OOH 2014-1 Tactische Studie Out-Of-Home Methodologie
CIM - Centrum voor Informatie over de Media Terhulpsesteenweg 181, Bus 22 - 1170 Brussel Tel. : 32 2 661 31 50 - fax: 32 2 661 31 69
[email protected] www.cim.be
1
Over het CIM
Het CIM ontstond in 1971 uit de samensmelting van de DVEA (het eerste organisme ter echtverklaring van de verspreiding van de Belgische perstitels) en de BSRM (eerste Belgisch instituut dat begon met het meten van bereikcijfers). De vereniging telt ruim 300 leden zowel bij media en hun regies, als bij adverteerders en reclame agentschappen.
De missie van het CIM is de verzameling van gegevens over het bereik van de verschillende media : televisie, radio, Out-Of-Home, internet, bioscoop en pers. Wat de Out-of-Home media betreft, organiseert en controleert het CIM het onderzoek naar de verplaatsingen en de inplanting van de panelen binnen een speciaal hiervoor ontworpen cartografie. Samen met de modellering van de verplaatsingen vormen deze twee elementen de pijlers waarop deze studie steunt.
Contact: CIM vzw: Terhulpsesteenweg 181, 1170 Brussel – Tel: +32 2 661.31.50 – www.cim.be –
[email protected] – Voorzitter: Thierry Keyen – Algemeen Directeur: Stef Peeters. Studie CIM Out-Of-Home: Senior Project Manager: Luc Eeckhout – Project Manager: Jean-Matthieu Schmerber. Technische Commissie Out-Of-Home: Jos Van Campenhout (Voorzitter), Alessandro Asproni, Veerle Colin, Bernard Cools, Charles Dejean, Christophe Guisset, Michel Jadoul, Lieve Nolmans, Cédric Tytgat, Arnaud Vandenberghen Partners:lcEt Verplaatsingsonderzoek: AQ Rate, Opperstraat 96, 1050 Brussel – Research Consultant: Dominique Zaczek, Research Director: Laurent Moreau, IT & Data Director: Didier van Kesteren. Modellering, verwerking van de resultaten en software: Pointlogic Rotterdam, Burgemeester Oudlaan 50, 3062 PA Rotterdam, The Netherlands – Business Director: Edgar de Gelder, Research Consultant: Bram Steenhoek, Analytical Consultant: Jan-Willem van Leeuwen Overplaatsing van de cartografische gegevens: GéoSolution, 120 G Chaussée de Huy, 1300 Wavre – Business Development Manager & Partner: Raoul Penneman, Project Manager & Partner: Johan Ceuppens Trajectreconstructie openbaar vervoer: Syntigo, Tweestationsstraat 82, 1070 Brussel, Key Account Manager: Kurt Vercauteren, Project Leader NMBS-Holding : Fabrice Tailleur
2
3
Inleiding De recentste update van de verplaatsingsgegevens van de Belgen dateerde van 2005-2006. Sindsdien dienden de resultaten die uit die studie voortkwamen als basis voor de modellering van de verplaatsingen en voor de berekening van prestaties van de affichagenetwerken binnen het universum van 48 CIM-steden. Tijdens de zomer van 2010 leidden de werkzaamheden die de Technische Commissie was begonnen tot het opstellen van een lastenboek waarbij de instituten werden verzocht hun voorstellen in te dienen voor de uitvoering van een nieuw verplaatsingsonderzoek. De keuze van het CIM viel uiteindelijk op het marktstudiebureau AQRate (toen nog Research Solution), dat in juni 2011 een veldwerk van 12.000 enquêtes aanvatte, verdeeld over 4 jaar, ofwel 3.000 enquêtes per jaar. Deze nieuwe verplaatsingsgegevens zullen zo geleidelijk de database van 2005-2006 opfrissen waardoor de database van 2005-2006 na afloop van de 4 jaar van de nieuwe studie dus volledig zal verdwijnen. Het is belangrijk te verduidelijken dat de verplaatsingsgegevens werden ingezameld op basis van een zelf in te vullen dagboekje voor 7 dagen, net als in de voorgaande studie. De nieuwe studie bevat evenwel duidelijke verbeteringen, namelijk op twee niveaus:
De rekrutering van respondenten gebeurde met naleving van de strikte CIM-normen die eveneens worden gehanteerd in andere studies zoals, bijvoorbeeld, de CIM Persstudie. De Technische Commissie opteerde zodoende voor een toevallige rekrutering face-to-face in de woning van de respondent. Dit vormt een grote verandering ten opzichte van de studie 2005-2006 waarin een rekrutering en terugsturing via de post de voorkeur kreeg.
Het dagboekje voor 7 dagen: dit is gelijkaardig gebleven aan het boekje dat in 2005-2006 werd gebruikt. De verbeteringen betreffen, enerzijds, de integratie van een tool voor geocodering waarmee de vertrek- en aankomstpunten onmiddellijk kunnen worden gegeocodeerd wanneer het instituut de gegevens van het dagboekje invoert en, anderzijds, de introductie van een CAWI-versie.
Het streefdoel van de Technische Commissie beperkte zich evenwel niet tot dit eerste gedeelte van de studie. Zo werd ook in aanzienlijke mate gewerkt aan de inplanting van de panelen. De vele veranderingen op het gebied van infrastructuur, zoals het verschijnen van nieuwe verkeerswegen, de wijziging van het stadslandschap of de ontwikkelingen in de technologieën, vormen factoren die aanleiding hebben gegeven tot de nieuwe inplanting van zowat 43.000 affichagepanelen op de nieuwe kaart "Tom-Tom 2012". Deze overplaatsing werd meer bepaald mogelijk gemaakt dankzij een partnership met GEO Solutions, een hierin gespecialiseerde firma, en dankzij de vele inspanningen die de afficheurs leverden om de inplanting van al hun panelen te verifiëren en bij te werken. Deze verschillende factoren worden verderop in dit document ruimschoots besproken. Deze verschillende methodologische wijzigingen maken de studie betrouwbaarder dan voorheen. Maar, gezien de vele ontwikkelingen, moeten we toevoegen dat de resultaten van deze nieuwe versie van de studie niet mogen vergeleken worden met de resultaten van de vorige publicaties. Tot slot is nog op te merken dat de berekeningsmethode van de prestaties niet gewijzigd is ten opzichte van de voorgaande editie. Wij verzoeken de lezer bijgevolg de voorgaande methodologie te raadplegen die online te vinden is op de website van het CIM. Veel leesgenot! 4
Inhoudstafel Over het CIM .............................................................................................................................................................................. 2 Inleiding ...................................................................................................................................................................................... 4 Inhoudstafel ............................................................................................................................................................................... 5 Methodologie Tactische Studie Out-Of-Home 2014-1 ............................................................................................................... 8 In een notendop ......................................................................................................................................................................... 8 1.1.
Technische fiche ...................................................................................................................................................... 9
1.2.
De spelers .............................................................................................................................................................. 10
Eerste deel : nieuwe verplaatsingsstudie ................................................................................................................................. 12 1. Het begrip “verplaatsing” ................................................................................................................................................... 13 2. CIM Habitat en CIM Inwoner .............................................................................................................................................. 14 2.1.
CIM Habitat ............................................................................................................................................................ 14
2.2.
CIM Inwoner .......................................................................................................................................................... 15
3. Referentie-universum ........................................................................................................................................................ 17 4. Structuur van de steekproef ............................................................................................................................................... 18 4.1.
Gebruik van de steekproef van het onderzoek 2005-2006 .................................................................................... 18
4.2.
Steekproeftrekking 2011-2012 .............................................................................................................................. 19
4.2.1. Spreiding van de interviews in de ruimte .............................................................................................................. 19 4.2.2. Bepaling van de adressen ...................................................................................................................................... 20 4.2.3. Bepaling van de te ondervragen persoon .............................................................................................................. 20 4.2.4. Correctie van de steekproef .................................................................................................................................. 21 4.2.4.1. Structuur van de bruto steekproef ......................................................................................................................... 21 4.2.4.2. Correctiecriteria ..................................................................................................................................................... 23 5. Verloop van het veldwerk .................................................................................................................................................. 24 5.1.
Rekrutering voor het onderzoek ............................................................................................................................ 24
5.2.
Registratie van de gegevens over de verplaatsingen ............................................................................................. 24
5.3.
Percentage teruggestuurde boekjes ...................................................................................................................... 27
5.4.
Coherenties en cleaning van de boekjes ................................................................................................................ 28
5.5.
Codering van de gegevens ..................................................................................................................................... 28
5.6.
Vragenlijst .............................................................................................................................................................. 28
5.6.1. Rekruteringsvragenlijst: CAPI ................................................................................................................................. 29 5.6.2. Verzameling van de verplaatsingsgegevens: zelf ingevuld dagboekje voor 7 dagen ............................................. 29 5.6.2.1. Inleiding ................................................................................................................................................................. 29 5.6.2.2. Algemene principes van het boekje ....................................................................................................................... 30 5.6.2.3. De transportmiddelen ............................................................................................................................................ 30 5.6.2.4. Het doel van de verplaatsing ................................................................................................................................. 30 5.6.2.5. Het adres van aankomst / vertrek ......................................................................................................................... 30 5.6.2.6. Lijst van de favoriete bestemmingen ..................................................................................................................... 30 5.6.2.7. Voorbeeld van een correct ingevulde vragenlijst ................................................................................................... 31 5
5.6.2.8. Testdag .................................................................................................................................................................. 31 5.6.2.9. Beschrijving van de verplaatsingen per dag........................................................................................................... 31 5.6.2.10.
Enkele zaken ter herinnering ..................................................................................................................... 32
5.6.2.11.
Online boekje ............................................................................................................................................. 32
5.7.
Enquêteurs............................................................................................................................................................. 32
5.7.1. Controles uitgevoerd door het instituut ................................................................................................................ 33 5.7.2. Controles uitgevoerd door het CIM ....................................................................................................................... 33 6. Sleutelwaarden van het gerealiseerde veldwerk ............................................................................................................... 34 6.1.
Spreiding van de enquêtes tussen de golven ......................................................................................................... 34
6.2.
Spreiding van de enquêtes per Zones en per New Habitat CIM ............................................................................ 34
6.3.
Spreiding van de enquêtes wat de socio-demografische variabelen betreft ......................................................... 35
6.4.
Resultaten routebladen ......................................................................................................................................... 36
6.5.
Rang van het adres en rang van het contact.......................................................................................................... 36
6.6.
Moment van de rekrutering voor het verplaatsingsonderzoek ............................................................................. 37
6.7.
Enkele kerncijfers over de verplaatsingen ............................................................................................................. 37
Tweede deel : inplanting van de vaste borden op de cartographie Tom-Tom 2012 ................................................................ 40 1. Poster Site Classification .................................................................................................................................................... 41 1.1.
Inplantingsreglement ............................................................................................................................................. 41
1.2.
De inplanting van vaste panelen in Poster Site Classification ................................................................................ 42
1.3.
Inplanting van de borden in de metro- en treinstations ........................................................................................ 44
2. Overplaatsing van de panelen naar de nieuwe cartografie Tom-Tom 2012 ...................................................................... 45 2.1.
Motivering ............................................................................................................................................................. 45
2.2.
Partnership met GEO Solutions ............................................................................................................................. 45
2.2.1. Beschrijving van de procedure ............................................................................................................................... 46 2.2.2. Resultaten .............................................................................................................................................................. 46 2.2.3. Validering ............................................................................................................................................................... 46 Derde deel: modellering van de verplaatsingen ....................................................................................................................... 47 1. Modellering van de verplaatsingen .................................................................................................................................... 48 1.1.
Doel........................................................................................................................................................................ 48
1.2.
Het routeconstructiemodel ................................................................................................................................... 48
1.2.1. Basisprincipes ........................................................................................................................................................ 48 1.2.1.1. Het routegeneratiemodel....................................................................................................................................... 49 1.2.1.2. Het routekeuzemodel ............................................................................................................................................. 50 1.2.2. Validering ............................................................................................................................................................... 51 2. Trajectreconstructie ........................................................................................................................................................... 53 2.1.
Inleiding ................................................................................................................................................................. 53
2.2.
Aantal ingezamelde verplaatsingen ....................................................................................................................... 54
2.3.
Trajectreconstructie voor de niet OV verplaatsingen ............................................................................................ 54
2.3.1. Het gebruik van het routekeuze- en routegeneratiemodel ................................................................................... 54 2.4.
Trajectreconstructie voor de OV verplaatsingen ................................................................................................... 55
2.4.1. Inleiding ................................................................................................................................................................. 55 2.4.2. Opdracht van de routeplanner voor OV verplaatsingen. ....................................................................................... 55 2.4.3. Input voor de routeplanner ................................................................................................................................... 55 6
2.4.3.1. De datum van verplaatsing .................................................................................................................................... 56 2.4.3.2. Het gebruikte vervoermiddel ................................................................................................................................. 56 2.4.3.3. Vertrek- en aankomstpunt ..................................................................................................................................... 56 2.4.4. Output voor OV verplaatsingen ............................................................................................................................. 57 2.4.4.1. Eén verplaatsing wordt omgezet in meerdere (korte) verplaatsingen ................................................................... 57 2.4.4.2. De wachttijden bij de haltes worden expliciet vermeld .......................................................................................... 58 2.4.4.3. Niet alleen begin en eindpunt van de OV verplaatsing werden opgegeven maar ook alle tussenliggende haltes. 58 2.4.4.4. Van vertrek- tot aankomstpunt wordt voor elke halte aangegeven op welk tijdstip men er toekomt................... 58 2.4.4.5. Naast het door de respondent vermelde vervoermiddel, werden door de routeplanner soms nog andere OV vervoermiddelen ingezet. ................................................................................................................................................... 58 2.4.5. Resultaat voor OV verplaatsingen ......................................................................................................................... 60 2.4.6. Validatie ................................................................................................................................................................. 61 Bijlage: Définitie geografische variabelen ................................................................................................................................ 63
7
Methodologie Tactische Studie Out-Of-Home 2014-1
In een notendop Deze nieuwe studie CIM Out-Of-Home meet en beschrijft het bereik van de voornaamste affichagedragers in de 48 stedelijke centra van België De affichagedragers die in deze studie worden bestudeerd kunnen ruwweg als volgt omschreven worden, praktisch elke vorm van vaste affichage, klein formaat (stadsmeubilair en stationsaffiches) en groot formaat (in netwerk of per stuk) plus mobiele affichage aan de buitenzijde van trams en bussen. Het bereik van de affichagedragers komt tot stand door contacten van voorbijgangers met de borden. Om het bereik te kunnen berekenen is het dus van belang de verplaatsingen te bestuderen van de mensen die voorbij de borden komen en ook de borden geografisch juist in te planten op de kaart van België. De Studie Affichage omvat dus twee luiken:
een luik “verplaatsingen”, dat de verplaatsingen van de Belgische bevolking van 12 jaar en ouder in kaart brengt;
een luik “inplanting” van de Panelen dat de exacte positionering van de vaste borden in de weggedeelten en stations bevat binnen de gedetailleerde cartografie van België, in dit geval de laatste versie van TomTom 2012.
Door confrontatie van beide gegevens, die mogelijk wordt gemaakt door een modellering van de verplaatsingen, kan men de prestaties van de panelen voor een selectie per stuk of een netwerk berekenen. Onder netwerk dient men te verstaan een verzameling van panelen die als geheel door een afficheur in een commercieel aanbod worden aangeboden.
8
1.1. Technische fiche 1.1.1. Luik verplaatsingen Universum
Alle individuen (Belgen en buitenlanders) woonachtig in België van 12 jaar en ouder en die zich in de loop van de voorbije 12 maanden hebben verplaatst, ofwel 9.397.164 inwoners.
Steekproef
De effectieve steekproef die werd benut in het luik verplaatsingen van deze publicatie 2014-1 omvat 13.966 individuen. Het betreft hier een samenvoeging van de "gewogen individuen" uit de studie 2005/2006 en nieuwe gegevens afkomstig uit de studie 2011-2012.
Steekproefverhouding
9.397.164 / 13.966 = 672,9. Dit betekent dat ieder individu van de effectieve steekproef gemiddeld 672,9 individuen van het referentie-universum vertegenwoordigt.
Rekrutering
Face-to-face, gebaseerd op een toeval selectie van individuen per stad in de Zone A en per arrondissement in de Zones B en C.
Aantal invalspunten
6 interviews per invalspunt over het hele land
Verzameling van de antwoorden
1.
Rekruteringsvragenlijst:
Door middel van een CAPI vragenlijst (Computer Assisted Personal Interviewing), beheerd door de enquêteur voor de socio-demografische gegevens. 2.
Vragenlijst over de verplaatsingsgewoonten:
De verplaatsingsgegevens worden ingevuld in een dagboekje voor 7 dagen. Dit boekje kan in een papieren versie (PAPI) of in een online versie (CAWI) worden ingevuld. Veldwerk
Van 8 juni 2011 tot 31 mei 2012
1.1.2. Luik inplanting Cartografie
Tom-Tom 2012
Aantal panelen
42.811 borden
Geografische spreiding
Zone A : 38.750 borden Zone B : 3.135 borden Zone C : 926 borden
Aantal panelen per formaat
2m² : 32.019 borden 8m² : 1.808 borden 10m² : 377 borden 16m² : 768 borden 17m² : 89 borden 20m² : 7.104 borden 36m² : 646 borden 9
1.1.3. Modellering Hoewel de basisprincipes van de modellering voor deze publicatie niet zijn gewijzigd, merken wij evenwel op dat de trajecten van alle verplaatsingen volledig opnieuw werden samengesteld. Dit was des te meer noodzakelijk doordat de cartografie waarop deze modellering steunt eveneens werd bijgewerkt.
1.2. De spelers 1.2.1. Het instituut belast met de realisatie van het verplaatsingsonderzoek Het veldwerk van het verplaatsingsonderzoek 2011-2012 werd toevertrouwd aan het marktonderzoeksbureau AQ Rate. Deze opdracht werd toevertrouwd aan:
Dominique Zaczek – Research Consultant
Laurent Moreau - Research Director
Didier van Kesteren - IT & Data Director
De geocodering van de verplaatsingsgegevens (toewijzing van de Lambertcoördinaten [X,Y]) werd uitgevoerd door AQ Rate in samenwerking met GEO Solutions, die een tool voor geocodering heeft geïntegreerd in het coderingssysteem van de gegevens van AQRate, alsook op de website (CAWI) van het onderzoek.
