Op naar de eindstreep Nederlands voor Duitstaligen
Sleutel Henny Taks Katja Verbruggen
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2009
c
Deze sleutel hoort bij de opdrachten in Op naar de Eindstreep – Nederlands voor Duitstaligen van Henny Taks en Katja Verbruggen
© 2009 Uitgeverij Coutinho b.v. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum
[email protected] www.coutinho.nl Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0149 6 NUR 624 u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij hoofdstuk 1 In vorm? Opdracht 1
Opdracht 12
1 c 2 b 3 d 4 a
ontmoeten beginnen groeien opheffen bevorderen versterken
1 a 2 c 3 b 4 a
Op welke 2 manieren kun je van een werkwoord een substantief maken? Manier 1: stam + ing Manier 2: stam
Opdracht 2 1 2 3 4 5 6
de tegenpartij doorspelen, afspelen, toespelen persoonlijke fout de vingertoppen stuiteren de overtreding
Opdracht 8 Johan: Sport je fit Mieke: Bewegen is fijn Sandro: Fitness World Youssra: Sporten is gezond
Opdracht 13 1 wielrenner 2 doelpunt 3 scheidsrechter 4 denksport 5 elftal 6 racket 7 duiken 8 joggen 9 paardrijden Het woord: wedstrijd
Opdracht 14 Opdracht 11 1 beoefenen 2 stadion 3 maken 4 blaast 5 behalen 6 winnen 7 slaan 8 trainen
1 niet waar 2 waar 3 waar 4 niet waar
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep
Opdracht 15
Opdracht 19
1 gebruiken 2 hoeft 3 nodig heeft 4 hoeft 5 gebruikt
1 kleine 2 houten 3 aluminium 4 ideaal 5 intensieve 6 bekend 7 witte 8 katoenen 9 gele 10 hedendaagse 11 Franse
Opdracht 16 1 behaalde 2 veroverd 3 bevorderd 4 geroeid 5 beoefent 6 gegroeid
Opdracht 17 1 goed 2 fout: waarvoor 3 fout: dat 4 fout: die 5 goed 6 fout: aan wie 7 fout: die 8 goed 9 fout: waaraan 10 goed
Opdracht 18 1 contributie 2 proeflessen 3 blessure 4 kenmerken 5 sfeer 6 ploeg 7 contant/cash 8 shuttle
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 4/30
Sleutel bij hoofdstuk 2 In Holland staat een huis Opdracht 1
Opdracht 12
1 b 2 a 3 a 4 c 5 a armzalig b beroerd c erbarmelijk 6 eenderde, ruim vijf miljoen, vier van de tien woningen, meer dan vier mensen
1 a de zeespiegel stijgt b de rivieren moeten meer water verwerken c er valt meer regen d de bodem daalt 2 b 3 a 4 een drijvende woning drijft altijd, een amfibische woning alleen als het waterpeil stijgt.
