen en honingbijen welke noodzakelijk zijn voor de vele veenweidevogels maar ook vele gewone zangvogels als de gewone huis- en ringmus. 2. In hoeverre komen of kunnen GS en PS loskomen van het 'reservaatdenken' geïnitieerd door prominente als CDA'ers als R. Algra (BFVW) welke verdere intensivering voorstaan en zo steeds meer, onder het mom van duurzaamheid, reservaten creëren met als dekmantel BFVW e dergelijke clubs? 3. Is PS en GS nog eens van plan om landbouwbeleid in brede samenhang met natuur, biodiversiteit en mensen, dus niet alleen boeren en LTO, te beschouwen zonder uit te komen op muizenschade taxatie, ganzen beleid, vossenafschot, vogelreservaten? Kortom bent u van plan om fundamentele keuzes te maken richting extensieve landbouw, handen aan de ploeg en eerlijk en gezond voedsel uit de streek in samenhang met landschap. Helaas constateer ik dat ook PvdA en FNV op het pluche anders praten dan in hun verkiezingsretoriek. 4. Ben u op de hoogte van de gevolgen van de problemen, vnl. veroorzaakt door de intensieve landbouw in het veenweidegebied in samenhang met grondwater en drinkwaterwinning elders in de provincie? Welke samenhangende maatregelen gaat u nemen zodat Fryslân weer van iedereen of eigenlijk van niemand is? 5. Bij het maken van een tuinplan nabij Ferwert stuite ik onlangs op een artikel, zie bijlage, over de allarmerend slechte kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, met name de verontreinigingen met allerlei verschillende bestrijdingsmiddelen welke rechtstreeks op de intensieve akkerbouw zijn terug te herleiden, in het noordelijke deel van onze provincie vlak bij de Waddenzee. Bent u op de hoogte van de gevolgen voor mens, dier, plant en bodemleven en wat gaat u hier fundamenteel aan doen? 6. Onlangs las ik dat een ex-gedeputeerde van CU- huize geld vraagt voor Vliegveld Eelde( Groningen Airport) i.h.k.v. CH2018. Ik mag hopen en verzoek u hierbij dat u hier verder geen aandacht aan gaat besteden, lees geld in wordt gestoken. Toen Omrop Fryslân hier vorige zomer was moesten we het filmen al even stilzetten vanwege vliegtuiglawaai van de vliegtuigen uit en naar Eelde over een van de weinige stilteplekken in onze provincie (Fochteloërveen). Anders stel ik een zomer excursie voor naar Spaarndam, Haarlem -Noord en Kennemer duinen. Toen we daar zo'n 20 jaar geleden gingen wonen was het heel stil. U mag het verschil tijdens de zomerexcursie zelf beoordelen. Is niets meer heilig of van enige waarde. Elke levensovertuiging houdt volgens mij van stilte. Wonderlijk, zo'n CU-gedachte. 1
Mogelijk dient een wat scherper geformuleerd Streekplan ook al een beetje soelaas. Niet van alles wat maar in samenhang met leven en misschien wel overleven. Laat u niet leiden door onmogelijkheden want de formulering over opslag radioactief afval en chemisch afval in de bodem zijn ook vrij scherp. Daarmee geef je in ieder geval een signaal af want Kamp, Schippers en consorten( ik kan even niet een respectvoller woord bedenken) gaan gestaag en langzaam verder onder het mom waar geen weerstand is zijn mogelijkheden. Waarom niet een scherpe tekst over waar de Provincie nog wat te zeggen heeft namelijk over het landelijke gebied. In de trand van: In de provincie Fryslân wordt in het kader van de leefbaarheid verdere intensivering van land- en tuinbouw een strikt halt toe geroepen/uitbreiding is verboden. De Provincie streeft naar extensivering van de land- en tuinbouw. Natuurlijke waterpeilen worden hersteld en bestrijdingsmiddelen gebruik ontmoedigd en zoveel mogelijk verboden. PS en GS geven ruim baan, via stimuleringsfondsen, aan beginnende bio- en bd- boeren. Voortschrijdende achteruitgang wordt via lik op stuk handhaving verhaalt op de veroorzakers. Noot: Vorige week mocht mijn vrouw als 'Gronings-hollandse'een verontrustende .frl- brief (vertrouwelijk stond er op, belachelijk)ontvangen. Wij, ik ben een geboren Fries, 13 augustus 1961, Warnille Kubaard, waren van mening dat de brief een belachelijk hoog korte snor gehalte had. De humor was natuurlijk wel dat ik als ondernemende 'Fries' niet een brief voor mijn bedrijf heb ontvangen. Hou toch alstublieft op met dit soort geldverslindende flauwekul: 130 km, N381 verdubbeling, .frl, enz. Hoe groen, zwart en bruin willen we Fryslân eigenlijk hebben: effen-groen als een eiwitrijk biljartlaken? Waar zijn de koeien. En waar hebben ze/jullie de horens gelaten. Vriendelijke groet, Omslagwerker.
