Oorzaken van kindermishandeling Nederlands Jeugdinstituut
Karen Mutsaers
Infolijn t (030) 230 65 64 e
[email protected] i www.nji.nl
Augustus 2008
Of in een gezin een gevaar bestaat op kindermishandeling is niet zomaar te zeggen. Als het zover komt, blijkt de oorzaak altijd te liggen in een combinatie van verschillende factoren die aan kindermishandeling bijdragen: zogenaamde risico- en beschermende factoren. Bovendien zijn er specifieke factoren te onderscheiden die leiden tot seksueel misbruik. We gaan hierna eerst in op de risicofactoren en beschermende factoren voor fysieke en emotionele mishandeling en verwaarlozing en vervolgens op die voor seksueel misbruik.
Risicofactoren voor fysieke en emotionele mishandeling en verwaarlozing Het risico op mishandeling en verwaarlozing blijkt groter te zijn wanneer ouders problemen met zichzelf hebben, niet goed kunnen omgaan met de problemen van het kind of als het gezin onder moeilijke omstandigheden leeft. Problemen en persoonlijkheid van de ouder Ouders die hun kind mishandelen of verwaarlozen onderscheiden zich op drie punten van andere ouders: hun persoonlijk functioneren, hun opvattingen over kind en opvoeding en hun eigen ontwikkelingsgeschiedenis (Berger, 2004). Persoonlijke problemen Ouders die hun kind mishandelen of verwaarlozen hebben relatief vaak last van psychische of psychiatrische problemen, waaronder depressie - met name bij verwaarlozende moeders -, emotionele instabiliteit en een gebrek aan zelfwaardering (Berger et al., 2004). Psychische problemen of een chronische ziekte kunnen ouders beperken in hun mogelijkheden om voldoende ouderlijke zorg te geven (Kooijman & Wolzak, 2004). Zo kan depressiviteit samengaan met een vijandige, afwijzende houding tegenover het kind en met verminderde responsiviteit en betrokkenheid. Ook verslaving aan alcohol of drugs komt vaak bij deze ouders voor: naar schatting 30 tot 90 procent van de verwaarlozende en 50 procent van de fysiek mishandelende ouders heeft verslavingsproblemen. (Chaffin, Kelleher & Hollenberg, 1996; Gaudin, 1995; in: Berger et al., 2004). Daarnaast blijken mishandelende ouders vaker problemen te hebben met het reguleren en uitdrukken van hun emoties. Zij zijn bijvoorbeeld sneller prikkelbaar of vijandig (Berger et al., 2004). Een laag IQ en een jonge leeftijd van de moeder bij de geboorte van het kind worden ook in verband gebracht met mishandeling (Belsky & Vondra, 1989, in: Berger et al., 2004). Ernstige problemen in de relatie van de ouders kunnen eveneens leiden tot spanningen waar kinderen onder lijden (Kooijman & Wolzak, 2004).
1
Nare jeugdervaringen Ouders die zelf als kind mishandeld zijn of andere negatieve ervaringen in de gezinsomstandigheden hebben meegemaakt, lopen een groter risico om hun eigen kind te mishandelen. Geschat wordt dat ongeveer een derde van deze ouders later zelf hun kind mishandelt. Belsky (1984; in: Berger, 2004) stelt dat het verband tussen nare jeugdervaringen en kindermishandeling waarschijnlijk beïnvloed wordt door de persoonlijkheid en het psychisch welbevinden van de ouder. Nare jeugdervaringen kunnen bijvoorbeeld leiden tot depressiviteit en een lage zelfwaardering, wat weer een negatieve invloed kan hebben op de relatie tussen ouder en kind. Gebrek aan pedagogisch besef Pedagogisch besef staat voor het geheel van verwachtingen, beleving, sensitiviteit en empathie van ouders tegenover hun kind (Baartman, 1996, in: Berger, 2004). Mishandelende ouders zijn, meer dan andere ouders, geneigd om het gedrag en karakter van hun kind negatief te interpreteren. Ongewenst gedrag van hun kind vatten ze dan eerder op als opzettelijk. Daarnaast kunnen de verwachtingen die ze van hun kind hebben onrealistisch hoog zijn door een gebrek aan kennis van de normale ontwikkeling van kinderen. Ook hebben mishandelende ouders vaak meer moeite zich in te leven in hun kind en actief in te spelen op de emotionele behoeften van hun kind. Dat kan leiden tot gebrekkige aandacht en betrokkenheid, maar ook tot overmatige bescherming en betrokkenheid. Beide houdingen kunnen de ontwikkeling van het kind belemmeren. Zowel mishandelende als verwaarlozende ouders hebben vaak te weinig technieken voor positieve disciplinering zoals het benoemen van