Opdracht 13 Opdracht 5 1 für… ist es keine Frage, daβ… 2 bauen 3 verarbeiten/bewältigen können 4 sich dem Wasser widersetzen 5 Gewächse 6 überschwemmt/unter Wasser stehen 7 irgendwo anders/anderswo 8 Pfähle 9 Erdgeschoβ 10 der Boden 11 treiben/schwimmen 12 Sumpf
1 nee 2 3 3 niet waar 4 niet waar 5 2 6 niet waar 7 waar 8 3
Opdracht 7 1 niet waar 2 niet waar 3 niet waar 4 2 5 niet waar 6 niet waar
Opdracht 14
Opdracht 8 1 2 3 4 5 6 7 8
iemand wegwijs maken (r. 2) een speld in een hooiberg (r. 6) het budget (r. 8) verbouwen (r. 13) hip (r. 22) ploffen (r. 25) zicht krijgen op iets (r. 29) toeren (r. 32) u i t g e v e r ij
coutinho
c
1 palen 2 vloeren 3 drijven 4 elders 5 begane grond 6 aangelegd 7 verzetten 8 twijfelen
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 5/30
Opdracht 15 1 c 2 b 3 a 4 c 5 a
Opdracht 16 1 2 3 4 5 6 7 8
het mooist(e) De meeste de grootste Het liefst(e) het minst het oudste de modernste de bovenste
Opdracht 17 1 wastafel 2 behangen 3 doelgroep 4 vierkante meter 5 kraken 6 rivier 7 oppervlakte 8 verbouwd
Opdracht 18 1 pikken 2 een speld in een hooiberg 3 van toepassing zijn 4 voorzien zijn van 5 wegwijs maken 6 sprake zijn van
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 6/30
Sleutel bij hoofdstuk 3 Vlinders in je buik Opdracht 1
Opdracht 13
1 a 2 c 3 b 4 a 5 b 6 a 7 c 8 b 9 c
1 b 2 a 3 c 4 c
Opdracht 14 1 sommige/veel 2 anderen/sommigen 3 iedereen 4 iemand 5 allemaal 6 iedereen 7 veel/sommige 8 vele 9 enkele 10 alles
Opdracht 2 1 elkaar 2 zich 3 elkaar 4 elkaar 5 ons 6 elkaar 7 je 8 elkaar
Opdracht 15
Opdracht 6 1 c 2 a hartkloppingen b klamme handen c pijn in je buik d het idee dat je een blunder zult begaan 3 a 4 c 5 a overdag in een hersluitbaar zakje b geen deo gebruiken c geen parfum gebruiken d niet wassen
1 Ik kan me niet herinneren dat ik jou al eerder gezien heb. 3 Ze vragen zich af of ze voor het examen zullen slagen. 4 Voel je je niet goed?
Opdracht 16 1 Ik ben met mijn vriend gaan samenwonen. 2 Hij heeft niet naar haar bruiloft kunnen komen. 3 Ze is bij hem op schoot gaan zitten. 4 De kinderen hebben hun vader willen omhelzen. 5 Hij heeft haar ten huwelijk willen vragen.
Opdracht 11 1 2 3 4
Als ik jou was, zou ik… Je zou… niet hoeven te… Je zou… kunnen… Ik zou maar… u i t g e v e r ij
coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 7/30
Opdracht 17 1 adoptie 2 schoonmoeder 3 bruiloft 4 omhelzen/omarmen 5 gehuwd/getrouwd 6 opschieten/overweg 7 weduwe 8 vlinders
Opdracht 18 1 2 3 4 5
Ik lust geen aardappelen. / Ik vind aardappelen niet lekker. Ik zou graag willen weten waarom hij niet komt. Hij mag haar ouders niet. / Hij vindt haar ouders niet aardig. Mag ik even het zout (hebben)? Ik wil graag een kilo bananen. / Ik had graag een kilo bananen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 8/30
Sleutel bij hoofdstuk 4 Goed fout! Opdracht 1
Opdracht 9
1 a 2 a (behalve bij seksuele delicten) 3 b, c, d, e 4 a, c, d 5 b
1 woensdag 2 woning 3 drama 4 schoten
Opdracht 13 Opdracht 2 1 2 3 4 5 6
de moord – iemand vermoorden – de moordenaar de verkrachting – verkrachten – de verkrachter de inbraak – inbreken – de inbreker de overval – overvallen – de overvaller de diefstal – stelen – de dief de fraude – frauderen/fraude plegen – de fraudeur
1 2 3 4 5 6
Ze hebben een man en een vrouw overvallen. Drie gemaskerde mannen hielden hen tegen. Er had iemand met een glas geslagen./Iemand had met een glas geslagen. De politie heeft hem ingesloten. De politie hield vier personen aan. De politie trof ongeveer 60 gram harddrugs aan.
