2011 Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen
J. Weening Gomarus College 30-11-2011
Voorwoord Voor u ligt een onderzoek in het kader van de studie Master Educational Leadership naar de manier waarop het Gomarus College, afdeling Magnolia het beste de christelijke (in dit geval de niet vrijgemaakte en christelijk-gereformeerde) ouders en leerlingen kan bereiken. Met veel plezier heb ik onderzoek gedaan naar dit onderwerp, omdat ik één van de mooie taken van mijn werk de voorlichting vind. De behoefte aan serieus christelijk onderwijs komt steeds meer naar voren en ik heb er een uitdaging in gezien om uit te zoeken hoe we deze populatie het beste kunnen bereiken en welke aanpassingen we daarvoor, als school, zouden moeten doen. Het is niet allemaal vanzelf gegaan, maar het resultaat mag er wezen. Het is rechtstreeks toepasbaar in de komende voorlichtingsperiode. Ik wens u veel leesplezier. Met vriendelijke groet, Johannes Weening
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
1
Samenvatting Omdat de gereformeerde basisscholen krimpen en dus steeds minder leerlingen leveren aan het Gomarus College is het noodzakelijk dat er andere wegen worden gezocht om het Gomarus College op dezelfde manier in stand te houden. Daarnaast is het een uitdaging om de ouders en de leerlingen die op zoek zijn naar serieus christelijk onderwijs een plekje te bieden op het Gomarus. Beide uitgangspunten hebben geresulteerd in een onderzoek naar het bereiken van deze niet- vrijgemaakte en christelijk- gereformeerde christenen. Uit het onderzoek zou naar voren moeten komen hoe we deze populatie het beste kunnen bereiken en welke aanpassingen we daarvoor zouden moeten doen. Uit de literatuur is informatie gehaald naar schoolkeuzemotieven, de rol van de leerlingen bij de keuze voor een school en de beeldvorming. Via een focusgroep zijn een achttal christelijke leerlingen bevraagd op hun motieven om voor onze school te kiezen, wat hun rol hierin is geweest en wat de school kan doen om nog meer christelijke leerlingen te bereiken. Aan alle niet-vrijgemaakte en christelijk gereformeerde ouders van de afdeling Magnolia is een open vragenlijst gestuurd met vragen over de genoemde onderwerpen. De belangrijkste resultaten van dit onderzoek zijn dat de identiteit van de school, de sfeer en de kwaliteit van het onderwijs belangrijk worden gevonden in de keuze voor het Gomarus College, afdeling Magnolia. Daarnaast wordt de kleinschaligheid regelmatig als groot pluspunt genoemd. Het streng christelijke beeld van het Gomarus College leeft nog steeds. Ouders en leerlingen die nu ervaring met het Gomarus College hebben, benoemen dat dit allang is achterhaald. Niet op elke christelijke basisschool is genoeg informatie over het Gomarus. Hieruit volgen een aantal aanbevelingen die vooral aangeven dat de school meer energie moet steken in het ombuigen van het verouderde beeld van het Gomarus College (‘stoffig, dogmatisch, streng, meisjes moeten rok aan, verplicht Bijbel mee, veel mannelijke docenten’) naar het beeld zoals dat nu ervaren wordt (‘prettige, veilige school met een goede sfeer waar je jezelf kunt zijn als christen’). Ook verdient het de aanbeveling om de school via allerlei PR-middelen bekend te maken bij de ouders en leerlingen van de christelijke basisscholen. Tenslotte de oproep om de kleinschalige locaties in stand te houden met doorstroommogelijkheden naar andere niveaus.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 De opbouw van het Gomarus College 1.2 Aanleiding en inhoud 1.3 Doelstelling 1.4 Probleemstelling 1.5 Link met Educational Leadership 1.6 Link met opbrengstgericht werken Hoofdstuk 2 Literatuuronderzoek 2.1. Het Gomarus College 2.2 Schoolkeuzemotieven 2.3 De rol van de leerlingen 2.4 Beeldvorming Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethodologie 3.1 Strategie 3.2 Methode 3.3. Operationalisering 3.4. Keuze voor populatie en steekproef 3.5. Analyse 3.6 Betrouwbaarheid en validiteit 3.7 Onderzoeksethiek Hoofdstuk 4 Veld/praktijkonderzoek 4.1 Focusgroep leerlingen 4.2 Vragenlijst ouders Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie, aanbevelingen en nawoord 5.1 Conclusie 5.2 Discussie 5.3 Aanbevelingen 5.4 Nawoord Literatuurlijst Bijlagen Bijlage 1 Ouderverklaring Bijlage 2 Operationaliseringsschema focusgroep Bijlage 3 Operationaliseringsschema Bijlage 4 Vragenlijst ouders Bijlage 5 Brief ouders Bijlage 6 Brief leerlingen
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
4 4 4 5 5 6 6 8 8 9 12 14 17 17 17 18 19 20 20 21 23 23 26 29 29 33 36 37 38 39 39 41 44 49 53 54
3
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 De opbouw van het Gomarus College Het Gomarus College is een gereformeerde school bestaande uit een hoofdvestiging waar een onder- en bovenbouw gevestigd zijn en zes nevenvestigingen. Vier nevenvestigingen zijn onderbouwlocaties aangevuld met theoretische leerweg 3 en 4 (TL3/4). Een van de vestigingen bevat praktijkonderwijs en één een Cluster4-school. De locatie waar het onderzoek op toegespitst is, is de Magnolialocatie. Dit is een locatie aan de rand van stad Groningen waar alleen onderbouw zit (havo/vwo 1 t/m 3, vmbo 1 en 2). De school schommelt qua leerlingenaantal rond de 300 leerlingen. In het seizoen 2011-2012 zitten er 330 leerlingen op de school.
1.2 Aanleiding en inhoud Op het Gomarus College krijgen leerlingen serieus (www.gomaruscollege.nl) christelijk onderwijs. Op dit moment merken we nog dat relatief weinig christelijke ouders/leerlingen (Magister, 2011) kiezen voor het Gomarus College. In 2008 zaten er 22 niet-vrijgemaakte/christelijk gereformeerde leerlingen op onze locatie, in 2009 30 en in 2010 44. Uit gesprekken, aanmeldingsformulieren en verslagen van kennismakingsgesprekken blijkt dat er veel meer serieus christelijke ouders en leerlingen zijn die gebruik zouden kunnen maken van het onderwijs van het Gomarus College. De christelijke normen en waarden blijken uniform (aanmeldingsformulieren 2011-2012 en verslagen kennismakingsgesprekken). Daarom zou het Gomarus College een meerwaarde kunnen bieden door christelijk opgevoede kinderen in de kwetsbare periode als de puberteit onderwijs te bieden waarin ook aandacht is voor de geloofsopvoeding. Verder is bekend (Magister, 2011) dat het aantal leerlingen de komende jaren zal afnemen op de gereformeerde basisscholen. Om het Gomarus College qua leerlingenaantal stabiel te houden en om kwalitatief goed christelijk onderwijs te kunnen blijven bieden, is het noodzakelijk om meer in te zetten op de andere doelgroepen. Op dit moment is de ervaring dat werken op twee niveaus mogelijk is, maar grote krimping van het leerlingenaantal zal kunnen leiden tot nog meer verschillende niveaus in de groep en dat is niet wenselijk. Tijdens de Open Dag spreken steeds meer ouders uit dat hun kind de doorslag geeft bij het maken van een keuze voor vervolgonderwijs. Bij de kennismakingsgesprekken met ouders horen we vaak terug dat de kinderen zich heel prettig voelden op de Open Dag en daarom kozen voor onze school. In het theoretisch kader en door Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
4
middel van gesprekken met een focusgroep moet duidelijk worden hoe groot onder meer de rol van de leerling is en hoe we, als scholen, daarop kunnen inspelen. De vraag is dus relevant hoe we deze groep christelijke ouders en leerlingen kunnen bereiken en hoe we ze kunnen ondersteunen in het keuzeproces voor onze school. Hiervoor is het noodzakelijk om te weten waarom ouders WEL voor onze school kiezen en hoe groot daarbij de rol van de leerling is. Tevens komt de vraag aan bod wat het aanbod van het Gomarus College kan/moet zijn bij het keuzeproces voor het voortgezet onderwijs.
1.3 Doelstelling Het doel is om de keuzemotieven van christelijke ouders en leerlingen te onderzoeken, zodat het Gomarus College daarmee zijn winst kan doen in de benadering van deze ouders en leerlingen en het leerlingaantal stabiel blijft of toeneemt.
1.4 Probleemstelling Wat zijn de schoolkeuzemotieven van christelijke ouders en hun kinderen om voor gereformeerd onderwijs kiezen en klopt het beeld dat ouders vooraf hebben met de werkelijkheid en/of zouden ze aanpassingen willen in het huidige aanbod? Vraag 1: Welke motieven spelen een rol bij (christelijke) ouders bij het maken van een schoolkeuze? Vraag 2: Welke informatie heeft christelijke ouders overtuigd om voor het Gomarus College te kiezen? Vraag 3:In hoeverre komt het beeld overeen dat christelijke ouders vooraf hadden over gereformeerd onderwijs met de realiteit? Moet de school aanpassingen doen om hierin tegemoet te komen? Vraag 4: Welke zaken zouden eventueel moeten worden aangepast school om deze populatie meer aan te kunnen trekken?
binnen de
Vraag 5: Wat is de invloed van de leerling die christelijk wordt opgevoed op het schoolkeuzemotief? In het theoretische kader zullen de volgende begrippen uitgewerkt worden: gereformeerd onderwijs en de visie/missie van het Gomarus College inclusief het toelatingsbeleid, schoolkeuzemotieven, de rol van de christelijke leerlingen en de beeldvorming. Op die manier wordt duidelijk wat er mogelijk is binnen dit onderzoek, Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
5
waar het ‘probleem’ zit en waar de mogelijkheden liggen. Met name dat laatste is heel interessant in het onderzoek. Het onderzoek geeft uitkomsten die niet alleen toepasbaar zijn voor de huidige locatie, maar ook voor de andere locaties vanwege de vergelijkbaarheid van de locaties. De antwoorden op de vragen 1 en 5 zullen (voor een deel) in het theoretische kader terugkomen. De onderzoeksmethode om vraag 2, 3, 4 en 5 (voor een deel) beantwoord te krijgen, zal verderop besproken worden.
1.5 Link met Educational Leadership Van onderwijskundige leiders zal steeds meer gevraagd worden naar de manier waarop ze hun school aan de buitenwacht presenteren. Nu al worden schoolleiders niet alleen beoordeeld op het onderwijsinhoudelijke gedeelte van de locatie, maar ook op leerlingenaantallen. Gelukkig is het verhaal van de PR daarbij nog belangrijker dan de uiteindelijke winst en gaat het om leerlingen voor het Gomarus en niet voor de locatie. Een onderwijskundig leider moet niet alleen zijn onderwijsproces goed inrichten, maar moet dat ook kunnen presenteren aan de buitenwacht (Verbiest, 2003). Verder vind ik de link met het geestelijk leiderschap zoveel meer relevant en dan kom ik tot de conclusie dat ik erg geniet van de ‘nieuwe aanwas’ die op een serieuze manier met hun geloof bezig is. Na een gesprek met deze christelijke ouders kom ik heel vaak gesterkt thuis, omdat in zo’n gesprek al snel naar voren komt dat er heel veel is dat ons bindt en dat de verschillen, als ze er al zijn, vooral zitten in de geloofsbeleving en de manier waarop de kerk functioneert. Binnen lessensituaties, maar ook tijdens de Bijbelstudie worden de leerlingen geconfronteerd met verschillende manieren van geloofsbeleving van leerlingen, maar ook ouders geven vaak aan dat dit erg leerzaam is.