gewenst gedrag, prijzen en belonen en uitleg geven aan het kind (Berger et al., 2004). Kenmerken die het kind extra kwetsbaar maken Kinderen blijken meer risico te lopen om mishandeld of verwaarloosd te worden als zij de pech hebben dat ze bepaalde problemen hebben of op een kwetsbare leeftijd zijn. Aangeboren en fysieke kenmerken Sommige kinderen zijn moeilijker op te voeden dan andere. Dat geldt voor kinderen die extra zorg, aandacht en geduld van ouders vragen, bijvoorbeeld: • Kinderen die te vroeg geboren zijn. Bij deze kinderen bestaat het risico dat, onder meer door verblijf in de couveuse, de hechting tussen moeder en kind een valse start maakt, waardoor de moeder moeite kan hebben het kind te accepteren en te weinig liefde voor het kind voelt; • Kinderen met een lichamelijke of verstandelijke handicap; • Kinderen met een moeilijk temperament zoals huilbaby’s; • Kinderen die vaak ziek zijn. Het opvoeden van deze kinderen geeft ouders waarschijnlijk meer stress en gevoelens van incompetentie. Ook is het mogelijk dat ouders teleurgesteld zijn omdat hun kind niet voldoet aan hun verwachtingen. Daarnaast lopen kinderen die niet gewenst zijn en stiefkinderen een groter risico op mishandeling. Leeftijd Jonge kinderen zijn fysiek en emotioneel erg afhankelijk van hun opvoeders en daarmee extra kwetsbaar voor mishandeling en verwaarlozing (Berger et al., 2004).
2
Gedrags- en ontwikkelingsproblemen Kinderen met problematisch gedrag doen een groot beroep op de opvoedingskwaliteiten en inspanningen van ouders en vormen een bron van stress. Het gaat daarbij zowel om externaliserende gedragsproblemen zoals agressie als internaliserende problemen zoals eetproblemen (Berger et al., 2004). Leefomstandigheden In de omgeving waarin een kind opgroeit, kunnen verschillende factoren het risico van kindermishandeling vergroten. Gezinsklimaat De leden van gezinnen waarin kindermishandeling voorkomt, blijken vaak over de hele linie op een negatieve manier op elkaar te reageren. Met name bij fysieke kindermishandeling is geweld kenmerkend voor de manier waarop gezinsleden met elkaar omgaan. In ongeveer de helft van de mishandelende gezinnen is ook sprake van conflicten en geweld in de partnerrelatie (Baeten & Geurts, 2002, in: Berger et al., 2004). Partnerrelaties in mishandelende en verwaarlozende gezinnen zijn bovendien vaak instabiel of wisselen sterk. Daardoor ontbreekt een dagelijkse structuur en routine en is het huishouden vaak chaotisch en ongeregeld. Vooral in verwaarlozende gezinnen komen extreme ongeregeldheid en continue crisis voor. Sociaal-economische omstandigheden Gezinnen waarin mishandeling plaatsvindt, wonen relatief vaak in buurten die gekenmerkt worden door sociale desorganisatie, criminaliteit, drugsproblematiek, armoede en achterstand (Kooijman & Wolzak, 2004). Problemen als werkloosheid, armoede en slechte huisvesting veroorzaken stress en kunnen het ontstaan en voortbestaan van kindermishandeling bevorderen. Armoede lijkt een grotere rol te spelen bij verwaarlozing dan bij fysieke mishandeling (Berry, Dawson, Charlson, 2002; Gaudin, 1995, in: Berger et al., 2004). Een belangrijk kenmerk van mishandelende en verwaarlozende gezinnen is het ontbreken van praktische en emotionele steun uit het sociaal netwerk. Sociaal isolement komt veel voor bij verwaarlozende ouders. Ouders die hun kind fysiek mishandelen hebben soms wel een sociaal netwerk, maar hun contacten daarmee zijn vaak zo conflictueus dat ze die niet als ondersteunend ervaren. Gezinssamenstelling Alleenstaand ouderschap en gezinsgrootte lijken samen te hangen met kindermishandeling, maar hoe precies is niet duidelijk. Het is aannemelijk dat alleenstaand ouderschap en het hebben van een groot gezin voor de ouder een bron van stress vormen en daardoor het functioneren als opvoeder beïnvloeden (Berger et al., 2004). Sociaal-culturele context De sociaal-culturele context waarin ouders opvoeden kan van invloed zijn. Als een samenleving geweld meer tolereert, dan neemt bijvoorbeeld fysieke mishandeling toe. Maatschappelijke groeperingen kunnen op basis van hun etnisch-culturele, religieuze of sociale achtergrond onderling verschillen in hun opvattingen over wat acceptabel opvoedingsgedrag is (Berger et al., 2004).
