Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, zaaknummer: 54223 kenmerk document: bijlage 6 van 17 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, de manager Dienstverlening, mevrouw W. Velner
V.
V. V.
K'
V.
V. V.
V.
I
K
A
I
L
H'
H'
B
ZUID-(OOST) GEVEL entree-voorgevel(V. = ventilatierooster)
C'
C'
C'
C
C
C
OOST-(NOORD) GEVEL rechter zijgevel (V. = ventilatierooster)
C
D
C
NOORD-(WEST) GEVEL achtergevel (V. = ventilatierooster)
±9300 + = b.k.nok ±8600 + = o.k.nokbalk
zolder
±6430 + = b.k.nokvorst ± 6330 +P = b.k.plafond 2600+vloer 2400+vloer 2100+vloer
V.
1500+vloer
overloop
bibliotheek
2960 + = b.k.vloer
bibliotheek J
2960 + = b.k.vloer V.
V.
V.
slaapkamer
woonkamer
NOORD-(WEST) GEVEL Peil =0 achtergevel (V. = ventilatierooster)
Peil =0
hal
slaapkamer
WEST-(ZUID) GEVEL linker zijgevel (V. = ventilatierooster)
badkamer
E
DOORSNEDE A
V.
DOORSNEDE B
G
H
H
WEST-(ZUID) GEVEL linker zijgevel (V. = ventilatierooster)
PV. panelen
± 4860 + = b.k.nokvorst
2370 + = b.k.vloer
garage berging 100 - P
WEST-(ZUID) GEVEL linker zijgevel
ZUID-(OOST) GEVEL entree-voorgevel
OOST-(NOORD) GEVEL rechter zijgevel
gevel aanzichten
berging / garage
4500 C
B 3920
100
3440
100
3800
D
C
12000
320
C
C 320
C
cv.
8500
2250
badkamer
garage berging 0.9 dr.
100
2600+ vl.
0.4
0.5 0.6
M
2600+ vl.
berging E
C
bijkeuken
woonkeuken
8500
320
4500
7000 3000
12000
doorsnede
NOORD-(WEST) GEVEL achtergevel
drs.
C'
2600+ vl.
11000
1.3
dr.
parkeergelegenheid op eigen terrein
1500+vloer
RM 2100+vloer
100
15500
P
3010
toilet
0.1
bibliotheek dr.
0.2
hal
L
C'
0.7
G
A
2600+vloer 2400+vloer
2600+ vl.
zitkamer
C'
15500
0.3
P= 0
dr.
dr.
11000
4900
slaapkamer
F
dak garage/berging PV panelen ,10,5 m2 op dak oost (r.zijgevel) aanbrengen
overloop 1.1
RM
A
P
0.8
J
H' 4500
H
parkeergelegenheid op eigen terrein
onbenoemde ruimte
H'
I 5500
6500 M 1164
736
M
plattegrond verdieping
plattegrond begane grond = gekoppelde rookmelder (220/230V)
11b
dak overzicht
M 1568
222 M 1
11c
M 1226 M 1227
M 739 10
74 0
RM
12
223 M 1
11d
dr. = dakraam (Velux 118x114)
M 1567 M 907
737
M
11e
M 207 8
VOORSCHRIFTEN
M 208 11
4
M 1458 M 891
- de inbraakwerendheid wordt gewaarborgd; er wordt voldaan aan artikel 2.215
6
6 5
3 M 1803 8
garage berging (parkeren 0,5 P)
M 1804 M 1229
M 742
M 741
M 1802
2
20
M 1323 14
M 749
M 892
22
P
24
P
Sc
schoolstraat 24
M 1331
Z
M 1846
M 758
17
15
M 1330 M 1337
M 1344
M 1341
M 909
M 1338
M 1333
11
M 1336
BADKAMER - vloer geheel betegeld - wanden geheel betegeld tot plafondhoogte
M 1340
M 1847
M 1335
situatie 1:1000 kad.bek.gemeente texel sektie M , nr. 749
2
M 1165
230 M 1
TOILET - vloer geheel betegeld - wand betegeld tot 1,2m + vloer
M 1343
van het bouwbesluit (hang en sluitwerk ramen en deuren minimaal SKG**). - scheidingswanden in de woning tussen verblijfsruimten te voldoen volgens NEN 5077 aan de karakteristieke luchtgeluidnivo voor de geluidsoverdracht dat het verschil niet kleiner is dan 32 dB en het kontaktgeluidsnivo voor de geluidsoverdracht niet groter is dan 79 dB. 4015- sanitaire ruimten uitvoeren 3540 3895 volgens bouwbesluit wandafwerking toilet tot min. 1200mm hoogte, badkamer tot min.1800mm hoogte doucheruimte tot min.2100mm hoogte. - alle binnendeuren min.netto opening breedte 850mm en hoogte 2300mm uitgezonderd de meter/kast/bergingsdeuren, - alle beglazing van de buitenkozijnen uitvoeren met dubbel glas (HR++) - trap beg.gr. naar verd; treden brandklasse II, optrede 185, aantrede 230mm - meterkast volgens voorschriften nutsbedrijven met groepenverdeelkast/afsluiting gas en water - telefoon en CAI aansluiting in tenminste 2 verblijfsgebieden aanbrengen - woning volgens art 3.17 van het bouwbesluit uitvoeren tegen ratten en muizen - hoofddraagkonstruktie volgens NEN 6700/6702. - Rc waarden nieuwe wanden dak en vloer minimaal 3,5 m2K/W
M 1332
M 1334
VENTILATIE/VERBRANDINGSGASSEN volgens NEN 1078 NEN 2757
1
M 759
7
324 M 1
764
GASAANSLUITING - opstelplaats kooktoestel keuken - cv ketel volgens NEN 1078
M 762
27
KOUDWATER - toiletten - fontein - toilet badkamers - douches - bad - wastafel badkamers - wasmachine - cv ketel volgens NEN 806 NEN 1006
CV INSTALLATIE volgens NEN 3028
29
tuinwal
21 M 13
WARM- + KOUDWATER - aanrecht keuken - aanrecht bijkeuken - wastafel badkamers - bad - douches
O
M
W
25
M 762
19
3
M 1326
28 M 13
21
23 aanleg bestrating tbv. ontsluiting parkeerterrein
M 1325 raat hoolst
27 M 13
N
M 756
4
12
16
18 M 748
M 1556
M 754
M 744
M 1809
26
M 1557
M 1322
M 1810
1
P M 749 M 749
M 1339
6500
K'
13
I
M
K
M 1329
H
hekwerk rondom trapgat minimaal 1000mm boven vloer en niet overklauterbaar hor. openingen niet groter dan 100mm
1.2
4500
woonkamer
320
B
M 1231
bouw stolpboerderij Schoolstraat 26 te Oosterend texel opdrachtgever: dhr. W. Ploeg sr. C. Bremerstraat 27 1797 AX Oosterend
plattegrond,gevels doorsnede 1:100 situatie 1:1000
dd: 30-10-2012 gew: 12-04-2013 05-09-2013 30-09-2013 02-10-2013 05-12-2013 17-01-2014 26-08-2014 werknummer
ELEKTRA volgens NEN 1010
12-122A tekeningnummer
B-1
Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, zaaknummer: 54223 kenmerk document: bijlage 10 van 17 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, de manager Dienstverlening, mevrouw W. Velner
Ruimtelijke onderbouwing ‘Stolpwoning Schoolstraat 26’, Oosterend Gemeente Texel Definitief
Ruimtelijke onderbouwing ‘Stolpwoning Schoolstraat 26’, Oosterend Gemeente Texel Definitief
Rapportnummer:
211x06297.068478_3
Datum:
27 augustus 2014
Contactpersoon opdrachtgever: De heer P. Buijsman Projectteam BRO:
Jochem Visser
Trefwoorden:
Ruimtelijke onderbouwing, omgevingsvergunning, Schoolstraat , nieuwbouw woning, Texel.
Bron foto kaft:
BRO Abstract 4
BRO Vestiging Amsterdam 1058 AA Amsterdam Baarsjesweg 224 T +31 (0)20 506 19 99 F +31 (0)20 506 19 90 e-mail:
[email protected]
SAMENVATTING EN ADVIES
Aan de Schoolstraat 26 te Oosterend liggen een aantal opstallen. De initiatiefnemer is voornemens deze te slopen en er een nieuwe woning plus garage te realiseren. Deze ontwikkeling past niet binnen de kaders van de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen. De strijdigheid ziet toe op het gebruik, hoogtes en te bouwen oppervlak. Om de strijdigheden op te heffen zal de initiatiefnemer een omgevingsvergunning indienen, ter onderbouwing van het initiatief is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Hierin wordt gemotiveerd waarom kan worden afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. In de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op beleidskaders, milieuaspecten, flora en fauna en archeologie. Bij de meeste onderdelen kan worden geconcludeerd dat ze geen belemmering vormen voor de gewenste uitbreiding. Een punt van aandacht is archeologie, de gemeente Texel zal moeten besluiten of er vervolgonderzoek nodig is (en dit als bindende voorwaarde op te nemen in de omgevingsvergunning). Zij kan ook besluiten om dit niet plaats te laten vinden. Vanuit ruimtelijke oogpunt luidt de conclusie dan ook dat er, behoudens het genoemde aandachtspunt, geen bezwaar is tegen de gewenste ontwikkeling. In de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op beleidskaders, milieuaspecten, flora en fauna en archeologie. Bij al deze onderdelen kan worden geconcludeerd dat ze geen belemmering vormen voor de gewenste uitbreiding. Vanuit ruimtelijke oogpunt luidt de conclusie dan ook dat er geen bezwaar is tegen de gewenste ontwikkeling.
Samenvatting en advies
Inhoudsopgave
pagina
SAMENVATTING EN ADVIES
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Plangebied 1.3 Geldend bestemmingsplan
3 3 3 4
2. PLANBESCHRIJVING 2.1 Bouwgeschiedenis en historie van de omgeving 2.2 Beschrijving omgeving 2.3 De ontwikkeling
7 7 7 7
3. BELEIDSKADER 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
13 13 13 17
4. HAALBAARHEID 4.1 Milieuaspecten
19 19 19 20 21 21 23 24 24
4.1.1 Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling 4.1.2 Bodem 4.1.3 Akoestiek 4.1.4 Lucht 4.1.5 Externe veiligheid 4.1.6 Bedrijvigheid 4.2 Overige aspecten
24 26 30 32 32
4.2.1 Flora en fauna 4.2.2 Water 4.2.3 Monumenten en archeologie 4.2.4 Verkeer en parkeren 4.2.5 Duurzaamheid
5. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Inhoudsopgave
33
1
BIJLAGEN Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek Bijlage 2: Quickscan Flora en Fauna Bijlage 3: Archeologisch bureauonderzoek Bijlage 4: Watertoets Bijlage 5: Akoestisch onderzoek
2
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doel Aan de Schoolstraat 26 te Oosterend ligt een woning. De initiatiefnemer is voornemens deze woning, met opstallen, te slopen en te vervangen door een nieuwe stolpwoning met garage. Deze ontwikkeling past niet binnen de kaders van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Het is mogelijk om af te wijken van de vigerende bestemmingsplannen middels een projectafwijkingsprocedure. Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing nodig.
1.2 Plangebied Het plangebied is gelegen aan de Schoolstraat 26, aan de westkant van de kern Oosterend, gemeente Texel. Het perceel waar het plangebied zich bevindt bestaat in de huidige situatie uit een tuin met daarop een aantal opstallen waaronder de bestaande woning. In figuur 1 is een luchtfoto opgenomen met het plangebied aangeduid.
Figuur 1. Ligging plangebied (bron: Image © Aerodata International Surveys, © 2009 Google)
Hoofdstuk 1
3
1.3 Geldend bestemmingsplan Ter plaatse van de ontwikkeling geldt nu nog het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel’1 (vastgesteld op 9 juli 1996 door de gemeenteraad van Texel en goedgekeurd op 25 februari 1997 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland). Hierna zijn er twee herzieningen geweest, de eerste herziening is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 december 1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1 juli 1997. De tweede herziening is vastgesteld op 14 juli 1998 door de gemeenteraad en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 december 2001. Op het perceel Schoolstraat 26 ligt de bestemming ‘agrarisch gebied, categorie 3, klasse a, b en h’. De gronden met deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt en ingericht worden voor: Agrarische gronden met landschappelijke waarden. De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor agrarische doeleinden, met de bijbehorende bebouwing waaronder bedrijfsgebouwen, dienstwoningen en bijgebouwen. De gebouwen mogen alleen binnen bebouwingsvlakken worden opgericht. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter en de nokhoogte niet meer dan 10 meter. Er geldt een minimum dakhelling van 20 graden.
Figuur 2: Uitsnede plankaart.
1
Na vaststelling van het bestemmingsplan Oosterend Texel (14 februari 2014) is dat het vigerende plan.
4
Hoofdstuk 1
Het bouwen van de stolpwoning en garage past niet binnen het geldende bestemmingsplan. De strijdigheid zit in: het gebruik, een woonfunctie ter plaatse van een bestemming voor agrarische doeleinden. bouwmogelijkheden, er is geen bouwvlak ter plaatste van het projectgebied. Een ondergeschikt bouwdeel, het gevelelement ligt op circa op 5,1 meter. De goothoogte is niet hoger dan 3 meter en is hiermee niet strijdig. Hetzelfde geldt voor de nokhoogte. Middels een omgevingsvergunning kan medewerking worden verleend. Voorliggend rapport vormt de ruimtelijke onderbouwing welke onderdeel vormt van de aanvraag om omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 1
5
6
Hoofdstuk 1
2.
PLANBESCHRIJVING
2.1 Bouwgeschiedenis en historie van de omgeving Het projectgebied is gelegen op het perceel aan Schoolstraat 26 te Oosterend. Het dorp Oosterend is ontstaan in de 11e eeuw op een tot terp opgehoogde keileemhoogte. Van oorsprong is het een agrarisch dorp. De boeren vestigde zich op de hogere gronden. De Maartensekerk stamt uit de middeleeuwen. De visserij kenden in het midden van de 19e eeuw een bloeiperiode in Oosterend. Tegenwoordig is het dor het dorp veel minder afhankelijk van de visserij. Het dorp heeft dan ook geen eigen haven meer. Het heeft toeristisch minder toeloop dan De Koog of Den Burg, maar trekt wel gasten aan die de oude dorpskern en de oude Maartenskerk komen bezichtigen. De opstallen die nu op het perceel staan zijn gebouwd omstreeks 1946.