1.6 Link met opbrengstgericht werken Je kunt opbrengstgericht werken wanneer je genoeg leerlingen hebt om les te geven. Wanneer de leerlingenpopulatie zal afnemen, zal dat voor onze locatie betekenen dat we minder gedifferentieerd kunnen lesgeven of dat dit in elk geval moeilijker zal worden. Op dit moment is ons uitgangspunt dat we proberen alle kinderen optimaal te bereiken en uit te dagen. Dit betekent dat de locatie vanaf klas 1 alle niveaus aanbiedt, maar wel in gecombineerde klassen (bk, th, hv). Kinderen kunnen per half jaar op- en afstromen en hoeven daarvoor (meestal) niet van klas te veranderen. Verder biedt de school de VWO-leerlingen een verbredingsproject aan en is er binnen de klassenverbanden ruimte voor differentiatie bij individuele vakken. Wanneer het leerlingenaantal terugloopt, zal dit proces moeilijker verlopen, omdat je dan niet meer zo goed uitkomt met de klassen en het aantal leerlingen. In het slechtste geval (en dat gebeurt al op een locatie) ontstaan er klassen waar op drie Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
6
niveaus wordt lesgegeven. Dat lijkt niet te doen voor de leerkracht en het zal leiden tot verschraling van het onderwijs. Het onderwijs zal zo intensief worden dat er geen ruimte meer is voor andere differentiatie (zoals het verbredingsproject) en individuele aandacht. Uit de ervaringen van de locaties waar dit gebeurt, blijkt dit ook en dus lijkt de grens ook maximaal twee niveaus. Uit data (Magister, 2011), die op onze school aanwezig zijn, blijkt dat het werken op twee niveaus niet direct ten koste gaat van het niveau en de doorstroom. Kinderen hebben er dus niet zozeer nadeel van als het daarom gaat, maar voor de leerkracht is het veel intensiever, omdat hij twee groepen (met vaak twee boeken) moet bedienen. Wanneer je een homogene klas hebt, hoeft de leerkracht zich maar te concentreren op een boek, op een niveau en is er veel meer ruimte/tijd om tegemoet te komen aan de individuele wensen van de leerlingen (Driessen, 2007) Daarom is de uitdaging groot om een representatief aantal leerlingen in de school te houden. In het seizoen 2011-2012 gaat de locatie groeien en dat zorgt er direct voor dat er veel homogene klassen geformeerd kunnen worden. Na dat seizoen zal de krimp inzetten op basis van de bekende cijfers van de aantallen in groep 8 van de gereformeerde basisscholen.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
7
Hoofdstuk 2 Literatuuronderzoek In dit theoretisch kader worden de volgende begrippen verder uitgewerkt: gereformeerd onderwijs en uitgangspunten Gomarus College, toelatingsbeleid Gomarus College, schoolkeuzemotieven, rol leerlingen en beeldvorming
2.1. Het Gomarus College Het Gomarus College is een school waar gereformeerd onderwijs wordt aangeboden. Dit gereformeerd zijn, houdt in het kort in: Vanuit een diep besef van de basis waarop we als medewerkers, leerlingen staan, nl. we zijn allemaal kinderen van één Hemelse Vader, willen we de leerlingen toerusten voor een volwassen leven als christen in deze wereld. Dat doet elke leerling op zijn eigen manier, op zijn eigen niveau en met zijn talenten. Als medewerkers van het Gomarus College willen we in ons werk laten zien dat we een voorbeeldfunctie vervullen naar de leerlingen toe en dat we dat zo proberen te doen als Christus ons heeft voorgeleefd. We willen niet alleen de leerstof overbrengen, maar ook leerlingen laten groeien in het volgen van Christus. Als leidraad hiervoor Johannes 8:12: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft het licht dat leven geeft.” (Johannes 8:12) (www.gomaruscollege.nl): Het Gomarus College is een gereformeerde school. Dat is de reden van ons bestaan. Op school willen wij onderwijs bieden dat in het verlengde ligt van de christelijke opvoeding thuis. Het uitgangspunt van het Gomarus College is namelijk gebaseerd op de Bijbel en de samenvatting daarvan zoals beschreven is in de Drie Formulieren van eenheid. Het christelijk geloof bestaat uit het dienen van de drie-enige Vader, Zoon en Heilige Geest, Jezus centraal stellen in ons leven, leven vanuit de Bijbel, overtuigd van het behoud vanuit de genade en een geloof door Gods werkende Geest. Gereformeerde christenen onderscheiden zich vervolgens met de overtuigingen dat God de eerste is die er was, dat Zijn Woord centraal staat in ons leven, dat zijn volgelingen samen een kerkelijke gemeenschap vormen, dat God de Schepper is van de wereld, dat Christus voor ons gestorven en opgestaan is en daarmee onze zonden heeft overwonnen en dat Christus terugkomt om alles nieuw te maken. Uiteindelijk leven we vanuit het besef van die wederkomst. (www.gomaruscollege.nl)
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
8
Op dit moment is het toelatingsbeleid als volgt: ouders van het eerste kind dat naar het Gomarus College gaat, worden uitgenodigd voor een aanmeldingsgesprek. Dit is ongeacht kerkgenootschap. In dit gesprek wordt afgetast of de leerling bij het gereformeerd onderwijs past. Cruciaal is of het kind actief christelijk opgevoed wordt. Dit klinkt heel breed en dat is het ook en het blijft subjectief. Het gaat er uiteindelijk om dat de leerling volgens de Bijbel opgevoed wordt en veel minder bij welk kerkgenootschap ze horen. Mochten er twijfels zijn bij de toelating, dan neemt de bestuurder de uiteindelijke beslissing. De praktijk laat zien dat het bijna nooit gebeurt (seizoen 2010/2011 2x) dat een leerling afgewezen wordt. Ouders kiezen vaak al bewust voor gereformeerd onderwijs en bij de aanmelding van hun kind krijgen ze een folder met de ouderverklaring waarin staat waar de school en haar onderwijs voor staat (zie bijlage 1). Ouders kiezen dus bewust, maar hoe komt de keuze voor gereformeerd onderwijs tot stand en wat zijn de motieven om voor een school te kiezen?
2.2 Schoolkeuzemotieven Schoolkeuzemotieven worden vaak samengevat in de volgende drie hoofdrichtingen: richting, kwaliteit en bereikbaarheid (Derriks, 1995; Herweijer en Vogels, 2004). Met de richting bedoelen we ‘de voorkeur voor onderwijs dat uitgaat van een bepaalde levensbeschouwing’ (Herweijer en Vogels, 2004). Deze drie hoofdrichtingen zijn ook terug te vinden in het onderzoek van Maaike Koopmans (2003) en Gerard Janze (2008). Kwaliteit: Dit is in het onderzoek een verzamelnaam voor de manier van lesgeven, de leerkrachten, de leerlingbegeleiding, het schoolgebouw, de omgeving van de school, de duur van de brugklasperiode, de groepering in de brugklasperiode, de breedte van de school, de grootte van de school, buitenschoolse activiteiten, ouderparticipatie, de ‘soort leerlingen’, het onderwijsconcept, discipline en controle, prestatiegerichtheid, aandacht voor de leerlingen, eindexamenresultaten, de reputatie van de school, de omgeving van de school. Je zou het ook kunnen samenvatten als: doelstellingen van het onderwijs, kenmerken van het onderwijsproces, resultaten die met de leerlingen worden behaald, de kwaliteit van het gebouw en de leermiddelen en de samenstelling van de leerlingenpopulatie. Bereikbaarheid heeft vooral te maken met de acceptabele afstand die afgelegd moet worden (Derriks, 1995). Verder speelt de veiligheid van de route ook nog een rol (Koopmans, 2003). Onderzoek laat zien dat bij de keuze van een school voor voortgezet onderwijs drie overwegingen de doorslag geven: 1. De school moet naar de zin van het kind zijn Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
9
2. Makkelijk te bereiken zijn 3. Een goede naam hebben ( Herweijer&Vogels, 2004) Orthodoxe ouders: Uit onderzoek van onder meer Dijkstra (2003) blijkt dat orthodoxe ouders bij de keuze van een school religieuze motieven een sterke rol laten spelen. Hij geeft onder meer aan dat ook de invloed van de functionele gemeenschap hier groot is. Ouders laten zich bij schoolkeuze leiden door ervaringen van medekerkleden en het onderwijs dat zij vroeger zelf hebben genoten. Maaike Koopmans (2003) heeft onderzocht wat de schoolkeuzemotieven zijn die een rol spelen bij de schoolkeuze voor het voortgezet onderwijs door ouders van leerlingen uit groep 8 in het gereformeerd vrijgemaakt basisonderwijs. Uit dit onderzoek blijkt dat het keuzeproces voor gereformeerd vrijgemaakte ouders voor het Gomarus College minder automatisch verloopt. De ideologie van de school wordt steeds belangrijker, maar de laatste jaren spelen bereikbaarheid en kwaliteit van de school ook steeds meer een rol. Ook blijkt dat ouders de voorkeur geven aan een kleine school voor hun kind. De aanbevelingen van dit onderzoek leren dat je aandacht moet besteden aan de kwaliteit van de school. Tevens zou de school rekening kunnen houden met het behoud van de kleinschalige locaties die het Gomarus College heeft. Volgens haar valt er tenslotte een soepeler toelatingsbeleid te overwegen voor ouders en personeel. Christelijke ouders: Gerard Janze (2008) onderzocht de schoolkeuzemotieven van de christelijke ouders. Uit zijn onderzoek blijkt dat de invloed van de functionele gemeenschap geen rol speelt bij het kiezen van een school. De bereikbaarheid speelt in dit onderzoek een kleine rol, want in Groningen en omstreken zijn genoeg VO-scholen binnen handbereik en dus speelt afstand niet zo’n grote rol. Sommige kwaliteitsaspecten spelen een rol, zoals veiligheid bieden, goede zorg, onderwijs op de traditionele manier. Het onderzoek laat zien dat de levensbeschouwelijke richting van de school voor leden van de protestantse kerken Nederland (PKN) geen grote rol speelt, terwijl dit voor de overige leden wel een belangrijke rol speelt. Binnen de leden van de PKN zijn twee groepen te maken. De eerste groep zijn leden die voorstander zijn van een multireligieuze school. De tweede groep is voorstander van een conventioneel christelijke school. Niet-christelijke ouders: Verder is er het onderzoek van het Bonhoeffer College (Grundel, 2005). Zij onderzochten de factoren die belangrijk zijn bij het kiezen van een school zowel bij leerlingen als hun ouders. De zeven factoren die ze hierbij benoemen zijn: Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
10
Factor 1: Moderne middelen voor het leren Voor leerlingen is het, wanneer hen gevraagd werd naar het oordeel over het Bonhoeffer College, het meest belangrijk dat de school beschikt over moderne leermiddelen. Voor ouders is dit ook belangrijk, maar bij hen staat de kwaliteit van het onderwijs bovenaan. Factor 2: Kwaliteit van het onderwijs Dit is voor ouders verreweg het belangrijkste criterium, terwijl dit voor de leerlingen helemaal niet belangrijk is. Factor 3: Het schoolgebouw Dit neemt bij de leerlingen een belangrijke plek in, terwijl dit voor de ouders juist helemaal niet belangrijk is. Factor 4: sfeer op school Voor leerlingen is het ook belangrijk dat er een goede sfeer op de school heerst. Ouders letten hier in mindere mate op. Factor 5: Persoonlijke aandacht Persoonlijke aandacht is voor ouders een erg belangrijke factor, maar voor de leerlingen weer niet. Factor 6: De Open Dag De Open Dag speelt voor zowel de leerlingen als ouders een uitermate belangrijke rol. Factor 7: Goede communicatie op het juist moment. De advertentie en een CD-opbergdoosje slaan het beste aan volgens het onderzoek. Opvallend is dat zowel leerlingen als ouders de locatiegids het meest hebben gebruikt, terwijl die pas in klas 1 wordt uitgedeeld. Een derde van de leerlingen weet eind groep 7 al naar welke school hij/zij wil, in groep 8 wordt vaak gekozen na de Open Dag. Daar zit nog een open eind, omdat na de Open Dag nog zo’n 50% twijfelt. Er zou meer geïnvesteerd moeten worden in de periode na de Open Dag volgens de onderzoekers. Naar de motieven van een schoolkeuze voor basisscholen deed Hans Wegter (2006) onderzoek. Hij zag dat deze ouders kiezen op basis van afstand, maar ook weer blijkt zeer belangrijk waar de oudere broers en zussen naar school gaan. Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
11
Ervaringen van anderen spelen een rol en de sfeer op de school. Hier wordt het gebouwaspect ook genoemd, terwijl uit bovenstaand genoemde onderzoeken blijkt dat dit in het VO blijkbaar minder belangrijk is. Leerlingen zijn daar vooral degenen die hierop letten. Het percentage allochtonen speelt wel een rol volgens dit onderzoek. Ouders kiezen niet voor een school wanneer er sprake is van (veel) allochtone leerlingen. Wel vinden ouders het belangrijk dat hun kinderen in aanraking komen met kinderen met een andere culturele achtergrond. Concluderend kan gesteld worden dat de schoolkeuzemotieven onder te brengen zijn in drie pijlers: kwaliteit, bereikbaarheid en richting. Er zijn verschillen bij de diverse doelgroepen: de orthodoxe ouders richten zich heel sterk op de richting, namelijk religieuze uitingen van een school en de functionele gemeenschap die hierbij hoort. De christelijke ouders geven een divers beeld en dat is te verklaren vanuit de verschillende kerkelijke genootschappen van waaruit ze komen. De ene groep hecht, net als de orthodoxe ouders, aan een conventioneel christelijke school, terwijl de andere groep meer hecht aan een multi-religieuze school. Op het (openbare) Bonhoeffer College is onderzoek gedaan naar de schoolkeuzemotieven van deze ouders en dan zie je dat andere aspecten veel belangrijker zijn. Ouders geven hier duidelijk aan dat ze de kwaliteit van het onderwijs het belangrijkst vinden, terwijl leerlingen juist via moderne middelen wil leren. Tenslotte geeft het onderzoek van Hans Wegter (2006) wel een kijkje in de keuken, maar is het gevaarlijk om de schoolkeuzemotieven voor een keuze voor een basisschool naast die van het voortgezet onderwijs te leggen. In het eerst geval kiezen de ouders volledig alleen en bij de keuze voor het voortgezet onderwijs speelt het kind ook een rol (zie deelvraag 5). Hier komt nog wel een nieuw aspect om de hoek kijken, namelijk het percentage allochtonen. Vanuit de theorie komen dus de volgende aspecten naar voren: richting, kwaliteit, bereikbaarheid, sfeer, gebouw, keuze broers/zussen, percentage allochtonen. Nu is het interessant om uit te zoeken hoe groot de rol van de leerlingen hierin is geweest.
