Ontwikkeling van de corridor de Hoogstraat. Van organische groei naar planmatige stadsontwikkeling
Linda Verschuren - 0657463
Ontwikkeling van de corridor de Hoogstraat. Van organische groei naar planmatige stadsontwikkeling
Inleiding Ontwerpen is tegenwoordig de gewoonste zaak van de wereld. Alles om ons heen is ontworpen. Dit komt duidelijk naar voren of men heeft er alles aan gedaan om het er niet ontworpen uit te laten zien. Toch ligt aan ieder ontwerp ordening ten grondslag. Ordening zorgt ervoor dat de ontwerpen uitgevoerd kunnen worden, dat het ontwerp bruikbaar is en dat de ontstane ruimte te begrijpen is. Voorheen kwam de ordening, op Brabants zand, voort uit natuurlijke gegevens. Zo is de typische Eindhovense radiaalstructuur ontstaan uit de structuur van de ondergrond. Op de verhoogde zandruggen kon men bouwen, op de lager gelegen beekdalen was dit niet mogelijk. Zo ontstonden de radialen en daarom werd er gebouwd langs de radialen. Deze structuur is nog altijd te herkennen in de stad. We hebben dus eerst te maken gehad met min of meer spontane, natuurlijke groei. Volgens Leupen komen de ontwikkelingen dan tot stand zonder van te voren bedachte ideeën over het uiteindelijke resultaat. Of de bewuste, ‘ontworpen’ ingrepen blijven beperkt tot individuele onderdelen en pragmatische overwegingen.1 Vervolgens vindt verstedelijking plaats, doordat de ruimte tussen de bestaande bebouwing stapsgewijs wordt opgevuld en worden de radialen langzaam volgebouwd. Toen moesten er maatregelen genomen worden om de aanhoudende bebouwingsdruk elders op te kunnen vangen. Er werden ideeën ontwikkeld over hoe een ‘ideale’ stad moest functioneren als leefruimte voor de samenleving. Zo ontwerpen Cuypers en Kooken in 1918 een uitbreidingsplan voor Eindhoven gebaseerd op het tuinstad-idee. Er ontstaat langzaamaan een ontworpen structuur. Waarbij stedelijke ontwikkelingen worden onderworpen aan een rationele aanpak, ordeningsprincipes doen hun intrede en er ontstaat de mogelijkheid tot interpretatie en manipulatie van de context. Hiermee is de verhouding tussen context en het plan niet langer een vanzelfsprekend gegeven, maar het resultaat van bewuste ontwerpbeslissingen.1 Deze ontwikkeling zal in dit essay verder bekeken worden, waarbij ingezoomd wordt op het ‘Hallenblok’. Voor dit gebied zal de overgang, dan wel omslag van organische groei naar geplande ontwikkeling onderzocht worden. Hiertoe worden de doorgemaakte ontwikkelingen in dit blok bekeken. Er zal ingegaan worden op typische verkavelings- en bebouwingsontwikkelingen, dit is grotendeels gedaan aan de hand van eerder vervaardigd kadastraal kaartmateriaal. Deze ontwikkelingen zijn echter niet los te zien van het opgelegde beleid van bovenaf, door overheid en gemeente, en economische ontwikkelingen. Om dit gestructureerd te doen, is besloten dit te doen aan de hand van de tussen de kaarten liggende periodes. Eén uitzondering hierop zijn de periodes 1962 – 1976 en 1976 – 1980, omdat dit 2 relatief korte periodes zijn, zullen de ‘algemene’ ontwikkelingen, beleid en economisch, in één keer behandeld worden. Vervolgens worden de specifieke ontwikkelingen wel gesplitst. Er zal afgesloten worden met een samenvatting en conclusie.
1
Leupen, Bernard. et al. Ontwerp en analyse, 5e druk. Rotterdam: uitgeverij 010, 2005
Aanvangssituatie in 1832 Tot in 1832, en eigenlijk de rest van de 19e eeuw is in beperkte mate bebouwing te vinden langs de radialen. Dit zijn enkele boerderijen die buiten de dorpen liggen te midden van het landschap. Dit is ook te zien op de verkavelingskaart 1832. De bebouwing bevindt zich langs de radiaal, de Hoogstraat. Deze bebouwing heeft een lage dichtheid en bevindt zich voornamelijk aan de noordzijde van de straat. Al de bebouwing uit deze periode is later gesloopt. De breedte en diepte van de percelen is in deze periode zeer gevarieerd. Over het algemeen zijn de percelen gericht op de Hoogstraat en zijn ze smal qua breedte, en diep qua lengte. Daarnaast zijn er percelen gericht op een dwarsstraat, welke vierkanter zijn in vergelijking met de andere percelen. Opvallend is dat de bebouwing vaak op een apart perceel staat. Dit komt doordat ‘grootgrondbezitters’ vanaf ongeveer 1820 hun percelen gaan opdelen om er arbeiderswoningen op te kunnen bouwen en hier geld mee verdienen. Achterliggende percelen werden gebruikt als moestuin om eigen groeten te kunnen verbouwen.
