MEMO
opgesteld door
:
Clasien Slebos
datum opgesteld
:
Vastgesteld door het Dagelijks Bestuur op 11 september 2008
onderwerp
:
Plan van Aanpak Verkenning HOV Zaancorridor, eerste fase juli 2008-maart 2009 Projectcode 405509
1. Projectgegevens In de OV-visie 2010-2030 van de Stadsregio Amsterdam is de Verkenning HOVZaancorridor als volgt opgenomen: Naam: Verkenning HOV Zaancorridor eerste fase Projectcode: 405509 Omschrijving: “verkenning naar HOV op de verbinding Amsterdam – Zaandam Oost en de Noordelijke IJ-oevers, plus eventueel doorkoppeling naar Zeeburgereiland, met aandacht voor ruimtereserveringen voor eventuele toekomstige verrailing. Tevens wordt gekeken naar een mogelijk tweede aansluitende HOV bus-as in Noord aansluitend op Buikslotermeerplein.” Doel: “Verkennende studie problematiek en oplossingen, aandacht voor route naar en verknoping met Buikslotermeerplein en mogelijke uitbreiding metronetwerk onder conditie van grootschalige transformaties.” In dit Plan van Aanpak worden omschrijving en doel nader afgebakend. Trekker: Stadsregio Amsterdam Bestuurlijk opdrachtgever: Portefeuillehouder openbaar Vervoer, L. Verbeek Ambtelijk opdrachtgever: Hoofd Afdeling Infrastructuur, Alex Colthoff Projectmanager: Clasien Slebos Looptijd: eerste fase juli 2008 t/m maart 2009
Pagina 1 van 12
MEMO
2. Aanleiding en Bestuurlijke afspraken In de OV-visie 2010-2030, vastgesteld door de Regioraad op 25 juni 2008, wordt de HOV verbinding tussen Amsterdam Noord en Zaanstad als belangrijk project aangemerkt: “Oostzaan en het oostelijke deel van Zaanstad liggen relatief ver van het spoor. In combinatie met de stedelijke transformaties in Zaanstad en Amsterdam Noord rechtvaardigt dat de aanleg van een of twee hoogwaardige bustangenten tussen Zaanstad/Oostzaan en de knooppunten van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam Noord. De tracés voor deze Noordtangent en Zaantangent moeten snel worden bepaald met de gemeenten en Stadsdeel Noord. Ruimtelijke reserveringen met voldoende flexibiliteit zijn van belang omdat latere hoogstedelijke ontwikkelingen langs de IJoevers een raillijn nodig en haalbaar kunnen maken. Gezien de onzekerheid over zulke plannen en de hindercontouren van de haven is dat vóór 2030 weinig reëel. Eerdere kleinschaliger ontwikkelingen langs de Noordelijke IJ-oevers in Zaanstad en Amsterdam kunnen bij voldoende vraag hoogwaardig worden aangesloten op het regionale net met een snelle veerverbinding naar Amsterdam Centraal (…)” In het Uitvoeringsprogramma bij de OV-visie is deze actie (code RN3) als volgt verwoord: “Zaantangent HOV bus- Noordelijke IJ-oevers- CS: Realisering van hoogwaardige bus-as op verbinding Amsterdam- Zaandam Oost en de Noordelijke IJ-oevers, plus doorkoppeling naar Zeeburgereiland, met aandacht voor ruimte reserveringen voor eventuele toekomstige verrailing. Ook dient gekeken te worden naar een mogelijke tweede aansluitende HOV-busas in Noord aansluitend op Buikslotermeerplein (…) Mogelijke uitbreiding metronetwerk onder conditie van grootschalige transformaties.” Ook in de OV-visie van Amsterdam, (vastgesteld in 2007) wordt de Zaancorridor beschreven: “Een eventuele metroverbinding naar Zaanstad is vermoedelijk pas na 2030 een reële optie: tegen die tijd heeft Zaanstad in het gebied dat aansluit op de Noordelijke IJoevers naar verwachting tussen de 3.500 en 5.000 arbeidsplaatsen en 5.000 woningen gerealiseerd. In combinatie met een intensief ontwikkelde westelijk deel van de Noordelijke IJ-oevers levert dit een zodanige vervoerwaarde op dat een HOVverbinding in de vorm van een metro wenselijk wordt. Omdat binnen het project Noord/Zuidlijn geen voorinvestering is gedaan voor een aftakking bij de Sixhaven, kan deze verbinding niet meer geboden worden door de Noord/Zuidlijn, behalve als een langdurige buitenwerkstelling