2.3 De rol van de leerlingen Orthodoxe ouders: Maaike Koopmans (2003) merkt op dat leerlingen zelf ook een mening hebben over de school waar ze naartoe willen, maar onderzoekt dit niet. Gerard Janze (2008) richt zich op de (in dit geval christelijke) ouders en merkt alleen op dat de mening van leerlingen ook van invloed is. Opvallend is verder nog wel dat beide onderzoeken uitgevoerd zijn door mensen die op het Gomarus College werken of er sterk mee verbonden zijn en de rol van de leerlingen buiten beschouwing laten. In het communicatieplan van het Gomarus College (2006) wordt ruim aandacht besteed aan het bereiken van de potentiële leerlingen. Net als ouders worden de Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
12
leerlingen ook als volwaardige keuzepartner benaderd en wordt de public relations (PR) daarop aangepast. Niet-orthodoxe ouders: Herweijer&Vogels (2004) merken al op dat de school naar de zin van de kinderen moet zijn en dat de reputatie van de school hierin een rol speelt. Maar in hoeverre heeft het kind ook echt een stem in de schoolkeuze van hun ouders? Uit het onderzoek van het Bonhoeffer College blijkt dat de leerlingen wel degelijk een belangrijke rol innemen bij het keuzeproces. Uit hun onderzoek blijkt dat voor ouders voor een groot deel dezelfde motieven gelden als voor groep 8-leerlingen, maar op sommige onderdelen is er zeker sprake van een verschil. Voor ouders is het belangrijker waar een eerder kind van hen naar school gaat, dan voor de leerling zelf. De leerling daarentegen let er meer op of de leraren van de nieuwe school wel leuk zijn. Een opvallend verschil zit in het item ‘hoe het gebouw eruit ziet’. Tien leerlingen geven aan dit belangrijk te vinden, tegenover niet één ouder. Ook letten leerlingen meer op waar hun vrienden naar school toe gaan, dan ouders dat doen. Een ander opvallend verschil blijkt uit de score op het item ‘het aantal nietNederlanders op de school’. Er is niet één leerling die aangeeft dit een belangrijk criterium te vinden, terwijl er ouders zijn die dit item wel noemen. Ook zijn er veertien ouders geweest die spontaan noemden ‘waar mijn kind zelf graag naar toe wil’ terwijl er geen leerlingen zijn die zeggen ‘waar ik zelf graag naar toe wil’. Dit laatste was ook niet te verwachten. Het geeft echter wel aan dat ouders meer en meer luisteren naar de wens van hun kind. Een aantal criteria die leerlingen noemen bij de open vragen: Leuke leraren; Mogelijkheden om te leren; Onderwijskundige aanpak; Persoonlijke aandacht. De onderzoeken van Hans Wegter (2006), Miriam van den Berg (2006) en Hoppenbrouwers (2007) zijn hier niet van toepassing, omdat het in hun onderzoeken over basisschoolleerlingen gaat. Uit voorgaande komt naar voren dat het zowel voor ouders als voor leerlingen heel belangrijk is welk beeld ze hebben van de school, het onderwijs en het personeel. Hedendaagse onderwijsinstellingen zullen zich dus bezig moeten houden met het concept beeldvorming.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
13
2.4 Beeldvorming Het begrip ‘beeldvorming’ wordt in de literatuur vaak aangeduid met imago. Een imago kan omschreven worden als ‘the total impression of what a person or group of people think and know about an object (Aaker en Meyers, 1987, p. 125). Zo’n indruk is meer dan een verzameling feiten. Het uiteindelijke imago wordt bepaald door feiten, gevoelens, gebruiken, life styles, attitudes, percepties, gebeurtenissen etc. en de associaties van een persoon of groep. Van belang hierbij is dat een imago gebaseerd kan zijn op een zeer vluchtige eerste indruk, maar ook na een zeer grondige analyse. Met andere woorden: een imago kan gebaseerd zijn op een beperkte dan wel op een uitgebreide hoeveelheid informatie of informatieverwerking door personen. De laatste jaren wordt er veel aandacht besteed aan imago’s van onder andere organisaties en scholen. In de ogen van dr. J.D.P. Kasper (1990) heeft dit te maken met het feit dat veel producten en diensten vrij homogeen zijn geworden. Men probeert in de beeldvorming dus meer tastbare elementen te benadrukken. Via het creëren van een imago wordt gepoogd bij de consument een onderscheidend vermogen ten opzichte van de concurrentie tot stand te brengen. Beeldvorming kom je in de literatuur meerdere keren tegen als het gaat om de interculturele communicatie. Prof. Dr. W.A.R. Shadid (1994) geeft aan dat de gevolgen voor interculturele communicatie ernstiger zijn wanneer de kennis van elkaars cultuur en de inhoud van de aan elkaar toegekende identiteiten gebaseerd zijn op generalisaties en vooroordelen, door de professor ook wel ‘schaduwcultuur’ genoemd. Generalisaties en voordelen zijn van alle tijden en worden onder andere verklaard ‘vanuit het gegeven dat mensen beter in staat zijn gedragsvariaties binnen de eigen groep waar te nemen dan binnen outgroups’. (Shadid, 1994, p. 8) Uit de rede van de professor komt duidelijk naar voren dat de ‘schaduwcultuur’ ervoor zorgt dat de interculturele communicatie tussen Nederlanders en buitenlanders niet soepel verloopt. Het is daarom van groot belang aandacht te besteden aan deze ‘schaduwcultuur’ of beeldvorming. Opmerkelijk is dat er daarna geconcludeerd wordt dat er naar dit thema weinig (empirisch) onderzoek is verricht. Ook de gereformeerde cultuur heeft te maken met voordelen en generalisaties. Daarom is er extra aandacht voor beeldvorming nodig. Beeldvorming in combinatie met schoolkeuze is bijna niet terug te vinden in de literatuur. Miriam van den Berg (2006) vertelt over het imago van de school. Imago houdt volgens haar in: de wijze waarop men bij publieksgroepen overkomt.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
14
Zij constateert dat de kwaliteit van het onderwijs in de beeldvorming sterk samenhangt met het imago van de school. Elke school heeft automatische een imago. Dit imago bestaat uit drie delen: 1. Gezamenlijke normen en waarden; 2. De kwaliteit van het onderwijs; 3. De uiterlijke kenmerken. Het imago van de school kan worden onderscheiden in een intern imago (beeldvorming die leraren van hun eigen school hebben) en een extern imago (de beeldvorming die de ‘buitenwacht’ van de school heeft). Hans Wegter (2006) noemt de beeldvorming en imago niet, maar constateert in zijn onderzoek wel dat ouders de keuze maken op het schoolplein door om zich heen te kijken en de omgeving laten meewegen in hun keuze. In Verhage (2004) zijn boek ‘Grondslagen van de marketing’ komt het woord beeldvorming niet eens voor in de woordenlijst achter in het boek, terwijl het boek juist geschreven is rond het onderwerp marketing en leidend is voor dit onderwerp. Verhage geeft in het boek aan dat de manier waarop mensen naar bijv. bepaalde uitgaven of keuzes kijken bepaald wordt door de reden van aankoop/keuze, de fysieke omgeving, de sociale omgeving, de tijdsdimensie en toevalligheden. Hij heeft het over de beeldvorming van een winkel. Als een consument een winkel binnenloopt, heeft hij al een bepaalde verwachting. In de praktijk laat de winkel ook bepaalde indrukken achter. De combinatie van deze verwachting en de indrukken levert een imago op. Het imago omvat volgens hem het geheel van ideeën, gevoelens en oordelen van de klant ten aanzien van de winkel of de school. Zo’n imago kan op verschillende manieren worden opgebouwd. Door onderzoek of ervaring is er een overzicht te maken van de kenmerken van een zaak die klanten het belangrijkst vinden. Vervolgens wordt het gewenste imago geformuleerd. Tenslotte is het essentieel om regelmatig een vragenlijst onder klanten te houden om te ontdekken hoe de doelgroep de winkel op basis van deze imagobepalende factoren beoordeelt. Het is dus belangrijk, ook voor scholen, om onderzoek te doen naar imago om elke keer weer bij te sturen waar nodig. Opvallend is dat Gerard Janze (2008) volledig voorbij gaat aan de beeldvorming rond een school. Uit zijn onderzoek blijkt dat de functionele gemeenschap en de sociale omgeving geen rol speelt, terwijl hij Bulman (2004) aanhaalt die juist aangeeft dat de keuze van vriendjes en vriendinnetjes en de manier waarop er over een school gepraat wordt, wel van belang is. Uit bovenstaande blijkt dat onderzoek naar imago dus belangrijk is, ongeacht het product, dus ook voor scholen. En in het geval van het Gomarus College zijn de klanten de christelijke ouders. Dus is het zeer interessant om te onderzoeken hoe Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
15
christelijke ouders eerst aankijken tegen de school en of dit beeld na een aantal jaar ook overeenkomstig de werkelijkheid blijkt te zijn. Dit alles leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Wat zijn de schoolkeuzemotieven van christelijke ouders en hun kinderen om voor gereformeerd onderwijs kiezen en klopt het beeld dat ouders vooraf hebben met de werkelijkheid en/of zouden ze aanpassingen willen in het huidige aanbod? De volgende deelvragen zijn te onderscheiden: Deelvraag 1: Welke motieven spelen een rol bij (christelijke) ouders bij het maken van een schoolkeuze? Deelvraag 2: Welke informatie heeft christelijke ouders overtuigd om voor het Gomarus College te kiezen? Deelvraag 3:In hoeverre komt het beeld overeen dat christelijke ouders vooraf hadden over gereformeerd onderwijs met de realiteit? Moet de school aanpassingen doen om hierin tegemoet te komen? Deelvraag 4: Welke zaken zouden eventueel moeten worden aangepast binnen de school om deze populatie(de leerlingen die actief christelijk worden opgevoed) meer aan te kunnen trekken? Deelvraag 5: Wat is de invloed van de leerling op het schoolkeuzemotief? In het volgend hoofdstuk zal toegelicht worden welke methodologische keuzes zijn gemaakt om deze vragen te onderzoeken.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
16
Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethodologie 3.1 Strategie Voor het beantwoorden van de deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag wordt gebruik gemaakt van een kwalitatief onderzoek. Omdat cijfers bij dit onderwerp niet voldoende diepgang bieden, is hiervoor gekozen om zo de betekenis die mensen aan bepaalde zaken geven te beschrijven (Verhoeven, 2007). Bij kwalitatief onderzoek gaat het om de verdieping achter het proces en bij dit onderzoek is het proces van de schoolkeuze van belang en daarbij zijn de verhalen erachter belangrijk.
3.2 Methode Methode focusgroep: Omdat o.a. uit het literatuuronderzoek blijkt dat de kinderen steeds meer een rol spelen in het keuzeproces, wordt er een focusgroep georganiseerd met leerlingen die geen vrijgemaakte of christelijk-gereformeerde achtergrond hebben om te horen hoe groot hun rol geweest is bij het kiezen van een school en hoe het besluitvormingsproces tot stand is gekomen. Een focusgroep is hiervoor geschikt, omdat er dan een representatieve groep uitgezocht kan worden die de genoemde doelgroep vertegenwoordigt. Verder wordt er ingezoomd op genoemde onderwerpen en kan er een gesprek op gang komen over deze processen (zie bijlage 2). Omdat het hier gaat om het genereren van ideeën en visies op gereformeerd onderwijs verdient de focusgroep de voorkeur, omdat er op die manier op elkaar gereageerd kan worden, er een gesprek op gang kan komen en deelnemers elkaar op nieuwe gedachten kunnen brengen die in een individueel gesprek niet spontaan waren gekomen (Baarda, 2009). Een ander voordeel is van zo’n groepsgesprek is dat je meer mensen tegelijk spreekt, waardoor het minder tijd kost. Nadeel van zo’n groep is dat sommige leerlingen in een groep geremd reageren en hun mening minder goed durven te uiten, omdat ze bang zijn een slecht figuur te slaan bij de andere leerlingen. Sociale wenselijkheid en angst spelen bij een focusgroep een grotere rol dan bij individuele interviews. Door het leiden van het gesprek is gepoogd om ieders te stem te laten horen. Methode open vragenlijst: Vanuit de literatuur zijn er verschillende criteria bekend die een rol spelen in de keuze voor een school. Aan de hand van kwalitatief onderzoek worden ouders gevraagd om het verhaal achter het proces van de schoolkeuze inzichtelijk te krijgen. De open vragen zorgen ervoor dat ouders vertellen hoe bepaalde processen gelopen Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
17
zijn, wat voor hen doorslaggevend is geweest en welke beeld de school eerst en nu oproept. Tenslotte is het erg interessant om van ze te horen hoe we nog meer christelijke ouders en leerlingen kunnen bereiken en welke aanpassingen we daar eventueel voor moeten doen (zie bijlage 3). Het voordeel van het afnemen van een vragenlijst met open vragen is dat respondenten elk onderwerp behandelen, de tijd hebben om na te denken over de antwoorden en op deze manier levert het veel informatie op van veel mensen (Baarda, de Goede, Kalmijn, 2010). Het is belangrijk om de benodigde voorkennis vanuit de literatuur in de vragenlijst op te bouwen. Nadeel is dat er niet doorgevraagd kan worden op een vraag en de persoon achter het interview niet in beeld komt. Het afnemen van meerdere individuele interviews kost te veel tijd en daarom is er gekozen voor een open vragenlijst om zoveel mogelijk antwoorden op de verschillende vragen te verzamelen.
3.3. Operationalisering Operationalisering focusgroep: Uit de literatuur blijkt dat kinderen steeds meer een rol krijgen in de keuze voor een school (Grundel, 2005). Het is dus interessant om de christelijke leerlingen te bevragen op het proces van de schoolkeuze. Het uiteindelijke doel van de focusgroep is om antwoord te krijgen op de vraag: wat heeft de doorslag gegeven bij de keuze voor het Gomarus College? Omdat dit een moeilijke vraag is, is deze vraag verpakt in een aantal andere vragen. De focusgroep bestaat uit acht leerlingen uit klas 2 die geen vrijgemaakt of christelijke-gereformeerde achtergrond hebben om te horen hoe groot hun rol is geweest bij het kiezen van een school en hoe het besluitvormingsproces tot stand is gekomen. Het interview begint met een kort inleiding waarin verteld wordt dat het gesprek opgenomen wordt en dat het daarom handig is dat ze niet door elkaar praten. Bij de eerste opdracht krijgen ze een setje met kaarten met schoolkeuzemotieven vanuit de literatuur. Ze moeten deze kaarten in volgorde van belangrijkheid leggen. De belangrijkste reden om te kiezen voor een school leggen ze bovenaan enzovoort. Daarna start de opname-apparatuur en worden er zeven vragen gesteld (zie operationaliseringsschema focusgroep). Na afloop stopt de opname en wordt er nog even teruggekeken op het gesprek en worden de leerlingen bedankt.