Inventarisatie gebruik en risico’s bestrijdingsmiddelen in Noordoost-Nederland De aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater vormt een bedreiging voor de duurzaamheid van de drinkwatervoorziening en kan een bedreiging vormen voor het realiseren van de KRW-doelstellingen. Op initiatief van de provincies Drenthe, Overijssel, Groningen en Fryslân, en samen met de aldaar werkzame waterschappen en waterleiding-bedrijven, zijn gebruik en risico’s van bestrijdingsmiddelen geïnventariseerd1). Hiermee sluit dit onderzoek aan op lopende initiatieven in Noordoost-Nederland, zoals de projecten ‘Schone Bron Drentsche Aa’, ‘Bezem door de middelenkast’, ‘Aanpak diffuse bronnen’ en de stimuleringsprojecten binnen grondwaterbeschermingsgebieden (bijvoorbeeld resultaatbeloning voor vermindering milieubelasting en het gebruik van een sleepdoek om drift te verminderen).
K
ern van de aanpak is het bijeenbrengen van informatie vanuit verschillende invalshoeken om op basis daarvan een succesvolle strategie te ontwikkelen voor het verminderen van de risico’s van bestrijdingsmiddelen. Hiervoor zijn als invalshoeken gehanteerd de werkelijk aanwezige concentraties in grond- en oppervlaktewater op basis van monitoringsgegevens en het landgebruik met bijbehorend gebruik van bestrijdingsmiddelen en het vertalen daarvan naar risico’s via de milieumeetlat van CLM. De gebruikte monitoringsgegevens van het grondwater betreffen gegevens van de nulmeting uit 2006 van de provincies en de metingen uit 2007, 2008 en 2009. De nulmeting is uitgevoerd voor alle
meetpunten van het KRW-meetnet grondwater. Dit betreft geselecteerde meetpunten van de landelijke en provinciale meetnetten grondwaterkwaliteit. De filterdieptes zijn ongeveer 10 en 25 m-mv. De punten waarin in 2006 een overschrijding is gemeten, zijn in periode 2007-2009 opnieuw geanalyseerd. De monitoring van het oppervlaktewater wordt uitgevoerd door de waterschappen. De monitoringsgegevens die in dit onderzoek zijn gebruikt, zijn afkomstig uit de door de waterschappen opgezette databank in het kader van het project ‘Maak het verschil; samen op weg naar een schone sloot’2). Voor de invalshoek vanuit het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn door regionale experts en adviseurs gebruiksgegevens
geïnventariseerd voor de jaren 1997 en 2010. Daarnaast is een gebruiksscenario uitgewerkt op basis van KWIN-AGV3). KWIN (kwantitatieve informatie akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt) is een naslagwerk met daarin kosten voor het telen van gewassen. Bij die kosten staan ook de benodigde bestrijdingsmiddelen. Met deze gebruiksgegevens zijn de risico’s van bestrijdingsmiddelen met de milieumeetlat uitgerekend op basis van de bodemtype, landgebruik en gebruikte bestrijdingsmiddelen. Deze meetlat is als module opgenomen in het rekeninstrument MD-SAT4). De milieubelastingpunten (MBP) worden uitgerekend voor zowel de risico’s voor bodemleven, waterleven als uitspoeling van bestrijdingsmiddelen naar het grondwater. MD-Sat produceert vlakdekkende kaarten die gecombineerd zijn met
Afb. 1: Berekende risico’s in grondwater op basis van de praktijkcijfers 1997, KWIN en praktijkcijfers 2010 afgezet tegen de monitoringsgegevens in grondwater.