van de Noordzuidlijn geaccepteerd zou worden. In de periode voor 2030 is het wenselijk om de Noordelijke IJ-oevers te ontsluiten met een hoogwaardige busverbinding met eigen infrastructuur, zoals de Zuidtangent die ook heeft. Deze Noordtangent kan na ingebruikname van de Noord/Zuidlijn eindigen op metrostation Van Hasseltweg. Naar verwachting zullen een Noordtangent en een doorgetrokken Ringlijn op de Noordelijke IJ-oevers elkaar niet beconcurreren, maar eerder versterken: reizigers uit het oostelijk deel van Zaanstad met een bestemming in Amsterdam West kunnen dan in Noord overstappen op de Ringlijn in plaats van op Sloterdijk. Dit is sneller en scheelt hen een busrit door de Coentunnel. Teneinde de veronderstelling dat pas na 2030 een metroverbinding naar Zaanstad een reële optie is te toetsen, zal een onderzoek uitgevoerd worden of, en zo ja op welke termijn, een metroverbinding naar de Noordelijke IJ-oevers, Amsterdam Noord, Zaandam en verder in Zaanstad haalbaar is.” Pagina 2 van 12
MEMO
Het concept Zaans Verkeer- en Vervoer Plan (ZVVP) van de gemeente Zaanstad spreekt de ambitie uit om, aanvullend op de sterke positie van het railvervoer met 8 NS-stations in de gemeente, structuurversterkend openbaar vervoer te realiseren. Expliciet wordt het doortrekken van de Noord/Zuidlijn genoemd, te realiseren in samenhang met de ruimtelijke ontwikkeling van de Noordelijke IJoevers. Het ZVVP zal naar verwachting eind 2008 aan de gemeenterad van Zaanstad worden aangeboden ter vaststelling. De verschillende hierboven geschetste bestuurlijke ambities vormen de context waarbinnen de Stadsregio de verkenning naar de Zaancorridor nu oppakt. Al eerder is verkennend onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor opwaardering van het openbaar vervoer op de Zaancorridor. In 2002 is door de Stadsregio Amsterdam (toen ROA) de “Probleemverkenning corridor Amsterdam Zaanstad” uitgevoerd, met daarbij de “Vervoerwaardestudie Amsterdam – Zaanstad”. Door het Stadsdeel Noord is gezamenlijk met de Stadsregio in 2003 onderzoek gedaan naar de “mobiliteitsontwikkeling Amsterdam Noord tot 2030”, waarin de geplande ruimtelijke ontwikkelingen zijn vertaald in verkeersprognoses voor het gebied. Uit deze studies is gebleken dat voor het rechtvaardigen van een railverbinding op de Noordelijke IJ-oevers en richting Zaandam een hoge ambitie noodzakelijk is voor het toevoegen van ruimtelijk programma in het gebied. Een dergelijke hoge ambitie voor stedelijke intensivering heeft recent een nieuwe impuls gekregen: in het ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040 voor de Metropool Amsterdam, vastgesteld door de Noordvleugelpartijen in de 7 e Noordvleugelconferentie (december 2007), is stedelijke intensivering en herstructurering opgenomen als speerpunt. Deze notie is ook terug te vinden in de visie “Metropolitane Bereikbaarheid 2040” (in wording). Maar ook de OV-visie 2010-2030 van de Stadsregio Amsterdam zelf ziet het regionaal openbaar vervoer als impuls voor de Metropool Amsterdam. Opties voor systeemsprongen in het openbaar vervoer (opwaardering naar tram of metro) zijn door deze ambities dichterbij gekomen. Het is nu zaak om te weten te komen hoe realistisch de mogelijkheden zijn voor stedelijke intensivering op deze corridor én of er voldoende bestuurlijke ambitie is om die ook werkelijk te realiseren. Het moge duidelijk zijn dat een stevige ruimtelijke verdichting als randvoorwaarde voor systeemsprongen in het openbaar vervoer (verrailing) een lange doorlooptijd heeft. Tegelijkertijd vinden er nu ontwikkelingen plaats in dit gebied, waardoor ook op korte termijn het vervoersvolume toeneemt en de verplaatsingspatronen veranderen: bijvoorbeeld de ontwikkelingen op de noordelijke IJ-oevers en in Zaandam, en de ingebruikname van de Noord/Zuidlijn eind 2015.