1.2.2. Het instituut belast met de verwerking van de gegevens van het verplaatsingsonderzoek en de softwareleverancier Pointlogic is een Nederlands bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen van wiskundige modellen en software voor de communicatie sector. Het CIM vertrouwde dit bedrijf de volgende taken toe (die hierna nader zullen worden besproken):
de verwerking van de socio-demografische gegevens en van de verplaatsingsgegevens;
de weging van de gegevens van het verplaatsingsonderzoek;
het ontwikkelen van het routegeneratie- en routekeuzemodel ;
het ontwikkelen van een model voor de berekening van de prestaties van affiches op tram en bussen ;
het ontwikkelen van een model voor de berekening van de prestaties van affiches in trein- en metrostations ;
de ontwikkeling en het onderhoud van de inplantingsoftware ;
de ontwikkeling en het onderhoud van de exploitatiesoftware ;
de ontwikkeling van de accumulatieformule.
Deze opdrachten werden toevertrouwd aan:
Edgar de Gelder, Business Director
Bram Steenhoek, Research Consultant
Jan-Willem van Leeuwen, Analytical Consultant 10
1.2.3. Het bedrijf belast met de reconstructie van de verplaatsingen met het openbaar vervoer De reconstructie van de routes die gevolgd werden bij verplaatsingen met het openbaar vervoer werden toevertrouwd aan SYNTIGO.
1.2.4. De afficheurs die deelnemen aan deze CIM Out-Of-Home studie Op dit ogenblik nemen vier afficheurs deel aan de Out-Of-Home studie, namelijk:
JCDECAUX BELGIUM
CLEAR CHANNEL BELGIUM
THINK MEDIA OUTDOOR
BELGIAN POSTERS
1.2.5. Overplaatsing naar de nieuwe kaart Tot slot werd de firma GEO Solutions betrokken bij de omvangrijke werkzaamheden om de panelen over te plaatsen naar de nieuwe cartografie Tom-Tom 2012.
11
Eerste deel : nieuwe verplaatsingsstudie
12
De doelstelling van de studie zoals die in het lastenboek, opgesteld in juli 2010, wordt uitgedrukt, wordt als volgt beschreven: “Het meten van de verkeersbewegingen van de Belgische bevolking van 12 jaar en ouder NAAR, IN en DOOR de 48 CIM-steden. De verplaatsingsgegevens moeten over heel België worden verzameld. De aldus opgebouwde databank is bestemd om de prestaties van de affichagedragers te evalueren. Dit geldt voor alle vaste (inclusief stations en metrostations) en mobiele dragers (tram, bus, andere).” In dit eerste deel bespreken wij de verschillende aspecten van de meting van de verplaatsingen van de Belgische bevolking tot in de details.
1. Het begrip “verplaatsing” Onder verplaatsing verstaat men een traject afgelegd door eenzelfde respondent met eenzelfde vervoermiddel en met hetzelfde motief vanaf het vertrekpunt tot aan het aankomstpunt. Deze definitie bleef dus ongewijzigd ten opzichte van de vorige editie van deze studie.
Elk traject dat wordt gekenmerkt door een tussenliggende motiefwijziging (bijvoorbeeld naar het werk gaan en onderweg zijn kinderen afzetten aan de school) of door een wijziging in gebruikt vervoermiddel (bijvoorbeeld naar zijn werk gaan met de bus tot aan een bepaald punt en vervolgens te voet) vertaalt zich dus in meerdere verplaatsingen.
Een verplaatsing wordt dus door de volgende gegevens gekenmerkt:
een vertrekpunt, dat door volledige adresgegevens (straat, huisnummer, postcode, stad of gemeente) aangeduid wordt ;
een uur van vertrek ;
een verplaatsingsmotief, bijvoorbeeld ’boodschappen doen‘, ’naar werk/school‘,… ;
een vervoermiddel: auto/moto, te voet, per fiets, scooter, bus, tram, metro, trein, andere ;
een aankomstpunt, dat net als het vertrekpunt aangeduid wordt door het volledige adres van aankomst ;
een uur van aankomst.
Dit betekent met andere woorden dat een verplaatsing steeds gekenmerkt wordt door één enkel motief en één enkel vervoermiddel. Alle hiervoor vermelde begrippen werden in het dagboekje duidelijk aan de respondenten uitgelegd. Dit om er voor te zorgen dat zij goed begrepen wat van hen verwacht werd.
Bij de verwerking van de ingezamelde gegevens dient het onderscheid gemaakt te worden tussen:
verplaatsingen die met het openbaar vervoer gebeuren (de zogenaamde OV verplaatsingen). Tot de OV verplaatsingen behoren alle verplaatsingen per trein, tram, bus en metro.
verplaatsingen die hiermee niet gebeuren (de zogenaamde niet-OV verplaatsingen). Tot de niet-OV verplaatsingen behoren alle verplaatsingen met de andere vervoermiddelen zoals met de auto, te voet, per fiets, per scooter en andere.
13
2. CIM Habitat en CIM Inwoner
In 1999 deed het CIM beroep op onafhankelijke experts teneinde tot een nieuwe en eenduidige definitie van het stedelijk universum te komen. Het betrof hier meer bepaald Professor E. Van Hecke van het Instituut voor Economische en Sociale Geografie aan de KULeuven en Professor B. Mérenne- Schoumaker van SEGEFA (Service d’Etude en Géographie Economique Fondamentale et Appliquée) van de Luikse universiteit. Beide professoren hebben al meermaals samengewerkt en beschikken over een ruime ervaring op het vlak van onderzoek naar verstedelijking. Bij de aanvang van hun werkzaamheden zijn zij uitgegaan van de stelling dat de verstedelijkingsgraad van een ruimte steunt op twee fenomenen die tegelijkertijd verschillend maar ook sterk gecorreleerd zijn namelijk:
een morfologische verstedelijking ; een functionele verstedelijking.
Verstedelijking is inderdaad niet uitsluitend een morfologisch fenomeen (zoals aaneensluitende bebouwing en hoge bevolkingsdichtheid) maar ook een functioneel fenomeen (zoals concentratie van handel en diensten) evenals een sociologisch fenomeen dat stedelijk gedrag genereert. Dit uitgangspunt resulteerde dan ook in de uitwerking van 2 nieuwe typologieën namelijk:
een typologie gebaseerd op morfologische kenmerken die de naam ’Habitat CIM’ meekreeg en vooral de structuur van de woonplaats in kaart brengt ; een typologie gebaseerd op functionele kenmerken die de naam ’CIM Inwoner’ meekreeg en vooral bedoeld is om de sociologie van de inwoner en zijn levensstijl voor te stellen.
2.1. CIM Habitat Het is dit gegeven dat in het bijzonder de OOH-wereld interesseert. Deze morfologische analyse is voornamelijk gebaseerd op enerzijds de bevolkingsdichtheid en anderzijds het uitrustingsniveau dat men in een gemeente aantreft. Dit uitrustingsniveau wordt bepaald door de aanwezigheid van medische en sociale voorzieningen, sport- en recreatiemogelijkheden, horeca, transport, loketdiensten, openbare diensten, cultuur, onderwijs en detailhandel. Aan elk van deze 8 functies werd een score toegekend waardoor men een uitrustingsniveau kan berekenen. Het voordeel van deze methode is dat ze gebaseerd is op objectieve gegevens die op eenzelfde wijze in elke afgebakende ruimte kunnen gemeten worden. Bij de bepaling of een gemeente al dan niet tot het stedelijk universum behoorde, werd zeer streng te werk gegaan. Zo werd een gemeente niet als ’stad‘ beschouwd indien de bekomen uitrustingsscore uitsluitend te danken was aan de aanwezigheid van één welbepaalde uitrusting en dus niet gepaard ging met een multifunctioneel uitrustingsniveau. Hetzelfde gold indien uitsluitend het gegeven ’aantal inwoners’ te zwaar doorwoog. Uiteindelijk kwam men tot een opdeling van de gemeenten in acht categorieën die men van elkaar wist te onderscheiden doordat breekpunten werden vastgesteld bij de klassering naar uitrustingsscore of op basis van de bepaling van minimale waarden voor andere indicatoren.
14
De Technische Commissies PMPA en Pers hebben in 1999 de volgende opdelingen weerhouden:
Antwerpen CIM ; Gent CIM ; Brussel CIM ; Luik CIM ; Charleroi CIM ; CIM Steden Vlaanderen (n = 30) ; CIM Steden Wallonië (n = 13).
De eerste vijf vormen samen de Grote Centra. De twee laatste vormen de 43 CIM Steden. Samen vormen ze het stedelijk universum CIM (n= 48). Deze 43 CIM steden kunnen op hun beurt opgedeeld worden in:
16 regionale steden, waarvan er zich 10 in Vlaanderen en 6 in Wallonië bevinden ; 27 kleine steden waarvan er zich 20 in Vlaanderen en 7 in Wallonië bevinden.
Wat betreft de lokaliteiten die niet behoren tot het stedelijk universum, hierin wordt nog een onderscheid gemaakt tussen:
kleine CIM lokaliteiten Vlaanderen ; kleine CIM lokaliteiten Wallonië ; landelijke CIM gemeenten Vlaanderen ; landelijke CIM gemeenten Wallonië.
De volledige lijst van bijhorende gemeenten voor elke CIM Habitat wordt in bijlage gedetailleerd.
2.2. CIM Inwoner Het criterium CIM Inwoner is gebaseerd op de functionele benadering van het fenomeen verstedelijking. Functionele urbanisatie wordt bepaald in functie van het belang en de verscheidenheid waarmee bepaalde functies in een gemeente aanwezig zijn, waardoor het een aantrekkingskracht uitoefent in een bepaalde regio. Hierbij werd rekening gehouden met:
de commerciële functionaliteit die in kaart werd gebracht op basis van 30.000 enquêtes die de aantrekkingskracht van bepaalde commerciële centra aantoonden en waardoor de belangrijkste attractiviteitzones in België konden bepaald worden ; de gegevens betreffende de pendelbewegingen waarbij rekening werd gehouden met zowel de binnenkomende als de buitengaande pendel.
Bovendien werd ook rekening gehouden met een aantal demografische en morfologische criteria (zoals o.a. de internationale norm dat een stadsgewest minstens 80.000 inwoners dient te tellen) evenals met gegevens zoals bevolkingsgroei, aandeel van de bebouwde oppervlakte en inkomen van de inwoners.
15
Binnen deze typologie naar CIM Inwoners onderscheidt men 4 niveaus:
de kernstad ; de agglomeratie ; de stadsgewest ; het stedelijk leefcomplex.
Deze vier niveaus werden eveneens op 23/3/2000 door het CIM tijdens het GRP symposium gepresenteerd en ook toen werd benadrukt dat bepaalde benamingen dienden beschouwd als werktitels. In wat volgt zullen we eerst de nomenclatuur die gebruikt werd door de universiteitsprofessoren hanteren, om vervolgens de door het CIM weerhouden terminologie te vermelden. Dit lijkt ons de meest aangewezen methode teneinde verwarring met andere publicaties over hetzelfde onderwerp te vermijden (Zoals de NIS-publicatie uit 1996 betreffende de stadsgewesten). Hoe komt men tot de notie van ’stedelijk leefcomplex’? Men vertrekt van de notie stadskern, het hartje van de stad met een grote concentratie aan kleinhandel en diensten. De stadskern is ingebed in een patroon van dicht bebouwde stedelijke wijken met hoofdzakelijk woongebouwen maar ook activiteiten zoals handel, ambachten, scholen, ziekenhuizen en nijverheid komen er gemengd voor. De stadskern en de dicht bebouwde stedelijke wijken vormen samen DE KERNSTAD. In totaal werden 17 kernsteden in België weerhouden. De kernstad is langs alle zijden omringd door de stadsrand (benaming gebruikt door de universiteitsprofessoren) of de randstad (benaming verkozen en weerhouden door de CIM commissies) Deze stadsrand/randstad wordt gekenmerkt door een minder dichte maar nog steeds aansluitende bebouwing, waarvan de hoofdfunctie nog steeds wonen blijft maar waar ook handels- en dienstenkernen voorkomen. Kernstad en stadskern vormen samen de stedelijke woonkern. Door deze stedelijke woonkern aan te passen aan de bestaande gemeentegrenzen bekomt men het tweede niveau namelijk dit van DE AGGLOMERATIE. De banlieu (benaming gebruikt door de universiteitsprofessoren) of de buitenwijk (benaming verkozen en weerhouden door de CIM commissies) sluit aan bij de agglomeratie. Het is de buitenste zone van de stad. Agglomeratie en banlieu of buitenwijk vormen samen het derde niveau namelijk HET STADSGEWEST. Voegt men bij het stadsgewest de forensenwoonzone (benaming gebruikt door de universiteitsprofessoren) of de slaapsteden (benaming verkozen en weerhouden door de CIM commissies) dan bekomt men als vierde niveau: HET STEDELIJK LEEFCOMPLEX. Onderstaand schema tracht dit alles samen te vatten. Hierbij wordt de weerhouden CIM nomenclatuur gebruikt.
16
3. Referentie-universum
Het referentie-universum van de studie bestaat uit alle individuen (Belgen en buitenlanders) woonachtig in België, van 12 jaar en ouder. Daar de recentste gegevens van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) op het moment van de trekking van de steekproef niet beschikbaar waren, werd de omvang van dit universum bepaald op basis van de gegevens van Orgassim. Vooraf is het CIM nagegaan, op basis van gegevens op 1/1/2011, of deze twee bronnen vergelijkbare cijfers opleveren. Op 1 januari 2011 telde België 10.937.804 inwoners, waarvan er 9.457.201 twaalf jaar of ouder waren. Het begrip “verplaatsing in de loop van de voorbije 12 maanden” is afkomstig uit de CIM PMP-studie 2011-2012. Zo verklaarde 99,4 % van de bevolking van 12 jaar en ouder, ofwel 9.397.164 individuen, dat zij zich verplaatst hadden en zij vormen bijgevolg het onderzoeksuniversum. De theoretische steekproef van het nieuwe verplaatsingsonderzoek omvat 12.000 interviews (dagboekjes) verdeeld over 4 jaar, ofwel 3.000 dagboekjes per jaar. De Technische Commissie opteerde immers voor een geleidelijke vernieuwing van de gegevens van het voorgaande verplaatsingsonderzoek (IPSOS 2005-2006) dat, ter herinnering, gebaseerd is op liefst 14.622 dagboekjes waarin 473.104 verplaatsingen werden verzameld. Het aantal daadwerkelijk verzamelde boekjes in het eerste jaar van het nieuwe veldwerk bedraagt 2.999. De aangewende methode om de nieuwe gegevens in de oude te integreren en de weging van de steekproef die daaruit voortvloeit worden in dit document uitgelegd.
Tot slot kan de steekproefverhouding op twee verschillende manieren worden uitgedrukt: In aantal interviews of dagboekjes: 14.622 + 2.999 = 17.621. De steekproefverhouding is bijgevolg gelijk aan 9.397.164 / 17.621 = 533,3 In termen van effectieve steekproef: (14 622 x 0,75) + 2 999 = 13 966. In dit geval wordt de steekproefverhouding als volgt berekend: 9 397 164 / 13 966 = 672,9
Als het aantal daadwerkelijk verzamelde dagboekjes in aanmerking wordt genomen, is de steekproefverhouding gelijk aan 9 397 164 / 17 621 = 533,3. Dit betekent dat ieder individu van de steekproef gemiddeld 533 individuen van het referentie-universum vertegenwoordigt.
17
4. Structuur van de steekproef De theoretische steekproef van het nieuwe verplaatsingsonderzoek bestaat uit 12.000 individuen. Deze steekproef zal samengesteld worden over 4 jaar (van 2011 tot 2015). Het is dus de bedoeling de gegevens van het verplaatsingsonderzoek IPSOS 2005-2006 geleidelijk aan te vervangen door die van het nieuwe onderzoek, aan een tempo van 3.000 dagboekjes per jaar.
4.1. Gebruik van de steekproef van het onderzoek 2005-2006 Aangezien de totale steekproef van het nieuwe onderzoek pas na de 4 onderzoeksjaren zal zijn samengesteld, heeft de Technische Commissie ervoor gekozen de database van het verplaatsingsonderzoek 2005-2006 te behouden en die ieder jaar geleidelijk te vernieuwen. Hiertoe heeft de Technische Commissie Out-of-Home besloten het gewicht van de individuen van het onderzoek 2005-2006 vóór weging met 25% per jaar te verminderen. Zo krijgen de 15.000 theoretische individuen van het onderzoek 2005-2006 vóór weging een gewicht van 0,75 terwijl de individuen van het onderzoek 2011-2012 een gewicht van 1 krijgen. De theoretische steekproef van de publicatie met de individuen van 2011-2012 zal dus uit 14 250 individuen ((15 000 * 0,75) + (3 000 * 1) = 14 250) bestaan. Deze verrichting wordt herhaald bij de integratie van de gegevens van het tweede veldwerkjaar van het nieuwe onderzoek. De individuen van het onderzoek 20052006 krijgen dan een gewicht van 0,5, dan van 0,25 het volgende jaar, om volledig uit de steekproef te verdwijnen in 2015, zoals hieronder wordt geïllustreerd:
Gelijdelijke vernieuwing van de steekproef (theoretische schema) 100% 90%
3000
80%
6000
70%
9000
60% 50% 40% 30%
15000
12000 11250 7500
20%
3750
10% 0%
Jaar 0 (IPSOS 2005- Jaar 1 (2011-2012) Jaar 2 (2012-2013) Jaar 3 (2013 2-2014) Jaar 4 (2014-2015) 2006) Theoretische steekproef IPSOS 2005-2006
Theoretische steekproef AQRate
Verderop in dit document geven wij een uitvoerige beschrijving van de verschillende factoren die aan de steekproef van het nieuwe verplaatsingsonderzoek zijn verbonden. Voor alle informatie over de steekproef van het onderzoek 2005-2006, verzoeken wij de lezer de methodologie 2005-2006 te raadplegen die online te vinden is op de website van het CIM.
18
4.2. Steekproeftrekking 2011-2012 4.2.1. Spreiding van de interviews in de ruimte De structuur van de onderzoekssteekproef is niet perfect representatief voor de Belgische bevolking. Een dergelijke structuur werd gekozen voor een optimalisering van het aantal observaties over de 48 steden die het onderzoeksuniversum vormen waarbinnen de prestaties van de netwerken worden berekend. De structuur van de steekproef gebruikt dus een speciale geografische spreiding in drie zones:
zone A (66%), prioritair, bestaande uit de gemeenten behorende tot de 48 Stedelijke Centra; zone B (24%) secundair, bestaande uit de gemeenten die deel uitmaken van het stedelijk leefcomplex en die tot de 48 Stedelijke Centra behoren; zone C (10%), tertiair, bestaande uit de rest van België.