2.2 Beschrijving omgeving Het projectgebied ligt aan de westkant van Oosterend. Het buitengebied van Texel ligt ten westen en zuiden van het projectgebied. Aan de oostzijde bevindt zich de woonkern Oosterend. Iets ten noorden van het project gebied liggen een aantal sportvelden. De directe omgeving van het projectgebied is gemengd, maar kent in hoofdzaak een woonfunctie. Er liggen geen bedrijven op korte afstand van het projectgebied. De kern Oosterend heeft voldoende voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen. Verder beschikt de kern over 5 kerkgebouwen (waarvan er één niet meer in gebruik is), een aantal restaurants en de al eerder genoemde sportvelden en een dorpshuis. Oosterend is met de auto en fiets goed bereikbaar vanuit alle kernen op Texel. Er is ook een openbaar vervoerverbinding. Met deze verbinding is onder andere Den Burg en de haven te bereiken, maar ook bijvoorbeeld Cocksdorp.
2.3 De ontwikkeling De ontwikkeling betreft de bouw van een nieuwe stolpwoning en een garage, de bestaande woning wordt hierdoor vervangen. Naast de stolpwoning wordt er ook een garage gebouwd. In figuur 3 zijn de bestaande opstallen afgebeeld.
Hoofdstuk 2
7
Figuur 3. Foto bestaande opstallen. Deze zijn duidelijk vervallen, en zichtbaar vanuit het landelijk gebied.
Te slopen bebouwing Op het perceel zijn een aantal opstallen aanwezig. Deze zijn er zeer slecht aan toe en worden gesloopt. Ligging De nieuwe woning wordt grotendeels gerealiseerd op de plek van de huidige opstallen, aan de westzijde van het perceel. De garage komt aan de oostzijde te liggen. In figuur 3 is te zien hoe de gebouwen op het perceel zijn geprojecteerd. In de toekomstige situatie zal het perceel met de auto bereikbaar zijn. Om dit mogelijk te maken wordt er een toegangsweg op eigen terrein aangelegd. Deze sluit aan op de toekomstige verharding welke wordt aangelegd ten behoeve van de uitbreiding van de kerk aan de Schoolstraat 29. Het perceel grenst aan het landelijk gebied, in een zone waar sprake is van een overgang van dorps- naar landelijk gebied. Met de sloop van de bestaande opstallen is er sprake van duidelijke verbetering in ruimtelijke kwaliteit. De opstallen zijn zeer slecht onderhouden en worden vervangen door nieuwe bebouwing met een uitstraling die past bij het dorp en het landelijk gebied, en daarmee in de overgangszone. Verderop in deze paragraaf wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing.
8
Hoofdstuk 2
Beschrijving woning en garage De woning bestaat in feite uit een voorhuis en achterhuis. Hiermee is de opzet gelijk aan dat van een klassieke boerderijwoning waar het voorhuis voor wonen diende en het achterhuis als opslag en dergelijke. Het voorhuis bestaat uit een klassiek vormgegeven 2-laags gebouw, bestaande uit een begane grond en één verdieping. Het achterhuis bestaat uit een begane grond met één verdieping die onder een zogenaamde tentdak ligt. De garage staat vrij van de woning, hiermee doet de opzet denken aan dat van een boerenerf met daarop een woning en een stal (nu in de vorm van garage). Het materiaal gebruik is natuurlijk en herkenbaar in de streek.
Figuur 4. Ligging woning en garage.
De woning heeft een oppervlakte van 166 m2. De oppervlakte van de garage/ berging is 36 m2. In december 2013 is het plan aangepast, dit naar aanleiding van opmerkingen van de welstandscommissie. Hiermee kan verondersteld worden dat de welstandscommissie akkoord is.
Hoofdstuk 2
9
Figuur 5. Gevelaanzichten stolpwoning met garage
Inpassing in het landschap De garage en een deel van de stolpwoning wordt gerealiseerd in stedelijk gebied. Een deel van de nieuwe stolpwoning ligt in het kleileemlandschap (voor het overige ligt de woning in het stedelijk gebied). Dit landschap is ontstaan door eerst de vorming van de stuwwallen en later de afzetting van landijs, met een pakket van vermalen grind, keien en zand (grondmorene). Op deze manier ontstonden zogenaamde pleistocene keileembulten op Texel. Het landschaps-DNA wordt in de leidraad als volgt omschreven: Historische structuurlijnen: Het unieke tuunwallenlandschap van de Hooge Berg. De onregelmatige blokverkaveling waarbij kavels worden afgezoomd met steile grasdijken verschaft het tuunwallenlandschap haar kenmerkende mozaïek. Onregelmatige verkaveling- en dorpstructuur van wegdorpen op Texel en Wieringen. Wierdijk als historische waterkering aan de zuidzijde van het voormalige eiland. Afsluitdijk als scherpe lijn door het water. Cultuurhistorische objecten: Schapenboeten binnen de onregelmatige blokverkaveling op Texel. Drinkputten voor vee (schapen) binnen de onregelmatige blokverkaveling op Texel. Twee wezenputten binnen de onregelmatige blokverkaveling op Texel nabij Brakenstein aan de Skilsloot waar in de VOC tijd ijzerhoudend drinkwater werd gewonnen ten bate van scheepsbevoorrading op de rede van Texel. Stolpboerderijen van het Wieringer type als identiteitsbepalende onderdelen van de nederzettingen en het hoge land daarbuiten op Wieringen.
10
Hoofdstuk 2
Wierschuren (Wieringen), drinkputten, eendenkooien. Wallen en singels (wieningen) binnen kleinschalige verkaveling. De Schans en haar biotoop, met bijbehorende werken.
Openheid: Landschappen van de lage zandopduikingen (Wieringen, Texel). Open en vlak landschap. Stuwwal met keileem. Mate van openheid: landschap met een open tot zeer open karakter. Het grootste deel van de hierboven genoemde DNA onderdelen komt niet terug binnen het plangebied en worden dus ook niet aangetast door de ontwikkeling. Voor wat betreft de openheid van het gebied valt de projectlocatie onder de noemer ‘open’. Daarnaast wordt het gebied gekenmerkt als ‘stiltegebied’. Bij het bepalen van de locatie van de nieuwe woning is bedacht dat deze zoveel als mogelijk op dezelfde plek moet komen te liggen als de te slopen opstallen. Om die reden ligt het grootste deel van de woning binnen het stedelijk gebied. Een klein deel van de woning ligt hier buiten, dus in het kleileemlandschap. Vanwege de geringe omvang, en het feit dat het perceel aan deze zijde is afgezoomd met een bomenrij is er feitelijk geen inbreuk op gebied buiten het stedelijk gebied. Ten aanzien van het aspect stiltegebied wordt opgemerkt dat het gebruik van een woning geen tot nauwelijks lawaai met zich meebrengt. Verder verandert er feitelijk niets aan de situatie: immers er mag nu ook al gewoond worden op het perceel. Hiermee is de stolpwoning goed inpasbaar in een stiltegebied. Voor wat betreft het open karakter wordt als eerste vastgesteld dat de nieuwe stolpwoning wordt gebouwd ter plaatse van de te slopen opstallen. De nieuwe woning is weliswaar groter maar het formaat is zodanig dat de openheid zoveel als mogelijk wordt gerespecteerd. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de nieuwe woning aansluitend aan de kern Oosterend wordt gebouwd, in de overgangszone van dorp naar het buitengebied. Het aspect openheid van een gebied is daardoor minder sterk aanwezig dan op een plek midden in het buitengebied. Volgens de leidraad Landschap & Cultuurhistorie (zie ook paragraaf 3.2) moet bij gebouwen hoger dan 12 meter de visuele impact worden beoordeeld. Voorliggende ontwikkeling is iets meer dan 9 meter op zijn hoogste punt, en daarmee substantieel lager dan deze 12 meter. Het overgrote deel van de nieuwe stolpwoning wordt aan het zicht onttrokken door de groenvoorzieningen (bomen) die aan de noord- en westzijde van het perceel staan. Bij het ontwerp is hier rekening mee gehouden met eventueel zicht op de
Hoofdstuk 2
11
woning. De woning is klassiek vormgegeven en daarmee inpasbaar in het Texelse landschap. Hetzelfde geldt voor de te bouwen garage. Alhoewel het perceel niet in gebruik is als agrarisch perceel kan worden vastgesteld dat de vormgeving van de nieuwe stolpwoning sterk doet denken aan een agrarisch bedrijf. De garage doet denken aan een bij een boerderij horende stal. Hiermee wordt verwezen naar de agrarische identiteit van de omgeving. De ontwikkeling past vanuit het oogpunt van beeldkwaliteit goed in omgeving. De toegangsweg naar het perceel is niet te zien vanaf het landelijk gebied omdat deze gelijk ligt met maaiveld. Eventuele auto’s die op eigen erf worden geparkeerd staan of in de garage, of het zicht wordt door de bomen onttrokken Doordat het perceel waar de uitbreiding op plaats vindt aan een aantal zijden wordt ‘afgezoomd’ met groenvoorzieningen/ bomen, en er bij de vormgeving nadrukkelijk aandacht is besteed aan de relatie met omringende bebouwing, kan gesteld worden dat er veel aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Hierdoor blijft de openheid van het gebied intact.
12
Hoofdstuk 2
3.
BELEIDSKADER
3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, aangeboden aan de Tweede Kamer op 14 juni 2011) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. In de Structuurvisie wordt aangegeven in welke infrastructuurprojecten de komende jaren wordt geïnvesteerd en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie vervangt meerdere rijksnota's waaronder de in paragraaf 3.1 genoemde Nota Ruimte. Conclusie De beleidsvrijheid die het Rijk biedt aan provincies en gemeenten voor gebieden buiten de nationale ruimtelijke hoofdstructuur wordt ingevuld in provinciaal en gemeentelijk beleid. De uitbreiding zal dan ook aan provinciaal en gemeentelijk beleid worden getoetst. Hiermee past de ontwikkeling binnen de kaders die het Rijk stelt.
3.2 Provinciaal beleid Structuurvisie Noord-Holland 2040 De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en bevat algemene regels voor de hele provincie Noord-Holland. De provincie stelt voornamelijk regels voor het gebied buiten Bestaand bebouwd gebied (BBG) waarbij ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Indien ontwikkelingen buiten BBG worden beoogd dient een ontheffing van GS te worden aangevraagd. Het projectgebied is voor een belangrijk deel binnen BBG gelegen. De garage ligt hier volledig binnen. Een deel van de woning ligt niet binnen BBG, maar in een gebied dat bestemd is voor gecombineerde landbouw. Binnen dit gebied wordt door de provincie meer ruimte geboden voor nieuwe economische activiteiten (verbreding). Vormen van deze activiteiten zijn agrarisch natuurbeheer, landschapsbehoud, recreatie, verkoop aan huis, verwerking van producten, zorg, educatie en energie. Zoals uit figuur 5 blijkt, is de bestaande woning wel in bestaand bebouwd gebied gebouwd.
Hoofdstuk 3
13
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie De verordening (vastgesteld 21 juni 2010) is opgesteld omdat de provincie in het belang van een goede ruimtelijke ordening het noodzakelijk acht algemene regels vast te stellen betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen.
Figuur 6. Uitsnede provinciale verordening, het roze gebied betreft ‘Bestaand Bebouwd Gebied’
Dit geldt ten aanzien van onderwerpen in zowel het landelijk als het stedelijk gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, zullen zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening. Een klein deel van de nieuwe stolpwoning ligt in het buiten bestaand bebouwd gebied, volgens de provinciale verordening. Het gaat slechts om enkele m2’s oppervlakte dat buiten bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd. Volgens de verordening (artikel 14) kan de provincie ontwikkelingen toestaan binnen landelijk gebied indien is aangetoond dat de beoogde ‘verstedelijking’ niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Hierbij dient ruimtelijke kwaliteit bewaakt te worden. Daarnaast beoordeelt de provincie dergelijke ontwikkelingen op de nut en noodzaak. Ook moet (conform artikel 15) worden voldaan aan de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. In dergelijke gevallen wordt door Gedeputeerde Staten advies gevraagd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling.