Pagina 3 van 12
MEMO
Voor de korte termijn zijn daarom drie zaken van belang: 1) Het inventariseren van de condities waaronder het openbaar vervoer van Amsterdam (CS) via de Noordelijke IJ-oevers naar Zaandam oost (en de Zaanse schans) kan worden opgewaardeerd tot tram of metroverbinding (verlenging/aftakking van de Noord/Zuidlijn), 2) Het plegen van ruimtelijke reserveringen voor deze opwaarderingsmogelijkheden (uitbreiding van het netwerk en verrailingsopties) in de verdere toekomst. 3) Als no-regretmaatregel voor de korte termijn (2010-1015) het opwaarderen van de buscorridor.
De aanpak hiervoor wordt in de volgende paragrafen geschetst.
Pagina 4 van 12
MEMO
3. Vraagstelling, Scope, Doel De centrale vraagstelling voor deze fase van de verkenning is drieledig: 1) Welke tracévarianten zijn mogelijk voor opwaardering van het OV-systeem tot tram of metro in de verdere toekomst, onder welke condities (toevoeging ruimtelijk programma, inpassing, financiering) zijn deze realiseerbaar en op welke termijn? 2) Welke ruimtelijke reserveringen in het gebied zijn noodzakelijk om de onder 1 genoemde ontwikkelingen in de verdere toekomst niet onmogelijk te maken? 3) Welke vervoerkundige potenties en ruimtelijke mogelijkheden zijn er voor het realiseren van een hoogwaardige bus-as op de corridor Amsterdam Noord – Zaandam op de korte termijn?
De volgende aspecten zijn hierbij van belang: Gebiedsafbakening: • Centraal staat de corridor Amsterdam Noord - Zaandam. • Het studiegebied is weergegeven in fig 3.1.: het bestrijkt Amsterdam Noord, Zaandam en Oostzaan. • Ingrepen in het openbaar vervoer binnen het studiegebied kunnen van invloed zijn op de verplaatsingspatronen in een veel groter gebied: het invloedsgebied. Dit is weergegeven in fig 3.2. Met name uitwisseling met de spoorverbinding Zaandam- Amsterdam (Alkmaar – Utrecht) is relevant voor de verkenning van de Zaancorridor.
