HANDLEIDING OPSTELLEN BEGROTING EN JAARREKENING. Voor het opstellen van de begroting en de jaarrekening door colleges van kerkrentmeesters/colleges van diakenen van de gemeenten behorende tot de Protestantse Kerk in Nederland, hierna te noemen gemeente(n) is een beknopte handleiding samengesteld. 1.
ALGEMEEN.
Op grond van ordinantie 11 artikel 1 berust de zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente bij de kerkenraad. De kerkenraad vertrouwt de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente van niet-diaconale aard toe aan het college van kerkrentmeesters en die van diaconale aard aan het college van diakenen. Op grond van ordinantie 11 artikel 2 lid 7a respectievelijk ordinantie 11 artikel 3 lid 4a heeft het college van kerkrentmeesters respectievelijk het college van diakenen onder meer tot taak het meewerken aan de totstandkoming van de begroting en de jaarrekening. De beide colleges stellen ieder op zijn werkterrein een ontwerpbegroting op, die op grond van ordinantie 11 artikel 6 lid 2 jaarlijks vóór 1 november bij de kerkenraad wordt ingediend. Evenzo stellen beide colleges hun ontwerpjaarrekening op. De ontwerpjaarrekening over het laatst verlopen kalenderjaar wordt op grond van ordinantie 11 artikel 7 lid 1 jaarlijks vóór 1 mei aan de kerkenraad voorgelegd. De (algemene) kerkenraad stelt deze stukken vervolgens vast. Eerst dan is sprake van de begroting en de jaarrekening. Vervolgens wordt jaarlijks vóór 15 december de begroting, vergezeld van het beleidsplan, toegezonden aan het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken(RCBB) De jaarrekening, vergezeld van een kopie van het gewaarmerkte quotumopgaveformulier wordt jaarlijks vóór 15 juni toegezonden aan het RCBB. Gemakshalve wordt in deze handleiding verder steeds over begroting en jaarrekening gesproken. 2.
DOELSTELLING BEGROTING EN JAARREKENING.
De doelstelling van begroting en jaarrekening is:
Het geven van inzicht in het financieel reilen en zeilen van de gemeente en het afleggen van verantwoording van het gevoerde beleid en beheer. Dit betekent, dat de begroting en jaarrekening volledig en uniform moeten zijn. Volledigheid van begroting en jaarrekening houdt in dat een zo groot mogelijke zekerheid wordt bereikt, dat het beeld, dat de begroting of jaarrekening te zien geeft, het totale financiële reilen en zeilen van de kerkelijke gemeente omvat. Uniformiteit is van belang om begrotingen en jaarrekeningen op efficiënte wijze te beoordelen en gemeenten te kunnen adviseren. Deze uniformiteit is van belang voor een efficiënte uitoefening van het toezien op de zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet- diaconale en diaconale aard, op grond van ordinantie 11 artikel 22 lid 1 en 2 toevertrouwd aan het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken(RCBB). Uniformiteit maakt het tenslotte mogelijk het resultaat van eigen inspanningen bij het samenstellen van begroting en jaarrekening te vergelijken met andere gemeenten.
Ook heeft het in continuïteit gebruik maken van een vaste indeling voor administratie, begroting en jaarrekening diverse voordelen:
Voor de plaatselijke gemeente geeft het een vorm van herkenning waarbij afwijkende ontwikkelingen snel zichtbaar worden. Ten behoeve van het doen van opgaven voor het vaststellen van het kerkrentmeesterlijk en het diaconaal quotum is een eenduidige hantering van omschrijvingen van inkomsten en uitgaven eveneens van belang. Tenslotte kan op eenvoudige wijze ten behoeve van statistische doeleinden informatie uit de begrotingen en jaarrekeningen worden samengevat.
Handleiding begroting en rekening
1 06/02/2008
3.
DOELSTELLING HANDLEIDING EN MODELLEN.
