RECENSIES Newton tweemaal Toevallig kwamen er twee recensies van hetzelfde boek tegelijk bij de redactie binnen. Besloten is om ze allebei te plaatsen omdat de invalshoeken heel verschillend zijn.
Newton als alchemist Niccolò Guicciardini. Newton – Alchemist, filosoof en natuurwetenschapper. Amsterdam: Veen Magazines, Natuur & Techniek. ISBN 90 769888 14 5. € 32,50 (€ 24,50 voor abonnees op Natuurwetenschap & Techniek). Uitgave in de reeks ‘wetenschappelijke biografieën’. De titel schept verwachtingen: Newton – Alchemist, filosoof en natuurwetenschapper. Dit doet vermoeden dat Newton vooral alchemist is geweest en dat de schrijver Niccolò Guicciardini daar veel aandacht aan besteedt. In feite gaat het maar om twee bladzijden tekst, terwijl de alchemie toch dertig jaar lang Newton’s belangstelling heeft gehad. Voor Newton was alchemie een middel om God te verklaren. Over het universum zou een levende kracht zijn uitgespreid en door deze kracht zou God in staat zijn voortdurend in de wereld in te grijpen en de materie te ordenen. Namen voor deze kracht zijn vegetatieve geest, mercuriale geest, of fermentatieve werking. Newton maakte een onderscheid tussen zuiver mechanische processen en vegetatieve processen. Guicciardini noemt vijf alchemisten als Newton’s inspiratiebron: Elias Ashmole, Lazarus Zetzner, Michael Maier, Michael Sendivogius en ‘Eiranus Philaltes’. De auteur schrijft daarbij een boek van Zetzner toe aan Ashmole en vermeldt niet dat Eiranus Philaltes een pseudoniem is van George Starkey, de laatste grote alchemist. William Newman en Lawrence Principe beschrijven in hun boek Alchemy Tried in the Fire dat Newton een deel van een proef van Starkey letterlijk in het Latijn vertaalde en vervolgens deed of het zijn eigen proef was. Guicciardini gaat niet in op de uitgebreide correspondentie tussen Robert Boyle en Newton over chemie en alchemie. Dit zijn fouten en omissies die niet thuishoren in een boek dat pretendeert een wetenschappelijke biografie te zijn. Om een goed beeld te krijgen van Newton als alchemist is het beter de biografie The Life of Isaac Newton van Richard Westfall te lezen. Het boek is rijk voorzien van illustraties, maar een verband tussen afbeeldingen en de tekst ontbreekt vrijwel. Wat doet Wright’s beroemde schilderij The Alchymist in dit boek? Wright maakte dit schilderij bijna een eeuw na Newton’s dood, en er is geen samenhang met Newton’s werk. De afbeeldingen van koning-stadhouder Willem III en zijn vrouw Mary II Stuart lijken alleen maar te zijn toegevoegd om het boek een Nederlands tintje te geven, een relatie met de tekst is er niet. De auteur van Newton probeert de lezer bij het verhaal te betrekken door zinnetjes als: ‘op deze
plaats zal de lezer graag willen weten’, ‘voor we over de schouders van Halley meekijken’, ‘die we al tegenkwamen’, ‘zoals we ons herinneren’,’ laten we eens kijken’,’ zoals we nog zullen merken’, ‘zoals we al hebben gezien’. Na verloop van tijd begint deze schrijfstijl behoorlijk te irriteren. Hetzelfde geldt voor de pogingen om geheimzinnig te doen: ‘Zouden Halley en Hooke in staat zijn om binnen twee maanden het bewijs voor dit vermoeden te leveren?’ (p. 1) en ‘Wat zochten ze toch in dit laboratorium in het Trinity College?’ (p. 42). Newton richt zich vooral op de ‘principia’, de wiskundige beschrijvingen van de natuurwetenschappen. De oorspronkelijke titel, Newton – un filosofa della natura et il sistema del mondo, geeft de inhoud veel beter weer dan de Nederlandse titel. Om het stuk over de ‘principia’ te kunnen volgen is een grondige wiskundige kennis vereist. Deze hoofdstukken zullen biologie- en scheikundedocenten niet zo aanspreken, en voor docenten ANW zal het te waarschijnlijk diep gaan. Het boek lijkt mij vooral interessant voor wiskunde- en natuurkundedocenten, ik heb het als chemicus met tegenzin gelezen. Han Vermaat
Op de schouders van Newton
De schouders van Sir Isaac Newton, daar staan we met z’n allen op. Op 25 december 1642 ziet de natuurwetenschapper, filosoof en alchemist het levenslicht. Bij zijn geboorte is hij halfwees, zijn vader is al overleden. Newtons jeugd kent roerige tijden; in het Engeland van die dagen vechten diverse bevolkingsgroepen tegen elkaar. Newton kiest de weg van het verstand. Hij trekt zich terug op het platteland en hij laat zijn gedachten gaan over wat in hem boven komt. Dat is veel. In 1661 gaat hij op aanraden van een oom naar het Trinity College in Cambridge. Als eerstejaars is hij subsizar, een arme student die de studie betaalt door ouderejaars aan tafel te bedienen en de kamers van de ouderejaars op orde te brengen. Of Newton echter ooit appels heeft rondgebracht is onzeker. Rond 1665 trekt Newton zich opnieuw terug op het platteland. Er heerst, na alle politieke troebelingen, pest rond Oxford en Cambridge. Bij zijn huis in Woolsthorpe staat volgens overlevering de boom van kennis, daar valt de appel naar de aarde die Newton, zo goed en zo kwaad als dat gaat, inspireert tot formulering van de wetten van de zwaartekracht. Newton heeft met de klassieke wiskunde, die vooral leunt op vlakke en ruimtelijke meet-
kunde, onvoldoende gereedschap om planetenbanen rond de zon nauwkeurig te beschrijven. Rond 1665, het pestjaar, ontwikkelt Newton de differentiaalrekening; ook zonder meetkunde krijgt hij greep op bewegingen in de kosmos. Pas in 1774 publiceert hij over deze bevindingen, de tussenpoos is voldoende om discussies lost te maken over de werkelijke ontdekker van deze rekenmethode. Newton houdt zich niet enkel met de hemellichamen bezig. Hij probeert de natuurwetenschappelijke methode ook toe te passen om de Bijbel te interpreteren. De Bijbel is voor Newton een in code geschreven boek. Hij probeert tevergeefs de geheime boodschappen tevoorschijn te halen. De Drie-eenheid (Vader-ZoonHeilige Geest) is voor Newton pure afgoderij, hij is arianist; aanhanger van de eenheid van God. Religie en wetenschap, wiskunde en filosofie, bijgeloof en feiten, nauwkeurigheid en slordigheid; ze vormen ingrediënten van het werk van Newton. Ook Newton blundert bij vlagen, ook met blunders staan opvolgers op zijn schouders, ik kan het niet anders noemen. De boom in de Hof van Eden met appels van kennis is net zo waar als de vallende appel in de voortuin van Newton. Newton zwemt in zijn tijd tegen de stroom van gangbare opvattingen in: krachten die via vacuüm op afstand kunnen werken: onzin. Met gepaste terughoudendheid gaat Newton onverstoorbaar verder. Hij zoekt in de wetenschap niet naar een uiterste oorzaak, maar beperkt zich tot het formuleren van wetenschappelijke wetten die volgen uit generalisaties. Waar Newton geen sluitende theorie vindt, aarzelt hij niet om God in te laten grijpen om de stabiliteit van het wereldsysteem te bewaren. De Duitse filosoof valt Newton op die Deus ex Machina aan: is God soms een incompetente horlogemaker? De biografie Newton leunt sterk op de natuurwetenschappelijk kant. In het boek is veel ruimte voor (wiskundige) uitwerkingen van de theorie. De auteur bespreekt de oorspronkelijke werken van Newton uitvoerig. Prettig te ervaren dat veel hedendaagse tegenstrijdigheden allerminst nieuw zijn. Traditie is sterk en frisse ideeën vinden moeizaam ingang. Het zijn sterke schouders die naast blunders ook veranderingen kunnen dragen. Gerard Stout,
[email protected]
Nieuw Biocahier G.J. van der Zwaan, H.N.A. Priem, P.G. Westbroek, J. Smit, D. Kroon, G.J. Boekschoten, P.J. Crutzen. Systeem Aarde. Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, 2003. 64 p., ill. zw/w en kleur. ISBN 90 73196-34-5. € 5,00. Dit cahier kwam tot stand dankzij de samenwerking met de Vereniging ‘Het Nederlandse MAART 2004 |
NVOX
3 | 161