3
Beschermende factoren voor fysieke en emotionele mishandeling en verwaarlozing Een aantal factoren kan het kind beschermen tegen de risico’s op kindermishandeling die bij het kind, de opvoeder en de gezinsomgeving spelen. Bij de opvoeder Beschermende factoren bij de opvoeder die kindermishandeling kunnen voorkomen, zijn: • Het hebben van een harmonieuze relatie met een ondersteunende partner; • Zich bewust zijn van de eigen jeugdervaringen en de invloed daarvan op het eigen handelen als opvoeder; • Praktische en emotionele steun vanuit het sociale netwerk. Bij het kind Factoren bij het kind die het kunnen beschermen tegen de gevolgen van kindermishandeling zijn (Berger et al., 2004): • Zelfwaardering; • Ego-veerkracht; • Bovengemiddelde intelligentie; • Goede interpersoonlijke vaardigheden (sociale competentie).
Risicofactoren voor seksueel misbruik Naar specifieke risicofactoren voor seksueel misbruik is nog weinig onderzoek gedaan. Waarschijnlijk spelen er meer factoren een rol dan de factoren die nu zijn te onderscheiden (Berger et al., 2004). Het gezin Seksueel misbruik binnen het gezin kan een uiting zijn van verstoorde gezinsverhoudingen. Daarin spelen communicatieproblemen, een tekort aan emotionele betrokkenheid en flexibiliteit, en sociale isolatie vaak een rol. Ook kan er sprake zijn van geweld tussen de partners. Zowel bij misbruik binnen het gezin als bij misbruik buiten het gezin blijken gezinnen minder samenhang te vertonen, slechter georganiseerd te zijn en slechter te functioneren. Seksueel misbruik komt echter ook voor in gezinnen die goed lijken te functioneren. Sociaal-economische status lijkt geen rol te spelen bij het voorkomen van seksueel misbruik. Plegers lijken makkelijk interne remmingen los te laten wanneer de samenleving tolerant staat tegenover seksuele belangstelling voor kinderen, kinderpornografie en afwijkend gedrag bij dronkenschap. Dat geldt ook wanneer de samenleving een ideologie van voorrechten voor vaders accepteert en wanneer misbruik niet streng wordt gestraft (Hartman & Burgess, 1989, in: Berger et al., 2004). Het kind Jonge kinderen en kinderen met een handicap, chronische ziekte of ontwikkelingsachterstand zijn extra kwetsbaar voor seksueel misbruik. Meisjes lopen een groter risico dan jongens, zeker wanneer zij bij een stiefvader wonen. Zowel voor jongens als voor meisjes geldt dat zij meer risico lopen wanneer zij opgroeien bij één biologische ouder (Berger et al., 2004).