Opdracht 16 1 niet waar 2 niet waar 3 waar 4 niet waar 5 waar
Opdracht 5 1 komen 2 brengen 3 zitten 4 laten 5 zoeken 6 maken 7 doen 8 horen
Opdracht 17 1 sich wenden an 2 erinnern an 3 getrimmt werden für 4 im groβem Umfang 5 zeigen 6 schnelles Geld verdienen 7 zählen nicht
Opdracht 8 1 c 2 b 3 b
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 9/30
Opdracht 18
Opdracht 21
1
1 gedaan 2 maakt 3 doet, doe 4 doen 5 maken 6 doe 7 doen 8 maak
2
3 4
Criminele organisaties benaderen jongeren voor cybercriminaliteit. Het bedrijf geeft aan hoe de internationale internetmaffia een nieuwe generatie cybercriminelen klaarstoomt. Ze zetten in het rapport uiteen hoe criminele organisaties scholieren benaderen. De sterrenstatus van succesvolle hackers trekt getalenteerde tieners aan.
Opdracht 22 Opdracht 19 1
Hij zou zijn vrouw geslagen hebben/hebben geslagen. 2 Er zouden meer dan 40 doden gevallen zijn/zijn gevallen. 3 De overvaller zou uit Amsterdam afkomstig zijn. 4 De verdachte zou opgepakt zijn/zijn opgepakt. 5 Er zou een overval (op de bank) gepleegd zijn/ zijn gepleegd (op de bank). 6 De politie zou de overvaller overmeesterd hebben/hebben overmeesterd. 7 Er zou een vrouw verkracht zijn/zijn verkracht. 8 De aanslag zou voorkomen kunnen worden/ kunnen worden voorkomen. 9 Het aantal diefstallen van fietsen zou gedaald zijn/zijn gedaald. 10 Er zou in de straat ingebroken zijn/zijn ingebroken.
1 houdt tegen 2 vermoord 3 klaargestoomd 4 aanhouden 5 verkrachtte 6 overmeesteren
Opdracht 23 1 buit/bedrag 2 affiche 3 vechtpartij(en) 4 minnaar 5 belager 6 vooruitzicht
Opdracht 20 1 2 3 4 5 6
in veiligheid (te) brengen in aanraking gekomen met aangifte (te) doen Maak oogcontact in de steek had gelaten zaten in nood
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 10/30
Sleutel bij hoofdstuk 5 Goed gevonden! Opdracht 1
Opdracht 8
1 2 3 4 5
1 het 2 het 3 hem 4 ze 5 hem 6 dit 7 deze
niet waar, regel 19-20 niet waar, regel 24 waar, regel 24-25 niet waar, regel 27-29 niet waar, regel 31-32
Opdracht 2 Opdracht 10 Je kunt op verschillende manieren van een verbum een adjectief maken. Welke? Manier 1: participium (+e) Manier 2: infinitief + d(e) Het landende vliegtuig: het vliegtuig dat landt. Het gelande vliegtuig: het vliegtuig dat is geland.
Het antwoord op deze vragen verwerk je in je samenvatting.
Opdracht 12 1 doen 2 tegengaan 3 hebben 4 uitborstelen, uitschudden 5 ontdoen 6 krijgen 7 strooien 8 hebben 9 ontwikkelen 10 hebben 11 voltrekken 12 doen
1 brandende 2 afgegeven 3 draaiende 4 gemeten 5 ingevoerde 6 zingende 7 bewegende 8 gedempte 9 gedane
Opdracht 4 1 de tandenborstel 2 de luchtballon 3 de wc 4 de telefoon 5 de tandenborstel 6 Colt 7 de telefoon en de revolver
u i t g e v e r ij coutinho
c
Opdracht 13 1 voorbeeldig 2 minpuntje 3 in je voordeel beslechten 4 plaag 5 ontdoen van 6 verwoesten 7 oprukken 8 handzaam 9 zich bedienen van
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 11/30
Opdracht 14
Opdracht 18
1 Dit 2 Hij 3 hij 4 Deze/Die 5 Dat 6 Ze 7 het 8 die/ze
1 Zet… aan 2 Druk 3 Zorg 4 Selecteer 5 Start… op
Opdracht 15 1 uitschakelen 2 afgenomen 3 bladeren 4 strooit 5 opgerukt 6 invoeren 7 ontdaan 8 gewaarschuwd
