Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Zitting 2008-2009 3 maart 2009
ONTWERP VAN DECREET tot wijziging van het Provinciedecreet en van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking
5405 BIN
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
2
INHOUD Blz. Memorie van toelichting ...................................................................................................................
3
Voorontwerp van decreet ..................................................................................................................
43
Protocol nr. 2008/8 houdende de conclusies van de onderhandelingen die op 3 december 2008 werden afgerond in de onderafdeling ‘Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap’ van de eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.......................................................
91
Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen ..............................................................
97
Advies van de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken ...................................................................
101
Advies van de Raad van State ...........................................................................................................
109
Ontwerp van decreet .........................................................................................................................
119
______________________
3
MEMORIE VAN TOELICHTING
DAMES EN HEREN, 1. Algemene toelichting Het Provinciedecreet is op 9 december 2005 bekrachtigd en afgekondigd en is op 29 december 2005 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Inmiddels werd dit decreet driemaal bijgestuurd. Het werd bijgestuurd door het decreet van 2 juni 2006 tot wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005, door het decreet van 22 december 2006 tot wijziging van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van het Provinciedecreet van 9 december 2005 en door het decreet van 20 juni 2008 houdende wijziging van het Provinciedecreet wat betreft de bevoegdheid van een provinciaal beslissingsorgaan om in rechte op te treden. Hoofdzakelijk voorziet het ontwerp van decreet tot wijziging van het Provinciedecreet in een afstemming op het Gemeentedecreet. Daarnaast worden er een aantal algemene wijzigingen doorgevoerd. Dit zijn enerzijds technische wijzigingen en anderzijds terminologische correcties. Hieronder volgen een aantal voorbeelden: – er is geen sprake meer van ‘Arbitragehof ’ maar wel van ‘Grondwettelijk Hof’; – in het Provinciedecreet werd, als er sprake was over de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, voornamelijk verwezen naar artikel 13. Dit wordt nu aangepast. De term ‘het rechtscollege, vermeld in artikel 13’ wordt nu vervangen door ‘de Raad voor Verkiezingsbetwistingen’.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
(een nadere toelichting hierover is te vinden onder artikel 28 van het wijzigingsdecreet) en de herwerkte samenstelling van het managementteam (een nadere toelichting is terug te vinden in artikel 57 van het wijzigingsdecreet). Tot slot wordt de inwerkingtreding van dit decreet grotendeels in het decreet zelf geregeld.
2. Commentaar bij de artikelen TITEL I Inleidende bepaling
Artikel 1 Overeenkomstig artikel 19, §1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (hierna: BWHI) dient het ontwerp van decreet te vermelden of het een gewest- of een gemeenschapsaangelegenheid betreft. Huidig ontwerp betreft gewestaangelegenheden, waarbij het Vlaamse Gewest bevoegd is op grond van artikel 6, §1, VIII, van de BWHI, zoals gewijzigd bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen.
TITEL II Wijziging van het Provinciedecreet van 9 december 2005
HOOFDSTUK I
Deze wijzigingen doen geen afbreuk aan de algemene filosofie van het Provinciedecreet van 9 december 2005. Het zijn vooral verfijningen, die bovendien mee als doel hebben de organisatie en de werking van de gemeenten en de provincies op elkaar af te stemmen.
Wijzigingen aan titel II van het Provinciedecreet
Verder werden er een aantal wijzigingen doorgevoerd aan het Provinciedecreet en dit op basis van signalen uit het werkveld dat bepaalde regelingen niet werkbaar zijn. Onder deze categorie van aanpassingen valt de invoering van de figuur van de ‘ombudsman’
Door deze wijziging wordt artikel 5 van het Provinciedecreet gewijzigd.
Artikel 2
De wijziging opgenomen in punt 1° is een precisering van de tekst.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
4
Wat betreft de toevoeging van een tweede lid in de tweede paragraaf is het aangewezen behoudens voor het bepalen van het aantal leden van de provincieraden, het bevolkingscijfer te steunen op de jaarlijkse bekendmaking van het bevolkingsaantal in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 3 De wijziging opgenomen in artikel 6, §2, van het Provinciedecreet betreft een precisering van de tekst. Nu wordt bepaald dat de uittredende provincieraadsleden in hun functie blijven tot de geloofsbrieven van de nieuw verkozen provincieraadsleden onderzocht zijn en de meerderheid ervan geïnstalleerd is. Met installatie van de provincieraadsleden wordt bedoeld dat deze leden hun eed hebben afgelegd. De provincieraad wordt dan ook geacht bij haar algehele vernieuwing geïnstalleerd te zijn zodra de op de installatievergadering aanwezige nieuw verkozen provincieraadsleden in de mogelijkheid gesteld zijn om de eed af te leggen en de meerderheid van de provincieraadsleden de eed heeft afgelegd.
Artikel 4 Door deze wijziging wordt artikel 7 van het Provinciedecreet gewijzigd. Wat betreft de wijziging in punt 1°, is het zo dat de verkozen provincieraadsleden binnen een bepaalde termijn op de hoogte gebracht worden van de datum, plaats en uur van de installatievergadering. Deze verwittiging heeft enkel als doel deze personen te informeren. Te informatieve titel kan de provinciegriffier best een overzicht geven van de punten die de decreetgever als te behandelen op de installatievergadering heeft ingeschreven. Niettegenstaande de te behandelen punten door de decreetgever zijn bepaald, verdient het de voorkeur dat deze naar aanleiding van de installatievergadering publiek gemaakt worden op dezelfde manier als de agenda van de provincieraad. Het feit dat de provincieraad van rechtswege samenkomt voor de installatievergadering, verhindert niet dat de provinciegriffier ‘voor de goede orde’ moet zorgen voor de bijeenroeping. Dit houdt ook in dat er geen andere punten kunnen besproken worden dan die, die door dit decreet worden vooropgesteld
en het al dan niet tijdig versturen van de agenda geen gevolgen kan hebben op de rechtsgeldigheid van de beslissingen. Wat betreft de wijziging in punt 2°, kan opgemerkt worden dat met werkdag bedoeld wordt, elke dag van de week die geen zaterdag of zondag is en niet valt op een wettelijke of decretale feestdag. Dit zijn: 1 januari, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 11 juli, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november en 25 december. Dus: andere verlofdagen worden als een werkdag aangezien.
Artikel 5 Door deze wijziging beoogt men een aanpassing van artikel 8 van het Provinciedecreet. Er kan verduidelijkt worden dat als er een naam vermeld staat op de akte van voordracht, het ook vereist is dat er een datum vermeld wordt. Als er daarentegen een datum staat, is het niet noodzakelijk dat er een naam vermeld wordt. Met andere woorden: een naam zonder datum kan niet maar een datum zonder naam kan wel. In de tekst wordt nu ook verduidelijkt dat niet alleen in het geval van een ontslag van de voorzitter, maar ook indien diens opvolger zijn mandaat niet opneemt, de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat van voorzitter opneemt. Bijvoorbeeld als de voorzitter persoon a is, de eerste opvolger persoon b, de tweede opvolger persoon c en de derde opvolger persoon d, dan zal persoon c de voorzitter opvolgen indien persoon b afziet van de opvolging of de voorzitter niet kan opvolgen wegens een onverenigbaarheid. Het is dus niet zo dat indien persoon b het mandaat niet opneemt, er zal worden overgegaan tot een stemming. Indien persoon a zijn mandaat vervroegd beëindigt, bijvoorbeeld door overlijden, zal persoon b vervroegd het mandaat opnemen. Met ‘eerstvolgende opvolger’ wordt bedoeld de eerstvolgende nuttige opvolger. De punten 3° tot en met 5° betreffen een verduidelijking van de tekst. Met “een door het decreet opgelegde verhindering” wordt een verhindering bedoeld die van rechtswege ontstaat. Een voorbeeld van verhindering is vermeld in artikel 14, 1°, van het Provinciedecreet.
5
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Artikel 6
Artikel 10
Artikel 9 van het Provinciedecreet werd inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 9 van het Gemeentedecreet.
Artikel 13 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk en terminologisch in overeenstemming gebracht met artikel 13 van het Gemeentedecreet.
Er wordt gemeend dat het niet te verantwoorden is dat een mandataris zijn afstand moet betekenen in handen van een personeelslid. Om die reden wordt thans bepaald dat de afstand moet worden betekend in handen van de voorzitter van de provincieraad.
De bevoegdheid van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen wordt uitgebreid met de bevoegdheid uitspraak te doen over de naleving van de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon, als vermeld in artikelen 18 en 68bis, moet voldoen, alsook of het provincieraadslid voldoet aan de voorwaarden om beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon.
Als een verkozen provincieraadslid, ingeval van een algehele vernieuwing van de provincieraad, afstand wenst te doen van zijn mandaat, moet hij de uittredende voorzitter van de installatievergadering op de hoogte brengen. Indien er in de loop van de legislatuur een verkozen provincieraadslid moet worden geïnstalleerd, zal deze, indien hij afstand wenst te doen van zijn mandaat, de voorzitter van de provincieraad op de hoogte moeten brengen. Indien een uitredend voorzitter afstand doet van zijn mandaat, zal hij met toepassing van artikel 8 van het Provinciedecreet zijn afstand betekenen aan de ondervoorzitter.
De beroepsmogelijkheid bij de Raad van State tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen wordt voor alle duidelijkheid expliciet opgenomen. Het beroep bij de Raad van State, vermeld in dit artikel, betreft een beroep met volle rechtsmacht, behoudens in de geschillen vermeld in artikelen 165, 166 en 171 waar de Raad van State uitspraak zal doen als administratieve cassatierechter.
Artikel 11 Artikel 7 Artikel 10 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 10 van het Gemeentedecreet.
Artikel 8 Artikel 11 van het Provinciedecreet wordt terminologisch in overeenstemming gebracht met artikel 11 van het Gemeentedecreet.
Artikel 9 Artikel 12 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk en terminologisch in overeenstemming gebracht met artikel 12 van het Gemeentedecreet. De leden worden gewijzigd in paragrafen. De wijziging voorziet nu ook een tussentijdse vervanging van een lid.
Artikel 14 van het Provinciedecreet werd inhoudelijk en terminologisch in overeenstemming gebracht met artikel 14 van het Gemeentedecreet. Voor de moeder wordt de periode van ouderschapsverlof gelijkgesteld met het moederschapsverlof zoals bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Het mannelijk raadslid wiens echtgenote zwanger is en zal of is bevallen kan een ouderschapsverlof van dezelfde duur aanvragen. Deze regeling is ook van toepassing in geval van adoptie. Dit ouderschapsverlof mag niet verward worden met het begrip ouderschapsverlof vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 dat van toepassing is op de werknemers van de privésector en op de personeelsleden van de lokale en provinciale besturen. Dit artikel wordt ook uitgebreid met een derde punt, betreffende het palliatief verlof. Die uitbreiding beantwoordt aan een maatschappelijke en menselijke nood.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
6
Deze regeling is van toepassing op alle provincieraadsleden. Het palliatief verlof betreft elke vorm van medische, sociale, administratieve of psychologische bijstand aan en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden. Het palliatief verlof wordt niet beperkt tot de bijstand aan een gezins- of familielid.
gericht aan de voorzitter van de provincieraad, moet beschouwd worden als een bestuursdocument dat ingeschreven wordt in het register van inkomende briefwisseling van de provincie, vermeld in artikel 183.
In het kader van de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt met zware ziekte bedoeld elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.
Artikel 17 van het Provinciedecreet wordt terminologisch en inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 17 van het Gemeentedecreet.
Met gezinslid wordt elke persoon waarmee de mandataris samenwoont bedoeld. Met familielid tot en met de tweede graad wordt bedoeld: elke bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad.
Aangaande de toegevoegde §7 in punt 2° kan worden gesteld dat het hier een persoonlijke inbreuk betreft op de verkeersreglementering als deelnemer in het verkeer en niet als wegbeheerder; een voorbeeld is een inbreuk op de snelheidsbeperking.
Het verlof voor de verzorging van een gezins- of familielid en het palliatief verlof kunnen zich ook gecombineerd voordoen. In dat geval wordt de berekening van de termijn van twaalf weken afwezigheid ook gebaseerd op de totale gecombineerde afwezigheid.
Artikel 12 Artikel 15 van het Provinciedecreet wordt terminologisch en inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 15 van het Gemeentedecreet. Er wordt, in tegenstelling tot de huidige regeling, bepaald dat het ontslag definitief is van zodra hiervan is kennis gegeven aan de voorzitter van de provincieraad. Op die manier wordt verduidelijkt dat de kennisgeving aan de voorzitter van de provincieraad volstaat om ontslag te nemen en dat het ontslagnemend lid van de provincieraad zijn ontslag niet meer kan intrekken eens die kennisgeving is gebeurd. Als het de voorzitter van de provincieraad zelf betreft, deelt hij dat schriftelijk mee aan de ondervoorzitter, vermeld in artikel 8, §4, van het Provinciedecreet. Bovendien kan opgemerkt worden dat de voorzitter ertoe gehouden is om de ontvangst van het schriftelijke ontslag in te schrijven. Het schriftelijke ontslag
Artikel 13
Zowel de aanvulling als de vermindering van het presentiegeld betreffen voortaan een verplichting voor de provincie.
Artikel 14 Artikel 18 van het Provinciedecreet wordt terminologisch en inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 18 van het Gemeentedecreet. De leden werden gewijzigd in paragrafen. Het verbod op bloed- en aanverwantschap geldt enkel t.a.v. de overige provincieraadsleden en niet t.a.v. het gehandicapte provincieraadslid. Er wordt nu ook duidelijk gestipuleerd dat het lid zich kan laten bijstaan door een achttienjarige die legaal binnen de Europese Unie verblijft. Er wordt naar artikel 14 verwezen, aangezien er wordt vanuit gegaan dat een ander lid van de provincieraad geen vertrouwenspersoon kan zijn van een gehandicapt lid, ook niet als dat eerstgenoemde lid in een toestand van verhindering is. Ook in andere gevallen spreekt het zoals gezegd voor zich dat het lid van de provincieraad niet kan optreden als vertrouwenspersoon. De controle of de vertrouwenspersoon voldoet aan de in dit artikel opgelegde voorwaarden wordt uitgevoerd, bij gebreke aan een specifieke bepaling, door de provincieraad. Beroep tegen de beslissing van de
7
provincieraad is mogelijk bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.
Artikel 15 Artikel 20 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 20 van het Gemeentedecreet. Het is niet noodzakelijk dat een derde van de provincieraadsleden hiervoor getekend hebben op één en hetzelfde document.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1 Artikel 19
Artikel 26 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 26 van het Gemeentedecreet. Om te kunnen inspelen op opportuniteiten wordt voortaan mogelijk gemaakt dat al de tweede maal kan worden beslist als niet de meerderheid van de provincieraadsleden aanwezig is. De gewone termijnen zijn in dat geval van toepassing. Wat betreft het nieuwe derde lid, kan opgemerkt worden dat ook hier de gewone termijnen van toepassing zijn.
Artikel 16 Artikel 21 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 21 van het Gemeentedecreet.
Artikel 17 Artikel 22 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 22 van het Gemeentedecreet. De toelichting die in dit kader moet worden verstrekt dient begrepen te worden op dezelfde wijze als de toelichting bij een gewone oproeping. Meer en meer wordt er gebruik gemaakt van autonome provinciebedrijven. Het is derhalve te verantwoorden de provincieraadsleden ook voor die rechtspersonen inzage- en bezoekrecht te geven.
Artikel 18 Artikel 23 van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 23 van het Gemeentedecreet. In normale omstandigheden wordt de agenda uiterlijk acht dagen voor de vergadering openbaar gemaakt. In spoedeisende gevallen gebeurt dat uiterlijk 24 uur na het opstellen van de agenda maar alleszins vóór de aanvang van de vergadering. De spoedeisendheid dient gemotiveerd te worden maar kan niet ingeroepen worden wanneer deze het gevolg is van de nalatigheid van het bestuur.
Artikel 20 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 27 van het Provinciedecreet. In dit verband kan nogmaals de juiste draagwijdte worden benadrukt van de passage “verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming”. Deze zinsnede betekent dat het lid van de provincieraad niet mag tegenwoordig zijn bij een besloten vergadering en derhalve de vergadering dient te verlaten, maar wel kan plaatsnemen in het publiek in het geval van een openbare vergadering. Nu is voorzien dat het vermelde verbod niet verder strekt dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen. Het verbod beperken tot en met de tweede graad voor de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen, en niet voor ontslagen, blijkt onlogisch te zijn. Deze anomalie wordt rechtgezet. Ontslagen moet in dit geval ruim geïnterpreteerd worden. Zo valt hier bijvoorbeeld onder het ontslag van een contractueel personeelslid, het ontslag van ambtswege als tuchtsanctie enzovoort. In dezelfde zin moeten ook de andere begrippen in dit artikel, zoals schorsing, ruim geïnterpreteerd worden. Onder schorsing kan bijvoorbeeld begrepen worden de preventieve schorsing als ordemaatregel, de schorsing ten gevolge van een tuchtsanctie enzovoort. Door de invoeging in punt 2° van de uitzondering “behoudens in de gevallen waarbij het provincieraadslid een beroep doet op een door de provincie aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
8
een overeenkomst aangaat” wordt duidelijk gemaakt dat provincieraadsleden (en door verwijzing ook de gedeputeerden, de provinciegriffier, de financieel beheerder en het provinciepersoneel) toch een beroep moeten kunnen doen op dienstverlening aangeboden door de overheid, zoals strijkateliers, kinderopvang, een provinciaal zwembad, een museum, een provinciaal domein (Bokrijk, Puyenbroeck, Huizingen, Zilvermeer e.d.) enzovoort.
behandeld moeten worden, in de zin van een uitspraak doen over dat punt, maar dat ook kan beslist worden het punt uit te stellen. Voor het overige ligt de reden voor de ingevoerde wijziging in de eenvormigheid met artikel 27 van het Gemeentedecreet.
Artikel 21 Verder moet punt 3° van artikel 27, §2, als volgt gelezen worden. Het is verboden als privépersoon rechtstreeks of onrechtstreeks: 1° een overeenkomst te sluiten ten behoeve van (impliceert met de provincie en sluit getrapte structuren uit (waardoor bv. onderaanneming uitgesloten wordt)) de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen, behoudens in geval van een schenking aan de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen; 2° deel te nemen aan een opdracht voor:
Artikel 28 van het Provinciedecreet werd inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 28 van het Gemeentedecreet. Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat een punt in een openbare vergadering moet behandeld worden, wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende provincieraad. Bij dringende noodzakelijkheid en enkel met dat doel, kan de besloten vergadering ook onderbroken worden.
Artikel 22 Dit artikel brengt wijzigingen aan in artikel 30 van het Provinciedecreet.
a) aanneming van werken, leveringen of diensten, ten behoeve van de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen;
Ieder lid van het artikel wordt gewijzigd in een paragraaf.
b) een verkoop ten behoeve van de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen;
De wijziging opgenomen in het punt 1° werd doorgevoerd aangezien het woord ‘inrichting’ een oude term is.
c) een aankoop ten behoeve van de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen.
De geheimhoudingsplicht wordt aan dit artikel toegevoegd, naar analogie met artikel 30 van het Gemeentedecreet. Het is van belang dat ook andere personen, naast de provincieraadsleden, tot geheimhouding worden verplicht. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vertrouwenspersonen, de financieel beheerder, de provinciegriffier enzovoort.
Deze beperkingen gelden niet in de gevallen waarbij het provincieraadslid een beroep doet op een door de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat. In §3 wordt nu niet enkel verwezen naar artikel 18 maar ook naar artikel 68bis aangezien ook dit artikel betrekking heeft op een vertrouwenspersoon maar dan voor een ‘gedeputeerde’. Met punt 5° wordt beoogd duidelijkheid te creëren omtrent de discussie dat punten niet noodzakelijk
De nieuwe §5 bepaalt dat het inzagerecht en het bezoekrecht ook gelden voor de autonome provinciebedrijven van de provincie.
Artikel 23 Dit artikel voegt een tweede lid toe aan artikel 32 van het Provinciedecreet.
9
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Hierdoor wordt beoogd een misbruik van artikelen 20, 21 en 22 te bestrijden. Vragen kunnen, zoals de minister al meermaals stelde naar aanleiding van verduidelijkingen over de bepalingen van het Gemeentedecreet (die in deze naar analogie kunnen worden geïnterpreteerd), niet gelijkgeschakeld worden met de normale agendapunten.
aangesteld in die functie, een raadslid wordt bijvoorbeeld als lid van de algemene vergadering van het provinciaal extern verzelfstandigd agentschap verkozen.
Een toegelicht voorstel eisen voor een dergelijk punt zou immers afbreuk doen aan het vragenrecht van de raadsleden, gelet op de onnodige formaliteiten.
Het artikel 39, §3, wordt gewijzigd naar analogie met artikel 39 van het Gemeentedecreet.
Bij het stellen van vragen is er geen toegelicht voorstel van beslissing nodig.
Artikel 24 De reden voor de ingevoerde wijziging van artikel 33 van het Provinciedecreet ligt in de eenvormigheid met artikel 33 van het Gemeentedecreet. De toevoeging van een vijfde lid en de erin vervatte bepaling heeft zijn nut bewezen onder meer op het einde van de bestuursperiode. In andere gevallen heeft dergelijke bepaling minder zin omdat de beslissingen uitvoerbaar zijn, ook al zijn de notulen nog niet beschikbaar. Met de meerderheid van de provincieraadsleden wordt bedoeld de meerderheid van de aanwezige provincieraadsleden.
Artikel 25 De reden voor de ingevoerde wijziging van artikel 35 van het Provinciedecreet ligt in de eenvormigheid met artikel 35 van het Gemeentedecreet. Qua terminologie wordt ervoor geopteerd om te spreken over geheime en niet- geheime stemmingen om geen verwarring te creëren met openbare en besloten zittingen.