Periode 1832 – 1882 In deze periode staat een trek van het platteland naar de stad centraal. Dit is een gevolg van een overschot aan arbeiders in de agrarische sector, terwijl in de stad langzaam de industrialisatie en komst van fabrieken op gang komt. De bebouwbare gronden in het centrum van Eindhoven waren al snel vol gebouwd en men ging langs de radialen bouwen. Op de kaart is dan ook te zien dat de bebouwing zich duidelijk heeft ontwikkeld sinds 1832. Aan de straat gelegen gronden die in gebruik waren voor agrarische doeleinden worden bouwgrond, en er worden arbeiderswoningen op gebouwd. De concentratie bebouwing is flink verdicht, waardoor langs de straat een continue strook bebouwing is ontstaan. Een uitzondering hierop vormt het zuidoostelijke deel van de straat, dit deel is nog grotendeels onbebouwd. Verder zorgde het begin van de industriële expansie er ook voor dat de spoorlijn, het ‘Bels-lijntje’ (1866) is aangelegd. Welke duidelijk te zien is op de kaart en de bestaande verkavelingsstructuur doorsnijdt. Ondertussen zijn ook langs de spoorlijn de eerste arbeiderswoningen gebouwd. Ook voor de in deze periode gebouwde panden geldt dat ze in 2012 niet meer terug te vinden zijn, maar dus gesloopt zijn omdat ze in slechte staat verkeerde en/of om ruimte te maken voor nieuwe ontwikkelingen. Wat betreft de verkaveling is het opvallendste dat men, om de spoorlijn aan te kunnen leggen, slechts de benodigde grond heeft aangekocht, waardoor de betreffende percelen in twee stukken zijn geknipt. Verder is er nog meer sprake van herverkaveling van de grote kavels van de grootgrondbezitters. Ze zijn verder opgedeeld, dit is voornamelijk in de breedte gedaan, hierdoor ontstaan er nog smallere kavels. In een aantal gevallen zijn slechts kavels afgestaan precies ter grootte van de bebouwing. Opvallend is het kavel dat in het zuidoosten op de kaart ligt, hier is deze periode niks aan verandert en heeft een opvallende, afwijkende vorm. Dit is een eerste aankondiging van planmatige verstedelijking. Men heeft de behoefte aan meer woningen en gaat seriematig de panden bouwen. Echter is men nog niet bezig met de invloed die deze bouwactiviteiten hebben op de omgeving en de relatie met de Hoogstraat. Terwijl geld ook al een geringe rol speelt.
Periode 1882 – 1932 In deze periode maakt Eindhoven flinke ontwikkelingen door. Dit komt omdat de industriële expansie doorzet, deze krijgt een extra impuls door de komst van Philips in 1891. Dit resulteert in een explosieve bevolkingsgroei en een gebrek aan bouwlocaties. Dit is het gevolg van de beperkte mogelijkheden van de radiaalstructuur en het ontbreken van technieken om de beekdalgronden bebouwbaar te maken. Maar waar nog ruimte was, omdat de grond goedkoper was en men dicht bij de arbeiders zat, vestigen ook een aantal grote fabrieken zich aan de radialen. Een andere belangrijke gebeurtenis is de annexatie van de vijf randgemeenten in 1920. Dit heeft als gevolg dat er uitbreidingsplannen (moeten) komen. Het uitbreidingsplan heeft in deze periode eigenlijk nog geen invloed op de ontwikkelingen van de Hoogstraat, later zal dit veranderen. In de periode 1920 – 1929 is er sprake van grote economische welvaart, en is de bebouwingsdruk hoog en zijn de grondprijzen in het centrum hoog. Men trekt meer en meer naar de radialen, waar het dichtbebouwd is. Men begint dan ook met het bouwen van woningen achter de bestaande, eerste orde, waardoor er een tweede orde ontstaat. Hetzelfde geld voor werkplaatsen en opslagruimtes, hiervoor is geen ruimte direct aan de straat of naast de woning, dus worden ze achter de bestaande bebouwing gebouwd. De percelen achter de woningen worden dan ook steeds minder als moestuin gebruikt. Het belang van diepe percelen werd dan ook minder en men kon de kavels verder opdelen. Een tegengestelde tendens is ook te zien. Door de toenemende welvaart worden