14
Hoofdstuk 3
Conclusie Slechts een klein deel van de stolpwoning ligt in het landelijk gebied en buiten bestaand bebouwd gebied. Hieronder wordt ingegaan op de nut en noodzaak van de ontwikkeling en wordt gemotiveerd waarom volledige nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied niet tot de mogelijkheden behoort. De huidige opstallen zijn in het verleden in gebruik geweest voor wonen. Op de foto in figuur 3 is duidelijk te zien dat deze opstallen onbewoonbaar zijn vanwege de vervallen staat. Het opknappen van deze opstallen weegt niet op tegen volledige nieuwbouw. Door nieuwbouw op het perceel te ontwikkelen kunnen bouwtechnisch kwalitatief hoogstaande gebouwen worden gerealiseerd wat een impuls betekent voor het perceel, en het aanzicht van het dorp. Vanuit het oogpunt van een efficiënte inrichting van het perceel wordt een minimaal deel van de nieuwe woning buiten bebouwd gebied gerealiseerd. Dit is mogelijk indien er in het bestemmingsplan wordt ingegaan op de landschappelijk inpassing. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling in de omgeving. Uit de daar opgenomen afweging blijkt dat het landschaps DNA wordt gerespecteerd en gevolgd wordt en dat er sprake is van een landschappelijke inpassing. Samengevat komt dat op het volgende neer: Doordat het perceel waar de uitbreiding op plaats vindt aan een aantal zijden wordt ‘afgezoomd’ met groenvoorzieningen/ bomen, en er bij de vormgeving nadrukkelijk aandacht is besteed aan de relatie met omringende bebouwing, kan gesteld worden dat er veel aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Hierdoor blijft de openheid van het gebied intact. Dit laatste is een kernwaarde van het gebied. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied gehandhaafd. En doordat de zeer slecht onderhouden opstallen worden gesloopt, en worden vervangen door kwalitatief hoogstaande nieuwbouw, is er sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Om die reden kan dan ook worden afgeweken van de provinciale verordening voor wat betreft het bouwen buiten bestaand bebouwd gebied. In paragraaf 4.2.3 wordt het aspect archeologie nadrukkelijk behandeld. Samen met de overige aspecten die in voorliggend rapport worden behandeld wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling kan worden gerealiseerd in het landelijk gebied, mede omdat deze niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd (zie paragraaf 2.3). Aanvullend wordt opgemerkt dat de gemeente Texel een nieuw bestemmingsplan Oosterend Texel in voorbereiding heeft. Dit wordt vastgesteld op 14 februari 2014. Binnen dit bestemmingsplan heeft het perceel waar de nieuwe woning wordt gerea-
Hoofdstuk 3
15
liseerd de bestemming Wonen. Nu de provincie Noord-Holland geen reactieve aanwijzing of zienswijze op dat onderdeel heeft ingediend, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat zij geen bezwaar heeft op de ontwikkeling van een woning op voorliggend perceel. Immers: na vaststelling van het bestemmingsplan Texel Oosterend zal het perceel in principe deel gaan uitmaken van het bestaand bebouwd gebied. Leidraad en informatiekaart landschap en cultuurhistorie Uitgangspunt voor de provincie Noord-Holland bij ruimtelijke ontwikkelingen is ‘ontwikkelen met behoud van identiteit en kwaliteit’. Dat betekent dat bewust zijn van de karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen en de dorpen. Die kwaliteiten moeten als uitgangspunt van ruimtelijke plannen worden genomen. De provinciale visie op ruimtelijke kwaliteit en de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen en dorpen van Noord-Holland zijn vastgelegd in de leidraad. Onderdeel van de leidraad is de informatiekaart. Blijkens deze informatiekaart is de ontwikkeling gelegen in een gebied met aardkundige waarden (aardkundig monument). Ook is het gebied gelegen in een gebied met archeologische verwachtingen. In paragraaf 4.2.3 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie. Verder heeft het gebied nog het kenmerk ‘open’ (openheid). Bewust omgaan met visuele verstedelijking en verrommeling is de beleidslijn: bescherming van de open tot zeer open landschappen tegen visuele verstedelijking en verrommeling door te beoordelen op visuele impact bij: (1) ontwikkeling van bebouwing hoger dan 12 meter aan de randen van het bebouwde gebied (bedrijventerreinen e.d. inbegrepen); (2) allocatie en ontwikkeling van hoogbouw binnen de bebouwde kom; (3) allocatie en ontwikkeling van gebouwen en technische elementen (windturbines e.d.) hoger dan 12 meter in het landelijk gebied. De voorliggende ontwikkeling is gelegen in het landelijk gebied en lager dan 12 meter, de visuele impact hoeft niet nader te worden beoordeeld. Tot slot is het kenmerk ‘stilte gebied’ toegekend aan het projectgebied. Dit ziet toe op ecologie. In paragraaf 2.3 en 4.2.1 is aan het onderwerp ‘stilte gebied’ aandacht besteed. Conclusie Het project ligt in een gebied dat is aangewezen als aardkundig monument. Aardkundige monumenten worden beschermd door de Provinciale Milieuverordening (PMV). Het is in principe verboden in of op een aardkundige monument, handelingen te verrichten, die het aardkundig monument kunnen aantasten.
16
Hoofdstuk 3
Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van dit verbod als naar hun oordeel het aardkundig monument door de beoogde handeling minimaal zal worden aangetast. De initiatiefnemer heeft ontheffing van het verbod reeds aangevraagd. Het ontwerpbesluit ligt ter visie van 13 december 2013 tot 24 januari 2014. Onder de uitbreiding wordt geen kelder gerealiseerd, het aardkundig monument wordt niet aangetast. In het kader van de bouwwerkzaamheden is het mogelijk dat er handelingen worden verricht die het aardkundig monument kunnen aantasten. Deze beoordeling valt buiten het bereik van de ruimtelijke onderbouwing, en dient dan ook plaats te vinden volgens het aanvraagformulier ‘Aanvraag om ontheffing in het kader van Artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening’. Aan de aspecten die in de leidraad genoemd worden wordt in voorliggende ruimtelijke onderbouwing uitgebreid ingegaan. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling geen belemmering vormt op de aspecten die genoemd worden in de leidraad.
3.3 Gemeentelijk beleid Texel op koers, structuurvisie 2020 In de gemeentelijke structuurvisie wordt het toekomstbeeld van de gemeente geschetst. Dit beeld is een vitaal en springlevend eiland, met vitale dorpen. De kern Oosterend is een van deze vitale dorpen, dit houdt in dat de gemeente het belangrijk vindt dat dit dorp ook in de toekomst vitaal blijft. Goede (en voldoende) woningen maken hier deel vanuit. Immers, vervallen woningen zorgen voor leegstand en een gevoelsmatig kwalitatief mindere goede leefomgeving. De nieuwbouw aan de Schoolstraat 26 geeft een kwaliteitsimpuls, niet alleen aan het plangebied zelf, maar ook aan de kern Oosterend. Conclusie De ontwikkeling draagt bij aan de gemeentelijke ambitie van vitale dorpen. Door een kwalitatief hoogstaande woning te bouwen wordt er een bijdrage geleverd aan deze ambitie. Welstandnota Texel De welstandsnota van de gemeente dient als toetsingskader en sturingsinstrument waar het gaat om ruimtelijke kwaliteit. Het uitgangspunt is om de burger zoveel mogelijk ruimte te bieden maar de gemeente Texel tegelijkertijd wel sturingsmogelijkheden te bieden. Bij de welstandsnota hoort een welstandskaart. Het gebied waar de woning plus garage wordt gerealiseerd is gelegen in welstandsvrij gebied. In deze gebieden hoeft geen rekening met welstand te worden gehouden (met uit-
Hoofdstuk 3
17
zondering van bepaalde objecten, bijvoorbeeld monumentale boerderijen). Daarnaast geldt er een excessenregeling, deze houdt in dat het college van Burgemeester en wethouders kunnen aanschrijven indien er in ernstige mate strijd is met redelijke eisen van welstand. Conclusie In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning is het bouwplan voorgelegd aan de welstandscommissie. Naar aanleiding van opmerkingen (november 2013) is het ontwerp aangepast. De commissie heeft het plan positief beoordeeld. Welstand vormt geen belemmering voor de voorliggende nieuwbouw. Bestemmingsplan Oosterend Texel (ontwerp bestemmingsplan 1 oktober 2013) De gemeente Texel is voornemens een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor de kern Oosterend. Het voorbereidingsbesluit is vastgesteld op 18 september 2013. Blijkens de verbeelding die bij het ontwerp bestemmingsplan hoort is de gemeente al van zin de gronden Schoolstraat 26 volledig te bestemmen als Wonen. Hiermee sorteert de gemeente al voor op de voorliggende ontwikkeling, voor wat betreft de functie. De bouwregels zijn echter niet ruim genoeg om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Conclusie Het toekomstig ruimtelijke regime ter plaatse van Schoolstraat 26 laat de functie wonen toe. Alleen qua maatvoering past de gewenste ontwikkeling niet. Ook na vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan (voorzien op 14 februari 2014) zal er een uitgebreide omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd.
18
Hoofdstuk 3
4.
HAALBAARHEID
4.1 Milieuaspecten 4.1.1 Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.beoordeling nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden: dan is het opstellen van een MER nodig. Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. De voorliggende ontwikkeling valt niet onder de lijst C ‘Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is’. Drempelwaarden Lijst D Er is sprake van de bouw van een woning plus garage . Derhalve wordt getoetst aan activiteit D 11.2: in het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare. Het is duidelijk dat de ontwikkeling ver beneden de drempelwaarde blijft. Gevoelig gebied In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een Bèlvéderegebied.
Hoofdstuk 4
19
Milieugevolgen In de volgende paragrafen van hoofdstuk 4 zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen. Er spelen geen relevante, zwaarwegende ontwikkelingen in de nabijheid van het plangebied. Van cumulatie met enige ander ontwikkeling zal dan ook geen sprake zijn. 4.1.2 Bodem Een beoordeling van de haalbaarheid is verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name bodemonderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwwerk waar een omgevingsvergunning voor moet worden aangevraagd niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico’s voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Bodemonderzoek De initiatiefnemer heeft een verkennend bodemonderzoek 2 laten uitvoeren ter plaatse van het projectgebied. In het navolgende worden de resultaten en conclusie kort weergegeven. Het volledig onderzoek is opgenomen in de bijlage. Zowel het maaiveld ter plaatse van de verrichte boringen als de opgeboorde grond is zintuigelijk geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen. Ter plaatse van de verrichte boringen zijn, op het maaiveld en in de grond, geen aanwijzingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van asbest. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, zink, PAK en minerale olie aangetoond. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetoond. In het grondwater zijn van nature licht verhoogde concentraties aan barium en zink aangetoond.
2
Ingenieursbureau Asma, Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend, projectcode 11019, 10 april 2013
20
Hoofdstuk 4
Conclusie Uit het rapport blijkt dat de verhoogde gehalten geen risico vormen voor de volksgezondheid en/of het milieu. De milieuhygiënische kwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen nieuwbouw. 4.1.3 Akoestiek Bij een ruimtelijke ontwikkeling is het conform de Wet geluidhinder (WGH) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet Geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld (bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden. Onderzoek Er heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai plaatsgevonden (zie bijlage). Uit het onderzoek blijkt dat alleen het geluid als gevolg van de Nesweg onderzocht hoeft te worden. De geluidsbelasting op de gevel als gevolg van het wegverkeer op de Nesweg is berekend op 112 meter uit de as van de Nesweg. Het maatgevend Lden is volgens de berekening 40 dB. Na de aftrek van 2dB conform artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt de geluidsbelasting 38 dB als gevolg van het wegverkeer op de Nesweg. De grenswaarde van 48dB wordt hiermee niet overschreden. Conclusie Er wordt ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet Geluidhinder. Op grond van de berekeningsresultaten behoeven in deze situatie geen bijzondere maatregelen getroffen te worden. Conform het Bouwbesluit moet de geluidsbelasting in een nieuwe woning langs bestaande wegen voldoen aan een binnenwaarde van ten hoogste 33 dB. 4.1.4 Lucht Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Hoofdstuk 4
21
a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging; d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen. Bij het toetsen aan de bovengenoemde aspecten is in het kader van de ruimtelijke ordening met name het aspect genoemd onder c. van belang. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AmvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). In deze AmvB en mr is vastgelegd, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project geen toename van de concentratie veroorzaakt van meer dan 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 g/m3 voor zowel fijn stof en NO2. NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM (niet in betekenende mate bijdragen) valt is geen verdere toetsing nodig. Het project is in ieder geval NIBM. Volgens voorschrift 3A.2 is een project met minder dan 1.500 woningen, bij minimaal 1 ontsluitingsweg, een NIBM project. De voorliggende ontwikkeling betreft het realiseren van een woning plus garage. Hiermee valt dit project ruimschoots binnen voorschrift 3A.2 en kan vastgesteld worden dat het project ‘niet in betekenden mate’ bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Conclusie Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is geen belemmering ten aanzien van de ontwikkeling.
22
Hoofdstuk 4
4.1.5 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen3 vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer. Risicobronnen in de omgeving Volgens de risicokaart (www.risicokaart.nl) zijn er geen risicovolle inrichtingen in de omgeving van het projectgebied gelegen. Het projectgebied ligt dan ook niet binnen de invloedssfeer van risicovolle inrichtingen. Het projectgebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Op een afstand ruim 1.300 meter is een buisleiding (W-579-01-KR-037) gelegen. Het projectgebied ligt niet in de invloedssfeer van deze buisleiding. Plaatsgebonden risico Er is geen sprake van een toename van het plaatsgevonden risico, immers de uitbreiding vindt niet plaats binnen een PR 10-6 contour van een risicovolle inrichting. Groepsrisico Voordat de nieuwe woning wordt gebouwd zal de bestaande worden gesloopt. Naar verwacht zal hetzelfde aantal mensen de woning blijven bewonen. Er zijn dan ook geen gevolgen voor het groepsrisico. De ontwikkeling lig immers niet binnen de invloedsfeer van de hierboven beschreven risicobronnen. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen uitbreiding.
3
Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
Hoofdstuk 4
23
4.1.6 Bedrijvigheid Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering van de VNG4’. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een milieugevoelige bestemming dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Ten noorden het plangebied liggen sportvelden. Deze liggen op een afstand van circa 90 meter van de nieuwe woning. De richtafstand voor sportvelden is 50 meter. Verder zijn er geen bedrijven of inrichting in de nabijheid van de ontwikkeling die een belemmering vormen voor de woonfunctie. Conclusie Vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering is er geen belemmering ten aanzien van de uitbreiding.
4.2 Overige aspecten 4.2.1 Flora en fauna Algemeen Er heeft een quickscan flora en fauna plaatsgevonden. Deze bestond uit een bureaustudie en een veldbezoek. In de bijlage is de quickscan opgenomen. Voor de leesbaarheid volgt in deze paragraaf alleen de samenvatting en conclusie. Quickscan Wettelijke gebiedsbescherming Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden. Gezien de zeer beperkte omvang van de ruimtelijke ontwikkeling en de genoemde afstand zijn negatieve effecten op wettelijk beschermde natuurgebieden op voorhand uit te sluiten.
4
VNG (2009), Bedrijven en milieuzonering, VNG uitgeverij: Den Haag.
24
Hoofdstuk 4
Planologische gebiedsbescherming Het plangebied ligt geheel buiten de EHS of weidevogelgebieden zoals deze zijn vastgesteld op de kaarten van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Door de ontwikkeling zullen geen wezenlijke kenmerken van de provinciale groenstructuur worden aangetast. In de planvorming voor het gebied hoeft geen rekening gehouden te worden met planologische bescherming van natuurwaarden. Vaatplanten Het voorkomen van beschermde plantensoorten is op basis van het veldbezoek uit te sluiten. Grondgebonden zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen verblijfplaatsen of sporen van grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Desondanks kunnen enkele algemeen beschermde diersoorten van beschermingsniveau 1 op enige wijze van het gebied gebruik kunnen maken, zoals egel, huisspitsmuis en mol. Voor de genoemde soorten geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op het eiland Texel komen enkele strenger beschermde grondgebonden zoogdiersoorten voor, zoals waterspitsmuis en noordse woelmuis. De tuin is gezien het intensieve gebruik en beheer echter niet te beschouwen als leefgebied voor deze soorten. Met strenger beschermde grondgebonden zoogdieren hoeft in de planvorming geen rekening gehouden te worden. Vleermuizen In het plangebied zijn geen voor vleermuizen geschikte holle bomen aanwezig. De gebouwen hebben geen spouwen en ook geen gevelbetimmeringen zoals daklijsten of boeiboorden waarachter vleermuizen kunnen wegkruipen. De binnenzijden van de gebouwen zijn voor vleermuizen toegankelijk. Deze zijn echter te licht voor vleermuizen om te kunnen fungeren als verblijfplaats. De gebouwen zijn als ongeschikt voor vleermuizen te beschouwen. De tuin kan onderdeel uitmaken van een foerageergebied van vleermuizen, maar is gezien de beperkte omvang verwaarloosbaar. Overtreding van de Flora- en faunawet voor vleermuizen kan op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten. Vogels Tijdens het veldbezoek zijn in en rondom het plangebied verschillende vogelsoorten waargenomen: Turkse tortel, groenling, vink, koolmees en huismus. In de tuin staat een beuk, waarin een nest van de Turkse tortel is aangetroffen. De struiken zijn geschikt als broed- en nestgelegenheid voor kleine zangvogels. In de bebouwing in het plangebied zijn geen nesten van vogels aangetroffen.