16
H2O / 3 - 2012
achtergrond probleemstof
in spuitschema 1997
voor gewas
in spuitschema voor gewas 2010
in spuitschema voor gewas KWIN
ethofumesaat
ja
suikerbieten
ja
suikerbieten
ja
MCPA
ja
gras, haver, rogge, wintertarwe (klei, zand), zomergerst en zomertarwe
ja
gras, haver, rogge, wintertarwe ja (klei, zand), zomergerst, zomertarwe
MCPP
ja
gras, haver, rogge, wintertarwe (klei, zand), zomergerst en zomertarwe
ja
gras, haver, wintertarwe (klei, zand), zomergerst en zomertarwe
haver, maïs, rogge, wintertarwe (klei, zand), zomergerst en zomertarwe
ja
gras, haver, rogge, wintertarwe nee (klei, zand), zomergerst en zomertarwe
carbetamide
ja
cichorei, koolzaad, luzerne, ui
ja
cichorei, luzerne
dicloran1
nee
1 2
nee
ja
suikerbieten gras, wintertarwe (zand), zomergerst en zomertarwe wintertarwe (klei)
nee
nee
nee
nee
ja
ja
lelies
cichorei
nee
Deze middelen zijn toegepast tussen de jaren 1997 en 2010. Hierdoor zitten ze niet in de spuitschema’s, maar worden ze wel in het grondwater aangetroffen. Dit middel was al voor 1997 verboden, maar wordt nog steeds in grondwater aangetroffen.
Tabel 1. Meest aangetroffen bestrijdingsmiddelen (probleemstoffen) in het grondwater op 10 en 25 meter beneden maaiveld en de aanwezigheid in de spuitschema’s.
monitoringgegevens van grond- en oppervlaktewater. Dit heeft inzicht opgeleverd in probleemteelten en -gebieden.
Resultaten De resultaten voor grond- en oppervlaktewater zijn weergegeven in de afbeeldingen 1 en 2. Het KRW-meetnet grondwater laat zien
dat bestrijdingsmiddelen in grondwater voornamelijk in zandgronden worden aangetroffen, terwijl in oppervlaktewater een verschuiving optreedt naar de zwaardere bodemtypen. Het overschrijdingspercentage in de provincie Fryslân is voor zowel grond- als oppervlaktewater lager dan in de overige provincies in Noordoost-Nederland.
Dit wordt veroorzaakt door het grote aandeel grasland en het relatief geringe gebruik van bestrijdingsmiddelen op grasland. In tegenstelling tot grondwater is het overschrijdingspercentage in het oppervlaktewater in bos- en natuurgebieden aanzienlijk, namelijk respectievelijk 24 en 28 procent.
Afb. 2: Berekende risico’s in oppervlaktewater op basis van de praktijkcijfers 1997, KWIN en praktijkcijfers 2010 afgezet tegen de monitoringsgegevens in oppervlaktewater.
gras, wintertarwe (zand), zomergerst en zomertarwe
consumptie-, poot-, zetmeelaardappels en peen cichorei, lelies, maïs en suikerbieten
ja
consumptie-, zetmeelaardappels en peen cichorei
nee
nee
nee
Tabel 2. Top 15 van de meest aangetroffen bestrijdingsmiddelen (probleemstoffen) in het oppervlaktewater en de aanwezigheid van deze stoffen in de spuitschema’s.
De vergelijking tussen de ondiepe en diepe grondwaterfilters wijst mogelijk op een afname van de landbouwkundige belasting en een toename van de stedelijke belasting. In akkerbouw- en graslandgebieden is het overschrijdingspercentage namelijk hoger in diepe filters (‘ouder grondwater’) dan in de ondiepe filters (‘jonger grondwater’). Dit zou kunnen duiden op een afname van de belasting van het grondwater, wat strookt met de ontwikkelingen in de landbouw. In stedelijke gebieden is het overschrijdings-
18
H2O / 3 - 2012
percentage in de ondiepe filters juist hoger. Het jongere grondwater lijkt dus daar zwaarder belast dan het oudere. Het Overijssels zandgebied heeft voor zowel grondwater als oppervlaktewater een relatief hoog overschrijdingspercentage (namelijk 29 procent grondwater totaal en 36 procent oppervlaktewater). Uit de vergelijking van het gebruik in 1997 en 2010 blijkt dat de milieubelasting afnam met maar liefst 80 tot 90 procent, zowel
landbouwkundig als niet-landbouwkundig. Opmerkelijk is hierbij dat het verschil binnen en buiten grondwaterbeschermingsgebieden verwaarloosbaar is, ondanks de beperkingen in het middelengebruik in deze gebieden. De probleemgebieden voor het grondwater zijn met name de akkerbouwgebieden op zandgronden. Voor het oppervlaktewater is dit vooral akkerbouw op zand, klei en zeeklei. De probleemteelten voor Noordoost-Nederland zijn vooral wintertarwe, suikerbieten, aardappels, uien
achtergrond en bollen. Het niet-landbouwkundig gebruik vormt bij het hanteren van de milieumeetlat opmerkelijk lage risico’s. De berekende en gemeten concentraties komen voor circa 70 procent overeen in zowel het grond- als het oppervlaktewater. Deze vrij grote mate van overeenstemming is voldoende om het instrument ook te gebruiken voor het ontwikkelen van scenario’s ter vermindering van de risico’s van bestrijdingsmiddelen.