Natuur- en Geneeskundig Congres’, die eerder van start ging met de uitgave van het Cahier Darwin en gedrag. Dit cahier hangt nauw samen met een congres over Systeem Aarde dat op 1 november 2003 werd gehouden. Het bevat naast de bijdragen van de sprekers op dat congres ook artikelen van Crutzen en van der Zwaan. Van de laatst genoemde was Het Systeem Aarde, de samenhang tussen levende en dode materie. Wat nu elk schoolkind weet over het ontstaan en de ontwikkeling van de aarde is voor het grootste deel pas de laatste twee eeuwen duidelijk geworden. Ook het idee dat het leven op land is ontstaan uit het leven in de oceaan is nog niet oud. Evenals het feit dat er in de geschiedenis naast langzame abrupte veranderingen zijn geweest, gevolgd door massaal uitsterven. De theorie van de platentektoniek dateert uit de zestiger jaren van de vorige eeuw. Het aardse systeem, dat in vier compartimenten wordt opgedeeld (atmosfeer, lithosfeer, hydrosfeer en biosfeer), draait op twee energiebronnen: de zon en de hitte in het binnenste van de aarde. Samen met de zwaartekracht sturen ze alle processen. Er zijn drie processen waar het leven vooral mee maken heeft. Dat zijn de voedselkringlopen en de ‘transportbanden’ van warmte en vocht over de aarde. Interessant om te lezen is dat men sinds kort pas weet dat er door de voortdurende plaatbewegingen enorme hoeveelheden zeewater naar diepe gedeelten van de aardkorst en zelfs de daar onderliggende mantel gaan. Jammer dat de bijschriften van de plaatjes bij dit onderdeel niet allemaal even duidelijk zijn. Bij Tien miljard jaar aarde is het begrippenlijstje handig. Toch weet ik nu nog niet want ‘planetesimalen’ zijn, want die term stond er niet bij. In dit stukje gaat het om een vergelijking tussen de aarde en andere planeten in het zonnestelsel, zoals Venus en Mars. Ze hebben dezelfde oorsprong, maar zijn verschillend geëvolueerd. Hoe ontstonden planeten en wat gebeurde er daarna met de planeten? Leuk om te lezen, ook in verband met de recente bezoeken aan mars. Venus, Mars en Aarde zijn zusterplaneten die op het eerste gezicht enorm verschillen, maar die verschillen zijn geologisch gezien minder belangrijk. Venus is traag, droog en heet, Mars is ijl, koud en onbeschermd, aarde is nat, absurd en levend. Alleen op aarde is een biosfeer die een prominente rol speelt. Maar hoe en waaruit is het leven ontstaan? Er wordt wel gesuggereerd dat het aardse leven afkomstig is van Mars! In Gaia, earth system science en biogeologie blijkt het voordeel van het gebruik van computers. Dat gebeurt in earth system science, een nieuwe tak van de geologie. Je kunt de computer enorme berekeningen laten uitvoeren en zo het ene verschijnsel gedurende grote periodes in verband brengen met een ander verschijnsel gedurende die periodes (bijvoorbeeld vulkanisme met koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer). De gesteentecyclus vanuit fysisch en biologisch perspectief wordt hier heel goed uitgelegd. Goed beschouwd is het hele aardoppervlak het toneel van een intense recyclingoperatie door en voor het leven. Iets dat me als bioloog zeer aanspreekt. Als je geïnteresseerd bent in het onderwerp en 162 |
NVOX
3 | MAART 2004
er veel over leest, is Doelwit aarde: ruimteprojectielen, inslagkraters en de gevolgen bekend, maar biedt toch ook veel nieuws. Het gaat over inslagen van meteorieten en andere ruimteprojectielen, kometenstof, ruimtepuin en mysterieuze glazen bolletjes, Krijt-Tertiair grenslaagjes met een hoog iridiumhegehalte. Er zijn op aarde maar ruim 700 inslagkraters gevonden, vrijwel allemaal jonger dan 500 miljoen jaar, maar in de periode daarvoor moeten er minstens 10.000 inslagen geweest zijn. Daarvan zijn met drie kraters bekend met een zeer grote doorsnede (meer dan 300 km, groter dan Nederland!). Duizelingwekkend! Goed geïllustreerd. Weer heel anders is Broeikaseffecten uit de diepzee. Boorkernen uit de bodem van de diepzee kunnen worden gedateerd. Dat geeft een beeld van de variatie en temperatuur en koolstofdioxidegehalte over lange periodes. Metingen tonen aan dat er in de lange geschiedenis van de aarde een extreme warmtepiek en koudegolf waren. Die periodes hebben grote invloed gehad op de evolutie. De oorzaken voor deze extreme temperaturen zijn moeilijk te verklaren. Het is waarschijnlijk dat in de zeebodem ingevroren methaan een hoofdrol speelt. Methaan is een sterker broeikasgas dan koolstofdioxide. Enorme hoeveelheden methaan liggen in de zeebodem opgeslagen in de vorm van gashydraten, gashoudende ijskristallen. Als het maar koud genoeg is en de waterdruk hoog genoeg, blijft het methaan daar. Is het warmer dan komt methaan vrij en dat verhoogt de temperatuur op aarde. En die theorie is gemakkelijk te toetsen. In Hoe de mens de aarde veroverde vertelt Van Boekschoten op zijn eigen geestige manier hoe de mens overal waar hij ten tonele verschijnt dood en verderf zaait. Hij geeft daar veel voorbeelden van en vertelt en passant hoe het komt dat avocado nergens in het wild voorkomt. Door toedoen van de mens veranderde het landschap, wat niet altijd ongunstig was. Allerlei zeer gewaardeerde planten dieren zouden niet voorkomen in Nederland zonder toedoen van de mens. Helaas is per saldo door de mens meer verdwenen dan toegevoegd. Dat maakt de mens tot een plaag. Wat er verder ook gebeurt, de gevolgen van onze activiteiten zullen heel lang merkbaar blijven. Er is nu al berekend, dat door de uitstoot van koolstofdioxide het wereldklimaat 50.000 jaar uit het lood zal blijven. Crutzen (de Nobelprijswinnaar) stelt in Het anthropoceen: op de drempel naar de toekomst voor om de laatste tweehonderd jaar een eigen naam te geven: het Anthropoceen. Hij doet dit in navolging van Lyell om het tijdperk sinds de laatste ijstijd een eigen naam te geven: het Holoceen. Sinds de uitvinding van de stoommachine werd de invloed van de mens op de natuur nog veel groter dan hij al was. Er is een leuke vergelijking van allerlei factoren tussen 1880 en 1990. Zo werden de zeevisserij 35 keer intensiever en de industriële productie 40 keer zo groot en nam de populatie van de blauwe vinvis met ongeveer 100% af. We pompen nu jaarlijks een hoeveelheid zwaveldioxide de atmosfeer in die vier keer zoveel weegt als de piramide van Cheops. Gelukkig heeft de atmosfeer een zelfreinigend vermogen, maar of dat toereikend is, is de vraag.
Crutzen besluit met uitspreken van zorg over en hoop voor de toekomst. De meeste bijdragen hebben een literatuuropgave. Marijke Domis
De Spaanse Griep Gina Kolata. Griep. Het verhaal van de grote influenza-epidemie van 1918 en de zoektocht naar het dodelijke virus. Vertaling H. Moerdijk. Amsterdam: de Bezige Bij, 2000. Paperback, 410 p. ISBN 90 234 3985 6. € 10,00. (Het boek is alleen nog antiquarisch verkrijgbaar, www.antiqbook.com) Gina Kolata. Flu : The Story Of The Great Influenza Pandemic. Paperback. London: Pan Books, 2001. Paperback, 330 p., ill. ISBN 0 330 48423 0. £ 7,99. Het is aan de Grote Griepmeting van dit seizoen te danken, dat ik het boek van Gina Kolata over de Spaanse Griep ben gaan lezen. De eerste editie van Flu verscheen al in 1999 en in 2000 is een Nederlandse vertaling uitgekomen die helaas alleen nog antiquarisch is te verkrijgen. Kolata’s studie over de Grote Pandemie vind ik, met enige reserve, heel interessant voor het voortgezet onderwijs. De auteur is geruime tijd wetenschapsjournalist van de New York Times geweest. Zij schreef onder meer Clone: The Road to Dolly and the Path Ahead; The Baby doctors: Probing the Limits of Fetal Medicine; en samen met anderen het boek Sex in America. ‘Het is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk dat ik toen niet begreep dat de wereld in 1918 geteisterd werd door een verschrikkelijke epidemie die dood en verderf zaaide en die vrijwel in iedere familie slachtoffers eiste’, schrijft Gina Kolata (vert. H. Moerdijk) in haar voorwoord. ‘Ik ben er evenwel achter gekomen dat ik niet de enige was. De griepepidemie van 1918 is een van de grootste raadsels in de wereldgeschiedenis. [Ze] is verdwenen uit het bewustzijn van de historici, die van oudsher weinig aandacht hebben voor wetenschap en techniek, maar plagen vrijwel nooit over het hoofd zien.’ […] ‘Het gaat over een virus, een moordenaar van het ergste soort, en over onderzoekers die volledig in de ban raken van de speurtocht naar deze moordenaar. En, zoals we van een goed detectiveverhaal mogen verwachten, zijn er belangrijke rollen weggelegd voor het element van verrassing en voor de gave van de ‘toevallige’ ontdekking’. Het boek telt tien hoofdstukken: het jaar van de plaag; een historie van ziekte en dood; van zeeman tot zwijn; een Zweedse avonturier; de varkensgriep; een juridische nachtmerrie; de oogbollen van John Dalton; een voorval in Hongkong; van Alaska tot Noorwegen; raadsels en hypothesen. In de oorspronkelijke, Engelstalige editie vindt men een aantal foto’s en een onmisbare index, die in de Nederlandse vertaling ontbreken. Wel zijn daar de noten achterin het boek opgenomen.