Hoofdstuk 4
25
Vissen, amfibieën en reptielen In het plangebied is geen permanent oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van vissen en van voortplantingsplaatsen van amfibieën in het plangebied kan worden uitgesloten. De tuinbeplanting in het plangebied is verwaarloosbaar als landhabitat voor amfibieën en reptielen. Met de genoemde soortgroepen hoeft in de planvorming geen rekening gehouden te worden. Beschermde ongewervelde diersoorten Het voorkomen van beschermde ongewervelde soorten in het plangebied op basis van habitatvoorkeur en verspreidingsgegevens met voldoende zekerheid uit te sluiten. Dergelijke soorten stellen zeer specifieke eisen aan hun leefomgeving, waaraan het plangebied niet voldoet. Conclusie en aanbevelingen Eventuele nesten van vogelsoorten in de tuinbeplanting zijn volgens de Flora- en faunawet uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Door struikbeplanting te verwijderen buiten de broedperiode (half maart- half juli) is overtreding van de Flora- en faunawet voor de meeste broedvogels met voldoende zekerheid uit te sluiten. Wanneer de beuk met het duivennest gekapt wordt, dient men rekening te houden met een ruimere broed- en nestperiode. Aanvullend heeft de gemeente nog aangegeven dat het verwijderen van struikbeplanting buiten het broedseizoen alleen een waarborg geeft voor vogels die broeden in deze beplanting. Echter, in de winterperiode biedt dit soort beplanting een rust en verblijfplaats voor bijvoorbeeld egels. Een veldinspectie voorafgaand aan de werkzaamheden is essentieel en zo nodig maatregelen of uitstel werkzaamheden. Want de verbodsbepalingen van de Flora en faunawet en de zorgplicht zijn ook op de tabel 1 soorten van toepassing. Voor andere soortgroepen zijn negatieve effecten op voorhand uit te sluiten. 4.2.2 Water Ten behoeve van de waterparagraaf is de website www.dewatertoets.nl ontwikkeld. Door middel van het invoeren van een aantal gegevens komt naar voren welke procedure moet worden doorlopen voor het desbetreffende plan. Hieronder volgt een samenvatting van het wateradvies, in de bijlage is het volledige document van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier toegevoegd.
26
Hoofdstuk 4
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn en heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. De Kaderrichtlijn water (KRW) moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. Binnen de KRW worden twee soorten doelstellingen onderscheiden: ecologische doelstellingen. Dit betreft de levensvormen (planten, dieren) die men terug wil hebben in en rond het water. chemische doelstellingen. Deze geven aan welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke hoeveelheid. De KRW gaat uit van een nulsituatie: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en “de vervuiler betaalt”. Waterbeheer 21e eeuw (WB21) Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken. Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later worden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in dit Nationaal Bestuursakkoord Water, hierna te noemen NBW. Nationaal Waterplan In het Nationaal Waterplan wordt uitgegaan van de strategie die bestaat uit: Meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten. Met een adaptieve aanpak anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4
27
Betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen.
Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Waterwet De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Voor de gebruiker betekent dit vooral minder administratieve handelingen en voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. In artikel 4.2 van de Keur 2009 van het HHNK is een verbod opgenomen om meer dan 800 m2 verharding te realiseren, ongeacht of dit reeds planologisch is geregeld en ongeacht of een watertoets nodig is. Bij ontwikkelingen, waarbij het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 800 m2 zijn een watervergunning en compenserende maatregelen noodzakelijk.
28
Hoofdstuk 4
Plangebied Huidige situatie Het projectgebied grotendeels verhard omdat er een woning staat. Een klein deel is onverhard en bestaat uit tuin. In het projectgebied zijn geen waterlopen of waterpartijen gelegen. Er zijn geen beschermingszones of waterkeringen in de nabijheid van het projectgebied. Toekomstige situatie Na realisatie zal het plangebied meer verhard worden: de footprint van de nieuwe woning is groter dan van de te slopen opstallen. De nieuwe woning en garage hebben een oppervlakte (footprint) van 169 m2 in totaal. De te slopen opstallen hebben een oppervlakte van circa 134 m2. Dit betekent een toename van circa 35 m2 aan verharding. Er wordt ook bestrating toegevoegd (toegangsweg richting de garage e.d.). De oppervlakte daarvan bedraagt circa 174 m2. In totaal is er dan een verhardingstoename van 209 m2. Dit ligt ruimschoots onder de 800 m2 grens die wordt gehanteerd. Op grond van het beleid van het hoogheemraadschap is compensatie als gevolg van de toenemende verharding is niet aan de orde. Want er is slechts in zeer beperkte mate sprake van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. Uit het wateradvies (zie bijlage) blijkt de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Waterkwaliteit en riolering In relatie tot het watersysteem is het in het plangebied aanwezige rioleringsstelsel van belang. Het hoogheemraadschap hanteert als uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen dat hemelwater van verharde oppervlakken voor 100% wordt gescheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting(rwzi). Dit betekent dat het hoogheemraadschap adviseert om voor de nieuwe ontwikkeling een gescheiden stelsel aan te leggen. Voor deze lozing dient een melding te worden gedaan bij het hoogheemraadschap. Verder wordt geadviseerd om met het
Hoofdstuk 4
29
oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. De aanvraag voor een watertoets is als melding ontvangen en wordt gearchiveerd door het hoogheemraadschap. Tijdens de formele overlegprocedures (art 3.1.1 of art 5.1.1) zal het hoogheemraadschap het plan nogmaals bestuderen. Als het hoogheemraadschap tijdens de ter inzage termijn geen reactie geeft, gaat zij akkoord met het plan en kan als formeel wateradvies worden beschouwd. Conclusie Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de ontwikkeling. 4.2.3 Monumenten en archeologie Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. Situatie plangebied Er heeft archeologische onderzoek plaats gevonden in de vorm van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. In het navolgende volgt een samenvatting van het onderzoek, het volledige rapport is als bijlage toegevoegd. Bureauonderzoek De onderzoekslocatie ligt op het ’oude land’ van Texel, op de overgang van een dekzandrug naar een vlakte van getijafzettingen. Door de ligging op de dekzandrug heeft de locatie een hoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd. Bovendien ligt de locatie direct ten westen van de oude dorpskern van Oosterend. Hierdoor geldt een verhoogde kans op archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Indien deze getijafzettingen erosief zijn afgezet waarbij de top van het dekzand is geërodeerd/verspoeld, worden binnen de locatie geen intacte archeologische resten en/of sporen meer verwacht. De eventueel aanwezige resten zullen vooral bestaan uit anorganische resten zoals aardewerk, (vuur)stenen artefacten en mogelijk metaal. Verder kunnen in de nattere delen ook organische resten zoals hout en bot bewaard gebleven zijn.
30
Hoofdstuk 4
Booronderzoek Uit het booronderzoek blijkt dat er archeologische resten zijn gevonden. Deze bevinden zich tussen de 40 en 90 centimeter onder het maaiveld. Omdat de ingrepen voor de bouwplannen dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en vormen deze een bedreiging voor de archeologische resten. Ter plaatse van de huidige bebouwing is dit niveau waarschijnlijk nog intact en kunnen onder de bebouwing nog grondsporen aanwezig zijn. Er wordt geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Hiermee kan worden onderzocht of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Aangezien de bouwlocaties beperkt in omvang zijn zou een proefsleuf gelijk aan de bouwput een optie kunnen zijn. Dit betekent dat de bouwputten voor de nieuwbouw uit worden gezet en die door archeologen te laten ontgraven (een week of twee voorafgaand aan de werkzaamheden). In dat geval kunnen de archeologen hun werk doen. Als zij de putten na het onderzoek open laten liggen, dan hoeft de (civiele) aannemer niet nogmaals een gat te graven. Het plan voor ontgraven wordt in een Programma van Eisen (PvE) vastgelegd. Het PvE dient door de bevoegde overheid te worden goedgekeurd. Dit advies betreft een zogenaamd selectieadvies. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Het bevoegd orgaan, de gemeente Texel neemt een besluit met betrekking tot dit advies. Zij kan afwijkend besluiten en de locatie vrijgeven ten behoeve van de ontwikkeling. Indien de gemeente besluit dat vervolg onderzoek nodig is, kan worden besloten om het vervolgonderzoek plaats te laten vinden na de vergunningverlening. Dit betekent dat er een voorwaarde in de omgevingsvergunning wordt opgenomen, deze kan luiden: alvorens de bouwwerkzaamheden mogen beginnen moet er archeologisch onderzoek plaatsvinden. Hiervoor is een programma van eisen te worden geschreven, welke moet worden goedgekeurd door de bevoegde overheid (gem. Texel). Dit programma van eisen moet gevolgd worden. Het archeologisch onderzoek moet zijn afgerond voor aanvang van de bouwwerkzaamheden. Conclusie Indien het voorstel met betrekking tot het over nemen van de archeologische voorwaarde in de omgevingsverguning, hoeft het proces van vergunningverlening niet te wachten op het archeologisch onderzoek. Tegelijkertijd is met de voorwaarde de archeologische bescherming geregeld. De archeologische meldingsplicht blijft altijd van kracht. Mochten er op de locatie alsnog archeologische sporen worden aangetroffen, dan dient dit, volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007) art. 53, onverwijld te worden gemeld bij de bevoegde overheid.
Hoofdstuk 4
31
4.2.4 Verkeer en parkeren Parkeren Volgens gemeentelijke parkeernormen dienen er 1,5 parkeerplaats per woning te worden gerealiseerd (woningen in een woonwijk/ buitengebied). Onderdeel van de ontwikkeling is een garage, hier kan één auto parkeren. Op het erf is verder voorzien in de aanleg van 2 parkeerplaatsen. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de parkeernormen (zie tevens figuur 4). Verkeer Het projectgebied wordt ontsloten via de Schoolstraat op de Vlierstraat en Oesterstraat. Via deze straten kan het dorpscentrum worden bereikt of de omringende wegen als de Oosterenderweg, de Nesweg en Achtertune – Oostkaap. Deze laatste drie wegen zijn onder andere bedoeld om het buitengebied te bereiken of de andere kernen op Texel. Omdat het in voorliggende situatie gaat om vervangende nieuwbouw is redelijkerwijs te verwachten dat de verkeersaantrekkende werking gelijk blijft. Immers, er worden niet meer woningen gebouwd. De ontwikkeling heeft dan ook geen invloed op de bestaande infrastructuur. 4.2.5 Duurzaamheid In de Energievisie van de gemeente Texel is vastgelegd op welke wijze de gemeente de ambitie om in 2020 volledig duurzaam te zijn op energiegebied, precies interpreteer. Ook wordt in de visie uitgelegd wat er onder de doelstelling valt. De energievisie bevat in hoofdzaak strategische aspecten die aangeven hoe het energiegebruik en de energievoorziening van Texel er uit kunnen zien in 2020. Tevens is er een uitvoeringsprogramma opgesteld. De korte termijn plannen worden gedetailleerd uitgewerkt en de plannen die voor de langere termijn gelden, zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Specifiek voor bedrijven zijn er 2 projecten opgesteld: het geven van voorlichting aan bedrijven en het stimuleren van de inkoop van groene energie. De projecten die genoemd worden in de Energievisie zijn hoofdzakelijk projecten die de gemeente initieert en ter uitvoering neemt. De woning is zodanig ontworpen dat deze zeker 50 jaar zal blijven staan. Verder blijkt uit EPC berekeningen dat er wordt voldaan aan de eisen die in het bouwbesluit zijn vastgelegd, namelijk een EPC van 0,6. In het kader van isolatie is de woning voorzien van extra isolatie, dit is nodig om de EPC norm te bereiken. Verder is er ook sprake van een HR-Ketel.
32
Hoofdstuk 4
5.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro wordt aangewezen een bouwplan voor: a) de bouw van een of meer woningen; b) de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; c) de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen; d) de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; e) de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt; f) de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m². Een exploitatieplan is niet noodzakelijk indien de kosten op een andere wijze worden verhaald. Dit kan middels een anterieure overeenkomsten. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald. De kosten voor de ontwikkeling van de stolpwoning en garage worden gedragen door de ontwikkelende partij. Daarnaast wordt er een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij afgesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
Hoofdstuk 5
33
Hoofdstuk 5
34
BIJLAGEN
Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2: Quickscan Flora en Fauna
Notitie
: Natuurtoets Schoolstraat 26 te Oosterend
Locatie Datum Projectnummer Opgesteld door
: Schoolstraat 26, Oosterend (gemeente Texel) : 7 mei 2013 : 211x05297 : Rob van Dijk
Voorliggend verslag is opgesteld ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing “Schoolstraat 26 te Oosterend” opgesteld door BRO met rapportnummer 211x05297.
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Natuurbescherming in Nederland De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet (NB-wet) en de Flora- en faunawet (FF-wet). Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Verordening Ruimte is vastgelegd. Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig. Provinciaal beleid De provinciale groenstructuur bestaande uit Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is ruimtelijk vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescher-
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
1
ming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Werkwijze natuurtoets In de natuurtoets zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaarden vanuit de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en planologisch beschermde natuurwaarden. Deze werkwijze vloeit voort uit de ‘Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen’ van het Ministerie van LNV van september 2009. Om een beeld te krijgen van de natuurwaarden is op 6 mei 2013 door een ecoloog van BRO1 een verkennend veldbezoek gebracht aan het plangebied. Mogelijke verblijfplaatsen en sporen van dieren zijn onderzocht. De te slopen opstallen zijn van de binnen- en buitenzijde onderzocht. Naast een veldbezoek is er een bronnenonderzoek gedaan. Voor dit bronnenonderzoek is gebruik gemaakt van vrij beschikbare gegevens, zoals provinciale natuurgegevens en algemene verspreidingsatlassen. Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek is vervolgens een inschatting gemaakt van de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op beschermde natuurwaarden.