Artikel 27
Het is aangewezen dat de provincieraad bepaalt welk systeem van evenredige vertegenwoordiging hij gaat toepassen. Het gekozen systeem geldt dan voor iedere samen te stellen provincieraadscommissie. Het komt aan iedere provincie toe om zelf te kiezen van welk systeem van evenredige vertegenwoordiging men gebruik maakt (D’Hondt, Imperiali of Niemeyer). Indien na toepassing van dit systeem blijkt dat de bestuursmeerderheid in de provincieraad geen meerderheid meer heeft in de provincieraadscommissies, dan moet dit gecorrigeerd worden volgens de regels die de provincieraad bepaalt. De fracties bepalen zelf door middel van een akte van voordracht welke provincieraadsleden zitting hebben in de provincieraadscommissies. Indien een fractie meer kandidaten voordraagt dan het aantal waarop ze na berekening recht heeft, dan worden de mandaten toegewezen volgens de volgorde van voorkomen op de akte van voordracht. Als twee of meer fracties eenzelfde aantal provincieraadsleden heeft, dan worden de mandaten toegewezen volgens de volgorde van de toewijzing van de mandaten in de provincieraad.
Artikel 26
In het Provinciedecreet wordt de regel aangehouden dat het verlaten van de oorspronkelijke fractie niet mag worden beloond. Iemand die zijn fractie verlaat, zal door deze regeling hier geen voordeel bij hebben en kan door een andere fractie niet worden voorgedragen. Daarnaast zal ook de fractie die verlaten werd hier later geen nadeel van ondervinden en kan deze fractie het vrijgekomen mandaat opnieuw laten vervullen door een van haar resterende fractieleden.
Het artikel 36 van het Provinciedecreet wordt door deze wijziging in overeenstemming gebracht met artikel 36 van het Gemeentedecreet. Omwille van de conformiteit met de rechtspositieregeling en de overige bepalingen in het decreet wordt gesproken over aanstelling. Een statutair personeelslid wordt benoemd in zijn functie, een contractueel personeelslid wordt
Net zoals in het Gemeentedecreet moet de verklaring blijken hetzij uit de notulen van de vergadering waarop betrokkene mondeling meedeelde niet langer tot zijn fractie te behoren, hetzij uit een brief, fax, e-mail e.d. van betrokkene aan de provincie, waarvan akte genomen werd op de provincieraad. Aldus dient een melding van betrokkene dat hij toetreedt
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
10
of toegetreden is tot een andere lijst of partij te worden verstaan als dat hij niet langer tot zijn fractie wil behoren.
Artikel 28 De reden voor de ingevoerde wijziging aan artikel 40 van het Provinciedecreet ligt enerzijds in de eenvormigheid met artikel 40 van het Gemeentedecreet en anderzijds worden een aantal punten toegevoegd die een logische gevolgtrekking zijn van andere bepalingen in het Provinciedecreet. Zo bijvoorbeeld bepaalt artikel 204 van het Provinciedecreet dat het huishoudelijk reglement de nadere voorwaarden bepaalt waaronder het recht om verzoekschriften in te dienen bij de provincieraad, wordt uitgeoefend en de wijze waarop de verzoekschriften worden behandeld. Dit was voorheen niet opgenomen in dit artikel 40. Nu wordt dit rechtgezet. Met betrekking tot punt 11° dient opgemerkt te worden dat de beslissingen worden opgenomen in de notulen. Er kan worden aangenomen dat de kennisgeving gebeurt door middel van de notulen.
Artikel 29 Dit artikel herschrijft artikel 43 van het Provinciedecreet. Artikel 43, §2, van hetzelfde decreet werd terminologisch en inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 43 van het Gemeentedecreet, gelet op het feit dat een aantal bevoegdheden in dit verband toekomen aan de provincieraad en een aantal bevoegdheden toekomen aan de deputatie. Er werden een aantal wijzigingen aangebracht die specifiek betrekking hebben op de provinciale context. Punt 1 betreft een terminologische afstemming op het Gemeentedecreet. In punt 2° wordt artikel 43, §2, herschreven. In het algemeen kan voorts worden gesteld betreffende artikel 43, §2, 1° en 10°, dat een toegewezen bevoegdheid een bevoegdheid betreft, waarvan men de bevoegdheid aan een bepaald orgaan geeft. Ze is uitdrukkelijk toegewezen als men uitdrukkelijk stelt
dat dat orgaan bevoegd is. Ze kan ook stilzwijgend zijn toegewezen doordat gewoon de rechtspersoon (de provincie) werd aangeduid. Ingevolge de volheid van bevoegdheid komt de bevoegdheid dan toe aan de raad. Een voorbehouden bevoegdheid is dan een bevoegdheid, waarvoor in de tekst is gesteld dat ze niet verder kan worden gedelegeerd. Een voorbeeld van een voorbehouden bevoegdheid voor de provincieraad in een ander decreet of besluit is blijkbaar in geen enkele ‘wetgeving’ ingeschreven. Er werd bij de redactie van de verschillende wetten, decreten en besluiten immers terecht vanuit gegaan dat er, bij gebreke van een wetskrachtige norm, slechts een delegatie mogelijk was van detailmaatregelen of van punten van zeer ondergeschikt belang. Er hoefde in die context bij een aan de raad toegewezen bevoegdheid niet te worden vermeld dat de bevoegdheid niet kon worden gedelegeerd. Met de inwerkingtreding van het Provinciedecreet is dit uitgangspunt evenwel veranderd gezien de decreetgever vanaf de inwerkingtreding van de kwestieuze bepalingen van het decreet bepaald heeft dat delegatie mogelijk is ook voor bevoegdheden en deze algehele machtiging voor delegatie (uitgezonderd de limitatief opgesomde en de in het kader van het medebewind toegewezen bevoegdheden) en de decreten, wetten en besluiten, daterende van na de datum van inwerkingtreding, hebben het nergens nodig geacht om aan de raad toegewezen bevoegdheden, van delegatie uit te sluiten. Wat betreft artikel 43, §2, 4°, van het Provinciedecreet kan worden opgemerkt dat de provinciegriffier en financieel beheerder van rechtswege altijd lid zijn van het managementteam. De provincieraad is daarnaast altijd bevoegd voor deze functies als aanstellende overheid, d.w.z. alleen de provincieraad kan deze functies vacant verklaren, de wijze van bezetting bepalen, de procedure organiseren, en uiteindelijk de beste kandidaat effectief aanstellen. Alleen de provincieraad is ook bevoegd als tuchtoverheid en is daarnaast als enige bevoegd om eventueel een einde te maken aan het dienstverband. De provincieraad kan beslissen dat ook andere functiehouders lid moeten zijn van het managementteam. In dat geval is alleen de provincieraad bevoegd om te bepalen welke personeelsleden bijkomend lid zijn van het managementteam. De provincieraad beslist dit door in het organogram aan te duiden welke functies gekoppeld zijn aan het lidmaatschap van het manage-
11
mentteam. Deze bevoegdheid kan door de provincieraad niet worden gedelegeerd. Voor de effectieve invulling van de functies van deze bijkomende leden van het managementteam, met uitzondering dus van de decretale graden, zijn er meerdere mogelijkheden. Artikel 92 van het Provinciedecreet bepaalt dat in principe de provincieraad ook de aanstellende overheid is voor de leden van het managementteam. De bevoegdheid als aanstellende overheid betekent ook in dit geval de bevoegdheid voor de volledige aanstellingsprocedure, en nadien eventueel als tuchtoverheid of als bevoegde overheid om te ontslaan. De bevoegdheid als aanstellende overheid ten aanzien van de leden van het managementteam die geen decretale graad bekleden is echter niet opgenomen in artikel 43, §2, in de lijst van niet-delegeerbare en exclusief aan de provincieraad toegewezen bevoegdheden. Bijgevolg kan in deze gevallen de bevoegdheid als aanstellende overheid (en dit omvat dus ook de bevoegdheid als tuchtoverheid en de bevoegdheid om te ontslaan) wel worden gedelegeerd. Door de toevoeging in artikel 43, §2, 4°, van de functie van ombudsman is het enkel de provincieraad die dat personeelslid kan aanstellen en ontslaan en ook sanctie- en tuchtbevoegdheid heeft ten aanzien van dit personeelslid. M.a.w. het is niet langer de deputatie of, mits delegatie, de provinciegriffier, die de aanstellende overheid zal zijn. Deze wijziging is ingevoerd om de onafhankelijkheid van de ombudsman te verhogen. De ombudsman, waarmee de persoon wordt bedoeld die aan het hoofd staat van de ombudsdienst, is geen verplichte decretale graad. De bepaling in artikel 43, §2, 7°, over de niet-delegeerbaarheid van de bevoegdheid tot aanstellen en ontslaan van onder meer de ombudsman, geldt dus alleen ten aanzien van een ombudsman die een provincie zelf in dienst neemt. Dit laatste is geen verplichting. Artikel 191 van het Provinciedecreet voorziet voor elke provincie ook andere mogelijkheden om een ombudsdienst in te richten, dus niet alleen in eigen beheer, maar ook via een samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Ombudsdienst. Door de aanvulling van artikel 43, §2, 15°, wordt de voorbehouden bevoegdheid van de provincieraad inzake het vaststellen van retributies versoepeld,
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
zodanig dat de raad nog enkel zelf moet beslissen over het kader en de bijzonderste voorwaarden van de retributie. Dat houdt onder meer de aanduiding van degene die de retributie verschuldigd is in, voor zover dat niet als vanzelfsprekend volgt uit de aard van de retributie, en de eventuele vaststelling van vrijstellingen of verminderingen. Het vaststellen van het tarief zelf en de bepaling van de wijze van inning kan voortaan aan de deputatie worden gedelegeerd. De deputatie kan op zijn beurt, als gewenst, verder delegeren. Hierdoor kan op een vlottere manier worden ingespeeld op veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de prijs van toegangstickets of van consumpties. Deze versoepelde werking past binnen de uitgangspunten van het Provinciedecreet maar sluit ook aan bij de wijze waarop retributies door de federale en de gewestelijke overheden worden vastgesteld. Ook daar beperkt het wetgevend orgaan zich tot het verlenen van de machtiging en het uittekenen van het kader terwijl het uitvoerend orgaan zorgt voor de bepaling van de concrete bijzonderheden. Voorts werden ook in punt 23°, specifiek voor het Provinciedecreet, bevoegdheden in verband met het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad van beheer van een autonoom provinciebedrijf, de goedkeuring van de jaarrekening en het budget van een autonoom provinciebedrijf, de beslissing tot ontbinding en vereffening van een autonoom provinciebedrijf en het aanstellen van de provinciale vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm uitgesloten van de mogelijkheid van delegatie. De provinciegriffier is onder meer bevoegd “voor het dagelijkse personeelsbeheer”. Hij heeft deze bevoegdheid rechtstreeks op basis van artikel 83 van het Provinciedecreet. Het is dus geen facultatieve bevoegdheid die hem al dan niet kan worden gedelegeerd. De deputatie is dus nooit zelf bevoegd voor het dagelijkse personeelsbeheer. In het Provinciedecreet van 9 december 2005 werd het begrip dagelijks personeelsbeheer niet gedetailleerd gedefinieerd of omschreven. In de toenmalige memorie bij het ontwerp van Provinciedecreet werd wel een poging tot omschrijving opgenomen. Bij de concrete toepassing zijn niettemin een aantal discussiepunten opgedoken. Het is niet altijd duide-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
12
lijk wat er wel en wat er niet moet worden verstaan onder dagelijks personeelsbeheer. Betreft dit bijvoorbeeld de behandeling van alle soorten verlofaanvragen, en dus bij wijze van voorbeeld ook langdurige verloven voor opdracht? Kan de provinciegriffier volledig vrij nieuwe vormen van algemene dienstvrijstelling bepalen, of kan hij dit niet op eigen kracht? Enzovoort. Bovendien is de visie op wat al dan niet tot het begrip dagelijks personeelsbeheer kan worden gerekend ook afhankelijk van de omvang en het aantal personeelsleden van de besturen. In artikel 43, §2, 24°, wordt nu een bepaling opgenomen die aan de raden de exclusieve bevoegdheid geeft om het begrip dagelijks personeelsbeheer zelf in te vullen. De raden bepalen dus wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan. Dit laat toe dat er rekening gehouden wordt met de omvang en de eigen kenmerken van elk bestuur afzonderlijk. Dit betekent natuurlijk niet dat de provinciegriffier via deze begripsomschrijving bevoegd zou kunnen worden gemaakt voor aangelegenheden die uitdrukkelijk aan de raad of aan het de deputatie zijn toegewezen. Het vaststellen van de rechtspositieregeling van het personeel blijft dus een exclusieve bevoegdheid van de raad. Ook de bevoegdheid inzake aanstellen, ontslaan of tuchtprocedures (met inbegrip van de vaststelling of een statutair personeelslid al dan niet in een toestand van disponibiliteit is gekomen en er eventueel een beslissing wordt genomen tot vervroegde pensionering om gezondheidsredenen, of aanstelling in een andere functie na opheffing van de vorige) blijft bij de raad of de deputatie al naar gelang het geval, en kan slechts eventueel, voor wat de bevoegdheid in dit verband van de deputatie betreft, door deze deputatie worden gedelegeerd aan de secretaris. Deze bevoegdheden komen nooit van rechtswege toe aan de provinciegriffier en kunnen niet worden vastgesteld als een vorm van dagelijks personeelsbeheer. Omgekeerd is het natuurlijk ook niet de bedoeling dat de provincieradenraden van de bevoegdheid in het nieuwe artikel 43, §2, 24°, gebruik zouden maken om voor alles en nog wat zelf te gaan optreden als personeelsdienst. In ieder geval zal altijd zeer vlug blijken dat een provincieraad geen bruikbaar instrument is om het dagelijks personeelsbeheer uit te oefenen, bijvoorbeeld bij het toekennen van verloven en afwezigheden.
Bij het invullen van het begrip dagelijks personeelsbeheer moeten de raden er over waken dat alle dwingende wettelijke bepalingen, bijvoorbeeld op het gebied van de rechtspositieregeling, het arbeidsrecht, voor zover van toepassing op het provinciepersoneel, en het sociale zekerheidsrecht, kunnen worden toegepast op wettige wijze en binnen de wettelijk opgelegde termijnen. Om dit te kunnen naleven is het uiteraard onvermijdelijk dat elke raad minstens een belangrijk deel van het feitelijke personeelsbeheer definieert als dagelijks personeelsbeheer en op die wijze ook daadwerkelijk overlaat aan de provinciegriffier. In punt 25° wordt bepaald dat de provincieraad bevoegd is om toe te laten dat saldobudgettering in IVA’s mogelijk moet zijn, zoals bepaald in artikel 218, §2, nieuw eerste lid. Punt 26° betreft schuldherschikkingen. Voor wat betreft de schuldherschikkingen kan worden gesteld dat, gelet op de impact daarvan voor de toekomstige financiële ontwikkeling het gewenst is dat dit tot de bevoegdheid van de provincieraad behoort. Schuldherschikkingen waarbij men binnen de looptijd van de lening blijft, bv. wijziging van modaliteiten, kunnen daarentegen tot de bevoegdheid van de deputatie behoren. Indien de lasten worden gespreid over een langere periode dan oorspronkelijk voorzien, verkrijgt men weliswaar onmiddellijk zuurstof in de financiën maar de gevolgen komen pas op de langere termijn tot uiting.
Artikel 30 Artikel 44 van Provinciedecreet werd aangepast aan de bepalingen opgenomen in het Gemeentedecreet.
Artikel 31 Artikel 45 van het Provinciedecreet werd zoveel als mogelijk, in acht genomen de specifieke regeling die geldt voor gedeputeerden, in overeenstemming gebracht met de bepaling in het Gemeentedecreet betreffende de akte van voordracht (die werd overgenomen uit artikel 53 van het OCMW-decreet). Wat betreft de wijziging in het eerste en tweede punt, kan er verduidelijkt worden dat als er een naam ver-
13
meld staat op de akte van voordracht, het ook vereist is dat er een datum vermeld wordt. Als er daarentegen een datum staat, is het niet noodzakelijk dat er een naam vermeld wordt. Met andere woorden: een naam zonder datum kan niet maar een datum zonder naam kan wel. In de tekst wordt nu ook verduidelijkt dat niet alleen in het geval van een ontslag van de gedeputeerden, maar ook als een kandidaat-gedeputeerden zijn mandaat niet opneemt, de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat van gedeputeerde opneemt. Bijvoorbeeld als de gedeputeerde persoon a is, de eerste opvolger persoon b, de tweede opvolger persoon c en de derde opvolger persoon d, dan zal persoon c de gedeputeerde opvolgen indien persoon b afziet van de opvolging of de gedeputeerde niet kan opvolgen wegens een onverenigbaarheid. Het is dus niet zo dat indien persoon b het mandaat niet opneemt, er zal worden overgegaan tot een stemming. Indien persoon a zijn mandaat vervroegd beëindigt, bij voorbeeld door overlijden, zal persoon b vervroegd het mandaat opnemen. Met ‘eerstvolgende opvolger’ wordt bedoeld de eerstvolgende nuttige opvolger. Het derde punt betreft een verduidelijking.
Artikel 32 Dit artikel betreft een wijziging van artikel 47 van het Provinciedecreet. Door deze wijziging wordt de provinciegouverneur of de gedeputeerde die zijn mandaat blijft uitoefenen terwijl hij in een onverenigbare situatie verkeert, strafbaar.
Artikel 33 Artikel 48 van het Provinciedecreet werd terminologisch en inhoudelijk aangepast aan artikel 48 van het Gemeentedecreet. Wat betreft de wijziging in punt 1°, met betrekking tot punt 1° van artikel 48, kan opgemerkt worden dat de bepaling m.b.t. het afleveren van een attest door een opdrachtgever ruim mag geïnterpreteerd worden. Zo kan men bijvoorbeeld het bedoelde attest aan zichzelf afleveren ingeval van een eenmanszaak. Betreffende de aanpassing opgenomen in punt 2°, met betrekking tot punt 2° van artikel 48 van het Provinciedecreet, kan opgemerkt worden dat voor de moeder de periode van ouderschapsverlof wordt
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
gelijkgesteld met het moederschapsverlof zoals bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Het mannelijk raadslid wiens echtgenote zwanger is en zal of is bevallen kan een ouderschapsverlof van dezelfde duur aanvragen. Deze regeling is ook van toepassing in geval van adoptie. Dit ouderschapsverlof mag niet verward worden met het begrip ouderschapsverlof vermeld in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 dat van toepassing is op de werknemers van de privésector en op de personeelsleden van de lokale en provinciale besturen. De uitbreiding opgenomen in punt 4° beantwoordt aan een maatschappelijke en menselijke nood. Deze regeling is van toepassing op alle gedeputeerden. Het palliatief verlof betreft elke vorm van medische, sociale, administratieve of psychologische bijstand aan en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden. Het palliatief verlof wordt niet beperkt tot de bijstand aan een gezins- of familielid. In het kader van de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt met zware ziekte bedoeld elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. Met gezinslid wordt elke persoon waarmee de mandataris samenwoont bedoeld. Met familielid tot en met de tweede graad wordt bedoeld, elke bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad. Het verlof voor de verzorging van een gezins- of familielid en het palliatief verlof kunnen zich ook gecombineerd voordoen. In dat geval wordt de berekening van de termijn van twaalf weken afwezigheid ook gebaseerd op de totale gecombineerde afwezigheid.
Artikel 34 Dit artikel betreft een wijziging aan artikel 49 van het Provinciedecreet en betreft opnieuw een wijziging met het oog op conformiteit met het Gemeentedecreet. Als het de voorzitter van de provincieraad zelf betreft, deelt hij dat schriftelijk mee aan het provincieraadslid met de meeste anciënniteit.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
14
Artikel 35
Artikel 36
Artikel 50 van het Provinciedecreet werd terminologisch en inhoudelijk zoveel als mogelijk in overeenstemming gebracht met de regeling die van toepassing is in het Gemeentedecreet.
Dit artikel brengt wijzigingen aan in artikel 51 van het Provinciedecreet. De wijziging gebeurt zo veel als mogelijk conform artikel 51 van het Gemeentedecreet.
Wat betreft de wijziging in het eerste punt, kan er verduidelijkt worden dat als er een naam vermeld staat op de akte van voordracht, het ook vereist is dat er een datum vermeld wordt. Als er daarentegen een datum staat, is het niet noodzakelijk dat er een naam vermeld wordt. Met andere woorden: een naam zonder datum kan niet maar een datum zonder naam kan wel.
Wat betreft de wijziging opgenomen in punt 2°, kan opgemerkt worden dat deze bepaling geen afbreuk doet aan het recht van raadsleden om de notulen in papieren versie te verkrijgen. Met huishoudelijk reglement wordt het huishoudelijk reglement van de provincieraad bedoeld.
Artikel 37 In de tekst wordt nu ook verduidelijkt dat niet alleen in het geval van een ontslag van de gedeputeerde, maar ook als een kandidaat-gedeputeerde zijn mandaat niet opneemt, de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat van gedeputeerde opneemt. Bijvoorbeeld als de gedeputeerde persoon a is, de eerste opvolger persoon b, de tweede opvolger persoon c en de derde opvolger persoon d, dan zal persoon c de gedeputeerde opvolgen, indien persoon b afziet van de opvolging of de gedeputeerde niet kan opvolgen wegens een onverenigbaarheid. Het is dus niet zo dat indien persoon b het mandaat niet opneemt, er zal worden overgegaan tot een stemming. Indien persoon a zijn mandaat vervroegd beëindigt, bij voorbeeld door overlijden, zal persoon b vervroegd het mandaat opnemen. Met ‘eerstvolgende opvolger’ wordt bedoeld de eerstvolgende nuttige opvolger. Met betrekking tot de wijziging opgenomen in punt 2°, kan nog toegevoegd worden dat, volgens artikel 45, de nieuwe gedeputeerde bij een tussentijdse opvolging steeds de voorlaatste rang inneemt. Het wordt wenselijk geacht dat de partijen wiens gedeputeerden vervangen worden nog steeds recht hebben op gedeputeerden met een zelfde rang als de vervangen gedeputeerde. Om evenwel geen problemen te veroorzaken wordt slechts voorzien in een mogelijkheid zodat de rangorde, in geval er geen vergelijk wordt bekomen zoals dat normaliter wel het geval zal zijn, nog steeds bepaald wordt overeenkomstig het gestelde in artikel 45, §4. Om thans ditzelfde resultaat te bekomen dient de ganse deputatie ontslag te nemen, welke omslachtige procedure uiteraard niet wenselijk wordt geacht, als alle partijen akkoord zijn met de ‘behouden’ rangorde. De onderlinge rangorde van de gedeputeerden die niet worden vervangen kan niet worden gewijzigd.
Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 56 van het Provinciedecreet. Het overeenkomstige artikel in het Gemeentedecreet is het artikel 56. De deputatie moet geen nieuwe deontologische code aannemen. De deontologische code van de provincieraad is van rechtswege van toepassing. Het is ook mogelijk dat de deputatie zelf een deontologische code aanneemt die minstens de deontologische code zoals aangenomen door de provincieraad omvat.
Artikel 38 Artikel 57, §3, van hetzelfde decreet wordt terminologisch en inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 57 van het Gemeentedecreet. Met betrekking tot de daden van beheer vernoemd in punt 1° kan het volgende worden gesteld. Alle daden van beheer behoren tot de bevoegdheid van de deputatie maar de deputatie moet bij de uitoefening van die bevoegdheid rekening houden met de algemene regels die door de raad werden gesteld. De deputatie moet dus handelen met respect voor de algemene richtlijnen die ze van de raad gekregen heeft. De bevoegdheid van de deputatie kan dus niet ‘begrensd’ worden door de provincieraad zodat dus niet kan aangenomen worden dat de provincieraad het recht heeft om de draagwijdte van artikel 57, §3, 1°, van het Provinciedecreet uit te hollen. Het is niet de bedoeling dat de provincieraad bepaalde daden van beheer voor zich kan houden (tenzij uitdrukkelijk aan de raad toegewezen in het decreet). Als voorbeeld van zo een algemene regel kan bijvoorbeeld worden gesteld dat verhuringen van meer dan zes jaar niet kunnen, of
15
bijvoorbeeld de tarieven van verhuur of bijvoorbeeld de wijze van verhuren van een sporthal. Dat de deputatie de daden van beheer kan stellen sluit trouwens naadloos aan bij het budgethouderschap. De deputatie is immers hoofdbudgethouder. Wat betreft punt 2°, wordt ook de sanctiebevoegdheid vermeld gezien deze voor de contractuele personeelsleden de met de tucht vergelijkbare beslissingen betreffen. Wat betreft punten 4°, 5° en 6°, wordt eveneens verwezen naar de memorie van toelichting bij artikel 156, §1, van het Gemeentedecreet, zoals gewijzigd bij artikel 85 van dit wijzigingsdecreet.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
singstermijn afneemt of gelijk blijft, is een toegewezen bevoegdheid van de deputatie. Deze bevoegdheid wordt niet uitgesloten in artikel 58 en kan derhalve worden gedelegeerd. In punt 12° worden beleggingen bedoeld die een vaste looptijd hebben van meer dan een volledig jaar, of meer dan twaalf maanden (dus niet gekoppeld aan een boekjaar of een kalenderjaar). De beleggingen op ten hoogste één jaar behoren tot het thesauriebeheer en gebeuren dus door de financieel beheerder. Er dient wel opgemerkt te worden dat een schuldovername zoals bijvoorbeeld in het kader van het lokaal pact een beslissing van de provincieraad vereist.
Artikel 39 In het algemeen kan voorts worden gesteld betreffende artikel 57, §3, 7°, dat een toegewezen bevoegdheid een bevoegdheid betreft, waarvan men de bevoegdheid aan een bepaald orgaan geeft. Ze is uitdrukkelijk toegewezen als men uitdrukkelijk stelt dat dat orgaan bevoegd is. Ze kan ook stilzwijgend zijn toegewezen doordat gewoon de rechtspersoon (de provincie) werd aangeduid. Ingevolge de volheid van bevoegdheid komt de bevoegdheid dan toe aan de raad. Een voorbehouden bevoegdheid is dan een bevoegdheid, waarvoor in de tekst is gesteld dat ze niet verder kan worden gedelegeerd. Wat betreft punt 4° wordt eveneens verwezen naar de memorie van toelichting bij artikel 84, punt 1°, houdende wijziging van artikel 156, §1, van het Provinciedecreet. Met punt 11°, a), wordt de gunning van de overheidsopdracht bedoeld voor het aangaan van leningen. Het opnemen van het leningsbedrag behoort tot de bevoegdheid van de financieel beheerder in het kader van zijn thesauriebeheer. Het thesauriebeheer omvat bijvoorbeeld beleggingen op ten hoogste een jaar en het aangaan van kasfaciliteiten. Onder kasfaciliteiten dient eveneens verstaan te worden “leningen van minder of gelijk aan een jaar” (bv. kaskredieten, vaste termijnkredieten op ten hoogste één jaar). Herschikkingen van leningen, vermeld in 11°, b), waardoor de aflossingstermijn toeneemt is een voorbehouden bevoegdheid van de provincieraad. Herschikkingen van leningen waardoor de aflos-
Artikel 58 van hetzelfde decreet wordt terminologisch en inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 58 van het Gemeentedecreet. Er wordt een legistieke correctie aangebracht gezien de bevoegdheden inzake medebewind zich in het derde lid bevinden en niet in het tweede lid. Er wordt bepaald dat de hiernavolgende bevoegdheden niet delegeerbaar zijn. De aan de deputatie op basis van artikel §2 gedelegeerde bevoegdheden door de provincieraad, met betrekking tot het aanwijzen, het ontslaan en de sanctie- en tuchtbevoegdheden van de personeelsleden, als vermeld in artikel 92, tweede lid, die andere functies vervullen waaraan het organogram het lidmaatschap van het managementteam verbindt, kunnen niet worden toevertrouwd aan de provinciegriffier. Eveneens wordt het niet nuttig geacht om ook de bevoegdheden inzake de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten als de opdracht nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen en de provincieraad de wijze van gunning en de voorwaarden niet zelf heeft vastgesteld, nog langer van delegatie uit te sluiten; ook deze bevoegdheden dienen; de herschikkingen van leningen waardoor de aflossingstermijn afneemt is een toegewezen bevoegdheid van de deputatie. Deze bevoegdheid wordt niet uitgesloten in artikel 58 en kan derhalve eveneens worden gedelegeerd.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
16
Artikel 40 Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 68 van het Provinciedecreet. Er wordt nu gesproken over vergoedingen in plaats van salarissen. De geldelijke gevolgen van vervanging van gedeputeerde waren tot op heden wel geregeld met betrekking tot de gevallen van verhindering of schorsing, zoals omschreven in artikelen 48 en 69 van het Provinciedecreet. In een nieuwe bepaling worden nu ook de financiële gevolgen geregeld bij vervanging in andere gevallen van tijdelijke afwezigheid. Om in die gevallen als vervanger van een gedeputeerde recht te hebben op diens wedde wordt voortaan bepaald dat daarvoor de vervanging minstens dertig opeenvolgende dagen moet hebben geduurd. De bepaling dat de gedeputeerden geen aanvullende vergoedingen, wedden en presentiegelden mogen genieten ten laste van de provincie en de extern verzelfstandigde agentschappen van de provincie wordt uitgebreid met de filialen van de extern verzelfstandigde agentschappen van de provincie. Artikel 70 van het Gemeentedecreet bevat een gelijkaardige bepaling. Met betrekking tot het tweede lid van §4 wordt een exhaustieve opsomming gegeven van wat dient te worden begrepen onder “de vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard”, namelijk: 1° presentiegelden ontvangen als lid van de gemeenteraad en als lid van de bestuursorganen van gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschappen en hun filialen; 2° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; 3° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van sociale huisvestingsmaatschappijen; 4° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van de rechtspersonen als vermeld in artikel 195 van het Gemeentedecreet; 5° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als vermeld in artikel 188 van dit decreet;
6° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als bedoeld in de titel VII, hoofdstukken I, II en III van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het derde lid kan worden geschrapt, omdat aan deze verplichting tot aangifte van mandaten al wordt voldaan door de bepaling van de gewone en de bijzondere wet van 2 mei 1995 en de gewone en de bijzondere wet van 26 juni 2004. Deze wetten werden gewijzigd door de bijzondere en gewone wetten van 3 juni 2007. In deze wetten wordt bepaald dat het onder andere voor alle provinciale uitvoerende mandatarissen verplicht is aangifte te doen bij het Rekenhof van de mandaten die zij uitoefenen.
Artikel 41 Het nieuwe artikel 68bis wordt ingevoerd, zoveel mogelijk overeenkomstig artikel 70bis van het Gemeentedecreet en artikel 69 van het OCMWdecreet. Dit artikel maakt het mogelijk dat een vertrouwenspersoon bijstand verleent aan de gedeputeerde die wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen.
Artikel 42 Dit artikel betreft een wijziging aan artikel 69 van het Provinciedecreet. De tekst wordt aangepast zodat een afgezette gedeputeerde of voorzitter van de provincieraad gedurende twee jaar nergens nog een functie kan uitoefenen als gedeputeerde of als voorzitter van de provincieraad. Hij kan die functie na die periode desgevallend wel uitoefenen onder voorbehoud dat hij voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden.
Artikel 43 Dit artikel betreft een wijziging van artikel 70 van het Provinciedecreet. De bestaande bepalingen over de aansprakelijkheid van de gedeputeerden worden volledig vervangen door nieuwe bepalingen, naar het voorbeeld van de overeenkomstige bepalingen in artikel 72 van het Gemeentedecreet en artikel 71 van het OCMWdecreet.
17
Er wordt met toepassing van artikel 10 van de BWHI beroep gedaan op de impliciete bevoegdheden om de burgerrechtelijke aansprakelijkheid of de aansprakelijkheid voor geldboeten uitdrukkelijk ten laste van de federale staat te leggen. De specifieke regeling inzake de aansprakelijkheid van de federale staat in het kader van het medebewind is noodzakelijk voor de uitoefening van een gemeenschaps- of gewestbevoegdheid, leent zich tot een gedifferentieerde regeling en heeft slechts een marginale weerslag op de federale bevoegdheid inzake aansprakelijkheid. De bepaling in §3 betekent niet dat de strafrechterlijke of burgerrechterlijke veroordeling nog kan worden gewijzigd. Wel kunnen de diverse overheden-rechtspersonen bij het instellen van hun regresvordering beslissen dat zij de geldboete(s) slechts gedeeltelijk terugvorderen van de veroordeelde gedeputeerde.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Daarnaast wordt aan dit artikel een bepaling toegevoegd die de provincies opdracht geeft om niet alleen een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering maar ook een ongevallenverzekering af te sluiten voor hun gedeputeerden.
Artikel 46 Artikel 73 van het Provinciedecreet wordt aangevuld met een verduidelijking. De provincieraad moet het organogram vaststellen van de provinciale diensten en kan deze bevoegdheid overigens niet delegeren. Zoals al aangegeven in artikel 92 van het Provinciedecreet en voortaan ook in artikel 43, §2, 4°, van het Provinciedecreet, moet de provincieraad op het organogram ook uitdrukkelijk aanduiden welke functies gepaard gaan met het lidmaatschap van het managementteam.
Artikel 44 Een nadere toelichting met betrekking tot de wijziging aan artikel 71 van het Provinciedecreet is terug te vinden in het voorgaande artikel. De overeenkomstige bepalingen zijn in dit geval artikel 73 van het Gemeentedecreet en artikel 72 van het OCMWdecreet. De gedeputeerden krijgen bescherming behalve voor de misdrijven begaan door persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering. Derhalve zijn bijvoorbeeld de verkeersboetes voor snelheidsovertredingen en foutparkeren uitgesloten. Het betreft hier een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering als deelnemer en niet als wegbeheerder. De regresvordering ten aanzien van de gedeputeerde kan enkel ingesteld worden in gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld in zoverre die gewoonlijk voorkomt.
Artikel 45 Dit artikel betreft twee wijzigingen van artikel 72 van het Provinciedecreet, analoog aan artikel 74 van het Gemeentedecreet en artikel 73 van het OCMWdecreet. In het tweede lid wordt een nauwkeurigere verwijzing opgenomen dan voorheen het geval was.
Artikel 47 Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 77 van het Provinciedecreet, naar analogie met artikel 79 van het Gemeentedecreet. Het betreft een toevoeging die voor de decretale graden in een beperkt aantal uitzonderingen voorziet op het verbod om rechtstreeks of onrechtstreeks daden van koophandel te stellen.
Artikel 48 Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 78 van het Provinciedecreet, conform artikel 81 van het Gemeentedecreet. De provinciegriffier en de financieel beheerder krijgen de mogelijkheid om, binnen de drie dagen na het begin van hun gewettigde afwezigheid, zelf een plaatsvervanger aan te duiden. De eventuele plaatsvervanger moet wel voordien door de provincieraad zijn erkend. De provinciegriffier of de financieel beheerder kunnen zelf een vervanger aanduiden gedurende een periode van maximaal zestig dagen. Na een afwezigheid van honderd twintig dagen moet de raad in ieder geval zelf optreden en een vervanger aanduiden.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
18
Verder voert dit artikel ook nog een tweetal terminologische aanpassingen door.
Artikel 49 Dit artikel beoogt een tweetal wijzigingen aan artikel 79 van het Provinciedecreet, analoog met artikel 82 van het Gemeentedecreet. Een waarnemend provinciegriffier of een waarnemend financieel beheerder moeten in principe nog altijd voldoen aan de voorwaarden voor de uitoefening van het ambt dat zij waarnemen, maar er wordt voortaan uitdrukkelijk verduidelijkt dat dit niet betekent dat ze ook geslaagd moeten zijn voor de selectieprocedure voor het bekleden van het ambt dat ze tijdelijk waarnemen. Dit was ook al de betekenis van de vorige tekst van dit artikel, maar in de praktijk bestond hierover blijkbaar soms twijfel.
Artikel 50 Het betreft een toevoeging aan artikel 80 van het Provinciedecreet, conform de toevoeging aan artikel 83 van het Gemeentedecreet. Dit laat toe dat de termijn waarbinnen het vacante ambt van provinciegriffier of financieel beheerder moet worden ingevuld, in sommige gevallen een jaar kan worden in plaats van zes maanden.
Artikel 51 Het betreft de toevoeging aan artikel 82 van het Provinciedecreet van het verbod voor de provinciegriffier om vakbondsafgevaardigde te kunnen zijn in het provinciebestuur waar hij is tewerkgesteld en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen. Deze toevoeging sluit aan bij artikel 85 van het Gemeentedecreet. Er werd geopteerd om de functie van provinciegriffier onverenigbaar te maken met die van vakbondsafgevaardigde in het provinciebestuur waar hij is tewerkgesteld en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen, waar hij of zij is tewerkgesteld. Deze onverenigbaarheid is noodzakelijk om belangenvermenging te voorkomen. De provinciegriffier is immers hoofd van het personeel en zal een belangrijke functie vervullen bij de
totstandkoming van de rechtspositieregeling en de nadere invulling ervan. Aan artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) werd voldaan. De vrijheid van vakvereniging werd niet geschonden. Deze regeling is noodzakelijk om belangenvermenging in hoofde van de provincie te vermijden. Dit is een legitiem doel in de zin van artikel 11 van het vermelde EVRM. Met toepassing van de impliciete bevoegdheden (artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen), is het Vlaamse Gewest ter zake bevoegd. De voorwaarden hiertoe zijn voldaan. Er is slechts een marginale weerslag op de bevoegdheden van de federale wetgever, de problematiek leent zich tot een gedifferentieerde regeling en de regeling is noodzakelijk om de eigen bevoegdheden uit te oefenen. Met “in het provinciebestuur waar hij is tewerkgesteld en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen” worden ondermeer bedoeld: de provincie, een autonoom provinciebedrijf, een vereniging enzovoort. De onverenigbaarheid beperkt zich tot “het provinciebestuur waar hij is tewerkgesteld en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen” en gaat niet verder dan dat. De bepaling houdt niet in dat een provinciegriffier niet kan uitgenodigd worden voor een algemeen comité of voor een studiedag die door een vakbond georganiseerd wordt.
Artikel 52 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 83 van het Provinciedecreet. Deze wijziging kwam er naar aanleiding van de bepaling in het (nieuwe) artikel 43, §2, 24°, van het Provinciedecreet dat de provincieraad nu exclusief bevoegd is om vast te stellen wat onder het begrip ‘dagelijks personeelsbeheer’ moet worden verstaan. Los van de bevoegdheid om te bepalen wat er onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan, blijft de uitoefening van deze bevoegdheid zelf rechtstreeks toegewezen aan de provinciegriffier. De deputatie bijvoorbeeld kan dus geen deel van de bevoegdheid krijgen inzake het dagelijks personeelsbeheer.
19
Artikel 53
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Punt 1° betreft een tekstuele wijziging.
Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 84 van het Provinciedecreet, mutatis mutandis conform artikel 87 van het Gemeentedecreet.
De regeling in punt 2° betreffende het eventueel uitvaardigen van een dwangbevel wordt verduidelijkt en uitgebreider en nauwkeuriger uitgewerkt.
Het betreft hier eerst een tweetal technische verbeteringen betreffende de verwijzingen naar andere artikelen van het decreet. Er wordt tevens toegevoegd dat de provinciegriffier, in overleg met het managementteam, ook moet zorgen voor het opstellen van het voorontwerp van de verklarende nota van een interne kredietaanpassing. Hiermee komt dit artikel ook overeen met artikel 86 van het OCMW-decreet.
Het dwangbevel betreft de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, waarbij dit begrip ruimer moet worden begrepen dan het invorderen van retributies. Ook voor bijvoorbeeld huurgelden en pachten en op het eigendomsrecht gevestigde inkomsten (bv. de verkoop van roerende goederen) enzovoort kan dit dwangbevel worden gehanteerd en kunnen derhalve niet-fiscale schuldvorderingen op de in dit artikel voorgeschreven wijze worden ingevorderd. Deze regeling kan echter geen toepassing vinden in geval van toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Artikel 54 Het betreft hier een technische verduidelijking in artikel 88 van het Provinciedecreet, overeenkomstig artikel 92 van het Gemeentedecreet, om de formulering van de mogelijkheid tot delegatie van de bevoegdheid in zake het dagelijks personeelsbeheer in overeenstemming te brengen met de tekst van artikel 90 van het OCMW-decreet.
Artikel 55 Dit artikel beoogt een drietal wijzigingen van artikel 89 van het Provinciedecreet, naar analogie met artikel 93 van het Gemeentedecreet. Om misverstanden te vermijden wordt in het eerste lid het woord ‘jaarrekening’ vervangen door ‘jaarrekeningen’. Er wordt gepreciseerd dat de financieel beheerder onder meer instaat voor het thesauriebeheer; voor de kassen zijn de provinciegriffier of de personen die de deputatie heeft aangewezen verantwoordelijk. In het laatste lid wordt een technische verbetering aangebracht over het voorwerp van de verplichte rapportering door de financieel beheerder aan de provinciegriffier.
Artikel 56 Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 90 van het Provinciedecreet naar analogie met artikel 94 van het Gemeentedecreet.
Om de burger te beschermen tegen dit dwangbevel wordt in een uitvoerbaarverklaring voorzien, zoals dat overigens het geval is in gelijkaardige regelgevingen. Dit dwangbevel kan bestreden worden bij middel van het aantekenen van een oneigenlijk verzet, dat een behandeling van de grond van de zaak mogelijk maakt. In dit verband kan worden gesteld dat de uitvoerbare kracht van het dwangbevel in alle gevallen geschorst wordt. Zodoende wordt aan de rechtsonderhorige geen enkel rechtsmiddel ontnomen. Het uitvaardigen van een dwangbevel is slechts een bijkomende mogelijkheid om te komen tot een eenvoudigere invordering en deze mogelijkheid belet geenszins de gerechtelijke invordering.
Artikel 57 Het betreft hier een tweetal terminologische aanpassingen en tekstverduidelijkingen in artikel 91 van het Provinciedecreet, conform artikel 95 van het Gemeentedecreet. De financieel beheerder oefent de taken uit die de provincieontvanger worden toegewezen in wetten of decreten die de functiebenaming provincieontvanger nog gebruiken. De schijnbare beperking, dat het hier enkel de taken van de provincieontvanger als rekenplichtige betrof, werd weggelaten. Artikel 91 bepaalt ook nog dat de financieel beheerder instaat voor de betaling van de uitgaven. Hier
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
20
wordt verduidelijkt dat dit alleen geldt voor de girale uitgaven.
Artikel 58 Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 92 van het Provinciedecreet, conform artikel 96 van het Gemeentedecreet. Het is aan de gedeputeerde met de hoogste rang, of een andere gedeputeerde die aangeduid werd door de gedeputeerde met de hoogste rang, om te beslissen of hij al dan niet aanwezig is op het managementteam. Het managementteam kan rechtsgeldig vergaderen zonder de aanwezigheid van de gedeputeerde. Verder wordt ook nog een technische verduidelijking aangebracht, door in het derde en het vierde lid extra te benadrukken dat met het begrip managementteam altijd uitsluitend het managementteam wordt bedoeld, zoals omschreven in artikel 92, tweede lid.