Mijn belangstelling voor de Spaanse Griep heeft een persoonlijk tintje. Mijn grootmoeder van moederszijde heette Roodschild en via het internet kwam ik in contact met een familie Roodschild Koning. Hoe is deze familie Roodschild Koning aan haar naam gekomen? Tijdens de Spaanse Griep epidemie van 1918, die tientallen miljoenen doden veroorzaakte in een paar maanden tijd, was een jong echtpaar, Koning geheten, aan deze vreselijke ziekte gestorven. Hun zoontje van slechts drie maanden was alleen achtergebleven. Een oom van hem liet een advertentie in de krant plaatsen met de oproep voor een opvanggezin voor een griepweesje. Mijn oudoom Roodschild en zijn vrouw hadden in dezelfde tijd een oproep in de krant gedaan dat zij graag een weesje in hun huis wilden opnemen. Zodoende adopteerden zij de baby Koning. De jongen heeft later zijn naam veranderd in Roodschild Koning (andersom, zoals hij liever wilde, bleek niet toegestaan). Niet alleen in Den Haag, maar ook in bijvoorbeeld Vriezenveen heeft de Spaanse Griep grote tragedies veroorzaakt. Het is de moeite waard om eens na te gaan, hoe bij uw eigen voorouders de griep van 1918 heeft huisgehouden. 1918, dat is lang geleden! Griep is niet zo gevaarlijk meer, dacht men tot voor kort. Maar nu, na de SARS-angst, is er een veel groter ‘griepbewustzijn’ ontstaan. Zou een dodelijk virus als het H1N1-influenzavirus uit 1918 opnieuw kunnen toeslaan? Daarover leest u in het boek van Kolata: het verhaal van honderdduizenden zieke en stervende soldaten in de VS, van de snelle verspreiding van de ziekte door de hele wereld (behalve in Amerikaans Samoa, dat zichzelf enige maanden van de wereld afgrendelde) en de veertig miljoen dodelijke slachtoffers in alle landen (of misschien wel honderd miljoen). Schrijnend is dat de zieken zeer snel stierven, in de kracht van hun leven. Kolata beschrijft het onderzoek naar varkensinfluenza en naar vogelgriep. Ook besteedt zij aandacht aan het opgraven van gestorven Eskimo’s en zeelieden waarvan de lichamen in de permafrost waren geconserveerd. Ze beschrijft de ontrafeling van het genetisch materiaal van het killervirus met behulp van in stukjes paraffine bewaarde plakjes longweefsel van overleden militairen in een opslagloods van het leger. Het relaas breekt abrupt af: de research is nog in volle gang en een eindconclusie is ook nu nog niet te trekken. Alert zijn en snel reageren op muterende virussen is het devies. In het boek staan enkele storende onjuistheden. De meest opvallende is de herhaaldelijke vermelding van Nederland als het enige land dat buiten de VS de hele bevolking massaal met varkensgriepvaccin entte in 1976 en wederom in 1977. Dit verhaal is onjuist. Wel maakte het RIV te Bilthoven grote hoeveelheden entmateriaal aan en weigerde men dit aan de VS te verkopen. Tot een daadwerkelijke vaccinatie van de Nederlandse bevolking is het echter niet gekomen. In de goede vertaling van Henk Moerdijk zijn de illustraties, veertien zwart/wit foto’s, weggelaten; niet direct een ramp, maar toch wel jammer. Wat wel een ramp is, is dat ook de index ontbreekt; in een dergelijke complexe
publicatie is een index nu eenmaal onontbeerlijk. Daardoor is dit boek in de Nederlandse vertaling niet te gebruiken in de ANW-les. Het is wel een must voor biologen. Voor ANW is het te wetenschappelijk en iets te moeilijk, vooral als je de Engelse uitgave zou willen gebruiken. Dat is jammer, omdat de grote ANW-vragen (wie doet wetenschap? Waarom doet men aan wetenschap? Wat is wetenschap? Mag alles wat kan?) er nu juist zo uitvoerig aan de orde komen. Wat wij voor de school nodig zouden hebben is een simpel excerpt. Misschien kunnen een paar begaafde leerlingen zoiets wel maken. Het influenza-probleem blijft uiterst actueel. Nu ik dit schrijf worden weer nieuwe gevallen van vogelgriep in Azië gemeld. In Amerika gebruikt het onderwijs een film met lestips; deze laatste zijn te vinden op de site van het PBS (niet-commerciële tv). Een ‘grieples’ over de Spaanse Griep is vanaf de website van de Grote Griepmeting te downloaden. Het adres is www.degrotegriep meting.nl. De bijbehorende docentenondersteuning is te vinden op de site www.anw actief.nl onder het tabblad ‘docent’ in de rubriek ‘soort materiaal’ bij ‘handleiding’. Marjan Bruinvels
Gezond en wel Ik weet dat huisartsen een gloeiende hekel hebben aan zogenaamde ‘Marie-Claire’- en ‘Internet’-patiënten, die met het tijdschrift in de hand de spreekkamer binnenkomen of die een pak computeruitdraai op tafel leggen, en vervolgens melden: ”Dokter, ik heb die en die kwaal of ziekte en ik wil graag nu dat en dat medicijn of die behandeling.” Toch ken ik ook de uitspraak: ”Als je goed behandeld wilt worden, moet je zelf deskundig zijn.” De waarheid zal wel weer in het midden liggen en natuurlijk is de dokter de eerst aangewezen persoon wanneer het gaat om ziekte en gezondheid. Deze keer werd mijn aandacht gevestigd op een drietal uitgaven, die geheel vernieuwd en bewerkt zijn, die mogelijk van dienst kunnen zijn bij het zoeken naar een antwoord op vragen in verband met de gezondheid van onszelf en van anderen. Bij ons (mbo zorg en welzijn) staan ze intussen alledrie in de mediatheek.
Wolffers Ivan Wolffers, Medicijnen 2004 2005. Amsterdam: Contact. 923 p. ISBN 90 254 1947 X € 29,90. Sommige mensen zijn ook echt multitalenten. Hoogleraar Wolffers publiceert naast zijn wetenschappelijk werk ook nog jeugdboeken, verhalen en romans; hij treedt op in tv-programma’s en heeft dan ook nog tijd over om te leven. Zijn boek Medicijnen verscheen voor het eerst in
1977 en is sindsdien om de twee jaar uitgebreid en bijgewerkt. Het heeft zich ontwikkeld tot een standaardwerk, dat veel gebruikt wordt. Wolffers beschouwt, als onafhankelijk auteur, kritisch de hedendaagse medicijnen en behandelingen. Hij geeft inzicht in de klachten en kwalen en beschrijft de verschillende behandelings- en medicatiemogelijkheden. Hij beschrijft de werking, maar ook de bijwerking en de risico’s van medicijnen, en de effecten van bepaalde combinaties. Vaak zijn bijsluiters van medicijnen toch net niet duidelijk genoeg. Bovendien noemde een van mijn vriendinnen, apotheker van beroep, de bijsluiter een ‘vaktechnisch-juridisch document.’ Het boek van Wolffers is dan wel erg gemakkelijk om even als controle na te slaan. Natuurlijk ben ik als schooljuffrouw ook wel zo nieuwsgierig, en eigenwijs, dat ik precies wil weten wat ik heb voorgeschreven gekregen en of het inderdaad het beste voor me is. Gezien mijn leeftijd (30+) heb ik een zekere belangstelling voor osteoporose, vandaar dat ik dat onderwerp koos voor nadere beschouwing. Wat opvalt, is dat het boek nu geheel op alfabetische volgorde is. Dat vergemakkelijkt het zoeken aanzienlijk. Geen gezoek meer in een register achterin en vervolgens op de gewenste pagina. Onderweg naar osteoporose trof ik een artikel met als titel ‘Grote schoonmaak Amerikaans kankeronderzoek’ (p. 656), over belangenverstrengelingen tussen onderzoekers en farmacie. Is dat hier ook zo? Jawel. Over het gebruik van oestrogenen (p. 648653) en over het verband tussen oorontsteking en fopspenen (p. 662). Het schijnt dat een fopspeen oorontsteking bevordert. Hm, mijn kinderen hadden er allebei een, ik kan me geen oorontsteking herinneren. Heb ik geluk gehad. Ze gebruikten hem ook niet zo erg lang en veel. Eindelijk dan de osteoporose (668-673). Een uitgebreid verhaal over oorzaken van osteoporose en over de gebruikte remedies. Wolffers schrijft op p. 670: ‘Op het platteland van Turkije, waar vrouwen al het werk doen, hebben mannen vaker osteoporotische breuken dan vrouwen. […] In de behandelingsrichtlijn voor osteoporose van het Ned. Huisartsen Genootschap schrijft men dat medicijnen tegen osteoporose meestal zinloos zijn en dat met voldoende lichaamsbeweging en preventie van vallen een beter effect bereikt wordt.’ (Mijn moeder van 94 heeft trouwens, volgens de chirurg die haar behandelde na een schouderbreuk door een ongelukkige val, de botaanwas van een jonge meid. Dus met mij zal het ook wel loslopen.) De informatie over de medicijnen en ziektes wordt afgewisseld met dermate interessante artikelen, dat het mij moeite kostte om tijdens het zoeken naar een bepaald onderwerp niet steeds stil te staan bij alle andere onderwerpen die ook, of minstens zo, interessant zijn. De stijl van Wolffers is toegankelijk en vlot en dit boek is dan ook zeker de moeite waard. Ik heb het meteen meegenomen om bij ons in de bibliotheek aan te bevelen. (gezondheidskunde, verzorging, ANW, biologie) Marianne Offereins