1
BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. Onze werkzaamheden voeren wij dan ook uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010). De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EL&I genoemde voorwaarden voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek.
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
2
Beschrijving van het plangebied Ligging van het plangebied Het plangebied ligt aan de westzijde van de kern Oosterend, aan de oostzijde van het eiland Texel in de gelijknamige gemeente. Het plangebied ligt ten noorden van de kavel Schoolstraat 24 en grenst niet direct aan de Schoolstraat. Aan de west- en noordzijde grenst het plangebied aan het buitengebied, aan de oostzijde aan tuinen. De Amersfoortcoördinaten van het midden van de locatie zijn 120,4-566,52. De ligging van het plangebied is te zien in bijgevoegde afbeeldingen. Huidige situatie Het plangebied is in gebruik als woonkavel en bestaat uit enkele vervallen gebouwen en een bijbehorende tuin. De woning bestaat uit een bouwlaag en is opgebouwd uit plaatmateriaal. Ten noorden van de woning staan twee open houten schuren met golfplaten dak. Aan de noordzijde van het plangebied staat een kleiner open houten hok met golfplaten dak. De tuin bestaat uit gazon, bomen en diverse sierplanten. De rand van de tuin is beplant met diverse bomen en struiken, zoals paardenkastanje, els, vlier en meidoorn. Toekomstige (geplande) situatie Het voornemen is om in het plangebied een nieuwe woning plus garage te bouwen. Daarvoor moet de bestaande bebouwing worden gesloopt. In deze natuurtoets wordt er vanuit gegaan dat de randbeplanting behouden blijft.
Globale ligging van het plangebied (paarse cirkel) 2
De getallen staan respectievelijk voor de x-coördinaat en de y-coördinaat van de linkerbenedenhoek van het betreffende kilometervak.
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
3
Luchtfoto van het plangebied (rood).
Foto van een van de opstallen (woning)
Binnenzijde houten schuur
Randbeplanting met houten schuurtje
Tuin
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
4
Toetsing gebiedsbescherming Wettelijke gebiedsbescherming Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden. De dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebieden zijn het Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’, op circa 1,5 km ten oosten van het plangebied en het Natura 2000-gebied ‘Duinen en Lage land Texel’ op circa 2 km ten noordoosten van het plangebied. Gezien de zeer beperkte omvang van de ruimtelijke ontwikkeling en de genoemde afstand zijn negatieve effecten op wettelijk beschermde natuurgebieden op voorhand uit te sluiten. Planologische gebiedsbescherming Het plangebied ligt geheel buiten de EHS zoals deze is vastgesteld op de kaarten van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Door de ontwikkeling zullen geen wezenlijke kenmerken van de provinciale groenstructuur worden aangetast. In de planvorming voor het gebied hoeft geen rekening gehouden te worden met planologische bescherming van natuurwaarden.
Toetsing Flora- en faunawet Vaatplanten De begroeide delen van het plangebied zijn geheel in gebruik als tuin. Er kan redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat de aanwezige planten voor het overgrote deel aangeplant zijn. Enkele wilde planten zijn zeer algemene soorten zoals madeliefje, paardenbloem, fluitenkruid, zevenblad etc. De muren en binnenzijden van de te slopen bouwwerken zijn geïnspecteerd op aanwezigheid van muurvegetatie. Deze is niet aanwezig. Het voorkomen van beschermde plantensoorten is op basis van het veldbezoek uit te sluiten. Grondgebonden zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen verblijfplaatsen of sporen van grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Desondanks kunnen enkele algemeen beschermde diersoorten van beschermingsniveau 1 op enige wijze van het gebied gebruik kunnen maken, zoals egel, huisspitsmuis en mol. Voor de genoemde soorten geldt een algemene vrijstelling van de Floraen faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op het eiland Texel komen enkele strenger beschermde grondgebonden zoogdiersoorten voor, zoals waterspitsmuis en noordse woelmuis. De tuin is gezien het intensieve gebruik en beheer echter niet te beschouwen als leefgebied voor deze soorten. Met strenger beschermde grondgebonden zoogdieren hoeft in de planvorming geen rekening gehouden te worden. Vleermuizen Tijdens het veldbezoek is gelet op de aanwezigheid van potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen in holle bomen en gebouwen. In het plangebied zijn geen voor vleermuizen geschikte holle bomen aanwezig. De gebouwen hebben geen spouwen en ook geen gevelbetimmeringen zoals daklijsten of boeiboorden waarachter vleermuizen kunnen wegkruipen. De binnenzijden van de gebouwen zijn voor vleermuizen toegankelijk. Deze zijn echter te licht voor vleermuizen om te kunnen fungeren als verblijfplaats. De gebouwen zijn als ongeschikt voor vleermuizen te be-
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
5
schouwen. De tuin kan onderdeel uitmaken van een foerageergebied van vleermuizen, maar is gezien de beperkte omvang verwaarloosbaar. Overtreding van de Flora- en faunawet voor vleermuizen kan op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten. Vogels Tijdens het veldbezoek zijn in en rondom het plangebied verschillende vogelsoorten waargenomen: Turkse tortel, groenling, vink, koolmees en huismus. In de tuin staat een beuk, waarin een nest van de Turkse tortel is aangetroffen. De struiken zijn geschikt als broed- en nestgelegenheid voor kleine zangvogels. In de bebouwing in het plangebied zijn geen nesten van vogels aangetroffen. Effectenbeoordeling Op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van EZ (augustus 2009) wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën vogelnesten. Van de meeste vogelsoorten zijn de nesten uitsluitend beschermd wanneer deze tijdens de broed- en nestperiode in gebruik zijn. Het gaat om soorten die jaarlijks nieuwe nesten maken. Van een aantal soorten is het nest, inclusief de functionele leefomgeving, jaarrond beschermd. Dit zijn een aantal roofvogels, koloniebroeders en gebouwbewonende vogelsoorten. Tenslotte is er een categorie nesten van vogelsoorten die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om, als die broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (‘categorie 5-soorten’). Eventuele nesten van vogelsoorten in de tuinbeplanting zijn volgens de Flora- en faunawet uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Door struikbeplanting te verwijderen buiten de broedperiode (half maart- half juli) is overtreding van de Flora- en faunawet voor de meeste broedvogels met voldoende zekerheid uit te sluiten. Wanneer de beuk met het duivennest gekapt wordt, dient men rekening te houden met een ruimere broed- en nestperiode. Vissen, amfibieën en reptielen In het plangebied is geen permanent oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van vissen en van voortplantingsplaatsen van amfibieën in het plangebied kan worden uitgesloten. De tuinbeplanting in het plangebied is verwaarloosbaar als landhabitat voor amfibieën en reptielen. Met de genoemde soortgroepen hoeft in de planvorming geen rekening gehouden te worden. Beschermde ongewervelde diersoorten Het voorkomen van beschermde ongewervelde soorten in het plangebied op basis van habitatvoorkeur en verspreidingsgegevens met voldoende zekerheid uit te sluiten. Dergelijke soorten stellen zeer specifieke eisen aan hun leefomgeving, waaraan het plangebied niet voldoet. Conclusie en aanbevelingen Eventuele nesten van vogelsoorten in de tuinbeplanting zijn volgens de Flora- en faunawet uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
6
het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Door struikbeplanting te verwijderen buiten de broedperiode (half maart- half juli) is overtreding van de Flora- en faunawet voor de meeste broedvogels met voldoende zekerheid uit te sluiten. Wanneer de beuk met het duivennest gekapt wordt, dient men rekening te houden met een ruimere broed- en nestperiode. Voor andere soortgroepen zijn negatieve effecten op voorhand uit te sluiten.
ADVIES / Verkennend natuurwaardenonderzoek
7
Bijlage 3: Archeologisch bureauonderzoek
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen, Schoolstraat 26 en 29 te Oosterend, Texel
N. van Malssen & E. Schrijer
Archeodienst Rapport 270
Onderzoeksmelding: 56651 In opdracht van: BRO Amsterdam
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Colofon Titel: Auteur(s): Archeodienst Rapport: ISSN nummer: Onderzoeksmelding: Gemeente: Opdrachtgever: Eindredactie Foto’s en tekeningen: Plaats: Foto omslag: Autorisatie:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen, Schoolstraat 26 en 29 te Oosterend, Texel Nico van Malssen 270 1877-2900 56651 Texel BRO Amsterdam Nico van Malssen Archeodienst BV, tenzij anders aangegeven Groningen Archeologische verwachting Elma Schrijer 30-05-2013
De kaft van dit rapport is in de vorm van de voor- en achterkant van een Romeinse dakpan waarop hondenpootafdrukken staan.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder bronvermelding. Archeodienst BV aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit onderhavig onderzoek of de gegeven adviezen. Archeodienst BV, Ringbaan-Zuid 8a, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar, tel. 0316-581130,
[email protected], www.archeodienst.nl
2
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Inhoudsopgave 1 Inleiding ..................................................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4
Onderzoekskader................................................................................................................. 5 Onderzoeksdoel en vraagstellingen..................................................................................... 5 Ligging en huidige situatie plangebied ............................................................................... 6 Toekomstige situatie plangebied ......................................................................................... 6
2 Bureauonderzoek ...................................................................................................... 8 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Methode .............................................................................................................................. 8 Fysische geografie .............................................................................................................. 8 Geomorfologie en geologie ................................................................................................. 8 Bodem ................................................................................................................................. 8 Archeologie ......................................................................................................................... 9 Historische geografie ........................................................................................................ 10 Bodemverstoring ............................................................................................................... 11 Specifieke archeologische verwachting ............................................................................ 11
3 Booronderzoek......................................................................................................... 13 3.1 3.2 3.3 3.4
Werkwijze ......................................................................................................................... 13 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens ........................................................... 13 Archeologische indicatoren............................................................................................... 13 Archeologische interpretatie ............................................................................................. 14
4 Conclusie .................................................................................................................. 15 4.1 4.2 4.3
Inleiding ............................................................................................................................ 15 Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen ..................................................... 15 Advies ............................................................................................................................... 16
Bijlage 1: Geomorfologische kaart Bijlage 2: Bodemkaart Bijlage 3: Archeologische informatie Bijlage 4: Boorpuntenkaart Bijlage 5: Boorbeschrijvingen Bijlage 6: Periodentabel Bijlage 7: Verklarende woordenlijst Bijlage 8: Afkortingenlijst
3
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Administratieve gegevens Projectnaam
Nieuwbouw drie locaties Schoolstraat
Onderzoeksmelding
56651
Provincie
Noord-Holland
Gemeente
Texel
Plaats
Oosterend
Toponiem
Schoolstraat 26 en 29
Type project
Bureauonderzoek
Opdrachtgever
BRO Amsterdam
Contactpersoon opdrachtgever
Dhr. J. Visser
Bevoegd gezag
gemeente Texel
Deskundige namens bevoegd gezag Uitvoerder
Archeodienst BV
Beheer en plaats documentatie Geografische positie (x-y; in m)
Zevenaar Centrumcoördinaten Schoolstraat 26: (x) 120.407- (y) 566.533 Schoolstraat 29: (x) 120.437 - (y) 566.498 9B
Kaartbladnummer Huidig grondgebruik Oppervlakte plangebied Geplande verstoringsdiepte
Bebouwd Schoolstraat 26: ca. 224 m² Schoolstraat 29: 45 m² > 0,5 m −mv
4
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
1 Inleiding 1.1
Onderzoekskader
In opdracht van BRO Amsterdam heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een bureau- en booronderzoek uitgevoerd voor twee locaties aan de Schoolstraat in Oosterend (gemeente Texel, Fig. 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning (nr. 26) en de uitbreiding van een bestaand kerkgebouw (nr. 29). De bodem zal door graafwerkzaamheden tot een diepte van > 0,5 m −mv worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan.
Fig. 1.1: Het links plangebied (binnen blauw ovaal bij rode pijl) op de topografische kaart (bron: kadaster 2009), rechts de toekomstige situatie (blauw) geprojecteerd over de huidige situatie ( bron: Dirk Koster bowukundig advies & tekenburo/BRO Amsterdam).
Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart (Fig. 2.1, Kerkhoven & Klerks 2007) heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Er wordt voor deze terreinen een vergunningdrempel aangehouden van bodemingrepen met een diepte tot 50 cm ten opzichte van het maaiveld. Het onderzoek is uitgevoerd conform de gemeentelijke eisen en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (CCvD 2012 ). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 6. Afkortingen en jargon worden in Bijlagen 7 en 8 uitgelegd. 1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen en de eventueel aanwezige archeologische resten en/of vindplaatsen te inventariseren. Om deze doelstelling te realiseren, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: • Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?
5
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
• • • • •
1.3
Archeodienst BV
Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig? Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten? Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten? Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? Ligging en huidige situatie plangebied
Het twee onderzoekslocaties liggen aan de Schoolstraat 26 en 29 in Oosterend, gemeente Texel en zijn respectievelijk ca. 224 m² en 45 m² groot (Fig. 1.2 en Fig. 1.3). De hoogte van het maaiveld (geraadpleegd op www.ahn.nl) ligt op ca. 2 m +NAP (Normaal Amsterdams Peil; Fig. 1.4). 1.4
Toekomstige situatie plangebied
Op het perceel van Schoolstraat 26 (Fig. 1.2) zal de huidige bebouwing worden gesloopt en zal een nieuwe woning worden gebouwd. Op het perceel van Schoolstraat 26 zal ook een vrijstaande garage worden gebouwd. Het kerkgebouw aan de Schoolstraat 29 zal naar het westen toe worden uitgebreid (Fig. 1.3).
Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen deellocatie Schoolstraat 26
Fig. 1.3: Toekomstige situatie (rood omlijnd) binnen deellocatie Schoolstraat 29.
6
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Fig. 1.4: Het plangebied (binnen rode stip) op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl).