Figuur 3.1 Studiegebied
Figuur 3.2 Invloedsgebied
Pagina 5 van 12
MEMO
Te onderzoeken verbindingen in het studiegebied: • Als no-regretmaatregel wordt gekeken naar de mogelijkheden voor opwaardering van de infrastructuur voor de bus via de Noordelijke IJoevers naar Zaandam op de korte termijn. • Parallel wordt een variantenonderzoek gedaan (quickscan op basis van bestaand materiaal) voor opwaarderingen in de verdere toekomst. • Aan de Zaanse kant zijn varianten in beeld naar NS station Zaandam en naar NS Station Kogerveld/Zaanse Schans via Zaandam-oost. • Aan de Amsterdamse kant gaat het om de verbinding met de metrostations Buikslotermeerplein en/of Van Hasseltweg en de doorkoppeling naar Amsterdam Centraal Station. Relevante effecten in het invloedsgebied: • Bij alle varianten wordt aandacht besteed aan de gevolgen voor de aansluiting van Oostzaan op het OV-netwerk. • De ontwikkelingen op het Spoor (m.n. Programma Hoogfrequent Spoor op de as Alkmaar – ’s Hertogenbosch, waar het traject Zaandam - Amsterdam CS deel van uitmaakt) kunnen van invloed zijn op de vervoersvraag en worden nadrukkelijk in de studie betrokken. Opwaarderingsmogelijkheden voor de langere termijn: • Onder opwaarderingsmogelijkheden voor de langere termijn wordt verstaan de verrailing tot tram of metro. In de variantenstudie worden deze opties tegen het licht gehouden. • In de variantenstudie wordt gekeken op welke termijn en onder welke condities de verschillende varianten kunnen worden gerealiseerd. Tot de condities behoren het aantal benodigde reizigers en de daarmee samenhangende noodzaak tot stedelijke intensivering (toevoegen van ruimtelijk programma) in het gebied, de inpassingsmogelijkheden en de kosten. In het variantenonderzoek wordt ook het oplossend vermogen van de al onderzochte snelle veerverbinding (Zaanstad Hembrugterrein naar Amsterdam CS) meegenomen. Het variantenonderzoek heeft het karakter van een Quickscan op basis van bestaand materiaal en ervaringsgegevens over de kosten van de infrastructuur. Parallelle processen • De verkenning HOV-Zaancorridor heeft raakvlakken met verschillende andere studies en corridors in het gebied: de studie van de gemeente Amsterdam naar het doortrekken van metrolijn 50 via de Noordelijke IJoevers, het onderzoek van Rijkswaterstaat naar de OV-variant voor het oplossen van de doorstromingsproblemen op de Ring A10 noord, en de in de OV-visie genoemde studie naar de verbinding van Purmerend via Amsterdam Noord en het Zeeburgereiland naar Amsterdam Zuidoost. Deze studies vallen buiten de scope van de verkenning HOV-Zaancorridor. Studieresultaten uit deze parallel uitgevoerde studies worden indien mogelijk en relevant in deze verkenning meegenomen.
Doel van deze fase van de verkenning is het onderbouwen van de keuze voor een HOV-variant voor de korte/middellange termijn (ca 2015), en het niet onmogelijk maken van relevante opwaarderingen van het OV-systeem op langere termijn (2020-2030). Pagina 6 van 12
MEMO
4. Aanpak Deze fase bestaat uit vijf onderdelen:
A. HOV-busvariant korte termijn. In 2002 zijn door de Stadsregio Amsterdam (toen ROA) een probleemverkenning en een vervoerwaardestudie uitgevoerd. Deze worden geactualiseerd aan de hand van actuele ruimtelijk –economische gegevens, voorziene ruimtelijke ontwikkelingen, mobiliteitsbeleid en ontwikkelingen in mobiliteitsgedrag. Ook gegevens over het bestaande OV en de gevolgen van de ingebruikname van de Noord/Zuidlijn (EENZ-studie) worden meegenomen. De vervoerspotenties van de verbinding worden hiermee onderbouwd. De gemeente Amsterdam (dIVV) is onlangs gestart met het project “verbreding Klaprozenweg”, een belangrijk onderdeel van het tracé. Bezien wordt op welke manier de Verkenning HOV-Zaancorridor en het project Verbreding Klaprozenweg het beste aan elkaar kunnen worden gekoppeld: hierbij worden de inpassingsmogelijkheden voor het tracé verkend. Dit onderdeel wordt nader ingevuld in overleg met de Dienst IVV van Amsterdam.