MAART 2004 |
NVOX
3 | 163
Alternatief Paul van Dijk, Geneeswijzen in Nederland. Compendium van alternatieve geneeswijzen. Deventer: Ankh-Hermes. 695 p., ill. ISBN 90 202-4374-8. € 49,50. Een aantal jaren geleden recenseerde ik een vorige druk van dit boek. Omdat er dit jaar een totaal vernieuwde herdruk is uitgekomen, lijkt het mij niet slecht om er toch weer aandacht aan te besteden. Begrijpt u mij goed: ik geef geen waardeoordeel, ik vind dat we moeten weten, pas dan kunnen we een bewuste keuze maken. Bepaalde geneeswijzen zijn uit ons land verdwenen, andere zijn er voor in de plaats gekomen. Is het met geneeswijzen net als met geloven? Iedereen meent dat het zijne het ware is. Ik weet dat er mensen zijn die absoluut en totaal niets moeten hebben van alternatieve geneeswijzen. Dat die geneeswijzen niet deugen, en dat mensen die zich daartoe wenden stapelgek moeten zijn. Maar in onze multiculturele samenleving worden we steeds meer geconfronteerd met geneeswijzen die de immigranten meenemen van huis. Ik denk dat het wel heel erg ‘kort door de bocht’ is om deze vormen van gezondheidszorg meteen als niet bruikbaar af te doen. Huisarts Van Dijk schreef in 1976 zijn eerste boek over alternatieve geneeswijzen. Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar de resultaten van deze vormen van gezondheidszorg. De actuele stand van zaken in ons land wordt in dit boek weergegeven met daarbij ruim aandacht voor de geneeswijzen die met de allochtone bevolkingsgroepen in ons land zijn gekomen. Een aantal voorbeelden uit mijn directe omgeving. Mijn collega Engels is geboren en getogen in India. Daar wordt zowel de westerse als de homeopathische, de kruiden- en de ajurvedische geneeswijze naast elkaar gebruikt. Een andere collega komt van oorsprong uit Marokko. Zij vertelde mij dat in de grote steden voor de beter gesitueerden de medische verzorging overeenkomt met onze westerse manier. Op het platteland echter, is men voornamelijk aangewezen op kruidengeneeskunde. Voor ons een alternatief, voor hun bittere noodzaak. Hoe zit het overigens met de huismiddeltjes die we allemaal wel eens gebruiken? Een ui naast het bed van de kinderen als ze een verstopte neus hadden? Knoflook bij darmklachten. Ze helpen, maar ze zijn eigenlijk wel alternatief! Alle hoofdstukken zijn volgens eenzelfde format opgesteld: inleiding; geschiedenis; filosofie; diagnostiek; therapie; geneesmiddelen/instrumenten; onderzoek/resultaten; schadelijke effecten; indicaties; kosten; aantal behandelingen en duur van de behandeling; aantal beoefenaars; organisaties; opleidingen; adressen; literatuur. In deze uitgave zijn acht nieuwe hoofdstukken opgenomen, onder meer over islamitische geneeskunde, winti, sjamanisme en over Tibetaanse geneeskunde. Ook zijn er hoofdstukken over bedevaarten en over kuuroorden, over 164 |
NVOX
3 | MAART 2004
eclectische therapieën en over bewegingstherapieën opgenomen. (gezondheidskunde, verzorging, ANW, biologie) Marianne Offereins
Winkler Prins J. van Otterloo (red.) Winkler Prins Medische encyclopedie. Utrecht: Het Spectrum, 2003. ISBN 90-274-7609-8. € 37,50. En dan is er nog altijd de vertrouwde Winkler Prins, uitgegeven door Het Spectrum. Afgelopen jaar uitgekomen in een nieuwe herziene druk. In alfabetische volgorde komen de belangrijkste ziekten en kwalen in hun verschijningsvorm in ruim 5500 artikelen aan bod. Binnen die artikelen zorgen de ongeveer 7500 verwijzingen dat ook verwante onderwerpen snel kunnen worden opgezocht. De artikelen worden verlevendigd met uitspraken van mensen die geconfronteerd werden met een medisch probleem. Nieuw is dat in deze uitgaven ook aandacht is voor diverse gezondheidsaspecten van het dagelijks leven zoals voeding, de noodzaak van bewegen, en over dat wat ons allemaal te wachten staat: het ouder worden. De illustraties zijn allemaal in kleur. Of dat altijd een voordeel is, weet ik niet. Bij het openslaan is het eerste waar de argeloze lezer mee wordt geconfronteerd, een afbeelding van een aambei. In kleur, dus. Zelf zou ik liever gekozen hebben voor het aambeeld, onderdeel van het middenoor. Maar misschien ben ik te preuts. Bij het doorbladeren kom ik, via de beschrijving van een aantal geneeskruiden, naar gezond bewegen en gezonde voeding; een kunstgebit (door een bevriende tandarts ook wel ‘klappertje’ genoemd; wat meteen het meest voorkomende probleem op dat gebied in een woord uitdrukt.). Obesitas verwijst naar het probleem van deze tijd: vetzucht, zwaarlijvigheid. Op weg naar de V van vetzucht kom ik onder meer de term ‘vapeur’ tegen, opvlieger dus, hier opvlieging genoemd, en op de volgende bladzijde een aantal voorbeelden van verbanden. Bij vetzucht wordt ook even ingegaan op de oorzaken, op diëten en op de behandeling: minder eten, meer bewegen. Als dat niet helpt, zal er professionele hulp moeten worden gevraagd. Het voordeel van dit boek is tegelijkertijd het nadeel: in 472 bladzijden alles behandelen wat er op medisch gebied bestaat, kan niet. Vaak zijn de beschrijvingen wel erg kort. Het onderwerp ‘osteoporose’ bijvoorbeeld, heeft hier nog geen 25 regels. Om even snel de betekenis van een naam op te slaan, prima. Voor meer informatie over specifieke onderwerpen niet echt voldoende. (gezondheidskunde, verzorging, ANW, biologie) Marianne Offereins
stellen bij Hans Bouma, postbank 3134286 t.n.v. J. Bouma, Bilthoven. Voor wie hem heeft gemist op het jubileumcongres van de KNCV en op de lezing die hij in het Boerhaave-museum heeft gehouden: Béla Vízi is een geëmeriteerde uhd van de universiteit van Veszprém in Hongarije, die al dertig jaar beelden in hout en metaal maakt en medailles snijdt. Hij heeft in talloze plaatsen exposities gehouden. Steeds gaat het hem erom, chemische ideeën, symbolen en formules weer te geven in materie. Enkele Nederlanders zijn zo gelukkig, werk van hem in bezit te hebben. In dit boek staan alleen in hout gesneden voorwerpen afgebeeld. Daarbij wil hij de meest primitieve structuren weergeven. Hij legt in het voorwoord (in het Engels) uit, dat in ons geheugen speciale stoffen, fosfenen, actief zijn. Elk van deze fosfenen is opgebouwd uit een vlak gecondenseerd ringsysteem waar de elektronen vele verschillende posities kunnen innemen. Elk van deze elektronenschikkingen is een bepaald geheugenbeeld, dat zo wordt opgeslagen, en uitlezen ervan geeft ons het beeld weer in gedachte. Soms kunnen we zulke structuren waarnemen, namelijk als we na een schok ‘sterretjes’ zien. Vízi vertelt dat onderzoek op die manier twintig fosfeenstructuren heeft onthuld. Hij ontwaart ze ook in oude primitieve symbolen, en die heeft hij in zijn sculpturen in dit boek weergegeven. En hiermee kun je ook de aard van chemische reacties gaan begrijpen. Vízi’s uiteindelijke doel is, door deze combinatie van beeld en gedachte, het onderwijs in de chemie aantrekkelijker te maken. Het boek bevat zeven series: chemische sculpturen (bijv. porfine en antraceen), Hongaarse volkssymboliek van de zon (nogal wat zonneraderen), enkele letters van het Scythisch-Hongaarse schriftstelsel (die enigszins op runentekens lijken), oude Soemerische symbolen (de voorlopers van het spijkerschrift), alchemistentekens (aarde, fosfor, zwavel e.d.), een voorstelling van een twintigtallig telsysteem en een restcategorie, waar Vízi om zo te zeggen voor zijn plezier wat houtsnijwerk heeft gemaakt. Het is een lust voor het oog, en ik hoop nog eens in de gelegenheid te zijn deze miniaturen (ze zijn in de grootteorde van een vierkante decimeter) te zien. Nog liever, dat Vízi nog eens naar ons land komt om zijn werk te tonen. We kunnen in elk geval in dit boek kijken. Ik wil graag als bemiddelaar spelen en bestellingen in ontvangst nemen gedurende één maand na verschijnen van deze NVOX. Bedrag en gironummer zijn hierboven vermeld: de giro staat op naam van J. Bouma in Bilthoven. Bij alle bewondering en enthousiasme moet
Fraaie vormen Vízi Béla. Formatermö– Kémia – The Chemical Reason of Forms. Felsöörs, 2003. 55 p., talloze ill. in kleur. ISBN 963 430 711 6. Voor € 11,00 te be-
Bela Vízi bij een door hem gemaakt houtfiguur van 10 bij 10 cm.