Artikel 59 In artikel 95 van het Provinciedecreet wordt de enige paragraaf een enig lid.
van het Gemeentedecreet. De bestaande tekst van het tweede lid gaf de provincieraad de bevoegdheid afwijkingen van de rechtspositieregeling van het overige provinciepersoneel vast te stellen voor “het provinciaal onderwijzend personeel dat niet gesubsidieerd wordt”. In enge zin bevatte deze omschrijving echter niet alle personeelsleden van de provinciale onderwijsinstellingen, maar alleen zij die effectief met een lesopdracht zijn belast. De rechtspositie van de personeelsleden die in het kader van de wetgeving op het gesubsidieerd onderwijs worden gesubsidieerd, wordt beheerst door de bepalingen van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Artikel 4, §1, a), van het vermelde decreet van 27 maart 1991 bepaalt de categorieën van gesubsidieerde personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van het decreet. Het gaat daarbij om de gesubsidieerde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, met inbegrip van de godsdienstleerkrachten, het opvoedend hulppersoneel, het paramedisch personeel, het psychologisch, orthopedagogisch, sociaal en medisch personeel, het technisch personeel, het ondersteunend personeel, het beleids- en ondersteunend personeel en het administratief personeel. Uiteraard zullen niet alle categorieën altijd voorkomen in het provinciaal onderwijs van elke provincie.
Artikel 60 In artikel 96 van het Provinciedecreet wordt naar analogie van artikel 100 van het Gemeentedecreet, verduidelijkt dat alleen het algemene kader van het interne controlesysteem onderworpen is aan een goedkeuring door de provincieraad. Het blijft wel noodzakelijk dat de raad een eigen regeling goedkeurt. De raad kan zich niet beperken tot bijvoorbeeld een verwijzing naar een bestaande modeltekst of een summiere kaderregeling die bij andere overheden als leidraad wordt gebruikt. Het louter beslissen om bv. het COSO-model te volgen is niet voldoende.
HOOFDSTUK II Wijzigingen aan titel III van het Provinciedecreet
Artikel 61 Dit artikel betreft een wijziging aan artikel 98 van het Provinciedecreet, naar analogie van artikel 102
In het provinciaal onderwijs komen echter soms ook personeelsleden voor die niet-gesubsidieerd worden in het kader van de onderwijswetgeving. Om de provincies de mogelijkheid te geven de rechtspositie van deze personeelsleden af te stemmen op die van de personeelsleden die wel vallen onder het toepassingsgebied van artikel 4, §1, a), van het vermelde decreet van 27 maart 1991, werd, en wordt, een uitzonderingsbepaling opgenomen in artikel 98 van het Provinciedecreet, die afwijkingen toelaat op de rechtspositieregeling van het overige provinciepersoneel. De wijziging die nu wordt aangebracht aan artikel 98 van het Provinciedecreet wil echter voortaan duidelijk maken dat deze afwijkingsmogelijkheid alle personeelsleden betreft die ingezet worden in het provinciaal onderwijs, en dus niet uitsluitend de personeelsleden die belast zijn met een onderwijsopdracht, maar ook alle categorieën van ondersteunend en omkaderend personeel. Zoals hierboven al aangegeven, betreft de afwijking, zoals voorheen, natuurlijk wel uitsluitend die personeelsleden, waarvan de rechtspositieregeling niet geregeld wordt door de
21
regelgeving die van kracht is voor het personeel van het gesubsidieerd onderwijs, en die dus niet gesubsidieerd worden in het kader van de onderwijswetgeving. Er moet ook rekening worden gehouden met de personeelsleden in een zogenaamd ‘gemengd’ statuut, dat wil zeggen dat ze voor een deel van hun opdracht worden gesubsidieerd en voor een ander deel worden betaald door de provincie zelf. Ook voor deze personeelsleden moet een afwijking mogelijk zijn.
Artikel 62 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 99 van het Provinciedecreet, naar analogie van artikel 103 van het Gemeentedecreet. Er wordt een derde lid toegevoegd, waarin uitdrukkelijk wordt verduidelijkt dat de provincie uitzonderlijk ook personeelsleden buiten de personeelsformatie kan aanwerven om te voldoen aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften, voor in de tijd beperkte acties, of voor een buitengewone toename van werk. Het is de aanstellende overheid die bevoegd is. Bij de provincies gaat het dus om de deputatie of eventueel de provinciegriffier bij delegatie van de aanstellingsbevoegdheid. De contractuele betrekkingen die voorzien zijn in uitvoering van werkgelegenheidsprojecten van hogere overheden moeten niet in de personeelsformatie begrepen zijn. Ze kunnen wel in een bijlage aan de personeelsformatie worden vermeld.
Artikel 63 Dit artikel beoogt twee wijzigingen aan artikel 102 van het Provinciedecreet. Er wordt nu uitdrukkelijk bepaald dat er van de eedaflegging of de weigering om de eed af te leggen een proces-verbaal moet worden opgesteld. Verder wordt er ook nog bepaald dat een gedeputeerde of de provinciegriffier, bevoegd is voor het afnemen van de eed. Het is de deputatie die bepaalt wie deze bevoegdheid uitoefent. Als de deputatie bepaalt dat de provinciegriffier deze bevoegdheid uitoefent, kan de provinciegriffier een ander lid van het managementteam aanduiden om
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
de bevoegdheid uit te oefenen. Het betreft hier de leden die ambtshalve deel uitmaken van het managementteam, met name de financieel beheerder, en de personeelsleden die functies vervullen waaraan het organogram het lidmaatschap van het managementteam verbindt.
Artikel 64 In artikel 106 van het Provinciedecreet worden er een aantal bijkomende deontologische regels en onverenigbaarheden toegevoegd die gelden voor alle personeelsleden van de provincie. Mutatis mutandis wordt artikel 110 van het Gemeentedecreet hernomen.
Artikel 65 In artikel 111 van het Provinciedecreet wordt naast de graad van provinciegriffier en van financieel beheerder ook de functie van ombudsman opgenomen. Hierdoor wordt de ombudsman voortaan geëvalueerd door een bijzondere provincieraadscommissie. Het enige verschil met de decretale graden ligt hierin dat een rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid, of een verslag van de deputatie niet is vereist. Mutatis mutandis wordt hiermee het tweede lid van artikel 115 van het Gemeentedecreet hernomen.
Artikel 66 Het betreft hier een technische verduidelijking in artikel 112 van het Provinciedecreet, naar analogie van artikel 116 van het Gemeentedecreet. De Vlaamse Regering stelt de minimale voorwaarden vast in drie gevallen: voor de personeelsformatie, voor de rechtspositieregeling en voor de toepassing van een mandaatstelsel. Hier wordt de rechtspositieregeling bedoeld volgens de definitie daarvan in artikel 101, §2.
Artikel 67 Dit artikel betreft een wijziging van artikel 113 van het Provinciedecreet, naar analogie van artikel 117 van het Gemeentedecreet.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
22
Het betreft twee technische aanvullingen in verband met de toezichtprocedures. Zo werd geoordeeld dat een uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 248 van het Provinciedecreet geen twijfel meer kan laten bestaan over de termijnen en procedures die gelden bij de uitoefening van de bijzondere bepalingen in artikel 113, §1, betreffende het bestuurlijk toezicht op de wijzigingen van de personeelsformaties. Dezelfde opmerking geldt ook voor de uitdrukkelijke toevoeging dat ook in het kader van artikel 113, §1, de Vlaamse Regering de personeelsformatiebesluiten van een provincie eventueel rechtstreeks kan vernietigen.
Artikel 68 Het betreft hier twee terminologische aanpassingen aan artikel 115 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 119 Gemeentedecreet. Het betreft hier een aanpassing aan de intussen in het OCMWdecreet gebruikte terminologie en formulering, om te vermijden dat er anders nodeloos zou worden gezocht naar niet bestaande inhoudelijke verschillen tussen de verschillende decreten.
Artikel 69 Het betreft hier twee technische en terminologische aanpassingen in artikel 120 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 124 van het Gemeentedecreet. De inhoud van het huidige artikel 120 wordt niet gewijzigd, maar de tuchtprocedure wordt verduidelijkt door de beschrijving van de procedure strikt chronologisch in te delen. De tuchtoverheid is als enige bevoegd een tuchtonderzoek op te starten. De tuchtonderzoeker stelt op het einde van zijn onderzoek een tuchtverslag op, en het is dan vervolgens de tuchtoverheid die verantwoordelijk is voor de samenstelling van het tuchtdossier, met daarin alle stukken die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten en dus ook het tuchtverslag van de onderzoeker.
Artikel 70 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 123 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 127 Gemeentedecreet. De getuige tijdens een hoorzitting in het kader van een tuchtzaak, wordt voortaan de mogelijkheid gegeven te getuigen met gesloten deuren, ook als het aan-
geklaagde personeelslid zelf de openbaarheid van de zitting heeft gevraagd.
Artikel 71 Het betreft hier een technische precisering in artikel 124 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 128 van het Gemeentedecreet. De eindbeslissing van de tuchtoverheid in een tuchtzaak tegen een statutair personeelslid kan aan de betrokkene worden meegedeeld met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs. Er wordt nu uitgebreider geformuleerd dat de tweede mogelijkheid gaat over het overhandigen tegen ontvangstbewijs van een brief.
Artikel 72 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 130 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 134 van het Gemeentedecreet. Het betreft hier een technische verbetering omtrent de vermelding van de datum van uitwerking van alle in artikel 116 opgesomde tuchtstraffen, indien voordien een preventieve schorsing werd opgelegd. De wijziging betreft in het bijzonder de tuchtstraf ‘afzetting’.
Artikel 73 Dit artikel betreft een wijziging aan artikel 138 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 142 van het Gemeentedecreet. Het Provinciedecreet bepaalt dat de behandelingstermijn voor de Beroepscommissie voor tuchtzaken ingaat bij de ontvangst van het tuchtdossier. Omdat de betrokkene niet exact weet wanneer het bestuur het opgevraagde tuchtdossier verstuurt naar de Beroepscommissie, wordt nu de bijkomende verplichting opgelegd dat de Beroepscommissie voor tuchtzaken aan de tuchtoverheid en de indiener van het beroep de datum moet meedelen waarop zij het tuchtdossier heeft ontvangen. Deze bepaling kan het betrokken personeelslid van nut zijn om te bepalen wanneer hij, wegens stilzitten van het bestuur of van de Beroepscommissie voor tuchtzaken, beroep kan doen op de Raad van State om het stilzitten van de betrokken
23
overheid of overheden te doen ophouden. Artikel 14, §3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt dat, wanneer een administratieve overheid verplicht is een beslissing te nemen en er bij het verstrijken van een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de haar daartoe betekende aanmaning door een betrokkene, geen beslissing is getroffen, het stilzwijgen van de overheid geacht wordt een afwijzende beslissing te zijn waartegen beroep kan worden ingesteld. Om niet voortijdig de Beroepscommissie voor tuchtzaken in gebreke te stellen is het voor de betrokkene van belang dat hij weet wanneer de termijn van behandeling door deze Beroepscommissie is beginnen lopen.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1 Artikel 76
Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 143 van het Provinciedecreet: – punt 1° maakt het, naar analogie van artikel 147, §1, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mogelijk dat de aanpassing van het meerjarenplan niet langer per se in de loop van het vierde kwartaal dient te gebeuren. De provincies krijgen zo meer operationele vrijheid wat de werkzaamheden inzake de planningsdocumenten betreft; – punt 2° bevat een taalkundige wijziging die naar analogie van artikel 147, §1, van het Gemeentedecreet is doorgevoerd;
HOOFDSTUK III Wijzigingen aan titel IV van het Provinciedecreet
Artikel 74 Dit artikel brengt een taalkundige wijziging aan in artikel 141 van het Provinciedecreet, analoog aan artikel 145 van het Gemeentedecreet.
Artikel 75 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 142 van het Provinciedecreet: – punt 1°: alle leden van het artikel worden gewijzigd in paragrafen; – punt 2° bevat een taalkundige wijziging die naar analogie van artikel 146, §1, van het Gemeentedecreet is doorgevoerd; – punten 3° en 4° brengen het meerjarenplan in overeenstemming met het huidige voorstel van het Planlastendecreet, dat stelt dat de beleidscyclus start in het tweede jaar volgend op de provincieraadsraadsverkiezingen en afloopt op het einde van het jaar na de daaropvolgende verkiezingen. Punt 4° regelt, naar analogie van artikel 146, §1, van het Gemeentedecreet, tevens de wijze van stemmen van het meerjarenplan door de provincieraad. Voorheen was dit niet geregeld.
– punt 3° herneemt artikel 147, §1, tweede en derde lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. Het tweede lid is in overeenstemming gebracht met het nieuwe tweede lid van §1 van artikel 142 van het Provinciedecreet. Het tweede lid bepaalt dat voor het laatste financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode, met name het jaar na de volgende provincieraadsverkiezingen, het actualiseren van het meerjarenplan facultatief wordt gemaakt. Het aanpassen is immers weinig zinvol daar de (vernieuwde) provincieraad in het betreffende jaar toch een nieuw meerjarenplan moet vastleggen voor de bestuursperiode. De aanpassing van het meerjarenplan is dus facultatief bij de vaststelling van het budget voor het eerste volledige financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode waarvoor de nieuwe provincieraad is verkozen. Het derde lid is tevens in overeenstemming gebracht met het nieuwe tweede lid van §1, artikel 142 van het Provinciedecreet. Uit het derde lid vloeit voort dat de provincie er zorg voor dient te dragen dat zowel de strategische, als dat noodzakelijk is, als de financiële nota jaarlijks worden bijgestuurd zodat zij voldoen aan de inhoudelijke voorwaarden omschreven in artikel 142 van het Provinciedecreet voor het resterende gedeelte van de zesjaarlijkse periode waarop het meerjarenplan betrekking heeft. Voor de financiële nota wordt vanaf het voorlaatste boekjaar van deze zesjaarlijkse periode bepaald dat de jaarlijkse aanpassing ook een actualisering inhoudt voor de drie volgende financiële boekjaren. Aldus moet de financiële nota vanaf die aanpassing een financiële planning voor minstens twee boekjaren van de
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
24
volgende zesjaarlijkse periode weergeven. Een en ander doet uiteraard geen afbreuk aan de beleidsvrijheid van de nieuwe provincieraad voor die volgende zesjaarlijkse periode. Tevens is toegevoegd dat de regels over de manier van stemmen die gelden voor het meerjarenplan zelf, ook gelden voor de aanpassing van het meerjarenplan.
van de provincie, overeenkomstig de geldende bepalingen. Tevens zijn er, naar analogie van artikel 151 van het Gemeentedecreet, enkele taalkundige wijzigingen (punten 2° en 3°) doorgevoerd in artikel 147 van het Provinciedecreet.
Artikel 77
Artikel 80
Dit artikel brengt, naar analogie van artikel 148 van het Gemeentedecreet, enkele taalkundige wijzigingen aan in artikel 144 van het Provinciedecreet.
In dit artikel worden de twee leden vervangen door paragrafen. Dit artikel brengt, naar analogie van artikel 154, §2, van het Gemeentedecreet, volgende wijzigingen aan in artikel 150 van het Provinciedecreet.
Artikel 78
Het nieuwe tweede lid van de nieuwe §2 impliceert dat voor de budgetwijzigingen de gewone termijnen van toepassing zijn. Aangezien de leden van de provincieraad voor de budgetwijzigingen in beginsel niet zo veel voorbereidingstijd nodig hebben, werd het immers niet wenselijk geacht de termijn van veertien dagen waarvan sprake in artikel 144 van het Provinciedecreet te hernemen;
Dit artikel brengt, naar analogie van artikel 150 van het Gemeentedecreet, een taalkundige wijziging aan in artikel 146 van het Provinciedecreet.
Artikel 79 Dit artikel (punten 1° en 4°) brengt, naar analogie van artikel 151, §2, van het Gemeentedecreet, de omschrijving van het begrip exploitatiebudget in lijn met de omschrijvingen van respectievelijk het liquiditeitenbudget en het investeringsbudget in artikel 147 van het Provinciedecreet.
Het nieuwe derde lid van §2 specificeert dat de regels over de manier van stemmen die gelden voor het budget, ook gelden voor een budgetwijziging.
De kosten ingevolge de vaststaande schulden van de provincie en regelmatig aangegane verbintenissen, alsmede de kosten die ingevolge de schulden die het moet vereffenen ten gevolge van tegen haar uitgesproken rechterlijke veroordelingen voor zover die nog niet werden opgenomen in een vorig financieel boekjaar, worden in ieder geval in het exploitatiebudget opgenomen.
Dit artikel brengt, naar analogie van artikel 155 van het Gemeentedecreet, een wijziging aan in artikel 151 van het Provinciedecreet. Deze wijziging specificeert dat de Vlaamse Regering definieert wat interne kredietaanpassingen zijn. Binnen deze definitie bepaalt de Vlaamse Regering de voorwaarden waarbinnen de deputatie over de interne kredietaanpassingen beslist.
De expliciete verwijzing naar de kosten en uitgaven die op basis van andere regelgeving ten laste van de provincie worden gelegd, wordt uit de tekst weggelaten. Aan de financieringsverplichtingen zelf wordt evenwel niet geraakt. De uitgaven en kosten met betrekking tot de kathedrale en orthodoxe kerkfabrieken, de islamitische gemeenschappen, de huisvesting van de bedienaren van die erediensten en de instellingen voor niet-confessionele morele dienstverlening moeten dus nog steeds opgenomen worden in het budget
Artikel 81
Artikel 82 Dit artikel voegt toe dat, naast de personeelsleden en de leden van de deputatie, ook de provincieraadsleden die in strijd met het eerste lid van artikel 152 van het Provinciedecreet verbintenissen aangaan, persoonlijk verantwoordelijk zijn. Artikel 152 van het Provinciedecreet dient samen gelezen te worden met artikelen 154 en 156. Daarom dient in artikel 152 het budget te worden begrepen als het beheersbudget, zijnde het budget van de budgethouder. De pro-
25
vincieraad is budgethouder voor de hem toegewezen bevoegdheden.
Artikel 83 Dit artikel brengt, naar analogie van artikel 157 van het Gemeentedecreet, volgende wijzigingen aan in artikel 153 van het Provinciedecreet: – punten 1° tot en met 3° zijn taalkundige wijzigingen; – punt 4° specificeert wat de bevoegdheid om over de uitgaven te beslissen inhoudt. Onder ‘over de uitgaven te beslissen’ worden, in het geval het een overheidsopdracht betreft, alle aspecten van de bevoegdheden inzake overheidsopdrachten geacht te zijn vervat: het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, het vaststellen van de wijze van gunning van overheidsopdrachten, het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten. Een en ander doet geen afbreuk aan de regels vervat in de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, die inzake overheidsopdrachten van toepassing is, en meer bepaald artikel 17, §2, 1°, c). Dit laatste bepaalt dat er bij onderhandelingsprocedure kan gehandeld worden zonder naleving van bekendmakingsregels bij de aanvang van de procedure doch, indien mogelijk, na raadpleging van meerdere aannemers, leveranciers of dienstenverleners wanneer, in het geval van een overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, voor zover strikt noodzakelijk, het dringend karakter voortvloeiend uit niet te voorziene gebeurtenissen niet toelaat de bij de andere procedures gestelde termijnen na te leven.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
aangelegenheden van dagelijks bestuur (gedelegeerd door de deputatie aan hem/haar) met betrekking tot bepaalde budgetten te delegeren aan andere personeelsleden. Voorheen was dit enkel mogelijk voor bepaalde budgetten betreffende activiteitencentra. Onder dagelijks bestuur kan er worden verstaan die beheersdaden die geboekt worden op het exploitatiebudget of die in normale omstandigheden het lokaal bestuur niet voor meer dan een jaar binden. De gewone leveringen en diensten die voldoen aan bovenvermelde voorwaarde vallen dus onder dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan tot slot ook investeringen omvatten voor zover deze binnen hetzelfde boekjaar gerealiseerd of geleverd worden in normale omstandigheden. Grote investeringsprojecten behoren, zelfs als ze binnen het jaar gerealiseerd worden, niet tot het dagelijks bestuur. Daden van beschikking i.v.m. onroerende goederen behoren niet tot het dagelijks bestuur. De aandacht kan eveneens gevestigd worden op het feit dat er naast het gedelegeerd budgethouderschap er ook een wettelijk budgethouderschap bestaat. Voorbeelden hiervan zijn: aanstellen en ontslaan van personeel, dagelijks personeelsbeheer, in rechte treden, voorbehouden bevoegdheden van de provincieraad die besteding van kredieten veronderstellen (aankoop van onroerend goed, aangaan van een dading) enzovoort. Er hoeft niet uitdrukkelijk bepaald te zijn dat men wettelijk budgethouder is. Het is dus niet zo dat bij ontstentenis van een uitdrukkelijke decretale bepaling die bijvoorbeeld een gedelegeerde aanstellings- en ontslagbevoegdheid van de provinciegriffier koppelt aan het budgethouderschap dat er in voorkomend geval nog een afzonderlijke toekenning van budgethouderschap door de deputatie nodig is aan de provinciegriffier in overeenstemming met artikel 155. Er moet aldus geen uitdrukkelijke decretale bepaling stellen dat men budgethouder is om wettelijk budgethouder te zijn.