B. Variantenstudie (Quickscan) Door diverse partijen zijn in het verleden verschillende opties genoemd: een busverbinding, railvarianten zoals het doortrekken van de Noord/Zuidlijn, een snelle veerverbinding. De onderbouwing voor deze varianten verschilt nogal in diepgang en actualiteit. Het is daarom zaak om deze varianten in beeld te brengen en op hun realiteitsgehalte te toetsen. Dit zal gebeuren middels een Quickscan op basis van bestaand materiaal (desk-study en enkele interviews). De volgende varianten zijn in beeld: * doortrekken van de Noord/Zuidlijn naar Zaandam (waarbij ook de gevolgen voor de vervoersvraag op de rest van het Noord/Zuidlijntracé in beeld worden gebracht) * tram noordelijke IJ-oevers naar Zaandam * HOV-bus as Noordelijke IJ-oevers richting Zaandam * HOV-bus as IJdoornlaan met doortrekking naar Zaandam Bij alle varianten wordt doortrekking naar de Zaanse Schans bekeken. In de Quickscan komen de volgende onderwerpen aan bod: • beschrijving varianten • kostenraming op basis van kengetallen en recent gerealiseerde infrastructuurprojecten • oplossend vermogen • benodigd aantal reizigers op basis van kengetallen • vertaling naar gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op basis van kengetallen • Sterkte - zwakte analyse Dit onderdeel wordt uitgevoerd door de Stadsregio Amsterdam
Pagina 7 van 12
MEMO
C. Inventarisatie inpassingsmogelijkheden/ruimtelijke reserveringen in het gebied Gezien de hoge dynamiek van het gebied wordt direct gestart met het in beeld brengen van de ruimtelijke reserveringen, ruimtelijke plannen en mogelijkheden voor de verschillende varianten. Resultaten worden meegenomen in de onder B genoemde Sterkte - zwakte analyse. Zo nodig wordt een “no regret” maatregelenpakket voorbereid specifiek gericht op het niet onmogelijk maken van de verschillende varianten binnen de huidige ontwikkelingen: doel is het reserveren van voorlopige tracés in kritische gebieden. Voor dit onderdeel wordt samengewerkt met de gemeente Zaanstad, stadsdeel Amsterdam Noord en Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam.
D. Quickscan mogelijkheden voor stedelijke intensivering Afhankelijk van de te kiezen varianten moeten de verdichtingmogelijkheden in de verschillende delen van de corridor in beeld worden gebracht. Hier is al veel onderzoek naar verricht. Mogelijkheden en belemmeringen worden in beeld gebracht op basis van bestaand materiaal. Ervaringen elders met de gecombineerde benadering stedelijke verdichting – openbaar vervoer worden in deze Quickscan betrokken. Voor dit onderdeel wordt samengewerkt met de gemeente Zaanstad, stadsdeel Amsterdam Noord en Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam.