Opdracht 16 1 opgewarmde 2 gekookt 3 lopende 4 opgeslagen 5 rijdende
Opdracht 17 1 kleden 2 handleiding 3 mand 4 wc-bril 5 stofzuigers 6 toestel 7 tandenborstel 8 poten
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 12/30
Sleutel bij hoofdstuk 6 Roept u maar! Opdracht 2 Nederlands
Duits
Duits
Nederlands
doos kist schattig eng deftig bellen brutaal enkel slim boos stoer tafel net
Schachtel Kiste niedlich unheimlich schick anrufen frech Knöchel schlau wütend macho Tisch gerade
Dose Kiste schattig eng deftig bellen brutal Enkel schlimm böse stur Tafel nett
blikje krat schaduwrijk krap, nauw stevig (eten) blaffen agressief kleinkind erg stout koppig reep aardig
Opdracht 5 a spreken b lezen met het brailleschrift c liplezen d gebarentaal
Opdracht 8 1 Trisha 2 Martijn 3 Patrick 4 Tania 5 Patrick
1 c 2 b 3 b 4 b 5 c (creativiteit, interactie, spontaan, vorm en betekenis zijn willekeurig) 6 a
suiker sparen spoken spelen spijlen
u i t g e v e r ij
tandem toetje tasten tafels taille
Opdracht 14
Opdracht 9
coutinho
neusje namens nagels
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 13/30
Opdracht 15
Opdracht 19
1 terwijl 2 en 3 ook/bijvoorbeeld 4 bijvoorbeeld/ook 5 terwijl 6 hoewel 7 ook 8 behalve 9 maar 10 dat wil zeggen
1 staat 2 staan 3 stop/doe 4 zit 5 ligt 6 staat 7 legt 8 zet 9 staat 10 leg 11 ligt
Opdracht 16 Opdracht 20 1 beschikten 2 aan te geven 3 bevonden 4 tekortschoten 5 speelden klaar 6 bezetten 7 voerden uit
1 kleinkind 2 top 3 vaatziekten/-ziektes 4 snurken 5 vijanden 6 gleuf 7 kist 8 brutaal
Opdracht 17 1 c 2 e 3 g 4 h 5 b 6 f 7 a 8 d
Opdracht 18 1 zomaar 2 desalniettemin 3 ofschoon 4 oftewel 5 daarentegen 6 Integendeel 7 voorts 8 tamelijk u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 14/30
Sleutel bij hoofdstuk 7 Laat je nakijken! Opdracht 1
Opdracht 12
1 b 2 c 3 b 4 c
1 aangeschaft 2 onder meer 3 veilig 4 riep… de hulp in van 5 stapje voor stapje 6 zalen 7 vergoedt 8 een uitstapje 9 van jongsafaan 10 Voorts
Opdracht 4 a b
achter worden of voor de persoonsvorm achter de persoonsvorm
Opdracht 6
Opdracht 13
1 a 2 b 3 c 4 c 5 a 6 b 7 a
1 voor jezelf opkomen 2 de last 3 wederzijds 4 inzicht hebben in 5 meevallen 6 beschikking hebben over 7 aarzelen 8 van iets af willen 9 opdoen 10 opzien tegen
Opdracht 8 1 c 2 b 3 e 4 a 5 f 6 d
Opdracht 14 1 ruim 2 de schappen 3 aangetoond 4 een doorbraak 5 een woordvoerder 6 gunstig 7 richtte… zich op 8 geteeld 9 verwerkt
Opdracht 11 1 a, b, d, e 2 Rotterdam 3 b 4 6 tot 12 personen 5 c 6 b 7 c 8 c u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 15/30
Opdracht 15 1 2 3 4 5 6 7
maar / conjunctie tenzij / conjunctie toch / adverbium ook al / conjunctie hoewel / conjunctie echter / adverbium terwijl / conjunctie
Opdracht 16 1 maar 2 echter 3 ook al 4 terwijl/hoewel 5 tenzij 6 hoewel/terwijl 7 toch
Opdracht 17 1 2 3 4 5 6
aangepast moet worden / moet worden aangepast. zullen worden gevonden / gevonden zullen worden. zullen worden gesloten / gesloten zullen worden. moet worden gesproken / gesproken moet worden. kan worden gesproken / gesproken kan worden. zal worden aangelegd / aangelegd zal worden.