Operationalisering open vragenlijst: Bij alle niet-vrijgemaakte en christelijk-gereformeerde ouders wordt een vragenlijst afgenomen met twaalf vragen en een vraag naar tips. De vragenlijst is schriftelijk Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
18
opgestuurd, voorzien van envelop en postzegel. De vragen komen voort uit de theorie die aansluit bij de verschillende deelvragen. De eerste vraag gaat over schoolkeuzemotieven. Vanuit de literatuur (Derriks, 1995; Herweijer en Vogels, 2004) komen de volgende motieven naar voren: kwaliteit, richting, oudere broers en zussen, ervaring van anderen, gebouwsaspect. In de vragenlijst wordt gevraagd om dit in volgorde van belangrijkheid te zetten. Vervolgens wordt er gevraagd naar welke informatie, welke bronnen ervoor hebben gezorgd dat ouders/leerlingen voor het Gomarus College gekozen hebben. Hierbij worden genoemd: beeldvorming, Open Dag, voorlichting, website, identiteit. Daarna komen er enkele vragen over de rol van de beeldvorming. Vanuit de literatuur wordt duidelijk dat beeldvorming een grote rol speelt bij keuzeprocessen (Verhage, 2004). Aansluitend wordt er een vraag gesteld naar aanpassingen die gedaan moeten worden om aantrekkelijker te worden als school. Hierbij worden begrippen genoemd als toelatingsbeleid, kwaliteit, voorlichting, gebouw, sfeer, website. Omdat uit de literatuur blijkt (Grundel, 2005) dat leerlingen steeds meer zelf mogen beslissen voor welke school ze kiezen, worden er vragen gesteld over de rol van het kind, wat hij/zij belangrijk vindt en welke andere school ze hadden gekozen. Afsluitend wordt er gevraagd om tips om de school beter en meer onder de aandacht van christelijke ouders en/of leerlingen te krijgen.
3.4. Keuze voor populatie en steekproef Omdat het hier gaat over een kwalitatief onderzoek is niet de grootte van het onderzoek van belang, maar de kwaliteit/representativiteit (Baarda, 2009). Er is gekozen voor een selecte steekproef bij beide groepen. Steekproef leerlingen: De selectie is op basis van de volgende criteria uitgezet: geen vrijgemaakte of christelijk-gereformeerde leerlingen, verschillende kerkelijke achtergronden, klas 2. Het zal gaan om leerlingen uit klas 2, omdat die al langer op school zitten en dus meer inzicht hebben in hoe de school functioneert. Zij zijn alle facetten van de school al een keer tegengekomen. De focusgroep zal bestaan uit zo’n acht leerlingen. De leerlingen zijn uit verschillende kerkgenootschappen gekozen, zodat ze representatief is voor de gekozen doelgroep. Steekproef ouders: Op basis van de criteria ‘niet vrijgemaakte of christelijk-gereformeerde ouders’ zijn alle ouders, met een kind op het Gomarus College, locatie Magnolia die in deze doelgroep valt, geselecteerd (zie bijlage 4). Op deze manier wordt een zo breed mogelijk beeld verkregen van de schoolkeuzemotieven van deze ouders en de leerlingen. Op basis van deze populatie kun je uitspraken doen voor de locatie Magnolia en wellicht zijn de resultaten bruikbaar voor andere locaties. De vragenlijst Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
19
zal schriftelijk en digitaal afgenomen worden (via VO-spiegel) en de administratie zal halverwege nog een herinnering sturen. Een herinnering moet ervoor zorgen dat de response zo optimaal mogelijk is.
3.5. Analyse Binnen dit kwalitatieve onderzoek wordt gekozen voor het labelen en coderen van het uitgewerkte verslag tot thema’s (Baarda, 2009). Dit omdat je globaal wilt weten wat voor aspecten er kunnen worden onderscheiden aan een fenomeen.
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit Betrouwbaarheid: Onderzoek wordt heel vaak beoordeeld op de betrouwbaarheid van de resultaten. Toevallige fouten in de opzet en de uitvoering van een onderzoek kunnen de betrouwbaarheid aantasten (Verhoeven, 2007) De betrouwbaarheid wordt geborgd door goede bronnen op te zoeken en te bestuderen, systematisch te werk te gaan. Alle deelnemers krijgen dezelfde vragenlijst, de vragenlijst wordt gecontroleerd door deskundigen en er wordt gewerkt met interviewschema’s. Tevens zullen er ervaringsdeskundigen meekijken met het proces en de analyse. Interne validiteit: Verhoeven (2007) geeft aan dat bij het checken van de interne validiteit wordt nagegaan of het de onderzoeker lukt om de onderzoeksvraag goed te beantwoorden, ofwel of de conclusies zuiver zijn. Dit hele proces wordt bewaakt door de vakdocente. Begripsvaliditeit: Omdat nagegaan moet worden of ‘je wel meet wat je meten wilt’ (Verhoeven, 2007), wordt de vragenlijst gecontroleerd door twee collega’s (peergroup consultation) die vaker met vragenlijsten werken (afdeling PR). Verder wordt de vragenlijst afgenomen bij twee christelijk ouders van wie de kinderen net van de locatie af zijn. Op deze manier wordt getest of de inhoud duidelijk is en er antwoord komt op de volgende vragen: stel ik de goede vragen, begrijpen mensen de vragen en is de vragenlijst duidelijk.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
20
Externe validiteit: Verhoeven (2007) geeft aan dat bij een steekproef altijd afgevraagd moet worden of het een juiste afspiegeling vormt van de populatie. De externe validiteit zit vooral in het feit dat over de hele breedte alle christelijke ouders worden ondervraagd en er op die manier een lijn ontdekt kan worden die niet specifiek voor een bepaalde kerkelijke achtergrond geldt. De uitkomsten van het onderzoek zullen wellicht toepasbaar zijn voor de andere locaties van het Gomarus College. Wel zullen er verschillen zijn, omdat deze locatie veel te maken heeft met ouders en leerlingen die in de stad wonen en het zou kunnen zijn dat de schoolkeuzemotieven van deze groep anders zijn dan mensen die in een dorp wonen. Sommige locaties zijn volledig afhankelijk van scholen in een dorp (bijv. locatie Zuidhorn). Ecologische validiteit: Bij deze vorm van validiteit gaat het erom of je kunt nagaan of de resultaten van het onderzoek gelden voor de hele populatie (Verhoeven, 2007). Het resultaat van dit onderzoek zal 1-op-1 gebruikt kunnen worden door de schoolleiding van de locatie Magnolia. Het kan zijn dat het PR- en marketingplan aangepast moet worden of de school (binnen gestelde kaders) zal aanpassingen moeten doen om de genoemde doelgroep beter te bereiken. Omdat we weten dat er nog veel winst te behalen valt op dit gebied zal de uitkomst ervoor moeten zorgen dat er nog meer christelijke ouders voor onze locatie kiezen. De conclusie is dat het onderzoek een hoge ecologische validiteit heeft en een lagere externe validiteit.
3.7 Onderzoeksethiek Omdat naast het belang van de respondent, ook het belang van de opdrachtgever geschaad kan worden, is het belangrijk dat de onderzoeksethiek gewaarborgd is (Baarda, 2009). Een onderzoek is ethisch verantwoord wanneer de respondent vrijwillig meewerkt, er geen valse voorstelling van zaken wordt gegeven, de gegevens anoniem worden verwerkt en de uitkomsten geen nadelig effect voor de respondent hebben. Focusgroep: Voor de kinderen van de focusgroep zijn eerst hun ouders benaderd voor toestemming (zie bijlage 5). Daarin is ruimte gegeven om niet mee te doen, ook als Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
21
het kind niet wil. Tijdens de focusgroep is duidelijk gemaakt dat het gesprek niet per naam herleid zal worden en dat het geen vervolg krijgt. In een persoonlijke uitnodiging is ze uitgelegd wat het doel is van de focusgroep, waar het over gaat en waarom zij gekozen zijn. Ook deze brief gaf weer ruimte om hiervoor te bedanken (zie bijlage 6). Vragenlijst ouders: De onderzoekers zullen vrijwillig meedoen. De vragenlijsten kunnen anoniem ingevuld worden, maar omdat het niet echt om heel persoonlijke en vertrouwelijke informatie gaat, kan de naam wel ingevuld worden maar er wordt vermeld dat dit niet hoeft (Baarda, 2009). Er is geen enkele reden om bang te zijn dat de uitkomsten negatieve gevolgen zouden kunnen hebben, omdat alle christelijke ouders benaderd worden en omdat er niet direct een link is met het kind in de klas. Wanneer het onderzoek meer gericht zou zijn op ouders van een bepaalde kerkgenootschap zou dat sneller vragen oproepen, omdat het dan snel stigmatiserend zou kunnen zijn. Wanneer de aanleiding duidelijk uitgelegd wordt (‘we willen nog meer ouders bereiken’), dan zullen ouders waarschijnlijk gemotiveerd zijn om mee te werken, omdat ze de noodzaak hiervan ook inzien.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
22
Hoofdstuk 4 Veld/praktijkonderzoek 4.1 Focusgroep leerlingen Thema’s en uitkomsten: Uitkomsten opdracht met de kaartjes:
sfeer
34
identiteit
34
onderwijskwaliteit
28
bereikbaarheid
13
gebouw
6
keuze oudere broers/zussen 5
Na labeling en codering zijn de volgende onderwerpen naar voren gekomen: beeld vooraf van het Gomarus College, eerste link met het Gomarus, Open Dag, de beslissingsprocedure, rol kinderen bij keuze, beeld nu van het Gomarus College, tips om andere christelijke kinderen te bereiken. Binnen elk onderwerp zijn enkele thema’s naar naar boven gekomen. Beeldvorming: De thema’s binnen het onderwerp beeldvorming variëren van ‘ik weet er weinig van’ tot een streng gelovige/gereformeerde school. Een leerling gaf het als volgt weer: ik had eerst het beeld van een streng gelovige school en ging toen met mijn broer mee en toen. Vanaf toen wist ik gelijk dat zodra ik in de eerste klas kwam ik graag naar deze school wilde.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
23
Eerste link met Gomarus: Via allerlei verschillende mond-op-mond verhalen zijn de leerlingen in aanraking gekomen met de school. Daarnaast werd nog een foldertje genoemd en de toneeluitvoering op de school. Een leerling gaf het als volgt weer: Ik heb een judomaatje, die zit op de grote locatie en toen eigenlijk van mijn nicht, die ging er als eerste heen en toen mijn broer en toen ik en onze juf had ook een foldertje, we zijn niet wezen kijken en de directeur had nog wat verteld over het Gomarus, over waar die naam vandaan kwam enzo. Open Dag: Binnen het onderwerp ‘Open Dag’ kwamen verschillende thema’s naar voren die maakten dat de leerlingen unaniem positief waren over deze dag. Opvallende thema’s waren: behulpzame, aardige en jonge leraren; hand en rondleiding door leerlingen; goede sfeer. Ik vond de sfeer heel gezellig, , iedereen liep direct op je af en vroeg je: waar wil je als eerste heen en vroeg je allerlei dingen, nou het was gewoon heel gezellig, de leraren waren aardig, dat vond ik wel leuk. Doorslaggevend bij de beslissing: Bij dit onderwerp ging het om een totaalplaatje dat de doorslag gaf waarbij de identiteit altijd genoemd werd en vaak doorslaggevend was. Andere thema’s die werden genoemd waren: gezellig, andere klasgenoten gingen ook, kleine school, doorstroommogelijkheden, afspraak en rondleiding kwam goed over. Nou, ik was aan het twijfelen tussen de Groene School en het Gomarus, alleen ikzelf vind het wel belangrijk dat je ook wat over het christelijk geloof etc… krijgt in de lessen door. Nou, en dat vonden we mijn ouders eigenlijk ook wel en toen hebben we dus samen een beetje gekozen voor deze school en wij hadden dus van Amelia gehoord over de open dag en op de basisschool gingen er ook meer op zoek naar, we zijn naar de open dag geweest , dat was nog een beetje twijfel en ik ben naar heel veel scholen geweest zoals Groene School, alleen die vond ik allemaal iets minder. Augustinus waar mijn broer op zit, vond ik ook heel leuk, alleen het was ook nog twijfel of ik t of k ging doen en op het Augustinus kun je alleen maar t doen, anders moet je naar een andere locatie, dus kon je niet makkelijker overstappen en toen kwamen we dus op de open dag en toen was er nog wel een beetje twijfel en toen hebben mijn ouders een afspraak met u gemaakt en toen zijn we nog met zijn drieën met u wezen praten en dat vond ik wel echt heel leuk, dat beviel heel goed en toen zijn we nog een rondje door de school heen gegaan en toen was het wel ongeveer leuk.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
24
Rol kinderen bij keuze: Bij zeven van de acht mocht het kind kiezen. Een keer is de keuze door ouders en kind genomen. Beeld nu van het Gomarus College: Het beeld zoals dat vooraf werd geschetst blijkt in de werkelijkheid niet te kloppen. De leerlingen vinden de school leuk, klein en gezellig en ze ervaren het als fijn dat iedereen christelijk is en dat je daardoor jezelf kunt zijn als christen. De regels blijken duidelijk, maar niet heel streng. Een leerlinge verwoordde het als volgt: de sfeer bevalt me heel goed en de locatie ook. Het is een kleine school. Het is wel fijn om hier te beginnen en de leraren zijn leuk. Het is ook wel fijn dat je makkelijk de lokalen kunt vinden. De klassen zijn gezellig en het is fijn dat je met je vrienden kunt praten over het geloof. Je wordt niet uitgelachen wanneer je over geloof praat en het is dus fijn dat je hier jezelf kunt zijn. Tips om andere christelijke kinderen te bereiken: De tips zijn onder te verdelen in twee thema’s: vertel vooral dat de school helemaal niet die streng gereformeerde/gelovige school is en probeer de leerlingen van groep 8 meer kennis te laten maken met de locatie door allerlei verschillende activiteiten. Ik weet niet of hier doe-dagen gehouden worden, maar meestal trekt dat ook wel kinderen, want dan kunnen ze een dagje meedraaien op het Gomarus en dan kun je de leukste kanten laten zien en niet de slechte kanten (want die zijn er natuurlijk ook wel). Juist laten zien hoe leuk techniek bijv. is en gewoon de normale vakken…
