Deloitte & Touceh Rijksoverheid Management & ICT Consultants Stationsplein 6 Voorburg Postbus 90721 2509 LS Den Haag Telefoon (070) 300 66 00 Telefax (070) 300 66 05
“Oorzaken prijsstijging kinderopvang”
Uitgebracht aan:
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Auteurs:
drs. D.J. de Bruijn, drs. M.A.J. Daggers, drs. A.G. van der Veen
Datum:
3 februari 2003
Kenmerk:
03-R002/MS
3 februari 2003 03-R002/MS
2
1. Inleiding
3
2. Aanpak onderzoek
4
3. Een overzicht van de uitkomsten van het onderzoek
5
3.1 Kwantitatieve resultaten 3.1.1 Genoemde oorzaken per onderneming 3.1.2 Categorisering genoemde oorzaken 3.2 Kwalitatieve resultaten 3.2.1 Toegenomen salarislasten 3.2.2 Huisvesting 3.2.3 Terugtrekking gemeentelijke subsidies 3.2.4 Overige oorzaken
4. Conclusies
5 5 7 7 7 8 8 9
10
3 februari 2003 03-R002/MS
3
1. Inleiding Naar aanleiding van de toezegging van Staatssecretaris Phoa aan de Tweede Kamer, op 3 december 2002, om op korte termijn inzage te geven in de oorzaken van de prijsstijgingen binnen de sector Kinderopvang, heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Deloitte & Touche opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de oorzaken van de prijsstijgingen in deze sector. Deloitte & Touche geeft in dit rapport een overzicht van de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de prijsstijging in de kinderopvang. Hierbij is het van belang te vermelden dat dit onderzoek een weergave is van de oorzaken voor de prijsstijgingen, zoals genoemd door de kinderopvang ondernemingen zelf. Na een beschrijving van de aanpak van het onderzoek, worden de onderzoeksresultaten toegelicht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de kwantitatieve en de kwalitatieve resultaten. Tenslotte worden de conclusies ten aanzien van dit onderzoek weergegeven.
3 februari 2003 03-R002/MS
4
2. Aanpak onderzoek Ten behoeve van het onderzoek naar de prijsstelling is een representatieve steekproef (124 ondernemingen c.q. instellingen) getrokken uit alle circa 1200 kinderopvangondernemingen in Nederland. De steekproef bestond voor ongeveer de helft uit kinderdagverblijven, een kwart buitenschoolse opvang en een kwart gastouderopvang. Deze ondernemingen zijn benaderd met de vraag of ze middels een interview wilden meewerken aan het onderzoek. Vervolgens zijn afspraken ingepland om deze ondernemingen in de periode december 2002 – januari 2003 op locatie te bezoeken. Als gesprekspartner is overwegend gesproken met de directeur/ afdelingshoofd aan de kant van de onderneming. Het interview betrof de oorzaken van de prijsstijging bij de bezochte onderneming en was dus niet vestigingsspecifiek. Bij de uitvoering van het onderzoek is het, op verzoek van het ministerie van SZW, nadrukkelijk niet de bedoeling geweest om meer inzicht te verkrijgen in de opbouw van de kostenstructuur van de ondernemingen. Positionering van de vraagstelling was vooral gericht op het in algemene zin kunnen doen van uitspraken ten aanzien van de belangrijkste oorzaken van de prijsstijgingen, gebaseerd op inzichten van de ondernemers in de sector. Het onderzoek naar de oorzaken van de prijsstijgingen is uitgevoerd door middel van ongestructureerde/open interviews. Elk interview is gestart met de volgende open vraag: ‘Welke oorzaken kunt u aangeven voor de prijsstijging binnen uw onderneming’. Indien door de respondenten niet direct een aantal oorzaken werd genoemd, is door de consultant ter ondersteuning een aantal mogelijke (hoofd)categorieën van oorzaken aangegeven (toegenomen salarislasten, huisvesting, terugtrekking gemeentelijke subsidies, overig). In het verdere verloop van het interview is vervolgens getracht deze hoofdcategorieën van genoemde oorzaken, middels doorvragen, verder te concretiseren.