Verdeling van de steekproef in zones A-B-C (in %) Zone A Zone B Zone C
Steekproef conform Golden Standard 2011-2012
Steekproef zoals gedefinieerd voor de verplaatsingsstudie 2011-2012 66,2% 23,6% 10,2%
50,9% 31,0% 18,0%
Verschil
+15,3% -7,4% -7,8%
De definitie van deze drie zones kan als volgt worden geïllustreerd:
Classificatie CIM Inwoner Classificatie CIM Habitat 5 Grote Centra + 43 CIM-steden Kleine lokaliteiten + Landelijke gemeenten
Kernstad
Randstad
Buitenwijk
Slaaplaats
Andere gemeenten
ZONE A – INWONERS VAN DE 48 STEDELIJKE CENTRA ZONE B – INWONERS STEDELIJK LEEFCOMPLEX (BUITEN ZONE A)
ZONE C
Het instituut belast met het onderzoek heeft deze spreiding in zones moeten garanderen per golf van twee maanden. De globale representativiteit wordt opnieuw verkregen nadat een juiste wegingprocedure van de steekproef is toegepast. Het aantal uit te voeren rekruteringsinterviews werd per gemeente bepaald voor Zone A en per arrondissement voor Zones B en C. Dit aantal interviews werd omgezet in invalspunten. Zo werden voor elk invalspunt 6 rekruteringsinterviews uitgevoerd. Wij merken op dat de trekking van de invalspunten in één keer is gebeurd voor de 12.000 enquêtes. De steekproef van 3.000 enquêtes en de overeenstemmende adressen wordt, daarentegen, jaarlijks samengesteld.
19
De invalspunten worden in ieder arrondissement toegewezen aan bepaalde NIS-wijken. Elk arrondissement bestaat uit verschillende gemeentes, die op hun beurt bestaan uit wijken. Een bestand van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI), de vroegere “NIS”, groepeert alle wijken (en dus alle namen van de straten waaruit ze bestaan), samen met de overeenstemmende bevolkingsdichtheid. Dit bestand biedt de mogelijkheid om per invalspunt de wijk te bepalen waar de enquêteur dient te werken.
4.2.2. Bepaling van de adressen De volgende stap in de steekproeftrekking is de willekeurige trekking van adressen binnen elke geselecteerde wijk. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een up to date bestand met alle Belgische gezinnen, zonder vermelding van naam, maar met adres en gezinssamenstelling. Dit bestand laat toe een steekproef te trekken op niveau van het individu zodat een personensteekproef (en geen gezinssteekproef) kan gerealiseerd worden.
4.2.3. Bepaling van de te ondervragen persoon Per te realiseren enquête beschikt de enquêteur over 1 routeblad met daarop 10 adressen. Deze adressen zijn niet nominaal maar vermelden wel het geslacht en de leeftijd van de te ondervragen persoon. De adressen op eenzelfde routeblad bevinden zich uiteraard allemaal in dezelfde NIS wijk en vermelden overwegend telkens eenzelfde geslacht en eenzelfde leeftijdsgroep (12-17 jaar, 18-34 jaar, 35-54 jaar en 55 jaar en +). Enkel de persoon met overeenstemmend geslacht en leeftijd mag ondervraagd worden en een vervanging door iemand anders (ander geslacht of andere leeftijd) uit het gezin, woonachtig op het geselecteerde adres, is uitgesloten. De selectie van de persoon die het dagboekje over de verplaatsingen zal invullen wordt dus niet overgelaten aan de keuze van de enquêteur. De enquêteur moet echter de onderstaande procedure nauwkeurig volgen:
De enquêteur mag starten met om het even welk adres op het routeblad en mag alle 10 adressen hierbij één na één proberen. Ook de volgorde waarin de 10 adressen bezocht worden, is volledig vrij.
Het eerste contact gebeurt verplicht door bezoek aan het opgegeven adres, maar mag op het even welk moment van de dag gebeuren.
Indien een eerste bezoek aan deze 10 adressen geen enquête oplevert, dan dienen de adressen die nog bruikbaar zijn (d.w.z. waar niemand thuis was of waar de gewenste persoon afwezig was op het ogenblik van het eerste bezoek) opnieuw gecontacteerd te worden.
Dit tweede contact moet plaats vinden na 17 uur, ofwel door her-bezoek, ofwel telefonisch.
Een tweede contact per telefoon is enkel mogelijk om een afspraak te maken.
Als de aangeduide persoon aanwezig is en het interview aanvaardt, kan dit meteen plaatsvinden of op een ander moment, gekozen door de te ondervragen persoon. Zo kan de enquêteur ook een afspraak maken indien de aangeduide persoon afwezig is (de deur werd geopend door een ander gezinslid). Als de aangezochte persoon het interview weigert, dient de enquêteur naar een ander adres op het routeblad te gaan.
Als deze 10 geleverde adressen uitgeput zijn, dan ontvangt de enquêteur 10 extra adressen. Het instituut trekt m.a.w. een “schaduwsteekproef” met dezelfde structuur. Deze tweede lijst dient om een gelijkaardige uitvalsbasis te kunnen vinden voor reeksen van 20 adressen waarbij, na het doorlopen van een volledig rekruteringsproces, geen enquête volbracht kon worden.
20
Om een betere verdeling te bekomen tussen de actieve en de niet-actieve respondenten wordt tot slot aan de enquêteurs gevraagd bepaalde contacten te realiseren op specifieke momenten (aan het einde van de week en na 17 uur in de week). Dit zijn de doelstellingen die aan de enquêteur worden opgelegd: -
30% van de interviews in de week (van maandag tot vrijdag) moeten na 17 uur worden uitgevoerd
Om een eventuele scheeftrekking op te vangen die verband zou houden met de vermoeidheid van de respondent bij het invullen van de vragen moet ook: -
40% van de interviews worden uitgevoerd op vrijdag, zaterdag of zondag
4.2.4. Correctie van de steekproef In theorie wordt een steekproef waar men ervan uitgaat dat ze perfect representatief is voor de bevolking waaruit de steekproef is getrokken, niet gecorrigeerd. In de praktijk is een steekproef, ook al is ze bijna aselect, echter zelden volkomen representatief omdat de enquêteur af te rekenen krijgt met afwezigheden en weigeringen. Bovendien hangt het deelnemingspercentage af van het geslacht van de gecontacteerde persoon, zijn leeftijd, zijn bezigheden, de streek waar hij of zij woont en zijn opinies over marktstudies. Dat zijn allemaal parameters die we niet beheersen bij de samenstelling van een steekproef. In het geval van de studie Out-Of-Home, heeft de gerealiseerde steekproef helemaal niet de structuur van het referentie-universum. Dit omwille van voornamelijk 2 redenen:
4.2.4.1.
er is gekozen voor een geografische stratificatie die rekening hield met de specifieke gerichtheid van het medium affichage op stedelijke gebieden. Het aandeel van de Stedelijke Centra binnen de bruto gerealiseerde steekproef (totaal en elk afzonderlijk) stemt hierdoor niet overeen met het reële aandeel van de Belgische bevolking;
scheeftrekking in de gerealiseerde steekproef is onvermijdelijk (ongeacht de gekozen steekproefmethode) omdat er immers weigeringen tot deelname aan de enquête zijn, mensen die meer dan anderen verhuizen… en alle ontbrekende personen binnen een steekproef hebben vaak een specifiek socio-demografisch profiel.
Structuur van de bruto steekproef
De steekproef die is samengesteld voor deze publicatie 2014-1, namelijk de weerhouden enquêtes van het verplaatsingsonderzoek 2005-2006 en de veldwerkenquêtes 2011-2012, omvat 17 621 individuen.
21
Hieronder geven wij de verdeling van deze bruto steekproef op basis van de verschillende criteria die bij de correctie van de steekproef werden gehanteerd:
Geslacht
%
New CIM Habitat
%
Man
44,99%
New Antwerpen CIM
5,83%
Vrouw
54,98%
New Gent CIM
3,00%
Leeftijd
%
New Brussel CIM
11,93%
12-17 jaar
7,46%
New Liège CIM
4,04%
18-34 jaar
26,14%
New Charleroi CIM
2,78%
35-54 jaar
37,39%
30 steden Vlaanderen
25,60%
55 jaar et +
28,98%
13 steden Wallonië
11,99%
Kleine lokaliteiten Vlaanderen
10,86%
Actief / Inactief
%
Actief
55,37%
Kleine lokaliteiten Wallonië
5,15%
Inactief
44,61%
Landelijke gemeenten Vlaanderen
11,48%
Landelijke gemeenten Wallonië
7,31%
Opleidingsniveau
%
Geen of basisonderwijs
9,59%
Provincies
%
Lager secundair onderwijs
17,40%
Brussel 19
8,74%
Hoger secundair onderwijs
31,40%
Waals-Brabant
4,27%
Bachelor of Master
41,60%
Vlaams-Brabant
10,09%
Antwerpen
14,59%
Beroep
%
Kader
11,60%
Limburg
7,01%
Zelfstandige
2,70%
Luik
9,87%
Bediende
31,30%
Namen
3,09%
Arbeider
9,72%
Henegouwen
12,03%
Gepensioneerd
20,70%
Luxemburg
2,81%
Student
12,80%
West-Vlaanderen
12,08%
Andere inactief
11,00%
Oost-Vlaanderen
15,41%
Nielsen
%
Nielsen I + Nielsen II
57,44%
Nielsen III
10,46%
Nielsen IV + Nielsen V
32,06%
22
4.2.4.2.
Correctiecriteria
De referentie gegevens werden bepaald aan de hand van de CIM PMP 2011-2012. Voor de herweging werd er enkel rekening gehouden met de personen die verklaren zich in de afgelopen 12 maanden te hebben verplaatst. Uit de CIM PMP 2011-2012 bleek dat er 60 036 personen van de 9 457 201 individuen 12+ verklaarden dat ze zich nooit verplaatsen. Dit komt neer op 0,6%. Volgende correctiecriteria werden gebruikt:
Habitat X Geslacht (11 X 2 modaliteiten) Habitat X Leeftijd (11 X 4 modaliteiten) Habitat X Actief/Niet actief (11 X 2 modaliteiten) Nielsen X Geslacht X Leeftijd (3 X 2 X 7 modaliteiten) Provincie X Geslacht (11 X 2 modaliteiten) Provincie X Leeftijd (11 X 4 modaliteiten) Provincie X Actief/Niet actief (11 X 2 modaliteiten) 43 CIM Steden (43 modaliteiten) Opleidingsniveau Ondervraagde Persoon (4 modaliteiten) Beroep Ondervraagde Persoon (7 modaliteiten)
De modaliteiten vertegenwoordigen het aantal waarden dat een variabele kan aannemen. Er zijn er dus elf voor Habitat, twee voor het geslacht,… Wat de elf Habitat criteria betreft, werd hierbij rekening gehouden met elk van de vijf grote centra afzonderlijk, + de 13 Waalse steden (samen) + de 30 Vlaamse steden (samen) + kleine CIM lokaliteiten Wallonië + kleine CIM lokaliteiten Vlaanderen + de landelijke CIM gemeenten Wallonië + de landelijke CIM gemeenten Vlaanderen. Voor de 43 CIM steden werden de meest recente NIS-gegevens gebruikt. De leeftijdscategorieën voor de weging Habitat X Leeftijd en Provincie X Leeftijd zijn: 12-17 /18-34/ 35-54 / 55+ en voor Nielsen X Geslacht X Leeftijd: 12-24 / 25-34 / 35-44 / 45-54 / 55-64 / 65-74 / 75+.
23
5. Verloop van het veldwerk
5.1. Rekrutering voor het onderzoek De rekrutering van de deelnemers aan het onderzoek Out-Of-Home vindt plaats in het kader van individuele face-toface interviews. In deze eerste fase stelt de enquêteur aan de geselecteerde persoon de doelstellingen van het onderzoek voor en de taken die hij of zij zal moeten uitvoeren, namelijk gedurende 7 opeenvolgende dagen al zijn/haar verplaatsingen noteren in een dagboekje op papier of via het internet. Deze rekrutering heeft ook tot taak de respondenten te filteren die zich in de afgelopen 12 maanden niet hebben verplaatst, aangezien zij uitgesloten zijn van de steekproef. Wanneer de respondent zich langer dan 3 dagen in het buitenland bevindt gedurende de komende 7 dagen waarin hij/zij de vragenlijst moet invullen, wordt hem/haar gevraagd met de invulling van het boekje te beginnen na zijn/haar terugkomst. Als de persoon instemt om mee te werken aan dit onderzoek, legt de enquêteur hem/haar een vragenlijst voor met alle socio-demografische informatie in CAPI. Wij merken op dat er 3.464 rekruteringsenquêtes nodig waren om na afloop van het eerste onderzoeksjaar 2.999 juist ingevulde dagboekjes te verzamelen. Als stimulans voor de respondenten om aan de enquête mee te werken, biedt het invullen van hun boekje hen de kans om deel te nemen aan een wedstrijd waarmee zij een aankoopbon van 20 tot 250 euro kunnen winnen.
5.2. Registratie van de gegevens over de verplaatsingen De ondervraagde persoon heeft de keuze tussen twee verzamelmethodes van de gegevens: - in papieren versie (PAPI) met behulp van een verplaatsingsboekje - in de webversie (CAWI) met behulp van een formulier dat dagelijks in te vullen is op het internet.
24
De papieren versie is een boekje van een veertigtal bladzijden dat alle informatie over het onderzoek bevat en de nodige ruimte om tot 15 verplaatsingen per dag te noteren. Het boekje op de website vormt een alternatief dat enkel wordt aangeboden aan respondenten met een e-mailadres waartoe zij buiten het werk toegang kunnen hebben. De respondent ontvangt dan dagelijks een persoonlijke e-mail met de vraag de verplaatsingen van de vorige dag in te vullen in zijn/haar dagboekje.
Wij merken tot slot op dat het instituut in de loop van dit eerste veldwerkjaar eveneens een methode heeft getest om gegevens te verzamelen via Smartphone door middel van een applicatie waarmee de gps-coördinaten van het toestel kunnen worden gemeten. Dankzij een interface die speciaal werd ontworpen voor de behoeften van het onderzoek duidt de respondent de informatie aan over de verplaatsingen die hij/zij onderneemt. Op termijn zien de objectieven voor de verdeling tussen de verzamelmethodes van de gegevens er als volgt uit: - 50% voor de papieren versie - 30% voor het online dagboekje - 20% voor de versie Smartphone / gps
25
Voor het volledige veldwerk 2011-2012 bedroeg het percentage aan ingevulde papieren dagboekjes 81,1% tegen 18,9% voor het online boekje. Dit is de verdeling tussen de verzamelmethodes van de gegevens in de loop van elk van de 6 golven van ieder 2 maanden (veldwerk juni 2011-mei 2012):
Methode dataverzameling (AQ Rate 2011-2012) 100% 90%
21%
22%
79%
78%
Wave 1
Wave 2
15%
17%
18%
21%
85%
83%
82%
79%
Wave 3
Wave 4
Wave 5
Wave 6
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Papier
Online
De gegevens worden op een andere manier opgehaald, afhankelijk van de wijze van invulling: -
Voor de papieren boekjes maakt de enquêteur een afspraak met de respondent om het ingevulde boekje te komen afhalen. Bij dit tweede bezoek neemt de enquêteur het hele boekje door met de respondent om na te gaan of hij/zij dit goed heeft ingevuld. Indien de ondervraagde persoon bij dit tweede bezoek afwezig is, stopt de enquêteur een gefrankeerde envelop in zijn/haar brievenbus waarmee hij/zij het boekje via de post kan terugsturen.
-
Voor de CAWI-boekjes worden de gegevens rechtstreeks via het internet teruggestuurd; de enquêteur hoeft dus niet tussenbeide te komen.
26
5.3. Percentage teruggestuurde boekjes Niet alle personen die zijn gerekruteerd om het boekje in te vullen sturen het na afloop van de 7 dagen invulwerk ook terug. Er is dus een verschil tussen de respondenten die zijn gerekruteerd om deel te nemen aan de enquête en diegenen die er daadwerkelijk aan deelnemen en hun boekje correct ingevuld terugsturen. Aan het einde van jaar 1 werden 3.464 personen gerekruteerd voor het verplaatsingsonderzoek en werden 2.999 boekjes teruggestuurd. Het percentage teruggestuurde boekjes over het hele veldwerk bedraagt dus 87%.
Retourpercentage dagboekjes (AQ Rate 2011-2012) 100% 90%
80% 80%
90%
89%
88%
87% 72%
89% 85%
76%
86% 85%
75%
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Wave1
Wave2
Wave 3 Papier
Wave 4
Wave 5
Wave 6
Online
Tijdens de eerste golven van het veldwerk verschilde het percentage teruggestuurde boekjes naargelang van de verzamelmethode van de gegevens die de ondervraagde persoon had gekozen. Zoals blijkt uit bovenstaande grafiek lag dit percentage, voor de eerste 4 golven van het veldwerk (van juni 2011 tot januari 2012) aanzienlijk lager voor de online boekjes. Om iets te doen aan dit verschil intensiveerde het instituut de follow-up van de invulling van de online boekjes vanaf golf 5, onder meer door meer aanmaningen te versturen. Zo nam het instituut stelselmatig contact op met de respondent wanneer hij/zij het boekje niet invulde. Sinds deze maatregel werd genomen, is het percentage van de teruggestuurde boekjes voor beide verzamelmethodes van de gegevens vrijwel identiek.
27
5.4. Coherenties en cleaning van de boekjes Coherentie- en cleaningprocedures zijn onmisbaar bij het gebruik van zelf in te vullen vragenlijsten. Het inbouwen van coherenties biedt de mogelijkheid om onvolledig ingevulde vragenlijsten te vervolledigen of te ontdoen van onmogelijke antwoorden. Door de cleaning tracht men vooral verbeteringen aan te brengen aan de kwaliteit van de informatie. Wat de verplaatsingen betreft, heeft het instituut zich er op het ogenblik van de codering van de gegevens van vergewist dat alle verplaatsingen een vertrekuur, een aankomstuur, een transportmiddel, een doel van de verplaatsing en een adres van vertrek en aankomst omvatten. Het instituut heeft eveneens geverifieerd of ieder adres correct was aangeduid om zo de correcte geografische coördinaten te kunnen bepalen. Er werden speciale procedures ingevoerd die door de Technische Commissie waren goedgekeurd, meer bepaald in het kader van de geocodering:
Wanneer een huisnummer niet herkend wordt door de geocoderingsmodule van GEO Solutions (zie verderop), is het toegestaan de geografische coördinaten in aanmerking te nemen van het dichtstbijzijnde huisnummer dat wel door de tool wordt herkend; In geval een huisnummer ontbreekt, gebeurt de geocodering automatisch in het midden van de straat in kwestie, binnen dezelfde gemeente; In alle andere gevallen nam het instituut stelselmatig opnieuw contact op met de ondervraagde persoon om alle incoherenties in de gegevens weg te nemen.
