Op zoek naar een moreel kompas Een filosofisch praktijkgericht onderzoek naar de professionele ethiek van het team van FHKE Pabo Veghel
Hogeschool: Opleiding: Student: Coach LOG coach Student Studentnummer Mailadres Looptijd onderzoek
1
Hogeschool Utrecht - Faculteit Maatschappij en Recht. Master Pedagogiek vanuit Ecologisch Perspectief Wilma van Esch Léontine Romeijnders Nico de Vos Wilma van Esch 1604582
[email protected] januari 2013 – juni 2014
Inhoudsopgave Inleiding Ik zag een eigenwijze aap Samenvatting Aanleiding Doelstelling Onderzoeksvraag en deelvragen Relevanties
3 5 6 7 7 8
Een filosofische zoektocht Reflectie op de filosofische zoektocht
9 12
In woord en beeld
13
Keuzes en verantwoording Reflectie op keuzes en verantwoording
16 18
Onderzoeksbevindingen Discussie Leren van apen
19 20 21
Eindreflectie
23
Literatuur
25
Bijlagen: 1. Transcript: Voorbeeld van een interview 2. De 8 tekeningen ~ Arts Based Analysis
27 36
2
Inleiding Beste lezer, Voor u ligt het resultaat van een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd in het kader van mijn masteropleiding Ecologische Pedagogiek aan de Hogeschool Utrecht te Amersfoort. Door een filosofische literatuurstudie over professionele ethiek te verbinden met de beelden van mijn collega’s over hun visie, waarden en de dilemma’s in hun dagelijkse werk, probeerde ik in de rol van onderzoeker te komen tot een moreel kompas voor mijn team. Zoals bij een écht kompas de pijl altijd naar het noorden wijst, zocht ik naar een praktische leidraad die ons de weg zou kunnen wijzen op momenten dat we het nodig hebben. Een moreel kompas voor pabo Veghel bestaat niet, dat ontdekte ik al snel, maar de filosofie bleek behulpzaam en toonde andere invalshoeken. In dit verslag neem ik u mee door literatuur en gesprekken, naar een conclusie met bruikbare handvatten en richtsnoeren voor onze praktijk op pabo Veghel. En wellicht voor andere praktijken. Maar dat is aan u, waarde lezer. Ik dank mijn team voor hun openheid, vertrouwen en bijdragen aan dit onderzoek en onze teamontwikkeling. Wilma van Esch Teammanager FHKE pabo Veghel Voorjaar 2014
3
“Ik zag een eigenwijze aap en nodigde hem uit op mijn schouder plaats te nemen. Doordat ik onderzoek deed op mijn werkplek wist ik dat hij er dagelijks zou zijn. En zich te pas en te onpas met onze werkprocessen en beslommeringen zou bemoeien. Of in mijn oor zou fluisteren op momenten dat ik daar niet om vroeg. Ik had hem kunnen wegjagen. Er ligt ogenschijnlijk voldoende om te sturen op goed onderwijs, bij ons op de pabo. Een visiedocument, toetsresultaten, tevredenheidscijfers van medewerkers en studenten, studentevaluaties en feedback uit kwaliteitskringen. Maar daar lacht onze aap hartelijk om. Vooral op momenten dat wij samen of individueel belangrijke beslissingen en keuzes maken, zijn deze rapporten en cijfers papieren werkelijkheden en geven ons geen antwoord bij twijfel op de vraag ‘doe ik het goed’. Hij is verrassend onvoorspelbaar, onze aap. Hij verstoort gestroomlijnde processen, springt onverwacht door afspraken en conventies heen. Hij is deel van ons team, gewoon omdat collega’s met een eigen biografie, een eigen mening en eigen beelden op bepaalde momenten eigenzinnige dingen doen. Soms dogmatisch en soms pragmatisch. Ik wilde onze aap niet negeren, ik wilde hem snappen en weten wat hij nodig heeft. Omdat hij bij ons hoort, ons uniek maakt. Een aap blijft een dier, onvoorspelbaar, gericht op het vervullen van zijn basisbehoeften en soms een lief en trouw maatje. Wat zouden wij nodig hebben om te kunnen spelen met onze aap? Achteraf gezien was ik misschien wel op zoek naar een handleiding ‘Haal de aap uit onze organisatie’. Ik las, bediscussieerde en onderzocht het spoor van de professionele ethiek, om te begrijpen hoe mensen komen tot afwegingen en het handelen vanuit individuele en gedeelde waarden. En ik ging in gesprek met mijn directe collega’s omdat ik best weet hoe de papieren versie van de ideale opleiding eruit ziet, maar niet hoe de ideale beelden van de collega’s zijn. Ervaren zij de aanwezigheid van de aap ook? In het afgelopen jaar sprong deze aap regelmatig op mijn schouders. Hij las met me mee in boeken, schreeuwde enthousiast in mijn oor als hij weer iets nieuws ontdekte. En ik ontdekte wie hij was: De aap in onze organisatie is onze eigenwijsheid, onze speelsheid, onze onverwachte humeurigheid of koppigheid. Het is goed om hem te herkennen, erkennen en een plek te geven. Soms te negeren en soms heerlijk te laten spelen en stoeien. Want de werkelijkheid is zoals hij is, hij hoort bij ons. Ik wil iedereen die ik in het afgelopen jaar heb mogen voorstellen aan onze aap, hartelijk bedanken. Dat zijn leerteamgenoten en betrokken docenten van de Masteropleiding Ecologische Pedagogiek, dat zijn mijn collega’s, dat zijn onze studenten, dat zijn mijn vrienden en familie (die zich soms echt afvroegen waarom ik de aap mee naar huis nam op mijn vrije dagen). Dank, grote aap op mijn schouder, je hebt veel inzicht gegeven!”
4
Samenvatting Dit onderzoek bestaat uit enerzijds uit een filosofische literatuurstudie naar de geschiedenis van de (professionele) ethiek, naar beroepsmoraal, beroepsethiek en morele dilemma’s. Anderzijds bestaat het uit een verbinding van deze theorieën met de praktijk en de ideeën van mijn team van FHKE pabo Veghel. Ik ben in gesprek gegaan met negen collega’s. Vanuit metaforen verbeeldden zij hun ideale opleiding en gaven aan waar het volgens hen wringt in de huidige situatie. In een verhalenworkshop hebben we deze beelden met elkaar gedeeld en verkend. Dit onderzoek heeft geleid tot suggesties en mogelijkheden om onze morele opvattingen en houdingen te bevragen en te ontwikkelen, omdat we ons realiseren dat de keuzes die we maken van invloed zijn op de ontwikkeling en het welbevinden van onze studenten én onszelf.
Afbeelding: De Van Praag Award. In 2005 in opdracht van het Humanistisch Verbond gemaakt door de IJslandse kunstenaar Sigurdur Gudmundsson. Het beeldt de autonome mens uit, die verbonden is met medemens en natuur.