de opgedeelde percelen in een aantal gevallen weer samengevoegd tot een groter kavel. Tevens kunnen steeds meer mensen een eigen woning kopen, in plaats ze te blijven huren van de grootgrondbezitter. Dan loont het ook om uitbreidingen aan de woningen te laten doen, o.a. door een aanbouw aan de achterkant, uitbreiding van de bovenverdieping en het plaatsen van dakkapellen. Maar ook het vervangen van de bestaande kap door een mansardekap. In 1929 gaat het niet goed op de beurs en verslechtert de economische situatie. Het gevolg is dat de ontwikkeling, de bouw van (sociale) woningen stagneert. Tevens zijn de gronden langs de linten en de Hoogstraat te duur, omdat er eerst ook panden gesloopt moesten worden. Als enige worden nog enkele particuliere initiatieven van voor 1929 uitgevoerd. Deze waren voornamelijk gesitueerd op de schaarse gronden achter de radialen die bereikbaar waren omdat de belangrijkste infrastructuur al aangelegd was op basis van het uitbreidingsplan van Kools (1921). De industriële ontwikkeling staat echter niet stil. Waar de gemeente gepland heeft om de industrie te verplaatsen, lukt dit niet omdat de gemeente geen geld heeft om de grond op te kopen. Daardoor breidde de industrie zich verder uit op de plek waar ze al zat. Zeker tot de invoering van de Woningwet in 1901 blijven de ontwikkelingen beperkt tot enkele panden in één keer. Goedkope woningen worden tot dan gebouwd door een aantal particuliere bouwvereningen. Met de invoer van de Woningwet krijgen woningbouwverenigingen en -stichtingen Rijkssubsidie voor de verhuur van goedkope woningen, waardoor ze zelf meer woningen kunnen bouwen. In deze periode is de verkavelings/bebouwingskaart behoorlijk veranderd. De bebouwing aan de Hoogstraat is nog steeds een continue strook, al lijkt deze iets opener. Nu is ook de zuidoost kant van de straat een continu bebouwde strook. Tevens is er behoorlijk wat bebouwing langs het spoor (huidige Scheidingsstraat) bijgekomen, deze hele rij lijkt in één keer te zijn ontwikkeld. Daarnaast is te zien dat woningbouwverenigingen op komen, zo is er aan de Brederolaan een nieuw strook met woningen ontworpen. Deze woningen zijn pas in 1948 daadwerkelijk gebouwd. Op de bronkaart is ook te zien dat in ten oosten en zuidoosten van het gebied een groot deel van de
Schrijversbuurt is gebouwd. Er vindt nu dus grootschaligere uitbreiding en woningbouw plaats op gronden achter de radialen. Opvallend is dat de geplande woningbouw aan de Brederolaan zich totaal niks aantrekt van de structuur die ontstaan is door de spoorlijn. De straat komt min of meer parallel aan de Hoogstraat en Gestelsestraat te liggen. Waardoor voor ontsluiting een extra straat aangelegd moet worden. Deze straat is waarschijnlijk later weer uit het gebied verdwenen. Deze bebouwing heeft eigenlijk maar een onlogische ligging ten opzichte van het al ontwikkelde, bebouwde gebied. Er ontstaat ook een onbebouwde ruimte met een onlogische vorm.
Plannen voor de Scheidingsstraat, met de verkeersstructuur.
Wat betreft de verkaveling, zijn er geen kavels meer te vinden die precies de grootte van de bebouwing hebben. Elk kavel heeft ook een onbebouwde deel. Verder is te zien dat de nieuwe kavels aan de Spoorstraat beperkter van grote zijn, maar die we qua afmetingen overeenkomen met de kavels die we nu vaak in woongebieden vinden. Dat dit een grootte is die we nu nog vaak zien, komt voort uit het werk van de woningcorporaties, die stukken grond kopen en verzamelen, om deze in één keer te kunnen ontwikkelen. Dit is ook terug te zien in de ontworpen, rationele verkaveling van de Brederolaan. Kenmerkend voor deze rationele verkaveling is de ondergelegen grootschalige planning, waarbij de infrastructuur structurerend is voor de verkaveling. Om grote stukken grond efficiënt te kunnen verkaveling leidt dit vaak tot het ontstaan van de kenmerkende, rechte lijnen.