onderdeel is van de beschouwde gebruiksgegevens. DEET is vooral bekend als muggenolie, maar wordt in onder meer de veehouderij veel breder als insecticide gebruikt en daarnaast toegepast in vlooienbanden voor honden en katten. Opmerkelijk is verder dat propoxur wordt aangetroffen in het oppervlaktewater maar niet voorkomt in de spuitschema’s van 2010 en KWIN, omdat het inmiddels verboden is.
Het vergelijken van de gebruikte bestrijdingsmiddelen en de waarnemingen in grond- en oppervlaktewater laat ook een aantal duidelijk probleemstoffen naar voren komen (zie tabellen 1 en 2). De waterschappen hebben een top-10 opgesteld van de probleemstoffen in het oppervlaktewater2). Ook in het grondwater is een top-10 gemaakt5). Deze stoffen zijn grotendeels terug te vinden in de spuitschema’s en hebben vaak ook hoge MBP. De probleemstoffen in het oppervlaktewater komen terug in de inventarisatie van de praktijkgegevens in 2010 en in de gegevens uit KWIN. Dit zijn de stoffen die nu en in het recente verleden worden/werden gebruikt. De probleemstoffen in het grondwater zijn vaak te relateren aan de stoffen uit de inventarisatie van het middelengebruik in 1997. Het grondwatersysteem is een traag systeem en daardoor zal het langer duren voordat stoffen die aan het maaiveld worden gebruikt, in het diepe grondwater worden aangetroffen.
Het komt ook voor dat stoffen worden aangetroffen in de meetnetten, die volgens de milieumeetlat geen of weinig MBP scoren en daarmee geen belasting zouden moeten vormen voor het grond- en oppervlaktewater. Zo worden glyfosaat en het omzettingsproduct AMPA aangetroffen in oppervlaktewater en grondwater, terwijl de milieumeetlat nauwelijks risico’s toekent aan het gebruik van glyfosaat. Kijkend naar de monitoringsgegevens onderschat men dus de berekende risico’s. Dit komt mogelijk door de standaardwaarden voor het percentage verharding en type waterafvoer, maar heeft waarschijnlijk ook te maken met een te optimistische inschatting van het stofgedrag van glyfosaat in de milieumeetlat.
Conclusies t
t
Discussie Voor met name oppervlaktewater zijn de resultaten van de berekening en de metingen niet één op één te vergelijken. De oppervlaktewatermetingen van de waterschappen zijn concentraties, terwijl de milieumeetlat getallen geeft die het acute risico voor waterleven kwantificeren. Gezien de overeenkomsten tussen de gemeten en berekende probleemgebieden is wel een relatie tussen beide gegevens te leggen. Verder wordt de vergelijking van de oppervlaktewatergegevens bemoeilijkt door de stroming van het oppervlaktewater, waardoor een belasting van het water op een andere plaats gemeten wordt of het gevolg is van waterinlaat. Voor grondwater speelt een verschuiving in de ruimte minder, maar is die in de tijd groter: het grondwater in de filters op 25 m-mv is in het algemeen gevormd door het grondgebruik van jaren geleden. Een opvallend aspect is dat een aantal in de meetnetten aangetroffen bestrijdingsmiddelen niet voorkomt in de spuitschema’s. Dit geldt onder meer voor imadicloprid en DEET. Imadicloprid kent in de toelating een onderscheid tussen professioneel en niet-professioneel gebruik en wordt blijkbaar (veel) vaker gebruikt dan in beeld is in de handboeken (KWIN) en bij regionale experts. Mogelijke verklaring schuilt in het feit dat Imadicloprid op vrij grote schaal gebruikt wordt als zaadbehandelingsmiddel, dat in de praktijk wordt gezien als ‘voorbehandeld zaaigoed’ en niet als ‘volvelds gebruikt bestrijdingsmiddel’, zodat het geen
t
t
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen is enorm afgenomen, maar risico’s/milieubelasting zijn bij sommige teelten en in sommige regio’s nog te groot; Het toelatingsysteem van bestrijdingsmiddelen binnen grondwaterbeschermingsgebieden heeft niet tot significant lagere milieubelasting geleid. Aanvullende maatregelen specifiek gericht op verminderen milieubelasting is voor die gebieden zinvol en noodzakelijk; Het ontwikkelde vlakdekkend rekeninstrument is nuttig gebleken voor het in beeld brengen van huidige risico’s (probleemgebieden en probleemteelten) én voor verkennen scenario’s; Samenwerking met provincies, waterbedrijven, waterschappen, DLV en Agrifirm levert niet alleen verschillende invalshoeken, maar ook verschillende bronnen van informatie op (gebruiksgegevens bestrijdingsmiddelen, grond- en oppervlaktewatergegevens) en daarmee een breed draagvlak voor de resultaten en te nemen maatregelen.