Deze handleiding en de modellen beogen in de eerste plaats een handreiking te verlenen aan de colleges van kerkrentmeesters/diakenen; het op verantwoorde en systematische wijze voldoen aan hun verplichting jegens kerkenraad en gemeente tot het afleggen van verantwoording over het gevoerde beheer inzake de kerkelijke financiën door middel van een jaarrekening. Ten tweede biedt deze handleiding aan de kerkenraden en colleges van kerkrentmeesters/diakenen een hulpmiddel bij het opstellen van een beleidsplan. Tenslotte kan met behulp van deze handleiding en modellen een begroting worden opgesteld. Door het gebruik van deze handleiding en de modellen zal tevens een grotere eenheid van begroting en jaarrekening binnen alle gemeenten worden bewerkstelligd. Kerkenraden zijn belast met het vaststellen van de begrotingen en de jaarrekeningen. Mede daarom is het gewenst dat ook zij kennis nemen van deze handleiding en van de hierbij behorende modellen voor de begroting en de jaarrekening. Deze handleiding is ook van belang voor degenen die zijn belast met het controleren van de jaarrekening respectievelijk het beoordelen van de begroting en jaarrekening. 4.
DE OPZET VAN DE MODELLEN.
Er is een model voor een begroting en een model voor een jaarrekening. Het model voor de begroting bestaat uit: de staat van begrote baten en lasten met toelichting. Het model voor de jaarrekening bestaat uit: de balans, de staat van baten en lasten en de toelichting op beide stukken. In beide modellen worden deze staten voorafgegaan door een blad met algemene informatie en een blad voor het vastleggen van diverse verklaringen. De betekenis van de in de modellen gebruikte begrippen sluit zoveel mogelijk aan bij wat in de kerk gebruikelijk is. Verder is bij het schrijven van de handleiding en het samenstellen van de modellen uitgegaan van het volgende:
De administratie wordt ingericht conform het aan deze handleiding toegevoegde modelrekeningschema. De administratie wordt gevoerd met behulp van een (eenvoudig) boekhoudpakket, geïnstalleerd op een PC.
Uiteraard is het rekeningschema ook geschikt voor het gebruik in een doorschrijfboekhouding. Bij gebruik van een tabellarisch kasboek zal evenals in het verleden een journaliseringsslag moeten plaatsvinden om de mutaties op de diverse grootboekrekeningen te verantwoorden. 5.
Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. De mate waarin gebruik wordt gemaakt van de staten en toelichtingen is afhankelijk van de grootte van de gemeente. DE BALANS MET TOELICHTING
Het verdient aanbeveling om bij de waardering en presentatie van de balansposten zoveel mogelijk aan te sluiten bij de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Voor de uitwerking van dit rekeningschema is zoveel mogelijk aangesloten bij richtlijn 640 (organisaties zonder winstoogmerk). Waar nodig zijn omschrijvingen van en indelingen in posten aangepast en zijn begrippen gehanteerd die gebruikelijk zijn voor kerkelijke organisaties. Enkele posten worden in dat verband nader toegelicht.
Handleiding begroting en rekening
2 06/02/2008
5.1 Onroerende zaken (hoofdgroep 00) De onroerende zaken worden in de regel tegen verkrijgingprijs in de balans opgenomen, verminderd met afschrijvingen. Onder verkrijgingprijs wordt verstaan de prijs waartegen de onroerende zaak is verworven. De in het kader van de aanschaf van de onroerende zaak verkregen bijdragen (zoals subsidies, opbrengsten acties, aanwending van reserves en fondsen etc.) worden bij voorkeur in mindering gebracht op de verkrijgingprijs. In de toelichting op de balans wordt de gehanteerde waarderingsgrondslag, de methode van afschrijven en de termijn van afschrijven weergegeven. De onroerende zaken worden onderscheiden in monumentale en niet-monumentale kerkgebouwen, kerkelijke centra, overige onroerende zaken ten dienste van het pastoraat (pastorieën en kosterswoningen) en overige onroerende zaken (overige woningen en onbebouwde eigendommen) Met name voor monumentale kerkgebouwen geldt dat de verkrijgingprijs veelal onbekend is en de vroegere investeringen van het kerkgebouw meestal volledig zijn afgeschreven. In dat geval kan het gewenst zijn belangrijke verbouwingen of reparaties te activeren en deze in een aantal jaren af te schrijven. De overige onroerende zaken worden gewaardeerd tegen verkrijgingprijs, onder aftrek van