Opdracht 18 1 in elkaar geslagen 2 bevestiging 3 tegen… in… gaan 4 mishandeling 5 verstrekkende 6 vertrouwen 7 dragen… met zich mee 8 beïnvloeden 9 je… schamen 10 verlost u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 16/30
Sleutel bij hoofdstuk 8 Een koud kunstje Opdracht 1
Opdracht 11
1 c 2 e 3 d 4 f 5 b 6 a
1 zoveel… als 2 steeds meer 3 steeds minder 4 gehalveerd 5 gestegen/toegenomen 6 toename 7 daling 8 dalende 9 gestegen/toegenomen 10 gemiddeld 11 steeg 12 percentage
Opdracht 4 1 b 2 Oerol en Parkpop 3 Oerol en Kwakoe 4 Parkpop 5 a 4, b 1, c 2, d 3 6 b 7 b 8 a 9 c 10 c
Opdracht 12 1 f 2 h 3 e 4 g 5 b 6 c 7 a 8 d
Opdracht 6
Voorbeeld
u i t g e v e r ij coutinho
Niet hetzelfde/verandering
Hetzelfde
Verhouding
is gestegen (r. 9), toenemen (r. 12), toename (r. 14), verdrievoudigen (r. 20), stijgt minder (r. 23), beter (r. 25), de stijging (r. 26), de groei (r. 27), langer (r. 27), groeiende (r. 29), gedaald (r. 34).
evenveel (r. 22), blijft gelijk (r. 22-23), net zo groot (r. 39)
een derde van (r. 9), in relatie tot (r. 15), 50 procent (r. 39)
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 17/30
Opdracht 13
Opdracht 16
1 doorbraak 2 optreden 3 veelzijdig 4 tot… doorgedrongen 5 genoot… van 6 de buis 7 trekt… aan 8 kenmerkt zich door 9 Met betrekking tot 10 op… afgestemd
1 helemaal 2 helemaal 3 heel 4 heel 5 helemaal/heel 6 heel 7 heel 8 helemaal 9 heel 10 helemaal
Opdracht 14 1 alles 2 alles 3 allen 4 allemaal 5 al 6 alle 7 al 8 allemaal 9 alle 10 al 11 allemaal
Opdracht 15 1 toneel 2 schouwburg 3 stormloop 4 uitverkocht 5 was… sprake van 6 zaal 7 toegesneden op 8 voorstelling 9 kroeg
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 18/30
Sleutel bij hoofdstuk 9 Ja, natuurlijk! Opdracht 3 1 2 3 4 5 6
Opdracht 9
of… of: en… en: en… en: des te… des te: niet… en niet: dusdanig… dat:
alternatief opsomming opsomming causaal verband opsomming reden/oorzaak… gevolg
1 d 2 a 3 b 4 e 5 c
Opdracht 10 Opdracht 4 1
De stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg: IKL 2 Natuurmonumenten 3 Stichting Natuur en Milieu. Auto in de toekomst (Tijdens de AutoRai: Hoe moet het verder met de auto?) en Ben jij gifvrij? (Veilige cosmetica). 4 Natuur en Milieu 5 Natuurmonumenten, Brunssummerhei 6 IKL 7 Natuur en Milieu 8 Natuurmonumenten, 1905 9 IKL, 3 november 10 IKL. Zij leiden u rond door een stukje Limburg dat haar huidige vorm heeft gekregen door de loop van de Oostmaas en de drie breuklijnen die het gebied doorkruisen. 11 Natuur en Milieu 12 Natuurmonumenten, 913.000 leden
1 a 2 c 3 1 Het is gevaarlijk voor de politie om de motoren tot stilstand te brengen. 2 In het weekeinde werken er te weinig politieagenten. 3 De boetes zijn laag. 4 De acties tegen de crossers plant de politie wekenlang van tevoren zodat het bij de crossers bekend wordt. In die weekends wordt er dus niet gecrost. 4 b