5
Aanleiding van het onderzoek
Ik werk als teammanager op Fontys Hogeschool Kind en Educatie pabo Veghel (onderdeel van Fontys Hogeschool Kind & Educatie - FHKE). Mijn team bestaat uit 16 collega’s in verschillende functies (docenten, administratie, onderwijsondersteuning) die met elkaar iedere dag zo goed mogelijk onderwijs voor aankomende leerkrachten basisonderwijs willen realiseren. Waarbij we soms niet weten wat ‘zo goed mogelijk’ is, wat rechtvaardig is, wat nodig of eerlijk is, of hoe we processen op waarde moeten schatten. Waarbij het opgelegde beleid soms wringt met persoonlijke waarden, het beoordelen van competenties van studenten soms subjectief en persoonlijk lijkt te zijn. We dragen als team ogenschijnlijk dezelfde waarden uit, maar tegelijkertijd constateren we op bepaalde momenten dat dat in praktijk lang niet altijd het geval is. Ik wil deze momenten en situaties aangrijpen om onze morele opvattingen en houdingen te onderzoeken omdat het beter afgestemd raken ongetwijfeld effect heeft op onze professionele relatie met elkaar, onze kwaliteit van opleiden, het welbevinden van studenten en hun ontwikkeling. ‘Het Kind’ (www.hetkind.org) een expertisecentrum dat via een website en activiteiten wil inspireren, legitimeren en verbinden, beschrijft zeven leidende principes van goed onderwijs die ik regelmatig gebruik om op mijn handelen als teammanager te reflecteren. Maar ook om van iets meer afstand naar onze morele dilemma’s te kijken. De visie van het Kind beschrijft dat leiderschap in scholen de randvoorwaarden moet creëren voor inspiratie, moreel kompas en het besef dat alles ertoe doet. Een leidend principe hierbij luidt: ‘De cultuur in groep en school verbindt en biedt een moreel kompas. Ze is open en veilig en kent een toon van respect en vertrouwen’. Dat was de aanleiding voor dit onderzoek: Wat is dat eigenlijk, een moreel kompas? Hoe creëer ik als leidinggevende die randvoorwaarden? En kan een dergelijk kompas ons inderdaad richting geven bij de dilemma’s die we in de dagelijkse praktijk tegenkomen? Als ik mij vergis, is het in elk geval op goede gronden. Joseph Joubert (1754-1824)
Figuur 1 Apie (Ramon de Ruijter 2011)
6
Doelstelling Met dit onderzoek tracht ik door het bestuderen van theorieën over (professionele) ethiek en morele dilemma’s alsook gesprekken met collega’s zicht te krijgen op de visie en waarden van het team van FHKE pabo Veghel. Vanuit die inzichten wil ik randvoorwaarden creëren voor een moreel kompas en voor een verbindende, open en veilige cultuur in ons team. Met dit onderzoek hoop ik nieuwe invalshoeken te vinden om als onderwijsteam nog beter op elkaar afgestemd te raken op momenten dat we voor morele dilemma’s komen te staan. Onderzoeksvraag: Om elkaar te verstaan en onze koers te kunnen bepalen, wil ik op zoek gaan naar ons gezamenlijk kompas, naar gedeelde beelden en een gezamenlijke ideale richting waar het gaat om professionele ethische afwegingen. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Hoe ziet het gezamenlijke moreel kompas van de docenten van het team van pabo Veghel eruit en welke randvoorwaarden hebben we nodig om op dit kompas af te stemmen? Deelvragen: 1. Wat is een moreel kompas, wat is professionele ethiek? 2. Welke randvoorwaarden zijn nodig om met een team te komen tot een goed afgestemd moreel kompas? 3. Welke visie en waarden in het opleiden vinden collega’s FHKE pabo Veghel belangrijk? 4. Wat hebben de collega’s van FHKE pabo Veghel nodig om qua visie en waarden afgestemd te raken?
7
Relevanties Een praktische relevantie van dit onderzoek is de mogelijke ontdekking van nieuwe argumenten om te onderbouwen waar het docenten in een docententeam dat studenten opleidt en begeleidt écht om gaat. De maatschappelijke en politieke druk op pabo’s is groot en kan een bedreiging vormen voor het welbevinden en de betrokkenheid van individuele docenten. Hoe blijven we in dat spanningsveld met elkaar de goede dingen doen, kwaliteiten van mensen goed inzetten en benutten? Hoe leren we diversiteit van collega’s waarderen in organisaties? Waaruit haalt een pabodocent zijn voldoening? Waar gaat het collega’s echt om in dit vak? Wanneer we dat beter weten, kunnen we er beter mee spelen (ook als leidinggevende). We kunnen met meer efficiëntie en meer werkplezier ons werk doen als we onze aap beter begrijpen. Wanneer we de aap vangen of opsluiten, worden mensen of overspannen, of ze gaan iets anders doen. De aap staat symbool voor het eigenwijze dat mensen uit het werk halen. Wanneer die drive bedreigd wordt gaat een aap rare sprongen maken. Het meest wezenlijke van dit onderzoek is mijns inziens het antwoord op de vraag: Hoe leren we spelen met de aap? Het fundamenteel wezen van het maatschappelijk proces is het individu, zijn begeerten en angsten, zijn hartstochten en zijn motieven, zijn neigingen tot het goede en tot het kwade. Erich Fromm (1900 – 1980) Vanuit ecologisch perspectief wil ik duurzaam opvoeden en ontwikkelen centraal laten staan. Hiërarchisch gezien staat hierbij verbondenheid boven waarden en intenties. En waarden en intenties staan weer boven normen en vormen. In dit onderzoek gaat het om onze pedagogische authenticiteit, van waaruit we ons voortdurend afvragen of onze studenten, ons werkveld en wij elkaar verstaan. Hoe verbinden we ons met onszelf, de ander en de wereld om ons heen? In dit onderzoek wil ik zichtbaar maken hoe we de aap in onze organisatie kunnen omarmen en verwelkomen. Ecologisch verantwoord opvoeden en ontwikkelen brengt onvoorspelbaarheid, zelfregulatie en autopoiese mee. Autopoiese betekent letterlijk zelf-productie, zelforganisatie. De disbalans kan leren en gezamenlijke ontwikkeling tot stand brengen. Maar ook ontkoppeling of normering. Dit onderzoek wil een antwoord geven op hoe wij verbonden kunnen blijven in periodes van spanning en onrust. En ons diepgaand realiseren dat we geen onderwijs kunnen realiseren zonder elkaar. We hebben aan moraal alleen niet genoeg. We hebben een extra niveau hoger nodig, een metaniveau of een balkon, van waaruit we kritisch kunnen kijken naar alle, ook hedendaagse, vormen van moraliseren. Dat brengt ons tot de ethiek. (Van Es, 2011) De persoonlijke relevantie van dit onderzoek is dat ik als teamleider van pabo Veghel behoefte heb om duidelijkheid, vertrouwen, veiligheid en verbondenheid te creëren in mijn team en dat ik mijn collega’s een ander perspectief wil bieden, naast onze geijkte beleidsmaterialen. Zoek het goede niet buiten u: zoek het in uzelf of vindt het nooit. Epictetus (50 – 130)