de daarop gebaseerde afschrijvingen. Om toch enig inzicht te hebben in de werkelijke waarde van de onroerende zaken verdient het aanbeveling de actuele waarde in de toelichting op de balans te vermelden. Deze actuele waarde kan (indien beschikbaar) worden ontleend aan recente taxatierapporten, waardebeschikkingen op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ) en aan verzekeringspolissen. De afschrijving op onroerende zaken wordt gebaseerd op de geschatte gebruiksduur van de betreffende onroerende zaak, te weten 40 of 50 jaar. Jaarlijks wordt 2,5% of 2 % afgeschreven van de verkrijgingprijs. Op de waarde van de grond wordt niet afgeschreven. 5.2 Installaties en inventarissen (hoofdgroep 01) Ook de installaties en inventarissen worden in de balans opgenomen tegen de verkrijgingprijs, verminderd met een afschrijving gebaseerd op de geschatte levensduur van de betreffende installatie of inventaris. Onder installaties wordt verstaan centrale verwarming, liftinstallatie, airconditioning etc. Daarbij te hanteren termijnen van afschrijving 10 tot 15 jaar. Jaarlijks wordt dus 10 % c.q 6,67 % van de verkrijgingprijs afgeschreven. Bij inventarissen worden diverse afschrijvingstermijnen onderscheiden, afhankelijk van de aard van de inventaris: Afschrijvingstermijn Afschrijvingspercentage Meubilair 10 jaar 10 % Kleine inventaris 5 jaar 20 % Computerapparatuur 3/4/5 jaar 33,33/25/20 %
Indien het orgel afzonderlijk in de balans is opgenomen tegen verkrijgingprijs, minus eventuele subsidies en bijdragen is een verwachte gebruiksduur van 10 tot 20 jaar een redelijke inschatting. Jaarlijkse afschrijving dus 10% c.q 5 % van de verkrijgingprijs. 5.3 Algemeen ten aanzien van onroerende zaken, installaties en inventarissen De gehanteerde waarderingsgrondslagen en afschrijvingstermijnen worden in de toelichting op de balans opgenomen. Een eenmaal gekozen systeem van waardering en afschrijving wordt zoveel mogelijk gehandhaafd. Wijzigingen moeten goed worden gemotiveerd.
Handleiding begroting en rekening
3 06/02/2008
5.4 Financiële vaste activa (hoofdgroep 02) Financiële vaste activa worden onderscheiden in kapitaaldeelnemingen in stichtingen en verstrekte hypotheken en leningen. Deze posten worden gewaardeerd tegen nominale bedragen. Het verdient aanbeveling in de toelichting op de balans nadere informatie op te nemen over de aard van de kapitaaldeelneming en over de voorwaarden waartegen de hypotheken en leningen zijn verstrekt (looptijd, rentepercentage, einddatum). 5.5 Beleggingen (hoofdgroep 03) Ten aanzien van de effecten wordt aangegeven dat: -
de waarde van de in de balans opgenomen aandelen wordt opgenomen tegen de verkrijgingprijs (aankoopwaarde) of de lagere beurswaarde per balansdatum; de waarde van de in de balans opgenomen obligaties wordt opgenomen tegen de verkrijgingprijs met als maximum het bij uitloting te verkrijgen bedrag, of de lagere beurswaarde per balansdatum.
Mutaties in de loop van het jaar in de waarde van de effecten, die niet het gevolg zijn van aankopen of verkopen van effecten (dus koersverschillen), worden rechtstreeks verwerkt in de reserve koersverschillen. In elk geval wordt in de toelichting op de balans inzicht gegeven in de beurswaarde per balansdatum van de in bezit zijnde effecten. 5.6 Voorraden (hoofdgroep 07) De in de balans opgenomen voorraden worden opgenomen tegen de verkrijgingprijs. 5.7 Debiteuren, overige vorderingen en liquide middelen(hoofdgroepen 10, 11, 12) De debiteuren, overige vorderingen, overlopende activa en de liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale bedragen. Ten aanzien van de debiteuren wordt daarbij rekening gehouden met een mogelijke aftrek voor eventuele oninbaarheid van de vordering. Bij de liquide middelen wordt aangegeven wanneer daaronder opgenomen deposito´s niet direct ter beschikking staan met vermelding van rentepercentage en data waarop deze middelen wel ter vrije beschikking komen. 5.8 Reserves (hoofdgroep 20) De reserves worden onderscheiden in algemene reserve, herwaarderingsreserve, reserve koersverschillen en overige reserves. Algemene reserve De algemene reserve is het verschil tussen de activa en de schulden, verminderd met de specifieke reserves, fondsen en voorzieningen. In de toelichting op de balans wordt inzicht gegeven in de mutaties in de omvang van de algemene reserve.