Artikel 84 Artikel 85 Dit artikel brengt, naar analogie van artikel 159 van het Gemeentedecreet, volgende wijzigingen aan in artikel 155 van het Provinciedecreet: – punten 1° en 3° bevatten een taalkundige wijziging; – punt 2° verleent de provinciegriffier nu de bevoegdheid om het budgethouderschap voor
Dit artikel brengt naar analogie van artikel 160 van het Gemeentedecreet, volgende wijzigingen aan in artikel 156 van het Provinciedecreet: – punt 1° heeft tot doel om de artikelen over de bevoegdheden van de provincieraad (artikel 43 van het Provinciedecreet) en van de deputatie (artikelen 57 en 58 van het Provinciedecreet) enerzijds
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
26
en die over het budgethouderschap en de eraan verbonden delegatiemogelijkheden (artikel 154 en volgende van het Provinciedecreet) wat meer op elkaar af te stemmen. Op basis van artikel 43, §2, en artikel 58 worden bepaalde bevoegdheden uitsluitend voorbehouden aan respectievelijk de provincieraad en de deputatie. Deze bevoegdheden kunnen bijgevolg ook niet in het kader van budgethouderschap verder gedelegeerd worden. Deze bevoegdheidsbeperking geldt ook voor de budgethouders van de provinciale intern verzelfstandigde agentschappen (artikel 218 van het Provinciedecreet). Onder ‘voert de opdracht uit’ moet het voeren van de procedure worden begrepen. Aldus worden de drie aspecten vermeld in artikel 57, §3, 4°, van het Provinciedecreet bedoeld in dit artikel. In het Provinciedecreet is artikel 75, laatste lid, van de Provinciewet (PW) betreffende de bevoegdheid over meerwerken niet hernomen. Dit artikel stelde dat de bestendige deputatie aan de overeenkomsten inzake overheidsopdrachten wijzigingen kon aanbrengen die het bij de uitvoering nodig acht, in zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 10% voortvloeien. Dit betekent niet dat de provincieraad voortaan alle wijzigingen zelf moet goedkeuren. De wijzigingen ten gevolge meerwerken slaan immers op de fase van de uitvoering. De bevoegdheid tot het voeren van de procedure, de gunning en de uitvoering van de opdracht komt toe aan de deputatie (artikel 57, §3, 4°, van het Provinciedecreet), aan de provinciegriffier (artikel 58, tweede lid, van het Provinciedecreet) of aan de budgethouder (artikel 156 van het Provinciedecreet), naargelang het geval. De bovenstaande bepalingen moet men echter samen lezen met de wetgeving op de overheidsopdrachten. Volgens artikel 7 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 (Belgisch Staatsblad van 18 oktober 1996) kan het bestuur een overheidsopdracht wijzigen zolang men het voorwerp van de opdracht niet wijzigt. Nochtans zegt artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit dat van de essentiële bepalingen en voorwaarden niet kan worden afgeweken dan bij een gemotiveerde beslissing van de aanbestedende overheid. Dit wil zeggen dat dergelijke wijzigingen enkel kunnen worden goedgekeurd door het bestuursorgaan dat het bestek en de voorwaarden heeft vastgesteld. Toegepast op de bevoegdheidsverdeling zoals vastgelegd in het Provinciedecreet, betekent dit dat derge-
lijke essentiële wijzigingen en voorwaarden moeten goedgekeurd worden door de provincieraad indien de raad de voorwaarden van het bestek heeft vastgelegd, en door de provinciegriffier of een andere budgethouder indien zij het bestek hebben vastgesteld. Indien de opdracht nominatief in het budget is opgenomen en de provincieraad tevens de wijze van gunnen en de voorwaarden van de opdracht heeft vastgesteld dan moeten deze voorwaarden als essentiële bepalingen worden begrepen. Wijzigingen hieraan kunnen dan enkel met een beslissing van de provincieraad. Administratieve en technische bepalingen die enkel slaan op de uitvoering van de opdracht, kunnen steeds door het orgaan of het personeelslid worden goedgekeurd die met de uitvoering van de opdracht belast is, onafhankelijk of het bestek door de raad dan wel door de deputatie of een andere budgethouder werd vastgesteld. Het aantal zakken cement dat men bijvoorbeeld nodig heeft, zal als een vermoedelijke hoeveelheid in het bestek zijn opgenomen en is bijgevolg geen essentiële bepaling. Als de wijziging echter een verhoging van de uitgaven van de opdracht met zich mee brengt, waardoor de budgetten zouden worden overschreden, dan moeten de budgetten eerst aangepast worden via een budgetwijziging door de provincieraad of via een interne kredietaanpassing door de deputatie; – punt 2° zorgt ervoor dat een opdracht van aanneming van werken, leveringen of diensten bij de raadpleging van mededinging niet moet stop gezet worden wegens onvoldoende krediet. De provincieraad of de deputatie, afhankelijk van wie bevoegd is,moet dit wel bij het vaststellen van de voorwaarden en de wijze van gunnen van de opdracht, bepaald hebben. Als voorwaarde voor het gunnen van de opdracht is gesteld dat de deputatie de noodzakelijke verhoging van het betrokken krediet ter goedkeuring voorlegt aan de provincieraad bij de eerstvolgende budgetwijziging. Er dient opgemerkt te worden dat deze budgetwijziging wel moet gebeuren in het lopende financiële boekjaar en dat dit niet meer kan in het volgende financiële boekjaar. Voor een goed begrip wordt verduidelijkt dat het visum van de financieel beheerder slechts vereist is uiterlijk voor het aangetekend op de hoogte brengen van de gunning; – punt 3° betreft een verduidelijking. De vroegere formulering kon de indruk wekken dat de inko-
27
mende kasstromen ook aan het voorafgaand visum onderworpen waren, wat niet de bedoeling van de decreetgever was; – punt 4° betreft een aangepaste verwijzing; – punt 5° herneemt artikel 160, §3, derde en vierde lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. Het derde lid impliceert dat de provincieraad, na advies van de financieel beheerder, bepaalt voor welke dossiers het voorafgaand visum van de financieel beheerder alleszins noodzakelijk is. Hij of zij die budgethouderschap delegeert kan echter in de delegatie bepalen dat de beslissingen van de budgethouder slechts rechtsgeldig zijn als ze het voorwerp hebben uitgemaakt van een voorafgaand positief visum van de financieel beheerder. Het is een vorm van beperking van de delegatie. Het budgethouderschap bevindt zich immers over een zekere lengte op het continuüm van verzelfstandiging. De provincieraad kan nu ook, op eensluidend voorstel van de financieel beheerder, de onderzoeksactiviteiten in het kader van het voorafgaand visum delegeren aan een of meer personeelsleden, die werken onder de verantwoordelijkheid van de financieel beheerder. Er moet hierbij uiteraard aandacht worden besteed aan de functiescheiding. Deze delegatie is zeer interessant voor de provincies gezien de uitgestrektheid van hun grondgebied en de omvang van hun activiteiten. Het vierde lid stelt dat elke budgethouder, in die gevallen waar een voorafgaand visum niet is verplicht, toch een dossier aan de financieel beheerder kan voorleggen voor visum vooraleer een verbintenis wordt aangegaan. Het betreft hier een mogelijkheid voor de budgethouder om, in bepaalde specifieke of uitzonderlijke dossiers, de zekerheid te bekomen over de wettigheid van een dossier. Voor het geval de provincieraad of de deputatie de betrokken budgethouder is, werd die mogelijkheid tot facultatieve voorlegging voor visum aan de financieel beheerder ook toegekend aan de individuele leden van de provincieraad of de deputatie als het stemgedrag niet wordt genotuleerd, aangezien het optreden van de provincieraad of de deputatie als budgethouder ook de aansprakelijkheid van de leden in het gedrang kan brengen. Deze mogelijkheid kan helemaal niet de bedoeling hebben de budgethouders te deresponsabiliseren of de gewenste soepele beheersuitvoering te belemmeren. Het mag niet zo zijn dat zij elke beslissing aan de financieel beheerder voorleggen om alzo hun verantwoordelijkheid te minimaliseren;
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
– punt 6° herneemt artikel 160, §4, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. Het budgethouderschap houdt de verantwoordelijkheid in om voor het beheersterrein dat hem is toevertrouwd er voor te zorgen dat alle prestaties, activiteiten of gebeurtenissen die recht geven op een te ontvangen bedrag dat betrekking heeft op het hem toevertrouwde budget, gefactureerd worden.
Artikel 86 Dit artikel past artikel 157 van het Provinciedecreet aan naar analogie van artikel 161, eerste lid, van het Gemeentedecreet. De deputatie wordt thans de mogelijkheid geboden om het visum te verlenen dat geweigerd werd door de financieel beheerder wanneer er geen of onvoldoende kredieten zijn. Het doel hiervan is om onvoorziene opportuniteiten te kunnen opvangen.
Artikel 87 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 158 van het Provinciedecreet: – punt 1° bevat een taalkundige wijziging die naar analogie van artikel 162 van het Gemeentedecreet is doorgevoerd; – punt 2° is naar analogie van artikel 162, §1, tweede lid, van het Gemeentedecreet aangepast. Artikel 158, §1, van het Provinciedecreet heeft immers betrekking op de terbeschikkingstelling van een provisie voor kleine uitgaven van dagelijks beheer die niet via een kas, vermeld in artikel 159, verlopen. Het betreft hier dus niet het globale kasbeheer van de provincie. Het is bijgevolg verwarrend om in deze context van een kasprovisie te spreken. De term geringe exploitatie-uitgaven moet beperkt geïnterpreteerd worden. Een voorbeeld van dergelijke uitgaven is de vergoeding die moet betaald worden bij de automobielinspectie; – punt 3° brengt het derde lid van §3 in overeenstemming met artikel 158, §3, eerste lid, van het Provinciedecreet.
Artikel 88 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 159 van het Provinciedecreet:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
28
– punt 1° bevat een taalkundige wijziging die naar analogie van artikel 163 van het Gemeentedecreet is doorgevoerd; – punt 2° herneemt artikel 163, §1, tweede lid, laatste zin, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. Het is een verduidelijking ten opzichte van de vroegere bepaling omdat geëxpliciteerd wordt dat betalingen naar de rekeningen in het kader van artikel 158 van het Provinciedecreet niet onder het thesauriebeheer vallen; – punt 3° niettegenstaande een personeelslid aangeduid door de deputatie instaat voor de kasverrichtingen is het de financieel beheerder die kwijting verleent. Dat is een logisch gevolg van zijn verantwoordelijkheid inzake het debiteurenbeheer. De rekenplichtige zal via een kwitantie bevestigen dat hij de bedragen aan de kas ontvangen heeft. De rekenplichtige kan echter niet in de plaats van de financieel beheerder beslissen om kwijting te geven. Hij zal wel melding moeten maken van de wil van de debiteur en zal in de mate van het mogelijke aan de financieel beheerder aangeven welke vordering bij de betaling betrokken is; – punt 4° verschilt van de regeling zoals die werd opgenomen in artikel 100, §3, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis.
dichtbij kan opvolgen. Betrokkene is, anders dan bij gemeenten en OCMW’s, onderworpen aan de jurisdictionele bevoegdheid van het Rekenhof. Het valt vanuit billijkheidsoverwegingen immers moeilijk te rijmen dat een ambtenaar die zijn standplaats heeft in de provinciehoofdplaats persoonlijk verantwoordelijk zou zijn voor kastekorten in ver afgelegen, complexe kostenplaatsen. Indien de provinciegriffier geen gebruik wenst te maken van artikel 158 van het Provinciedecreet zal de betaling van geringe exploitatie-uitgaven en de inning van geringe dagontvangsten ook via de kas, als vermeld in artikel 159 van het Provinciedecreet gebeuren. In die zin is artikel 158 van het Provinciedecreet slechts een mogelijkheid en geen verplichting; – punt 5°: de controle op de wettelijkheid en de regelmatigheid, voor betalingen via de kas door de rekenplichtige, gebeurt nu conform de girale betalingen; – punt 6° brengt artikel 159, §2, eerste lid, van het Provinciedecreet in overeenstemming met het laatste lid van artikel 159, §1, van het Provinciedecreet; – punt 7° herneemt artikel 163, §3, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. Met de toevoeging van deze paragraaf worden ambtshalve uitgaven geregeld.
Provincies beschikken over een uitgestrekt grondgebied en zijn actief op zeer diverse terreinen. Denken we bijvoorbeeld aan de provinciale recreatiedomeinen die zich soms op aanzienlijke afstand van de provinciehoofdplaats bevinden. Die zijn zeven dagen op zeven open, zeker ook in vakantieperiodes. Dit vereist een zekere autonomie, o.m. inzake het financieel beheer. In het verleden bood de provinciewet een aantal mogelijkheden, zonder dat men zijn heil moest zoeken in een of andere verzelfstandigingsvorm. De provinciewet voorzag bijzondere ontvangers, geregeld in artikel 114, eerste lid, van de PW (bijkomend ook bijzondere ontvangers voor de intendantierekeningen in vnl. het provinciaal onderwijs) en buitengewone rekenplichtigen, geregeld door artikel 112 van de PW.
In artikel 161 van het Provinciedecreet wordt de frequentie waarop de financiële rapportering moet plaatsvinden in overeenstemming gebracht met artikel 165 van het Gemeentedecreet. Om de overvloed van papier maximaal te beperken, werd ervoor gekozen decretaal op te leggen dat deze vorm van rapportering minimaal jaarlijks moet gebeuren.
Door de opheffing van deze artikelen van de PW stelt zich een probleem. Het kasbeheer in een dergelijk domein, evenals in andere provinciale kostenplaatsen, is vaak een complex gegeven, waarbij er op diverse locaties contant geld wordt ontvangen. Verschillende personeelsleden zijn hierbij betrokken, zowel statutairen als contractuelen, zelfs jobstudenten. Dit veronderstelt de aanwezigheid van een rekenplichtige voor het chartaal kasbeheer ter plaatse, die de zaken van
Artikel 91
Artikel 89
Artikel 90 De frequentie waarop de in artikel 162 van het Provinciedecreet opgenomen financiële rapportering moet plaatsvinden, wordt aangepast analoog aan artikel 166 van het Gemeentedecreet.
In artikel 163 van het Provinciedecreet wordt de frequentie waarop de financiële rapportering moet plaatsvinden in overeenstemming met artikel 167 van
29
het Gemeentedecreet gebracht. Om de overvloed van papier maximaal te beperken, werd ervoor gekozen decretaal op te leggen dat deze vorm van rapportering minimaal jaarlijks moet gebeuren.
Artikel 92 De frequentie waarop de in artikel 164 van het Provinciedecreet opgenomen financiële rapportering moet plaatsvinden, wordt gewijzigd naar minimum eenmaal per jaar. Dit is conform met het Gemeentedecreet.
Artikel 93 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 165 van het Provinciedecreet: – punten 1°, 2°, 3° en 4° brengen §1, §2 en §3 van artikel 165 van het Provinciedecreet in overeenstemming met het aangepaste artikel 159 van het Provinciedecreet; – punt 5° herneemt artikel 169, §1, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis; – punten 6° en 8° brengen artikel 165, §5, derde en vierde lid, van het Provinciedecreet in overeenstemming met aangepaste artikel 159 van het Provinciedecreet; – punten 7° en 10°: het is enkel in geval van tekort te wijten aan een onregelmatigheid dat er een aanvullend rapport van de verificatie wordt opgesteld. Met onregelmatigheden wordt bedoeld dat er aanwijzingen zijn dat de kassa niet beheerd is als een goede huisvader. Het openlaten van de kluis, het slordig omspringen met de ontvangstbewijzen, het onvoldoende controleren van de kassa zijn hiervan enkele niet limitatieve voorbeelden; – punt 9° herneemt artikel 169, §2, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. De kascontrole ingeval van diefstal of verlies wordt uitgevoerd door een personeelslid aangeduid door de provincieraad. De Vlaamse Regering beslist omtrent de verantwoordelijkheden voor tijdens de kascontrole vastgestelde onregelmatigheden. De provincieraad behoudt ter zake wel een belangrijke beoordelingsbevoegdheid;
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
– punt 11° brengt artikel 165, §8, eerste lid, van het Provinciedecreet in overeenstemming met artikel 169 van het Gemeentedecreet; – punt 12° bevat een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 169 van het Gemeentedecreet. Tevens wordt artikel 165, §8, tweede lid, van het Provinciedecreet in overeenstemming gebracht met het aangepaste artikel 159 van het Provinciedecreet; – punt 13° bevat een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 169 van het Gemeentedecreet; – punt 14° bevat een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 169 van het Gemeentedecreet. Tevens wordt artikel 165, §9, in overeenstemming gebracht met het aangepaste artikel 159 van het Provinciedecreet.
Artikel 94 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 166 van het Provinciedecreet: – punt 1° bevat een taalkundige wijziging analoog aan artikel 170 van het Gemeentedecreet; – punten 2°, 3° en 4° bevatten een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 170 van het Gemeentedecreet; – punt 5° herneemt artikel 170, §4, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis; – punt 6° bevat een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 170 van het Gemeentedecreet; – punt 7° herneemt artikel 170, §6, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis; – punt 8° herneemt artikel 170, §7, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis.
Artikel 95 Dit artikel brengt artikel 168 van het Provinciedecreet mutatis mutandis in overeenstemming met artikel 172, §2, van het Gemeentedecreet.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
30
Artikel 96 Dit artikel brengt een aantal taalkundige wijzigingen aan in artikel 169 van het Provinciedecreet analoog aan artikel 173 van het Gemeentedecreet.
Artikel 97 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 171 van het Provinciedecreet:
Verkiezingsbetwistingen tegen de beslissingen van de Vlaamse Regering; – punten 9° en 10° bevatten een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 175 van het Gemeentedecreet.
Artikel 98 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 172 van het Provinciedecreet:
– punt 1° brengt artikel 171, §1, van het Provinciedecreet in overeenstemming met het aangepaste artikel 159 van het Provinciedecreet;
– punt 1° herneemt artikel 176, §1, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis;
– punt 2° bevat een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 175 van het Gemeentedecreet;
– punten 2°en 6° bevatten een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 176 van het Gemeentedecreet;
– punt 3° herneemt artikel 175, §1, tweede lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis;
– punten 3° en 4° hernemen artikel 176, §1, eerste lid, en artikel 176, §3, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis;
– punt 4° herneemt artikel 175, §2, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. In dit lid wordt verwezen naar het rapport van de externe auditcommissie, zoals vermeld in artikel 171, §4, van het Provinciedecreet. De externe auditcommissie dient dit rapport enkel op te maken in het geval zij of de provincieraad van mening zijn dat een bepaalde persoon of bepaalde personen aansprakelijk zijn. Dit rapport dient onderscheiden te worden van het verslag, vermeld in artikel 168, §2, van het Provinciedecreet. In dit verslag rapporteert de externe auditcommissie over haar bevindingen naar aanleiding van haar controle van het ontwerp van de jaarrekening;
– punt 5° herneemt artikel 176, §3, tweede lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis; – punt 7° herneemt artikel 177, §5, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis.
Artikel 99 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 173 van het Provinciedecreet: – punt 1° herneemt artikel 177, §1, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis;
– punt 5° brengt artikel 171, §5, tweede lid, van het Provinciedecreet in overeenstemming met artikel 159 van het Provinciedecreet;
– punten 2°en 7° bevatten een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 177 van het Gemeentedecreet;
– punten 6° en 7° bevatten een aantal taalkundige wijzigingen analoog aan artikel 175 van het Gemeentedecreet;
– punten 3° en 4° hernemen artikel 177, §1, eerste lid, en artikel 177, §3, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis;
– punt 8° herneemt artikel 175, §5, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis waardoor ook degenen die aansprakelijk worden gesteld, degenen aan wie kwijting is geweigerd en de provincie beroep kunnen instellen bij de Raad voor
– punt 5° herneemt artikel 177, §3, eerste lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis; – punt 6° herneemt artikel 177, §3, tweede lid, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis.
31
Artikel 100 Door de wijzigingen in artikel 174 van het Provinciedecreet wordt artikel 178 van het Gemeentedecreet mutatis mutandis hernomen. Hierdoor dient het verslag van de externe auditcommissie niet alleen aan de provincieraad, maar ook aan de toezichthoudende overheid voorgelegd te worden.
HOOFDSTUK IV Wijzigingen aan titel V van het Provinciedecreet
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
dient de financieel beheerder kwijting te geven en het is wenselijk dat de financieel beheerder niet de provincie moet rondreizen om allerhande ondertekeningen te verrichten. Onder “beslissingen (…) als ze specifiek betrekking hebben op de aan hem toevertrouwde taken” dient ook de kwijting begrepen te worden aangezien de kwijting een beslissing betreft en deze beslissing specifiek betrekking heeft op een aan de financieel beheerder toevertrouwde taak. Ook beslissingen, akten en brieven van de personeelsleden belast met het budgethouderschap vallen onder deze algemene regeling, in zoverre ze enkel betrekking hebben op hun budgethouderschap.
Artikel 101 Door de wijziging in artikel 177 van het Provinciedecreet wordt, naast het geval van de geheime stemming, nu ook voorzien dat bij beslissing genomen met unanimiteit het niet noodzakelijk is dat de notulen vermelden hoe elk lid gestemd heeft. Door deze wijzigingen werd het artikel aangepast conform artikel 181 van het Gemeentedecreet.
Artikel 102 Dit artikel bevat een wijziging aan artikel 178 van het Provinciedecreet. Hierdoor wordt het artikel in overeenstemming gebracht met artikel 182 van het Gemeentedecreet. De in §3 ontworpen regeling bepaalt dat het personeelslid aan wie een bevoegdheid werd gedelegeerd, automatisch de bijhorende ondertekeningsbevoegdheid wordt verleend. Evenwel wordt gesteld ‘toevertrouwd’ om ook de bevoegdheden te vatten die zij door of krachtens de wet of het decreet hebben. Op deze wijze wordt vermeden dat bepaalde besturen vergeten de ondertekeningsbevoegdheid toe te kennen aan deze personeelsleden en zo een soepele werking belemmerd wordt. Het spreekt voor zich dat er in dergelijke gevallen steeds en van rechtswege een ondertekeningsbevoegdheid moet bestaan in hoofde van het betrokken personeelslid. Er wordt verder bepaald dat de financieel beheerder zijn ondertekeningsbevoegdheid kan delegeren en dit wegens de uitgestrektheid van de provincie. Bijvoorbeeld voor het ondertekenen van authentieke akten
Deze wijzigingen werden ook doorgevoerd ingevolge de rechtspraak inzake de fiscale dwangbevelen, dewelke stelt dat deze dwangbevelen nietig zijn als ze niet ondertekend werden door de financieel beheerder. Voor de niet-fiscale dwangbevelen, die een uitvoerbare titel vormen, is de handtekening dus des te meer gewenst nodig om met zekerheid de eventuele aansprakelijkheid te kunnen vaststellen. De mogelijkheid van de voorzitter van de provincieraad om zijn ondertekeningsbevoegdheid op te dragen wordt verruimd. Blijft nog één uitzondering, nl. de bevoegdheid met betrekking tot de ondertekening van de notulen. Een analoge opdracht van bevoegdheid wordt ook mogelijk gemaakt voor de provinciegriffier.