Periode 1932 – 1962 In de jaren ’40 worden de eerste uitbreidingswijken gebouwd, dit zijn veelal particuliere initiatieven. Een aantal jaren later werd er gebouwd in de Bennekelse Akkers. Dit zijn nog vooroorlogse plannen. Verder wordt o.a. het Genderdal aangewezen voor toekomstige woningbouw. Bij de aanleg en plannen wordt verder geen rekening gehouden met het lint. Het is een gegeven en meer niet. In de periode 1940-1955 liggen de ontwikkelingen zo goed als stil ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog. De Hoogstraat blijft verder wel gespaard van verwoesting. Als de economie weer aan trekt na de oorlog, is dit niet terug te zien in de ontwikkelingen. Dit is het gevolg van het laatste uitbreidingsplan uit 1946, waar men een ‘vogelvrije zone’ heeft ingesteld. Een zone waarvoor geen duidelijk beeld bestaat voor de te nemen maatregelen, omdat men deze openhoudt voor mogelijk noodzakelijke structurele ingrepen. Het gebied werd dan ook alleen in het geval van structurele ingrepen in het gemeentelijke beleid betrokken. Omdat de toekomst onzeker was, vonden er ook geen ontwikkelingen plaats, deze zouden immers zo weer aangepast kunnen worden, omdat infrastructurele ingrepen nodig waren. De Hoogstraat viel in dit gebied en ontwikkelde amper. Aan het einde van de periode begint men met het aanpassen van de hoofdinfrastructuur. Het lint wordt doorbroken om ruimte te maken voor de ringweg (Boutenslaan). Hiervoor wordt een flink aantal panden gesloopt. Als de infrastructuur aangelegd is, blijven de gronden die hier langs liggen nog een hele tijd braak liggen omdat er geen plannen voor zijn.
Wat betreft de algemene ontwikkeling qua bebouwing is duidelijk verdichting te zien. Het lint is weer een meer continue doorlopende strook, dit geldt voornamelijk voor het oostelijke deel van de Hoogstraat en in mindere mate voor de Spoorstraat. Hier zijn een aantal verschillende blokken woningen gebouwd. Daarnaast zijn de plannen van de Brederolaan daadwerkelijk uitgevoerd, evenals plannen aan de Bergmannstraat en de Hallenweg. Verder vallen transformaties van panden aan de Hoogstraat en Spoorstraat op, zoals uitbouwen aan de achterzijde van het pand, en toevoegingen van losstaande schuren/opslagruimten. Bij de woningen die gebouwd zijn aan de Hagenkampweg, nabij kruising, is duidelijk te zien dat men ruimte over heeft gelaten voor de infrastructurele structuur. Een van deze doorsteken is nu de Hessen Kasselstraat, ook de aan de Hoogstraat is ook een doorsteek mogelijkheid naar het achtergelegen gebied vrij gelaten. Wat betreft de verkaveling is versnippering te zien. Er zijn bijna geen grote particuliere kavels meer. Dit komt doordat bouwverenigingen grote stukken grond opkomen, om plannen te kunnen ontwikkelen. Er zijn nog een aantal grote kavels, deze zijn in handen van bouwverenigingen, welke de woningen op dit kavel verhuren. Door de versnippering verandert ook de vorm van de kavels, ze zijn niet langer smal en diep. Eind jaren ’50 is de spoorlijn in ongebruik geraakt en vervolgens is te zien dat men dit gebied gaat herontwikkelen. Zo bevinden zich een aantal verkavelingsvlakken midden op de huidige Scheidingsstraat. Waarschijnlijk is dit de bestaande bebouwing die binnenkort gesloopt wordt om zo ruimte te maken voor het herinrichten. Wat betreft de verkavelingen lijkt nu de logica uit de structuur te verdwijnen. Alle kavels hebben een andere richting, en er zijn rare knikken ontstaan.
De periode 1962- 1980 In de jaren ’70 gaan de eerste projectontwikkelaars en bouwmaatschappijen aan de slag. Ze kopen meerdere, vaak verouderde, naast elkaar gelegen panden op, slopen ze om er vervolgens grootschaligere nieuwbouw plannen uit te kunnen voeren. Vaak gebeurd dit zonder duidelijke visie, alleen met het oog op zoveel mogelijk geld verdienen. Er wordt ingespeeld op de behoeften van het moment en deze losse plannen stonden los van de omgeving. De grootschaligheid houdt in dat men nieuwe, massievere bebouwingstypen toepast, zoals winkels met 3 à 4 lagen appartementen erboven en kantoorpanden. Door deze ontwikkelingen ontstonden er ook open plaatsen langs de radiaal, waar soms niets anders bedacht kon worden dan om er parkeerplaatsen te creëren. Ook de ruimte achter de nieuwe bebouwing wordt vaak gebruikt voor parkeerplaatsen, bergingen en om de panden via de achter kant te ontsluiten. Er ontstaan in deze tijd dus een aantal grote lege stenen vlaktes.