Handleiding begroting en rekening
4 06/02/2008
Herwaarderingsreserve Hoewel dit bij de bespreking van de waardering van de onroerende zaken niet is aangegeven is het denkbaar dat onroerende zaken worden gewaardeerd tegen een hogere waarde dan de verkrijgingprijs. Het verschil tussen de in de balans opgenomen waarde en de verkrijgingprijs wordt in een afzonderlijke herwaarderingsreserve opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ongerealiseerde herwaardering (zolang deze hogere waardering niet is gerealiseerd) en gerealiseerde herwaardering. Zolang de herwaardering niet is gerealiseerd kan deze reserve niet vrij worden besteed. Reserve koersverschillen Het verdient aanbeveling om een reserve koersverschillen aan te houden om daarmede het risico van waardedaling van de eventueel in bezit zijnde effecten af te dekken. De reserve koersverschillen kan worden gevormd door: -
de gerealiseerde koerswinst/verlies bij verkoop van effecten via de staat van baten en lasten toe te voegen aan deze reserve; de mutaties in de waarde van de effectenportefeuille (ongerealiseerde koersverschillen) rechtstreeks toe te voegen c.q te onttrekken aan deze reserve (zie 5.5).
Het verdient vervolgens aanbeveling te beoordelen of de omvang van de reserve toereikend is om het risico van waardedaling van de effectenportefeuille af te dekken. Overige reserves Onder overige reserves worden verstaan zogenoemde bestemmingsreserves. Dit zijn afzonderlijk gevormde reserves waaraan een specifieke bestemming is gegeven. Deze reserves worden gevormd om daarmee te zijner tijd de middelen ter beschikking te hebben om een project te realiseren (verbouwing kerkgebouw, vervanging orgel ). Kenmerkend voor deze bestemmingsreserves is dat ze worden gevormd door bestemming van (een deel van) het resultaat. In de toelichting op de balans wordt de aard en de doelstelling van de betreffende bestemmingsreserve uiteengezet. Bij de besteding van gelden voor de projecten, niet zijnde investeringen, waarvoor een bestemmingsreserve is gevormd, worden de betalingen ten laste van de betreffende uitgavenrekening geboekt. Daartegenover wordt het bedrag onttrokken aan de bestemmingsreserve ten gunste van de rekening van baten en lasten. Bij de besteding van gelden voor de investeringsprojecten (restauratie, nieuwbouw, verbouw) waarvoor een bestemmingsreserve is gevormd, wordt het bedrag onttrokken aan de bestemmingsreserve ten gunste van de rekening van baten en lasten. Vervolgens wordt het bedrag van de onttrekking geboekt als kosten in de vorm van een eenmalige extra afschrijving en in mindering gebracht op de investering. 5.9 Fondsen (hoofdgroep 21) Onder fondsen worden verstaan financiële middelen die worden afgezonderd om daarmee te zijner tijd de middelen ter beschikking te hebben om een project te realiseren (verbouwing kerkgebouw, vervanging orgel ). Kenmerkend voor deze fondsen is dat ze veelal worden gevormd uit van derden verkregen middelen, specifiek bestemd voor het realiseren van het project. Kenmerkend is verder dat de bestemming van het fonds niet kan worden gewijzigd. In de toelichting op de balans wordt de aard en de doelstelling van de betreffende fondsen uiteengezet. Bij de besteding van gelden voor de projecten, niet zijnde investeringen, waarvoor een fonds is gevormd, worden de betalingen ten laste van de betreffende uitgavenrekening geboekt. Daartegenover wordt het bedrag onttrokken aan het fonds ten gunste van de rekening van baten en lasten. Bij de besteding van gelden voor de investeringsprojecten (restauratie, nieuwbouw, verbouw) waarvoor een fonds is gevormd, wordt het bedrag onttrokken aan het fonds ten gunste van de rekening van baten en lasten. Vervolgens wordt het bedrag van de onttrekking geboekt als kosten in de vorm van een Handleiding begroting en rekening
5 06/02/2008
eenmalige extra afschrijving en in mindering gebracht op de investering. 5.10 Voorzieningen (hoofdgroep 22) Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen waarvan de omvang en/of het moment van afwikkeling onzeker is. Een voorziening wordt opgenomen als op de balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: -
er is sprake van een (in rechte afdwingbare of feitelijke) verplichting; het is waarschijnlijk dat voor de afwikkeling van de verplichting betalingen moeten worden gedaan; er kan een betrouwbare schatting worden gemaakt van de omvang van de verplichting.