me wel van het hart, dat ik niet aanstonds inzie hoe je met deze sculpturen het scheikundeonderwijs populairder kunt maken. Maar toch: wat een rijkdom aan vormen, wat een geduldige en gelukkige behandeling van het materiaal! Gaat dat zien. Hans Bouma
Waarom staat zwaartekracht niet bij de ‘z’? Bob McDuell. The Science Dictionary 11-14. Londen: Letts Educational, 2003. 108 p., ill. kleur. ISBN 1 84085 457 X. £ 5,00. Laatst vroeg een vmboleerling aan mij: “Waarom staat de formule voor de zwaartekracht niet gewoon achterin bij de ‘z’?” Mijn uitleg, die uiteraard woorden als krachten en mechanica omvatte, stierf een zachte dood. Het meisje liep teleurgesteld weg. Haar vraag bleef door mijn hoofd spelen. Waarom staat de zwaartekracht eigenlijk niet bij de ‘z’, of bij de ‘k’ van kracht? Is dat niet mogelijk of is het ongebruikelijk? De indeling die wij in ons Binasboekje gemaakt hebben, is voor veel leerlingen toch vrij ingewikkeld. Maar kan het eigenlijk anders? Het antwoord is: ja dat kan! In The Science Dictionary 11-14 zijn veel woorden uit de biologie, natuurkunde en scheikunde inderdaad alfabetisch gerangschikt. Zoals in een woordenboek dus, maar dan leuker. De betekenis van een woord wordt kort en eenvoudig uitgelegd. Ook zijn er kleine plaatjes en foto’s opgenomen, zonder dat het geheel erg druk geworden is. Er wordt doorverwezen naar gerelateerde begrippen en soms wordt er een rekenvoorbeeld gegeven. Het boekje wordt ook nog ondersteund met een website: www.letts-education.com/dictionaries/sciense waar een gratis docententoelichting te vinden is. Ik vind dat het boekje er leuk uitziet, eenvoudig te gebruiken is en zeer geschikt is voor kinderen van 11 tot 14 jaar, maar ook voor hun docenten. Met dit soort boekjes kunnen wij ons taalgebruik aanpassen of afstemmen op de andere vakken. Dat zal de samenhang tussen onze vakken vast ten goede komen. Het lijkt de moeite waard dit boekje te vertalen en geschikt te maken voor het Nederlandse onderwijs. Wie steekt zijn nek uit? Anneke Thurlings-van der Lingen
Mini-encyclopedie Ik heb het idee dat uitgeverij Het Spectrum zich hoe langer hoe meer toelegt op (populair) wetenschappelijke uitgaven en naslagwerken. Zo kreeg ik een stapeltje boekjes van een serie die in samenwerking met Winkler Prins is opgezet. De boekjes zijn klein van formaat en passen gemakkelijk in een jaszak. Alle boekjes uit de serie zijn min of meer volgens hetzelfde patroon opgezet. Na de introductie volgt een encyclopedische behandeling van het onderwerp.
Voor mijn gevoel is de keuze van onderwerpen vrij willekeurig. Wel honden en katten, geen paarden of konijnen, om maar een paar andere huisdieren te noemen. Wel bomen, maar verder geen andere planten. Daarnaast een aantal onderwerpen, die op de een of andere manier in deze serie verzeild lijken te zijn geraakt, zoals knopen (niet die waarmee je je kleren dichtdoet, maar die je met een touw kunt maken), massage, fitness en dergelijke. Mogelijk zal deze keuze in een vervolgserie helder worden. In de reeks zijn inmiddels verschenen: Bomen ISBN 90-274-8829-0 Dinosauriërs ISBN 90-274- 8826-6 Homeopathie ISBN 90-274-8827-4 Katten ISBN 90-274-8825-8 Kruiden & Specerijen ISBN 90-274-8742-1 Het weer ISBN 90-274-8830-4 Calorieënteller ISBN 90-274-8828-2 SAS Fitness ISBN 90-274-8872-x Honden ISBN 90-274-8859-2 Knopen ISBN 90-274-8860-6 Massage ISBN 90-274-8741-3 Whisky ISBN 90-274-8740-5
Uit het aanbod een kleine greep: Bomen Alastair Fitter. Bomen. Utrecht: Het Spectrum, Utrecht. 238 pp. ill. ISBN 90-274-8829-0. € 7,95. Na een korte inleiding over bomen in het algemeen, volgt het onderdeel hoe bomen te determineren, daarna volgt een aantal pagina’s over bladeren en naalden en een schema hoe loofbomen te herkennen in de winter, dan is er immers geen blad. Vervolgens worden de meest voorkomende boomsoorten behandeld. (biologie, ANW) Kruiden en specerijen Nicola Woods. Kruiden en specerijen. Utrecht: Het Spectrum. 238 pp. ill. ISBN 90-274-87421. € 7,95. In dit boekje wordt een honderdtal kruiden en specerijen beschreven. Natuurlijk is dit boekje niet uitputtend, maar de meest gebruikte en bekende staan er in. Leuk en gemakkelijk voor een beginner. Na een alfabetische encyclopedie van de kruiden bevat het boekje in het onderdeel De Kruidentuin aanwijzingen voor de juiste keuze van de kruiden en voor de kweek en de opzet van een kruidentuintje. (biologie, ANW, verzorging) Het weer Storm Dunlop, vertaald en bewerkt door Peter Timofeeff. Het weer. Utrecht: Het Spectrum. 256 pp. ill. ISBN 90-274-8830-4. € 12,50. Als er één onderwerp is waarover wij in Nederland nooit uitgepraat raken en waarin alle Nederlanders meer dan deskundig zijn, is het wel het weer. Dit boekje zou dus als overbodig beschouwd kunnen worden, ware het niet dat we er misschien toch min-
der van wisten dan we dachten. Voor even spieken is het boekje dus, gezien het formaat (9 x 12 cm), ideaal. Achtereenvolgens komt aan de orde: introductie, kijken naar de lucht, het meten van hoeken, identificatie van wolken, wolkengeslachten, -soorten, -variëteiten, bijkomende vormen en verschijnselen, contrails (vliegtuigstrepen). Hoe wolken ontstaan; kleuren van de lucht; wolkenkleuren; schaduwen en schemeringsstralen; optische verschijnselen; neerslag; wind (op de fiets dus altijd tegen); de globale circulatie; satellietbeelden; weersituaties; zwaar weer; het observeren van het weer; weerrecords. Handig, gemakkelijk en veel mooie foto’s. (natuurkunde, ANW) Gerda Bruijn
Ruimtelijke ordening Hans van der Cammen & Len de Klerk. Ruimtelijke ordening. Van grachtengordel tot vinex-wijk. Utrecht: Het Spectrum. 385 p. Ill. ISBN 90-274-8922X. € 29,95 Zitten we nu te vol? Of is er nog ruimte voor iedereen? In ieder geval is het duidelijk dat met de bruikbare ruimte verstandig moet worden omgegaan. We willen met z’n allen op ongeveer 41.526 km2 wonen, werken, reizen, onze vrije tijd besteden en we zijn met meer dan 16 miljoen. ‘Met de vernieuwing van steden en dorpen, de aanleg van nieuwe wijken en verbindingen, de ontwikkeling van recreatieparken, natuurgebieden en landschappen, geeft de ruimtelijke ordening vorm aan ons land, al vele decennia lang. Zij doet dit als kind van haar tijd, onder invloed van wisselende politieke, sociaal-economische en technische omstandigheden.’ Dit als standaardwerk gepresenteerde boek is een sterk herziene uitgave van de publicatie ‘Ruimtelijke ordening - Van plannen komen plannen’ en beschrijft de wijze waarop de ruimtelijke ordening in Nederland zich heeft ontwikkeld, van de stadsuitleg in de 17e eeuw tot en met de nieuwbouwwijken van de 21e eeuw. Na het voorwoord komen achtereenvolgens de volgende hoofdstukken aan de orde: Stadsuitleg in de Gouden Eeuw, met daarin het ontstaan van de eerste steden. Het begin van de moderne stadsplanning: als gevolg van de Industriële Revolutie vestigden hoe langer hoe meer mensen zich in de steden, daar ontstonden krottenwijken, waar mensen onder erbarmelijke omstandigheden woonden, vandaar dat er planmatig uitgebreid moest worden. Ordening door schoonheid, de bloei van de stedenbouw in het begin van de 20e eeuw, met het ontstaan van de buitenwijken en voorsteden en eerste voorzichtige aanzetten tot een gewestelijk plan. Ordening door kennis, de architectuur op wetenschappelijke basis ontstond, met exponenten als Le Corbusier, Frank Lloyd Wright, J. Duiker en J.J.P. Oud. Wederopbouw en welvaart, de tijd vlak na de oorlog, met economisch herstel, industrialisatiebeleid, strijd tegen de woningnood en de geboortegolf, waardoor MAART 2004 |
NVOX
3 | 165
samenhangende plannen noodzaak werden. De stedelijke crisis, met leegloop van de steden en verpaupering van de oude stadswijken, maakte ruimtelijke ordening hoe langer hoe meer onontbeerlijk. Ruimtelijke ordening als onderneming, waarbij ineens marketing van vestigingsvoorwaarden, strategische projectplanning en samenwerking met het bedrijfsleven om het investeringsvermogen te vergroten kernbegrippen werden. Netwerken in de nieuwe eeuw, ontwikkelingen in de nieuwe economie zorgen voor optimisme, maar daarnaast zorgen toenemende criminaliteit en onveiligheidsgevoelens ervoor dat eisen en verlangens worden bijgesteld. Het laatste hoofdstuk: Eender en anders, geeft nog eens een terugblik op de grote lijnen. Een bijzonder fraai verzorgd, goed leesbaar en interessant boek, dat mede door de subsidiegevers voor een bijzonder schappelijke prijs kan worden geleverd. (ANW, wetenschapshistorie) Marianne Offereins