8
Een filosofische zoektocht Door middel van een filosofische literatuurstudie wilde ik zicht krijgen op theorieën over (professionele) ethiek en morele dilemma’s, teneinde randvoorwaarden te creëren voor een moreel kompas voor het team van Pabo Veghel. Hierbij ben ik vooral geïnspireerd door de hoorcolleges Geduld, deugd, plicht, keuze van Paul van Tongeren (2007), het boek Woorden & daden - een inleiding in de ethiek (van Melle en Zilfhout, 2008), de lectorale rede Leraren met Karakter van Wouter Sanderse (2013) en het boek Professionele Ethiek van Rob van Es (2011). Graag wil ik starten met een begrippenkader, om de kernwoorden van dit onderzoek te verhelderen. Het voert te ver om een volledig historisch overzicht van de ethiek in dit verslag te verwerken. De geïnteresseerde lezer kan ik mijn historisch overzicht naar aanleiding van de hoorcolleges toezenden. Uit de hoorcolleges en literatuur heb de inzichten van Socrates (469 – 399 v. Chr.), Plato (428 – 348 v. Chr.) en Aristoteles (384 – 322 v. Chr.) gehaald en verwerkt in dit paper, omdat hun theorieën mijns inziens van waarde kunnen zijn voor het proces waar team Veghel in zit. Vanuit het verleden heb ik een stap gemaakt naar het heden en ben uitgekomen bij hedendaagse beschrijvingen en inzichten betreffende professionele ethiek in organisaties. Op zoek naar een kompas… Begrippenkader: Ethiek (Grieks: èthos, gewoonte of zedelijke handeling). Moraalwetenschap is een richting in de filosofie die zich bezighoudt met de kritische bezinning over het juiste handelen. Professionele ethiek is volgens van Es (2011) de ethiek die op professionele wijze door een vakfilosoof wordt gebruikt ter verheldering van morele kwesties die spelen in de context van organisaties en beroepen. En het is de ethiek die eigen is aan het goed uitoefenen van een vak; dat is ethiek als bewustwording of professionalisering van een doelgroep (p.16). Om die tweede vorm is het mij in dit onderzoek te doen. Een moreel dilemma is een bijzondere kwestie van kiezen, het gaat om een keuze tussen conflicterende waarden (van Es 2011, p.131). Onder moraal versta ik, in navolging van Sanderse (2013) het geheel van opvattingen van individuen, groepen en culturen over wat goed en slecht is (Van Melle e.a. ).)2008, p.19) Volgens van Tongeren (2007) is ethiek rond 400 voor Christus ontstaan door dingen die niets met ethiek te maken hebben: Oorlog, economische en technische ontwikkelingen. D00r ingrijpende maatschappelijke en politieke gebeurtenissen werd wat duidelijk was helemaal niet meer duidelijk en gingen mensen zich volgens van Tongeren vragen stellen als: ‘Mag alles wat kan - doen we het wel goed - doe ik het wel goed - hoe moet het eigenlijk - hoe moeten we (samen)leven? In diezelfde tijd leren zowel Socrates als Plato ons dat het voortdurend stellen van vragen leidt tot onderzoeken of het goed is om je te richten naar een heersende code. Socrates werd beïnvloed door de kritische denkwijzen van de natuurfilosofen en de sofisten. Volgens Socrates bestaat de waarheid en het goede ongeacht wat mensen zeggen of denken. De vragen van Socrates brachten de 9
bevraagden telkens tot het punt waarop ze het eigenlijk ook niet meer wisten. Hij maakte het niet weten tot het meest principiële aan de filosofie en de ethiek. ‘Je moet weten dat je het niet weet en dus vragen stellen’. In de dialogen van Plato draait het steeds om de vraag naar de hoogste vorm (‘de idee van het goede’ of ‘het goede op zich’). Ware kennis bestaat erin te weten dat men niets weet. Socrates (470 v.Chr. - 399 v.Chr.)
Ik heb gekozen voor de tijd van Socrates omdat ik dezelfde bewegingen herken in de huidige tijd: de maatschappelijke en politieke vragen grijpen diep in op ons dagelijks functioneren en handelen. Maatschappelijke en kerkelijke zekerheden zijn weggevallen, de vernieuwing van informatiestromen en wetenschappelijke inzichten gaan razendsnel. De politieke en beleidsmatige antwoorden op deze maatschappelijke onrust zijn controle, beheersing en meten. De antwoorden liggen er. We hoeven de vormen en instructies maar te volgen. Maar dat wringt. Vandaar de eigenwijze aap in onze organisatie, de horzel in de oudheid. In zijn lectorale rede ‘Leraren met Karakter’ behandelt Sanderse (2013) de benadering van de deugdethiek, die teruggaat naar de Griekse filosoof Aristoteles Deze sluit volgens hem goed aan bij de beroepsethiek van docenten. Bijna alle grote vragen uit onze tijd, blijken niet van deze tijd te zijn, stelt Sanderse. Ze zijn sinds het begin van de Westerse beschaving gesteld en blijkbaar zo fundamenteel en onoplosbaar dat iedere generatie er opnieuw mee geconfronteerd wordt. Iedere tijd, ieder probleem, iedere keuze vraagt om een juist midden. Ook Van Tongeren (2007) vertelt in zijn hoorcolleges over de deugdethiek van Aristoteles. Aristoteles was de zoon van een arts en zocht naar het juiste midden. Een arts probeert voortdurend het midden te vinden tussen te veel en te weinig, de perfectie ligt in het midden. Het midden is de allerbeste vorm, de hoogste realisering van een natuurlijk vermogen. Wat het is, ligt er maar aan wie je bent, hoe de situatie is, wat er voor andere mogelijkheden zijn. Het juiste midden is dus niet voor iedereen, op elk moment, in iedere situatie hetzelfde: Het juiste midden is relatief, met betrekking tot ons, de