Opdracht 11 1 van 2 aan 3 van 4 voor 5 van
Opdracht 6 Opdracht 12 1 c 2 a 3 a de regen in januari en februari b steeds meer mensen gaan de weg op 4 c 5 b 6 b
u i t g e v e r ij coutinho
c
1 2 3 4 5
een halt toegeroepen was aan pleiten voor afwijken van hebben… last van weerhoudt… van
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 19/30
Opdracht 13 1 zet zich in voor 2 sluitstrips 3 droeg… een steentje bij 4 mijden 5 gaat… aan… op 6 vlekkeloos 7 ongedierte 8 stoot… uit 9 bestrijden
Opdracht 14 1 batterijen 2 is… in gebruik 3 schade… aangericht 4 terechtgekomen 5 de opbrengst 6 zodoende
Opdracht 15 1 2 3 4 5 6 7 8
hoe… hoe hetzij… hetzij noch… noch zowel… als, niet alleen… maar ook zo… dat zowel… als, niet alleen… maar ook noch… noch hetzij… hetzij, zowel… als, niet alleen… maar ook 9 hoe… hoe 10 zo… dat
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 20/30
Sleutel bij hoofdstuk 10 Een rib uit mijn lijf Opdracht 1
Opdracht 10
1 niet waar 2 niet waar 3 niet waar 4 waar
1 c 2 d 3 e 4 b 5 a
Opdracht 2 Opdracht 11 moeten mogen willen
1 opknappen 2 de omzet 3 rommel 4 oubollig 5 klandizie 6 geschikt 7 het magazijn 8 spullen
Opdracht 5 A 1 b 2 a B 1 b 2 b 3 b 4 c 5 a, b, d 6 a kringloopwinkels b rommelmarkten c garagesales 7 c
Opdracht 12 1 c 2 b 3 a 4 c 5 c 6 b
Opdracht 13 Opdracht 7 1 a 2, 4 en 5 b 1 c 3 2 mogen, kunnen, willen 3 willen 4 moeten
u i t g e v e r ij coutinho
c
1 scheelde 2 koopje 3 sober 4 verkwist 5 oppotten 6 het groot/oud vuil 7 verwaarloosd 8 dubbelgevouwen 9 heb… genoeg van 10 behoorlijk
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 21/30
Opdracht 18 a 1, 3, 4 en 6 b 2 c 5
Opdracht 14 1 d 2 e 3 a 4 b 5 c
1 zal 2 zou 3 zal 4 zouden 5 zal/zou 6 zal 7 zou 8 zullen
Opdracht 15 1 viel… mee 2 muf 3 voorheen 4 komt… over 5 erfenis 6 schappelijke 7 zuurverdiende 8 weerstand 9 geleidelijk 10 houd… over
Opdracht 16 1 2 3 4 5 6 7
krijgen het benauwd van ieder dubbeltje omdraaien heb… genoeg van een groots gebaar ging het roer om een rib uit haar lijf voor een habbekrats
Opdracht 17 1 mag 2 moet, mag 3 wil 4 wil 5 mag 6 moet 7 moest
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 22/30
Sleutel bij hoofdstuk 11 Eigenwijs! Opdracht 7
Opdracht 12
1 b 2 a 3 c 4 b 5 d 6 c 7 a
1 op 2 naar 3 met 4 met 5 naar 6 aan 7 op 8 op 9 van 10 met
Opdracht 10 1 a 2 b, d, a, c 3 b, c, d 4 a 5 b 6 b 7 b 8 b
Opdracht 13
Opdracht 11 1 onderwijssysteem 2 discussie 3 De samenstelling van de onderwijsgroepen wisselt per blok of vak. 4 Je geeft steeds samen met andere studenten vorm aan wat je leert. 5 Je leert in het PGO gaandeweg. 6 Je bent ook met veel minder stampen en blokken voorbereid op een toets. 7 De gevonden antwoorden worden terug gekoppeld tijdens de volgende bijeenkomst.