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
25
4.2 Vragenlijst ouders Thema’s en uitkomsten: Uitkomsten vraag ‘aspecten in volgorde van belangrijkheid om voor het Gomarus College te kiezen’:
sfeer
43
identiteit
84
onderwijskwaliteit
55
bereikbaarheid
25
gebouw
15
% allochtonen
3
keuze oudere broers/zussen 25
Ook nog genoemd: alle niveaus, zorg (3x), kleinschaligheid (4x), samenstelling van de kinderen, het christen zijn. Na labeling en codering zijn de volgende onderwerpen naar voren gekomen: website, Open Dag, doorslaggevende informatie, identiteit, eerste beeld van Gomarus College, beeld nu, meer christelijke ouders/leerlingen bereiken, voor het kind belangrijk, andere scholen, tips. Bij de verschillende onderwerpen zijn meerdere thema’s genoemd. Website: De website heeft weinig tot geen invloed gehad op het schoolkeuzeproces. Wel wordt er over de website opgemerkt dat het kind zelf werd aangesproken en dat de informatie vriendelijk van opzet is.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
26
Open Dag: Bij verreweg het grootste gedeelte van de ouders heeft de Open Dag een positieve indruk achtergelaten, waarbij de rol van de leerlingen vooral opviel. Een paar ouders benoemden kleine ontwikkelpunten. Heel informatief en sfeervol. De gesprekken met leraren gaven ons een goed beeld v.d. school. Ook de identiteit werd goed belicht, en Heel goed. Vooral het onbevangen gedrag van de meehelpende leerlingen maakte een hele goede indruk: ze leken zich helemaal thuis te voelen maar ook in eerste instantie niet zo positief oud gebouw, oogt niet zo schoon. de lerares waarmee we in gesprek waren over de school ging zonder dat we uitgepraat waren, zo maar over in gesprek met iemand anders. bovendien was ze meer op ons gericht en niet op onze dochter. dit kwam niet sympathiek over. Doorslaggevende informatie: Hier blijkt dat het een totaalplaatje aan informatie is dat de doorslag heeft gegeven bij de keuze voor het Gomarus College. De identiteit was altijd onderdeel van dit plaatje en verder werden er verschillende thema’s genoemd die vooral te maken hadden met de voorlichting en de verhalen van anderen over de school. Binnen het laatste thema kwamen zaken terug als sfeer, goed gevoel en kwaliteit van onderwijs. Een ouder verwoordde het als volgt: dat is natuurlijk een optelsom. In ons geval van de duidelijke identiteit, de sfeer en de betrokkenheid bij de leerlingen. Identiteit: Rond dit onderwerp komen steeds dezelfde thema’s terug, nl. prettig dat kinderen in een veilige christelijke omgeving hun onderwijs krijgen en blij dat de nadruk niet op het vrijgemaakte geloof ligt, maar op het ‘christen zijn’. De identiteit speelt een grote rol. Het is belangrijk dat kinderen vrienden hebben met wie ze zaken aangaande het geloof kunnen delen. Eerste beeld van het Gomarus: Bij dit onderwerp varieert het antwoord van die stoffige, dogmatische en gesloten school tot een fijne, gezellige school waar een kind zich veilig voelt en waar de zorg goed is. Een ouder vertelde hoe zijn zoon hierover sprak: Ik hoef toch niet elke dag een bijbeltje in mijn tas, want zo christelijk ben ik toch ook niet. En de ouders gaven aan: Het leek ons direct een heel fijne school met veel aandacht voor het kind en ouders (ook erg fijn). We hoorden dat er veel mannelijke docenten waren en dat je op gesprek moest om te laten zien of je wel goed genoeg zou zijn.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
27
Beeld nu: Het is een meer christelijke school geworden waar het geloof een ‘hartzaak’ is geworden en waar kinderen zichzelf kunnen zijn als christen en daar vrijuit over kunnen praten. De extra activiteiten geven dit de school nog meer glans. Tja...het is heel erg veranderd, positiever als het om anders kerkelijken gaat en opener als het om het geloof gaat en dan denk ik ook vrijer geworden meer een hart zaak als het om Jezus en de Bijbel gaat. Meer christelijke ouders/leerlingen bereiken: Binnen dit onderwerp werden nogal verschillende thema’s benoemd die te maken hadden met het onderwerp identiteit of met de manier van de school onder de aandacht brengen. Bij beide thema’s komt in elk geval terug dat het beeld van de school aangepast is en als dusdanig uitgedragen moet worden. Voor het kind belangrijk: Hier komen de volgende thema’s terug: waar andere klasgenoten naar toe gaan, sfeer, christelijk onderwijs, kleinschaligheid, veiligheid, rust en zorg. Andere scholen: Wanneer het Gomarus College niet in beeld was geweest, was er vooral gekozen voor het Augustinus College (een goede christelijke school) of het Wessel Gansfort (dichtbij). Er worden nog een paar andere scholen genoemd vanwege reisafstand en goed onderwijs. Tips: Via allerlei PR-middelen de school als de serieus christelijke school onder de aandacht brengen. Wees open en transparant ook naar christelijke basisscholen, hang daar ook posters op en stuur daar ook folders heen en adverteer in andere kranten dan alleen in nd. kerkblaadjes e.d en ook posters in andere kerken, evangelische en vbg enz. Zoek mogelijkheden om de school als platform voor pubergerelateerde onderwerpen te gebruiken. Misschien zijn er mogelijkheden de school als platform te gebruiken voor pubergerelateerde zaken in combinatie met identiteit. Ik heb door de jaren heen gemerkt dat ouders zaken in hun gemeente minder gauw bespreekbaar maken omdat iedereen hen kent. Daar ligt misschien een kans voor een christelijke school.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
28
Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie, aanbevelingen en nawoord 5.1 Conclusie Deelvraag 1: Welke motieven spelen een rol bij (christelijke) ouders bij het maken van een schoolkeuze? Uit onderzoek blijkt dat de aspecten sfeer, identiteit, onderwijskwaliteit, bereikbaarheid, gebouw, percentage allochtonen en keuze oudere broers/zussen in meer of mindere mate doorslaggevend zijn bij de keuze voor een school. In dit onderzoek blijkt dat de aspecten identiteit, onderwijskwaliteit en sfeer verreweg het meest belangrijk zijn voor ouders. Het aspect % allochtonen en gebouw speelt maar een marginale rol. Deze uitkomsten spreken het onderzoek van Gerard Janze (2008) niet tegen, maar opvallend is wel dat de keuzemotieven anders liggen dan bijvoorbeeld in het onderzoek van het Bonhoeffer College waar voor ouders de kwaliteit van onderwijs het belangrijkste is, terwijl dit hier niet als belangrijkste criterium naar voren komt. De sfeer speelt ook een grote rol, terwijl de ouders die voor het Bonhoeffer College gekozen hier in mindere mate op letten. Als je deze aspecten afzet tegen het onderzoek naar de motieven van een schoolkeuze voor basisscholen (Wegter, 2006) dan zie je dat hier andere aspecten meer naar voren komen, zoals waar ouders broers/zussen naar toe gaan, het gebouwaspect en het percentage allochtone kinderen. Dit laatste speelt zo goed als geen rol bij de respondenten in dit onderzoek, waarschijnlijk omdat er in het voedingsgebied niet veel allochtone kinderen wonen. Omdat tijdens aanmeldingsgesprekken altijd de hoop uitgesproken wordt dat ouders vooral om de identiteit voor deze school gekozen hebben, kan nu tot de conclusie gekomen worden dat dit ook zo is. Daarnaast spelen voor de christelijke ouders de sfeer en de onderwijskwaliteit een grote rol. Op het eerste is moeilijk te sturen, want die is er en ouders geven altijd weer aan dat ze dit bijvoorbeeld sterk terug zien komen op de Open Dag. Omdat het Gomarus College al jaren een basispakket heeft, de oud-leerlingen tevreden terugkijken op hun schooltijd, de examenresultaten bovengemiddeld zijn (Magister, 2011) en de ouders tevreden zijn (tevredenheidsonderzoek, 2011), kun je zeggen dat de onderwijskwaliteit voldoende is en dat dit ook een van de punten is waarop de locatie zich zou kunnen profileren.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
29
Deelvraag 2: Welke informatie heeft christelijke ouders overtuigd om voor het Gomarus College te kiezen? De identiteit is voor veel ouders heel belangrijk geweest bij het kiezen voor het Gomarus College. De respondenten benoemen overigens meerdere keren dat ze graag zien dat de school zich meer ‘christelijk’ oriënteert i.p.v. ‘gereformeerd’. Daar waar Gerard Janze (2008) in zijn onderzoek concludeert dat er twee verschillende groepen christelijke ouders zijn, geeft dit onderzoek alleen maar het beeld van de ouders die identiteit WEL heel belangrijk vinden. Dat identiteit belangrijk wordt gevonden blijkt ook uit de vraag naar andere scholen. Ouders kiezen dan vooral voor het Augustinus College, omdat dit ook een goede christelijke school is. De andere scholen zouden dan zijn gekozen vanwege de bereikbaarheid. Bij bijna alle ouders komt de identiteit naar voren als doorslaggevend bij de keuze, maar daarna zijn ze ook gevoelig voor de sfeer op de school (vaak genoemd!) en de kwaliteit van het onderwijs. De keuze blijkt vaak een totaalpakket waarin de ‘identiteit’ altijd bij zit en het hoogst scoort. Veel van deze ouders geven bij verschillende vragen wel aan dat voor hun de identiteit niet zit in de gereformeerde leer die verkondigd wordt, maar in datgene dat bindt als christenen. Deelvraag 3: In hoeverre komt het beeld overeen dat christelijke ouders vooraf hadden over gereformeerd onderwijs met de realiteit? Moet de school aanpassingen doen om hierin tegemoet te komen? In de literatuur is al aangegeven dat ‘beeldvorming’ een heel belangrijke rol speelt en dat er de laatste jaren veel aandacht aan wordt besteed. Miriam van den Berg (2006) merkt op dat scholen automatisch een image hebben. Zij deelt dat in in drie delen: 1. Gezamenlijke normen en waarden 2. De kwaliteit van het onderwijs 3. De uiterlijke kenmerken. Bij dit onderdeel merk je dat er nog een beeld hing van een stoffige, dogmatische en gesloten school, een school met vooral mannelijke docenten en een school waar je moeilijk op komt als niet- vrijgemaakte leerling. De kwaliteit van het onderwijs heeft altijd wel positief bekend gestaan, maar zo blijkt dat de totale impressie van wat een groep personen (in dit geval de christelijk en wellicht niet-christelijke ouders) denken en weten over de school het imago bepaald heeft (Aaker en Meyers, 1987), maar dat dit niet de werkelijkheid is gezien de reactie van ouders op de vraag of het beeld veranderd is. Daar geven ze juist aan dat de verschillen in kerkgenootschappen helemaal niet zo groot zijn en dat het geloof veel meer een ‘hartzaak’ is geworden waar het over Jezus en de Bijbel gaat. Meerdere ouders geven aan dat het bestaande imago inmiddels achterhaald is nu ze ervaring hebben met de school. Tijdens voorlichting, gesprekken op scholenmarkten komt dit nog vaak naar voren. Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
30
Het Gomarus College moet nog opboksen tegen deze vooroordelen en ook ouders moeten vaak heel duidelijk aangeven dat dit niet meer klopt. Ook de leerlingen geven precies dezelfde beelden. Zij zagen de school ook als die streng gelovige/gereformeerde school, terwijl ze dat nu heel anders ervaren en een stuk vrijheid ervaren om jezelf te zijn als christen. Deelvraag 4: Welke zaken zouden eventueel moeten worden aangepast binnen de school om deze populatie meer aan te kunnen trekken? Om de school aantrekkelijker te maken voor andere christelijke ouders/leerlingen of om die groep beter te bereiken wordt gewezen op de aanmeldingsgesprekken vooraf waar getekend moet worden voor het accepteren van gereformeerd onderwijs. De oproep is om dit niet meer af te dwingen of het te vervangen door de beginselen van christelijk onderwijs. Omdat het Gomarus College een gereformeerde school is en dat de reden van het bestaan is, botsen deze zaken wel eens met elkaar. Ook het toelatingsbeleid voor docenten zou aan de orde gesteld moeten worden. Verder wordt er gewezen op de beeldvorming die je naar de buitenwacht nog meer zou moeten ontkrachten. De uitstraling naar buiten is een verouderd beeld. Veelal wordt het Gomarus College nog gezien als die strenge gereformeerde school en basisscholen doen eraan mee om die verouderde informatie te verspreiden. Tenslotte worden er PR-mogelijkheden genoemd als advertenties, posters, billboard, stukjes in kranten, radiospotjes, voorlichtingsavonden. Op het eind wordt de kleinschaligheid nog genoemd en ook de oproep om niet te groot te worden, omdat dit ten koste zou kunnen gaan van de intimiteit. Deelvraag 5: Wat is de invloed van de leerling die christelijk wordt opgevoed op het schoolkeuzemotief? Uit onderzoek blijkt (Grundel, 2005) dat kinderen een steeds grotere rol krijgen bij het maken van een keuze voor een school. Het is dus interessant om ze te laten aangeven welke criteria zij het belangrijkst vinden voor het maken van een keuze voor een school. Aan de focusgroep doen acht leerlingen mee uit klas 2. Ze komen uit vijf verschillende klassen en kennen elkaar niet heel goed, wel van de school. Zeven van de acht geven aan dat ze zelf een keuze voor een school mochten maken, een van de leerlingen deed dit samen met zijn ouders. Uit dit interview blijkt dus dat leerlingen een zeer grote invloed hebben op het schoolkeuzemotief, al moet duidelijk zijn dat ouders indirect nog een rol blijven spelen, omdat ze hun voorkeur zullen laten blijken en kinderen op een bepaald spoor zetten. Tijdens Open Dagen wordt duidelijk dat de kinderen degene zijn die een keuze moeten maken. Ouders stellen ze vragen, zetten ze wel op een spoor, maar uit gesprekken met ouders blijkt duidelijk dat ze uiteindelijk afgaan op de keuze van hun Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