E. Verwerven van draagvlak, communicatie De resultaten van m.n. de onderdelen B t/m D geven globaal inzicht in de mogelijkheden en onmogelijkheden voor het realiseren van elk van de verschillende varianten: oplossend vermogen, ruimtelijke inpasbaarheid, consequenties voor de opgave voor ruimtelijke intensivering, orde van grootte van de kosten. Alvorens verder te kunnen gaan met de planstudiefase voor de buscorridor en de verkenningenfase voor de opwaarderingsvarianten is het van belang om met betrokkenen de resultaten te bespreken en het realiteitsgehalte voor de verschillende varianten (inclusief mogelijke fasering) bestuurlijk te toetsen. Juist omdat de verrailingsopties naar verwachting nogal wat betekenen voor de ruimtelijke opgaven in het gebied is het van groot belang om gezamenlijk te bezien waar men (bestuurlijk) de schouders onder wil zetten in de komende periode. De tussenresultaten dienen daarom volop met alle betrokkenen te worden besproken. Omdat dit project een integrale benadering heeft, is agendering in de reguliere gremia daarvoor niet voldoende. In gemeenschappelijke bijeenkomsten moet juist de samenhang tussen verkeer en vervoersaspecten en ruimtelijke ordening aan de orde worden gesteld. Er zijn bijeenkomsten voorzien met: * ambtenaren van de betrokken gemeenten, stadsdeel Noord, provincie NoordHolland en Rijkswaterstaat * externe belanghebbenden zoals vervoersbedrijven en de Reizigers Adviesraad * Regioraadsleden en raadsleden van de betrokken gemeenten en het stadsdeel * bestuurders uit de Stadsregio en de Noordvleugel Dit onderdeel wordt uitgevoerd door de Stadsregio Amsterdam. Pagina 8 van 12
MEMO
5. Projectresultaat eerste fase en doorkijk naar vervolg Beoogd resultaat van deze fase van de Verkenning HOV Zaancorridor is: 1) Selectie van de meest kansrijke en toekomstvaste opwaarderingsmogelijkheden die ofwel niet onmogelijk moeten worden gemaakt voor de verdere toekomst, ofwel waarvoor al een verkenning kan worden gestart in 2009. 2) Een inventarisatie van ruimtelijke reserveringen voor de onder 1 genoemde varianten. 3) De promotie naar de Planstudiefase van de HOV-buscorridor Amsterdam Noord - Zaandam. 4) Een plan van Aanpak voor de volgende fase Deze fase loopt tot maart 2009 (planning: zie paragraaf 7). Afhankelijk van de resultaten kan de volgende fase worden ingevuld. Cruciaal daarbij is de vraag of er inderdaad mogelijkheden zijn voor het starten van een integrale aanpak waarbij stedelijke intensivering een bouwsteen is voor de vergroting van de functionaliteit en capaciteit van een verbeterd OV-systeem en omgekeerd het OV-systeem deze intensivering kan faciliteren. Dit heeft ook gevolgen voor de organisatie van het project, interdisciplinaire samenstelling van het projectteam, trekkerschap enz, en de rol van de Stadsregio Amsterdam daarin. In elk geval zal de feitelijke planstudiefase in het voorjaar van 2009 moeten starten naar minimaal een HOV-bus. Tevens wordt op basis van de verkregen resultaten duidelijk of het Rijk om een bijrage zal worden gevraagd. Als de projectkosten meer bedragen dan €225 miljoen, komt het project in principe in aanmerking voor een Rijkssubsidie en dienen de daarbij behorende procedures te worden gevolgd. Daarnaast is de realisatie van de Zaantangent als HOV busbaan door het Rijk opgenomen in het actieprogramma Regionaal OV. Met dit actieprogramma beoogt het Ministerie van Verkeer en Waterstaat via een extra impuls de verbetering van het regionaal OV te stimuleren. Het actieprogramma richt zich op korte termijn kwaliteitsverbeteringen van het openbaar vervoer die bijdragen aan de groeidoelstellingen. Voorwaarde binnen het Actieprogramma is dat de realisatie uiterlijk 2012 start.