3 februari 2003 03-R002/MS
5
3. Een overzicht van de uitkomsten van het onderzoek 3.1 Kwantitatieve resultaten Van het totaal van de 124 betrokken ondernemingen hebben 118 respondenten de vraag naar de oorzaken van de prijsstijging beantwoord. De functie van de respondenten met wie de gesprekken zijn gevoerd zijn in tabel 1 weergegeven, waarbij drie functiecategorieën zijn onderscheiden. Functie Directeur Afdelingshoofd Medewerker Totaal
Aantal 66 38 20 124
Percentage 53% 31% 16% 100%
Tabel 1: Verdeling respondenten naar functieniveau’s
Uit het onderzoek komt naar voren dat ondernemingen in de meeste gevallen niet één directe oorzaak aangeven voor de prijsstijging, maar vaker een combinatie van oorzaken noemen. Slechts in 15% van de gevallen wordt er één oorzaak genoemd. In de meeste gevallen worden twee (34%) of drie (32%) factoren genoemd ter verklaring van de prijsstijging. In 12% van de gevallen zijn er vier oorzaken aangewezen voor de stijging van de prijs en slechts in 2% van de gevallen zijn meer dan vier oorzaken genoemd. De non-response op deze vraag bedroeg 5%. 3.1.1 Genoemde oorzaken per onderneming Binnen de eerder genoemde hoofdcategorieën (toegenomen salarislasten, huisvesting, terugtrekking gemeentelijke subsidies, overig) is in alle gevallen, met uitzondering van huisvesting, een verdere concretisering naar oorzaken mogelijk. In de onderstaande analyse wordt aangegeven hoe vaak een specifieke oorzaak door de verschillende onderneming is genoemd. Hierbij is geen kwantitatieve relatie gelegd tussen de omvang van de verhoging en de genoemde oorzaak. Oorzaken binnen de hoofdcategorie ‘toegenomen salarislasten’: § algemene stijging loonkosten (67% van de ondernemingen) ; § invoering vorige CAO (27% van de ondernemingen); § invoering nieuwe CAO (12% van de ondernemingen). Oorzaken binnen de hoofdcategorie ‘huisvesting’: § nieuwe eisen aan de huisvesting (32% van de ondernemingen).
3 februari 2003 03-R002/MS
6 Oorzaken binnen de hoofdcategorie ‘terugtrekken gemeentelijke subsidies’: § terugtrekken exploitatie subsidie (9% van de ondernemingen); § terugtrekken kindplaatssubsidie (9% van de ondernemingen). Oorzaken binnen de hoofdcategorie ‘overig’: § invoering van de Arbo-wet (24% van de ondernemingen); § kostenstijgingen als gevolg van een professiona lisering en kwaliteitsslag (22% van de ondernemingen); § de inhaalslag om de vraagprijzen af te stemmen op de kostprijs en om de negatieve vermogenspositie weg te werken (9% van de ondernemingen) ; § verwachte toename administratiekosten in het kader van de nieuw in te voeren Wbk (8% van de ondernemingen); § overige zaken zoals de invoering van de euro en de hoge kosten van (ondernemers) verzekeringen (16% van de ondernemingen). In figuur 1 is het resultaat van deze analyse grafisch weergegeven. 70% 60% 50% 40% 30% 20%
Figuur 1: Aantal genoemde oorzaken prijsstijgingen gerubriceerd per onderneming
Overig
Toename administratiekosten
Inhaalslag
Professionalisering en kwaliteit
Arbo-wet
Terugtrekken kindplaatssubsidie
Terugtrekken exploitatie subsidie
Nieuwe CAO
Invoering CAO
Algemene stijging loonkosten
0%
Huisvesting
10%
3 februari 2003 03-R002/MS
7
3.1.2 Categorisering genoemde oorzaken De 124 betrokken ondernemingen hebben in totaal 291 oorzaken aangegeven voor de prijsstijgingen. Deze 291 oorzaken zijn vervolgens gecategoriseerd in de eerder genoemde vier hoofdcategorieën. In onderstaande analyse wordt de verdeling van het totaal aantal genoemde oorzaken over de verschillend e hoofdcategorieën aangegeven. In figuur 2 is het resultaat van deze analyse weergegeven. 50%