Circulaire verplaatsingen (met een identiek adres van vertrek en aankomst) worden niet in aanmerking genomen, want een verplaatsing kan hiermee niet worden gemodelleerd. Deze bijzonderheid wordt in het boekje verduidelijkt aan de respondent: bij een circulaire verplaatsing wordt de respondent verzocht 2 verplaatsingen in aanmerking te nemen: -
een eerste gaande van het vertrekadres tot aan het verste punt van zijn verplaatsing een tweede gaande van het verste punt van die verplaatsing tot aan het oorspronkelijke vertrekadres.
Wij willen nader verklaren dat het instituut in bepaalde gevallen, wanneer er geen automatische cleaning of coherentie kon worden uitgevoerd, telefonisch contact opnam met de respondent om hem verduidelijkingen te vragen over een of andere verplaatsing die hij ondernam.
5.5. Codering van de gegevens De papieren dagboekjes die door AQRate werden ingezameld en gevalideerd, werden door het instituut ingevoerd in een speciaal voor de behoeften van het onderzoek ontworpen tool. Specifiek aan deze tool was het feit dat hij, naast de klassieke gegevensvelden, ook uitgerust was met een geocoderingssysteem voor adressen. Hiermee kon niet alleen veel tijd worden gewonnen, maar kon ook ieder risico op fouten worden vermeden bij de omzetting van adressen in geografische coördinaten die onontbeerlijk zijn voor de modellering van de trajecten (zie ook 3de deel - modellering). Deze tool, die werd uitgewerkt door de firma GEO Solutions, werd eveneens toegepast in de CAWI-module voor de online boekjes. Dankzij deze aanpak kon de structuur van de verzamelde gegevens coherent blijven, ongeacht de verzamelmethode van de antwoorden.
5.6. Vragenlijst 28
5.6.1. Rekruteringsvragenlijst: CAPI Bij de face-to-face rekrutering vult de enquêteur samen met de respondent een CAPI-vragenlijst in met de sociodemografische inlichtingen. Dit gedeelte is zeer belangrijk aangezien hiermee het profiel van de respondent kan worden bepaald in termen van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau,... Het doel bestond erin om voor iedere respondent te beschikken over socio-demografische gegevens die konden worden vergeleken met degene die in het kader van de andere CIM-studies waren verzameld. De volgende inlichtingen werden gevraagd: leeftijd; geslacht; hoogst behaalde diploma; beroepsstatus en beroep; gezinssamenstelling; geslacht en leeftijd van de Voornaamste Verantwoordelijke voor de Aankopen (VVA); geslacht en leeftijd van de Voornaamste Verantwoordelijke voor het Inkomen (VVI) en zijn/haar hoogst behaalde diploma, beroepsstatus en beroep.
5.6.2. Verzameling van de verplaatsingsgegevens: zelf ingevuld dagboekje voor 7 dagen De vragenlijst is in de vorm van een boekje op A5-formaat, in vierkleurendruk. Het boekje bestaat uit de volgende punten:
Inleiding Wie vult het boekje in? Wat moet u aanduiden? Wat is een verplaatsing? Enkele verduidelijkingen? De transportmiddelen Het doel van de verplaatsing Het adres van aankomst / vertrek Lijst van de favoriete bestemmingen Voorbeeld van een correct ingevulde vragenlijst Testdag Dag 1 tot dag 7 Op- of aanmerkingen Lijst van de favoriete bestemmingen Dankbetuigingen en voorstelling van het CIM en van AQ Rate Enkele zaken ter herinnering
Aan de respondenten wordt gevraagd met het invullen van het boekje te beginnen de dag na of twee dagen na de face-to-face rekrutering. Ingeval een respondent zich gedurende een dag niet heeft verplaatst, kan hij/zij dat voor die dag vermelden.
5.6.2.1.
Inleiding 29
In de inleiding wordt de respondent bedankt voor zijn/haar medewerking aan de enquête en wordt hij/zij bewust gemaakt van het belang van dit soort van enquête en van de toegevoegde waarde die hij/zij eraan kan verlenen door zijn/haar antwoorden. De inleiding is bedoeld om de voornaamste elementen van het onderzoek te verduidelijken. In deze inleiding wordt ook de wedstrijd in herinnering gebracht die aan de deelname aan deze enquête is verbonden.
5.6.2.2.
Algemene principes van het boekje
Op pagina 2 van het boekje wordt aan de respondent nader uitgelegd welke informatie hij/zij moet meedelen voor iedere verplaatsing, wat precies als een verplaatsing wordt beschouwd en enkele nadere bepalingen in de inlichtingen omtrent zijn verplaatsingen.
5.6.2.3.
De transportmiddelen
De respondent moet voor iedere verplaatsing de vervoerswijze nader bepalen die voor deze verplaatsing werd gebruikt. In dit deel van het boekje worden de verschillende vervoerswijzen beschreven: - Auto/moto - Scooter van minder dan 50cc of bromfiets - Fiets - Te voet - Bus - Tram - Metro - Trein - Andere
5.6.2.4.
Het doel van de verplaatsing
De respondent moet ook de drijfveer of hoofdreden van zijn verplaatsing nader bepalen. De verschillende doelen van de verplaatsingen staan beschreven op pagina 4 van het boekje. De respondent kan uit 9 verplaatsingsdoelen kiezen: - Werk / school - Beroepsmatig - Inkopen / winkelen - Familie / vrienden - Recreatie / sport - Iemand wegbrengen / ophalen - Terugkeer naar huis - Persoonlijk - Andere
5.6.2.5.
Het adres van aankomst / vertrek
Dit deel maakt het belang duidelijk van de juistheid van de inlichtingen over de adressen van vertrek en aankomst. Zo wordt de respondent gevraagd de postcode, de gemeente, de straat en het huisnummer aan te duiden. Bij een verplaatsing met het openbaar vervoer moeten de naam van het station of van het metrostation of van de vertrek- en aankomsthalte worden ingevuld, alsook de postcode of de gemeente.
5.6.2.6.
Lijst van favoriete bestemmingen 30
Om de codering van de verplaatsingen te vergemakkelijken, wordt aan de respondent voorgesteld "favoriete bestemmingen" mee te delen. Het gaat om de adressen waar de respondent het vaakst naartoe gaat (zijn woonplaats, zijn werk, zijn school,...). Wanneer de respondent naar een van zijn/haar favoriete bestemmingen gaat, kan hij/zij zich op die manier beperken tot de vermelding van het nummer van deze favoriete bestemming.
5.6.2.7.
Voorbeeld van een correct ingevulde vragenlijst
Om de respondent bij zijn/haar taak te helpen, staat op pagina 6 van het boekje een voorbeeld van een correct ingevulde verplaatsing. In dit deel worden de elementen onder de aandacht gebracht die voor elke verplaatsing moeten worden vermeld. Het betreft: datum van de dag; vertrekadres (thuis, werk of andere); vertrekuur; aankomstuur; transportmiddel; doel van de verplaatsing; aankomstadres.
5.6.2.8.
Testdag
Bij de rekrutering wordt van de enquêteur ook gevraagd om de respondent te helpen bij het invullen van de "testdag". Het gaat hier om een fictieve dag of om een voorgaande dag die de respondent invult met de hulp van de enquêteur. Op die manier kan de enquêteur zich ervan vergewissen of de respondent de werkwijze goed heeft begrepen.
5.6.2.9.
Beschrijving van de verplaatsingen per dag
De bladzijden 11 tot 38 vormen de hoofdbrok. In deze bladzijden dienden elke dag, en dit gedurende 7 dagen, de verplaatsingen genoteerd te worden die de respondent maakte. Per dag kan de respondent tot 15 trajecten invullen. Indien de respondent zich een ganse dag niet verplaatste, dan had hij/zij de mogelijkheid dit in een afzonderlijk vakje aan te duiden.
31
5.6.2.10.
Enkele zaken ter herinnering
Op de achterzijde van het boekje kan de respondent enkele aanwijzingen terugvinden die hem/haar ertoe aansporen om na te gaan of zijn/haar boekje correct is ingevuld. Op deze pagina schrijft de enquêteur ook het ogenblik van de afspraak op die hij met de respondent heeft vastgelegd om het papieren boekje te komen halen.
5.6.2.11.
Online boekje
Wanneer de respondent beslist het boekje via het internet in te vullen, vult hij/zij de verplaatsingen van de dagen 1 tot 7 en zijn/haar favoriete bestemmingen in de online module in. De verschillende uitleg over de werking van het boekje is te raadplegen in het papieren boekje dat altijd aan de respondent wordt overhandigd (ook al beslist hij/zij om het boekje in de online versie in te vullen).
5.7. Enquêteurs De deelnemers aan de enquête werden gerekruteerd door professionele enquêteurs. Laatstgenoemden werden uitvoerig gebrieft vooraleer het veldwerk van start ging, op basis van een briefing die werd uitgewerkt in nauwe samenwerking met de Permanente Structuur van het CIM. Enkele maanden na de start van het veldwerk (in september 2011) vond een nieuwe briefing plaats om bepaalde elementen van de onderzoeksprocedure in herinnering te brengen. Alle enquêteurs waren verplicht aanwezig te zijn.
32
5.7.1. Controles uitgevoerd door het instituut Het instituut voert telefonische controles uit van de face-to-face rekruteringen om zich ervan te vergewissen dat de enquête wel degelijk verlopen is zoals het hoort. Voor het jaar 1 controleerde AQ Rate 10% van de face-to-face rekruteringsenquêtes. Zo werden alle enquêteurs systematisch gecontroleerd. De controlevragen stellen ons in staat volgende punten te controleren: tijdstip en duur van het interview, geslacht, leeftijd en taal van de ondervraagde persoon. Tevens worden een aantal vragen gesteld om na te gaan of de enquête wel degelijk heeft plaatsgevonden in de omstandigheden zoals voorgeschreven in de briefing aan de enquêteurs. Het instituut volgt het verloop van het veldwerk van nabij in vergelijking met de doelstellingen die voor elke golf zijn vastgelegd. Er wordt ook bijzondere aandacht geschonken aan de representativiteit van de steekproef wat de sociodemografische kenmerken betreft, zowel voor de rekruteringen voor het onderzoek als voor de daadwerkelijk ingevulde en teruggestuurde boekjes. De doelstellingen in verband met de Zones A, B en C en de variabele New Habitat CIM worden van heel nabij gevolgd. Bepaalde gegevens betreffende de verplaatsingen (aantal verplaatsingen per boekje, aantal dagen van verplaatsing, gemiddelde duur van de verplaatsingen) worden eveneens golf na golf gevolgd.
5.7.2. Controles uitgevoerd door het CIM Tijdens het ganse verloop van het veldwerk heeft het CIM controles uitgevoerd. Meer in het bijzonder werd nauwgezet toegekeken op:
de steekproeftrekking en de bijhorende adresselectie;
de response rate en het behalen van de vooropgestelde objectieven naar de diverse strata toe;
het coderingsprogramma en de geocodering van de adressen;
de weging van de uiteindelijk weerhouden steekproef.
Iedere maand bezorgde AQ Rate de veldwerkgegevens aan het CIM: gegevens van de routebladen, aantal gerekruteerde personen en hun socio-demografische gegevens, moment van rekrutering, aantal daadwerkelijk ingevulde dagboekjes en socio-demografische gegevens van de respondenten die hun boekje hebben teruggestuurd, gegevens die het verplaatsingsgedrag doen uitkomen, resultaten van de telefonische controles… Na afloop van iedere golf van twee maanden werd een verslag van het voorbije veldwerk voorgelegd aan de Technische Commissie Out-OfHome. De SPS en AQ Rate gingen eveneens over tot “ad hoc” controles waarmee werd begonnen nadat ontwikkelingen waren vastgesteld die vragen opriepen. De resultaten hiervan worden tevens elke twee maanden besproken met AQ RATE en de nodige maatregelen worden telkens bepaald.
33
6. Sleutelwaarden van het gerealiseerde veldwerk Hieronder worden de resultaten weergegeven van het veldwerk 2011-2012 van het nieuwe verplaatsingsonderzoek.
6.1. Spreiding van de enquêtes tussen de golven Het veldwerk van 12 maanden bestaat uit 6 golven van 2 maanden. Bij elke golf werd een doel van 500 enquêtes vastgelegd. Dit is het aantal effectief uitgevoerde enquêtes per golf van 2 maanden: Objectief gerealiseerd Wave 1 (juni-juli 2011)
500
374
Wave 2 (augustus-september 2011)
500
533
Wave 3 (oktober-november 2011)
500
554
Wave 4 (december 2011-januari 2012)
500
541
Wave 5 (februari-maart 2012)
500
484
Wave 6 (april-mei 2012)
500
513
3.000
2.999
Totaal veldwerk 2011-2012
6.2. Spreiding van de enquêtes per Zones en per New Habitat CIM De spreiding van de enquêtes tussen de Zones en tussen de New Habitats CIM is zeer belangrijk. Deze criteria worden gedurende heel het veldwerk zeer aandachtig gevolgd. Dit zijn de brutoresultaten van het veldwerk 2011-2012 voor de Zones: Objectief Gerealiseerd Gerealiseerd Zones
%
N
%
Zone A
66,0%
1985
66,2%
Zone B
24,0%
708
23,6%
Zone C
10,0%
306
10,2%
34
Dit zijn de brutoresultaten van het veldwerk 2011-2012 voor de variabele New Habitat CIM: Objectief New CIM Habitat
Gerealiseerd Gerealiseerd
%
N
%
new Antwerpen CIM
8,4%
237
7,9%
new Gent CIM
3,3%
100
3,3%
new Brussel CIM
17,2%
456
15,2%
new Charleroi CIM
3,4%
99
3,3%
new Luik CIM
5,6%
185
6,2%
30 steden Vlaanderen
18,6%
579
19,3%
13 steden Wallonië
9,6%
299
10,0%
Kleine lokaliteiten NL
11,1%
305
10,2%
Kleine lokaliteiten FR
5,2%
122
4,1%
Landelijke gemeenten NL
11,1%
395
13,2%
Landelijke gemeenten FR
6,7%
222
7,4%
Wij kunnen bepaalde verschillen vaststellen wat de modaliteiten van deze variabele betreft. Ze houden voornamelijk verband met de trekking van een specifieke steekproef. Na afloop van de 4 jaren van veldwerk voor het nieuwe verplaatsingsonderzoek wordt verondersteld dat de doelstellingen inzake de verschillende modaliteiten van de variabele New Habitat behaald zijn.
6.3. Spreiding van de enquêtes wat de socio-demografische variabelen betreft Wat de samenstelling van de steekproef betreft op het gebied van de klassieke socio-demografische variabelen zoals geslacht, leeftijd, beroepsactiviteit, benadert ze de doelstelling aan het einde van het jaar 2011-2012. De gewogen gegevens van de studie PMP 2010-2011 dienen als referentie voor de steekproef 2011-2012 van het verplaatsingsonderzoek. Dit zijn de resultaten wat het geslacht van de respondent betreft: Objectief (PMP 2010-2011) Gerealiseerd Gerealiseerd Geslacht
%
N
%
Man
48,7%
1442
48,1%
Vrouw
51,3%
1557
51,9%
Hieronder staat de verdeling van de respondenten tussen de leeftijdsklassen Objectief (PMP 2010-2011) Gerealiseerd Gerealiseerd Age
%
N
%
12 - 24 jaar
17,9%
509
17,0%
25 - 34 jaar
14,9%
400
13,3%
35 - 44 jaar
16,4%
463
15,4%
45 - 54 jaar
16,9%
535
17,8%
55 - 64 jaar
14,1%
458
15,3%
65 - 99 jaar 19,8% 634 En dit zijn de gegevens wat de beroepsactiviteit van de ondervraagde persoon betreft:
21,1%
35
Objectief (PMP 2010-2011) Gerealiseerd Gerealiseerd Actief – Niet actief (OP)
%
N
%
Actief
47,6%
1418
47,3%
Niet actief
52,4%
1581
52,7%
6.4. Resultaten routebladen Zie hier de verdeling van de gerealiseerde contacten in functie van het resultaat: Aantal gerealiseerde contacten
19.805
Adres onbestaand
1,2%
Te ondervragen persoon onbestaand
4,6%
Te ondervragen persoon niet thuis
9,8%
Geen verplaatsing gedurende 12 laatste maanden
0,2%
Niemand thuis
43,3%
Afspraak
2,4%
Weigering
22,0%
Enquête
16,3%
6.5. Rang van het adres en rang van het contact Het CIM volgt eveneens de rang van het adres dat de enquêteur gebruikt. Voor elke te realiseren enquête vertrekt de enquêteur van een lijst met 10 personen, elk woonachtig op een verschillend, vooraf opgegeven adres. Het eerste adres dat de enquêteur gebruikt, heeft rang 1. Indien de enquêteur er niet in slaagt een interview af te nemen met de gewenste persoon op het aangeduide adres, dan selecteert hij een ander adres uit zijn lijst van 10 mogelijkheden. Hoe hoger de rang van het adres, hoe meer adressen de enquêteur heeft bezocht om een persoon uit zijn lijst te vinden. De gemiddelde rang van het adres voor het veldwerk 2011-2012 van het verplaatsingsonderzoek bedraagt 3,8. Zoals we reeds aanhaalden, zijn niet alle potentiële respondenten even bereikbaar. Daarom heeft het CIM hernieuwde bezoeken opgelegd. Een steekproef die uitsluitend zou bestaan uit personen gekozen op basis van het eerste contact zou helemaal niet toevallig zijn. Het CIM heeft dan ook het aantal contacten gevolgd die nodig zijn om een interview te realiseren. Indien een enquêteur bij zijn eerste bezoek aan het eerste adres er in slaagt een enquête te realiseren, dan betreft het hier een contact van rang 1. Merk op dat er per adres maximum 3 contacten mogelijk zijn. Ook voor dit gegeven geldt dat hoe hoger de rang van contacten, hoe meer contacten de enquêteur heeft moeten leggen (en vermoedelijk ook hoe meer adressen hij heeft moeten bezoeken) alvorens hij erin slaagde een enquête te realiseren. De gemiddelde rang van het contact voor het veldwerk 2011-2012 van het verplaatsingsonderzoek bedraagt 5. Onze bedoeling hier is het belang van herhaalde bezoeken te onderstrepen om zo de representativiteit van de steekproef te vrijwaren. Uit bovenstaande cijfers blijkt dat men gemiddeld 3,8 adressen bezoekt en hierbij 5 contacten nodig zijn, om tot één enquête te komen.