Ontwikkelingen van 1962 – 1976 In deze periode vinden in het gebied de grootste ontwikkelingen plaats langs de huidige Spoorstraat/Scheidingstraat en de hoek Hoogstraat/Spoorstraat. Hier worden kavels opgekocht en de panden gesloopt. Aan de noordkant van de Hoogstraat zijn ook een aantal panden gesloopt. Hier gaat het om individuele panden gaat, waarschijnlijk particuliere initiatieven. Tevens wordt er ook grond verkocht aan ontwikkelaars en bouwverenigingen voor toekomstige ontwikkelingen. Verder is te zien dat men de Hoogstraat doorbreekt, er worden een aantal panden gesloopt om de Jan van Boendalelaan aan te kunnen leggen. Dan kan de ruimte die hier, tussen de Rivierstraat en de Hallenweg, nog onbebouwd is, ook volgebouwd worden. De panden die grenzen aan de Hallenweg breidden uit met losse opslag- en werkruimtes, aan deze kant en maken gebruik van de ontstane uitsluiting via de Hallenweg.
Ontwikkelingen van 1976 - 1980 Het valt deels van de kaart maar, ten noorden van de hoek Hoogstraat-Hagenkampweg heeft men de hoek verder verdicht door er panden bij te bouwen. Daarnaast zijn bestaande panden naar achteren uitgebreid, waardoor die percelen nagenoeg helemaal volgebouwd zijn. Over het algemeen is het hele noordelijke deel van de Hoogstraat in deze periode verder verdicht. Verder ontwikkeling en verdichting is ook te zien aan de noordzijde van de Hallenweg. Net achter het spoorhuisje zijn een aantal kavels opgekocht en de panden gesloopt. Hier komen plannen voor een aantal nieuwe complexen. Verder is bebouwing getekend langs de Spoorstraat en Scheidingsstraat, ook dit betreffen toekomstige plannen. Als men bekijkt hoeveel er gebouwd is in vergelijk in met voorgaande periodes, is de conclusie dat er in deze periode maar weinig gebouwd is. Hierdoor is er ook maar weinig veranderd in de verkavelingsstructuur. Als enige heeft men eigenlijk de grond behorend bij het plan voor de Spoorstraat/Scheidingsstraat herverkaveld. Opvallend in de verkavelingsstructuur is wel dat in de punt tussen de Hoogstraat en de Hagenkampweg nog steeds smal en diep is, de kavels lopen nog door van straat tot straat. Er is hier nog niks veranderd sinds de komst van de spoorlijn. Als er gekeken wordt naar de Spoorstraat/Scheidingstraat, dan was in de vorige periode al te zien dat men grond had opgekocht om deze plannen te kunnen ontwikkelen. De panden die nog in goede staat waren, zijn deels behouden en in het plan is met dit behoudt rekening gehouden . Belangrijke punten in het ontwerp waren verder de ontsluiting via de Hoogstraat en de mogelijkheid om een behoorlijk aantal woningen te kunnen neerzetten. Opvallend is dat er voor het eerst een belangrijk deel van de ruimte is gebruikt om een plek voor samenkomst te ontwerpen. De structuur ziet er van bovenaf redelijk logisch uit en bestaat uit een verbinding Boutenslaan – Hoogstraat door de Scheidingsstraat, en een verbinding Brederolaan – Hoogstraat, via de Kneppelhoutstraat. In de uitvoering is echter de verbinding Boutenslaan – Hoogstraat niet volledig tot stand gekomen, hier is alleen een smal wandelpad aangelegd. Ook zijn in het plan veel verschillende hoeken ontstaan, liggen de Spoorstraat en Scheidingstraat dicht op elkaar, maar net versprongen van de verbreding in de Scheidingstraat, dat dit, samen met een aantal kleine voetgangersdoorsteken, ervoor zorgt dat de oriëntatiemogelijkheden en de logica in deze straten lijken te ontbreken.
1980 – 2012 In deze periode vinden behoorlijk wat ontwikkelingen plaats. De meeste ontwikkelingen zijn initiatieven van bouwmaatschappijen en projectontwikkelaars. Zij krijgen hier de mogelijkheden toe omdat de overheid zich steeds verder terugtrekt. Hoewel men sinds de jaren ’90 in het recentere beleid wel het belang van de radialen voor de stad erkent als ‘karakteristerend’ en structurerend. Tevens wordt de functionaliteit erkent. Zijn dit blijkbaar niet genoeg redenen voor verdere uitwerking of gericht beleid. Men zegt echter: “Het beeld van de radialen, met wisselende schaal van bebouwing zijn kenmerkend voor Eindhoven. De metamorfose vindt geleidelijk plaats en door elke opgave op zichzelf te beoordelen en geen overalbeeld te formuleren, blijft deze karakteristiek behouden”. Als enige voorwaarde wordt hierbij gesteld dat de ontwikkelingen perceelsgewijs plaatsvinden. Er vinden over het algemeen twee ontwikkelingen plaats. Dat is het ‘opvullen’ van de open ruimten, welke zijn ontstaan door de sloop van fabrieken en de aanleg van de nieuwe infrastructuren. En daarnaast herontwikkeling op plaatsen waar oude (vervallen) arbeiderswoningen staan, o.a. aan de Hoogstraat ter plaatse van de Hallenweg. Het nadeel van deze plannen is dat men niet verder kijkt dan deze direct of makkelijk te verwerven gronden, hierdoor worden er maar kleine delen ontwikkeld die zo goed als losstaan van de bestaande directe omgeving. Daarnaast is er bij deze ontwikkelingen net als in de vorige periode schaalvergroting en intensivering te zien. Men gaat nog hoger bouwen, nu tot wel 5 lagen.