4
Niet-plegende ouder(s) Seksueel misbruik komt vaker voor in gezinnen waarin de moeder – letterlijk of emotioneel – afwezig is. Dat is bijvoorbeeld het geval als de moeder buitenshuis werkt of verslaafd of ziek is. Het ontbreken van een ondersteunende relatie tussen ouder en kind en een tekort aan opvoedingsvaardigheden bij de niet-plegende ouder verhogen ook het risico op seksueel misbruik (Berger et al., 2004). De pleger Het is niet zomaar te zeggen waarom iemand tot seksueel misbruik van een kind in staat is. Bekend is dat plegers vaak een jeugd gehad hebben met nare ervaringen, zoals emotionele verwaarlozing of misbruik. Ook is duidelijk dat plegers zich niet of nauwelijks in het kind kunnen inleven en geen besef hebben van wat het kind doormaakt. In wetenschappelijke literatuur over seksueel misbruik van kinderen wordt vaak verwezen naar het 'four preconditions model' van Finkelhor. In dit model komen psychologische factoren en sociologische factoren naar voren, verdeeld in vier groepen: Motivatie van de pleger: De motivatie van de pleger is gelegen in een of meer van de volgende drie componenten: o de emotionele behoeften van de potentiële pleger passen bij de kenmerken van het kind; o de potentiële pleger kan seksueel opgewonden raken door het kind; o bij de potentiële pleger spelen blokkades die het bevredigen van zijn emotionele en seksuele behoeften met een volwassene in de weg staan. 2. Interne inhibitie: De pleger moet innerlijke drempels overwinnen voordat hij daadwerkelijk tot misbruik over gaat. Zo’n drempel is bijvoorbeeld het besef dat misbruik van kinderen niet acceptabel is. Het wegvallen van zulke drempels maakt voor de pleger de weg vrij om seksueel misbruik te plegen. Hierbij speelt bijvoorbeeld het gebruik van alcohol een rol omdat het deze drempels kan verlagen. 3. Externe inhibitie: Hierbij gaat het om drempels van buitenaf die de drang tot het plegen van misbruik onderdrukken. Denk aan gezinssamenstelling, sociaal netwerk, maatschappelijke sancties en toezicht op het kind. 4. Verzet van het kind: Dit hangt af van de weerbaarheid van het kind. Het gaat hier niet alleen om het daadwerkelijke verzet, maar ook de uitstraling van het kind. Plegers hebben snel door wanneer een kind gevoelig is voor manipulatie. Die kwetsbaarheid wordt extra in de hand gewerkt door emotionele verwaarlozing. Dat wil niet zeggen dat kinderen die weerbaar zijn, niet misbruikt worden. De volwassene heeft volop overwicht en machtsmiddelen tot zijn beschikking om het misbruik af te dwingen. Het kind heeft maar weinig mogelijkheden om zich hier tegen te verzetten. 1.
Beschermende factoren voor seksueel misbruik Over beschermende factoren bij seksueel misbruik is nog weinig bekend, maar enkele factoren lijken een gunstig effect lijken te hebben op de gevolgen van seksueel misbruik: • Steun van de niet-misbruikende ouder, meestal de moeder, of andere belangrijke volwassenen. Een kind dat zich gesteund voelt, laat minder symptomen zien en herstelt sneller dan een kind dat die steun niet ervaart. • Een gezinsklimaat dat gekenmerkt wordt door cohesie, een positief probleemoplossend vermogen, flexibiliteit en een duidelijke gezinsorganisatie (Berger, 2004).
5
Bronnen Baartman, H. (1996). Opvoeden kan zeer doen. Over oorzaken van kindermishandeling, hulpverlening en preventie. Utrecht, SWP. Baeten, P. & Geurts, E. (2002). In de schaduw van het geweld: Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Utrecht, NIZW. Belsky, J. (1984). ‘The determinants of parenting: A process model’, in: Child Development, nummer 55, p. 83-96. Belsky, J. & Vondra, J. (1989). ‘Lessons from child abuse: The determinants of parenting’, in: D. Cicchetti & V. Carlson (Eds.). Child maltreatment: Theory and research on the causes and consequences of child abuse and neglect, p. 153-202. Cambridge, Cambridge University Press. Berger, M., I. ten Berge en E. Geurts (2004). Samenhangende hulp: interventies voor mishandelde kinderen en hun ouders. Utrecht, NIZW. Berry, M., Dawson, K., Charlson, R. (2002). Evidence-based best practices in understanding and treating child neglect. University of Kansas, School of social welfare. Chaffin, M., Kelleher, K. & Hollenberg, J. (1996). ‘Onset of physical abuse and neglect: Psychiatric substance abuse, and social risk factors from prospective community data’, in: Child Abuse & Neglect, 20(3), p. 191-203. Gaudin, J. (1995). ‘Evaluation and treatment: Defining and differentiating child neglect’, in: The APSAC Advisor, 8 (2), nummer 1, p. 16-19. Hartman, C.R., & Burgess, A.W. (1989). ‘Sexual abuse of children’, in: D. Cicchetti & V. Carlson (Eds.). Child maltreatment: Theory and research on the causes and consequences of child abuse and neglect, p. 95-128. Cambridge, Cambridge University Press. Kooijman, K. & Wolzak, A. (2004). Verkennende studie preventie kindermishandeling. Utrecht, NIZW Jeugd.
6