36
6.6. Moment van de rekrutering voor het verplaatsingsonderzoek Het moment van de rekrutering voor het verplaatsingsonderzoek heeft een impact op de representativiteit van de steekproef in termen van beroep. De kans is immers groter om actieve personen na 17 uur of in het weekend te contacteren. Er werden doelstellingen meegedeeld aan het instituut om te streven naar een betere spreiding van de steekproef tussen actieve en inactieve personen. We herhalen dat dit niet via quota kan worden opgelegd, aangezien de te ondervragen persoon vrij is om een afspraak te maken. Interviews realiseren op zondag blijkt uiterst moeilijk. Het grootste gedeelte van de enquêtes die tijdens het weekend plaatsvinden, gebeuren dus op zaterdag. De spreiding van de enquêtes tussen de gegroepeerde dagen ziet er als volgt uit:
Dag van rekrutering Van maandag tot donderdag Op vrijdagen, zaterdagen en zondagen
Objectief
Gerealiseerd
%
%
60%
63,3%
40%
36,7%
En dit is het percentage van enquêtes die na 17 uur werden uitgevoerd voor de enquêtes die op weekdagen plaatsvonden: Objectif minimum
Réalisé
%
%
30%
43,5%
Enquêtes na 17 uur tijdens de week
6.7. Enkele kerncijfers over de verplaatsingen Wat de 2.999 dagboekjes betreft die gedurende het veldwerk 2011-2012 werden verzameld, hebben de ondervraagde personen 59.658 verplaatsingen gemeld. Van deze 2.999 verzamelde boekjes bevatten er 2.944 ten minste 1 verplaatsing. 55 boekjes werden dus teruggestuurd door personen die zich tijdens de laatste 7 dagen niet hadden verplaatst. Het gemiddeld aantal verplaatsingen per boekje bedraagt 19,9 (= 59.658 / 2.999). De respondenten verplaatsen zich gemiddeld 5,7 dagen per week. Niet alle respondenten verplaatsen zich met dezelfde intensiteit. Dit is de spreiding van de enquêtes tussen het aantal gemelde verplaatsingsdagen:
37
Aantal verplaatsingsdagen (AQ Rate 2011-2012) 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 7 dagen 6 dagen 5 dagen 4 dagen 3 dagen 2 dagen
1 dag
0 dag
Per verplaatsingsdag bedraagt het gemiddelde aantal verplaatsingen 3,6. De verplaatsingen duren gemiddeld 22,3 minuten. De grafiek hieronder toont de spreiding van de verplaatsingen tussen de transportmiddelen. 65% van de verplaatsingen gebeurt met een auto of een moto.
Transportmiddel (AQ Rate 2011-2012) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Auto Scooter Moto
Fiets
Te voet
Bus
Tram
Metro
Trein Andere
In de vragenlijst, werd aan iedere respondent gevraagd om voor iedere verplaatsing de reden van de verplaatsing te vermelden. Hieronder vindt u de spreiding tussen de verschillende doelen van verplaatsing terug.
38
Doel van de verplaatsing (AQ Rate 2011-2012) 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
39
Tweede deel : inplanting van de vaste borden op de cartographie Tom-Tom 2012
40
1. Poster Site Classification
Het inplanten van de vaste borden op de kaart van België is het tweede luik in de Out-Of-Home studie. Zoals reeds vroeger het geval was zijn het de afficheurs die deelnamen aan deze CIM studie die verantwoordelijk zijn voor de inplanting van hun panelen. Deze nauwkeurige inplanting heeft niet alleen betrekking op de juiste plaats in de kaart maar ook op de nauwkeurige invoering van een aantal gegevens zoals type, grootte, weggedeelten van waaruit het paneel zichtbaar is, enz.
In 1995 heeft het CIM voor de afficheurs (en hun regies) die deelnamen aan het Out-Of-Home studie een softwareprogramma laten ontwikkelen waarmee zij hun panelen konden inplanten en tevens een aantal kenmerken (zoals type en formaat) konden toevoegen. Deze inplantingsoft werd ontwikkeld door Pointlogic.
1.1. Inplantingsreglement Deze inplantingsoftware, genaamd CIM Poster Site Classification, is een onderdeel van de tactische studie OOH van het CIM. Dit product wordt dan ook begeleid door een Technische Commissie Out-Of-Home. Alle afficheurs die deelnemen aan dit CIM onderzoek moeten het reglement voor inplanting van panelen, opgesteld door de SPS, in samenwerking met de Technische Commissie en goedgekeurd door de Raad van Bestuur van 16 november 2004, naleven. Een afficheur of een Out-Of-Home regie kan licentiehouder worden, wanneer
hij lid is van het CIM ; het huishoudelijk reglement van de Technische Commissies en de maatregelen getroffen door de Technische Commissie Out-Of-Home accepteert; intekent op de Out-Of-Home studie ; het reglement voor de inplanting van CIM panelen en de voorwaarden tot gebruik van de software heeft ondertekend.
Gezien er voortdurend panelen worden opgericht en afgebroken, gaat het CIM op gezette tijdstippen over tot de lancering van een update van het panelenpark, wat vervolgens resulteert in de publicatie van nieuwe resultaten. Dit houdt meer bepaald in dat de afficheurs die deelnemen aan deze CIM studie tegen een door het CIM vooraf bepaalde datum dienen te zorgen dat de CIM panelen die actief zijn op een vooraf medegedeeld tijdstip volledig en correct zijn ingeplant. Panelen die afgebroken werden, moeten in de inplantingsoftware gedeactiveerd worden.(Bijvoorbeeld de afficheurs dienen er voor te zorgen tegen het einde van maand x de CIM panelen in te planten die actief zullen zijn op de 15de van maand x+1). Het naleven van de vooropgestelde termijnen alsook de realisatie van de update van het ganse CIM Panelenpark is een verplichting en een noodzakelijke voorwaarde om opgenomen te worden in de publicatie van de CIM fiches en de bijhorende exploitatiesoftware.
41
De afficheur dient ook alle nodige schikkingen te treffen opdat het paneel op de juiste plaats in de kaart van België gepositioneerd wordt. Hierbij dient niet enkel gezorgd te worden dat het paneel in het juiste weggedeelte geplaatst wordt, maar ook op de juiste plaats binnen het betreffende weggedeelte, hierbij rekening houdend met gekende XY coördinaten, huisnummers evenals met de afstand ten opzichte van de rijweg en eventueel het fiets- of voetpad. De afficheur dient ook aan te duiden in welke richting het paneel staat (juiste positie in graden t.o.v. de noord - zuid as) en vanuit welke omringende weggedeeltes (die vallen binnen een door de Technische Commissie vastgelegde afstand) het zichtbaar is.
1.2. De inplanting van vaste panelen in Poster Site Classification In wat volgt gaan we even kort beschrijven welke stappen nodig zijn om een vast outdoor paneel juist in te voeren in de software Poster Site Classification van Pointlogic. Buiten de evidente geografische gegevens moeten de afficheurs zorgen voor het correct ingeven van een aantal kenmerken voor elke bord. Volgende velden moeten verplicht bijkomend ingevuld worden:
Afficheur Object Code: hier dient de afficheur zijn intern identificatienummer in te voeren. Dit dient een uniek nummer te zijn ;
Paneltype: hier dient ingegeven te worden welk type affichage het is (vast, rolling, scrolling,…) ;
Panel Size: het formaat wordt hier in m² geïdentificeerd ;
Network: de afficheur is verplicht aan te duiden of het CIM paneel in stukverkoop wordt aangeboden dan wel of het deel uitmaakt van een netwerk. In dit laatste geval dient tevens het betrokken netwerk aangegeven ;
Placement: hier dient ingegeven te worden waar het paneel zich bevindt nl. op straat, in parking, in metrostation,…
Elk bord krijgt een unieke CIM code. Deze code omvat volgende elementen:
de afficheurscode ;
het formaat ;
het stedelijke centrum waar het paneel zich bevindt ;
in de 5 laatste posities wordt vermeld hoeveel borden met bovenvermelde kenmerken al ingeplant werden.
Laten we als voorbeeld de CIM code DC02. BRU.00012 nemen.
de afficheurscode is ’DC‘: dat betekent een bord van JCDECAUX ;
het formaat is ’02‘ dus een bord van 2m² ;
het stedelijk centrum is ’BRU‘ dus een paneel dat in Brugge staat ;
’00012‘ betekent dat dit het twaalfde bord is dat met bovenvermelde kenmerken ingeplant werd.
Het opgegeven formaat bepaalt ook de maximale zichtbaarheidsafstand voor elk paneel. Zo heeft de Technische Commissie bepaald dat hierbij volgende afstanden gelden:
10 meter voor een paneel van 2 m² ;
30 meter voor een paneel tussen 8 m² en minder dan 16 m² ;
60 meter voor een bord van 16 m² tot minder dan 36 m² ;
80 meter voor een bord van 36 m² en meer.
42
Op de kaart wordt nu rond het punt dat de positie van het paneel aangeeft, door de computer een halve cirkel getekend waarvan de straal overeenstemt met de afgesproken zichtbaarheidsradius.
Er resten nu nog twee zaken te gebeuren om volledig klaar te zijn met de inplanting van het paneel namelijk:
Het paneel dient in de juiste richting gedraaid te worden, zodat duidelijk is waar de beplakte zijde zich bevindt. Eens dit gebeurt is, geeft de software aan welke weggedeeltes dan binnen de zichtbaarheidsradius vallen.
De afficheur dient voor elk van deze weggedeeltes na te kijken of het paneel ja dan nee zichtbaar is. De weggedeeltes van waaruit het paneel niet zichtbaar is (bijvoorbeeld een hoge building belemmert het zicht op het paneel vanuit een bepaald weggedeelte) dienen gedeactiveerd te worden. Voor de panelen van 2m² dient dit echter niet te gebeuren. Alle weggedeeltes die vallen binnen de radius van 10 meter worden hier weerhouden.
Merk op dat de inplantingsoft, naast het inplanten van nieuwe panelen, door de afficheurs ook kan gebruikt worden voor:
het consulteren van zijn ingeplante panelenpark ;
het simuleren van panelen en het berekenen van de bijhorende prestaties ;
het vrij invoeren van bijkomende paneelkenmerken (voor zover hiertoe ruimte is voorzien).
43
Nadat de afficheurs hun panelen hebben ingeplant, communiceren zij de samenstelling van hun commercieel aanbod aan het CIM. Hierbij vermelden zij voor elk bestaand netwerk de duur van de aangeboden affichageperiode. Meestal betreft het hier een duur van 7 of 14 dagen. Het CIM controleert steeds dat het aantal ingeplante panelen per netwerk niet groter is dan het aantal panelen die de afficheurs in hun commerciële aanbod vermelden.
1.3. Inplanting van de borden in de metro- en treinstations De inplantingsoftware toont waar in de kaart zich trein- en metrostations bevinden. Per station werden alle borden die er aanwezig zijn ingeplant, waardoor elk bord tevens automatisch een unieke CIM Code kreeg. We weten dus voor elk trein- en metrobord in welk station dit staat. Maar met de exacte plaats binnen het station werd echter geen rekening gehouden. Of met andere woorden: de exacte locatie (op basis van XY coördinaten) per bord is niet beschikbaar, maar de stations bevinden zich natuurlijk wel op de juiste XY coördinaten. De borden van 1 station staan dus allemaal op dezelfde locatie. Bij de inplanting is geen onderscheid gemaakt tussen hal- en 2 perronborden. De borden hebben ook geen zichtbaarheidsradius. Bij het inplanten is het formaat van het bord op 2m gesteld. Voor borden in treinstations werd bij de inplanting wel het onderscheid gemaakt tussen vaste borden en scrollingborden. Borden in trein- en metrostations kregen tevens een speciaal symbool mee (een soort huisje wat duidt op Indoor) waardoor ze in de inplantingsoftware goed herkenbaar zijn en zich ook duidelijk onderscheiden van outdoor- borden.
44
2. Overplaatsing van de panelen naar de nieuwe cartografie Tom-Tom 2012
2.1. Motivering Om te kunnen bepalen hoeveel personen langs een paneel passeren, combineert het onderzoek gegevens over de verplaatsingen van de Belgen met die over de inplanting van de panelen. Zoals hierboven nader verklaard, worden de gegevens over de inplanting van de panelen verstrekt door de affichageregies, die over software beschikken waarmee op een kaart van België kan worden aangeduid waar hun panelen zijn ingeplant en hun verschillende kenmerken kunnen worden ingevoerd, zoals de geografische positie, het formaat, de hoek ten opzichte van de straat, enz. De software maakt hiertoe gebruik van de cartografische gegevens van de straten van TomTom. De laatst update van de cartografie dateerde evenwel van 2007. Er moest dus dringend een actuele versie van die gegevens worden voorzien, zowel voor de inplanting als vanuit het standpunt van de modellering. De huidige gegevens van TomTom bevatten immers tal van updates: nieuwe rotondes, nieuwe wijken, toevoeging van tunnels, toevoeging van rijstroken, snelheidsbeperkingen, grotere nauwkeurigheid van de gegevens,… redenen die de Technische Commissie ertoe hebben aangezet om van start te gaan met dit omvangrijke werk, namelijk de overplaatsing van iets minder dan 43.000 panelen.
2.2. Partnership met GEO Solutions Aangezien de migratie van deze gegevens geen gemakkelijke taak is, deed het CIM bijgevolg een beroep op GEO Solutions om de inplanting van de affichagepanelen over te plaatsen naar deze bijgewerkte gegevens. GEO Solutions is de officiële verdeler van de TomTom gegevens en verwezenlijkt tal van projecten die deze gegevens gebruiken. Op basis van zijn expertise ter zake heeft GEO Solutions een algoritme uitgewerkt voor de migratie en herpositionering van de gegevens over de panelen van het CIM naar de laatste versie van de TomTom-cartografie (versie 2012). Door 1 middel van algoritmen voor lineaire verwijzingen en met gebruik van een GIS , wist GEO Solutions zo nagenoeg alle affichagepanelen over te plaatsen, met al hun kenmerken, naar de laatst beschikbare versie van de cartografische gegevens Multinet van TomTom. De bereikcijfers van de affichagenetwerken die het CIM in deze nieuwe golf publiceert, steunen nu op een volledige bijgewerkte cartografie.
1
Een geografisch informatiesysteem (GIS) is een computertool waarmee gegevens met een ruimtelijke voorstelling kunnen worden gecreëerd, samengesteld en gepresenteerd. Het gebruik ervan omvat geomatische activiteiten inzake het visualiseren, verwerken, delen en verspreiden van geografische informatie. 45
2.2.1. Beschrijving van de procedure GEO Solutions maakte gebruik van een algoritme voor dynamische geografische verwijzing. Hiermee konden de panelen geografisch worden verplaatst op basis van de beste kwaliteit van de TomTom-gegevens van de laatste generatie. De overplaatsing werd gestuurd door verschillende parameters, onder meer de afstand en de oriëntering van het paneel ten opzichte van de assen van de omliggende straten. Doordat het wegennet op 5 jaar tijd aanzienlijk is uitgebouwd, lag de moeilijkheid in de definitie van een algoritme waarmee een groot aantal panelen automatisch correct kon worden verwerkt, zelfs bij een complexe ontwikkeling van de netwerksituatie (aanleg van een rotonde, tunnel,…), en zo slechts een zeer gering percentage aan anomalieën over te laten voor manuele verwerking.
2.2.2. Resultaten Nagenoeg het totale aantal (98,5%) van de zowat 57 858 panelen die zijn opgenomen in de CIM-database, werd naar de nieuwe cartografie TomTom 2012 overgeplaatst op basis van het door GEO Solutions ontwikkeld algoritme:
Voor 22.120 panelen werd de situering vóór en na de overplaatsing als “ongewijzigd” beschouwd. Een paneel heeft een ongewijzigde situering wanneer het weggedeelte waaraan het verbonden is, op de nieuwe kaart identiek is gebleven ten opzichte van de oude kaart.
Rekening houdend met de nieuwe situatie van het wegennet op de kaart van TomTom 2012, moesten 34.857 panelen opnieuw worden gepositioneerd. Een paneel moest dus opnieuw worden gepositioneerd op de nieuwe kaart zodra het weggedeelte waaraan het verbonden is eveneens van plaats veranderd is op de nieuwe kaart ten opzichte van de oude. Een dergelijke situatie kan te maken hebben met de grotere nauwkeurigheid die de versie TomTom 2012 biedt of gewoon met een verandering in de verkeersinfrastructuur (verbreding van de rijstroken, nieuwe wegen, enz.)
In bepaalde gevallen, tot slot, kon het door GEO Solutions ontwikkelde algoritme het paneel niet overplaatsen doordat de wijziging aan het weggedeelte waaraan het paneel verbonden is te omvangrijk was (straatgedeelte bestaat niet langer, toevoeging van een rotonde, andere ingrijpende verandering van de verkeersinfrastructuur,…). Deze panelen, in totaal 881, werden dus manueel overgeplaatst door elk van de betrokken regies.
2.2.3. Validering Alle panelen die op die manier werden overgeplaatst en die deel uitmaken van deze publicatie werden nauwgezet geverifieerd. Zo voerden de verschillende afficheurs voor iedere voorziening een omvangrijke controle uit van de positionering en de correcte toewijzing van de weggedeelten. Het respecteren van alle gegevens betreffende de kenmerken van de panelen zelf werden, van hun kant, geverifieerd door de Permanente Structuur van het CIM. Wij merken tot slot op dat iedere wijziging aan de panelen die na de overplaatsing naar de nieuwe cartografie werd aangebracht, werd onderworpen aan een controleprocedure die werd uitgevoerd door de Permanente Structuur van het CIM en die werd goedgekeurd door de Technische Commissie OOH. 46
Derde deel: modellering van de verplaatsingen
47
1. Modellering van de verplaatsingen
1.1. Doel Het doel van deze modellering was enerzijds te komen tot een vernieuwde en grotere verplaatsingsdatabase. Gecombineerd met een update van het panelenpark leidt dit tot een betere bereiksmeting. Anderzijds wenste men te komen tot een uniek Belgisch routegeneratie- en routekeuzemodel dat op later nieuw verplaatsingsonderzoek kan worden toegepast.