In deze periode is het plan Spoorstraat/Scheidingsstraat daadwerkelijk gebouwd. Hierbij hoort ook de bebouwing aan de Hoogstraat aan beide zijden van de aansluiting met de Spoorstraat en de kop aan de Boutenslaan (tussen Scheidingsstraat en Brederolaan). Ook heeft men de koppen van de Jan van Boendalelaan en de Bergmannstraat afgemaakt door hier panden te bouwen. Verder heeft men de hoek tussen de Hagenkampweg en de Hoogstraat ontwikkeld. Hiervoor zijn de benodigde perceeldelen opgekocht en vervolgens bebouwd (zuidkant Hagenkampweg). En ook de verbindingsstructuren tussen de Hagenkampweg en Hoogstraat (namelijk de Philips de Goedelaan en Anoekstraat – Palingstraat). Daarnaast is te zien dat men de achterkant van de percelen aan de Hoogstraat, die grenzen aan de Hallenweg, steeds verder vol bouwen met extra werkplaatsen en opslagruimten. Er zijn geen andere veranderingen in de verkavelingsstructuur te zien, behalve dan diegene die horen bij bovenstaande bebouwingsontwikkelingen. De ontwerpen richten zich nu dus op kleinere onbebouwde stukken. Hiermee wordt het steeds belangrijker of het ontwerp past binnen de bestaande structuur, omdat het anders gevolgen heeft voor de functionaliteit. Opvallend zijn de grote structuren ontworpen langs de Boutenslaan. Het hier ontstane beeld komt niet overeenkomt met het beeld van de achterliggende structuur, namelijk een woonwijk. Er ontstaat een ruimtelijke barrière. Dit wordt versterkt door het ontbreken van een directe verbinding Brederolaan – Bergmannstraat. Hierdoor ontstaat een geïsoleerd woongebiedje begrenst door de Boutenslaan en het bedrijventerrein aan de Hallenweg.
Samenvatting Tot halverwege 19e eeuw, begin 20e eeuw bepaald de natuur de plaats van bebouwing bepaald en bouwt men voor eigen behoefte. Met de komst van de industrialisatie komt er meer vraag naar woningen, maar over het algemeen bouwt men dan nog ieder voor zich zijn eigen woning. Ook groeit het besef over het belang van goede infrastructuur, dit leidt tot de aanleg van spoor- en tramlijnen. Deze worden echter aangelegd zonder naar de gevolgen voor de omgeving te kijken. Hoe verder men de 20e eeuw ingaat, hoe groter de bebouwingsdruk wordt. Er wordt dan ook ontdekt dat het handig is om meerdere huizen tegelijk te bouwen. De bouw vindt echter nog steeds plaats vanuit de vraag naar woningen. De bebouwingsdruk samen met de economische voorspoed zorgt ervoor dat ruimtegebruik kostbaarder en anders wordt. De moestuin achter het huis verzorgt niet langer de primaire levensbehoeften, deze kan men kopen, en de grond wordt dan ook vaak gebruikt om er opslag- en werkruimtes op te bouwen. Dit omdat aan de straat de grond beter gebruikt kan worden voor woningen. Vervolgens eind jaren ’20 stagneert de economie. De bouwontwikkelingen vallen stil, men heeft geen geld en niet de behoefte aan nieuwe, betere (duurdere) woning. In 1901 is de Woningwet ingevoerd. Men is bewust geworden van de slechte leefomstandigheden en dit moet verbeteren. De overheid gaat dan ook subsidies geven voor de bouw en huur van goede woningen. Om dit in goede banen te leiden, ontstaan er woningbouwverenigingen. Omdat ze subsidie krijgen worden zij voor de bouw dus minder afhankelijk van de economie/vraag. Hoewel er door de Woningwet ook eisen gesteld worden aan uitbreidingen en het benodigd zijn van uitbreidingsplannen, vinden deze eerste grootschaligere bouwopgaven echter plaats zonder naar de omgeving te kijken. Waar het in andere steden mogelijk is om hele uitbreidingswijken van de uitbreidingsplannen te ontwikkelen, is dit in Eindhoven niet mogelijk vanwege de beperkte mogelijkheden van de radialenstructuur. Deze moet eerst doorbroken worden wil men achter deze structuur kunnen bouwen. Tevens moet de grond eerst bebouw gemaakt worden. Hierdoor werden er steeds kleine stukken, steeds weer anders ontwikkeld. Daarnaast heeft Eindhoven in de uitbreidingsplannen zich vooral gericht op het centrum. Maar hier komt men grote infrastructurele problemen tegen. Waardoor de ontwikkelingen weinig opschieten. Deze problemen kan men na de Tweede Wereldoorlog wel oplossen en verbeteren, als men het centrum voor een groot deel moet herbouwen na de verwoestingen. Echter de plannen die hiervoor gemaakt zijn, bevatten een zone zónder plannen. Dit om de stad flexibel te houden voor toekomstige ontwikkelingen, met name wat betreft infrastructuur. Hierdoor komen de ontwikkelingen tijdelijk grotendeels stil te liggen. In de periode hierna is te zien dat men rekening met de infrastructuur die nodig is om volgende, achterliggende uitbreidingen te doen. Dit betreft met name ruimte openlaten voor toekomstige infrastructuur, welke vaak dan ook gepland wordt.