Het grote werk voltooid Prof. dr. J.W. Schot e.a. Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Deel VII: Techniek en Modernisering. Balans van de twintigste eeuw. Zutphen: Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, 2003. 352 p., vele zw/w en diverse kleurenill. ISBN 90.5730.037.0. € 39,95. Het moet voor de staf van medewerkers een grote voldoening zijn geweest, dat de koningin dit laatste deel van een omvangrijke techniekgeschiedenis in ontvangst heeft willen nemen. Ze hebben dan ook een grote prestatie geleverd. In dit laatste deel wordt beschreven hoe Nederland steeds meer een technologisch netwerk is geworden. Dat heet de materiële eenwording, die speelt op gebieden als energievoorziening en communicatie. De auteurs hebben in het eerste hoofdstuk een ‘contextualistische techniekgeschiedenis’ geschreven, waarbij de sociologie een wezenlijke rol speelt: er is oog voor de menselijke factoren in de techniek, zoals dat heel de serie door een rol heeft gespeeld; met name worden genoemd ingenieurs, architecten en stedebouwkundigen, maar anderen zouden in de rij niet hebben misstaan. Er wordt in het laatste deel kwistig met verwijzingen naar eerdere delen gestrooid, en ik proef daarin ook een zekere voldaanheid met het bereikte. Jammer dat in zo’n afsluiting dan geen plaats meer is voor de leuke portretjes. Maar er zijn weer mooie, nostalgische effecten bewerkende, foto’s te over. In de volgende hoofdstukken wordt die vervlechting waarvan ik sprak verder toegelicht, waarin ook het huishouden is betrokken. Wie had ooit gedacht dat het huis een technologisch atelier zou worden? Vanzelfsprekend komt dan de onontkoombare schaalvergroting aan de orde, maar ook de opkomst van de kennismaatschappij. Ik zag een mooi voor166 |
NVOX
3 | MAART 2004
beeld in de ontwikkeling van de staatsmijnen, ook in het begin van de twintigste eeuw bewust als staatsbedrijf opgericht. Als leraar aan de hbs-A heb ik nog eens met een examenklas een werkstuk in de vorm van een expositie gemaakt aan de hand van schema’s die lieten zien hoe men uitging van de steenkoolwinning en daarop langzamerhand een chemische industrie heeft gebouwd, tot na 1963 steenkool als grondstof werd vervangen door aardgas. Een van die schema’s zag ik met een zekere vertedering terug op blz. 274. En nu, maar dat valt na de twintigste eeuw, is DSM duidelijk de richting van de biochemie ingeslagen! Heel interessant is het hoofdstuk met de excursie naar de koloniën, die echter beperkt blijft tot de suikerindustrie op Java als exempel. Zo volgen nog enkele hoofdstukken, die je weliswaar uitleest, maar je tegelijkertijd doen besluiten een en ander nog eens rustig op je te laten inwerken, want het is wel erg veel wat overhoop wordt gehaald. Dan heb je ook de kans na te denken over de vraag of we in de tweede helft van de eeuw ons onze voorsprong hebben laten afnemen door gebrek aan innovatieve initiatieven. Aan de productiviteit ligt het in elk geval niet. Wellicht wel aan wat in de slotparagraaf wordt genoemd het hedonisme? Ik stel de vraag maar, en denk aan onze collega’s die voor klassen staan vol met mensen die zich al niet eens meer de vraag stellen wat doel en zin van hun leven is, mensen die van geschiedenis of literatuur niet eens meer hebben gehoord. Mogelijk is deze techniekgeschiedenis een ingang. Kleine opmerkingen vallen er altijd wel te maken. Wat betekent ‘productie van chloor in de vorm van vinylchloride’? En wat te denken van de zin ‘Na 1935 werden luchthavens als Schiphol steeds meer ook in de vorm van plannen geconstrueerd’? En is ‘het’ koolstof nu echt niet eens uit te roeien? Laat ik met voldoening vaststellen dat een reproductie van een pastel van Heijenbrock is opgenomen (helaas onder de naam Heyenbrock) van een afdeling van een sigarenfabriek. Het boek eindigt voor mijn besef nogal pessimistisch met een schildering van een onthaaste maatschappij met e-mailende gepensioneerden. Ik zou het me bijna persoonlijk aantrekken! Nee, daarmee eindigt het niet. Want er is een omvangrijk en interessant notenapparaat en een indrukwekkende literatuurlijst aan het slot. Kortom, los van de kleine speldeprikjes: een belangrijk boek, en nog steeds voor een spotprijs. Wie de hele serie nu ineens wil, kan die aanschaffen voor € 220,95. Echt een koopje! Hans Bouma
Nieuw Biocahier P.E.J. van Erp, J. de Korte, E. van der Velden e.a, E.P. Prens, H.A.M. Neumann, F.R. de Gruijl, R. Willemze. Adams Jas: de huid van acné tot tattoo. Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, 2003, 60 p., ill. Zw/w en kleur, ISBN 90 73196-35-3. €5, -. In dit cahier komen allerlei aspecten van onze buitenbekleding aan de orde. Het kwam tot stand in samenwerking met de Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen, die jaarlijks een publieksdag organiseert over één
bepaald thema, ditmaal Huid en huidaandoeningen op 22 november 2003. De huid als barrière begint met een beschrijving van de huid: geen kluit zoals de meeste organen, maar iets ‘dat alle andere organen omsluit met allerlei rare aanhangsels en stevig aan de binnenkant verankerd’. Het is een beschrijving van de lagen van de huid en vooral van de functie van de opperhuid, die ons op drie fronten bescherming geeft tegen allerlei gevaren. Mooie plaatjes erbij; helaas klopt de verwijzing in de tekst soms niet of ontbreekt. De invloed die de huid op onze gesteldheid heeft wordt duidelijk merkbaar als iets misgaat. Onze huid beïnvloedt ons geestelijk welzijn als geen ander orgaan. Onze huid bepaalt in belangrijke mate ons zelfbeeld en ons zelfvertrouwen. Onze allereerste contacten verlopen via de huid. Over huidcontacten en alles wat daarmee samenhangt gaat Je huid en je leven –leven met je huid. Huidcontact speelt voor kinderen een andere rol dan voor volwassenen. Daarom is huidcontact tussen volwassenen in alle culturen aan grenzen gebonden. Maar er is een groot verschil tussen culturen. Iedere Europeaan, die in Zuid - of MiddenAmerika is geweest heeft dit ervaren. Huidziekten vormen een grote psychische belasting. De problemen die patiënten met huidziekten hebben zijn het grootst bij openbare activiteiten (zonnebaden, zwemmen). Leuke plaatjes bij dit onderdeel, die alleen als versiering bij de tekst dienen. Tatoeages; De gedecoreerde huid levert mij veel nieuws. Wat ik niet wist: tatoeages zijn van alle tijden en allerlei culturen. Ötzi, de Oostenrijkse mummie had tatoeages op reumaplekken. Ook nu worden in India tatoeages toegepast tegen reuma; deze tatoeages hebben precies dezelfde ruitjespatronen als de tatoeages die een mummie van een Egyptische priesters heeft. Van hun verre reizen namen zeelieden niet alleen geslachtsziekten mee, maar ook tatoeages. Tatoeages worden voor uiteenlopende doelen gemaakt: versiering, straf, pijnbestrijding, statussymbool en mode. Tegenwoordig zijn er ook medische en cosmetische toepassingen (dermatografie). Gebeurt onder andere om littekens en lelijke vlekken weg te werken; er zijn mooie illustraties die het effect van de dermatografie duidelijk maken. Kaders: Polynesië, Moko en de lelijkerds, De oorsprong van het woord tatoeage, Tatoeages aanbrengen, Tatoeages verwijderen. Biologisch vooral interessant is stukje over allergieën en ontstekingen: Reageren en overreageren. De huid is zelf in staat om een ontstekingsreactie op gang te brengen, wat nuttig is bij gevaarlijke indringers, maar vervelend als het afweersysteem bij in principe niet schadelijke stoffen uit de hand loopt. Allergie wordt heel duidelijk uitgelegd. Het merendeel van de allergenen komt in onze dagelijkse omgeving voor. Bij het ontstaan van allergie speelt de aanleg maar zeker ook de omgeving een rol. Daarom is er in dit stukje ook aandacht voor de hygiëne-hypothese, die moet verklaren waarom allergieën steeds meer voorkomen in de Westerse wereld, terwijl dat in minder ontwikkelde landen steeds minder het geval is. Onderzoek heeft aangetoond dat het doormaken van infecties op jonge leeftijd bescher-
ming biedt tegen het ontwikkelen van allergie. Psoriasis is overigens ook het gevolg van een niet goed werkend afweersysteem. Kader: Acné; ook al zo’n naar huidprobleem, De brandnetelreactie. Wondbehandeling en cosmetische dermatologie gaan hand in hand (Wonden genezen en wonden maken). Wonden vormen een toegangspoort voor ziekteverwekkende bacterien. Infectieziekten vormden lang op die manier een bedreiging voor de mens. Door de ontwikkeling van steeds betere antibiotica dacht men dit gevaar goed onder controle te hebben. Helaas gooit de steeds opnieuw ontstaande resistentie van bacteriën roet in het eten. (daar gaat een volgend Biocahier over). Bekend is de MRSA-bacterie, de ‘ziekenhuisbacterie’, die tegen vrijwel alle antibiotica resistent is. Wonden ontstaan ook wel van binnenuit door bijvoorbeeld een zuurstoftekort in de huid. Wondbehandeling bestaat uit een combinatie van optimale wondverzorging en behandeling van het onderliggende probleem. Dermatologische behandelingen, zowel medisch als cosmetisch, komen aan bod. Een ‘mer à boire’ volgens de schrijvers: peeling, laseren en even in de lunchpauze ‘een botoxje halen’. In Licht op de huid staan de effecten die licht
op de huid, positief en negatief, heeft centraal. Dat je van UV-licht huidkanker kunt krijgen is natuurlijk bekend, maar zijn nog wel andere schadelijke gevolgen van blootstelling van de huid aan UV-licht: porfyrie en onderdrukte afweer. Kaders: Blauwe luchten, witte wolken en aan de kim een rode zon, Leven onder de zon dankzij ozon, Sneeuw, strand en zonnebrand.