7
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
2 Bureauonderzoek 2.1
Methode
Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied. In het kader van het bureauonderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: • Recente topografische kaarten (kadaster) en luchtfoto’s (BingMaps via ArcMap) • Actuele Hoogtebestand van Nederland (bron: AHN.nl) • Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (geraadpleegd via Archis2) • Geomorfologische Kaart Nederland (geraadpleegd via Archis2) • Diverse historische kaarten (Kadastrale Kaart 1832, Topografische Militaire Kaarten serie 18301850 (nettekeningen), serie 1850-1945 (Bonnebladen), Top25 serie 1935-1995, geraadpleegd via watwaswaar.nl) • Archeologische Monumentenkaart (AMK, geraadpleegd via Archis2) • Archeologische waarnemingen, onderzoek- en vondstmeldingen (geraadpleegd via Archis2) • Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (Kerkhoven & Klerks 2007). • Bodemloket 2.2 2.2.1
Fysische geografie Geomorfologie en geologie
Het onderzoeksterrein is gesitueerd in de fysisch-geografische regio het noordelijk zeekleigebied, dat zich uitstrekt over het noordelijke deel van de provincies Groningen en Friesland, de Waddeneilanden en de kop van Noord-Holland. Onder de holocene afzettingen ligt een pakket dekzand, dat tot de Formatie van Boxtel behoort (Berendsen 2005). De Formatie van Boxtel bestaat uit zeer fijn tot matig grof, zwak tot sterk siltig en kalkloos tot kalkhoudend zand. Dit zand is vanaf het Midden-Pleistoceen (ca. 465.000 jaar geleden) tot in het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) afgezet door wind en kleine rivieren (De Mulder et al. 2003). Tijdens de voorlaatste ijstijd (Saalien 370.000 - 130.000 jaar geleden) onstonden, ook op Texel, stuwwallen, doordat het landijs de bodem opstuwde. Op de geomorfologische kaart (Bijlage 1) is te zien dat de onderzoekslocatie op een lage rug in het landschap ligt. De rug is ontstaan door stuwing van het landijs tijdens de voorlaatste ijstijd en bestaat uit keileem. De keileemrug wordt omgeven door zeekleivlaktes en er snijdt zowel aan de oost- als aan de westzijde een ondiep dal door de rug. 2.2.2
Bodem
Op basis van de bodemkaart zou het plangebied op zeekleiafzettingen liggen en de bodem ter plaatse bestaan uit kalkarme poldervaaggronden; zavel (Mn52C; Bijlage 2). Het plangebied ligt echter op de grens van een eerdgrond. Eerdgronden zijn oude bouwlanddekken die door de mens in de loop der tijd zijn opgeworpen als bemesting van landbouwgronden. Door bijvoorbeeld plaggenbemesting kwam veel mineraal materiaal op de akkergronden terecht. Dit zorgde langzaam maar zeker voor een ophoging van de akker. Eerdgronden bestaan uit humusrijk materiaal en liggen in de regel op dekzandruggen. De op de geomorfologische kaart aangegeven keileemrug is afgedekt met dekzand bestaand uit kalkarm zand. Het is aannemelijk dat de eerdgrond de ligging van deze rug volgt en tot in het plangebied voorkomt. Op de bodemkaart staan de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven door middel van zogenaamde grondwatertrappen (I t/m VII). In het plangebied is sprake van grondwatertrap IV. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 - 80 cm −mv en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 80 - 120 cm −mv wordt aangetroffen.
8
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
2.3
Archeodienst BV
Archeologie
Texel kent een rijke, maar grillige bewoningsgeschiedenis. De vroegste sporen van menselijke aanwezigheid dateren van ca. 12.000 jaar geleden (vuurstenen voorwerpen van de ‘Hamburg-traditie’, zie Louwe Kooijmans et al. (2005), p. 130). Enkele vondsten van de Hooge Berg dateren mogelijk uit het MiddenPaleolithicum, maar over de echtheid en datering hiervan bestaat nog discussie (Kerkhoven & Klerks 2007). Ook uit het Mesolithicum zijn nog enkele vondsten bekend, dit in tegenstelling tot het Neolithicum. Uit deze periode zijn weinig vondsten bekend. Als verklaring hiervoor wordt de voorkeur voor de lager gelegen gebieden gegeven, waardoor de resten uit deze periode nu zijn geërodeerd of afgedekt door holocene afzettingen (Kerkhoven & Klerks 2007). Het grootste deel van de archeologische resten op Texel dateren uit de periode Late Bronstijd – Late Middeleeuwen. Ongeveer driekwart van deze vondsten is afkomstig van de pleistocene zandgronden. Het overige deel is afkomstig van het holocene gebied aangrenzend aan de pleistocene gronden, waarbij de vondsten voor het grootste deel ook zijn aangetroffen aan de top van het dekzand dat is afgedekt met holocene afzettingen (Woltering 1997). Binnen het plangebied, dat direct ten westen van de historische dorpskern ligt (AMK-terrein 14958), zijn geen archeologische monumenten, waarnemingen of onderzoeksmeldingen aanwezig. In een straal van 500 m rondom het plangebied zijn diverse archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen bekend. In een straal van 1 km liggen nog veel meer archeologische waarden (Bijlage 6, Tab. 2.1). Monument
Ligging
Aard monument
Datering
5730
100 m ten O
Kerkterrein
LME
14958
150 m ten O
Historische dorpskern
LME - NT
10745
450 m ten O
Bewoningssporen
LIJT - RT
5642
400 m ten W
Bewoningssporen
LME
5714
500 m ten W
Bewoningssporen
LIJT - RT - LME
Waarneming
Ligging
Aard waarneming
Datering
14949
60 m ten N
Aardewerk/metaal
VME (725 - 1050)
6177
250 m ten NW
Aardewerk
LME
5811
200 m ten ZW
Aardewerk
LME (1050 - 1250)
55386
230 m ten NO
Aardewerk Bewoningssporen
IJT - RT Gehele ME
5818
270 m ten NO
Aardewerk Aardewerk
VME (725 - 1050) LME (1050 - 1250)
138476
200 m ten N
Sporen/cultuurlaag
IJY
Onderzoeksmelding
Ligging
Aard melding
Advies
2950
200 m ten NO
Waarderend booronderzoek/veldkartering
IVO-P
39480
325 m ten NO
Booronderzoek
IVO-P
Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied.
Volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart liggen de onderzoekslocaties binnen Categorie 2: Terrein van archeologische waarde (Fig. 2.1, Kerkhoven & Klerks 2007). Voor deze categorie geldt een aanlegvergunningenstelsel en bouw- en sloopvergunningstelsel als aangegeven in de voorschiften. Er wordt voor deze terreinen een vergunningdrempel aangehouden van bodemingrepen met een diepte tot 50 cm ten opzichte van het maaiveld. In de voorschriften is op grond van artikel 11 WRO een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op basis waarvan Burgemeester en Wethouders de ligging en omvang van terreinen van archeologische waarde kan wijzigen, dan wel deze terreinen kan afvoeren. Dit kan alleen op basis van geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, zoals na opgraving.
9
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Fig. 2.1: De twee deellocaties (blauw) op de beleidsadvieskaart van de gemeente Texel (Kerhoven en Klerks 2007).
2.4
Historische geografie
Oosterend is in de 11e eeuw ontstaan op een opgehoogde keileemhoogte. Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal geraadpleegd. Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (Fig. 2.2) is het plangebied onbebouwd en in gebruik als akker. De meest westelijke bebouwing op deze kaart ligt ter hoogte van de huidige Schoolstraat 25. De twee onderzoekslocaties liggen hier iets ten westen van. De pijlen geven de indicatieve locaties aan. Het kerkgebouw (Schoolstraat 29) van de Gereformeerde Gemeente, dat tot 1967 een schoolgebouw was, dateert uit 1865 (www.reliwiki.nl). Ook het perceel van de huidige Schoolstraat was aan het einde van de 19e eeuw bebouwd (Fig. 2.3). Het perceel aan de Schoolstraat 26 is pas in de jaren 50 van de 20e eeuw bebouwd. Tot die tijd had het en agrarische bestemming.
26 29
Fig. 2.2: Het plangebied op de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw (bron: www.watwaswaar.nl). Bij de pijlen de indicatieve ligging van de onderzoekslocaties.
10
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Fig. 2.3: Het plangebied op de kaart uit 1898, Bonneblad (bron: www.watwaswaar.nl). Bij de pijl Schoolstraat 29.
Fig. 2.4: Het plangebied op een topografische kaart uit 1950 (links, bij de pijl Schoolstraat 29) en 1961 (rechts, bij de pijl Schoolstraat 26). (bron: www.watwaswaar.nl).
2.5
Bodemverstoring
Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan (www.bodemloket.nl). De nieuwbouw zal deels ter plekke van de bestaande, nog te slopen, bebouwing plaatsvinden en deels op nu onbebouwd terrein. Door de huidige bebouwing zal de bodem zijn verstoord. Door middel van het booronderzoek zal de diepteligging van het archeologische niveau worden vastgesteld. Op basis daarvan zal ook duidelijk worden of onder de huidige bebouwing nog archeologische resten verwacht kunnen worden. 2.6
Specifieke archeologische verwachting
Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld (Tab. 2.2). Periode
Verwachting
Laat-Paleolithicum Mesolithicum
Hoog
Neolithicum – VroegeMiddeleeuwen
Hoog
Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd
Hoog
Verwachte kenmerken vindplaats Bewoningssporen, tijdelijke kampementen, vuursteen artefacten, haardkuilen
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten aardewerk, natuursteen, gebruiksvoorwerpen
Diepteligging sporen Top dekzand Top dekzand Vanaf maaiveld
Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied.
11
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
De onderzoekslocatie ligt op het ’oude land’ van Texel, op de overgang van een dekzandrug naar een vlakte van getijafzettingen. Door de ligging op de dekzandrug heeft de locatie een hoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd. Bovendien ligt de locatie direct ten westen van de oude dorpskern van Oosterend (AMK-terrein 14.958). Hierdoor geldt een verhoogde kans op archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De resten worden verwacht aan de top van het dekzand, direct onder de bouwvoor. Mogelijk is het dekzand afgedekt door een laag getijafzettingen. Indien deze getijafzettingen erosief zijn afgezet waarbij de top van het dekzand is geërodeerd/ verspoeld, worden binnen de locaties geen intacte archeologische resten en/of sporen meer verwacht. De eventueel aanwezige resten zullen vooral bestaan uit anorganische resten zoals aardewerk, (vuur)stenen artefacten en mogelijk metaal. Verder kunnen in de nattere delen ook organische resten zoals hout en bot bewaard gebleven zijn.
12
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
3 Booronderzoek 3.1
Werkwijze
Voor de ligging van de boorpunten wordt verwezen naar Bijlage 4, de boorbeschrijvingen zijn te vinden in Bijlage 5. Er zijn 12 boringen geplaatst met een Edelmanboor met een boordiameter van 7 cm. De boringen zijn doorgezet tot ca. 30 cm in de C-horizont. Op locatie Schoolstraat 26 zeven boringen (6 - 12) en op locatie Schoolstraat 29 vijf boringen (1 - 5). Het opgeboorde sediment is in het veld gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 mm en/of verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, vuursteen en aardewerk. De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104 en de bodemclassificatie volgens De Bakker en Schelling (1989). 3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens
De plangebieden laten hetzelfde beeld zien van de bodem. De ondergrond bestaat uit goed gesorteerd dekzand (Formatie van Boxtel; de Mulder et al. 2003) en bevat af en toe een grindje. Daarop ligt een dikke eerdlaag. In alle 12 boringen is de C-horizont aangeboord. De C-horizont wordt naar mate de diepte lemiger van samenstelling, maar het keileem is in geen enkele boring aangeboord. In het dekzand werd in acht boringen ook een B-of B/C-horizont herkend. Deze B-horizont was in slechts één geval (boring 9) mooi bewaard, donkerrood bruin van kleur en 23 cm dik. De resterende B- en B/C-horizonten waren tussen 5 en 15 cm dik en licht bruin tot licht roodoranje van kleur. De afdekkende A-horizont was tussen 50 en 90 cm dik en bevatte in alle boringen stukjes baksteen en af en toe stukjes vensterglas. Het vondstmateriaal uit de A-horizont is in het veld gedeselecteerd, omdat dit bestond uit duidelijk modern bouwafval. Er is sprake van een duidelijke podzolbodem, waarvan de inspoelingslaag (B-horizont) nog aanwezig is. De bovenliggende uitspoelingslaag of E-horizont is volledig in de eerdlaag opgenomen. De overgang van de A- naar de B-horizont en de overgang van de A- naar de C-horizont (aangetroffen in vier boringen) was scherp. De scherpe overgang wijst op het aftoppen van de oorspronkelijke podzolbodem door opname van de lagen in de bouwvoor door het (machinaal) omzetten ervan. De eerlaag werd daarbij aangerijkt met mest. Het grondwaterpeil in beide plangebieden ligt op ca. 1,95 m –mv. 3.3
Archeologische indicatoren
Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats (Tab. 3.1). Boring
Diepte
Aard
1
120 cm –mv
Keramiek/baksteen
3
155 cm –mv
Houtskool
4
75 - 120 cm –mv Keramiek
Datering indet indet indet/NT
Bijzonderheden 4x AW, 1x baksteen 10x 2x AW, 1x baksteen, 1 fragment witgeglazuurd keramiek, recent
5
120 cm –mv
Keramiek/baksteen
6
90 cm –mv
Keramiek
indet
4x
7
50 - 90 cm –mv
Keramiek/bot
indet
1x AW, 1x bot
8
90 cm –mv
Keramiek
IJT - ME
1x, handgevormd
9
120 cm –mv
Keramiek/glas
indet/NT
1x AW, 1x glas recent
11
50 - 60 cm –mv
Pijpaardewerk
recent
1x in de bouwvoor
11
65 - 90 cm –mv
Keramiek/baksteen
indet
2x AW, 3x baksteen
12
95 - 110 cm –mv
Keramiek
IJT - ME
7x, handgevormd
Tab. 3.1 Overzicht van de vondsten.