Hoe verder? Het brede draagvlak voor de onderzoeksresultaten vormt het startpunt voor het gezamenlijk ontwikkelen van een strategie, aansluitend bij probleemstoffen, -teelten en gebieden, en afspraken over actiepunten en uitvoering daarvan. De effectiviteit van verschillende strategieën kan worden bepaald met MD-SAT. Dit instrument is dusdanig van opzet dat wijzigingen in grondgebruik, bodemtype, spuitschema’s eenvoudig opnieuw doorgerekend kunnen worden, maar ook de effecten van bepaalde verfijningen als aanpassing van middelengebruik in grondwaterbeschermingsgebieden, duurzame onkruidbestrijding door gemeenten of bepaalde
scenario’s. Daarnaast is het detailniveau dusdanig dat kan worden ingezoomd op regionaal en lokaal niveau om daarmee gebiedsprocessen te ondersteunen. Cors van den Brink en Carolien Steinweg (Royal Haskoning) Willem Jan Zaadnoordijk (Royal Haskoning, nu KWR Watercycle Research Institute) Anton Dries (provincie Drenthe), namens de projectgroep Onderzoek bestrijdingsmiddelen Noordoost-Nederland NOTEN 1) Van den Brink C., C. Steinweg en W.-J. Zaadnoordijk (2011). Bepalen strategie vermindering risico’s bestrijdingsmiddelen Noordoost-Nederland. Royal Haskoning. Rapport 9V5482. In opdracht van de provincies Drenthe, Fryslân, Groningen en Overijssel. 2) Waterschap Vallei & Eem, Waterschap Groot Salland, Waterschap Rijn & IJssel, Waterschap Regge & Dinkel, Wetterskip Fryslân, Waterschap Noorderzijlvest, Waterschap Hunze & Aa’s, Waterschap Reest & Wieden, Waterschap Velt & Vecht, Waterschap Veluwe en Waterschap Zuiderzeeland (2011). Gezamenlijk meetnet bestrijdingsmiddelen. Factsheets resultaten 2000-2009. 3) PPO (2010). Kwantitatieve informatie Akkerbouw en vollegrondsgroente. 4) Van den Brink C. (2009). Land use and groundwater quality. How technical instrumentation and scientific knowledge can support groundwater planning. Proefschrift Universiteit Utrecht. 5) Van Veen R. en C. van den Brink (2008). Actualisatierapportage deelstroomgebieden Rijn-Noord, Rijn-Oost en Nedereems. Royal Haskoning. Rapport 9T2681. In opdracht van de provincies Drenthe, Fryslân, Groningen en Overijssel.
Aanleveren van artikelen Het gebeurt helaas regelmatig dat artikelen aangeleverd worden die niet compleet blijken te zijn of waarvan niet de definitieve versie verstuurd wordt. Dat zorgt voor onnodig tijdverlies (als de redactie reeds begint met de beoordeling en verwerking van deze verhalen). Een vriendelijk verzoek daarom uw bijdrage pas te sturen als deze voor u definitief is en voorzien van eventuele illustraties conform de voorwaarden die de redactie hieraan stelt (hoge resolutie oftewel 300 dpi en een formaat van 10 x 15 cm bij een liggende foto). De meeste illustraties worden op 2 kolommen afgedrukt. Let hierop bij grafieken. Ze moeten dan nog leesbaar zijn. Uiteraard dienen foto’s en andersoortige illustraties - wanneer zij digitaal verstuurd worden - niet in een tekstbestand te zitten, maar in een los grafisch bestand (bij voorkeur jpg-bestanden voor foto’s en excel-bestanden voor grafieken).