Het onderwerp van het laatste hoofdstuk, Huidkanker, mag natuurlijk in dit boekje niet ontbreken. Er zijn verschillende soorten huidkankers; ze zijn niet alle even gevaarlijk. Melanoom zaait veel sneller naar andere delen van het lichaam uit en is daardoor gevaarlijker dan de basaalcel-en plaveiselcarcinomen. UV-straling is overigens niet de enige risicofactor voor het ontstaan van huidkanker. Geïllustreerd met foto’s van vormen van huidkanker (geen prettige plaatjes). Kader: Hoe huidkanker ontstaat. Kortom, dit cahier biedt veel informatie en is geschikt voor biologie en ANW. Ook als achtergrondinformatie bij verzorging. Marijke Domis
MEDIA Ramsj Wij ontvingen weer de Ramsjkrant van Steven Sterk (tel.: 030 234 0580
[email protected]. Altijd handig om van tevoren even te vragen of het gewenste boek in huis is ). Deze keer kozen wij er uit: Hettie Pot-Buter en Kea Tijdens (red). Vrouwen, leven en werk in de twintigste eeuw. Amsterdam: Amsterdam University Press. 331 p., ill. Van € 22,64 voor € 5,-. Van dit uitstekend gedocumenteerde en goed verzorgde boek verscheen reeds een recensie in NVOX. Toen was het de volle prijs ook waard. Dit is een buitenkans. (Vrouwen en natuurwetenschappen; ANW wetenschapstheorie) Bicker Caarten. Middeleeuwse watermolens en Hollands polderland 1407/08 - rondom 1500. Stichting uitgeverij NoordHolland. 256 p., ill. Van € 22,46 voor € 7,90. Interessant boek over de vroege molens in Noorden Zuid-Holland. Daarnaast betekent dit ook een geschiedenis van de waterhuishouding. Na een inleiding over de middeleeuwse waterstaatkundige ontwikkelingen in Holland voor de invoering van de windbemaling, beschrijft de auteur het ontstaan van de eerste windwatermo-
lens en behandelt hij de ontwikkeling van de molens in de verschillende delen van Noord- en Zuid-Holland. (ANW wetenschapstheorie) Pieke Hooghoff. Plastics in het huishouden. Europese bibliotheek. 104 p., ill. Van € 18,50 voor € 5,90. Kunststof voorwerpen uit de jaren vijftig en zestig schijnen helemaal weer ‘in’ te zijn. In dit boek geeft de auteur een kleurrijk beeld van de ontwikkeling van de kunststofindustrie; van het ontstaan van de eerste kunststoffen naar de productie van plastics in de jaren vijftig. (WK/TV; ANW) Leo Pols en Berno Strootman. De landschapsstad. Thoth. 128 p., ill. Van € 18,50 voor € 5,90. Nog steeds wil de gemiddelde Nederlander wonen in een ruim huis met een tuin. Liefst voor en achter. Met het steeds groeiend aantal inwoners wordt het voldoen aan deze eis hoe langer hoe
moeilijker. In dit boek voeren de auteurs de lezer langs een reeks woonwijken van de afgelopen eeuw. Zij ontrafelen de landschappelijke kenmerken, wijzen op de overeenkomsten en verschillen en dragen bouwstenen aan voor de landschapsstad van de toekomst. (ANW) Ronald Plasterk. Leven uit het lab. Prometheus. 309 p. Van € 17,95 voor € 5,90. De DNA-specialist Plasterk houdt zich behalve met zijn natuurwetenschappelijke werk ook bezig met de maatschappelijke discussie. Hij schrijft helder en scherp over de ontwikkelingen op het gebied van de biogenetica. Zijn opvattingen over het moderne DNA-onderzoek worden afgewisseld met onder meer onderwerpen als de Matthaüs Passion, medische ethiek, archeologie, Harry Mulisch, het koninklijk huis. (Biologie; ANW) Maurits Smeyers. Flemish Miniatures. Davidsfonds. 528 p., ill. Van € 129,33 voor € 49,50. Heeft niets met natuurwetenschappen te maken. Prachtig boek. Nu kan niemand zeggen dat zij of hij niet is gewaarschuwd. Marianne Offereins
MAART 2004 |
NVOX
3 | 167
Lessenserie ‘Meten aan de mens’ ‘Meten aan de mens’ is een vakoverstijgend lesprogramma voor medische technologie voor de derde klas havo/vwo. Het lesprogramma is opgebouwd uit drie modulen van elk twee tot vier lesuren, voorafgegaan door een introductieles van een uur. De drie verschillende modulen behandelen elk een specifieke meetmethode, aansluitend bij een schoolvak in de basisvorming. De modulen kunnen zowel afzonderlijk als in samenhang met elkaar uitgevoerd worden. De introductieles dient ter algemene voorbereiding en is bruikbaar bij elk van de modulen. Het lesprogramma omvat: • inleidende les, • module chemisch meten, • module optisch meten, • module mechanisch meten. De module chemisch meten gaat over de analyse van enkele, deels nagebootste, lichaamsvloeistoffen: speeksel, urine en bloed. Bij optisch meten voeren leerlingen simulaties uit van röntgenonderzoek door middel van eenvoudige proeven met licht. De module mechanisch meten richt zich op het onderzoek van looppatronen: leerlingen bouwen een drukschakelaar waarmee staptijd en voetafwikkeling gemeten worden. De module mechanisch meten kan ook worden aangeboden als technisch ontwerpopdracht. De leerlingen ontwerpen volgens de ontwerpcyclus zelf de drukschakelaar, waarmee uiteraard ook weer staptijd en de voetafwikkeling gemeten wordt. Het lesmateriaal is onlangs in het Engels vertaald en is als voorbeeld van een ‘good practice’ onderwerp geweest van een workshop op de internationale conferentie ‘Physics on stage’. Op het NVON-congres kunt u in een workshop ‘Meten aan de mens’ kennismaken met lesmateriaal en ook zelf aan de slag. Het leerlingenmateriaal en de docententoelichtingen zijn vrij te downloaden van de ELAN-site van de Universiteit Twente. Binnenkort zal daar ook de Engelstalige versie aangehangen worden zodat ook de internationale scholen ermee aan de slag kunnen. De URL van deze site is: www.utwente.nl/elan/ Harm Scholte, Universiteit Twente
[email protected]
Natuuronderwijs.nl Onder deze naam is op internet een schat aan biologische veldwerkopdrachten te vinden die leerlingen zelfstandig kunnen uitvoeren. Het vak biologie leent zich uitermate goed voor veldwerkopdrachten. Bij dergelijke opdrachten gaan de leerlingen in een klein groepje aan de slag aan de hand van werkbladen. Naast het in de praktijk brengen van de geleerde theoretische stof, doen de leerlingen ook praktische vaardigheden op en leren zij omgaan met een vraagstelling en verwachting. Op de webpagina wordt aangegeven voor welk niveau (vmbo/mhv/havo/vwo) én leerjaar een opdracht is en bij welke stof in de methode hij aanvullend of vervangend is. In de docenten168 |
NVOX
3 | MAART 2004
handleiding staat kort aangegeven wat de opdracht inhoudt, hoeveel tijd de opdracht kost en wat er aan voorbereiding door de docent gedaan moet worden. Diverse onderwerpen uit biologiemethoden worden behandeld. Een kleine greep uit onderwerpen laat dit zien: kringlopen, groei van bladeren, zure regen, water en zwerfafval. De pagina www.natuuronderwijs.nl wordt regelmatig aangevuld met nieuwe opdrachten en mogelijkheden. Om de veldwerkopdrachten te kunnen downloaden is het nodig lid te zijn. Een lidmaatschap van deze service kost € 40,00 per jaar. Dit is inclusief de mogelijkheid om met korting veldwerkmaterialen te kunnen kopen. Voor NVON-leden is een korting bedongen van € 10,00 per jaar. Bezoek voor meer informatie de pagina www.natuuronderwijs.nl of bel/mail naar Meike Bulten van Veldwerk Nederland, tel. 0593582557, e-mail:
[email protected].
Still no boring parts in it Veel collega’s bezochten van 8-10 januari de Annual Meeting van onze Engelse zusterorganisatie, de Association for Science Education, kortweg de ASE. In de vorige NVOX stond al een aantal ‘meegenomen’ websites die interessant zijn voor het Nederlandse onderwijs. Hieronder enkele later bij de redactie binnengekomen websites.