Meest voorkomende vorm van de voorziening is de voorziening groot onderhoud. Deze voorziening wordt gevormd door een jaarlijkse toevoeging aan deze voorziening. Deze toevoeging vindt plaats op basis van een meerjarenonderhoudsplan en wordt ten laste van de betreffende grootboekrekening verantwoord. De betaling van de kosten van groot onderhoud worden ten laste van de betreffende onderhoudsrekening geboekt. Daartegenover wordt het bedrag onttrokken aan de voorziening ten gunste van de rekening van baten en lasten. Jaarlijks wordt ook beoordeeld of de voorziening nog toereikend is . In de toelichting op de balans worden de uitgangspunten die bij het vormen van de voorziening zijn gehanteerd, toegelicht. 5.11
Hypotheken en leningen (hoofdgroep 23)
De langlopende schulden (hypotheken en leningen) worden gewaardeerd tegen het nominale bedrag. In de toelichting op de balans worden opgenomen: -
de resterende looptijd van de langlopende schuld; het rentepercentage; jaarlijkse aflossing; welke onroerende zaken als onderpand dienen voor het verstrekte recht van hypotheek. 5.12
Crediteuren, kortlopende schulden en overlopende passiva (hoofdgroepen 24 en 25)
De crediteuren, kortlopende schulden en overlopende passiva worden in het algemeen opgenomen voor bedragen waartegen de schuld moet worden afgelost. 6.
DE (BEGROTE) STAAT VAN BATEN EN LASTEN
De staat van baten en lasten met toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het (begrote) resultaat van het boekjaar weer en zijn afleiding uit de posten van baten en lasten. 6.1 Baten (hoofdgroepen 80 tot en met 85 (86 optioneel)) Als baten van een jaar worden opgenomen alle in dat jaar ontvangen bedragen -behoudens die dienen voor de afwikkeling van balansposten - alsmede alle toezeggingen voor zover die vóór het opmaken van de jaarrekening feitelijk zijn ontvangen. Het moment van opmaken zal na 31 december (sluiting boekjaar) liggen. De verantwoording van de diverse opbrengsten vindt plaats conform het bijgevoegde model rekeningschema.
Handleiding begroting en rekening
6 06/02/2008
Ten aanzien van een enkele post volgt hieronder nog een nadere toelichting: Schenkingen/legaten/erfenissen Schenkingen/legaten/erfenissen tot € 500 worden via grootboekrekening 83.40 ten gunste van de rekening van baten en lasten verantwoord. Is de betreffende schenking/het legaat/de erfenis groter dan € 500, dan vindt verantwoording ten gunste van het vermogen plaats. Is aan de schenking/het legaat/de erfenis een bepaalde bestemming meegeven, dan wordt het bedrag in een specifieke bestemmingsreserve gestort, is geen bestemming meegegeven, dan wordt het bedrag toegevoegd aan de algemene reserve.
6.2 Lasten (hoofdgroepen 40 tot en met 58) Als lasten van een jaar worden opgenomen alle kosten die gemaakt en betaald zijn in dat jaar c.q. per balansdatum nog zijn te betalen. De verantwoording van de diverse kosten vindt plaats conform het bijgevoegde model rekeningschema. Met betrekking tot enkele posten daarin volgt hieronder nog een nadere toelichting. Onderhoud: In het algemeen zullen de onderhoudskosten jaarlijks ten laste van de staat van baten en lasten worden gebracht. Alleen als een gemeente over belangrijke registergoederen als een kerkgebouw beschikt vindt groot onderhoud periodiek, bijvoorbeeld om de vijf jaar plaats. Het is dan goed om jaarlijks een bedrag voor onderhoud te reserveren door middel van een dotatie aan de onderhoudsvoorziening. (Zie ook de toelichting onder 5.10.) Kosten pastoraat: De componenten van de kosten van het pastoraat worden nader gespecificeerd zoals in het model rekeningschema is aangegeven. Ingeval bijdragen in het traktement worden ontvangen van de diaconie (voor specifieke diaconale werkzaamheden van de predikant) of van derden worden deze verantwoord op rekening 43.14. Op deze rekening worden ook de afdrachten door de predikant inzake neveninkomsten geboekt. Streekgemeenten en andere combinatievormen tussen gemeenten: Indien gemeenten samengaan in een streekgemeente of een combinatievorm, wordt de individuele bijdrage aan de streekgemeente of combinatie verantwoord op rekening 56.20. De streekgemeente of combinatie maakt voor haar administratie gebruik van de modellen en het rekeningschema. De ontvangsten van de deelnemers aan de streekgemeente of combinatie dienen door de streekgemeente of combinatie verantwoord te worden op rekening 56.10. 6.3 Resultaat Het resultaat is het verschil tussen de baten en de lasten. Een positief resultaat wordt toegevoegd aan de reserve, een negatief resultaat wordt onttrokken aan de reserve. In principe zal het resultaat worden toegevoegd of onttrokken aan de algemene reserve tenzij op grond van het beleidsplan of andere besluitvorming (een deel van) het resultaat wordt bestemd ter toevoeging of onttrekking aan een bestemmingsreserve. In de jaarrekening wordt de bestemming van het resultaat verwerkt.