40%
45%
30%
33%
20%
14%
10%
8% 0% Toegenomen salarislasten
Huisvesting
Terugtrekken gemeentelijke subsidies
Overig
Figuur 2: Totaal aantal genoemde oorzaken prijsstijgingen gerubriceerd naar hoofdcategorieën
3.2 Kwalitatieve resultaten In onderstaande paragrafen worden de in paragraaf 3.1 genoemde oorzaken toegelicht, waarbij een onderverdeling gemaakt wordt in de reeds eerder benoemde hoofdcategorieën (toegenomen salarislasten, huisvesting, terugtrekken gemeentelijke subsidies, overig). 3.2.1 Toegenomen salarislasten •
Algemene stijging van de loonkosten; hoge salariskosten worden mede veroorzaakt door een (regiogebonden) krappe arbeidsmarkt en toenemende lasten voor de werkgever (bijvoorbeeld in het geval van pensioenen). Een hoog verloop met daaraan gekoppelde adverteer-, wervings- en opleidingskosten drijft ook de prijzen op.
3 februari 2003 03-R002/MS
8 •
De vorige CAO heeft een forse kostenstijging met zich meegebracht. Omdat de CAO met terugwerkende kracht is ingevoerd (terugwerkende kracht tot 1 januari 2001), is in een aantal gevallen in het tarief onvo ldoende rekening gehouden met de kostenstijging als gevolg van de invoering van deze CAO. Hierdoor hebben die organisaties op een later moment de prijzen moeten verhogen. Op zich is de salarisverhoging niet exceptioneel (3%), maar het aanvullende pakket aan voorwaarden (zoals verhoging van de minimum vakantietoeslag, uitbetaling van structurele eindejaarsuitkering, aanpassing van de pensioengrondslag en wijziging bedragen tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering) was de oorzaak van een substantiële kostenverhoging.
•
Op dit moment wordt onderhandeld over een nieuwe CAO. Hierop wordt geanticipeerd door de prijzen te verhogen. Ook wordt al rekening gehouden met de komst van het nieuwe loonfunctie gebouw. De verwachting bij de ondernemingen is dat de invoering hiervan hoge kosten met zich mee zal brengen.
3.2.2 Huisvesting •
Brandweer, GG en GD en locale overheid stellen eisen aan het gebouw, de inrichting ervan en de materialen die worden gebruikt. Deze maatregelen hebben over het algemeen een prijsopdrijvend karakter, doordat het vaak gaat over kostbare aanpassingen.
3.2.3 Terugtrekking gemeentelijke subsidies •
In geval van subsidie als aanvulling op de exploitatie blijkt dat bij een dergelijke constructie de eventuele overschotten in de exploitatie worden ‘afgeroomd’. Dit biedt onvoldoende prikkels om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Men heeft zich in dergelijke situaties vooral gericht op de het aantal kindplaatsen, een lage financiële drempel (lees: lage prijs voor de ouders) en de kwaliteit van de kindplaatsen. Kostendekkendheid had geen prioriteit. Nu de gemeentesubsidies zijn weggevallen -of in de naaste toekomst vanwege de Wbk gaan wegvallen- is het doorbelasten van de werkelijke kosten een issue. Ook het wegvallen van verdekte subsidies in de huisvesting, zoals het huren van een pand voor de symbolische waarde van €1 zorgt voor een stijging van de kosten. Vaak is men tot de conclusie gekomen dat de prijzen verhoogd dienden te worden om ook in de toekomst kostendekkend te kunnen zijn. Over het algemeen heeft deze prijsstijging tot gevolg gehad dat het prijspeil op een meer ‘normaal’ niveau is gekomen ten opzichte van de meer ‘commerciële’ ondernemingen.