Screensavers voor chemici Ik vond dankzij mijn Engelse collega’s twee screensavers. Allebei hebben ze het periodiek systeem als motief. Ze zijn beide niet speciaal ontwikkeld voor het onderwijs, maar wel mooi! In beide zit beweging. Wellicht vinden collega’s het de moeite waard voor hun eigen pc, of kunnen zij de link aanreiken aan enthousiaste leerlingen. De eerste vind je op http://www.chemsoc.org/viselements/pages/ periodic_table.html , een site met de titel ‘The visual elements periodic table’. Je kunt kiezen voor een optie met flash (prachtig hoor!) of zonder. Je vindt er allerlei wetenswaardigs over de elementen, maar ook een mogelijkheid voor downloads: niet alleen een screensaver, maar ook wallpapers! De andere kende ik al langer, maar breng hem hier graag nog eens onder de aandacht. Hij is uitgebracht speciaal voor het onderwijs door de chemici van de University of Surrey (Guildford). http://www.surrey.ac.uk/IMPACT/software.htm of http://www.surrey.ac.uk/IMPACT/impact.htm De Impactgroep heeft daar een aardige pagina met een aanbod op gebied van chemieonderwijs. Helemaal onderaan kun je de screensaver downloaden. Ik zou zeggen, haal ze op een bekijk ze ‘ns. Ze veranderen niet je leven, maar ze zijn wel grappig! Veel plezier ermee! Arne Mast, Stichting C3
Klimaatmodel om op school te gebruiken De site www.climateprediction.net noteerde ik tijdens een lezing over klimaatverandering door Ellie Highwood. Het betreft een groot samenwerkingsproject tussen diverse universiteiten, o.a. Reading en Oxford. Het klimaatmodel is beschikbaar voor scholen, en je wordt uitgenodigd de resultaten van je eigen ‘run’
door te geven. Helaas is het model enorm omvangrijk. Het downloaden en runnen duurt weken, zelfs op een snelle gewone pc. Gerbrand Komen hoogleraar klimaat UU, bevestigde me dit, evenals de kwaliteit van het samenwerkingsverband. Het was overigens een uitstekende presentatie, waarbij ik voor het eerst het gevoel had geen oor aangenaaid te krijgen. Uitstekende grafieken via beamer, waarin een flink aantal (8?) modellen allemaal dezelfde richting uitwijzen. ”Opmerkelijk: Stel dat op dit moment alle CO2-emissie zou worden stilgelegd – wat natuurlijk volslagen ondenkbaar is –, dan nog zou dat pas effect hebben over tientallen jaren tot een eeuw.” Ik ben van plan om over een tijdje in een artikel voor NVOX hierop terug te komen, in samenwerking met stichting Globe. Arnoud Pollmann
Leuke dingen voor de leerlingen – en hun docenten Op de (overweldigende) markt van de ASE stond een stand van het Science Enhancement Programme, SEP. Het doel van dit programma is om de motivatie en ook de leerprestaties (achievement) van leerlingen te verhogen. Zij doen dat door bepaalde projecten te subsidiëren en ook door de ontwikkeling van leuke dingen voor de leerlingen. De ASE-bezoekers kregen materialen uitgedeeld die ook via de site zijn te bestellen: www.sep.org.uk. Het betreft onder andere papier dat van kleur verandert bij temperatuurverandering en een ‘glow in the dark’ film. Als je achter het websiteadres nog ‘practical’ zet, dus: www.sep.org.uk/practical krijg je info over het ontwikkelde materiaal. De site biedt overigens veel meer dan dat. Anneke Thurlings-van der Lingen
People in science Een stand op de markt waar we eerst voorbij liepen, maar later langdurig hebben bezocht was die van Kar2ouche. Wij kregen daar een demonstratie van het fascinerende materiaal. Het betreft software waarover alle gegevens en ook een demo te vinden zijn op de site www.peopleins cience.co.uk. Leerlingen kunnen zich verdiepen in de geschiedenis van de natuurwetenschappen met behulp van cartoons van wetenschappers. Ze kunnen een ‘storyboard’ maken waar deze worden geïnterviewd door (een cartoon van) de leerling zelf of op een andere manier hun verhaal vertellen. We verwachten dat deze opzet vooral meisjes zeer zal aanspreken. Kar2ouche heeft ook voor andere vakken dergelijke programma’s ontwikkeld. De kosten van de gebruiksrechten hangen af van het aantal leerlingen en het aantal vakken waar de software wordt ingezet. Anneke Thurlings-van der Lingen en Henny Kramers-Pals
21st century science project Er wordt hard gewerkt aan nieuw proefmateriaal voor ‘14-19 Science Education’, een Nuffield project waarin vanuit contexten wordt gewerkt en de samenhang van de natuurwetenschappen wordt benadrukt. Het is enerzijds een vertaling van Science for Public Understanding naar jongere leerlingen, anderzijds een verbreding van SPU. Er zijn veel ANW-achtige elementen, ideas about science. De auteurs van het boek Science for Public Understanding
(eminences grises Andrew Hunt en Robin Millar doen dan ook aan het project mee). Op de website www.21stcenturyscience.org is te zien hoe ver ze al zijn. En dat is al behoorlijk ver. Arnoud Pollmann
Sites van beroepsverenigingen Britse beroepsverenigingen en branche-organisaties hebben soms verrassend aardig onderwijsmateriaal ontwikkeld.
De site www.noisenet.ws heeft als ondertitel Bringing Science to Life. Duidelijk gemaakt voor een jong publiek. Er is in het menu wel een knop ‘Serious science’, maar flitsende contexten voor de jeugd overheersen: modem entertainment, reizen, sport. De site wordt betaald door de Engineering & Physics Research Council. De site http://www.npl.co.uk/thelearningroom/ is een deel van de site van het National Physical Laboratory. Minder flitsend dan noisenet, maar
er zijn toch aardige ideeën voor natuurkundeproeven op te vinden. De www.abpischools.org.uk is gemaakt door de British Pharmaceutical Assocation. Bij Resources for Schools staan voor verschillende onderwerpen werkbladen en docententoelichtingen. Het gaat natuurlijk vooral over medicijnen, maar ook over biotechnologie en onderzoek. Gerry Tiemersma
MEDEDELINGEN Berichten van het Wereld Natuur Fonds Betere bescherming leefgebied wilde dieren dichterbij De Indonesische regering heeft tijdens de Biodiversiteitsconferentie in Maleisië een belangrijke belofte gedaan: de regering zal dit jaar nog zorgdragen voor bescherming van twaalf bosgebieden, met een gezamenlijke omvang van ca. 1 miljoen hectare. In deze bossen leven bedreigde soorten voor wie betere bescherming van hun leefgebied van cruciaal belang is om te kunnen overleven in het wild. Daarnaast herbergen deze gebieden een enorme biodiversiteit aan andere dieren en planten en zijn ze van grote waarde voor ruim 500 verschillende inheemse gemeenschappen. De bossen van Indonesië staan onder grote druk door illegale houtkap en het omzetten van bos in plantages als gevolg van slecht bestuur en een gebrek aan naleving van regels. Dit alles heeft tot gevolg dat er jaarlijks naar schatting 3,6 miljoen hectare bos verloren gaat. Behoud van deze bossen is niet alleen van belang voor Indonesië en haar bevolking, maar ook voor de internationale gemeenschap Tot de twaalf bosgebieden die Indonesië zal aanwijzen als beschermd gebied behoren ook de voor tal van soorten belangrijke leefgebieden Tesso Nilo op Sumatra en Sebangau op Borneo. Tesso Nilo is een van de grootste overgebleven stukken laaglandbos op Sumatra. Tesso Nilo herbergt een populatie Sumatraanse tijgers en er leven in de regio naar schatting 350 Aziatische olifanten. Uit onderzoek gedaan door het Wereld Natuur Fonds blijkt bovendien dat Tesso Nilo een uitzonderlijk hoge diversiteit aan planten bezit. Tijdens het onderzoek werden 218 verschillende plantensoorten aangetroffen op 200 m2. Toch is in deze streek al meer dan 300.000 hectare bossen omgezet in industriële plantages voor onder andere papier en palmolie sinds 1984. Vandaag de dag resteert nog maar zo’n 180.000 hectare. Het Wereld Natuur Fonds benadrukt dat als deze negatieve trend niet wordt gekeerd een van ‘s werelds ‘rijkste’ bossen voorgoed dreigt te verdwijnen. Sebangu is een uniek moerasbos in het zuiden van Kalimantan (Borneo). Het gebied is ruim 600.000 hectare groot en herbergt een belangrijke populatie (enkele duizenden) orang-oetans. Daarnaast is ook dit gebied rijk aan vele
andere dieren, waaronder gibbons, makaken en neusapen, en talloze vogelsoorten. Lokale Dayakgemeenschappen hebben herhaaldelijk aangedrongen op goed beheer en duurzaam gebruik van de laatste bossen in Sebangau vanwege de ecologische en spirituele waarde van het gebied.
‘Papieren’ parken Bescherming op papier is stap één, maar ook effectief en duurzaam beheer van de gebieden is van groot belang. De regering van Indonesië zal samen met het Wereld Natuur Fonds en andere natuurbeschermingsorganisaties zorgen voor het uitvoeren van die maatregelen die nodig zijn om het beheer van beschermde gebieden te verbeteren. Het Wereld Natuur Fonds benadrukt het belang van samenwerking om niet alleen op papier vooruitgang te boeken: overheden, natuurbeschermingsorganisaties en lokale gemeenschappen, maar ook de papier- en palmolie-industrie en investeerders moeten in Indonesië de handen ineen slaan om ervoor te zorgen dat deze belangrijke toezegging van de Indonesische regering ook in de praktijk effect heeft. Alleen door samen te werken kunnen we deze gebieden en hun unieke rijkdom aan dieren en planten behouden voor toekomstige generaties.
Bij de expositie ‘XXS’ zullen voor schoolklassen lesbrieven met vragen en opdrachten beschikbaar zijn die aansluiten bij het programma van 4-havo/vwo en 5-vwo. De expositie is goed te combineren met de ANW-opdracht ‘Mag dat zomaar?’ over menselijke resten in het museum. Schoolgroepen betalen alleen de kosten voor de (verplichte) begeleiding vanuit het museum: € 25,00 (1 uur); € 35,00 (1,5 uur). Scholen kunnen ook een jaarabonnement nemen, lopend
Expositie ‘XXS’ voor natuur- en scheikunde Van 25 maart 2004 tot en met 31 oktober 2004 zijn natuur- en scheikundedocenten met hun leerlingen van harte welkom in het Universiteitsmuseum van de Universiteit Utrecht bij de expositie ‘XXS’. In deze expositie kunnen leerlingen de onzichtbare maar tegelijkertijd zo tastbare wereld van de colloïden ontdekken. Colloïden zijn deeltjes van hooguit eenduizendste millimeter groot die bepalend zijn voor de eigenschappen van alledaagse producten als haargel, melk, verf, inkt en harde schijven. Voor bijvoorbeeld een goede wet look gel, een romige mayonaise of een haarscherpe fotokopie is veel kennis over colloïden nodig. Aanleiding voor de expositie is het honderdjarige jubileum van het Van ´t Hoff laboratorium van de faculteit scheikunde van de Universiteit Utrecht, dat in het colloïdenonderzoek een vooraanstaande positie heeft.
Colloïden zijn deeltjes die nét niet zichtbaar zijn, zoals te zien is op deze elektronenmicroscoopopnamen van een mensenhaar met silica-colloïden in twee verschillende vergrotingen. MAART 2004 |
NVOX
3 | 169