7.
PASTORALIA
In een aantal gemeenten komt nog het begrip pastoralia voor. Deze pastoralia omvatten de bezittingen, schulden en het vermogen betrekking hebbend op het pastoraat. Het verdient aanbeveling om voor het beheer en de administratie daarvan een afzonderlijke administratie te openen, ingericht conform de Handleiding begroting en rekening
7 06/02/2008
uitgangspunten van het model rekeningschema. Jaarlijks wordt een afzonderlijke jaarrekening van deze pastoralia in een bijlage bij de kerkrentmeesterlijke jaarrekening opgenomen. 8.
BEGRAAFPLAATS
Een aantal gemeenten heeft een begraafplaats in beheer. De bezittingen, schulden en het vermogen alsmede de jaarlijkse baten en lasten worden in een afzonderlijke administratie bijgehouden. Ook deze administratie is ingericht conform de uitgangspunten van het model rekeningschema, aangevuld met een aantal specifieke grootboekrekeningen die noodzakelijk zijn bij de exploitatie van de begraafplaats. Jaarlijks wordt een afzonderlijke jaarrekening van de begraafplaats in een bijlage bij de kerkrentmeesterlijke jaarrekening opgenomen. 9.
BUFFET
In meerdere gemeenten zal in het kerkelijk centrum of het zalencomplex ook een buffet worden geëxploiteerd. Vaak is in dergelijke gevallen de koster-beheerder aangesteld voor de exploitatie van het buffet, onder verantwoordelijkheid van het college van kerkrentmeesters of een speciale commissie beheer buffetexploitatie. Gelet op het specifieke karakter van deze buffetexploitatie is uitgegaan van de situatie dat daarvoor een afzonderlijke administratie wordt gevoerd en dat alleen het saldo van de buffetexploitatie in de rekening van baten en lasten van de jaarrekening van het college van kerkrentmeesters wordt verantwoord. Daarom is er voor gekozen in het voorliggende rekeningschema geen grootboekrekeningen te definiëren die betrekking hebben op deze buffetexploitatie.
10.
ANDERE WERKGROEPEN
In de handleiding is tot nu toe met name aandacht besteed aan baten en lasten van kerkrentmeesterlijke dan wel diaconale aard. In veel gemeenten zijn diverse werkgroepen actief met eigen begroting, verantwoording en geldstromen. Voor een goed inzicht in de totale financiële positie van de gemeente is het van belang dat de baten en lasten van alle activiteiten in de gemeente in de verantwoording (via de jaarrekeningen van het college van kerkrentmeesters resp. het college van diakenen) tot uitdrukking komen. Het model rekeningschema biedt daarvoor voldoende mogelijkheden. Een voorbeeld De werkgroep ZWO zal zich veelal in samenwerking met de diaconie bezig houden met het inzamelen van gelden, al dan niet voor het missionair diaconaal aandeel. Het model rekeningschema van de diaconie geeft een aantal specifieke posten voor verantwoording van deze baten en lasten. Voor de verantwoording van de baten en lasten van deze werkgroepen (via de jaarrekening van het college van diakenen) biedt het rekeningschema diaconie voldoende mogelijkheden.
Handleiding begroting en rekening
8 06/02/2008