•
In gevallen waarbij een gemeente een aantal kindplaatsen financierde, bestaat bij een aantal van de ondernemingen de verwachting dat sommige ouders in de toekomst niet langer in staat zullen zijn om zelf de kinderopvang te bekostigen. In die gevallen waarbij de werkgever niet kan of wil meebetalen, bestaat de kans dat de ouders zelf weer voor het kind gaan zorgen of een andere oplossing zoeken, waardoor de vraag naar kindplaatsen enigszins zal teruglopen. Om dit op te vangen heeft een aantal kinderopvangorganisaties de prijzen verhoogd om zo een buffer op te bouwen waarmee deze terugloop opgevangen kan worden.
3 februari 2003 03-R002/MS
9
3.2.4 Overige oorzaken •
Aanpassingen in de Arbo-wet (bijvoorbeeld ‘verhoogd zitten’) leiden tot aanschaf van nieuw materiaal. Dit wordt in de prijs verrekend.
•
Professionalisering en een kwaliteitsslag (gediplomeerd personeel, opleidingen, ICTmiddelen) kosten veel geld; evenals het invoeren/verkrijgen van een kwaliteitscertificaat.
•
Een deel van de ondernemingen is nog bezig met een inhaalslag om de vraagprijzen af te stemmen op de kostprijs en om een negatieve vermogenspositie weg te werken.
•
Met de invoering van de nieuwe wet Wbk wordt een toename verwacht van de administratiekosten, omdat de instelling onder de Wbk in plaats van één debiteur (bijvoorbeeld een bemiddelaarsorganisatie) dan een grote hoeveelheid aan debiteuren krijgt, namelijk de ouders. Anticiperend op deze toekomstige kosten, is dit reeds voor een deel verwerkt in de prijsstijging.
•
De prijsstijgingen als gevolg van de invoering van de euro zorgen ervoor dat vooral het eten en de ‘extra’ activiteiten (waaronder uitstapjes) duurder worden. Ook de algemene kosten stijgen hierdoor.
•
Overige genoemde oorzaken: hoge kosten (ondernemers)verzekeringen, het aanleggen van een financiële buffer in het kader van de Wbk en het uitbreiden van het aantal personeelsleden binnen de vestiging.
3 februari 2003 03-R002/MS
10
4. Conclusies Op basis va n 124 interviews bij kinderopvangondernemingen concluderen wij dat in de beleving van de ondernemers de belangrijkste oorzaken voor de prijsstijgingen zijn terug te voeren op een 3-tal items: •
De stijging van de totale personeelskosten is de belangrijkste reden voor de prijsstijging. Het betreft hierbij niet alleen de salariskosten, maar vooral ook de secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals verhoging van de minimum vakantietoeslag, uitbetaling van structurele eindejaarsuitkering, aanpassing van de pensioengrondslag en wijziging bedragen tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering. Gezien het feit dat circa 75% van de begroting van een kinderopvanginstelling bestaat uit personeelskosten, zorgt deze post voor een grote doorbelasting in de uiteindelijke prijzen.
•
De verdere professionalisering van de sector is een belangrijke tweede oorzaak voor de prijsstijgingen. De ondernemingen dienen zich te houden aan regelgeving ten aanzien van huisvesting, Arbo-wetgeving en kwaliteitsbewaking. De hogere kosten die hiervan het gevolg zijn worden doorberekend aan de klant.
•
Tenslotte wordt het (voorziene) wegvallen van de verschillende subsidieregelingen als derde oorzaak gezien worden voor de stijging van de prijzen. Hierdoor is het voor de verschillende ondernemingen nu noodzakelijk geworden de reële kosten door te belasten. Voor die ondernemingen die dit in de voorgaande jaren nog niet gedaan hebben, betekent dit dat zij een inhaalslag aan het uitvoeren zijn, om de continuïteit van de instelling te waarborgen.