31
kind. Natuurlijk hebben kinderen hierover wel hun eigen mening. Het is dus niet zo dat gezegd kan worden dat het kind volledig individueel beslist. Gezien de uitkomsten van de vragenlijsten aan de ouders is helder dat de ouders zeker hun mening klaar hebben en bijvoorbeeld aan hun kinderen zullen overbrengen dat de identiteit, sfeer en onderwijskwaliteit van de school heel belangrijk is en dat ze dit terug zien bij het Gomarus College. Hoofdvraag: Wat zijn de schoolkeuzemotieven van christelijke ouders en hun kinderen om voor gereformeerd onderwijs te kiezen en klopt het beeld dat ouders vooraf hebben met de werkelijkheid en/of zouden ze aanpassingen willen in het huidige aanbod? Derriks (1995) en Herweijer en Vogels (2004) vatten de schoolkeuzemotieven samen in drie hoofdrichtingen: richting, kwaliteit en bereikbaarheid. Gerard Janze (2008) gaf al aan dat de christelijke ouders uit twee groepen bestaat: een groep die bewust voor religieus onderwijs kiest en een groep die dit bewust niet doet. Omdat dit onderzoek zich richt op ouders die al gekozen hebben voor gereformeerd onderwijs, komen we uit bij de eerste groep ouders. Uit de vragenlijst aan de ouders blijkt dat ouders identiteit (richting), sfeer en kwaliteit doorslaggevend vinden bij de keuze voor een school. Regelmatig valt ook de kleinschaligheid van de locatie als motief, maar elk motief hangt altijd samen met de identiteit van de school. Het gaat dan niet zozeer om de gereformeerde identiteit, maar de christelijke verbondenheid binnen de school. Vooraf hadden de ouders een ander beeld van de school dan nu het geval is. Er hing nog een beeld van de stoffige, dogmatische en gesloten school, een school met vooral mannelijke docenten en een school waar je moeilijk op komt als nietvrijgemaakte leerling. De kwaliteit van het onderwijs stond altijd positief bekend. Dat beeldvorming een belangrijke rol speelt, blijkt hieruit, want het imago van de school was bepaald (Aaker en Meyers, 1987). Na ervaring met de school blijkt het beeld totaal anders. Ze geven aan dat de verschillen in kerkgenootschappen helemaal niet zo groot zijn, dat het geloof een ‘hartzaak’ is geworden waar het over Jezus en de Bijbel gaat en dat het genoemde imago inmiddels achterhaald is. Ook de leerlingen hadden vooraf hetzelfde beeld en zien nu een school die helemaal niet zo streng is, maar vooral: ze zijn er zichzelf als christen en dat is hetgene dat ze delen. Vooral de ouders geven aan dat de stap van gereformeerd onderwijs naar serieus christelijk onderwijs genomen zou moeten worden om nog aantrekkelijker te worden. Het gaat dan om de titel ‘gereformeerd’, de aanmeldingsgesprekken waarbij een handtekening gezet moet worden onder de gereformeerde beginselen en het toelatingsbeleid voor docenten (er zijn meer serieus christelijke docenten dan die nu toegelaten worden). Tenslotte geven zowel ouders als leerlingen aan dat de school vooral moet investeren in het ombouwen van het oude beeld van de locatie naar het beeld zoals dat nu ervaren wordt. Ze geven mee dat we via allerlei PR-middelen Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
32
energie moeten steken in het uitdragen van het juiste beeld, zodat de school aantrekkelijker wordt voor andere christelijke ouders en leerlingen. Enerzijds zijn de uitkomsten niet verrassend, omdat ingeschat was en uitgedragen wordt dat de eerste reden om voor het Gomarus College te kiezen de identiteit is. Dat daarnaast de sfeer zo belangrijk is, is niet nieuw, maar het was niet zo prominent bovenaan verwacht. Dat de leerlingen de identiteit ook als het belangrijkste criterium zien, was opvallend. Vooraf was er met een aantal collega’s een inschatting gemaakt van de volgorde van motieven van de leerlingen en die volgorde verschilde nogal. Er was niet ingeschat de leerlingen dit onderdeel ook zo belangrijk vonden. Ook de aanbevelingen van de ouders waren niet helemaal verrassend, maar zijn voor een deel ook niet uitvoerbaar. De school blijft staan voor haar gereformeerd principe, alhoewel het dus de aanbeveling verdient om de manier van omgaan met identiteit meer uit te dragen.
5.2 Discussie Discussie focusgroep: Toen het operationaliseringsschema klaar was, wees de vakdocente op het gevaar van teveel sturing tijdens het gesprek. Er moest ruimte blijven voor speciale invallen. Verder werd het creatieve idee geopperd om de leerlingen te laten starten met het leggen van de kaartjes. Vlak voor de start van de focusgroep, wees de managementassistente op een ingevulde vragenlijst van een van de christelijke ouders. Hierin gaven ze aan dat er op de school gediscrimineerd wordt en dat haar zoon zich hierdoor niet altijd prettig voelt. Omdat bij de focusgroep twee allochtone leerlingen zaten, werd besloten om bij de kaartjes het criterium ‘% allochtonen’ weg te halen om misverstanden te voorkomen en omdat de ervaring leert dat leerlingen niet altijd in staat zijn om het op de juiste manier te interpreteren en uit te leggen. Natuurlijk is het afkomstig vanuit onderzoek, maar toch werd hier geen risico in genomen, temeer omdat de inschatting was dat dit criterium niet als belangrijk zal worden ervaren. De opdracht verliep soepel en merkbaar was dat de leerlingen echt zelf de volgordes bepaalden en niet bij elkaar keken. Omdat de opnameapparatuur nog niet draaide, voelden ze zich redelijk vrij en ze vonden de opdracht leuk. Het gesprek tijdens de opnames verliep soepel, maar wel erg gestructureerd, omdat de leerlingen van tevoren waren gevraagd om niet door elkaar te praten, omdat het dan heel lastig zou zijn om het gesprek uit te schrijven aan de hand van de opnameapparatuur. Het werd eigenlijk een rondje langs de leerlingen om antwoord te geven op de vraag. Door de apparatuur werden ze toch wat terughoudend om op elkaar te reageren. Dit bleek vooral in het nagesprek toen ze toch nog heel wat te vertellen hadden. In het nagesprek benoemde zelfs één van de leerlingen dat er heel Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
33
veel verteld wordt over wat het Gomarus College allemaal te bieden heeft, maar dat het belangrijkste, namelijk het zijn van een christelijke school die niet streng is, vergeten wordt uit te dragen. Ook gaven ze aan zelf wel terug te willen naar hun oude school om iets te vertellen over de school. Ook de kleinschaligheid, die bijna niet tevoorschijn kwam uit de vragen, werd nog eens zeer nadrukkelijk als positief benoemd. De betrouwbaarheid bleef gewaarborgd, doordat de leerlingen via een persoonlijke uitnodiging op de hoogte waren gesteld van de inhoud van het gesprek, maar ook van de methode. Ook is ze vooraf verteld dat hun namen niet terug te herleiden zijn uit het onderzoek (ethiek). Ze hebben de ruimte gehad om niet op de uitnodiging in te gaan, maar daar hebben ze geen gebruik van gemaakt. Na afloop bleek de veiligheid, want de collega’s gaven aan dat de kinderen het een prettig gesprek hadden gevonden. De interne validiteit bleef gewaarborgd, doordat de vakdocente van tevoren het operationaliseringsschema had gelezen en hier commentaar op had geleverd. Na goedkeuring van dit schema, de brief voor ouders en de persoonlijke uitnodiging voor de leerlingen kon het interview uitgezet worden. De begripsvaliditeit zat vooral in de brief met uitleg die naar ouders en leerlingen is gegaan. Hier is de aanleiding van de focusgroep in geschetst, wat er aan de orde zou komen en hoe het aan de orde zou komen. De taal van de brief voor de leerlingen was aangepast aan hun belevingswereld. De externe validiteit zat in het feit dat de leerlingen door de administratieve medewerkster waren geselecteerd op basis van verschillende kerkgenootschappen, zodat deze afvaardiging zoveel mogelijk representatief is voor de doelgroep van christelijke leerlingen. Achteraf zaten er twee leerlingen bij die niet vrijgemaakt of christelijk gereformeerd waren, maar die wel al gereformeerd onderwijs hadden genoten op de basisschool. Deze leerlingen zaten wel anders in het proces, omdat ze dit al eerder hadden doorgemaakt en al ervaring hadden met gereformeerd onderwijs. Toch konden ze goed meedoen in het gesprek. Hoewel deze resultaten niet 1-op-1 over te nemen zijn door andere locaties , is het voor andere locaties wel interessant, omdat hun christelijke leerlingen wellicht precies zo in het gereformeerd onderwijs staan. De resultaten van dit interview kunnen zeer duidelijk worden gebruikt voor het PRplan van de locatie, omdat ze nuttige tips gaven hoe de christelijke ouders en leerlingen het beste bereikt kunnen worden. Het bruikbaarheidsgehalte is groot, omdat deze leerlingen de school met andere ogen naar het schoolkeuzemotief hebben laten kijken en er kwamen nuttige tips aan de orde die in de praktijk kunnen worden toegepast.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
34
Discussie vragenlijst ouders: Achteraf gezien is het jammer dat er in de vragenlijst niet gevraagd is naar de denominatie van de ouders. Nu zijn bepaalde opmerkingen niet te herleiden en kan er ook moeilijk op doorgevraagd worden. Ook kan er nu niet gericht op kerkgenootschappen acties ondernomen worden. De anonimiteit is wel volledig gewaarborgd gebleven op deze manier. De response viel wat tegen. In het onderzoeksplan is de verwachting uitgesproken dat er zo’n 70% zou reageren. Dit is niet gebeurd, ook niet na een herinnering. Het is gissen naar de tegenvallende response, maar het kan te maken hebben met de overvloed aan onderzoeken die de laatste tijd in Groningen door de brievenbus vallen. Toch zijn er zeer nuttige zaken benoemd door ouders waar we onze winst mee kunnen doen. Ouders konden via een link de vragenlijst anoniem invullen of schriftelijk. Vooral van de eerste optie is gebruik gemaakt. De schriftelijke vragenlijsten zijn direct ingevoerd in het digitale programma , zodat de uitkomsten van de vragen direct per vraag onder elkaar stonden en dus makkelijk vergeleken konden worden. De betrouwbaarheid van dit onderzoek was geborgd doordat de vragen vanuit bronnen en literatuur zijn geformuleerd en voor alle deelnemers hetzelfde waren. Het operationaliseringsschema is gecontroleerd door de vakdocente en ook de vragen zijn door twee andere studenten gecontroleerd en van feedback voorzien. Op deze manier is het hele proces bewaakt. De begrippen in de vragenlijst zijn in het voorwoord uitgelegd. Alle christelijke ouders van de locatie zijn ondervraagd en het heeft dus niet afgehangen van een kerkelijke denominatie. De uitkomsten zijn wellicht toepasbaar voor andere locaties, alhoewel ouders uit de stad toch weer andere wensen hebben dan ouders die buiten de stad wonen. Het resultaat van dit onderzoek kan zeer goed gebruikt worden voor het PR-plan van de locatie. Nu is veel duidelijker naar voren gekomen waar de school zich op moet richten en waar winst valt te behalen. Terugkijkend moet ik zeggen dat het onderzoek meer heeft opgeleverd dan ik van tevoren vermoedde. Het is direct toepasbaar in de komende PR-periode. Het verhaal roept bij mij ook een vraagteken op: waarom zijn we zo angstig om het woord ‘gereformeerd’ te vervangen door ‘serieus christelijk’? Ouders herkennen de school allang als die christelijke school en benoemen in dit onderzoek dat ze dit prettig vinden en het kan een manier zijn om andere christelijke ouders en leerlingen beter te bereiken. Het hele onderzoekstraject heeft me veel winst opgeleverd voor de school, maar ook voor mezelf. Door alle facetten van het doen van onderzoek tegen te komen, word je Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
35
automatisch een meer onderzoekend leider, ben je meer op zoek naar data en onderbouw je argumentatie met onderzoek. Het heeft me veel tijd en energie gekost, maar het is het meer dan waard geweest. Nadat het theoretische kader klaar was, kwam het proces in een stroomversnelling en is er achter elkaar gewerkt aan de thesis.