1.2. Het routeconstructiemodel
1.2.1. Basisprincipes Het doel van het routereconstructiemodel is te schatten wat de meest waarschijnlijke routes zijn voor een persoon die zich verplaatst van A naar B, plus te bepalen hoe groot de kans is dat de persoon voor één van deze routes kiest. Er werd beroep gedaan op GIS (Geografische Informatie Systeem) software die onder andere rekening hield met de gemiddelde snelheden op de diverse wegtypes en met de lokaal geldende verkeersregels zoals eenrichtingsstraten en dergelijke. Om de meest waarschijnlijke routes voor een gegeven verplaatsing te vinden, werden twee modellen gebruikt, namelijk een routegeneratiemodel en een routekeuzemodel.
het routegeneratiemodel genereert een aantal meest waarschijnlijke alternatieve routes (tussen een vertrek -
en aankomstpunt van een verplaatsing) op basis van een criterium of een combinatie van criteria. Elk criterium stemt overeen met een kostenfunctie die - als zij wordt geminimaliseerd (of met andere woorden een minimale kost vergt) toelaat om de beste route volgens dat criterium te bepalen;
het routekeuzemodel bepaalt –voor elke aldus gegenereerde route– de kans dat een persoon werkelijk deze
route neemt bij zijn verplaatsing. Hierbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de weg(en) en de betrokken personen. Dit model is op het berekende nut van een route gebaseerd.
48
1.2.1.1.
Het routegeneratiemodel
Het doel van het routegeneratiemodel is, uit een geheel van alternatieve routes, zo goed mogelijk schatten welke hiervan de meest waarschijnlijke routes zijn die een individu zal kiezen. Ze worden op basis van een vertrek - en aankomstpunt van een verplaatsing gegenereerd. Teneinde de meest waarschijnlijke routes te bepalen werd met volgende 4 criteria rekening gehouden:
de minimalisering van de reisduur ; de minimalisering van de afstand ; de minimalisering van het aantal kruispunten ; de optimalisering van het gebruik van autosnelwegen.
Enkel op basis van deze 4 criteria konden alternatieven gecreëerd worden. Bijgevolg kunnen dus maximum vier routes worden gegenereerd. Dit betekent niet dat er steeds vier mogelijke routes zullen zijn. De snelste route kan bijvoorbeeld ook de route zijn met de minste kruispunten. Bij het berekenen van de reisduur werd rekening gehouden met de gemiddelde snelheden die op de diverse wegtypes gelden. Zo was het mogelijk om de tijd te berekenen die nodig is om een traject af te leggen. De gemiddelde snelheden waarmee in de berekening werd rekening gehouden, varieerden uiteraard naargelang het gebruikte transportmiddel. Voor de voetgangers en de fietsers (+ brommers) werd verondersteld dat zij zich aan een constante snelheid verplaatsen (ongeacht het gebruikte wegtype). De gemiddelde snelheid voor een fietser werd bepaald op 15km/u en voor een voetganger op 5km/u. Voor auto’s wordt verondersteld dat zij rijden aan de maximum toegelaten snelheid (d.w.z. 120 km/uur op de autosnelweg, 50 km/uur in de bebouwde kom, ...). De opdeling in wegtypes werd in de TOM-TOM 2012 kaart voor elke weg aangegeven. Het model houdt eveneens rekening met het feit dat voetgangers wel eenrichtingsstraten mogen nemen (in omgekeerde richting tegen de enkelrichting in), dat zij rondpunten in om het even welke richting kunnen passeren, enz. want heel wat verkeersregels gelden niet voor voetgangers. In de gebruikte GIS-applicatie werd met dit alles rekening gehouden.
49
Uiteindelijk werd voor elke verplaatsing met een vertrekpunt (A) en een aankomstpunt (B ) een geheel van routes gegenereerd die de meeste kans maken om gekozen te worden door een individu.
1.2.1.2.
Het routekeuzemodel
Het routekeuzemodel berekent, door middel van een nutsfunctie, voor elke – door het routegeneratiemodel – gegenereerde alternatieve route de kans dat deze route ook effectief zal gebruikt worden door een individu bij een verplaatsing. Het is immers zo dat een persoon niet noodzakelijk steeds dezelfde weg gebruikt om van het ene punt naar het andere te gaan. Men vertrekt van het principe dat elk individu kiest voor die route die hem het beste lijkt. De kans dat een persoon voor een bepaalde route kiest, wordt bepaald door de kans dat het totale nut van deze route groter is dan die van andere routes. Alvorens de kansen te bepalen, heeft Pointlogic vijf homogene groepen of ’clusters‘ van personen geïdentificeerd. Een homogene groep is een groep van personen waarvoor geldt dat ze eenzelfde gedrag in verband met routekeuzegedrag vertonen. De keuze van een route wordt ook beïnvloed door het verplaatsingsmotief. Door de vijf homogene groepen (’clusters‘) van personen, de acht verplaatsingsmotieven evenals de twee transportmiddelen (voetgangers en fietsers versus auto’s, moto’s en taxi’s) in deze analyse met elkaar te combineren, bekomt men meer dan 70 te schatten nutsfuncties. Maar een aantal van deze ‘cellen’ waren te klein (te weinig waarnemingen) zodat ze niet konden meegenomen worden in het schattingsproces. Uiteindelijk werden 40 nutsfuncties berekend. De interpretatie van de berekende nutsfuncties is geen eenvoudige zaak. Beter is het te kijken naar de uiteindelijke gevolgen van de geschatte waarden. In onderstaande tabel wordt, bij wijze van voorbeeld, gekeken naar de keuzes die naargelang het motief van verplaatsing gemaakt worden tussen de diverse gegenereerde routes.
Wat leren we uit bovenstaande tabel? Het zijn vooral mensen die hun kinderen naar school brengen en mensen die inkopen doen, die voor de snelste route kiezen. Mensen die voor professionele redenen op de baan zijn, nemen het vaakst de snelweg. Dit komt waarschijnlijk door het feit dat deze mensen vaker van buiten de stad komen. Mensen die naar het werk gaan verkiezen een route met weinig kruispunten zodat ze niet teveel tijd verliezen. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat zij zich meestal tijdens de spits verplaatsen en dat op dit tijdstip het vaak erg druk is op kruispunten. Belangrijk is tenslotte om te vermelden dat de parameters van zowel het routegeneratie- als het routekeuzemodel zijn geschat op basis van de routes in het verplaatsingsonderzoek uit 1995. De bekomen modellen zullen nu toegepast worden op het verplaatsingsonderzoek uit 2006 en 2011-2012.
50
1.2.2. Validering Het routegeneratie- en routekeuzemodel werd uitvoerig gevalideerd. Een eerste zeer eenvoudige maar belangrijke controle is de visualisatie van wat het model werkelijk doet. Dit door in een kaart 3 alternatieve routes om van punt A naar punt B te tekenen (namelijk de snelste route, de kortste route, de route met de minste kruispunten) en deze te vergelijken met de route die werkelijk gebruikt werd. Onderstaande figuur geeft een voorbeeld van de constructie van de route voor persoon X:
De kortste weg tussen punt A en punt B (in het roze) heeft een kans van 30%. De snelste weg (in het blauw) is langer maar vlugger dan de eerste (omdat er sneller mag gereden worden) en dus het meest gekozen. De kans voor het gebruiken van de snelste route is 50%. De laatste route (in het groen) is de route met het minste aantal kruispunten. Hoewel de weg langer is, zal men vermoedelijk minder tijd verliezen aan verkeerslichten. Er is een kans van 20 % dat voor deze weg gekozen wordt. Als tweede oefening werd gekeken naar de overlap tussen de geschatte route en de werkelijk genomen route. Deze controle werd op een oudere kaart gedaan. Om deze validatie te kunnen uitvoeren, diende een conversie van weggedeeltes te gebeuren van de kaart van 1995 naar de kaart van 2003. Niet alleen vertrek- en aankomstpunt van een verplaatsing werd hierbij overgebracht van de oude naar de nieuwe kaart. Maar de volledig werkelijk genomen route (behalve indien de verplaatsing met openbaar vervoer gebeurde) in 1995 werd opnieuw ingetekend in de nieuwe kaart. In feite legt men in deze oefening bij wijze van spreken twee kaarten op elkaar: de ene met de geactualiseerde verplaatsingen (uit 1995) en de andere met de door het model gegenereerde routes (beiden uiteraard met hetzelfde vertrek- en aankomstpunt) om vervolgens het percentage overlap tussen beide te berekenen. De globale gemiddelde overlap bedroeg 68,1%. Of, met andere woorden, 68,1% van de door de respondent werkelijk afgelegde afstand werd ook door de gegenereerde route afgelegd. Deze overlap bedroeg:
71,3 % voor de automobilisten ; 62,4 % voor de voetgangers ; 61,9 % voor de fietsers.
51
Het blijkt dus gemakkelijker om op een betrouwbare manier een route te genereren voor een automobilist dan voor een voetganger. Dit resultaat lijkt ook logisch omdat het gedrag van een automobilist zich beter laat voorspellen doordat ook verkeersregels moeten nageleefd worden, die niet gelden voor voetgangers.
52
2. Trajectreconstructie
2.1. Inleiding Zoals hiervoor reeds vermeld, werden in de dagboekjes in 2006 in totaal 482.335 verplaatsingen geregistreerd en 59.658 verplaatsingen in de studie 2011-2012. Hierbij werd telkens gevraagd naar een aantal elementen zoals:
dag en datum van de verplaatsing ; vertrek- en aankomstuur ; motief van verplaatsing ; gebruikt vervoermiddel ; vertrek- en aankomstpunt.
Vertrek- en aankomstpunt werden tevens geocodeerd in XY coördinaten. Het komt er nu op aan om op basis van deze XY coördinaten voor vertrek- en aankomstpunt, te komen tot de constructie van de volledige weg(en) die hierbij (mogelijk) afgelegd werd(en). Of nog concreter: We kennen nu 2 geografische punten in de TOM-TOM kaart (de 2 XY coördinaten) en dus de 2 daarbij horende weggedeeltes. Maar we willen zo nauwkeurig mogelijk alle tussenliggende weggedeeltes kennen om van vertrek naar aankomst te geraken. Het is immers belangrijk om voor elk weggedeelte in België en meer in het bijzonder voor deze weggedeeltes die behoren tot de 48 Stedelijke Centra waar borden staan, het aantal voorbijgangers te bepalen. Hiervoor hebben we rekening gehouden met het gebruikte vervoermiddel en hebben we een onderscheid gemaakt tussen verplaatsingen met het openbaar vervoer versus verplaatsingen met andere vervoermiddelen.
voor verplaatsingen die niet met het openbaar vervoer gebeurden, zal nu het routekeuze- en routegeneratiemodel toegepast worden op deze nieuwe verplaatsingsgegevens, waarna het resultaat opnieuw zal gevalideerd worden. voor de verplaatsingen die met het openbaar vervoer gebeuren zal een routeplanner (ontwikkeld door SYNTIGO), gebruikt worden. Deze routeplanner laat toe de trajecten die met trein, tram, bus of metro gebeurden, terug te reconstrueren.
53
2.2. Aantal ingezamelde verplaatsingen Een cleaning werd uitgevoerd voor alle verplaatsingen van de 2005-2006 en 2011-2012 studie. De circulaire verplaatsingen en de verplaatsingen waarvoor er geen vertrek- of aankomstpunt is werden verwijderd. Er zijn 424.587 bruikbare verplaatsingen in de studie IPSOS 2005-2006 en 59.658 in de studie AQ Rate 2011-2012 (de cleaning van de gegevens van de AQ Rate studie is terecht tijdens de codering van de gegevens gebeurd).
2.3. Trajectreconstructie voor de niet OV verplaatsingen
2.3.1. Het gebruik van het routekeuze- en routegeneratiemodel Het hiervoor beschreven routekeuze- en routegeneratiemodel werd aangewend om voor 451.841 verplaatsingen die met de auto, de fiets, te voet of een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer gebeurden, de meest waarschijnlijke routes uit te tekenen. Het resultaat van deze verwerking kan als volgt samengevat worden: a) Totaal aantal verplaatsingen
506.293
b) Verplaatsingen waarvoor enkele routes kon gegenereerd worden wegens ontbreken van de nodige gegevens (circulaire verplaatsingen of geen XY coördinaten) c) Verplaatsingen waarvoor geen route kon gevonden worden
45.630
198
d) Verplaatsingen van respondenten met niet-volledig sociodemografische gegevens
8.624
e) Verplaatsingen waarvoor minstens één route kon gegenereerd worden (= a-b-c-d)
451.841
f) Aantal gegenereerd trajecten
1.064.490
g) Aantal gebruikte weggedeeltes
157.371.046
Per verplaatsing werden gemiddeld 2,3 routes berekend, wat een totaal van 1.064.490 trajecten oplevert. Wanneer we deze trajecten intekenen in de TELE ATLAS kaart van België, dan betekent dit dat 157,4 miljoen weggedeeltes ingekleurd worden.
54
2.4. Trajectreconstructie voor de OV verplaatsingen
2.4.1. Inleiding We herhalen nog even dat we beschikten over 31.359 verplaatsingen die met trein, tram, bus of metro gebeurden voor de studie IPSOS 2005-2006 en 4.341 in de studie AQ Rate 2011-2012. Voor deze verplaatsingen diende zo correct mogelijk de gebruikte trajecten achterhaald te worden. Voor de realisatie van dit onderdeel werd beroep gedaan op de routeplanner van de NMBS. Deze routeplanner biedt de mogelijkheid om voor om het even welke verplaatsing binnen het Belgische grondgebied, het meest optimale traject met het openbaar vervoer uit te stippelen. Hierbij wordt systematisch gekozen voor de snelste route. Geïnteresseerden kunnen dit instrument uittesten op de website www.nmbs.be.
2.4.2. Opdracht van de routeplanner voor OV verplaatsingen. Voor de verwerking van de OV verplaatsingen werd beroep gedaan op SYNTIGO, een filiaal van de NMBS holding. Bij de reconstructie van de OV trajecten, diende SYNTIGO een aantal regels te volgen teneinde er voor te zorgen dat:
de gekozen routes maximaal zouden overeenstemmen met de werkelijk genomen routes ; de geleverde informatie over het afgelegde traject ook ingetekend kon worden in de TOM-TOM 2012 kaart.
Om maximaal aan de eerste vereiste tegemoet te komen, diende SYNTIGO bij het plannen van een route tussen een vertrek –en aankomstpunt rekening te houden met de datum en het vertrekuur van de verplaatsing en met het gebruikte vervoermiddel. Wat betreft de tweede vereiste, werd in overleg met POINTLOGIC overeengekomen welke output diende geleverd te worden. Dit om er voor te zorgen dat de voorgestelde route op een eenvoudige en tegelijkertijd nauwkeurige wijze zou kunnen overgebracht worden in de TOM-TOM 2012 kaart.
2.4.3. Input voor de routeplanner Volgende elementen uit de enquête werden als input gebruikt door de routeplanner:
datum waarop de verplaatsing plaats vond ; gebruikt transportmiddel ; vertrekuur ; vertrekpunt ; aankomstpunt.
Aan de hand van deze gegevens ging de routeplanner op zoek naar de snelste weg, hierbij gebruik makend van: alle vervoermiddelen die het openbaar vervoer in België biedt ; de meest recente uurregeling die voor elk van toepassing was.
55
We komen nu meer in detail terug op een aantal punten.
2.4.3.1.
De datum van verplaatsing
SYNTIGO heeft rekening gehouden met de exacte verplaatsingsdatum teneinde te bepalen op welke dag van de week de verplaatsing gebeurde en of er toen al dan niet sprake was van vakantieperiode. Dit is belangrijk omdat in het weekend en tijdens vakantieperiodes meestal een andere dienstregeling van kracht is.
2.4.3.2.
Het gebruikte vervoermiddel
Het gebruikte vervoermiddel diende voor te komen in het door de routeplanner gekozen traject. Dit betekende met andere woorden dat indien een respondent in zijn dagboekje vermeldde dat hij/zij zich met de tram verplaatst had, er ook gezocht diende te worden naar een traject per tram (en niet per bus, metro etc…). Drie belangrijke punten:
Behalve het door de respondent opgegeven vervoermiddel, mochten nog andere vervoermiddelen door de routeplanner worden voorgesteld. Dit was vaak het geval. Meer bepaald betrof het hier meestal korte verplaatsingen te voet van en naar de halte of het station. Indien de routeplanner geen route vond die op het opgegeven vertrekuur gebruik zou maken van het opgegeven vervoermiddel, dan dienden simulaties gemaakt te worden, door te proberen met tijdstippen van maximum 10 minuten vóór en 10 minuten na het opgegeven tijdstip. Binnen dit interval van 20 minuten werd dan gezocht naar een traject met het transportmiddel dat door de respondent opgegeven werd. (Hierbij wordt dus verondersteld dat de respondent zich niet vergist in het opgegeven transportmiddel maar wel in het juiste tijdstip waarop de verplaatsing plaats vond). In uitzonderlijke gevallen, en na expliciet akkoord van de SPS die geval per geval bekeek, mocht een route gesimuleerd worden zonder rekening te houden met het opgeven vervoermiddel. Dit werd meer bepaald toegelaten wanneer het overduidelijk was dat het opgegeven vervoermiddel onmogelijk voor de verplaatsing in kwestie kon gebruikt worden (bijvoorbeeld een verplaatsing met de metro in Hasselt).
2.4.3.3.
Vertrek- en aankomstpunt
Vertrek- en aankomstpunt kregen hier ook bijzondere aandacht. Meer in het bijzonder werd de geocodering van vertrek en/of aankomst voor een aantal verplaatsingen ‘opgeschoond’ en verrijkt. De ‘opschoning’ gebeurde via een compressie nl. indien vertrek- en aankomstadres gekend waren (XY coördinaten voorhanden) binnen een reeks van aansluitende verplaatsingen, dan werden deze tot één verplaatsing herleid indien voor deze tussenliggende verplaatsingen de XY coördinaten ontbraken.
Wat dient verstaan te worden onder compressie, kunnen we het beste duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld. Veronderstel Mr. B die vertrekt van thuis naar het werk en hierbij de bus neemt. Hij volgt zeer nauwkeurig de instructies vermeld in het dagboekje en schrijft op:
Verplaatsing 1: Van thuis te voet naar de bushalte A
Verplaatsing 2: Van bushalte A tot bushalte B
Verplaatsing 3: Van bushalte B te voet tot het werk
56
Bij de codering werden de XY coördinaten gevonden van Thuis en Werk maar niet van bushalte A, noch van bushalte B.
Theoretisch heeft dit tot gevolg dat we hier te maken hebben met drie verplaatsingen waarvoor geen traject kan berekend worden want:
Verplaatsing 1: XY coördinaten van vertrek gekend maar niet van aankomst.