situatie, de plaats, de tijd, context enzovoorts. Aristoteles brengt ons dus op het spoor van de zoektocht naar het juiste midden. Aristoteles brengt ons op het spoor van de zoektocht naar het juiste midden Dat het juiste midden relatief is, betekent niet dat er geen maat of criterium is. We erkennen dat dapperheid in de oorlog iets anders is dan in vredestijd en moeten niet doen alsof er geen verschil is. In elke situatie kunnen we ons heel goed voorstellen dat we het doen op een manier die niet dapper is of roekeloos is. Achteraf is dit pas goed te zien. Van Es geeft in zijn boek Professionele Ethiek (2011) aan dat we over de meeste beroepshandelingen niet nadenken, we voeren ze gewoon uit. Achteraf voeren we verklaringen aan, die voor een groot deel bestaan uit verzinsels (Van Es 2011, p.27). Er zijn volgens Van Es drie constanten te noemen in het verklaren van eigen gedrag: De drang om zelf te overleven, de behoefte tot zorgen voor eigen kring en de bereidheid indien nodig met derden samen te werken. Deze drie constanten produceren samen de instinctieve moraal: een vanzelfsprekend idee over goed en kwaad dat bijna automatisch de praktijk van alle dag regeert. Van Es illustreert de beïnvloeding van deze moraal met sprookjes, 10
sagen, legenden, vertellingen, volkstoneel, rap, musical. Ook religie, politiek, PR en journalistiek putten op eigen wijze uit verschillende overdrachtsbronnen. Dit beïnvloedt mensen in de morele beleving van hun professie. De handelingen van docenten, hoe klein en soms onbewust ook, geven blijk van een bepaalde beroepsmoraal. Onder moraal versta ik, in navolging van Sanderse (2013) het geheel van opvattingen van individuen, groepen en culturen over wat goed en slecht is (Van Melle e.a. 2008, p.19). De beroepsmoraal van leraren is dus het geheel aan opvattingen dat docenten hebben over wat goed en slecht is in hun beroepsuitvoering. Een leraar ontwikkelt zich als een ‘morele professional’ als hij cases aangrijpt om zijn morele opvattingen en houdingen te bevragen en te ontwikkelen, omdat hij zich realiseert dat de keuzes die hij maakt van invloed zijn op het welzijn van de leerlingen (Sanderse 2013, p.6). Alhoewel ethiek dus begint met het stellen van vragen is er volgens Sanderse meer nodig. Hij spoort aan tot een voortdurende bezinning met elkaar, het systematisch reflecteren op wat ons moreel beweegt. Dit bezinnen gebeurt in gezamenlijkheid. Door de ander kun je je gedachten en beelden scherpen. Hierbij dienen we ons de vraag of de morele opvattingen van collega’s (én mezelf) echt wel goed zijn te blijven stellen. Sanderse benadrukt dat ethiek altijd praktijkgericht is. Het hebben van kennis over wat goed en rechtvaardig is, is niet genoeg. Juist de voortdurende reflectie op die kennis en de praktijk zal het onderwijs ten goede komen. Vragen stellen alleen is niet voldoende, systematisch bezinnen in gezamenlijkheid zal het onderwijs ten goede komen. Reflectie betekent letterlijk terugbuigen van de hectiek van alle dag en je aandacht wat langer op een vraag of probleem richten. Door je in de ideeën van anderen te verdiepen, creëren docenten afstand van hun eigen beroepspraktijk en krijgen ze perspectief, zodat vertrouwde opvattingen ter discussie kunnen komen te staan. Dit denken maakt onze keuzes en handelingen op termijn zelfbewuster, intelligenter en doordachter. Met een goed doordachte beroepsmoraal krijgen docenten meer inzicht in de betekenis van de doelen die ze nastreven en de redenen die aan hun handelen ten grondslag liggen. Deze professionele dialoog overstijgt het niveau van het uitwisselen van smaken en voorkeuren als collega’s op zoek gaan naar een antwoord op dezelfde vraag, zoals ‘wanneer is een cijfer eerlijk?’ of ‘wanneer is een docent professioneel?’ Zelfs al kunnen we niet definitief vaststellen of iets eerlijk of professioneel is, maakt een dialoog toch gemeenschappelijk onderzoek, verkenning en verdieping mogelijk. De houding die voor een goede reflectieve dialoog nodig is, zit tussen die van een dogmaticus en relativist in : Docenten moeten hun eigen ideeën als een dogmaticus verdedigen, maar als een relativist andere perspectieven als een serieuze uitdaging zien. Daar is dapperheid voor nodig, om soms aan je ideeën vast te houden en soms fouten toe te geven (Sanderse, 2013).
11
Reflectie op de filosofische zoektocht Wat wilde ik op het spoor komen met deze literatuurstudie? Ik was benieuwd naar de beelden en stromingen in de ethiek door de loop der eeuwen. Ik dacht daar een moreel kompas uit te kunnen filteren of samenstellen. Een tablet met tien geboden, of richtlijnen die altijd wijzen naar het noorden. Eigenlijk ligt er al genoeg materiaal bij ons op de opleiding, genoeg om op te sturen. Er is een beschreven visie, er liggen protocollen, regels en afspraken. Dat is niet de kern. Mijn team en ik, wij hebben iets anders nodig om kracht uit te kunnen putten op momenten dat we voor morele dilemma’s komen te staan. De reis door de ethiekgeschiedenis door het lezen van de literatuur van Van Tongeren (2007) en Melle & Zilfhout (2008) maakte me duidelijk dat onze zoektocht op een bepaalde manier tijdloos en universeel is, maar ook verbonden aan deze tijd, aan dit gezelschap, deze werksituatie. Socrates en Plato kozen voor het niet weten en vragen stellen, in tegenstelling tot de relativisten in zijn tijd die antwoorden en richtlijnen gaven. Ik kies met Aristoteles voor dezelfde zoektocht naar het juiste midden. In tegenstelling tot de schijnzekerheid van protocollen, visiedocumenten en meetinstrumenten. Dat vraagt wat van ons team: Het vraagt openheid, lef en kwetsbaarheid. Het vraagt persoonlijke en gezamenlijke reflectie. Iedere keer als er weer een aap door onze organisatie stuitert, kunnen we de casus aangrijpen om met elkaar beter en dieper in gesprek te gaan, afgestemd te raken en op het spoor te komen van ecologisch verantwoord opleiden en begeleiden van studenten. Willen we dat?