Pagina 9 van 12
MEMO
6. Organisatie en deelnemende partijen De Stadsregio Amsterdam is trekker van de studie. De Portefeuillehouder OV is, namens het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Amsterdam, bestuurlijk opdrachtgever. De ambtelijk opdrachtgever is de Stadsregio Amsterdam, Hoofd Afdeling Infrastructuur. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project ligt bij de projectmanager HOV Zaancorridor. De projectmanager bereidt de stukken voor die aan het Dagelijks bestuur ter vaststelling worden aangeboden. De projectmanager ziet toe op de inhoudelijke kwaliteit van het project en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project conform het door het Dagelijks bestuur vastgestelde Plan van Aanpak. Daartoe beheert de projectmanager het budget en bewaakt de planning. De projectmanager wordt ondersteund door een Interdisciplinair Projectteam bestaande uit medewerkers van de Stadsregio: • medewerker OV-exploitatie, Machiel Kouwenberg 2 dagen per week • medewerker RO, Machiel Kouwenberg 2 dagen per week • medewerker infrastructuur, Pieter Marijt 2 dagen per week • bestuursadviseur, Liesbeth van Heezik ½ dag per week • communicatieadviseur Hedy Luchtmeyer ½ dag per week • projectsecretaris, (vacature) 1 dag per week De deelnemers leveren inhoudelijke expertise binnen hun vakgebied, voeren inhoudelijke werkzaamheden uit en zijn opdrachtgever voor opdrachten aan derden. Indien gewenst formeren zij hiertoe een adhoc-groep waarin ook de betreffende betrokken partijen zitting hebben. De begeleiding van deze fase vindt plaats door een ambtelijke begeleidingsgroep, met deelnemers van de betrokken partijen: • Gemeente Amsterdam, dienst Ruimtelijke Ordening en dienst IVV • Stadsdeel Amsterdam Noord • Gemeente Zaanstad • Gemeente Oostzaan De deelnemers leveren inbreng vanuit de belangen en de positie van hun eigen organisatie, bewaken de integraliteit van het project, zorgen voor verankering van de (tussen) resultaten in de eigen organisatie en adviseren de projectmanager van de Stadsregio Amsterdam (o.a. over dit Plan van Aanpak, de voorbereiding van de bestuurlijke conferentie en de aanpak van de volgende fase). De projectmanager zit de ambtelijke begeleidingsgroep voor. Gevraagde inzet van de deelnemers: ca 1 dag per maand. Er zal externe expertise worden ingehuurd voor het leveren van specifieke inhoudelijke bijdragen. In deze fase gaat het om enkele kleine opdrachten voor het inventariseren en/of actualiseren van bestaand materiaal. Voor de volgende fase wordt de organisatie opnieuw tegen het licht gehouden; de opzet daarvan is afhankelijk van de omvang en aard van de onderzoeksopdracht en de benodigde tijd en expertise in de volgende fase. Pagina 10 van 12
MEMO
7. Activiteiten en Planning De eerste fase bestaat uit de volgende activiteiten: •
Opstarten: PvA, inrichten projectorganisatie, formeren werkgroep en begeleidingsgroep Clasien Slebos juli/augustus
•
HOV-buscorridor: actualiseren probleemverkenning vervoerwaardestudie, aanhaken bij project verbreding Klaprozenweg Machiel Kouwenberg, opdracht uit te besteden aan dIVV augustus t/m december
•
Variantenstudie (quickscan) Pieter Marijt juli t/m oktober
•
Inventarisatie ruimtelijke mogelijkheden/ruimtelijke reserveringen Machiel Kouwenberg, in overleg met DRO, Zaanstad en stadsdeel Noord september t/m november.
•
Quickscan Stedelijke intensivering in relatie met de verschillende varianten op onderdelen van de corridor Uit te besteden aan DRO en gemeente Zaanstad gezamenlijk September t/m november
•
Organiseren draagvlak en communicatie Opstellen communicatieplan, organiseren bijeenkomsten Liesbeth van Heezik, Hedy Luchtmeijer November/december
•
Plan van Aanpak volgende fase Clasien Slebos, December/januari
•
Voorbereiden besluitvorming Clasien Slebos December t/m maart
Pagina 11 van 12
MEMO
8. Projectbegroting 2008 • Uit te besteden deelopdrachten • Junior projectmedewerker • Projectsecretaris • Externe bijeenkomsten` • Onvoorzien TOTAAL
€40.000 €10.000 €10.000 €10.000 €5.000 75.000,-
Projectmanager en werkgroepleden worden betaald uit de formatie van de Stadsregio, kosten drukken niet op het project. Ook voor deelname van aan de begeleidingscommissie worden geen middelen opgenomen. Voor 2009 wordt opnieuw een budget vrijgemaakt.
Pagina 12 van 12