Met het verdwijnen van de spoorlijn eind jaren ’50, ontstaat hier een grootschalige woningbouwplan. Het ontwerp richt zich op de infrastructuur en de woningbouw. In de jaren ’70 komen projectontwikkelaars en bouwmaatschappijen op, zij hebben zich in het gebied voornamelijk gericht op herontwikkelingen. Deze grootschaligere projecten zijn erop gericht om geld te verdienen. Dit gaat gepaard met het ontbreken van een duidelijk visie over de omgeving. Er wordt gebouwd voor de behoefte op dat moment, aangezien daar snel geld mee te verdienen is, hierdoor worden er bebouwingstypen ontwikkeld waarvan nu duidelijk wordt dat ze zich niet kunnen aanpassen aan de hedendaagse tijd en vraag. Deze panden komen dan ook leeg te staan. Verder gaan deze ontwikkelen nogal eens gepaard met de sloop van panden. Dit gaat vaak makkelijk omdat dit niet door opgelegde visies vermoeilijkt wordt. Sinds de jaren ’80 ziet men voornamelijk twee ontwikkelingen, namelijk de invulling van onbebouwde percelen en herontwikkeling waarbij panden gesloopt worden voor nieuwe complexen. Bij de nieuwe ontwikkelingen is het belangrijk om veel panden, wat gelijk is aan veel geld, te ontwikkelen. Daarnaast wordt er belang gehecht aan een goede infrastructuur. Maar ook worden plannen aantrekkelijk gemaakt, hiervoor worden parkachtige plekken en speeltuinen ontworpen, dit om te zorgen dat mensen er graag willen gaan wonen en bereidt zijn er geld voor neer te leggen. De laatste jaren wordt er steeds meer ontwikkelt door bouwmaatschappijen en projectontwikkelaars. Het komt het gebied niet den goede dat zij zich voornamelijk richten op de makkelijk te vererven gronden en het ontbreken van een algemene visie. Het gebied is dan ook versnipperd geraakt, en bestaat uit geïsoleerde gebieden; zoals een woonwijk ingeklemd door een bedrijventerrein en door de Ring. Dit beseft men ook wel, alleen kwam dit te laat om er op voorhand iets aan te doen. Dit kan in de toekomst wel verbeterd worden. Dit zal dan meegenomen moeten worden in toekomstige ontwikkelingen en dan is het nog de vraag of het voor de ontwikkelaar belangrijk genoeg is.