12
In woord en beeld Terwijl ik voor mijn Specialisatie Management en Beleid ‘Socratisch leiderschap of een lekkend plafond’ (Esch, 2014 in het kader van de master Ecologische Pedagogiek) met mijn team het socratische gesprek opzocht en beoefende, wilde ik voor dit onderzoek op zoek naar beelden van goed onderwijs en de onderliggende waarden van mijn collega’s. Hierbij had ik kunnen kiezen voor verdieping en uitwerking van de morele dilemma’s waar we met elkaar op stuiten, maar meer nog dan verdieping in de momenten dat het niet stroomt of moeilijker gaat, wilde ik op zoek naar hun beelden van de ideale pabo opleiding en naar de gebieden waar het volgens hen wringt. Om die reden ben ik in gesprek gegaan met mijn team. Met negen van mijn zestien collega’s heb ik een gesprek gevoerd, waarbij de begrippen op bijgevoegde afbeelding centraal stonden. Twee collega’s kozen ervoor samen het interview in te gaan. Ik koos voor gesprekken met docenten en niet met administratief en onderwijsondersteunend personeel om de focus op het primaire proces van opleiden van studenten te kunnen houden. Tevens koos ik voor mensen die ook het jaar erop nog werkzaam zouden zijn op pabo Veghel. De gesprekken duurden gemiddeld 45 minuten. Figuur 2 Ansichtkaart met steekwoorden
Ik vroeg collega’s te starten vanuit een metafoor die voor hen de ideale opleiding verbeeldde. De gesprekken heb ik opgenomen en later uitgewerkt in transcripten (voorbeeld bijlage 1). Uit de transcripten heb ik allereerst de metafoor gehaald en daarna de - in mijn ogen - meest typerende uitspraken van de collega’s. Uitspraken waarin de ideale opleiding geconcretiseerd werd of waar voor hen dilemma’s en fricties zichtbaar werden. De metaforen en letterlijke citaten heb ik verwerkt in acht tekeningen (zie ook bijlage 2), die ontstonden door de transcripten meerdere keren te lezen en op me in te laten werken. Ik wilde niet op zoek naar overeenkomsten of verschillen tussen de verhalen, noch de taal labellen, maar probeerde de verhalen te verbeelden in tekeningen. Hierbij kleurde mijn perceptie dus de uitkomst. Wanneer een andere onderzoeker deze analyse had gemaakt, had het andere beelden opgeleverd. Het telkens opnieuw beluisteren en de uitspraken terugbrengen tot nauwelijks 15 regels tekst maakte dat ik heel veel moest schrappen en telkens uitspraken afwegen, toevoegen of weg laten. De tekeningen kregen namen: ‘Vliegen als Nils Holgersson over Zweden’, ‘Meerdere wegen naar Rome’, ‘De trektocht’, ‘Zorgeloosheid als ruimte’, ‘Springplank naar de toekomst’, ‘Als een spin in het web’, ‘De snoepwinkel’, ‘De tweetrapsraket’. Ik heb de tekeningen gelamineerd en op een teamdag teruggeven aan het team.
13
Figuur 3 De tweetrapsraket
Figuur 4 De Snoepwinkel
Figuur 5 Zorgeloosheid als ruimte
Figuur 6 Spin in het web
Figuur 7 Springplank naar later
Figuur 8 De Trektocht
Figuur 9 Meerdere wegen naar Rome
Figuur 10 Als Nils Holgersson over Zweden
14
De terugkoppeling met het team vond plaats bij Bezinningscentrum Zin in Vught. Op een studiedag die in het teken stond van zingeving, werkdruk, vitaliteit en ontmoeting. Ik heb de tekeningen benut als introductieactiviteit, in een verhalenworkshop (verantwoording en uitleg: zie volgende paragraaf). Tijdens de inleiding van deze verhalenworkshop heb ik collega’s verteld over het onderzoeksproces tot zover en uitgelegd wat Arts Based Analyse is (ook hier verantwoording en uitleg methodologie in volgende paragraaf). We zijn rondgewandeld langs de tekeningen en ik heb bij iedere tekening uitgelegd wat ik getekend en gehoord heb. We wandelden met elkaar langs de vooraf opgehangen tekeningen, waarbij ik toelichtte wat de metafoor en de genoteerde uitspraken waren. Na deze ronde vroeg ik mijn collega’s of zij hun verhaal of dat van een collega herkenden. Collega’s herkenden zonder uitzondering hun eigen verhaal, waarbij één collega was vergeten dat hij geïnterviewd was, maar gedurende de uitleg verbaasd constateerde ‘Zo had ik het zelf ook kunnen zeggen, dat lijkt precies mijn verhaal’. Vooraf werd geraden van wie het verhaal was, en daar ontstond vooral verbazing ‘Denk jij er zo over?’ ‘Dit had mijn verhaal kunnen zijn’ ‘Ik wist niet dat je er zo tegenaan keek’. Ik heb collega’s na afloop van de studiedag gevraagd om vrijblijvende feedback per mail. In mailreacties las ik dat collega’s verrast waren over de kracht van verbeelding en herkenning. Over de nieuwsgierigheid en behoefte om verder in gesprek te gaan, om elkaars beelden verder te bevragen. Het verzoek om de tekeningen in de docentenkamer te hangen, kwam ook vanuit verschillende hoeken. Zodat gesprekken vervolgd kunnen worden. De collega’s die de volgende studiemiddag voorbereidden, willen de tekeningen opnieuw benutten als startpunt voor het gesprek over onze visie en beelden. Boeiende bijkomstigheid: Tijdens gesprekken met studenten en met collega’s uit ons werkveld, op mijn kantoor, wordt zeer regelmatig gevraagd wat er voor tekeningen hangen. Zowel vorm als inhoud brengt gesprekken op gang, die direct over onderwijs, idealen, verlangens en frustraties gaan. In het praktijkdeel zocht ik antwoord op de vraag: Welke visie en waarden in het opleiden vinden collega’s FHKE pabo Veghel belangrijk? We hebben een FHKE visie document waar we allemaal wel achter staan. Grote woorden als talentontwikkeling, betrokkenheid, verbondenheid, de student centraal passeren in dit document en in onze vergaderingen regelmatig de revue. Maar de metaforen van collega’s raakten een andere, diepere laag. Het doorvragen op de metafoor van een ander creëerde nieuwsgierige verkenning en aftasting. Met vragen als ‘hoe wordt dat zichtbaar in je handelen?’ ‘wat vind je dan belangrijk in je klas?’ of ‘Geldt dat altijd voor alle studenten?’ We gebruiken soms dezelfde woorden maar hebben er andere beelden bij.