Verplaatsing 2: noch van vertrek, noch van aankomst zijn XY coördinaten gekend.
Verplaatsing 3: XY coördinaten van aankomst gekend maar niet van vertrek.
Door het gebruik van de compressie herleidt men 3 onbruikbare verplaatsingen tot één bruikbare verplaatsing. Deze verplaatsing heeft als vervoermiddel de bus, als vertrekpunt Thuis (XY coördinaten gekend) en als aankomstpunt Werk (XY coördinaten gekend). Deze compressie werd door de SPS handmatig uitgevoerd en leverde een honderdtal extra bruikbare OV verplaatsingen op.
2.4.4. Output voor OV verplaatsingen Op basis van de geleverde input, berekende de routeplanner de snelste route, hierbij gebruik makend van de dienstregeling die in 2007 in voege is . We herhalen nog even dat rekening werd gehouden met vakantieperiodes en week- versus weekend (in 2005-2006) en dat er voor gezorgd werd dat als voornaamste OV vervoermiddel het door de respondent gebruikte vervoermiddel weerhouden werd.
Maar in het kader van dit onderzoek ging de inbreng van SYNTIGO nog verder, namelijk:
2.4.4.1.
Eén verplaatsing wordt omgezet in meerdere (korte) verplaatsingen
Indien het gebruik van het openbaar vervoer ook inhield dat een deel van het traject te voet diende te worden afgelegd, dan werd dit expliciet door SYNTIGO aangegeven. Gevolg was dat het aantal verplaatsingen (ten gevolge van de gehanteerde definitie van verplaatsing) hierdoor steeg.
57
Voorbeeld: Veronderstel iemand die in het dagboekje inschreef dat hij/zij met de trein van het CIM, Terhulpsesteenweg 181 in 1170 Brussel naar de bioscoopzaal van het UGC ging op de Grand Place 55 in 1348 Louvain-La-Neuve. De routeplanner zal deze ene verplaatsing omzetten in 3 verplaatsingen namelijk:
2.4.4.2.
eerste verplaatsing: te voet van het CIM tot het NMBS station van Bosvoorde;
tweede verplaatsing: met de trein van het station van Bosvoorde naar het station van Louvain-LaNeuve;
derde verplaatsing: te voet van het station van Louvain-La-Neuve naar de Grand Place.
De wachttijden bij de haltes worden expliciet vermeld
Vooral bij het overstappen van de ene lijn naar de andere of van het ene OV vervoermiddel naar het andere, moet vaak gewacht worden. Deze wachttijd wordt expliciet vermeld want dit is belangrijk bij het berekenen van de prestaties van publiciteit aan de buitenzijde van trams en bussen. Iemand die bij een halte wacht ziet tijdens dit wachten immers vaak andere bussen en/of trams passeren.
Opmerking: Soms leverde de routeplanner zeer lange wachttijden. Dit was vooral het geval voor verplaatsingen rond middernacht (waarbij tot de ochtend diende gewacht te worden op aansluiting). Heel soms was de oorzaak te zoeken in het feit dat de uurregeling van 2007 toegepast werd op verplaatsingen gemaakt in 2005 en 2006. Teneinde zoveel mogelijk bij de realiteit aan te sluiten, werd beslist (bij de berekening van prestaties voor reclame-uitingen aan de buitenzijde van trams en bussen) rekening te houden met wachttijden van maximum 30 minuten.
2.4.4.3.
Niet alleen begin en eindpunt van de OV verplaatsing werden opgegeven maar ook alle tussenliggende haltes.
Dit betekent met andere woorden dat SYNTIGO naast de naam van vertrek- en aankomsthalte, en bijhorende XY coördinaten ook alle tussenliggende haltes opgaf (met naam en overeenstemmende XY coördinaten) die tijdens de rit gepasseerd werden. Deze input was nodig, omdat aldus in de Tom-Tom kaart de opeenvolgende haltes konden ingeplant worden, die vervolgens konden omgezet worden tot een door het openbaar vervoer gevolgde route.
2.4.4.4.
Van vertrek- tot aankomstpunt wordt voor elke halte aangegeven op welk tijdstip men er toekomt.
Dit tijdstip waarop men bij de diverse haltes toekomt, wordt opgegeven in seconden. Het vertrekpunt (V) staat steeds gelijk aan nul. Vervolgens wordt vermeld hoeveel seconden later dan het vertrek men aankomt bij de tussenhalte V+1, bij tussenhalte V+2, enz…
2.4.4.5.
Naast het door de respondent vermelde vervoermiddel, werden door de routeplanner soms nog andere OV vervoermiddelen ingezet.
Dit wordt verklaard door het feit dat de routeplanner steeds naar de snelste oplossing op zoek gaat. Als volgens de routeplanner het gebruik van het openbaar vervoer sneller gaat dan te voet, dan zal hij dit eerste ook voorstellen. We geven hier opnieuw een concreet voorbeeld. Veronderstel Mr. B die in zijn dagboekje neerschreef dat hij per trein van het NMBS station van Brussel Centraal naar het Justitiepaleis in Antwerpen ging. De routeplanner van SYNTIGO zal deze ene verplaatsing omzetten in 2 OV verplaatsingen (plus enkele korte afstanden te voet). 58
Namelijk:
eerste OV verplaatsing: met de trein van Brussel Centraal naar Antwerpen Centraal
tweede OV verplaatsing: met de tram van Antwerpen Centraal naar het Justitiepaleis
Hier volgt een gedetailleerd voorbeeld van de door SYNTIGO geleverde output:
Mijnheer B heeft in zijn dagboekje vermeld dat hij op 31 mei 2006, na een rit tot het metrostation Montgomery in Sint-Pieters-Woluwe, om 8u50 de tram genomen heeft naar Square Vergote in Schaarbeek.
Volgende elementen werden geleverd door het CIM:
De output ziet er als volgt uit:
De routeplanner heeft deze verplaatsing omgezet in volgende gegevens:
gedurende 2 minuten te voet van metro Montgomery naar tramhalte Montgomery ;
1 minuut met tram van halte Montgomery naar halte Georges Henri;
1 minuut met tram van halte Georges Henri naar halte Diamant ;
1 minuut te voet van tramhalte Diamant naar bushalte Diamant ;
8 minuten wachten bij bushalte Diamant ;
1 minuut met bus van halte Diamant naar halte Vergote ;
2 minuten te voet van halte Vergote tot eindbestemming op hetzelfde plein.
59
De output omvat samenvattend volgende elementen:
nummer van vragenlijst, nummer van verplaatsing, datum en gebruikt vervoermiddel, tijdstip van verplaatsing…dit alles geleverd door CIM ;
identificatie van vertrek en aankomstpunt via benaming van halte en overeenstemmende gemeente plus overeenstemmende XY coördinaten ;
de gedetailleerde weergave van alle stappen in de verplaatsing met inbegrip van de verplaatsingen te voet (om tot bij de halte te geraken of om over te stappen) en van de wachttijden bij de haltes. Maar ook een volledige opsomming van alle tussenhaltes die tijdens het traject worden aangedaan (met naam en overeenstemmende XY coördinaten) en de overeenstemmende tijd.
2.4.5. Resultaat voor OV verplaatsingen SYNTIGO is er in geslaagd voor 31.376 van de 35.700 OV verplaatsingen een route met het openbaar vervoer te vinden. Dit stemt overeen met een slaagpercentage van 95%. Deze route bestaat uit haltes die gepasseerd worden tussen een vertrek- en aankomstpunt. Gezien per halte de overeenstemmende XY coördinaten geleverd worden, kan dit gemakkelijk in de TOM-TOM kaart worden overgebracht. Maar er is niet altijd een halte in elk weggedeelte waar trams of bussen doorrijden. Er dient dus nog een bijkomende stap te gebeuren. De weg tussen 2 haltes moet ingevuld worden en in de TOM-TOM kaart ingetekend worden. Deze opdracht werd aan POINTLOGIC toevertrouwd. Zij ging hierbij op zoek naar de snelste route tussen 2 haltes. Onderstaande grafiek toont hoe de bekomen routes in de TOM-TOM kaart werden ingetekend.
De zwarte verticale streepjes tonen de haltes. De groene lijn duidt de snelste weg tussen deze haltes.
60
2.4.6. Validatie De validatie is door de Permanente structuur gebeurd door enerzijds de door Syntigo geleverde route te vergelijken met wat de routeplanner van respectievelijk DE LIJN, MIVB, TEC en NMBS terzake voorstellen, hierbij rekening houdend met dag (van de week) en uur van vertrek dat in het dagboekje aangeduid stond. Anderzijds werden een aantal afgelegde trajecten ook vergeleken met eigen (in vele gevallen bijna dagelijkse) ervaringen. Dit laatste was vooral nuttig omdat het de geloofwaardigheid van alle tussenliggende stations die tijdens een traject aangedaan worden (en die door Syntigo geleverd werden), mogelijk maakte.
61
62
Bijlage: Definitie geografische variabelen
63
Nielsen Zones
Nielsen I: provincies Oost- en West-Vlaanderen
Nielsen II: provincies Antwerpen, Limbourg en Vlaams Brabant
Nielsen III : Brussel 19 gemeenten + 11 randgemeenten (Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Rhode-St-Genese, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem
Nielsen IV : provinces du Hainaut et du Brabant Wallon
Nielsen V : provincies Namen, Luik en Luxemburg
Lijst van de 43 arrondissementen
het arrondissement Antwerpen
het arrondissement Mechelen
het arrondissement Turnhout
het arrondissement Brugge
het arrondissement Diksmuide
het arrondissement Ieper
het arrondissement Kortrijk
het arrondissement Oostende
het arrondissement Roeselare
het arrondissement Tielt
het arrondissement Veurne
het arrondissement Aalst
het arrondissement Dendermonde
het arrondissement Eeklo
het arrondissement Gent
het arrondissement Oudenaarde
het arrondissement Sint-Niklaas
het arrondissement Ath
het arrondissement Charleroi
het arrondissement Mons
het arrondissement Mouscron
het arrondissement Soignies
het arrondissement Thuin
het arrondissement Tournai
het arrondissement Huy
het arrondissement Liège
het arrondissement Verviers 64
het arrondissement Waremme
het arrondissement Hasselt
het arrondissement Maaseik
het arrondissement Tongeren
het arrondissement Arlon
het arrondissement Bastogne
het arrondissement Marche-en-Famenne
het arrondissement Neufchâteau
het arrondissement Virton
het arrondissement Dinant
het arrondissement Namur
het arrondissement Philippeville
het arrondissement Halle-Vilvoorde min de gemeenten Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem en Zaventem die behoren tot Brussel CIM
het arrondissement Leuven min de gemeente Tervuren die behoort tot Brussel CIM
het arrondissement Nivelles min de gemeenten Braine-l’Alleud en Waterloo die behoren tot Brussel CIM
Brussel CIM bestaat uit het arrondissement Brussel Hoofdstad en de gemeenten Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint -Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem, Tervuren, Braine-l’Alleud en Waterloo
New Habitat CIM: lijst van de gemeenten
New ANTWERPEN CIM ANTWERPEN
EDEGEM
SCHELLE
AARTSELAAR
HEMIKSEM
SCHOTEN
BOECHOUT
HOVE
WOMMELGEM
BORSBEEK
KAPELLEN
BRASSCHAAT
MORTSEL
65
New BRUSSEL CIM BRUSSEL
GRIMBERGEN
SINT-PIETERS-LEEUW
ANDERLECHT
IXELLES
TERVUREN
AUDERGHEM
JETTE
UCCLE
BEERSEL
KOEKELBERG
VILVOORDE
BERCHEM-SAINTE-AGATHE
KRAAINEM
WATERLOO
BRAINE-L’ALLEUD
LINKEBEEK
WATERMAEL-BOITSFORT
DILBEEK
MACHELEN
WEMMEL
DROGENBOS
MOLENBEEK-SAINT-JEAN
WEZEMBEEK-OPPEM
ETTERBEEK
RHODE-SAINT-GENESE
WOLUWE-SAINT-LAMBERT
EVERE
SAINT-GILLES
WOLUWE-SAINT-PIERRE
FOREST
SAINT-JOSSE-TEN-NOODE
ZAVENTEM
GANSHOREN
SCHAERBEEK
New GENT CIM GENT
MERELBEKE
SINT-MARTENS-LATEM
LIEGE
FLEMALLE
OUPEYE
ANS
FLERON
SAINT-NICOLAS
BEYNE-HEUSAY
GRACE-HOLLOGNE
SERAING
CHAUDFONTAINE
HERSTAL
New LUIK CIM
New CHARLEROI CIM CHARLEROI
COURCELLES
CHATELET
FARCIENNES
MONTIGNY-LE-TILLEUL
New CIM STEDEN VLAANDEREN (N = 30) AALST
HERENTALS
OUDENAARDE
AARSCHOT
IEPER
ROESELARE
BRUGGE
KNOKKE-HEIST
RONSE
DEINZE
KORTRIJK - KUURNE - HARELBEKE
SINT-NIKLAAS
DENDERMONDE
LEUVEN
SINT-TRUIDEN
DIEST
LIER
TIELT
EEKLO
LOKEREN
TIENEN
GEEL
MECHELEN - BONHEIDEN
TONGEREN
HALLE
MOL
TURNHOUT
HASSELT- GENK
OOSTENDE - BREDENE
WAREGEM
66
New CIM STEDEN WALLONIE (N = 13) ARLON
MARCHE-EN-FAMENNE
TOURNAI
ATH
VERVIERS - DISON - PEPINSTER
EUPEN
MONS - FRAMERIES - BOUSSU - COLFONTAINE DOUR -QUAREGNON
HUY
MOUSCRON
LA LOUVIERE - MORLANWELZ - CHAPELLE-LEZHERLAIMONT - MANAGE
NAMUR
WAVRE
NIVELLES
New CIM KLEINE LOKALITEITEN VLAANDEREN
AALTER
DILSEN-STOKKEM
LANDEN
ARENDONK
DUFFEL
LEDE
ASSE
ESSEN
MAASEIK
AVELGEM
EVERGEM
MAASMECHELEN
BERINGEN
GERAARDSBERGEN
MALDEGEM
BEVEREN
HAACHT
MALLE
BILZEN
HAMME
MEISE
BLANKENBERGE
HEIST-OP-DEN-BERG
MELLE
BOOM
HERK-DE-STAD
MENEN
BORNEM
HEUSDEN-ZOLDER
MIDDELKERKE
BRAKEL
HOOGSTRATEN
LEOPOLDSBURG