u i t g e v e r ij coutinho
c
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
waren… op voorbereid op zoek gaan naar gaan… aan de slag. word… afgerekend op profiteren… van gesprekken met… voeren / met… gesprekken voeren vorm aan… geven uitgerust met onderzoek gedaan naar greep… krijgen op
Opdracht 14 1 afzonderlijk 2 uitdagende 3 opgedaan 4 gaandeweg 5 doorgronden 6 vaardigheden 7 in… brengen 8 uitgangspunt 9 inzicht
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 23/30
Opdracht 15 1 d 2 a 3 e 4 b 5 c
Opdracht 16 1 2 3 4 5 6
…hoeft er niets voor te doen. …is er geschikt voor. …zien ertegen op. …er een opleiding voor volgen. …hebben er bezwaar tegen. …is het er niet mee eens
Opdracht 17 1 2 3 4 5
voegde eraan toe er… zicht op hebben heb er… moeite mee / heb… moeite ermee je erover beklagen houden er… van/houden… ervan
Opdracht 18 1 gingen… aan de slag 2 richtte… zich op 3 toegewezen gekregen 4 een cliché 5 een stage 6 uiteindelijk 7 instromen in 8 ligt ten grondslag aan 9 dementerend
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 24/30
Sleutel bij hoofdstuk 12 Bekijk het maar! Opdracht 2
4
1
2 3 4 5
1 Dit was het nieuws 2 Je echte leeftijd 3 Onderweg naar morgen 4 HartsTocht 5 Pauw en Witteman 6 Beperkt houdbaar 1 Satirische programma 2 Realityprogramma 3 Soap 4 Realityprogramma 5 Praatprogramma 6 Documentaire Je echte leeftijd Beperkt houdbaar Pauw en Witteman/Beperkt houdbaar
Meteen nadat de man uit de auto was gesprongen… De ‘gedupeerden’ hadden deze van een drugsrunner in Heerlen gekocht.
Vragen: 1 imperfectum 2 plusquamperfectum
Opdracht 10 1 b 2 a 3 c 4 b 5 a 6 c
Opdracht 5 Opdracht 11 1 b 2 c 3 c 4 a 5 b 6 c 7 a 8 b
1 is… van de baan 2 volle overgave 3 de rubriek 4 een uitgever 5 onderdeel 6 verslaan 7 onder meer 8 vooral 9 voldeed aan
Opdracht 8 1 2
Duitsers betalen 2500 euro voor tuinkruiden ontdekten, werden, dirigeerden, konden, gingen, gooide, wist, werd, bleek 3 a Twee Duitsers hebben zich zondagnacht ‘ergens in Limburg’ voor € 2500 een kilo tuinkruiden in de handen laten drukken. b De Nederlandse politie heeft de drugsrunner gearresteerd aan de hand van een beschrij ving van de mannen.
u i t g e v e r ij coutinho
c
Opdracht 12 1 behoefte aan 2 een steekproef 3 opgeleverd 4 leidraad 5 onder de knie… krijgen 6 uitgebracht 7 pers 8 opkomen
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 25/30
Opdracht 13 1 d 2 c 3 a 4 e 5 b
Opdracht 14 1 is… opgereden 2 raakten/zijn… geraakt 3 had…gedronken 4 maakte/heeft… bekendgemaakt 5 liggen 6 hadden/hebben 7 zijn… ontslagen 8 stond, zette, sprong 9 reed 10 zit 11 heeft… afgenomen
Opdracht 15 1 omdat 2 waardoor 3 echter 4 daarna 5 maar 6 waarin 7 bovendien 8 dat
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 26/30
Sleutel bij hoofdstuk 13 Wat de boer niet kent… Opdracht 8
Opdracht 10
Globaal luisteren 1 b 2 oude mensen/grijze mensen Polen autoverkopers dameskappers
1 overgehouden aan 2 terughoudend 3 standpunten 4 baal 5 asielzoekers 6 onderling 7 amper 8 afkomst 9 allochtoon 10 doorgaans