15
Keuzes en verantwoording Bij het methodologisch opzetten en uitvoeren van dit praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek heb ik gebruik gemaakt van literatuur van Baarda e.a. (2009), Boeije (2008), Barone en Eisner (2012), Leavy (2009), Brohm en Jansen (2010), Abma en Widdershoven (2006), Nederhoed (2011). Explorerend onderzoek gaat volgens Brohm en Jansen (2010) over het ontwikkelen van inzicht in de complexiteit van een systeem. Deze verkenning bestaat uit een combinatie van begrijpen, verklaren én veranderen. Het ontwikkelen van inzicht in de complexiteit vindt plaats in een dialoog tussen theorie en praktijk (p. 37). Een belangrijk deel van het onderzoek bestaat uit het ontwikkelen van concepten waarmee we als professionals leidraden hebben voor ons handelen (p.78). Concepten worden beschreven als een lens, een manier om naar de werkelijkheid te kijken, om bepaalde delen in de complexe werkelijkheid te doen oplichten (p.81). De theorie in explorerend onderzoek wordt niet benut om antwoorden te genereren, maar om betere vragen te ontwikkelen (p.81). Het karakteristieke van een explorerend proces is dat het niet lineair verloopt maar iteratief, men springt heen en weer tussen idee, theorie, ontwerp, informatievergaring, analyse en bevindingen (p.79) Een idee is iets waar een onderzoek mee start, maar ook iets dat gedurende het onderzoek wordt ontwikkeld. Pas aan het eind van het onderzoek is de focus uitgekristalliseerd, aldus Brohm en Jansen (p.80). Dit is kenmerkend voor dit onderzoek. De kernbegrippen ‘professionele ethiek’ en ‘morele dilemma’s’ nodigden uit tot een verdieping van begrippen en theorieën, maar ook tot gesprekken met collega’s. Arts based geïnspireerd De wijze waarop Van Es (2011) zijn boek vorm heeft gegeven is Arts Based te noemen. Ieder besproken onderdeel wordt geïllustreerd of verduidelijkt met films, gedichten, teksten en foto’s en geeft daarmee het boek een grote zeggingskracht. Dit boek inspireerde me om het praktijkdeel van het onderzoek Arts Based uit te voeren. Hierbij heb ik me laten leiden door de literatuur over Arts Based Research door Leavy (2009) en Barone en Eisner (2012). Volgens Leavy roept kunst emotie op, kan het denken transformeren en maakt het toegankelijk (p.254 -255). Barone en Eisner geven aan dat het doel van Arts Based Research is het oproepen van significante vragen en het genereren van gesprekken in tegenstelling tot het poneren van meningen (p.166). En daar was ik naar op zoek. Een gesprek met mijn collega’s over waarden is geen gesprek over feitelijkheden of waarheden, maar een gesprek over diepere drijfveren en soms moeilijk te verwoorden gedachten en gevoelens. Ik vroeg de collega’s op zoek te gaan naar een metafoor, gedicht of beeld dat hun visie op de ideale opleiding verbeeldde. De vorm van kwalitatieve analyse die mijn werkwijze het dichtst benaderd is die van de theoretische sensitiviteit (Boeije p.80). Dat wil zeggen dat ik me bij deze kwalitatieve analyse niet heb laten leiden door theoretische concepten, maar dat ik relevante beelden heb laten bovendrijven door de interactie tussen de transcripten en mij ( ook wel genoemd emerging, Boeije p. 80). De wijze waarop wil ik definiëren als Arts Based (Barone en Eisner, 10 basic concepts, p. 164). Ik onderschrijf met Barone en Eisner dat mensen een grote variëteit aan representatievormen hebben 16
om de wereld te begrijpen en beschrijven (concept 1, p.164), dus wilde ik graag een andere taal benutten. Het doel van arts based research stelt het oproepen van significante vragen en op het op gang brengen van gesprekken boven het profileren van meningen (concept 3, p.166). Arts based onderzoek kan meningen samenvatten, wat metingen niet kunnen (concept 4, p. 167). En misschien voor mij wel het belangrijkste concept: De bijdrage aan het verstaan en begrijpen van elkaar (concept 10, p.171). Ik heb dus gekozen voor een alternatieve wetenschappelijke aanpak van analyseren, namelijk het arts-based analyseren. Leavy (2009) bevraagt via haar ‘checklist of considerations’ (p.50) validiteit en betrouwbaarheid bij arts based onderzoek. Ik wilde haar vragenlijst benutten met het oog op validiteit en betrouwbaarheid van mijn onderzoek. Haar vragen zijn gericht op de doelstelling van het onderzoek, op het antwoord op de onderzoeksvragen, het gebruik van de theorie, het opereren op verschillende niveaus en het verantwoorden van keuzes op ethisch niveau. Voor mij was de belangrijkste conclusie dat wanneer ik de analyse als alternatieve wetenschappelijke aanpak rechtvaardigen, dat niet zou kunnen zonder een dialoog waarin ik de arts based analyse terug zou koppelen aan de respondenten. ‘De normatieve geldigheid wordt bepaald door het wederzijds begrip tussen de verschillende individuen in een discussie’ (Abma en Widdershoven, 2006). Dat is de reden dat ik gekozen heb voor een Verhalenworkshop. De verhalenworkshop vond plaats op een teamdag bij Zin in Werk, in Vught. Hierbij waren niet alleen de geinterviewden aanwezig, maar ook nieuwe collega’s en onderwijsondersteunend personeel. Brohm en Jansen (2010) spreken van ‘Opvoering’ en ‘Betekenisgeving’ (p. 110) en stellen de vraag wat de verhalen die verteld worden doen. In de tekeningen heb ik letterlijke uitspraken van collega’s gebruikt, de metafoor is door hen bedacht en verteld. De vormgeving is mijn interpretatie en inkleuring. Met het samen rondwandelen door de ruimte en het vertellen van mijn interpretaties, wilde ik graag een voorstelling opvoeren van de door mij waargenomen werkelijkheid, in plaats van het letterlijk teruggeven van de verhalen. Ik wilde daarmee bepaalde beelden naar boven halen, om nieuwe interpretaties en nieuwsgierigheid naar elkaars verhalen te ontwikkelen. Het vergelijken, doorvragen en bevragen van collega’s kwam als vanzelf op gang: De nieuwsgierigheid naar elkaars eigenwijsheid. Tot slot heb ik met behulp van Baarda (2009) en Nederhoed (2011) een onderzoeksverslag met een heldere opbouw trachten te schrijven. Inhoudelijke keuzes Voor geschikte literatuur over de kernbegrippen Professionele Ethiek en Morele dilemma’s heb ik lector Wouter Sanderse (Lectoraat Professionele Ethiek ~ Fontys LerarenOpleiding in Tilburg) benaderd. Zijn literatuursuggesties betreffende de hoorcolleges van Van Tongeren (2007) en het boek Woorden & daden - een inleiding in de ethiek (van Melle en Zilfhout, 2008) boden me inderdaad een stevig fundament. Via google kwam ik op het spoor van het boek Professionele Ethiek (Van Es, 2011). Rob van Es gaf handvatten voor de stap van historisch perspectief en fundament naar ethiek in professionele organisaties. Tot slot is de weergave van de lectorale rede van Wouter Sanderse ook een stevige onderlegger geweest voor het theoretische deel. Gedurende 17
de onderzoeksperiode heb ik ook mijn specialisatie Management & Beleid onderdeel uitgevoerd met als onderwerp Socratisch Leidinggeven. Ook de literatuur en bijeenkomsten over de socratische dialoog hebben me in het onderzoekproces beïnvloed.