13
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
3.4
Archeodienst BV
Archeologische interpretatie
De beide plangebieden liggen op de rand van de op de Bodemkaart aangegeven eerdgrond (Bijlage 2). Op de locatie is duidelijk te zien dat ca. 10 m naar het zuidwesten het landschap een stuk lager ligt. Hier zal de eerdgrond niet meer aanwezig zijn. De eerdgrond, ook wel esdek genoemd, is homogeen van samenstelling en donker van kleur. Beide factoren wijzen op een eerdgrond die jarenlang (machinaal) geploegd is en waarschijnlijk dateert vanaf de (Late) Middeleeuwen tot in de Nieuwe tijd. Onder de eerdgrond is een dekzandrug aanwezig. De vondsten die in het veld verzameld zijn, bestaan uit hele kleine scherven aardewerk. Deze kleine scherven werden alle gevonden direct onder de eerdlaag en in de top van het dekzand, dus op de overgang van de A- naar de B-, B/C- of C-horizont. Door het formaat van de scherven zijn deze moeilijk te dateren. Twee scherven van een iets groter formaat (ca. 1 cm) zijn echter duidelijk handgevormd en dateren uit de periode IJzertijd - Vroege Middeleeuwen, waarbij op basis van uiterlijk en hardheid een datering in de IJzertijd of Romeinse Tijd het meest waarschijnlijk is. Deze scherven werden gevonden in de zeefresidu’s van boringen 8 en 12. De aanwezigheid van aardewerk in negen boringen wijst op bewoning van de dekzandrug in het verleden. Indien er daadwerkelijk bewoning heeft plaatsgevonden zullen hiervan grondsporen en gebruiksmaterialen in het dekzand zijn achtergebleven. Doordat in het plangebied nog een deel van de B-horizont intact is, kan ervan uitgegaan worden dat zeker de diepere grondsporen nog voldoende bewaard gebleven zijn om een interpretatie van deze archeologische resten mogelijk te maken. De eerdlaag is nadat de bewoning op de dekzandrug ten einde was, aangebracht. De eerdlaag bedekt de archeologische resten en zorgt nu voor bescherming hiervan tegen verstoringen, zoals ploegen. Door het ontbreken van onderkeldering van de huidige gebouwen op het perceel van Schoolstraat 26 is er geen reden aan te nemen dat de aanleg van deze gebouwen geleid heeft tot een verstoring van het bodemprofiel. Temeer in ieder geval een deel van de schuren op platen lijkt te zijn gebouwd. De bouwplannen voor Schoolstraat 29 bestaan uit een aanbouw. Hiervoor zullen geen uitgebreide sloopwerkzaamheden plaatsvinden.
14
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
4 Conclusie 4.1
Inleiding
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen. In paragraaf 0 wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen zoals die voorafgaand aan het onderzoek zijn geformuleerd. In paragraaf 4.3 wordt een advies gegeven ten aanzien van archeologisch vervolgonderzoek. 4.2
Conclusies / beantwoording van de onderzoeksvragen •
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? Beide plangebieden liggen op een eerdgrond met daaronder een dekzandrug. De eerdgrond is donker van kleur en homogeen van aard. In het dekzand is nog een deel van de B-horizont intact. De grens tussen de eerdlaag en het dekzand is scherp en wijst op machinale bewerking van de eerdlaag.
•
Zijn in het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig? Er zijn aanwijzingen voor één of meerdere vindplaatsen binnen de plangebieden. Er is op beide locaties aardewerk gevonden dat vermoedelijk dateert in de periode IJzertijd - Vroege Middeleeuwen. Het is tijdens het booronderzoek niet duidelijk geworden of er ook grondsporen aanwezig zijn op de locatie, of dat het gaat om strooivondsten (vondsten zonder archeologische context). Op basis van het bodemprofiel kan gesteld worden dat indien er grondsporen aanwezig zijn, deze nog voldoende bewaard zullen zijn om een goede interpretatie mogelijk te maken.
•
Wat is te zeggen over de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten? Indien inderdaad sprake is van (een) vindplaats(en), dan zullen de resten zich bevinden in de top van het dekzand, direct onder de eerdlaag. De begrenzing van de mogelijke vindplaatsen is niet vastgesteld. Op basis van het voorkomen van vondsten in tien van de twaalf boringen is het aannemelijk dat de vondstconcentratie zich tot buiten de plangebied uitstrekt.
•
Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten? Het gevonden aardewerk is op twee fragmenten na te klein voor determinatie. De twee globaal te determineren fragmenten dateren uit de periode IJzertijd - Vroege Middeleeuwen, waarbij een datering in de periode IJzertijd - Romeinse tijd de meest aannemelijk lijkt op basis van uiterlijk en hardheid. De vondsten wijzen derhalve op vroegere bewoning van het gebied.
•
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? De verwachting is binnen de plangebieden archeologische resten aanwezig zijn (bewoningssporen), die dateren uit de periode IJzertijd - Vroege Middeleeuwen. De resten zullen bestaan uit grondsporen en vondstmateriaal. Door de aanwezigheid van een zandbodem zullen onverkoolde organische resten niet bewaard gebleven zijn, mits zij in zuurstofarme context liggen (bv. onder de grondwaterspiegel). Anorganische worden wel verwacht. Op basis van het bureauonderzoek was een hoge archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Het booronderzoek heeft uitgewezen dat deze verwachting terecht is.
•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? De archeologische resten bevinden zich tussen de 40 en 90 cm −mv. De ingrepen voor de bouwplannen reiken dieper dan 50 cm −mv en vormen daardoor een bedreiging voor de archeolgische resten.
15
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
4.3
Archeodienst BV
Advies
Op basis van de resultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat mogelijk een archeologische vindplaats in het plangebied aanwezig is. De geplande graafwerkzaamheden vormen een bedreiging voor de eventueel aanwezig archeologische resten, waardoor een vervolgonderzoek noodzakelijk is. Ter plaatse van de huidige bebouwing is het archeologische niveau waarschijnlijk nog intact en kunnen onder de bebouwing grondsporen aanwezig zijn. Archeodienst BV adviseert een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Aangezien de bouwlocaties beperkt in omvang zijn, zou een proefsleuf gelijk aan de bouwput een optie kunnen zijn. Voor een proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk wijst Archeodienst BV erop dat dit selectieadvies nog niet betekent dat reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Texel), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet met zekerheid gegarandeerd worden. Indien bij graafwerkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen dienen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister gemeld te worden. Ook verdient het de aanbeveling de gemeente hierover in te lichten.
16
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Literatuur Bakker, H. de/J. Schelling, 1989² (1966): Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Berendsen, H.J.A. 2005: Fysische Geografie van Nederland, Assen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land; Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda. Mulder, E.F.J. de/M.C. Geluk/I.L. Ritsma/W.E. Westerhof/T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen. Kadaster, 2009: Topografische kaart 1: 25.000, Apeldoorn. Kerkhoven, A.A./K. Klerks, 2007: Archeologische beleidsadvieskaart Texel, Amersfoort (Vestigiarapport V459). Louwe Kooijmans, L.P./P.W. van den Broeke/H. Fokkens/A. van Gijn et al. (red.), 2005. Nederland in de prehistorie. Amsterdam. NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft. Woltering, P.J., 1997: Occupation History of Texel, III The Archeological Survey., Paleogeography and Settlement Patterns, Amersfoort (Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 42). Websites http://www.ahn.nl (Actueel Hoogtebestand van Nederland) http://www.watwaswaar.nl (diverse historische kaarten) http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html (diverse kaarten, waaronder IKAW en AMK) http://www.bodemloket.nl (Bodemloket) http://www.reliwiki.nl
17
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Lijst van afbeeldingen Fig. 1.1: Het links plangebied (binnen blauw ovaal bij rode pijl) op de topografische kaart (bron: kadaster 2009), rechts de toekomstige situatie (blauw) geprojecteerd over de huidige situatie ( bron: Dirk Koster bowukundig advies & tekenburo/BRO Amsterdam). ............................................................... 5 Fig. 1.2: Toekomstige situatie binnen deellocatie Schoolstraat 26 .............................................................. 6 Fig. 1.3: Toekomstige situatie (rood omlijnd) binnen deellocatie Schoolstraat 29 ..................................... 6 Fig. 1.4: Het plangebied (binnen rode stip) op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (bron: www.ahn.nl). ........................................................................................................................................ 7 Fig. 2.1: De twee deellocaties (blauw) op de beleidsadvieskaart van de gemeente Texel (Kerhoven en Klerks 2007). ...................................................................................................................................... 10 Fig. 2.2: Het plangebied op de kadastrale minuut uit het begin van de 19e eeuw (bron: www.watwaswaar.nl). Bij de pijlen de indicatieve ligging van de onderzoekslocaties. .................... 10 Fig. 2.3: Het plangebied op de kaart uit 1898, Bonneblad (bron: www.watwaswaar.nl). Bij de pijl Schoolstraat 29. .................................................................................................................................. 11 Fig. 2.4: Het plangebied op een topografische kaart uit 1950 (links, bij de pijl Schoolstraat 29) en 1961 (rechts, bij de pijl Schoolstraat 26). (bron: www.watwaswaar.nl). .................................................. 11
Lijst van tabellen Tab. 2.1 Overzicht van de monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m rondom het plangebied. ............................................................................................................. 9 Tab. 2.2 Archeologische verwachting per periode voor het plangebied. ................................................... 11 Tab. 3.1 Overzicht van de vondsten. .......................................................................................................... 13
18
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Bijlage 1: Geomorfologische kaart
De onderzoekslocatie ligt binnen de rode stip.
Archeodienst BV
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Bijlage 2: Bodemkaart
De onderzoekslocatie ligt binnen de rode stip.
Archeodienst BV
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Bijlage 3: Archeologische informatie
De onderzoekslocatie ligt binnen de blauwe stip.
Archeodienst BV
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Bijlage 4: Boorpuntenkaart
Archeodienst BV
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Bijlage 5: Boorbeschrijvingen
Project: Datum: Beschreven door: Boortype: Maaswijdte: Bijzonderheden: Boring 1 Boring 2 Boring 3
Boring 4
Boring 5
Boring 6
Boring 7
Boring 8
Diepte in cm - mv
Textuur
56651-Texel-Oosterend_BO en IVO-k 06-05-2013 Elma Schrijer Edelman boor 7 cm Niet van toepassing Grondwaterstand op ca. 195 cm -mv Humus
Kleur
Insluitsels
Horizont
Opmerkingen
Vondstnr. 1
h1
brgr
-
A
Bouwvoor
-
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
scherpe overgang Opmerkingen
4xAW indet;1xBKST Vondst
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
scherpe overgang Opmerkingen
Vondstnr. 2
70 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
130 Zs1
-
lrdge
-
B/C
scherpe overgang
-
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
stukje houtskool Vondstnr.3
55 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
75 Zs1
-
rdbr
-
B
scherpe overgang
10xAW indet
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
Vondstnr. 4
-
brgr
-
A
Bouwvoor
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
scherpe overgang Opmerkingen
1xBKST; 2xAW indet;1x stukje wit geglazuurde keramiek Vondstnr.5
50 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
60 Zs1
-
rdbr
-
B
scherpe overgang
-
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
4xAW indet Vondstnr. 6
45 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
50 Zs1
-
lbr
-
B/C
scherpe overgang
1xBOT;1xAW indet
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
Vondstnr. 7
50 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
60 Zs1
-
rdbr
-
B
scherpe overgang
-
90 Zs1
-
ge
-
C
-
1xAW IJZ - ME
90 Zs1 120 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv 90 Zs1 120 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
155 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
120 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv 70 Zs1
120 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
90 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
90 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Boring 9
Boring 10
Boring 11
Boring 12
Diepte in cm - mv
Textuur
Archeodienst BV
Humus
Kleur
Insluitsels
Horizont
Opmerkingen
Vondstnr. 8
70 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
93 Zs1
-
brrd
-
B
scherpe overgang
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
1xAW indet;1x GLAS Rec Vondst
70 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
75 Zs1
-
rdbr
-
B
scherpe overgang
-
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
Vondstnrs. 9 en 10
50 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
1xPIJP
60 Zs1
-
rdbr
-
B
scherpe overgang
-
65 Zs1
-
lbr
-
B/C
-
2xAW indet;3xBKST
Humus
ge Kleur
Insluitsels
C Horizont
Opmerkingen
Vondstnr. 11
40 Zs1
-
brgr
-
A
Bouwvoor
-
95 Zs1
-
brgrge
-
A/C
scherpe overgang
7xAW IJZ -ME
110 Zs1
-
ge
C
-
-
-
120 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
105 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
90 Zs1 Diepte in Textuur cm - mv
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Bijlage 6: Periodentabel
Archeodienst BV
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Bijlage 7: Verklarende woordenlijst
Archeodienst BV
56651 BO-IVO, Schoolstraat 24, 26 en 29 te Oosterend (gem. Texel)
Archeodienst BV
Bijlage 8: Afkortingenlijst a f k o rt ing …1 …2 …3 …4 …g1 …g2 …g3 …h1 …h2 …h3 AD afb. A HN AM K AM S AM Z A RCHIS art. A SB AW A WG A WH BC BE bijv. BL blz B OT BP BR BS B TO B TV BV C 14 CA ca. CA A CA D CCvD Chr. CHW CIS cm CM A co n CRI CvA K d DA O drs. e .d. e.v. et al. etc. FE FeO2 FF FG Fig. G GE gem. gew. GEWICHT gg GIS GLS GN GP S GR GW Gs Gz1 Gz2 Gz3 Gz4 h ho h1 h2 h3 ha HK HL HT HU id IKA W INDET ing. IVO IVO-K IVO-O IVO-P IVO-V J JD K k KB W KER Kl km KNA