Artikel 103 Dit artikel betreft een wijziging aan artikel 183 van het Provinciedecreet. Hierdoor wordt het artikel conform artikel 189 van het Gemeentedecreet gemaakt. De briefwisseling wordt geacht te zijn gericht aan de deputatie. Het lijkt immers wenselijk dat mogelijk verkeerd gerichte briefwisseling niet beschouwd wordt als niet bestaand, bijvoorbeeld in het kader van een mogelijke gerechtelijke procedure. Het is anderzijds aanbevelenswaardig dat de provincie het adres van zijn zetel duidelijk vermeldt op de website van het bestuur. Daarnaast getuigt het van hoffelijkheid dat steeds het adres van de zetel wordt vermeld op de uitgaande briefwisseling, dus ook deze die verstuurd wordt met de elektronische post. Voor wat betreft de briefwisseling is dat overigens een verplich-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
32
ting overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. Met briefwisseling wordt bedoeld een e-mail, een fax, maar bijvoorbeeld geen reclame, een sms of spam.
niet meer in de termijn begrepen worden en kan men tot uiterlijk de vijfde dag voor de vergadering punten toevoegen. Dit betekent dat de provincieraadsleden dan over vier volle dagen beschikken. Voorbeeld 2:
Artikel 104 In artikel 184 van het Provinciedecreet worden door de wijziging de decretale feestdagen toegevoegd. Door de wijziging wordt het Provinciedecreet in overeenstemming gebracht met artikel 190 van het Gemeentedecreet. Wat betreft punt 2° is het aangewezen om in het tweede lid, naar analogie van het OCMW- en Gemeentedecreet, ‘niet’ toe te voegen, wat betekent dat het gaat om vrije dagen. Merk wel op dat huidige termijnen van het Provinciedecreet dan eigenlijk met een dag worden verlengd. Deze wijziging kan best geïllustreerd worden aan de hand van enkele concrete voorbeelden. Voorbeeld 1: Artikel 22 van het Provinciedecreet bepaalt dat provincieraadsleden uiterlijk vijf dagen voor de vergadering punten aan de agenda kunnen toevoegen. Voor de berekening van die termijn moet artikel 184 van het Provinciedecreet toegepast worden. Met betrekking tot de indiening van een agendapunt voor de vergadering van de provincieraad is er geen specifieke akte of gebeurtenis die de termijn doet ingaan. In dat geval wordt de termijn berekend door terug te tellen vanaf de gebeurtenis die de termijn doet eindigen. Dit is in het voorliggend geval de dag van de provincieraadszitting. De toepassing van artikel 184, tweede lid, van het Provinciedecreet voor de berekening van die termijn van vijf dagen betekent in de huidige stand van de wetgeving bijgevolg dat provincieraadsleden uiterlijk de vierde dag voor de dag van de vergadering hun agendapunt moeten indienen, zodat ze uiteindelijk slechts over drie volle dagen beschikken, vermits de dag die de gebeurtenis doet eindigen, in casu de dag van de zitting, in de termijn begrepen wordt en men dus vanaf die dag moet beginnen terugtellen om te komen tot de vijfde dag daaraan voorafgaand. Door de wijziging aan artikel 184, tweede lid, van het Provinciedecreet zal de dag van de vergadering
Artikel 23 van het Provinciedecreet voorziet dat plaats, dag, tijdstip en agenda uiterlijk acht dagen voor de vergadering voor de vergadering openbaar moet gemaakt worden op het provinciehuis. De termijn wordt berekend overeenkomstig artikel 184, tweede lid, van het Provinciedecreet. De wetgever wil hier voorzien in zeven vrije dagen. Stel bijvoorbeeld dat er een vergadering gepland is op een donderdag. Volgens de vroegere regeling opgenomen in artikel 184, tweede lid, van het Provinciedecreet moeten de voormelde elementen uiterlijk op donderdag van de week ervoor openbaar gemaakt worden. Hierdoor werd er slechts voorzien in zes vrije dagen. Volgens de nieuwe regeling, opgenomen in artikel 184, tweede lid, van het Provinciedecreet, moeten de voormelde elementen uiterlijk op woensdag van de week ervoor openbaar gemaakt worden. Hierdoor wordt dan wel voorzien in zeven vrije dagen die de wetgever vooropgesteld heeft.
HOOFDSTUK V Wijzigingen aan titel VI van het Provinciedecreet
Artikel 105 Dit artikel beoogt wijzigingen aan artikel 191 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 198 van het Gemeentedecreet. De lijst opgenomen in §2 is limitatief. De besturen kunnen dus niet op een andere wijze de ombudsdienst organiseren.
Artikel 106 Artikel 193ter van het Provinciedecreet wordt inhoudelijk in overeenstemming gebracht met artikel 200ter van het Gemeentedecreet.
33
Artikel 107
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
aangegeven dat beroep mogelijk is bij de Raad van State.
Dit artikel beoogt een wijziging van de benaming van het hoofdstuk III onder titel VI. HOOFDSTUK VI Artikel 108 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 194 van het Provinciedecreet. Door deze wijziging wordt het artikel ten dele conform artikel 201 van het Gemeentedecreet gemaakt.
Artikel 109 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 195 van het Provinciedecreet. Hierdoor wordt het artikel in overeenstemming gebracht met artikel 202 van het Gemeentedecreet. Zoals in het voorgaande artikel werd toegelicht, worden verzoekschriften nu ingediend bij een orgaan van de provincie. Het spreekt dan ook voor zich dat dit orgaan de verzoeker of de eerste ondertekenaar kan horen.
Artikel 110 Dit artikel voegt een nieuw artikel 205bis toe aan het Provinciedecreet, naar analogie van artikel 212bis van het Gemeentedecreet.
Artikel 111 Dit artikel beoogt een technische aanpassing van artikel 207, §1, van het Provinciedecreet.
Artikel 112 Dit artikel voegt een nieuw artikel 211bis toe aan het Provinciedecreet naar analogie van artikel 218bis van het Gemeentedecreet. Er wordt geopteerd de geschillen betreffende het minimum aantal deelnemers aan de stemopneming toe te vertrouwen aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Net zoals het geval is in artikel 13 van het Provinciedecreet wordt ook hier
Wijzigingen aan titel VII van het Provinciedecreet
Artikel 113 Dit artikel brengt een verduidelijking aan in artikel 215 van het Provinciedecreet. Met de buitengerechtelijke vertegenwoordiging van het agentschap wordt elke vertegenwoordiging bedoeld, met uitzondering van de gerechtelijke vertegenwoordiging, dit wil zeggen de vertegenwoordiging voor de rechtbank of een rechtscollege.
Artikel 114 Dit artikel brengt enkele tekstuele verduidelijkingen aan in artikel 218 van het Provinciedecreet. Er wordt ook bepaald dat de provincieraad kan bepalen dat de IVA’s aan saldobudgettering doen. Tot zolang de Vlaamse Regering geen ander saldo bepaald heeft wordt onder saldobudgettering maximaal verstaan dat het saldo tussen de uitgaven en ontvangsten niet mag toenemen in de veronderstelling dat het saldo wordt bepaald door het totaal van de uitgaven verminderd met het totaal van de ontvangsten (ontvangsten ingevolge het opnemen van leningen die niet goedgekeurd werden door de provincieraad niet meegerekend). Het saldo wordt apart bepaald voor de exploitatie en de investeringen. In geval van saldobudgettering zijn de uitgaven ook beperkt tot de gerealiseerde ontvangsten. Voor een Intern verzelfstandigd agentschap vervult de financieel beheerder dezelfde taken als voor de overige diensten van de provincie. Zo zal de financieel beheerder bijvoorbeeld de taken hem opgedragen door de artikelen 89 en 90 van het Provinciedecreet ook vervullen voor een dergelijk agentschap. De financieel beheerder zal dus moeten instaan voor de financiële nota van het budget en de budgetwijzigingen.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
34
Artikel 115 Dit artikel brengt een verduidelijking aan in artikel 219 van het Provinciedecreet waarbij ook rekening gehouden wordt met de mogelijkheid van deelneming voorzien in artikel 238 van het Provinciedecreet.
Artikel 116 De onverenigbaarheid vermeld in artikel 223, punt 3°, van het Provinciedecreet kan in de praktijk tot een aantal problemen aanleiding geven, met name voor personen actief in niet-winstgevende sectoren. Met die onverenigbaarheid had de decreetgever enkel de bedoeling te vermijden dat personeelsleden of bestuurders van commerciële ondernemingen zouden kunnen zetelen in de raad van bestuur van een agentschap dat gelijkaardige activiteiten ontwikkelt. In de non-profit (culturele sector, sport enzovoort) leidt die onverenigbaarheid echter tot problemen, omdat ze kan verhinderen dat bestuurders of werknemers van bv. sportverenigingen of culturele organisaties in een provinciaal agentschap kunnen zetelen. Het zijn nochtans vaak zulke mensen die voor het bestuur van een provinciaal agentschap een grote meerwaarde kunnen bieden. Aangezien in de niet-commerciële sector het risico op belangenvermenging bovendien veel geringer is, past het om die onverenigbaarheid te beperken tot de bestuurders en werknemers van een rechtspersoon die zijn activiteiten op commerciële wijze of met een winstoogmerk uitoefent in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap. Verder wordt ook verduidelijkt dat de onverenigbaarheid niet enkel geldt voor rechtspersonen maar ook voor personen (en hun werknemers) die niet in de vorm van een vennootschap een commerciële activiteit uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het provinciaal agentschap.
instantie niet onder de fracties. Nadien worden de mandaten binnen de meerderheid en binnen de minderheid opnieuw evenredig verdeeld. Het betreft hier dus een getrapt systeem. Wat de verhouding aantal mannen en aantal vrouwen betreft wordt bepaald dat de raad van bestuur moet voldoen aan het vereiste. Als de raad van bestuur niet voldoet aan het vereiste, wordt bepaald dat dan zowel de groep van fracties die deel uitmaken van de deputatie als de groep van fracties die geen deel uitmaken van de deputatie, moeten voldoen aan de verhouding aantal mannen en aantal vrouwen. Voor de groep of de groepen van fracties waar dit niet het geval is, duiden de grootste fracties in afnemende volgorde het lid van het andere geslacht aan tot voldaan is aan het vereiste. Dit betekent bijvoorbeeld voor een provincieraad met vijf fracties (waarvan de fracties A, B en C deel uitmaken van de deputatie en de fracties D en E niet) en waarbij er twaalf mandaten te verdelen zijn, het volgende. De twaalf mandaten worden als volgt verdeeld: A (25), B (22), C (16) = 9 mandaten; D (19), E (3). = 3 mandaten. Hierbij leveren: A, B, C: 6 mannen en 3 vrouwen; D, E: 3 mannen. Concreet betekent dit dat aan het vereiste is voldaan binnen de groep A, B, C maar niet binnen de groep D, E. Bijgevolg dient fractie D, als grootste binnen zijn groep, de persoon van het andere geslacht te leveren. Artikel 118
Artikel 117 In artikel 229 wordt gestreefd naar een rechtvaardiger systeem voor de verdeling van de mandaten. Het is zo dat in normale omstandigheden elke fractie over één mandaat beschikt. De overige mandaten worden evenredig verdeeld over de fracties. Daarbij worden de mandaten evenredig verdeeld onder meerderheid en minderheid, dus in eerste
In artikel 233 van het Provinciedecreet wordt een afwijkende regeling voorzien inzake financiële controle voor autonome provinciebedrijven die als ‘onderneming’ worden beschouwd op grond van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen (met uitzondering van de kleine ondernemingen). In beginsel behoort het vastleggen van boekhoudregels voor de autonome provinciebedrijven, met inbegrip van de wijze waarop en door wie de jaar-
35
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
rekening moet worden gecontroleerd, tot de materiële bevoegdheid van de gewesten.
bedrijven steeds een controle door een commissaris is vereist, conform de regelgeving.
Voormelde bevoegdheid wordt echter begrensd door de Economische en Monetaire Unie (EMU). Met het oog op de instandhouding van de EMU kan de federale wetgever algemene boekhoudregels voor ondernemingen vaststellen. Deze algemene boekhoudregels voor ondernemingen, die vervat liggen in de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen, kunnen door de gewesten worden toegepast en aangevuld, echter zonder dat ze door de gewesten kunnen worden aangetast.
Voor de ‘grote’ autonome provinciebedrijven zal de controle van de jaarrekening enkel gebeuren door één of meerdere commissarissen die ingevolge artikel 130 van het Wetboek van Vennootschappen worden benoemd onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.
Uit artikel 10, §2, van deze wet vloeit voort dat de autonome provinciebedrijven die als ‘onderneming’ in de zin van artikel 1 van diezelfde wet kwalificeren, onderworpen zijn aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen wat betreft de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Dit artikel 1 kwalificeert een openbare instelling als een onderneming als ze een statutaire opdracht vervult van commerciële, financiële of industriële aard. De controle op de jaarrekening van de autonome provinciebedrijven die als ‘onderneming’ in de zin van de boekhoudwet kwalificeren, wordt beheerst door boek IV, titel VII, van het Wetboek van Vennootschappen (artikelen 130 tot en met 171). Deze controle gebeurt door een commissaris en is verplicht als het betrokken autonoom provinciebedrijf niet als ‘klein’ kwalificeert (artikelen 141 en 142, W. Venn.). Een autonoom provinciebedrijf wordt beschouwd als een kleine vennootschap als ze voor het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende criteria overschrijdt: – jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50; – jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 6.250.000 euro; – balanstotaal: 3.125.000 euro. De ‘kleine’ autonome provinciebedrijven blijven dus onderworpen aan de controle van de jaarrekening door een externe auditcommissie. Deze federale regelgeving kan, zoals gesteld door de gewesten, niet worden aangetast zodat voor deze
Het is niet aangewezen om de ‘grote’ autonome provinciebedrijven, naast de controle door de commissaris(sen) ook nog te onderwerpen aan een controle door een externe auditcommissie. Deze bijkomende controle zou weinig toegevoegde waarde hebben. De controle op de jaarrekening door de commissarissen veronderstelt dat zij eveneens een controle op de regelmatigheid van de verrichtingen uitvoeren. In dat opzicht is het dus niet nodig dat de externe auditcommissie een nakomingsaudit uitvoert. De procedures in deze ‘grote’ autonome provinciebedrijven zijn bovendien van dien aard dat zij eerder te situeren zijn binnen de ondernemingswereld en niet in de openbare sector. Voor de opstelling van haar geconsolideerd auditrapport over de externe audit zal de externe auditcommissie gebruik kunnen maken van de verslagen van de commissarissen. Ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Vennootschappen zijn de kleine autonome provinciebedrijven, die als ‘onderneming’ in de zin van de boekhoudwet kwalificeren, niet verplicht onderworpen aan de controle door een commissaris. Ook al zijn zij onderworpen aan een afwijkende federale regeling inzake boekhouding, inventaris en jaarrekening conform de Boekhoudwet, en is er in de federale regelgeving geen verplichting tot controle door een commissaris voorzien, toch wordt het opportuun geacht hen te onderwerpen aan een controle van de jaarrekening door de externe auditcommissie. De ‘kleine’ autonome provinciebedrijven blijven dus onderworpen aan de controle van de jaarrekening door een externe auditcommissie. De andere autonome provinciebedrijven die volgens de statuten in hoofdzaak belast zijn met andere beleidsuitvoerende taken van provinciaal belang, zoals bijvoorbeeld socio-culturele activiteiten (die niet van commerciële aard zijn), zijn eveneens onder-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
36
worpen aan de controle door de externe auditcommissie.
autonome provinciebedrijven bijkomende verplichtingen opleggen, in het bijzonder inzake rapportering over meer provinciale aspecten van het gevoerde beleid.
Artikel 119 In artikel 236 wordt een afwijkende regeling voorzien inzake boekhouding, inventaris en jaarrekening voor de autonome provinciebedrijven die als ‘onderneming’ beschouwd worden op grond van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen. In beginsel behoort het vastleggen van boekhoudregels voor de autonome provinciebedrijven tot de materiële bevoegdheid van de gewesten. Voormelde bevoegdheid wordt echter begrensd door de Economische en Monetaire Unie. Krachtens artikel 6, §1, VI, vierde lid, 3°, van de BWHI, zoals vervangen door de bijzondere wet van 8 augustus 1988, is de federale overheid, met het oog op de instandhouding van de EMU bevoegd om algemene boekhoudregels voor ondernemingen vast te stellen. Deze algemene boekhoudregels voor ondernemingen liggen vervat in de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen en kunnen door de gewesten worden toegepast en aangevuld, echter zonder dat ze door de gewesten kunnen worden aangepast. Uit artikel 10, §2, van deze wet vloeit voort dat de autonome provinciebedrijven die als ‘onderneming’ in de zin van artikel 1 van diezelfde wet kwalificeren, onderworpen zijn aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen wat betreft de vorm, de inhoud, de controle en de neerlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Dit artikel 1 kwalificeert een openbare instelling als een onderneming als ze een statutaire opdracht vervult van commerciële, financiële of industriële aard. Deze ondernemingen (het betreft de eerder genoemde grote en kleine ondernemingen) zijn derhalve verplicht de federale regels ter zake te volgen en het Vlaams Gewest kan deze regels niet aantasten. Het heeft geen zin om aan deze autonome provinciebedrijven, naast de boekhouding van de ondernemingen, ook nog eens de boekhouding volgens de provinciale comptabiliteitsregels op te leggen. Als de Vlaamse Regering het nodig acht, kan zij aan deze
Subsidiërende of erkennende overheden leggen soms eigen specifieke boekhoud- en rapporteringsregels op. Om te vermijden dat autonome provinciebedrijven twee volwaardige boekhoudingen zouden moeten voeren en twee jaarrekeningen zouden moeten opstellen, moet de mogelijkheid geboden worden om hen vrij te stellen van het voeren van een boekhouding volgens de provinciale boekhoudregels. Niet elk boekhoudsysteem kan echter als evenwaardig beschouwd worden. In plaats van een algehele vrijstelling te verlenen aan de autonome provinciebedrijven die ook nog onderworpen zijn aan een ander boekhoud- en rapporteringsstelsel, wordt aan de Vlaamse Regering de bevoegdheid toegekend om hen vrijstelling te verlenen van het voeren van de provinciale boekhouding. In functie van het verlenen van deze vrijstelling zal de Vlaamse Regering oordelen of de sectorale boekhoud- en rapporteringsregels evenwaardig zijn met deze opgelegd aan de provinciebesturen op basis van het Provinciedecreet. De Vlaamse Regering kan deze vrijstelling verlenen aan alle autonome provinciebedrijven gezamenlijk die onderworpen zijn aan een welbepaalde sectorale boekhoudwetgeving. Als de Vlaamse Regering het nodig acht, kan zij aan deze autonome provinciebedrijven bijkomende verplichtingen opleggen inzake de boekhouding of inzake rapportering over meer provinciale aspecten van het gevoerde beleid. Aangezien de autonome provinciebedrijven die onderworpen zijn aan de vennootschapsboekhouding door het nieuwe tweede lid al vrijgesteld zijn van het voeren van de provinciale boekhouding, moet de Vlaamse Regering aan deze autonome provinciebedrijven uiteraard geen vrijstelling meer toekennen. Het begrip ‘wet’, in de zin van het nieuw ontworpen derde lid, dient in de materiële betekenis te worden begrepen, en bevat ook decreten en uitvoeringsbesluiten. Verder wordt in hetzelfde artikel de datum van voorlegging van de jaarrekening aan de provincieraad verschoven van 30 maart naar 31 mei, omdat de
37
eerstgenoemde datum in de praktijk niet altijd haalbaar blijkt.
Artikel 120 Er wordt gestreefd naar een rechtvaardiger systeem voor de verdeling van de voor de provincie voorbehouden mandaten.
HOOFDSTUK VII Wijzigingen aan titel VIII van het Provinciedecreet
Artikel 121 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 242 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 249 van het Gemeentedecreet. Er wordt gesteld “behoudens andersluidende bepalingen”, om rekening te houden met mogelijke uitzonderingsbepalingen in dit decreet of in andere regelgevingen waarbij specifieke toetsingsgronden gelden, waarop derhalve dit artikel geen toepassing vindt.