Reflectie op keuzes en verantwoording Met dit onderzoek wilde ik zicht krijgen op theorieën over professionele ethiek en morele dilemma’s en zicht krijgen op de visie en waarden van het team van FHKE pabo Veghel, om vanuit die inzichten randvoorwaarden te kunnen creëren voor een moreel kompas en een verbindende, open en veilige cultuur in ons team. Ik wilde begrijpen, verklaren en veranderen. Door het lezen van literatuur gericht op inhoud en vorm, heb ik een zeer rijk palet aan invalshoeken en perspectieven gezien. De combinatie van de filosofische literatuur en interviews met mijn collega’s en het arts based analyseren hiervan was niet heel logisch. De literatuurstudie bracht me op het spoor van ethiek en morele dilemma’s. Logischer zou zijn in het praktijkdeel die dilemma’s in beeld te brengen en te doorgronden. Dat kreeg ik ook terug van kritische meelezers, de vraag: Wat zijn jullie morele dilemma’s dan? Noem eens voorbeelden. Maar daar ging het me niet om. Meer dan de illustratie van de momenten waarop het mis is gegaan of moeilijk werd, wilde ik weten wat de inspiratie, bezieling en droombeelden van collega’s zijn. En van hen horen waar het volgens hen wringt met de huidige werkwijze. Ik had de interviews kunnen coderen en uit kunnen komen op relevante statements en begrippen. Of bij duidelijke overeenkomsten en verschillen in visie en waarden. Maar ook daar ging het me niet om. De literatuurstudie bracht me op de rijkdom van de diversiteit van collega’s. De arts based manier van analyseren en teruggeven hield die rijkdom in stand, weliswaar gekleurd door mijn perspectief. Ik gaf hen verhalen en beelden terug en hoopte op nieuwsgierigheid, onderzoekende gesprekken en verbinding. En dat gebeurde. Op het moment dat de metafoor van de aap mijn onderzoek binnen wandelde, begreep ik waar ik echt naar op zoek was en kon ik theorie, praktijkdeel en de conclusies en aanbevelingen duiden en verbinden.
18
Onderzoeksbevindingen Via de filosofische zoektocht en de gesprekken met collega’s kom ik uit bij de conclusies van dit onderzoek: Ik wilde zicht krijgen op de visie en waarden van het team van FHKE pabo Veghel. Van daaruit wilde ik randvoorwaarden creëren voor een moreel kompas en een verbindende, open en veilige cultuur in ons team. Belangrijkste doel was met dit onderzoek een nieuw perspectief op onze bestaande praktijk te realiseren. De conclusie die ik wil trekken uit het praktijkdeel onderstreept de conclusie uit de filosofische literatuurstudie. Door ons in elkaars ideeën te verdiepen, namen we afstand van onze eigen beroepspraktijk en keken we door een ander perspectief en durfden elkaar te bevragen. Vanuit de studiedag zijn afspraken gemaakt om in ieder geval nog twee dagdelen verder te werken aan onze visie, vanuit deze beelden. Daarnaast hebben we geconcludeerd dat het belangrijk is onze visie en waarden te koppelen aan praktijkvoorbeelden en meer met casuïstiek, intervisie en reconstructies te gaan werken. We vinden het belangrijk om elkaar te verstaan, te begrijpen en dichter bij elkaar te komen om de koers helder te krijgen voor onszelf en studenten. De belangrijkste doelstelling is mijns inziens gerealiseerd. We hebben een nieuw perspectief gevonden. De behoefte om meer en anders met elkaar in gesprek te gaan is inmiddels al op verschillende manieren vormgegeven in ons team. We hebben de vergadervormen en inhouden onder de loep genomen en zijn onze tijd opnieuw gaan indelen. Op de vraag hoe het moreel kompas van de docenten van het team van Pabo Veghel eruit ziet, is geen eenduidig antwoord gekomen. Deze vraag is ook veel te groot en complex om te beantwoorden. Door de gesprekken is diversiteit zichtbaar geworden en ook de behoefte om ingewikkelde momenten met elkaar te bespreken en beoefenen in reconstructies, intervisie en casuïstiek. Welke randvoorwaarden we nodig hebben, toont Sanderse (2013) aan in zijn lectorale rede. Hij spreekt van openheid, lef en kwetsbaarheid. En adviseert een systematische, reflectieve dialoog. De deelvragen ‘Wat is een moreel kompas, wat is professionele ethiek’ heb ik tijdens de filosofische zoektocht beantwoord. Professionele ethiek is de ethiek die op professionele wijze door een vakfilosoof wordt gebruikt ter verheldering van morele kwesties die spelen in de context van organisaties en professies. En het is de ethiek die eigen is aan het goed uitoefenen van een vak; dat is ethiek als bewustwording of professionalisering van een doelgroep. Om de tweede vorm van ethiek was het me te doen. De vraag over welke visie en waarden in het opleiden collega’s FHKE pabo Veghel belangrijk vinden, is zichtbaar geworden in het praktijkdeel (zie tekeningen bijlage 2). En op de deelvraag wat wij als team nodig hebben, geven zowel literatuur als praktijkdeel hetzelfde antwoord: We dienen samen op zoek te gaan, vanuit verwondering, nieuwsgierigheid naar elkaars verhalen. We dienen diversiteit te (h)erkennen en een plek te geven. Sanderse (2010) leert ons dat wij over conceptuele kennis dienen te beschikken over de verschillende aspecten van onze organisatie, onze professie, onze taken. Kennis die doorleefd verbonden is met de praktijk. En dat we deze kennis moeten weten te relativeren en te onderzoeken wanneer we stuiten op conflicterende waarden. Systematisch bezinnen in gezamenlijkheid kent vele vormen. We dienen taal en competenties te ontwikkelen om met elkaar het de morele dialoog of het morele debat aan te gaan. Daarbij spelen vertrouwen, respect en reciprociteit (elkaar behandelen als volwaardige morele actoren) een cruciale rol.
19
Wat een bijzondere ontdekking om maanden op reis te zijn en dan uiteindelijk uit te komen bij het antwoord dat er niet echt een moreel kompas is voor ons team. We hebben elkaar. We dienen op zoek te gaan naar het juiste midden in onze organisatie, in deze tijd, met deze collega’s en studenten.
Ter overweging… Zoals in ieder tijdvak, zijn er ook in onze tijd mensen die het wél zeker weten. Die hun waarheden halen uit metingen, wetenschappelijke onderzoeken, accreditatie instrumenten en beoordelingsformulieren. Die de aap kooien, gevangen nemen, bestraffen, verbannen, ontkennen. Die zekerheid en veiligheid bieden vanuit een bedachte werkelijkheid. Die effectiviteit verantwoorden in tijd, geld en opbrengsten, en diversiteit en een eigen inkleuring alleen maar lastig vinden. Hebben wij het lef om vragen te blijven stellen, als een horzel, als een vroedvrouw?