5.3 Aanbevelingen Vanuit de resultaten van het onderzoek zouden we heel veel tips kunnen formuleren waar de school wat aan heeft (zie hoofdstuk 4 voor resultaten). Nu blijkt dat leerlingen ook als eerste voor de identiteit kiezen, is het noodzakelijk om hier in onze voorlichting en uitstraling meer rekening mee te houden. Aanbeveling 1: Zoom tijdens de voorlichtingsperiode in op het identiteitsaspect van de school. Leg duidelijk uit dat je een gereformeerde school bent, maar open staat voor serieuze christenen. Vertel vooral vaak dat het beeld van de stoffige, dogmatische en strenge gereformeerde school allang achterhaald is en dat de school nu ervaren wordt als een school waar het christelijke aspect hoog in het vaandel staat. Geef dit onderdeel een nadrukkelijke plek tijdens de Open Dag! Ouders en leerlingen benoemen dat op de basisschool van herkomst weinig tot geen informatie verspreid wordt over de gereformeerde locatie. De informatie (posters, flyers etc…) wordt wel overgebracht, maar komt regelmatig niet bij de doelgroep terecht. De leerlingen van de focusgroep benoemden dat doe-dagen voor de groepen 8 of andere projecten goed zouden aanslaan. Ook bieden ze zelf aan om terug te gaan naar hun oude school om daar wat over het Gomarus College te vertellen. Ze zien dit dus als toegevoegde waarde om wat over de school te vertellen. Aanbeveling 2: Nodig ook de leerlingen van de groepen 8 van de christelijke basisscholen uit voor een doe-dag. Betrek ze in elk geval bij de school door ze er uit te nodigen. Op deze manier krijgen ze een indruk van de sfeer, de veiligheid en de christelijke identiteit van de school. Een alternatief is om met oud-leerlingen terug te gaan naar hun oude school om daar wat te vertellen over het Gomarus College. Het toelatingsbeleid roept nog veel vragen op. Ouders geven aan dat de aanmeldingsgesprekken op zich een drempel vormen (achteraf wordt het wel gewaardeerd) en het ondertekenen voor de gereformeerde beginselen ook. Ook kaarten ze het toelatingsbeleid van de docenten aan. Dit zou ook verruimd kunnen worden. Omdat op dit moment het uitgangspunt van de school de gereformeerde beginselen blijven, is er op dat punt niks te halen. Aanbeveling 3: Doe vervolgonderzoek naar de invloed van de aanmeldingsgesprekken en het ondertekenen van de beginselen. Zoek uit of het uitmaakt voor het uitgangspunt van de school wanneer de gereformeerde naam vervangen wordt door christelijk. Het uitgangspunt zou hierbij overeind kunnen Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
36
blijven, het toelatingsbeleid ook, maar ‘serieus christelijk’, lijkt heel anders over te komen dan ‘gereformeerd’. Onderzoek ook of het ondertekenen een halszaak moet zijn, omdat de inhoud van het gesprek vaak meer zegt. Eén van de ouders zou het mooi vinden wanneer de school investeert in (opvoed)projecten waar de ouders bij betrokken worden om zo de eenheid van school en gezin meer tot uitdrukking te laten komen. Ze zien dit als taak van een serieus christelijke school en het zou ook andere christelijke ouders op het spoor van gereformeerd onderwijs kunnen zetten. Aanbeveling 4: Organiseer projecten waarbij ouders en de school betrokken zijn om samen na te denken over wat de christelijke identiteit van ouders en de school betekent voor het dagelijkse leven. Doe dit op school, zodat de betrokkenheid naar elkaar groter wordt. Een van de leerlingen geeft aan dat het prettig is dat de doorstroommogelijkheden er zijn op de locatie. Ook wordt dit opgemerkt door de ouders. Ze zien het als een voordeel dat alle niveaus aanwezig zijn. Erg vaak wordt de kleinschaligheid als positief of zelfs als doorslaggevend motief genoemd. Andere genoemde christelijke scholen verdelen de niveaus per gebouw in of fuseren. Aanbeveling 5: blijf investeren in de locaties en blijf daar alle niveaus aanbieden, zodat het doorstromen mogelijk blijft en je aantrekkelijk blijft in de regio ten opzichte van andere scholen.
5.4 Nawoord Het onderzoek heeft veel nuttige informatie opgeleverd waar de school zijn winst mee kan doen. De onderzoeksvraag is, na onderzoek, goed beantwoord en geeft voldoende aanknopingspunten om de komende tijd mee aan de slag te gaan. De doelstelling om inzicht te krijgen in het schoolkeuzemotief van christelijke ouders met daaraan vastgekoppeld de beeldvorming van vroeger en nu geeft duidelijke informatie voor de komende PR-periode. Tenslotte laten de ouders met name duidelijk zien op welk punt er nog winst valt te behalen en hoe dat zou kunnen gebeuren. Al met al heel zinvol en met belangstelling kijk ik uit naar een eventueel vervolgonderzoek naar de procedure rond de toelating van leerlingen.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
37
Literatuurlijst Aaker, D. A., & Myers, J. G. (1987). Advertising Management. Prentice Hall. Baarda, Goede, D., & Teunissen. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff. Baarda, B., de Goede, M., & Kalmijn, M. (2010). Basisboek Enqueteren. Groningen: Noordhoff. Derriks, M., & Kat, d. E. (1995). Schoolkeuzemotieven van kinderen bij de overgang bo/vo. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Dijkstra, A., & Miedema, S. (2003). Bijzonder gemotiveerd. Een onderzoek naar de ideale school volgens dragers en vragers van confessioneel basisonderwijs. Assen. Driessen, G. (2007). ‘Peer group’ effect op onderwijsprestaties. Nijmegen Grundel, A. (2005). Bonhoeffer College, ooit van gehoord,gezien of gelezen? Enschede. Herweijer, L., & Vogels, R. (2004). Ouders over opvoeding en onderwijs. Den Haag: SCP-publicatie. Janze, G. (2008). Een praktijkonderzoek naar de schoolkeuzemotieven van ouders uit de nieuwe doelgroepen van het Gomarus College in Groningen. Groningen. Kasper, d. J. (1990). Marktgerichte Marketing: taalkundig slordigheidje of bittere noodzaak? Marktgerichte Marketing: taalkundig slordigheidje of bittere noodzaak?, (p. 8). Maastricht. Koopmans, M. (2004). Schoolkeuzemotieven in het gereformeerd vrijgemaakt onderwijs. Groningen. Shadid, W. (1994). Beeldvorming: de verborgen dimensie bij interculturele communicatie. Beeldvorming: de verborgen dimensie bij interculturele communicatie, (p. 28). Tilburg. van den Berg, M. (2006). Welk patroon is zichtbaar in het keuzeproces van ouders? Enschede. Verhage. (2004). Grondslagen van de marketing. Groningen: Wolters-Noordhoff. Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? Middelburg. Voortman, C. (2006). Communicatieplan Gomarus College . Groningen. Wegter, H. (2006). Schoolkeuzemotieven. Apeldoorn.
Websites: www.gomaruscollege.nl
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
38
Bijlagen Bijlage 1 Ouderverklaring Het Gomarus College is een gereformeerde school gebaseerd op de gereformeerde leer, zoals samengevat in de 3 Formulieren van Eenheid. De vijf punten die de kern van het christelijk geloof vormen zijn: Wij zijn op aarde om de drie-enige God te dienen, onze Vader, Zijn Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest, een God die naar ons toe komt, soli Deo gloria. Jezus Christus staat centraal in ons geloof, door Hem mogen we als blijde maar vooral verloste christenen leven, solus Christus. Wij willen leven vanuit Gods Woord alleen, de Bijbel, sola scriptura. Wij zijn uit genade door Christus behouden, sola gratia. Wij krijgen geloof door Gods Geest die in ons werkt, sola fide. Als gereformeerde christenen onderscheiden wij ons vervolgens met de volgende overtuiging: God is de eerste (uitverkiezing), Hij kiest eerst voor ons, voordat wij voor Hem kiezen. Dit komt tot uitdrukking in doop en belijdenis. God is de Schepper van de wereld. Deze werkelijkheid waarin wij leven is Gods werkelijkheid. God is een sprekende God: Zijn woord staat centraal in ons leven Jezus Christus, Zoon van God vergadert zich een volk, daarom behoren wij tot een kerkelijke gemeenschap Jezus Christus is voor ons gestorven, maar Hij is ook weer opgestaan uit de dood. Het leven van christenen wordt daarom gekenmerkt door aanvechting én vreugde, door strijd én overwinning, door zwakheid én kracht, door zonde én vergeving, door gebrokenheid én verwachtingsvolle hoop. Jezus Christus zal terugkomen, om alles nieuw te maken. We leven vanuit het besef van die wederkomst. Deze overtuiging dragen bestuur en medewerkers van het Gomarus College actief uit, in het onderwijsproces (klimaat en inhoud) en in alle onderlinge contacten. Ook van leerlingen wordt verwacht dat zij zich hierdoor laten leiden. In de praktijk betekent Het Gomarus College:
dit
voor
ons
onderwijs
het
volgende:
Draagt op professionele manier kennis over die voldoet aan de wettelijke normen. Draagt de kennis over van God en de Bijbel volgens de gereformeerde leer. Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
39
Leert leerlingen hoe ze zelfstandig in het leven kunnen staan, hoe ze moeten samenwerken in sociale verbanden, en hoe ze verder kunnen leren. Leert leerlingen een christelijke (sociale) houding waarin naastenliefde, vergeving, respect, dienen en zelfbeheersing centraal staan. Is bezig met de ontwikkeling van Gods kinderen. Leert leerlingen beseffen dat ze uniek en waardevol voor God zijn. Leert leerlingen hoe ze kunnen blijven kiezen voor God en een christelijk leven. Leert leerlingen als een gelukkig christen te leven, ondanks alle beperkingen en tegenslagen.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
40
Bijlage 2 Operationaliseringsschema focusgroep Uit de literatuur: Uit het theoretisch kader blijkt dat kinderen steeds meer een rol krijgen in de keuze voor een school. De school moet naar de zin zijn van de kinderen en de naam van de school speelt een belangrijke rol (Herweijer, 2004). Ook Maaike Koopmans (Koopmans, 2004) en Gerard Janze (Janze, 2008) benoemen in hun onderzoek dat de leerlingen uiteraard zelf een mening hebben over een school, maar laten buiten beschouwing in hoeverre ze echt een doorslaggevende stem hebben in dit keuzeproces. Uit het onderzoek van het Bonhoeffer College blijkt wel dat meerdere ouders aangeven bij de vraag voor welke school ze kiezen de school’ waar mijn kind zelf graag naar toe wil’ meerdere keren genoemd wordt. Het is dus interessant om aan onze christelijke leerlingen te vragen hoe dit keuzeproces gegaan is en ook hoe groot hun rol hierin geweest is. Het uiteindelijke doel van de focusgroep is antwoord te krijgen op de vraag: wat heeft de doorslag gegeven bij de keuze voor het Gomarus College? Omdat dit laatste een moeilijke vraag is voor de kinderen, heb ik dit verpakt in andere vragen en hoop ik dit al pratende op tafel te krijgen. Operationalisering: Er wordt een focusgroep gevormd met acht leerlingen die geen vrijgemaakte of christelijk-gereformeerde achtergrond hebben om te horen hoe groot hun rol is geweest bij het kiezen van een school en hoe het besluitvormingsproces tot stand is gekomen. Een focusgroep is hiervoor geschikt, omdat er dan een representatieve groep uitgezocht kan worden die de genoemde doelgroep vertegenwoordigt. Verder wordt er ingezoomd op genoemde onderwerpen en kan er een gesprek op gang komen over deze processen. Het zal gaan om leerlingen uit klas 2, omdat die al langer op school zitten en dus meer inzicht hebben in hoe de school functioneert. Zij zijn alle facetten van de school al een keer tegengekomen. Omdat de focusgroep zo representatief mogelijk moet zijn, zullen er kinderen van verschillende kerkelijke achtergronden worden gekozen. Interviewschema:
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
41
Begin interview/inleiding: Beste jongelui, Wat leuk dat jullie mee willen doen met een kort groepsgesprek over de keuze voor het Gomarus College. Zoals jullie in mijn briefje gelezen hebben, doe ik, net als jullie, ook een studie en daarvoor doe ik onderzoek naar waarom leerlingen voor het Gomarus College gekozen hebben en hoe dat gegaan is. Het leek me leuk om met jullie dit gesprek te voeren, want jullie zitten al meer dan een jaar op het Gomarus College en weten dus langzamerhand wel wat van de school. Het gesprek wordt opgenomen, zodat ik tijdens het gesprek niet van alles hoef op te schrijven. Natuurlijk zal ik netjes met de opnames omgaan en krijgen jullie hier niet weer iets van te horen. Zodra ik de eerste vraag stel, start het apparaatje en zodra ik het gesprek afsluit, stoppen we ‘em weer. Daarna zal ik jullie nog even vragen wat jullie van het gesprek vonden. Voordat we beginnen, heb ik wat drinken en een reepje voor jullie. Tijdens het gesprek kun je dit gewoon opdrinken en opeten. We gaan beginnen met de opnames. Jullie hebben voor jullie een setje met kaartjes liggen. Hier staan verschillende redenen op waarom je voor een school kunt kiezen. Zouden jullie die in volgorde van belangrijkheid voor jezelf willen leggen? De belangrijkste reden leg je bovenop etc… Dus niet wat je ouders belangrijk vinden, maar wat jij belangrijk vindt. Ik zal de begrippen eerst nog even uitleggen. Jullie krijgen eerst steeds de kans om antwoord te geven op mijn vraag en daarna kunnen we er nog even met elkaar over doorpraten (opname start). De vragen: 1. Weet je nog toen je voor ’t eerst van het Gomarus College hoorde? Wat was je eerste reactie toen? 2. Hoe hoorde je eigenlijk voor het eerst over het Gomarus College? 3. Wat vond je van onze Open Dag? 4. Hebben jullie lang getwijfeld over een school? Hoe is dat gegaan? 5. Wie heeft uiteindelijk het besluit genomen dat je naar het Gomarus College zou gaan? 6. Je vertelde in het begin wat je idee was van het Gomarus College. Nu zit je al een jaar op deze jaar. Wat is er anders? 7. Welke tips heb je voor mij hoe we nog meer christelijke kinderen op het Gomarus College kunnen krijgen?
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
42
Opname stopt. Tot slot: Dank jullie wel dat jullie mee wilden doen met dit gesprek. Wat vonden jullie er uiteindelijk van? Ik vind dat jullie het goed gedaan hebben en ik heb nu veel meer informatie over hoe de keuze voor een school eigenlijk gaat. Ik ga het nu uitwerken en ik hoop dat mijn studie me nieuwe informatie oplevert. Omdat ik het stoer vind dat jullie meegedaan hebben, krijgen jullie nog een aardigheidje als bedankje. Blijf dus nog even rustig met elkaar zitten en geniet daarvan. Na tien minuten kunnen jullie weer naar de les gaan. Nogmaals: bedankt!