BRECHT
HOUTHALEN-HELCHTEREN
LIEDEKERKE
BREE
IZEGEM
LOMMEL
DE HAAN
KALMTHOUT
LONDERZEEL
DE PANNE
KOKSIJDE
LENNIK
DENDERLEEUW
KONTICH
DIEPENBEEK
KORTENBERG
DIKSMUIDE
LANAKEN
New CIM KLEINE LOKALITEITEN WALLONIE AMAY
ESNEUX
PHILIPPEVILLE
ANDENNE
FLEURUS
RIXENSART
AUBANGE
FLORENNES
ROCHEFORT
AYWAILLE
FLORENVILLE
SAINT-GHISLAIN
BASTOGNE
FONTAINE-L’EVEQUE
SAINT-HUBERT
BEAURAING
GEMBLOUX
SAMBREVILLE
BELOEIL
HANNUT
SANKT VITH
BERTRIX
HERVE
SOIGNIES
BINCHE
HOUFFALIZE
SPA
BOUILLON
JODOIGNE
STAVELOT
BRAINE-LE-COMTE
KELMIS
THUIN
CHIMAY
LESSINES
TUBIZE
CINEY
LEUZE-EN-HAINAUT
VIELSALM
COMINES-WARNETON
LIBRAMONT-CHEVIGNY
VIRTON
COUVIN
MALMEDY
VISE
DINANT
MESSANCY
WALCOURT
67
DURBUY
NEUFCHATEAU
WAREMME
ENGHIEN
OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE
WELKENRAEDT
ERQUELINNES
PERUWELZ
New CIM LANDELIJKE GEMEENTEN VLAANDEREN AFFLIGEM
HERNE
NIEL
RUISELEDE
ALKEN
HERSELT
NIEUWERKERKEN
RUMST
ALVERINGEM
HERSTAPPE
OLEN
SINT-AMANDS
ANZEGEM
HOEGAARDEN
LICHTERVELDE
ZOMERGEM
ARDOOIE
HAMONT-ACHEL
MOERBEKE
ZONNEBEKE
AS
HECHTEL-EKSEL
MOORSLEDE
ZOUTLEEUW
ASSENEDE
HEERS
NAZARETH
ZUIENKERKE
BAARLE-HERTOG
HERENT
NEVELE
ZULTE
BALEN
HERENTHOUT
LIERDE
ZUTENDAAL
BEERNEM
HERZELE
LILLE
ZWALM
BEERSE
HEUVELLAND
LINT
SINT-LAUREINS
BEGIJNENDIJK
HOEILAART
LINTER
SINT-LIEVENS-HOUTEM
BEKKEVOORT
HOESELT
LOCHRISTI
SPIERE-HELKIJN
BERLAAR
HOLSBEEK
LO-RENINGE
STABROEK
BERLARE
HOOGLEDE
LOVENDEGEM
STADEN
BERTEM
HOREBEKE
LUBBEEK
STEENOKKERZEEL
BEVER
HOUTHULST
LUMMEN
STEKENE
BIERBEEK
HULDENBERG
MAARKEDAL
TIELT-WINGE
BOCHOLT
HULSHOUT
MEERHOUT
TREMELO
BOORTMEERBEEK
ICHTEGEM
MEEUWEN-GRUITRODE
VLETEREN
BORGLOON
INGELMUNSTER
MERCHTEM
VOEREN
BOUTERSEM
JABBEKE
MERKSPLAS
VORSELAAR
BUGGENHOUT
KAMPENHOUT
MESEN
VOSSELAAR
DAMME
KAPELLE-OP-DEN-BOS
MEULEBEKE
WAARSCHOOT
DE PINTE
KAPRIJKE
OOSTERZELE
WAASMUNSTER
DEERLIJK
KASTERLEE
OOSTKAMP
WACHTEBEKE
DENTERGEM
KEERBERGEN
OOSTROZEBEKE
WELLEN
DESSEL
KINROOI
OPGLABBEEK
WICHELEN
DESTELBERGEN
KLUISBERGEN
OPWIJK
WIELSBEKE
ERPE-MERE
KNESSELARE
OUDENBURG
WINGENE
GALMAARDEN
KOEKELARE
OUD-HEVERLEE
WORTEGEM-PETEGEM
GAVERE
KORTEMARK
OUD-TURNHOUT
ZANDHOVEN
GEETBETS
KORTENAKEN
PEPINGEN
ZEDELGEM
GINGELOM
KORTESSEM
PITTEM
ZEMST
GISTEL
KRUIBEKE
PUTTE
ZINGEM
GLABBEEK
KRUISHOUTEM
RANST
ZOERSEL
GOOIK
LAAKDAL
RAVELS
GROBBENDONK
LAARNE
RETIE
HAALTERT
LANGEMARK-POELKAPELLE
RIEMST
HALEN
LEBBEKE
RIJKEVORSEL
HAM
LEDEGEM
ROOSDAAL
LENDELEDE
ROTSELAAR
68
New CIM LANDELIJKE GEMEENTEN WALLONIE AISEAU-PRESLES
EGHEZEE
JURBISE
QUEVY
AMEL
ELLEZELLES
LA BRUYERE
QUIEVRAIN
ANDERLUES
ENGIS
LA HULPE
RAEREN
ANHEE
EREZEE
LA ROCHE-EN-ARDENNE
REBECQ
ANTHISNES
ESTAIMPUIS
LASNE
REMICOURT
ANTOING
ESTINNES
LE ROEULX
RENDEUX
ASSESSE
ETALLE
LEGLISE
ROUVROY
ATTERT
FAIMES
LENS
RUMES
AUBEL
FAUVILLERS
LES BONS VILLERS
SAINTE-ODE
AWANS
FERNELMONT
LIBIN
SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE
BAELEN
FERRIERES
LIERNEUX
SAINT-LEGER
BASSENGE
FEXHE-LE-HAUT-CLOCHER
LIMBOURG
SENEFFE
BEAUMONT
FLOBECQ
LINCENT
SILLY
BEAUVECHAIN
FLOREFFE
LOBBES
SIVRY-RANCE
BERLOZ
FOSSES-LA-VILLE
LONTZEN
SOMBREFFE
BERNISSART
FRASNES-LEZ-ANVAING
MANHAY
SOMME-LEUZE
BERTOGNE
FROIDCHAPELLE
MARCHIN
SOUMAGNE
BIEVRE
GEDINNE
MARTELANGE
SPRIMONT
BLEGNY
GEER
MEIX-DEVANT-VIRTON
STOUMONT
BRAINE-LE-CHATEAU
GENAPPE
MERBES-LE-CHATEAU
TELLIN
BRAIVES
GERPINNES
METTET
TENNEVILLE
BRUGELETTE
GESVES
MODAVE
THEUX
BRUNEHAUT
GOUVY
MOMIGNIES
THIMISTER-CLERMONT
BUELLINGEN
GREZ-DOICEAU
MONT-DE-L’ENCLUS
TINLOT
BUETGENBACH
HABAY
MONT-SAINT-GUIBERT
TINTIGNY
BURDINNE
HAMOIR
MUSSON
TROIS-PONTS
BURG-REULAND
HAMOIS
NANDRIN
TROOZ
CELLES
HAM-SUR-HEURE-NALINNES
NASSOGNE
VAUX-SUR-SURE
CERFONTAINE
HASTIERE
NEUPRE
VERLAINE
CHASTRE
HAVELANGE
OHEY
VILLERS-LA-VILLE
CHAUMONT-GISTOUX
HELECINE
OLNE
VILLERS-LE-BOUILLET
CHIEVRES
HENSIES
ONHAYE
VIROINVAL
CHINY
HERBEUMONT
OREYE
VRESSE-SUR-SEMOIS
CLAVIER
HERON
ORP-JAUCHE
WAIMES
COMBLAIN-AU-PONT
HONNELLES
OUFFET
WALHAIN
COURT-SAINT-ETIENNE
HOTTON
PALISEUL
WANZE
CRISNEE
HOUYET
PECQ
WASSEIGES
DALHEM
INCOURT
PERWEZ
WELLIN
DAVERDISSE
ITTRE
PLOMBIERES
YVOIR
DOISCHE
JALHAY
PONT-A-CELLES
DONCEEL
JEMEPPE-SUR-SAMBRE
RAMILLIES
ECAUSSINNES
JUPRELLE
PROFONDEVILLE
69
New CIM Inwoner: lijst van de gemeenten behorende tot de stedelijke leefcomplexen Stedelijke leefcomplex ANTWERPEN New CIM Kernstad ANTWERPEN
New CIM Randstad AARTSELAAR
EDEGEM
MORTSEL
BOECHOUT
HEMIKSEM
SCHELLE
BORSBEEK
HOVE
SCHOTEN
BRASSCHAAT
KAPELLEN
WOMMELGEM
BRECHT
NIEL
WIJNEGEM
ESSEN
RANST
WUUSTWEZEL
KALMTHOUT
RUMST
ZANDHOVEN
KONTICH
SCHILDE
ZOERSEL
LINT
STABROEK
ZWIJNDRECHT
New CIM Buitenwijk
New CIM Slaapstad BERLAAR
GROBBENDONK
NIJLEN
BEVEREN
HERENTHOUT
TEMSE
BOOM
KRUIBEKE
VORSELAAR
BORNEM
LIER
WILLEBROEK
DUFFEL
MALLE
Stedelijke leefcomplex BRUGGE New CIM Kernstad BRUGGE
New CIM Buitenwijk DAMME
OOSTKAMP
ZUIENKERKE
KNOKKE-HEIST
ZEDELGEM
JABBEKE
New CIM Slaapstad BEERNEM BLANKENBERGE
70
Stedelijke leefcomplex BRUSSEL New CIM Kernstad BRUSSEL
New CIM Randstad ANDERLECHT
HAL
SINT-PIETERS-LEEUW
AUDERGHEM
IXELLES
TERVUREN
BEERSEL
JETTE
UCCLE
BERCHEM-SAINTE-AGATHE
KOEKELBERG
VILVORDE
BRAINE-L’ALLEUD
KRAAINEM
WATERLOO
DILBEEK
LINKEBEEK
WATERMAEL-BOITSFORT
DROGENBOS
MACHELEN
WEMMEL
ETTERBEEK
MOLENBEEK-SAINT-JEAN
WEZEMBEEK-OPPEM
EVERE
RHODE-SAINT-GENESE
WOLUWE-SAINT-LAMBERT
FOREST
SAINT-GILLES
WOLUWE-SAINT-PIERRE
GANSHOREN
SAINT-JOSSE-TEN-NOODE
ZAVENTEM
GRIMBERGEN
SCHAERBEEK
New CIM Buitenwijk ASSE
KAMPENHOUT
SILLY
BEAUVECHAIN
KORTENBERG
STEENOKKERZEEL
BERTEM
LA HULPE
TERNAT
BRAINE-LE-CHATEAU
LASNE
TUBIZE
CHAUMONT-GISTOUX
LENNIK
WAVRE
ENGHIEN
MEISE
ZEMST
GOOIK
NIVELLES
GREZ-DOICEAU
OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE
HOEILAART
OVERIJSE
HULDENBERG
PEPINGEN
ITTRE
RIXENSART
New CIM Slaapstad AALST
GENAPPE
LINTER
AARSCHOT
GERAARDSBERGEN
LONDERZEEL
AFFLIGEM
GINGELOM
MERCHTEM
ATH
GLABBEEK
MONT-SAINT-GUIBERT
BEVER
HAACHT
NINOVE
BOORTMEERBEEK
HAALTERT
OPWIJK
BOUTERSEM
HANNUT
ORP-JAUCHE
BRAINE-LE-COMTE
HELECINE
PERWEZ
BRAKEL
HERNE
BRUGELETTE
HERZELE
BUGGENHOUT
HOEGAARDEN
CHASTRE
INCOURT
CHIEVRES
JODOIGNE
RAMILLIES REBECQ ROOSDAAL SCHERPENHEUVEL-ZICHEM SENEFFE SINT-LIEVENS-HOUTEM
71
COURT-SAINT-ETIENNE
KAPELLE-OP-DEN-BOS
TIENEN
DENDERLEEUW
KEERBERGEN
TREMELO
DENDERMONDE
LANDEN
VILLERS-LA-VILLE
ECAUSSINNES
LEBBEKE
WALHAIN
ELLEZELLES
LEDE
WASSEIGES
ERPE-MERE
LESSINES
WICHELEN
FLOBECQ
LIEDEKERKE
ZOTTEGEM
GALMAARDEN
LIERDE
ZWALM
GEMBLOUX
LINCENT
Stedelijke leefcomplex GENT New CIM Kernstad GENT
New CIM Randstad MERELBEKE
SINT-MARTENS-LATEM
New CIM Buitenwijk DE PINTE
LOCHRISTI
WACHTEBEKE
DESTELBERGEN
LOVENDEGEM
ZELZATE
EVERGEM
MELLE
GAVERE
NAZARETH
New CIM Slaapstad AALTER
LAARNE
WETTEREN
ASSENEDE
MOERBEKE
ZINGEM
DEINZE
NEVELE
ZOMERGEM
EEKLO
OOSTERZELE
KAPRIJKE
WAARSCHOOT
Stedelijke leefcomplex HASSELT-GENK New CIM Kernstad HASSELT
GENK
New CIM Buitenwijk ALKEN
HOUTHALEN-HELCHTEREN
ZONHOVEN
AS
KORTESSEM
ZUTENDAAL
DIEPENBEEK
OPGLABBEEK
New CIM Splaapstad BILZEN
HOESELT
NIEUWERKERKEN
BORGLOON
LUMMEN
WELLEN
HERK-DE-STAD
MAASMECHELEN
72
HEUSDEN-ZOLDER
MEEUWEN-GRUITRODE
Stedelijke leefcomplex KORTRIJK New CIM Kernstad KORTRIJK
New CIM Randstad HARELBEKE
KUURNE
New CIM Buitenwijk WEVELGEM
New CIM Slaapstad DEERLIJK
MENEN
LENDELEDE
SPIERE-HELKIJN
ZWEVEGEM
Stedelijke leefcomplex LEUVEN New CIM Kernstad LEUVEN
New CIM Randstad BIERBEEK
LUBBEEK
HERENT
OUD-HEVERLEE
HOLSBEEK
ROTSELAAR
TIELT-WINGE
New CIM Slaapstad BEKKEVOORT
Stedelijke leefcomplex MECHELEN New CIM Kernstad MECHELEN
New CIM Randstad BONHEIDEN
New CIM Buitenwijk SINT-KATELIJNE-WAVER
73
New CIM Slaapstad PUTTE
Stedelijke leefcomplex OOSTENDE New CIM Kernstad OOSTENDE
New CIM Randstad BREDENE
New CIM Buitenwijk OUDENBURG
New CIM Slaapstad DE HAAN
GISTEL
MIDDELKERKE
Stedelijke leefcomplex SINT-NIKLAAS New CIM Kernstad SINT-NIKLAAS
New CIM Buitenwijk STEKENE
New CIM Slaapstad SINT-GILLIS-WAAS
WAASMUNSTER
Stedelijke leefcomplex CHARLEROI New CIM Kernstad CHARLEROI
New CIM Randstad CHATELET
FARCIENNES
MONTIGNY-LE-TILLEUL
AISEAU-PRESLES
HAM-SUR-HEURE-NALINNES
WALCOURT
FLEURUS
LES BONS VILLERS
GERPINNES
THUIN
COURCELLES
New CIM Buitenwijk
New CIM Slaapstad 74
ANDERLUES
FONTAINE-L’EVEQUE
MERBES-LE-CHATEAU
BEAUMONT
FOSSES-LA-VILLE
METTET
CERFONTAINE
LOBBES
PONT-A-CELLES
FLORENNES
Stedelijke leefcomplex LA LOUVIERE New CIM Kernstad LA LOUVIERE
New CIM Randstad CHAPELLE-LEZ-HERLAIMONT
MANAGE
MORLANWELZ
New CIM Slaapstad BINCHE
LE ROEULX
Stedelijke leefcomplex LUIK New CIM Kernstad LUIK
New CIM Randstad ANS
FLEMALLE
OUPEYE
BEYNE-HEUSAY
FLERON
SAINT-NICOLAS
CHAUDFONTAINE
GRACE-HOLLOGNE
SERAING
ENGIS
HERSTAL
SOUMAGNE
ANTHISNES
DONCEEL
REMICOURT
AWANS
ESNEUX
SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE
AYWAILLE
FEXHE-LE-HAUT-CLOCHER
SPRIMONT
BASSENGE
JUPRELLE
TINLOT
BLEGNY
NANDRIN
TROOZ
CRISNEE
NEUPRE
VERLAINE
DALHEM
OLNE
VISE
AMAY
GEER
OUFFET
BERLOZ
HAMOIR
STOUMONT
CLAVIER
HERSTAPPE
VILLERS-LE-BOUILLET
COMBLAIN-AU-PONT
HERVE
VOEREN
FAIMES
MODAVE
WANZE
FERRIERES
OREYE
WAREMME
New CIM Buitenwijk
New CIM Slaapstad
Stedelijke leefcomplex MONS 75
New CIM Kernstad MONS
New CIM Randstad BOUSSU
DOUR
COLFONTAINE
FRAMERIES
QUAREGNON
New CIM Buitenwijk JURBISE
QUEVY
SAINT-GHISLAIN
LENS
QUIEVRAIN
New CIM Slaapstad HENSIES HONNELLES
Stedelijke leefcomplex NAMEN New CIM Kernstad NAMEN
New CIM Buitenwijk ASSESSE
LA BRUYERE
PROFONDEVILLE
ANDENNE
EGHEZEE
GESVES
ANHEE
FERNELMONT
FLOREFFE
New CIM Slaapstad
Stedelijke leefcomplex TOURNAI New CIM Kernstad TOURNAI
New CIM Buitenwijk ANTOING
BRUNEHAUT
RUMES
New CIM Slaapstad CELLES
PECQ
76
Stedelijke leefcomplex VERVIERS New CIM Kernstad VERVIERS
New CIM Randstad DISON
PEPINSTER
New CIM Buitenwijk JALHAY
THEUX
New CIM Slaapstad LIMBOURG
THIMISTER-CLERMONT
Lijst van de andere CIM gemeenten niet behorende tot het stedelijk leefcomplex (alfabetische volgorde) ALVERINGEM
FRASNES-LEZ-ANVAING
LIBIN
ROCHEFORT
AMEL
FROIDCHAPELLE
LIBRAMONT-CHEVIGNY
ROESELARE
ANZEGEM
GEDINNE
LICHTERVELDE
RONSE
ARDOOIE
GEEL
LIERNEUX
ROUVROY
ARENDONK
GEETBETS
LILLE
RUISELEDE
ARLON
GOUVY
LOKEREN
SAINTE-ODE
ATTERT
HABAY
LOMMEL
SAINT-HUBERT
AUBANGE
HALEN
LONTZEN
SAINT-LEGER
HAM
LO-RENINGE
SAMBREVILLE
AVELGEM
HAMME
MAARKEDAL
SANKT VITH
BAARLE-HERTOG
HAMOIS
MAASEIK
SINT-AMANDS
BAELEN
HAMONT-ACHEL
MALDEGEM
SINT-LAUREINS
HASTIERE
MALMEDY
SINT-TRUIDEN
AUBEL
BALEN BASTOGNE
HAVELANGE
MANHAY
SIVRY-RANCE
BEAURAING
HECHTEL-EKSEL
MARCHE-EN-FAMENNE
SOIGNIES
BEERSE
HEERS
MARCHIN
SOMBREFFE
BEGIJNENDIJK
HEIST-OP-DEN-BERG
MARTELANGE
SOMME-LEUZE
BELOEIL
HERBEUMONT
MEERHOUT
SPA
HERENTALS
MEIX-DEVANT-VIRTON
STADEN
BERLARE
HERON
MERKSPLAS
STAVELOT
BERNISSART
HERSELT
MESEN
TELLIN
BERTOGNE
HEUVELLAND
MESSANCY
TENNEVILLE
HOOGLEDE
MEULEBEKE
TESSENDERLO
HOOGSTRATEN
MOL
TIELT
BOCHOLT
HOREBEKE
MOMIGNIES
TINTIGNY
BOUILLON
HOTTON
MONT-DE-L’ENCLUS
TONGEREN
BRAIVES
HOUFFALIZE
MOORSLEDE
TORHOUT
HOUTHULST
MOUSCRON
TROIS-PONTS
BERINGEN
BERTRIX BIEVRE
BREE BUELLINGEN
HOUYET
MUSSON
TURNHOUT
BUETGENBACH
HULSHOUT
NASSOGNE
VAUX-SUR-SURE
BURDINNE
HUY
NEERPELT
VEURNE
BURG-REULAND
ICHTEGEM
NEUFCHATEAU
VIELSALM
77
CHIMAY
IEPER
NIEUWPOORT
VIROINVAL
CHINY
INGELMUNSTER
OHEY
VIRTON
CINEY
IZEGEM
OLEN
VLETEREN
COMINES-WARNETON
JEMEPPE-SUR-SAMBRE
ONHAYE
VOSSELAAR
COUVIN
KASTERLEE
OOSTROZEBEKE
VRESSE-SUR-SEMOIS
DAVERDISSE
KELMIS
OUDENAARDE
WAIMES
DE PANNE
KINROOI
OUD-TURNHOUT
WAREGEM
DENTERGEM
KLUISBERGEN
OVERPELT
WELKENRAEDT
DESSEL
KNESSELARE
PALISEUL
WELLIN
DIEST
KOEKELARE
PEER
WERVIK
DIKSMUIDE
KOKSIJDE
PERUWELZ
WESTERLO
DILSEN-STOKKEM
KORTEMARK
PHILIPPEVILLE
WIELSBEKE
DINANT
KORTENAKEN
PITTEM
WINGENE
DOISCHE
KRUISHOUTEM
PLOMBIERES
WORTEGEM-PETEGEM
DURBUY
LA ROCHE-EN-ARDENNE
POPERINGE
YVOIR
EREZEE
LAAKDAL
PUURS
ZELE
ERQUELINNES
LANAKEN
RAEREN
ZONNEBEKE
ESTAIMPUIS
LANGEMARK-POELKAPELLE
RAVELS
ZOUTLEEUW
ESTINNES
LEDEGEM
RENDEUX
ZULTE
ETALLE
LEGLISE
RETIE
EUPEN
LEOPOLDSBURG
RIEMST
FAUVILLERS
LEUZE-EN-HAINAUT
RIJKEVORSEL
FLORENVILLE
78
CIM - Centrum voor Informatie over de Media Terhulpsesteenweg 181, Bus 22 - 1170 Brussel Tel. : 32 2 661 31 50 - fax: 32 2 661 31 69
[email protected] 79 www.cim.be