Intensief luisteren 1 c 2 b 3 c 4 a 5 Hij is een kletskous, die urenlang over het songfestival praat en hij is verwijfd. 6 a 7 bedriegen
Opdracht 9 1 a een greep uit (r. 7) b naar volle tevredenheid (r. 17) c aan den lijve ervaren (r. 19) d nul op het rekest krijgen (r. 21-22) e een kleine vijftig (r. 31) f een rode lijn (r. 34) g een plaatje schieten (r. 40-41) / op de foto zetten (r. 43) h een streepje voor hebben (r. 53-54) i door de mand vallen (r. 59) j het afleggen tegen (r. 67) k schommelen rond (r. 73) l de mouwen opstropen (r. 74-75) m zich moeten voegen naar(r. 75) n op poten zetten (r. 79) 2 a 3 c 4 b 5 c 6 b 7 a 8 b u i t g e v e r ij coutinho
c
Opdracht 11 1 1 van 2 uit 3 uit 4 onder 5 bij 6 van 2 1 2 3 4 5 6
opmaken… uit / uit… opmaken afstand gedaan van onder… vallen blijkt uit gaan… van uit te rade gegaan bij
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 27/30
Opdracht 12 1 h 2 d 3 g 4 j 5 i 6 c 7 b 8 e 9 a 10 f
Opdracht 13 1 maar 2 echter 3 wanneer 4 echter 5 als 6 maar 7 want 8 omdat 9 maar 10 daarom 11 als 12 waar 13 ook al 14 toch 15 waarin 16 zodat
Opdracht 14 1 e 2 g 3 b 4 h 5 d 6 a 7 c 8 f
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 28/30
Sleutel bij hoofdstuk 14 Wat een ramp! Opdracht 2
Opdracht 9
dodental = 8 cycloon = 9 opwarming = 2 overstromingen= 7 opliep = 4 regenval = 11
1
broeikaseffect = 12 natuurrampen = 1 aardbeving = 5 schade = 3 trof = 6 extremere = 10
2 3 4 5 6
Opdracht 4 1 niet waar 2 waar 3 niet waar 4 niet waar 5 waar
Opdracht 10
Opdracht 6 Naam
Hoogte
Eruptie
Doden
Etna
3323
2001
0
Vesuvius
1281
79
10.000
Bromo
2392
2004
2
Krakatau
813
1883
36.000
Opdracht 8 1 2 3
a Het ijs smelt. b Het water zet uit doordat het warmer wordt. De ijsbeer zal uitsterven. Nee, Nederland loopt bijvoorbeeld minder risico omdat het zich beter kan voorbereiden dan andere landen. 4 a overstromingen b verzilting van de akkergronden 5 extreme weersomstandigheden: overstromingen en extreme droogte 6 het ontstaan van een grote stroom klimaatvluchtelingen u i t g e v e r ij coutinho
het stijgen van de zeespiegel en de extreme weersomstandigheden de Noordpool is aan het eind van deze eeuw ijsvrij gletsjers en ijskappen door het warmer worden van het water het uitzetten van het water extreme weersomstandigheden: regen en droogte
c
1 stijgt 2 zet uit 3 stijgt 4 smelt 5 lopen 6 ondernemen 7 roepen 8 raken 9 hebben
Opdracht 12 1 c 2 b 3 c 4 a 5 c
Opdracht 13 1 uitzetten 2 diameter / doorsnede 3 verschroeien / verkolen / verzengen 4 krater 5 mest 6 verzilten 7 schimmel 8 waterdamp Sleutel bij Op naar de eindstreep – 29/30
Opdracht 14
Opdracht 17
1 waarmee 2 die 3 die 4 waarbij 5 aan wie 6 waardoor 7 die 8 dat
1 a 2 b 3 b 4 a 5 b 6 a 7 a 8 b
Opdracht 15 1 zeespiegel 2 schudde 3 ontkwamen 4 opgetild 5 aardoppervlak 6 stapelwolken 7 puin 8 ijskappen
Opdracht 16 brokstuk buienwolk kostenpost kwetsbaar luchtstroom supercel voorkomen voorspellen waterdamp wereldwijd windhoos zeelucht zeespiegel zeewater zeestroom
u i t g e v e r ij coutinho
c
Sleutel bij Op naar de eindstreep – 30/30