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
43
Bijlage 3 Operationaliseringsschema ‘komen vanuit mijn deelvragen tot een vragenlijst’ De eerste vraag is laagdrempelig en bedoeld om er even in te komen. Omdat de meeste ouders het fijn vinden om over hun kind te praten, is de vraag daarop gericht: 1. Hoe vindt uw kind het op het Gomarus College? Deelvraag 1: Welke motieven spelen een rol bij (christelijke) ouders bij het maken van een schoolkeuze? Uit de theorie blijkt dat schoolkeuzemotieven vaak worden samengevat in drie hoofdrichtingen: kwaliteit, bereikbaarheid en richting (Derriks, 1995; Herweijer en Vogels, 2004). Tevens voegt Hans Wegter in zijn onderzoek naar de schoolkeuzemotieven voor een basisschool nog toe dat het ook belangrijk is waar oudere broers en zussen naar school gaan, hoe de sfeer op de school is, het gebouwsaspect en tenslotte speelt het percentage allochtonen een rol . Ik laat ouders een prioriteringslijstje maken van alle aspecten, zodat ik inzicht krijg in wat ouders daadwerkelijk belangrijk vinden bij een school. Deze vraag zal ook terugkomen in de focusgroep met de leerlingen.
Kwaliteit
Bereikbaarhe id
Richting
Schoolkeuze motieven Oudere broers zussen
Gebouwsasp ect
en
Ervaring van anderen
De vraag zou moeten gaan over de volgorde van de volgende aspecten die van belang zijn geweest bij het kiezen voor het Gomarus College: bereikbaarheid, onderwijskwaliteit, identiteit, keuze oudere broers/zussen, % allochtonen, sfeer, Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
44
gebouw. Het begrip ‘kwaliteit’ heb ik vervangen door ‘onderwijskwaliteit’ om het duidelijk te maken voor de respondenten. De uitkomst kan erg wezenlijk zijn voor de manier waarop je, als school, inspeelt op de behoefte van ouders, leerlingen. Elk eerst gekozen antwoord krijgt zeven punten, het tweede antwoord zes etc… om overzicht te krijgen wat echt belangrijk wordt gevonden. 2. Uit onderzoekt blijkt dat de volgende aspecten van belang zijn bij de keuze voor een bepaalde school: bereikbaarheid, onderwijskwaliteit, identiteit, keuze oudere broers/zussen, % allochtonen, sfeer, gebouw. Wilt u hieronder de volgorde van belangrijkheid aangeven wat voor u een rol speelde bij de keuze voor het Gomarus College? Deelvraag 2: Welke informatie heeft christelijke ouders overtuigd om voor het Gomarus College te kiezen? Interessant is om erachter te komen welke informatie ouders hebben gekregen/opgepikt van het Gomarus College en welke informatie overtuigd heeft om voor het Gomarus College te kiezen. Het kan zijn dat de uitkomst niet eenduidig is, omdat het een combinatie is geweest van factoren, maar dan nog is goed om te weten welke onderdelen daarbij mede doorslaggevend zijn geweest.
Beeldvorming Open Dag Informatie Identiteit Voorlichting
Website
Vragen: 3. In hoeverre heeft de website en de informatie die daarop staat meegespeeld in de besluitvorming voor een keuze voor het Gomarus College? Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
45
4. Wat hebt u meegekregen van de verschillende manier van voorlichting over het Gomarus College? Denk aan voorlichting vanuit de basisschool, flyers, posters, Open Dag. 5. Deze vraag is alleen bedoeld voor ouders die wel op de Open Dag zijn geweest. Indien u niet op de Open Dag bent geweest, kunt u verdergaan met vraag 9: Hoe hebt u de Open Dag van onze locatie ervaren? 6. Welke informatie heeft u uiteindelijk overtuigd om voor het Gomarus College te kiezen? 7. Welke rol speelt de christelijke identiteit in uw keuze voor een school? Deelvraag 3:In hoeverre komt het beeld overeen dat christelijke ouders vooraf hadden over gereformeerd onderwijs met de realiteit? Moet de school aanpassingen doen om hierin tegemoet te komen? Uit het theoretisch kader komt niet naar voren welk beeld ouders vooraf hadden van het Gomarus College en of dit beeld nu inmiddels veranderd is. Door middel van open vragen zou naar voren moeten komen hoe ouders hierin gestaan hebben en hoe ze hier nu tegenaan kijken. De vragen die hierbij zouden moeten horen zijn: 8. Welk beeld had u van het Gomarus College toen u er voor het eerst over hoorde? 9. Welke onderdelen van dat beeld blijken toch anders te zijn? Ik hoop in de antwoorden terug te zien of het beeld dat wij terugkrijgen van ouders, namelijk ‘streng gereformeerde school', ‘kun je moeilijk toegelaten worden’ , ‘goed onderwijs’, ‘alleen voor gereformeerde ouders’ ‘school die tenminste nog serieus christelijk onderwijs biedt’ ‘veilig’ of dat klopt en wat heel interessant is of ze, na meer dan een jaar ervaring met deze school nog steeds hetzelfde beeld hebben. Ik kies er bewust voor om bovenstaande beelden niet concreet te noemen om ouders dit niet in de mond te leggen en omdat de conclusie wellicht is dat dit niet meer (zo) speelt.
Deelvraag 4: Welke zaken zouden eventueel moeten worden aangepast binnen de school om deze populatie meer aan te kunnen trekken? Het kan best zijn dat de uitkomsten van de vragenlijsten antwoorden geven op de vraag hoe we de christelijke ouders nog meer aan ons kunnen binden. Duidelijk is
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
46
dat deze informatie niet uit de literatuur te halen is en dat de uitkomsten uit de vragenlijst moeten komen. Dit is te vatten in de vraag: 10. Wat zou er veranderd moeten worden binnen de school om nog aantrekkelijker te worden voor alle christelijke ouders en hun kinderen?
Toelatingsbel eid Kwaliteit Website Aanpassing en
Voorlichting
Sfeer
Gebouw
Vraag 5: Wat is de invloed van de leerling die christelijk wordt opgevoed op het schoolkeuzemotief? Herweijer (2004) merkte al op dat de school naar het zin van de kinderen moet zijn en dat de naam van de school hierin een rol speelt. Uit het onderzoek van het Bonhoeffer College dat de leerlingen wel degelijk een belangrijke rol innemen bij het keuzeproces. Uit dit onderzoek blijkt dat voor leerlingen andere zaken weer belangrijker zijn dan de die voor de ouder. Maaike Koopmans (2003) merkt in haar onderzoek alleen maar op dat de leerlingen uiteraard zelf ook een mening hebben over de school waar ze naartoe willen, maar onderzoekt dit niet. Ook Gerard Janze (2008) richt zich alleen op de christelijke ouders en merkt alleen op dat de mening van leerling ook van invloed is. In het communicatieplan van het Gomarus College wordt de leerlingen wel als volwaardige keuzepartner benaderd en wordt de PR daarop aangepast. De antwoorden van deze deelvraag zou dus moeten opleveren hoe de invloed van de christelijk opgevoede leerlingen is in het keuzeproces. Uit het antwoord zou dus kunnen blijken dat we onze PR etc… meer moeten afstemmen op de leerlingen zelf en minder op de ouders. Op dit moment is dit nog een onduidelijke Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
47
factor. Verder wordt er naast de rol van de kind ook gevraagd naar wat voor het kind belangrijk is bij de keuze voor een ‘nieuwe’ school, omdat wellicht daaruit ook is op te maken hoe groot de rol van de leerling is. Vragen die hierbij horen zijn: 11. Wat is voor uw kind heel belangrijk geweest bij de keuze voor een ‘nieuwe’ school? 12. Stel uw kind had naar een andere (christelijke) school gewild, waar had uw kind dan nu op school gezeten? Waarom? Op het eind van de vragenlijst wil ik afsluiten met een opmerking dat ik nog opensta voor tips om onze school nog meer en beter onder de aandacht te brengen bij ouders/leerlingen die goed bij onze school passen. Het kan zijn dat dit element onvoldoende uit de verf is gekomen bij de gestelde vragen en daarom biedt deze laatste opmerking de mogelijkheid om hier nog wat over op te merken. Op het eind bied ik aan om een exemplaar van de uitkomst op te sturen wanneer de behoefte er is. Omdat mijn inschatting is dat ouders niet bijzonder geïnteresseerd zijn in de uitkomsten, doe ik dit niet vanzelfsprekend.
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
48
Bijlage 4 Vragenlijst ouders Beste ouder(s), Voor u ligt de vragenlijst voor mijn onderzoek voor de opleiding ‘Master Educational Leadership’. Het onderzoek gaat over de manier waarop de keuze voor een school tot stand komt. U helpt mij ermee wanneer u op de vragen zo uitgebreid mogelijk antwoord geeft, zodat ik zoveel mogelijk te weten kom over hoe ouders een keuze maken voor een school. Wanneer ik in het onderzoek spreek over ‘Gomarus College’ bedoel ik de locatie Magnolia. De vragenlijst wordt anoniem verwerkt en opgestuurd. U hebt de vragenlijst ook digitaal gekregen. Ik dank u, bij voorbaat, heel hartelijk voor het invullen van de vragenlijst.
Johannes Weening teamleider Magnolia
[email protected]
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
49
Vraag 1. Uw kind zit inmiddels meer dan een jaar op het Gomarus College. Hoe vindt uw kind het op het Gomarus College? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 2. Uit onderzoek blijkt dat de volgende aspecten van belang zijn bij de keuze voor een bepaalde school: onderwijskwaliteit, identiteit, keuze oudere broers/zussen, % allochtonen, sfeer, gebouw en bereikbaarheid . Wilt u hieronder de volgorde van belangrijkheid aangeven wat voor u een rol speelde bij de keuze voor het Gomarus College? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 3. In hoeverre heeft de website en de informatie die daarop staat meegespeeld in de besluitvorming voor een keuze voor het Gomarus College? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 4. Wat hebt u verder meegekregen van de verschillende maniervoorlichting over het Gomarus College Denk aan voorlichting vanuit de basisschool, flyers, posters, Open Dag. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
50
Vraag 5. Deze vraag is alleen bedoeld voor ouders die wel op de Open Dag zijn geweest. Indien u niet op de Open Dag bent geweest, kunt u verdergaan met vraag 6. Hoe hebt u de Open Dag van onze locatie ervaren? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 6. Welke informatie heeft u uiteindelijk overtuigd om voor het Gomarus College te kiezen? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 7. Welke rol speelt de christelijke identiteit in uw keuze voor een school? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 8. Welk beeld had u van het Gomarus College toen u er voor het eerst over hoorde? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 9. Welke onderdelen van dat beeld blijken toch anders te zijn? ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
51
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 10. Wat zou er veranderd moeten worden binnen de school om nog aantrekkelijker te worden voor alle christelijke ouders en hun kinderen? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 11. Wat is voor uw kind heel belangrijk geweest bij de keuze voor een ‘nieuwe’ school? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Vraag 12. Stel uw kind had naar een andere (christelijke) school gewild, waar had uw kind dan nu op school gezeten? Waarom? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… Hebt u na het invullen van de vragenlijst nog tips voor ons hoe we onze locatie (nog) beter voor ’t voetlicht kunnen brengen bij de christelijke ouders en leerlingen, dan kunt u die hier vermelden. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… Hartelijk bedankt voor uw medewerking! Mocht u een exemplaar van het onderzoek willen ontvangen, dan kunt u dit kenbaar maken door een mail te sturen aan :
[email protected]
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
52
Bijlage 5 Brief ouders Groningen, 30 september 2011
Beste ouder(s) van …, Onlangs stuurde ik u een vragenlijst met vragen over de keuze voor het Gomarus College voor mijn onderzoek. Voor hetzelfde onderzoek wil ik graag acht kinderen tijdens een les uitnodigen om zo’n vijftien minuten met elkaar te praten over hoe zij aankijken tegen dit keuzeproces. Het groepsgesprekje zal worden opgenomen en ik zal de gegevens vertrouwelijk verwerken. Na afloop krijgen de kinderen een aardigheidje als bedankje voor deelname. Hierbij vraag ik uw toestemming om uw kind een gedeelte van een les uit de les te halen voor dit gesprekje. Ik zal er zorg voor dragen dat dit niet gebeurt tijdens een toetsmoment. Wanneer u bezwaar hebt tegen dit onderzoekje, kunt u dat gerust via de mail aangeven deze week. Bij geen tegenbericht ga ik er vanuit dat u hiervoor uw toestemming geeft. Ik zal uw kind dan nog benaderen met een persoonlijke uitnodiging.
Bij voorbaat dank, Johannes Weening
[email protected]
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
53
Bijlage 6 Brief leerlingen Beste …,
Voor mijn studie ben ik bezig met een onderzoekje naar de keuze voor een school, in dit geval het Gomarus College, locatie Magnolia. Ik wil jou graag uitnodigen om in een groepje van acht leerlingen uit klas 2 zo’n tien minuutjes met mij te praten over waarom jij of je ouders eigenlijk voor het Gomarus College gekozen hebben. We zullen gaan praten over bovenstaande, maar ook over wat je er nu van vindt, of het een beetje is zoals je verwacht had en hoe we andere kinderen nog meer over het Gomarus College kunnen vertellen. Je hoeft niets voor te bereiden voor het gesprek. Het is al mooi genoeg wanneer je actief meepraat. Na afloop krijg je een aardigheidje als bedankje voor je medewerking. Ik hoop je vrijdag 7 oktober het 5e uur te zien in lokaal 03. Zie je ’t echt niet zitten of heb je nog vragen? Loop dan even bij me binnen.
Met vriendelijke groet, J. Weening
Op zoek naar christelijke ouders en leerlingen van Johannes Weening
54