20
Leren van apen “Begin 2006 nam Apenheul de beslissing om buggy’s en kinderwagens voortaan niet meer toe te laten in het gebied van de doodskopaapjes. De watervlugge diertjes focusten zich te veel op koekkruimels en snoepresten, die ze als behendige gauwdieven bij de peuters weg wisten te grissen. De brutaalste puberapen enterden dagelijks een grote hoeveelheid buggy’s. Apenheul besloot om de apen weer aapgedrag bij te brengen door de bron van verleiding weg te nemen. Na één seizoen is dat al behoorlijk goed gelukt, zegt woordvoerster Anouk Ballot. ‘De groep houdt zich nu veel minder met het publiek bezig’, zegt ze. Dat publiek heeft daarmee niet langer de pret van aapjes die doodleuk bij bezoekers op de schouders springen of zelfs een tijdje bij iemand op het hoofd zitten. ‘Daar is echter ook veel voor teruggekomen’, zegt Ballot. ‘De groep is weliswaar niet meer met het publiek bezig maar wel bij en tussen het publiek. Als je ziet hoe die aapjes met elkaar bommetje doen, in de bamboestruiken, dan is dat geweldig leuk om te zien”. (Stentor, 17 januari 2007) In de tijd dat ik graag met mijn kleine kinderen naar de Apenheul ging, omdat het zo heerlijk was te wandelen tussen al die spelende apen, kwam in het nieuws dat apen en publiek gescheiden dienden te worden. De apen waren niet meer te handhaven, belaagden bezoekers, waren hondsbrutaal. Dat hadden wij aan den lijve ervaren tijdens een bezoek: De apen sprongen op je hoofd, gristen de speen uit de mond van mijn zoontje en trokken aan de rits van mijn tas. De situatie was onnatuurlijk, zowel voor apen als voor mensen. En volledig uit de hand gelopen. Tijdens het schrijven van dit paper kwam het beeld bij me terug. Onze aap in de organisatie zou zomaar onhandelbaar kunnen worden en draconische vormen aannemen, waarbij wij onszelf niet meer veilig zouden voelen. Terwijl we ons tegelijkertijd zouden realiseren dat wijzelf de aanleiding zijn dat dit apengedrag is ontstaan. Ik heb mogen ontdekken wie of wat de aap in onze organisatie is, ik heb ontdekt wat we nodig hebben. De aap is onze eigenwijzigheid, onze speelsheid, ons avontuur, wat maakt dat we een uniek team hebben. De aap is ook onze kracht. Hem wegsturen door te protocolleren, dicht te timmeren, een kooi te bouwen, dat zou het plezier en het unieke van pabo Veghel weghalen en ons een voorspelbaar, eindeloos saaie werkplek geven. Hoe zorgen we ervoor dat de aap in onze organisatie op een goede manier plezier heeft en ons werk opvrolijkt? Aandacht voor onze professionele ethiek en het ontwikkelen van onze morele competenties kan ons meer houvast en steun geven in wat we kunnen verwachten van elkaar en in hoe we kunnen en durven handelen op kritische momenten waar waarden conflicteren. Onze professionele morele ontwikkeling begint bij een open, onderzoekende houding waarin collega’s elkaar en zichzelf durven te bevragen en verantwoorden in een reflectieve dialoog. Een dialoog die het niveau van uitwisselen van persoonlijke smaken en voorkeuren overstijgt, die leidt tot een gezamenlijke zoektocht naar gedeelde morele standaarden. Door met elkaar te reflecteren op concrete casussen en ervaringen, elkaar te bevragen en argumenten te geven komen we steeds dichter bij wat we zelf én samen belangrijk vinden. Hierdoor kunnen we eigen praktijkervaringen met terugwerkende kracht verhelderen, en tevens ons zelfbewustzijn en morele competenties vergroten. Hierdoor ontwikkelen we de durf om te gaan staan voor wat we individueel of samen belangrijk vinden.
21
Dit gaat niet vanzelf, dit zullen we moeten organiseren. In intervisiemomenten, debatten, socratische vraaggesprekken en onderzoeksvormen. Wat dit onderzoek dus duidelijk wil maken is dat meer nog dan visie/missiedocumenten en een aanspreekcultuur, er structureel momenten van bezinning, reflectie, debat en dialoog ingepland zullen moeten worden. Waarbij collega’s zowel als dogmaticus met stevig verankerde opvattingen, maar ook als relativist die de betrekkelijkheid van ideeën inziet, hun ideeën vast mogen houden of hun fouten mogen toegeven. Waarbij collega’s beargumenteren en onderzoeken wat zij écht vinden. Om samen verder te komen en wijzer en professioneler te worden.
Tot slot: Ik was op zoek naar een moreel kompas voor docenten. Zo eentje die altijd met de naald in dezelfde richting wijst. Zodat je in moeilijke tijden kunt kijken welke kant je op moet om weer op het goede spoor te komen. Dergelijke kompassen zijn niet te koop, ze bestaan niet. We hebben de situaties waarin we verkeren, en we hebben elkaar. En we weten zeker, dat we het niet zeker weten. Maar als we willen dat studenten en werkveld ons verstaan en geloven in wat wij belangrijk en goed vinden, dan zullen we dat in grote en kleine situaties zichtbaar moeten maken. En ook met hen diezelfde dialoog en het onderzoek aangaan in onze professionele context. Wilma van Esch Voorjaar 2014 Figuur 11 Apie in Indonesië (Ramon de Ruijter 2011)
22
Literatuurlijst Baarda, B., De Goede, M., Teunissen, J. (2009) Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Barone, T. en Eisner, E.W. (2012) Arts Based Research. California: Sage Publications. Boeije, H. (2e druk 2008) Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Amsterdam: Boom Onderwijs. Brohm, R. en Jansen, W. (2010) Praktische kennis voor de onderzoekende professional. Delft: Eburon. Es, van R. (2011) Professionele ethiek. Morele besluitvorming in organisaties en professies. Deventer: Kluwer. Leavy, P., (2009) Method meets Art: Arts based research Practise. New York: Guilford Press. Nederhoed, P. (10e herziene druk 2010) Helder rapporteren. Een handleiding voor het opzetten en schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Sanderse, W. (2013) Leraren met Karakter. Een deugdenbenadering van de beroepsethiek van de leraar. Eindhoven: Fontys. Tongeren, P.van, (2007) Geluk, deugd, plicht, keuze. Acht colleges over de geschiedenis van de ethiek. Nijmegen: Radboud Universiteit en Boekhandel Roelants. Melle, A. van, Zilfhout, P. van., (2008) Woorden en daden. Een inleiding in de ethiek. Amsterdam: Boom.
De foto’s van de apen in en op de voorzijde van dit document zijn gemaakt door mijn zoon Ramon de Ruijter tijdens onze rondreis door Indonesië (2011).
23
Bijlagen 1. Voorbeeld van een transcript (interview AvR en NP met Yellowmarks) Overige transcripten op te vragen bij onderzoeker. 2. Arts Based Analysis ~ Acht tekeningen
24
27 36
Bijlage 1: Voorbeeld van een transcript Interviewteksten zijn op te vragen bij de onderzoeker
Figuur 12 Ardennenkamp Pabo Veghel (Ad van Rangelrooij 2008)
25
Bijlage 2: De acht tekeningen ~ Arts Based Analysis (en de keukentafel)
26
Figuur 13 De TweeTrapsraket
27
Figuur 14 De spin in het web
28
Figuur 15 De Snoepwinkel
29
Figuur 16 Springplank naar de toekomst
30
Figuur 17 Zorgeloosheid als ruimte
31
Figuur 18 De Trektocht
32
Figuur 19 Meerdere wegen naar Rome
33
Figuur 20 Als Nils Holgersson over Zweden
34