Conclusie Er gebeurd in Eindhoven vergeleken met de Noord Hollandse steden iets speciaals in de ontwikkeling van het stedelijke weefsel, dit komt omdat er door de radiaalstructuren slechts kleinschalige uitbreidingen mogelijk waren. Het heeft dan ook lang geduurd tot men in het gebied overging op een ontworpen structuur. Tot eind jaren ’40 ontwikkeld het gebied zich min of meer door spontane groei. Er wordt gebouwd naar de behoefte van de individu. Maar tegelijk wordt er rekening gehouden met de omgeving en situering aan het lint. Hierdoor zijn uitbreidingen, veranderingen en nieuwbouw iedere keer weer mogelijk. Meer naar het centrum van Eindhoven gaat men al eerder over op een meer planmatig ontworpen structuren. Pas als in de jaren ’70 de bouwmaatschappijen en projectontwikkelaars komen, zien we in het gebied grootschaligere ontwikkelingen. Hierbij richt men zich niet meer op de individu en de waarde van het lint, maar op de behoefte van de tijd. De toentertijd ontstaande typen blijken zich nu niet aan de behoeften te kunnen aanpassen, hierdoor functioneren ze niet meer en komen leeg te staan. Echter is wel gebleken dat de ontwikkelingen in het gebied anders gaan, dan ze in het algemeen worden verondersteld. Doordat de Hoogstraat dominant in het gebied aanwezig is, blijkt uitbreiding eigenlijk altijd, in het verleden maar ook nu, lastig. Op het moment dat de uitbreidingen ontworpen worden, wordt de aansluiting om de Hoogstraat eigenlijk alleen maar lastiger. Hierdoor ontstaan weggestopte ruimtes, geïsoleerde ruimtes. Waarin oriëntatie moeilijk blijkt. Daarnaast moet opgemerkt worden dat de kracht van de Hoogstraat, de grote belevingswaarde en mogelijkheid om zich steeds te kunnen aanpassen aan ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen, door deze ontwikkelingen afgenomen is. Dit betekend dus dat, omdat de Hoogstraat nooit direct beleid heeft gekend het in tijden van spontane groei goed ging. Toen men achterliggende structuren ging ontwerpen, botste dit en werd de kracht van de radiaalstructuur niet gezien, alleen als lastig ervaren. Dit heeft er ook toe geleid dat de meeste radialen grotendeels verdwenen zijn. Voor de toekomst zal men zich dan ook meer bewust moeten zijn van de Hoogstraat als radiaal. En zal dit gegeven om een andere, zorgvuldigere manier in de ontwikkelingen toegepast moeten worden.
Bronnenlijst Beekman, Piet. C. Eindhoven: stadsontwikkeling 1900 - 1960. Mierlo: Beekman, 1982 Gemeente Eindhoven: Dienst Stedelijke Ontwikkeling - afdeling planologie. Structuurschets Eindhoven blnnen de rlngweg. Eindhoven: Gemeente Eindhoven, 1989 Gemeente Eindhoven. Stadsvisie 2010, Stedelijk ontwikkelingsprogramma 2005-2009. Eindhoven: Gemeente Eindhoven, 2004 Leupen, Bernard. et al. Ontwerp en analyse, 5e druk. Rotterdam: uitgeverij 010, 2005 Kadastrale Kaarten uit het RHC Eindhoven en BHIC in Den Bosch
Bijlagen Situatiekaart met genoemde straatnamen Kadastrale kaart 1832 Kadastrale kaart 1883 Kadastrale kaart 1932 Kadastrale kaart 1962 Kadastrale kaart 1976 Kadastrale kaart 1980 Kadastrale kaart 2012
2
3
3
3
4
1 3
3 6
5
7
8
9
0m
10m
20m
30m
40m
50m
Situatie Schaal 1:1000 Legenda 1. Hoogstraat 2. Jan van Boendelalaan 3. Hallenweg 4. Bergmannstraat 5. Brederolaan 6. Spoorstraat 7. Kneppelhoutstraat 8. Scheidingstraat 9. Boutenslaan
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling 1832 Schaal 1:1000 Legenda Kavelgrenzen omgeving Kavelgrenzen fragment Bebouwing omgeving Bebouwing fragment Onbebouwd
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling 1883 Schaal 1:1000 Legenda Kavelgrenzen omgeving Kavelgrenzen fragment Bebouwing omgeving Bebouwing fragment Onbebouwd
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling 1932 Schaal 1:1000 Legenda Kavelgrenzen omgeving Kavelgrenzen fragment Bebouwing omgeving Bebouwing fragment Onbebouwd
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling Verkaveling1962 1962 Schaal Schaal1:1000 1:500 Legenda Legenda Kavelgrenzenomgeving omgeving Kavelgrenzen Kavelgrenzenfragment fragment Kavelgrenzen Bebouwingomgeving omgeving Bebouwing Bebouwingfragment fragment Bebouwing Onbebouwd Onbebouwd
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling 1976 Schaal 1:1000 Legenda Kavelgrenzen omgeving Kavelgrenzen fragment Bebouwing omgeving Bebouwing fragment Onbebouwd
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling 1980 Schaal 1:1000 Legenda Kavelgrenzen omgeving Kavelgrenzen fragment Bebouwing omgeving Bebouwing fragment Onbebouwd
0m
10m
20m
30m
40m
50m
N
O
W
S
Verkaveling 2012 Schaal 1:1000 Legenda Kavelgrenzen omgeving Kavelgrenzen fragment Bebouwing omgeving Bebouwing fragment Onbebouwd