be t e k e nis zwak matig sterk uiterst zwak grindig matig grindig sterk grindig zwak humeus matig humeus sterk humeus A nno Do mini (datering na Christus) afbeelding A ctueel Ho o gtebestand Nederland A rcheo lo gische M o numenten Kaart directe C14-meting A rcheo lo gische M o numenten Zo rg A rcheo lo gisch Info rmatie Systeem artikel A rcheo lo gische Standaard B o o rbeschrijving A ardewerkco ncentratie gedraaid handgevo rmd B efo re Christ (datering vo o r Christus) B eige bijvo o rbeeld B lauw bladzijde Bot B efo re P resent (datering t.o .v. 'heden', zijnde 1950) B ruin B aksteen Onverbrand bo t Verbrand bo t B o uwvo o r Ko o lsto fdatering kalk circa Centraal A rcheo lo gisch A rchief Co mputer-aided Drafting (o f Design) Centraal Co llege van Deskundigen Christus Cultuur-Histo rische Waardenkaart Centraal Info rmatie Systeem centimeter Centraal M o numenten A rchief co ncreties Crino iden kalk Co llege do nker Defintief A rcheo lo gisch Onderzo ek do cto randus en dergelijke en verder et alii (en anderen) etcetera Ijzer/o er ro est (ijzero xide) Fo sfaat Fysisch Geo graaf/ Fysische Geo grafie Figuur Grind Geel gemiddeld gewicht gewicht go ed geso rteerd Geo grafisch Info rmatie Systeem Glas Gro en Glo bal P o sitio ning System Grijs gro ndwater grind siltig grind zwak zandig grind matig zandig grind sterk zandig grind uiterst zandig humeus ho ut zwak humeus matig humeus sterk humeus hectare Ho utsko o l Hutteleem Ho ut Humus identiek aan Indicatieve Kaart van A rcheo lo gische Waarden Ondetermineerbaar ingenieur Inventariserend Veldo nderzo ek Inventariserend Veldo nderzo ek, karterende fase Inventariserend Veldo nderzo ek Overig Inventariserend Veldo nderzo ek P ro efsleuven Inventariserend Veldo nderzo ek, verkennende fase ja jo nger dan klei ko lo m B o uwkeramiek keramiek Kiezel kilo meter Kwaliteitsno rm Nederlandse A rcheo lo gie
a f k o rt ing Ks1 Ks2 Ks3 Ks4 KWA RTS Kz1 Kz2 Kz3 L l LB K LEE LIN Lz1 Lz3 m m² MA M C14 M FE M FOS mg M HK M HT M ICRO M LIT mm Mn MP mp M PF M Sc M TL mv M ZF n N NA P NEN nr. NV O o .a. OD OR ORG OX PA pag. plr pu P vA P vE RCE RD REC RI RO RZ S s sch sg SIKB SLK sph Stibo ka STN t a b. tel. temp TEX TOU V v Vk1 Vk3 VKL Vm vnr VST Vz1 Vz3 W WA B O WI WRO wo X(XX) Z Z Z1 Z2 Z3 Z4 Z5 Z6 zg Zk Zs1 Zs2 Zs3 Zs4 ZW
be t e k e nis klei zwak siltige klei matig siltige klei sterk siltige klei uiterst siltige Kwartsiet klei zwak zandig klei matig zandig klei sterk zandig leem licht Lineaire bandkeramiek Leer Lineair leem zwak zandig leem sterk zandig meter vierkante m eter M aster o f A rts mo nster vo o r C14-datering ijzermo nster fo sfaatmo nster matig geso rteerd ho utsko o lmo nster ho utmo nster micro mo rfo lo gisch o nderzo ek litho lo gisch mo nster millimeter mangaan po llenmo nster meetpunt bo tanisch mo nster M aster o f Science metaal maaiveld (het lando ppervlak) zo ö lo gisch mo nster, 0,25 mmm nee no o rd No rmaal A msterdams P eil Nederlandse No rm nummer Natuurlijke versto ring o o st o nder andere o uder dan Oranje Organisch o xidatie P aars pagina plantenresten puin P lan van A anpak P ro gramma van Eisen Rijksdienst vo o r het Cultureel Erfgo ed Rijksdrieho ek systeem (landelijk co ö rdinatensysteem) Recente versto ring riet Ro o d Ro ze silt spo o r schelpenresten slecht geso rteerd Stichting Infrastructuur Kwaliteitsbo ring B o dembeheer (pro duktie-) slakken sphagnum Stichting vo o r B o demkartering natuursteen tabel telefo o n temperatuur Textiel To uw Veen vo ndst veen zwak kleiig veen sterk kleiig Huttenleem/verbrande leem veen mineraalarm vo ndstnummer Vuursteen veen zwak zandig veen sterk zandig west Wet A lgemene B epalingen Omgevingsrecht Wit Wet Ruimtelijke Ordening wo rdtelrest o nbekend zand zuid zand uiterst fijn zand zeer fijn zand matig fijn zand matig gro f zand zeer gro f zand uiterst gro f zegge zand kleiig zand zwak siltig zand matig siltig zand sterk siltig zand uiterst siltig Zwart
Bijlage 4: Watertoets
datum 3-4-2013 dossiercode 20130403-12-6739 Gegevens aanvrager: Jochem Visser BRO vestiging Amsterdam Rhijnspoorplein 38 1018 TX Amsterdam 020-5061999
[email protected] Gegevens project: Stolpwoning Schoolstraat 26 te Oosterend. De bestaande woning wordt gesloopt, er komt vervangende nieuwbouw in vorm van een nieuwe stolpwoning Schoolstraat 26 1794 AS Oosterend Gegevens plangebied: Heeft u een beperkingsgebied geraakt? nee Welke gemeente omvat het grootste deel van het door u getekende plangebied? Texel Basisvragen: Gaat het om een ruimtelijk plan dat uitsluitend een functiewijziging van bestaande bebouwing inhoudt? nee Worden in het plan meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd? nee Vervolgvragen: Neemt in het plan het verharde oppervlak van verharding en bestrating toe met meer dan 2000 m2? nee Maakt het plan deel uit van een groter plan dat in ontwikkeling is of wordt genomen? nee Heeft het plan een tijdelijke of permanente waterpeilverandering tot gevolg? nee Is er in of rondom het plangebied sprake van (grond)wateroverlast? (Vraag andere partijen (particulieren) als u het antwoord niet weet) nee Betreft het een algehele herziening van een bestemmingsplan? nee Betreft het plan een structuurvisie, masterplan, herstructureringsplan, tracebesluit, landinrichtingsplan of grootschalige wegreconstructie? nee Aanvullende vragen (korte procedure): Neemt door het plan de hoeveelheid verharding toe met een oppervlakte tussen 800 m2 en 2000 m2? nee Hoe wordt in het plan het afvalwater en het hemelwater behandeld?
Vinden er activiteiten plaats op het verharde oppervlak waardoor waardoor verontreinigingen kunnen afspoelen en het oppervlaktewater mogelijk belast wordt? nee Is er in of grenzend aan het plangebied oppervlaktewater aanwezig? nee Worden er in het plan wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem aangebracht of vinden er werkzaamheden plaats binnen 5 meter van een waterloop? nee Is er sprake van een tijdelijke of permanente grondwateronttrekking en/of -lozing? nee
De WaterToets 2012
datum 3-4-2013 dossiercode 20130403-12-6739 Project: Ruimtelijke onderbouwing Stolpwoning Schoolstraat 26 te Oosterend Gemeente: Texel Aanvrager: Jochem Visser Organisatie: BRO vestiging Amsterdam
Geachte heer/mevrouw Jochem Visser, Voor het plan Ruimtelijke onderbouwing Stolpwoning Schoolstraat 26 te Oosterend heeft u advies aangevraagd in het kader van de watertoets op http://www.dewatertoets.nl. Met de gegevens die u heeft opgegeven is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen vindt u in het onderstaande wateradvies dat u in de ruimtelijke onderbouwing van het plan kunt verwerken. U hoeft dan verder geen contact met ons op te nemen met betrekking tot de watertoets. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente. Wij hebben uw aanvraag als een melding ontvangen en zullen deze archiveren. Tijdens de formele overlegprocedures (art 3.1.1 of art 5.1.1) van uw plan zal het waterschap een controle doen of de conclusies ten aanzien van de wateraspecten kloppen. Indien u tijdens de ter inzage termijn van uw plan niets van ons hoort, gaan wij akkoord met het plan en kunt u deze email beschouwen als ons formele wateradvies. Indien wij wel willen/moeten reageren, zullen wij contact met u opnemen. LET OP: Dit formulier en het watertoetsproces is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de planvormingfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren. Bij het waterschap dient u wellicht een Watervergunning aan te vragen of een melding te maken in het kader van vergunningverlening. Meer informatie over de Watervergunning vindt u op http://www.hhnk.nl/digitale_balie/formulieren/formulieren/vergunningen. Met vriendelijke groet, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD T 072 582 8282 F 072 582 7010 E
[email protected] W www.hhnk.nl
Wateradvies korte procedure Via de Digitale Watertoets (http://www.dewatertoets.nl) is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Ruimtelijke onderbouwing Stolpwoning Schoolstraat 26 te Oosterend in het kader van de watertoets. In dit advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de door de aanvrager/initiatiefnemer ingevoerde gegevens heeft het hoogheemraadschap een aantal opmerkingen. Daarnaast is er een aantal aspecten die wij graag in de uitwerking van het plan verwerkt willen zien. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Verharding en compenserende maatregelen Uit uw gegevens blijkt dat er geen / slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. Waterkwaliteit en riolering In relatie tot het watersysteem is het in het plangebied aanwezige rioleringsstelsel van belang. Het hoogheemraadschap hanteert als uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen dat hemelwater van verharde oppervlakken voor 100% wordt gescheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. U heeft aangegeven dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat we voor de nieuwe ontwikkeling adviseren om een gescheiden stelsel aan te leggen. Voor deze lozing dient een melding te worden gedaan bij het hoogheemraadschap. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met medewerkers van de afdeling 'Vergunningen & Handhaving, cluster Lozingen' van het hoogheemraadschap. Wij adviseren om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Tot Slot De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan verzoeken wij u vriendelijk ons een geactualiseerde versie toe te sturen. Ook ontvangen wij graag een exemplaar van het definitieve en goedgekeurde plan. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente.
De WaterToets 2012
Bijlage 5: Akoestisch onderzoek
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai ten behoeve van de nieuwbouw aan de Schoolstraat 26 te Oosterend, gemeente Texel rapportnummer 1990.50A november 2011 opgesteld door: Ir. H.P.G.R. van den Berk Sonsbeek Adviseurs BV
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai als gevolg van het verkeer uitgevoerd. Daartoe is de geluidsbelasting aan de gevels van de voorgenomen geplande nieuwe woning aan de Schoolstraat 26 bepaald. Maatgevend is de situatie aan het einde van de planperiode (2021). Kort wordt ingegaan op het wettelijk toetsingskader met betrekking tot wegverkeerslawaai. Daarna komen de invoergegevens van de berekeningen van de van belang zijnde weg aan bod. Vervolgens worden de resultaten van de geluidsberekeningen behandeld, waarna de conclusies van het onderzoek worden weergegeven. Als bijlage is een rekenblad met in- en uitvoergegevens opgenomen.
luchtfoto bron Google Earth Binnen het gehele bebouwde komgebied is een 30 km zone regiem aanwezig. De Schoolstraat is een voor dit gedeelte een doodlopende weg met een zeer lage verkeersdichtheid. Gezien de afstand van de ontworpen bebouwing en de status van 30 km-weg en de beperkte hoeveelheid verkeer dat gebruik maakt van deze wegen is geen verder onderzoek gedaan naar de geluidshinder van de binnen de bebouwde kom gelegen wegen. Wettelijk kader In de Wet geluidhinder is aangegeven dat er, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt, langs alle wegen geluidszones zijn. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen (waaronder woningen) aan wettelijke normen te voldoen. De breedte van de geluidszone is vastgelegd in artikel 74, lid 1 Wet geluidhinder. Voor voorliggend plan zijn de Nesweg welke gelegen is aan de zuidrand van Oosterend en de Oosterenderweg, die aan de noordrand van de kom ligt, als gezoneerde wegen van belang. De wettelijke zonebreedte bedraagt voor deze wegen 250 meter ter weerszijden van de weg. De afstand van de Oosterenderweg tot de geplande nieuwe woning bedraagt 286 m. Nader onderzoek naar de geluidsbelasting van de Oosterenderweg kan achterwege blijven.
Het plangebied ligt op circa 112 meter binnen de geluidszone van de Nesweg. Voor deze weg geldt een snelheid van 80 km per uur. Normstelling Wgh In de Wet geluidhinder is aangegeven dat binnen de wettelijke geluidszone van bestaande wegen de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen een grenswaarde van 48 dB geldt. Deze grenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze grenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger. Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kunnen burgemeester en eethouders onder voorwaarden een hogere grenswaarde vaststellen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor nieuwe binnenstedelijk ontwikkelingen geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. Voor woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai op grond van de Wet geluidhinder niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat ook voor nieuwe situaties in een 30 km / uur-gebied sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau, met name binnen. Voor een 30km-gebied zal moeten worden aangegeven of een binnenniveau van 33dB realiseerbaar is. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Rekenmethode Met behulp van de Standaard Rekenmethode I uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 is de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van het gebouw berekend op basis van door de gemeente gehanteerde aannames van maximaal 1000 motorvoertuigen op de in Texel aanwezige landbouwwegen. Daarbij is rekening gehouden met de aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder van 2 dB. Deze aftrek is mogelijk omdat de verwachting bestaat dat motorvoertuigen op middellange termijn stiller worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km / uur geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met snelheid hoger dan 70 km / uur geldt een aftrek van 2 dB. Invoergegevens Hierna zijn de ingevoerde gegevens beschreven die voor het uitvoeren van het akoestisch zijn gebruikt. Invoergegevens Nesweg Verkeersintensiteit Het totaal aantal motorvoertuigen per etmaal op de Nesweg. De etmaalwaarden op de Nesweg is als volgt onderverdeeld: Lichte motorvoertuigen: 904 Middelzware motorvoertuigen: 74 Zware motorvoertuigen: 22 Voor de berekening van eventuele geluidhinder is een verwachting benodigd van de verkeersontwikkeling in 10 jaar. De volgende etmaalwaarden worden dan verwacht: Lichte motorvoertuigen: 999 Middelzware motorvoertuigen: 82 Zware motorvoertuigen: 24
Verhardingsbreedte en afstand wegas tot gevel De verhardingsbreedte is de breedte van het verharde deel tussen de gevel en de as van de weg. Voor de Nesweg bedraagt deze afstand circa 3 meter. Wegkenmerken Voor de Nesweg is gerekend met asfaltverharding. Verkeersnelheden Voor de Nesweg is gerekend met een maximumsnelheid van 80 km / uur. Waarneemhoogte In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting aan de gevel berekend op de maatgevende hoogte van 4.5 meter. Resultaten onderzoek Nesweg De geluidsbelasting op de gevel als gevolg van het wegverkeer op de Nesweg is berekend op 112 meter uit de as van de Nesweg. Het maatgevend Lden is volgens de berekening 40 dB. Na de aftrek van 2dB conform artikel 110g Wet geluidhinder bedraagt de geluidsbelasting 38 dB als gevolg van het wegverkeer op de Nesweg. De grenswaarde van 48dB wordt hiermee niet overschreden. Conclusie Ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet Geluidhinder. Op grond van de berekeningsresultaten behoeven in deze situatie geen bijzondere maatregelen getroffen te worden. Conform het Bouwbesluit moet de geluidsbelasting in een nieuwe woning langs bestaande wegen voldoen aan een binnenwaarde van ten hoogste 33 dB.
Sonsbeek Adviseurs bv Arnhem, november 2011
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Oldenzaal www.BRO.nl