Artikel 122 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 244 van het Provinciedecreet. Hierdoor wordt het artikel in overeenstemming gebracht met artikel 251 van het Gemeentedecreet. Alle kennisgevingen tussen de provincie en de toezichthoudende overheid dienen te gebeuren bij aangetekend schrijven of worden afgegeven tegen een gedateerd ontvangstbewijs, om aan deze kennisgevingen een vaste datum te geven. Er wordt verduidelijkt dat voor de toepassing van deze titel en de andere bepalingen van het toezicht in dit decreet onder verzending zowel een aangetekende verzending als de afgifte tegen een gedateerd ontvangstbewijs wordt verstaan. Aldus wordt de afgifte tegen een gedateerd ontvangstbewijs gelijkgesteld aan een aangetekende verzending. Dit wordt voor alle duidelijkheid nog toegevoegd aan de tekst van het decreet. Er wordt gespecificeerd dat het begrip ‘verzending’ een ruime
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
betekenis heeft. Ook de afgifte tegen ontvangstbewijs dient begrepen te worden daaronder. Als er bijgevolg in deze titel wordt gesproken over verzending of kennisgeving kan dit zowel betrekking hebben op een aangetekende verzending dan wel op een afgifte tegen een gedateerd ontvangstbewijs. Aangezien dit de termijnen doet lopen is het logisch dat dit gedateerd is. Zowel bij een aangetekende zending als bij de afgifte tegen ontvangstbewijs wordt in dit ontwerp voorzien dat de termijnen een aanvang nemen op de derde dag die volgt op de dag van de verzending (de afgifte tegen ontvangstbewijs). De bepaling dat de kennisgeving aan de provincieoverheid naar gelang het geval gericht moet worden aan de provinciegriffier of aan de raad van bestuur van het autonoom provinciebedrijf, wordt geschrapt. Dit leidt in de praktijk immers tot onduidelijkheden, onder meer voor dossiers die in de marge van het toezicht vallen. Er wordt in dit ontwerp dan ook geopteerd om de algemene regeling van te ontvangen briefwisseling van toepassing te laten. In het lijstje, vermeld in het derde lid, wordt nu ook melding gemaakt van de decretale feestdagen, naast de wettelijke feestdagen. De decretale feestdag (11 juli) wordt voorzien door het decreet van 7 november 1990 houdende vaststelling van het wapen, de vlag, het volkslied en de feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. De wijziging opgenomen in het vierde lid bepaalt dat, op straffe van nietigheid, de verzending (d.w.z. de aangetekende verzending of afgifte tegen ontvangstbewijs) van het besluit dat in het kader van het toezicht wordt genomen, uiterlijk de laatste dag van de voorgeschreven termijn gebeurt.
Artikel 123 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 245 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 252 van het Gemeentedecreet. De termijn van openbaarmaking wordt van tien naar twintig dagen gebracht. Op die manier wordt aan de burgers een langere termijn gegeven om de documenten te bekijken.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
38
Artikel 124 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 246 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 253 van het Gemeentedecreet. In verband met §1, 2°, dienen ook de aanpassingen aan het meerjarenplan ingezonden te worden. In verband met het begrip ‘aanpassing’ kan worden vermeld dat ook de enkele actualisering van cijfergegevens, en dus niet alleen echte wijzigingen, inzendingsplichtig zijn. Onder de aanpassing aan het meerjarenplan dient dus ook de actualisering van cijfergegevens te worden verstaan. In verband met §1, 3°, kan worden gesteld dat deze aanvulling hoort bij het gewijzigde artikel 43, §2, 15°. Het aangevulde artikel 43, §2, 15°, laat de delegatie toe inzake het vaststellen van retributies aan de deputatie. De besluiten die in uitvoering van de machtiging van de provincieraad worden genomen, zijn ook inzendingsplichtig zodat de toezichtsregeling inhoudelijk in feite ongewijzigd blijft. De wijziging in punt 4° betreft een terminologische aanpassing. Het aangaan van de leningen is een zaak van de politieke organen. Het opnemen is de bevoegdheid van de financieel beheerder. Onder punt 11° worden de inzendingsplichtige besluiten van de deputatie waarbij het onder zijn eigen verantwoordelijkheid beslist zelf een positief visum te verlenen na weigering door de financieel beheerder (artikel 157) of beslist tot betaling na weigering van de betalingsopdracht door de provinciegriffier (artikel 159, §2) opgenomen.
Artikel 125 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 248 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 255 van het Gemeentedecreet. In afwijking van het Provinciedecreet wordt in §3 de term ‘geschorst’ vervangen door de juridisch geëigende term ‘gestuit’. ‘Stuiten’ betekent dat de wettelijk voorziene termijn ophoudt te lopen en opnieuw van nul af start op een tijdstip of bij het stellen van een handeling, zoals in de regelgeving voorzien. ‘Schorsen’ daarentegen, zoals voorheen vermeld is in
het Provinciedecreet, doet geen ‘nieuwe’ termijn starten wanneer de oorzaak van de schorsing verdwenen is. Bijgevolg wordt ook bepaald dat de nieuwe termijn opnieuw ingaat op de derde dag die volgt op de dag van de verzending van alle gevraagde gegevens. Paragraaf 4 vermeldt nu uitdrukkelijk dat bij het binnenkomen van de klacht een nieuwe termijn aanvangt voor eventuele schorsing door de Vlaamse Regering. Ook deze termijn kan eventueel gestuit worden.
Artikel 126 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 249 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 256 van het Gemeentedecreet. In geval van schorsing beschikt de provincie over zestig dagen die ingaan op de derde dag die volgt op de verzending van het schorsingsbesluit aan de provincie (de termijn van zestig dagen is een afwijking t.o.v. de vroegere termijn van honderd dagen), om een van de volgende beslissingen te nemen en ter kennis te brengen van de Vlaamse Regering: – intrekken van het besluit; – het op gemotiveerde wijze rechtvaardigen of aanpassen van het besluit; – geen beslissing te nemen. In geval het geschorste besluit wordt ingetrokken, is de schorsing opgeheven. Deze beslissing wordt verzonden aan de Vlaamse Regering. Als de provincie het besluit waarvan de uitvoering is geschorst, rechtvaardigt of aanpast, kan de Vlaamse Regering binnen een termijn van dertig dagen (dit is een afwijking t.o.v. de vroegere termijn van vijftig dagen) bij gemotiveerd besluit het aangepaste of gerechtvaardigde besluit vernietigen. Bij gebrek aan vernietiging is de schorsing opgeheven. Als binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de derde dag die volgt op de verzending van het schorsingsbesluit aan de provincie, geen beslissing ter kennis wordt gebracht aan de Vlaamse Regering, wordt het geschorste besluit geacht nooit te hebben bestaan.
39
Artikel 127
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
niet jaarlijks kwijting verleent en voor de besluiten die uitgaan van een autonoom provinciebedrijf.
Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 250 van het Provinciedecreet, conform artikel 258 van het Gemeentedecreet.
De bestaande tekst wordt §1.
Het derde lid is een toevoeging ten opzichte van de huidige tekst van het Provinciedecreet. De voorliggende problematiek betreft de verzendingswijze (gewoon/aangetekend) van briefwisseling, welke verschilt naar gelang het geval de bestemmeling de provincie is dan wel een particulier. Als gevolg van artikel 244 gebeurt de briefwisseling tussen de deputatie en de toezichthoudende overheid aangetekend of wordt afgegeven tegen ontvangstbewijs, terwijl het tweede lid van artikel 250 stelt dat de briefwisseling aan particulieren (ook wanneer die termijnen doet ingaan, bv. na schorsing, vernietiging of niet optreden) bij gewone brief gebeurt.
In het toegevoegde tweede lid van de eerste paragraaf van artikel 252 van het Provinciedecreet wordt de situatie beoogd van artikel 171, §1 en §2. In toepassing van de inrichtingswet van het Rekenhof is het nog steeds de praktijk dat door het Rekenhof pas definitief kwijting wordt verleend vijf jaar na het definitief uit het ambt treden van de provinciale rekenplichtigen, indien binnen die termijn geen arrest tot veroordeling werd gewezen. Dat betekent voor de provincies dat het effect van artikel 252 slechts marginaal is. Om hieraan te verhelpen en de rechtsonzekerheid bij de provincies weg te werken wordt het tweede lid ingevoegd, zodat men geen jaren meer moet wachten alvorens een besluit niet meer vatbaar is voor vernietiging.
De opname van het derde lid is dan ook ingegeven door de bekommernis minstens de zendingen waarbij, op basis van een aangetekende klacht, aan een particulier kennis gegeven wordt van het feit dat op zijn klacht niet wordt ingegaan, eveneens aangetekend te laten gebeuren. De klager zal niet meer kunnen voorwenden dat aan hem, als hij de termijnen voor het instellen van beroep bij de Raad van State liet verstrijken, geen kennis werd gegeven van het gevolg dat aan zijn klacht werd gegeven.
Artikel 128 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 251 van het Provinciedecreet naar analogie van artikel 259 van het Gemeentedecreet. In dit verband wordt omwille van de rechtszekerheid gesteld dat de aangetekende verzending (aan de indiener van de klacht over het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven) wordt geacht ontvangen te zijn bij de eerste aanbieding (hiervoor kan worden verwezen naar de vaste rechtspraak van de Raad van State.
Artikel 129 Dit artikel beoogt een wijziging aan artikel 252 van het Provinciedecreet en dit conform artikel 260 van het Gemeentedecreet. Dit artikel beoogt een aanvulling van artikel 252 van het Provinciedecreet ten einde rechtszekerheid te creëren in het geval het Rekenhof
In de toegevoegde tweede paragraaf van artikel van 252 van het Provinciedecreet wordt een identieke regeling vooropgesteld als voor de autonome gemeentebedrijven waardoor voortaan ook rechtszekerheid aan de autonome provinciebedrijven wordt geboden. Er wordt een derde paragraaf toegevoegd. Door deze bepaling wordt onder meer bereikt dat men niet een tweede maal, naar aanleiding van het toezicht op de rekeningen, de besluiten in kwestie in vraag stelt. Deze paragraaf heeft betrekking op de beide voorgaande paragrafen van artikel 252 van het Provinciedecreet.
Artikel 130 Dit artikel brengt volgende wijzigingen aan in artikel 254 van het Provinciedecreet: – punt 1° wijzigt, naar analogie van artikel 265, §1, van het Gemeentedecreet, het Vlaamse Gewest in de Vlaamse overheid; – punt 2° herneemt artikel 265, §2, tweede lid, eerste zin van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis; – punt 3° herneemt artikel 265, §3, van het Gemeentedecreet, mutatis mutandis. Een operationele audit is thans een mogelijkheid, geen verplichting.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
40
Artikel 131 Dit artikel wijzigt artikel 256, derde lid, van het Provinciedecreet en brengt het in overeenstemming met artikel 267, derde lid, van het Gemeentedecreet.
HOOFDSTUK VIII Wijzigingen aan titel X van het Provinciedecreet
Artikel 132 Dit artikel beoogt een wijziging van artikel 266 van het Provinciedecreet. Teneinde rechtszekerheid te bekomen, wordt de datum waarop de bestaande provinciebedrijven, autonome provinciebedrijven en andere personen die door de provincie belast zijn met bepaalde taken van provinciaal belang, zich moeten conformeren aan de bepalingen van het Provinciedecreet, definitief vastgelegd op 1 januari 2013. De bestaande provinciebedrijven die hun werking in overeenstemming brengen met de bepalingen van het Provinciedecreet, zijn in principe vanaf dan onderworpen aan de bepalingen van titel IV van het Provinciedecreet. Dit heeft voor gevolg dat, als zij dit nog doen vóór de uitvoeringsbesluiten inzake planning en financieel beheer in werking zijn getreden, zij vanaf dan onderworpen zouden zijn aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, of met andere woorden de zogenaamde Nieuwe Provinciale Boekhouding. Om te vermijden dat deze provinciebedrijven kort na elkaar tweemaal hun boekhouding en rapportering moeten omvormen, mogen zij hun huidige boekhouding verder blijven voeren tot uiterlijk 31 december 2012.
Artikel 133 Deze bepaling geeft de Vlaamse Regering de mogelijkheid om een beperkt aantal besturen, op vrijwillige basis, als piloten te laten instappen in het nieuw financieel systeem. Deze wijze van inwerkingtreding werd ook al toegepast bij eerdere hervormingen (bv.
NOB, de nieuwe OCMW-boekhouding). Zonder deze bepaling zouden alle besturen tegelijk moeten overstappen naar het nieuw financieel systeem, zouden de softwarehuizen alle besturen tegelijk moeten ondersteunen, zouden de besturen die vroeger klaar zijn voor de omschakeling moeten wachten op de achterblijvers of zouden de besturen, die nog niet klaar zijn, verplicht worden toch al te starten. Op het moment dat de eerste besturen het nieuw financieel systeem toepassen, dienen niet alleen de bepalingen inzake de boekhouding voor hen in werking te treden, maar ook alle resterende nog niet inwerking zijnde bepalingen van titel IV. Het nieuw financieel instrumentarium behelst immers niet alleen het financieel registratiesysteem (de boekhouding), maar tevens de financiële rapporteringen die eruit voortvloeien (meerjarenplan, budget en jaarrekening). Het zijn immers deze rapporten die aan de gemeenteraadsleden worden voorgelegd en waaruit zij beleidsinformatie kunnen halen.
TITEL III Wijzigingen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking
Artikel 134 Naar aanleiding van de versoepelingen die doorgevoerd worden in het hoofdstuk dat te maken heeft met de extern verzelfstandigde agentschappen, wordt het wenselijk geacht de maximale inbreng van de provincies in de intercommunales vermeld in artikel 79, §2, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking op te trekken in artikel 63. Er wordt echter gezorgd dat hierdoor geen blokkeringminderheid ontstaat.
Artikel 135 Naar aanleiding van de versoepelingen die doorgevoerd worden in het hoofdstuk dat te maken heeft met de extern verzelfstandigde agentschappen wordt het wenselijk geacht de maximale inbreng van de provincies in de intercommunales vermeld in artikel 79, §2, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking op te trekken in artikel 80, §2. Er wordt echter gezorgd dat hierdoor geen blokkeringminderheid ontstaat.
41
TITEL IV Slotbepaling betreffende de inwerkingtreding
Artikel 136 Dit artikel bevat een overgangsbepaling inzake het administratief toezicht.
Artikel 137 Paragraaf 1 bepaalt de lijst van artikelen die in werking treden op 1 juli 2009. Paragraaf 2 bepaalt de lijst van artikelen waarvan de inwerkingtreding wordt bepaald door de Vlaamse regering.
Voor de minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Veerle HEEREN
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, Marino KEULEN
________________
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
42
43
VOORONTWERP VAN DECREET
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
44
45
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Voorontwerp van decreet tot wijziging van het provinciedecreet
DE VLAAMSE REGERING,
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt: Titel I. Inleidende bepaling Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Titel II. Wijzigingen aan het provinciedecreet van 9 december 2005 Hoofdstuk I. Wijzigingen aan titel II van het provinciedecreet Art. 2. In artikel 5, §2, van het provinciedecreet van 9 december 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerst lid worden tussen de woorden “door de minister van Binnenlandse Zaken” en de woorden “in het Belgisch Staatsblad” de woorden “zijn vastgesteld en” ingevoegd; 2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt al s volgt: “Het bevolkingsaantal op 1 januari, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1 januari volgend op de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als bevolkingscijfer in dit decreet.” Art. 3. In artikel 6, §2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de woorden “hun installatie” vervangen door de woorden “tot de installatie van de meerderheid van de provincieraadsleden”.
1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
46
Art. 4. In artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 wordt het eerste lid vervangen door wat vo lgt: “De verkozen provincieraadsleden worden, voor de goede orde, door de provinciegriffier ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering.”; 2° in paragraaf 1 worden tussen het eerste en het t weede lid twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt: “De installatievergadering van de provincieraad vindt van rechtswege plaats in het provinciehuis, om 10 uur, op de eerste werkdag van de maand december. Elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen, is een werkdag.”; 3° in §1, tweede lid, dat het vierde lid wordt, en het derde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt de laatste zin telkens geschrapt; 4° in §1 wordt na het derde lid, dat het vijfde lid wordt, een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Als de nieuw verkozen raadsleden niet zijn bijeengeroepen overeenkomstig de voormelde bepalingen, gebeurt de bijeenroeping door een uittredend lid van de deputatie volgens hun rangorde..”; 5° in §1, vierde lid, dat het zevende lid wordt, wo rden de woorden “het tweede lid” vervangen door de woorden “het vierde en het zesde lid”; 6° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt a ls volgt: “§5. Als de voorzitter van de provincieraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen van de verkozen provincieraadsleden op de installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad, wordt de eed afgenomen door een gedeputeerde volgens hun rangorde.” Art. 5. In artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen do or wat volgt: “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij
2
47
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig §4. 2° in §3, derde lid, worden de laatste vier zinnen vervangen door wat volgt: “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig §4.”; 3° in §3, zesde lid, voorlaatste zin, worden tussen de woorden “Bij staking van stemmen” en de woorden “is de kandidaat” de woorden “in de tweede stemronde” gevoegd; 4° in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen do or wat volgt: “Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is overeenkomstig artikel 27, neemt de ondervoorzitter het voorzitterschap waar.”; 5° in paragraaf 4 wordt het derde lid vervangen doo r wat volgt: “De voorzitter die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De provincieraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing. Als het niet gaat om een door het decreet opgelegde verhindering, dan richt de voorzitter zijn verzoek tot vervanging wegens verhindering aan de provincieraad.” Art. 6. In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt het woord “provinciegriffier” vervangen door de woorden “voorzitter van de provincieraad”. Art. 7. In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden tussen de woorden “pro vincieraadslid dat” en de woorden “niet meer voldoet” de woorden “tijdens zijn mandaat” ingevoegd;
3
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
48
2° in §1, tweede lid, en in §2 worden de woorden “h et rechtscollege, vermeld in artikel 13” telkens vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 3° in §1, tweede lid, worden tussen de woorden “de betrokkene,” en de woorden “tegen ontvangstbewijs” de woorden “met een brief die afgegeven wordt” ingevoegd; 4° in §2 worden tussen de woorden “vanaf de kennisg eving” en de woorden “van de uitspraak” de woorden “aan het provincieraadslid” ingevoegd. Art. 8. In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, punt 3°, wordt het woord “Arb itragehof” vervangen door de woorden “Grondwettelijk Hof”; 2° de eerste zin van het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “Als bloed- of aanverwanten in een van die graden of twee echtgenoten worden gekozen bij dezelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de quotiënten op grond waarvan de door die kandidaten verkregen zetels aan hun lijst zijn toegekend.”; 3° in het tweede lid wordt de zin “Worden twee bloe d- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten gekozen, de een tot raadslid, de ander tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen vóór de verkiezing van zijn bloedverwant of aanverwant of echtgenoot” vervangen door de zin “Als twee bloedof aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden gekozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot.”; Art. 9. In artikel 12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt paragraaf 1, het tweede lid wordt paragraaf 2 en het derde lid wordt paragraaf 3; 2° in het eerste lid, dat paragraaf 1 wordt, worden de woorden “de installatievergadering” vervangen door de woorden “zijn installatie als provincieraadslid”; 3° in het eerste lid, dat paragraaf 1 wordt, worden de woorden “op basis van artikel 11” geschrapt. Art. 10. In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
4
49
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° de woorden “het administratief rechtscollege bed oeld in de Provinciekieswet” worden vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 2° tussen de woorden “provincieraad of gedeputeerde ,” en de woorden “in verband met het goedkeuren” worden de woorden “geschillen die rijzen” ingevoegd; 3° tussen het woord “benoeming” en de woorden “en o pvolging” wordt het woord “, vervanging” ingevoegd; 4° er wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : “De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet eveneens uitspraak over geschillen die rijzen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon als vermeld in artikel 18 en 68bis moet voldoen, alsmede of het provincieraadslid voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon.”; 5° een tweede lid wordt toegevoegd, dat luidt als v olgt: “Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de provincie in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de Vlaamse Regering en de provincie.” Art. 11. In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden telkens tussen de woorden “Bij het verzoek tot” en het woord “verhindering” de woorden “vervanging voor” ingevoegd; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: “2° het provincieraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Dat provincieraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het provincieraadslid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken.” Art. 12.
Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 15. Het provincieraadslid dat ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de provincieraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van de
5
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
50
kennisgeving door de voorzitter van de provincieraad. Het lid van de provincieraad blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.” Art. 13. In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen do or wat volgt: “De provincie vermindert op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt, de presentiegelden van het provincieraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt, of de provincie vult die vergoeding aan, op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt, met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. De provinciegriffier stelt vast of aan de vereiste voorwaarden is voldaan.”; 2° er worden een paragraaf 5, paragraaf 6 en paragr aaf 7 toegevoegd, die luiden als volgt: “§5. De provincieraad kent de eretitels toe aan de provincieraadsleden. §6. De provincie sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de provincieraadsleden bij de normale uitoefening van hun mandaat. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van deze bepaling. De provincie sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van de provincieraadsleden, overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun ambt. §7. Behalve in geval van herhaling is de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe een provincieraadslid wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn ambt, met uitzondering van de persoonlijke inbreuk begaan op de verkeersreglementering. De regresvordering van de provincie ten aanzien van de veroordeelde provincieraadsleden is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.” Art. 14. In artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt paragraaf 1, het tweede lid wordt paragraaf 2 en het derde lid wordt paragraaf 3; 2° in het eerste lid, dat paragraaf 1 wordt, worden de woorden “de provincieraadskiezers, op voorwaarde dat hij aan de verkiezingsvoorwaarden voldoet
6
51
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
en” vervangen door de woorden “personen die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat hij” . 3° in het eerste lid, dat paragraaf 1 wordt, worden de woorden “als vermeld in artikel 11 en 14” vervangen door de woorden “als vermeld in artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van het lid met een handicap, en een situatie als vermeld in artikel 14.”; 4° in het tweede lid, dat paragraaf 2 wordt, worden de woorden “het eerste lid” vervangen door de woorden “de eerste paragraaf”. Art. 15. Aan artikel 20, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: “Daartoe bezorgen ze voor elk punt op die agenda hun toegelicht voorstel van beslissing aan de provinciegriffier, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de provincieraad.” Art. 16. In artikel 21 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden “toelichtend e nota bij elk agendapunt, alsook de voorstellen van beslissing” vervangen door de woorden “toegelicht voorstel van beslissing”; 2° in het vierde lid wordt het woord “ambtenaren” v ervangen door het woord “personeelsleden”. Art. 17. In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “voorstel va n beslissing, vergezeld van een toelichtende nota” vervangen door de woorden “toegelicht voorstel van beslissing”; 2° in het derde lid worden de woorden “voorstellen en de toelichtende nota’s” vervangen door de woorden “toegelichte voorstellen”. Art. 18. wat volgt:
In artikel 23 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 vervangen door
Ҥ1. Behalve in spoedeisende gevallen worden plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergaderingen van de provincieraad uiterlijk acht dagen voor de vergadering openbaar gemaakt op het provinciehuis, zodat het publiek ervan kan kennisnemen op elk moment. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels over de wijze van openbaarmaking. Als agendapunten aan de agenda worden toegevoegd overeenkomstig artikel 22, wordt de aangepaste agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid. In spoedeisende gevallen wordt de agenda
7
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
52
uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, en uiterlijk vóór de aanvang van de vergadering openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid.” Art. 19. In artikel 26 van hetzelfde decreet worden het tweede en het derde lid vervangen door wat volgt: “De provincieraad kan echter, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen of beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen. In die oproeping wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van dit artikel overgenomen.” Art. 20. In artikel 27 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, 1°, worden de woorden “tot de tweede graa d als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen” vervangen door de woorden “tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen”; 2° in paragraaf 2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt: “3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen, behoudens in de gevallen waarbij het provincieraadslid een beroep doet op een door de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;”; 3° in §2, 4°, worden de woorden “een onderhandeling s- of overlegcomité” vervangen door de woorden “het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité”; 4° in paragraaf 3 worden de woorden “artikel 18” ve rvangen door de woorden “artikel 18 en 68bis”; 5° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt a ls volgt: “§4. Als een provincieraadslid in de situatie verkeert vermeld in §1, moet dat punt op de vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te stellen.” Art. 21. Aan artikel 28, §2, van hetzelfde decreet worden de volgende zinnen toegevoegd: ”Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen op de
8
53
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
agenda van de eerstvolgende provincieraad. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt kan de besloten vergadering, enkel met dat doel, worden onderbroken.” Art. 22. In artikel 30 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt paragraaf 1, het tweede lid wordt paragraaf 2, het derde lid wordt paragraaf 3 en het vierde lid wordt paragraaf 4; 2° in het tweede lid, dat paragraaf 2 wordt, wordt het woord “inrichtingen” vervangen door het woord “instellingen”; 3° in het derde lid, dat paragraaf 3 wordt, worden de woorden “provinciale inrichtingen en diensten” vervangen door de woorden “instellingen en diensten die de provincie opricht en beheert”; 4° het vierde lid, dat paragraaf 4 wordt, wordt ver vangen door wat volgt: “§4. De provincieraadsleden, alsmede alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de provincieraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de provincieraadsleden, alsmede van alle andere personen, vermeld in paragraaf 1, wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.” Art. 23. In artikel 32 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Een toegelicht voorstel van beslissing, als vermeld in artikel 20, 21 en 22, is niet vereist voor het stellen van een vraag als vermeld in het eerste lid.” Art. 24. In artikel 33 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: “Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen van de vorige vergadering, worden de notulen als goedgekeurd beschouwd en worden ze ondertekend door de voorzitter van de provincieraad en de provinciegriffier. In het geval de provincieraad bij spoedeisendheid werd samengeroepen, kan de provincieraad beslissen om opmerkingen toe te laten op de eerstvolgende vergadering.”; 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt al s volgt:
9
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
54
“Telkens als de provincieraad het wenselijk acht, worden de notulen staande de vergadering opgemaakt en door de meerderheid van de provincieraadsleden en de provinciegriffier ondertekend.” Art. 25. In artikel 35, §1, van hetzelfde decreet wordt het woord “openbaar” vervangen door de woorden “niet geheim”. Art. 26.
Artikel 36 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 36. Voor elke benoeming tot ambten, elke contractuele aanstelling, elke verkiezing en elke voordracht van kandidaten wordt tot een afzonderlijke stemming overgegaan. Als bij de benoeming, de contractuele aanstelling, de verkiezing of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald. Als bij de eerste stemming sommige kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald hebben, dan wordt de jongste kandidaat tot de herstemming toegelaten. Personen worden benoemd, aangesteld, verkozen of voorgedragen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur.” Art. 27. In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, wordt het woord “ambtenar en” vervangen door het woord “personeelsleden”; 2° in het eerste lid, 4°, worden de woorden “provin ciale diensten” vervangen door de woorden “instellingen en diensten die de provincie opricht en beheert”; 3° in het eerste lid wordt een punt 10°, 11°, 12° e n 13° toegevoegd, die luiden als volgt: “10° de wijze van bezorgen van het meerjarenplan, d e wijzigingen aan het meerjarenplan, het budget, de budgetwijzigingen en de jaarrekening aan de raadsleden; 11° de wijze waarop de stukken, vermeld in artikel 176, worden ondertekend; 12° de nadere voorwaarden waaronder het recht om ve rzoekschriften in te dienen, wordt uitgeoefend, en de wijze waarop de verzoekschriften worden behandeld; 13° de wijze van het ter kennis brengen van de besl issingen, vermeld in artikel 51, vijfde lid.” Art. 28. In artikel 43 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In de eerste paragraaf wordt het woord “behalve” vervangen door het woord “behoudens”;
10
55
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
2° Paragraaf 2 van hetzelfde artikel wordt vervange n als volgt: “§2. De volgende bevoegdheden kunnen niet aan de deputatie worden toevertrouwd: 1° de aan de provincieraad toegewezen bevoegdheden, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling I en II; 2° het vaststellen van provinciale reglementen en h et bepalen van straffen op de overtreding van die reglementen; 3° het vaststellen van het meerjarenplan en de aanp assingen ervan, het budget en de budgetwijzigingen, de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekening; 4° het vaststellen van het organogram, de aanduidin g in dat organogram van de functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam is gekoppeld, de personeelsformatie en de rechtspositieregeling; 5° het oprichten van extern verzelfstandigde agents chappen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in instellingen, verenigingen en ondernemingen; 6° het goedkeuren van beheersovereenkomsten en same nwerkingsovereenkomsten, als vermeld in artikel 228 en 240; 7° het aanstellen en ontslaan van de provinciegriff ier, de financieel beheerder en de ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van die personeelsleden; 8° het goedkeuren van het algemene kader van het in terne controlesysteem, als vermeld in artikel 96; 9° het vaststellen van wat onder het begrip dagelij ks bestuur moet worden verstaan; 10° beslissingen die de wet, het decreet of het uit voeringsbesluit uitdrukkelijk aan de provincieraad voorbehoudt; 11° het vaststellen van de wijze van gunning en het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, behalve als het gaat om één van de volgende opdrachten: a) een opdracht die past binnen het begrip dagelijks bestuur als vermeld in punt 9°, waarvoor de deputatie bevoegd is; b) een opdracht die nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen; 12° het stellen van daden van beschikking met betre kking tot onroerende goederen, behoudens voor zover de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen; 13° het definitief aanvaarden van schenkingen en he t aanvaarden van legaten; 14° het inrichten van adviesraden en overlegstructu ren; 15° het vaststellen van de provinciebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan; 16° het vaststellen van een systeem van klachtenbeh andeling; 17° het samenstellen van het bureau: 18° het beslissen tot het optreden in rechte, overe enkomstig artikel 186, tweede lid; 19° de bevoegdheden, vermeld in artikel 78, §2, eer ste en tweede lid; 20° het aangaan van dadingen; 21° de bevoegdheden van de provincieraad, als verme ld in artikel 153 en artikel 155, §3; 22° de wijze van het ter kennis brengen van de besl issingen, vermeld in artikel 51; 23° het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad van bestuur van een autonoom provinciebedrijf, de goedkeuring van de jaarrekening en het budget van een autonoom provinciebedrijf, de beslissing tot ontbinding en vereffening van een autonoom provinciebedrijf, en het aanstellen van de provinciale vertegenwoordigers
11
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
56
in de algemene vergadering van een extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm; 24° het vaststellen van wat onder het begrip dageli jks personeelsbeheer moet worden verstaan; 25° de bevoegdheid, als vermeld in artikel 218, §2, eerste lid; 26° het nemen van besluiten waarbij de financiële l asten van de opgenomen leningen worden herschikt door die lasten te spreiden over een langere periode.” Art. 29. In artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §2, derde lid, worden de woorden “artikel 45, §3” vervangen door de woorden “artikel 45”; 2° in §4, derde lid, worden de woorden “het rechtsc ollege, bedoeld in artikel 13” vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 3° in §4, derde lid, worden tussen de woorden “bero ep bij de Raad van State” en de woorden “Dit beroep schort” de woorden “, overeenkomstig artikel 13” ingevoegd. Art. 30. In artikel 45 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen doo r wat volgt: “De gezamenlijke akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van een kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de deputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.”; 2° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen do or wat volgt: “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de
12
57
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.”; 3° in §3, zesde lid, worden de woorden “Bij staking van stemmen is de kandidaat” vervangen door de woorden “Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat”. Art. 31. In artikel 47, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “Artikelen 10, 12, tweede lid, 13 en 30” vervangen door de woorden “Artikel 10, 12, §2 en §3, artikel 13 en 30”. Art. 32. In artikel 48 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden tussen de woorden “Bij het ver zoek tot” en het woord “verhindering” de woorden “vervanging voor” ingevoegd; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: “2° de gedeputeerde die ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Die gedeputeerde wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke de gedeputeerde zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling kan op verzoek van de gedeputeerde het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken.” Art. 33.
Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 49. De gedeputeerde die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de provincieraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van die kennisgeving door de voorzitter van de provincieraad. De gedeputeerde blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.” Art. 34. In artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden de zinnen “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden, alsook de naam van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde
13
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
58
einddatum, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op. Indien de persoon die als opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel.” vervangen door de zinnen “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaatgedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam van de persoon vermeld worden die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel.”; 2° in paragraaf 1 worden tussen het eerste en het t weede lid twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt: "Als binnen twee maanden na het openvallen van een mandaat van gedeputeerde en voor de overhandiging van de voordrachtsakte, genomen met toepassing van het eerste lid, een bijkomend mandaat van gedeputeerde openvalt, kan voor de vervanging van al die mandaten overgegaan worden tot een verkiezing overeenkomstig artikel 45, §1 en §2. De oorspronkelijke termijn van twee maanden voor het eerst opengevallen mandaat blijft in dat geval van toepassing. Als evenwel toepassing wordt gemaakt van het eerste lid, blijft voor het tweede opengevallen mandaat de termijn, vermeld in het eerste lid, van toepassing. In de gevallen, vermeld in het eerste en het tweede lid, kan op de akte van voordracht worden bepaald, in afwijking van artikel 45, §4, dat een of meer nieuw verkozen gedeputeerden de rang innemen van degenen die ze vervangen."; 3° in §1, tweede lid, dat het vierde lid is geworde n, worden de woorden “het eerste lid” vervangen door de woorden “het eerste, het tweede of het derde lid”; 4° in paragraaf 2 worden de woorden “De gedeputeerd e die om andere redenen tijdelijk afwezig is, kan worden” vervangen door de woorden “Als de gedeputeerde om een andere reden dan de redenen, vermeld in §1, afwezig is, kan hij worden”; 5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De gedeputeerde die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De provincieraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing.” Art. 35. In artikel 51 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
14
59
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° in het tweede lid worden de woorden “beraadslage n en beslissen” telkens vervangen door de woorden “beraadslagen of beslissen”; 2° in het vijfde lid wordt de zin “De goedgekeurde notulen worden onverwijld aan provincieraadsleden bezorgd” vervangen door de zin “De notulen worden uiterlijk dezelfde dag als de vergadering van de deputatie volgend op de vergadering van deputatie waarop de notulen werden goedgekeurd verstuurd aan provincieraadsleden op de wijze die bepaald is in het huishoudelijk reglement.” Art. 36.
de op de de
Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 56. De deputatie heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de provincieraad. De deputatie kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen door de provincieraad, omvat. ” Art. 37. In artikel 57 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, tweede lid, wordt het woord “beslissing” vervangen door het woord “beslissingen”; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: “§3. De deputatie is bevoegd voor: 1° de daden van beheer over de provinciale inrichti ngen en eigendommen, binnen de door de provincieraad desgevallend vastgestelde algemene regels; 2° het aanstellen en het ontslaan van het personeel , alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, onverminderd de bevoegdheid van de provincieraad overeenkomstig artikel 43, §2, 7°, en artikel 92, uitgezonderd het derde lid, en de gevallen waarin die bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de provincieraad is opgedragen; 3° het financieel beheer, onverminderd de bevoegdhe den van de provincieraad; 4° het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten; 5° de vaststelling van de wijze van gunning en de v oorwaarden van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht die past binnen het begrip dagelijks bestuur vermeld in artikel 43, §2, 9°; 6° de vaststelling van de wijze van gunning en de v oorwaarden van overheidsopdrachten als de opdracht nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen en de provincieraad de wijze van gunning en de voorwaarden niet zelf heeft vastgesteld; 7° beslissingen die de wet, het decreet of het uitv oeringsbesluit uitdrukkelijk aan de deputatie voorbehoudt; 8° het stellen van daden van beschikking: a) met betrekking tot roerende goederen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen; b) met betrekking tot onroerende goederen, voor zover de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen;
15
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
60
9° het vertegenwoordigen van de provincie in rechte ingevolge artikel 186, behoudens in de gevallen, vermeld in artikel 186, tweede lid; 10° het afsluiten van een afsprakennota als vermeld in artikel 84; 11° het nemen van besluiten: a) voor het aangaan van leningen voor een periode langer dan één jaar; b) waarbij de financiële lasten van de opgenomen leningen worden herschikt door die lasten te spreiden over een kortere of gelijke periode; 12° de vaste belegging van kapitalen voor een perio de langer dan één jaar.” Art. 38.
Artikel 58 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 58. Met behoud van de toepassing van artikel 155 en titel VII en behoudens bij uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid als vermeld in artikel 2, derde lid, aan de deputatie, kan de deputatie bij reglement de uitoefening van bepaalde bevoegdheden aan de provinciegriffier toevertrouwen. De bevoegdheden van de deputatie, vermeld in het vierde lid en in artikel 57, §1, eerste zin, en de op basis van §2, gedelegeerde bevoegdheden door de provincieraad met betrekking tot het aanwijzen, het ontslaan en de sanctie- en tuchtbevoegdheden van de personeelsleden, als vermeld in artikel 96, tweede lid, die andere functies vervullen waaraan het organogram het lidmaatschap van het managementteam verbindt, en de bevoegdheden, vermeld in §3, 7°, 8°, b), 9°, 10° en 11°a) kunnen evenwel niet aan de provinciegriff ier worden toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van de deputatie inzake financieel beheer, als vermeld in artikel 151, 153, 155, §2, eerste en tweede lid, en §3, artikel 156, §4, artikel 157, 159, §2, en artikel 164. Met behoud van de toepassing van artikel 155 oefent de provinciegriffier de overeenkomstig het eerste lid toevertrouwde bevoegdheden persoonlijk uit. De provinciegriffier kan de uitoefening van die gedelegeerde bevoegdheid toevertrouwen aan andere personeelsleden van de provincie. Een subdelegatie van de bevoegdheid tot het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctieen de tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, aan andere personeelsleden dan de provinciegriffier, is evenwel niet mogelijk. In afwijking van artikel 43 kan de deputatie in gevallen van dwingende en onvoorziene omstandigheden op eigen initiatief de bevoegdheden betreffende de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten, het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten uitoefenen. Die bevoegdheid is niet voor delegatie vatbaar.” Art. 39. In artikel 68 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Als, in andere gevallen dan bij verhindering of schorsing overeenkomstig artikel 48 of 69, een provincieraadslid een gedeputeerde vervangt gedurende minstens dertig opeenvolgende dagen, wordt hem een vergoeding uitbetaald. Als een
16
61
provincieraadslid gedeputeerde.”;
een
gedeputeerdenwedde
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
ontvangt,
vervalt
die
van
de
2° in paragraaf 3 worden tussen “de extern verzelfs tandigde agentschappen van de provincie” en de woorden “, om welke reden of onder welke benaming ook” de woorden “en hun filialen” ingevoegd; 3° in §4, tweede lid, wordt de volgende zin toegevo egd: “Onder vergoedingen, salarissen en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard dienen te worden begrepen: 1° presentiegelden ontvangen als lid van de gemeent eraad, als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn en als lid van de bestuursorganen van gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschappen en hun filialen ; 2° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursor ganen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking ; 3° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursor ganen van sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in het decreet houdende de Vlaamse Wooncode; 4° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursor ganen van de rechtspersonen als vermeld in artikel 195 van het gemeentedecreet; 5° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursor ganen van rechtspersonen als vermeld in artikel 188; 6° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursor ganen van rechtspersonen als bedoeld in Titel VIII, Hoofdstuk I, II en III van het decreet van … betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.”; 4° in §4 wordt het derde lid geschrapt. Art. 40. volgt:
In hetzelfde decreet wordt een artikel 68bis ingevoegd, dat luidt als
“Art. 68bis. §1. De gedeputeerde die wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, en zich niet bevinden in een van de volgende gevallen: 1° een situatie als vermeld in artikel 47, meer bep aald wat betreft de verwijzing naar artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van de gedeputeerde met een handicap; 2° een situatie als vermeld in artikel 48. §2. Voor de toepassing van §1 bepaalt de Vlaamse Regering de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een gedeputeerde met een handicap. §3. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als een provincieraadslid, maar hij
17
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
62
is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft voor elke vergadering eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als een provincieraadslid.”
Art. 41. wat volgt:
In artikel 69 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door
“De afgezette gedeputeerde of voorzitter van de provincieraad kan pas na verloop van twee jaar opnieuw worden aangesteld in een functie van gedeputeerde of voorzitter van de provincieraad.” Art. 42.
Artikel 70 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 70. §1. Naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid is de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schade die de gedeputeerde aan derden berokkent bij de normale uitoefening van zijn mandaat. Ingeval de gedeputeerde bij de normale uitoefening van zijn mandaat schade berokkent aan de provincie of aan derden, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. §2. De gedeputeerde tegen wie een vordering tot schadevergoeding is ingesteld voor de burgerlijke rechter of de strafrechter naar aanleiding van schade die hij bij de normale uitoefening van zijn mandaat aan derden heeft berokkend, brengt, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie daarvan op de hoogte. Hij kan naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie in het geding betrekken. De Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie kunnen vrijwillig tussenkomen. §3. De vermelde rechtspersonen kunnen beslissen dat de schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.” Art. 43.
Artikel 71 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 71. Behalve in geval van herhaling is, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe de gedeputeerde wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn mandaat, met uitzondering van de misdrijven, begaan door een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering. De regresvordering van de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, ten aanzien van de gedeputeerde is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld als die bij hem gewoonlijk voorkomen. De rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, kunnen beslissen dat de geldboete slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.”
18
63
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Art. 44. In artikel 72 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden “van deze be paling” vervangen door de woorden “van het eerste lid”; 2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “De provincie sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van de gedeputeerde overkomen in het kader van de normale uitoefening van zijn mandaat.” Art. 45. wat volgt:
In artikel 73 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door
“Het organogram geeft de organisatiestructuur van de provinciale diensten weer, geeft de gezagsverhoudingen aan en duidt de functies aan waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden.” Art. 46. Aan artikel 77 van hetzelfde decreet worden de woorden “met uitzondering van daden van koophandel in het kader van de voogdij, de curatele over onbekwamen, en de opdrachten die in naam van de provincie in private ondernemingen of verenigingen worden uitgevoerd” toegevoegd. Art. 47. In artikel 78 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 2 worden een derde en een vierde l id toegevoegd, die luiden als volgt: “In geval van gewettigde afwezigheid kunnen de provinciegriffier en de financieel beheerder, onder hun eigen verantwoordelijkheid, binnen drie dagen voorzien in hun vervanging en daartoe, voor een periode van maximaal zestig dagen, een door de provincieraad erkende plaatsvervanger aanstellen. Die maatregel kan voor eenzelfde afwezigheid eenmaal worden verlengd. In de gevallen, vermeld in het tweede en het derde lid, hoeft de eed niet in openbare vergadering te worden afgelegd.”; 2° in paragraaf 3 worden de woorden “, overeenkomst ig de procedure van §2,” geschrapt; 3° in paragraaf 3 worden de woorden “drie maanden” vervangen door de woorden “honderdtwintig dagen”. Art. 48. In artikel 79 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
19
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
64
1° tussen het woord “voorwaarden” en de woorden “vo or de uitoefening” worden de woorden “, met uitzondering van het doorlopen van de selectieprocedure,” ingevoegd; 2° de woorden ”Van deze regel kan enkel en slechts voor een maximale duur van zes maanden worden afgeweken, indien” worden vervangen door de woorden “Van die regel kan alleen en slechts voor de duur, vermeld in artikel 80, worden afgeweken, als”. Art. 49.
Aan artikel 80 van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd:
“Die termijn kan eenmaal worden verlengd met maximaal zes maanden, voor zover de wervings- en/of bevorderingsprocedure is opgestart of als die procedure geen geslaagde kandidaat heeft opgeleverd.” Art. 50. Aan artikel 82 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “De provinciegriffier kan geen vakbondsafgevaardigde zijn in het provinciebestuur en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen.” Art. 51. Aan artikel 83, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “De provincieraad bepaalt wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan.”; Art. 52. In artikel 84 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, tweede lid, worden de woorden “95 en 96” vervangen door de woorden “95, 96 en 97”; 2° in §2, tweede lid, worden tussen de woorden “ove reenkomstig artikel 58” en de woorden “aan hem” de woorden ”, of overeenkomstig artikel 159,” ingevoegd; 3° aan paragraaf 2 wordt een lid toegevoegd, dat lu idt als volgt: “In deze afsprakennota wordt tevens bepaald of de deputatie door één of meerdere gedeputeerden vertegenwoordigd zal zijn in het managementteam en op welke wijze."; 4° aan paragraaf 4 wordt een punt 7° toegevoegd, da t luidt als volgt: “7° de verklarende nota van een interne kredietaanp assing.” Art. 53. In artikel 88 van hetzelfde decreet worden de woorden “die in het organogram zijn aangeduid” vervangen door de woorden “, van wie de functies zijn aangegeven in het organogram.” Art. 54. In artikel 89 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
20
65
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° in het eerste lid, 2°, wordt het woord “jaarreke ning” vervangen door het woord “jaarrekeningen”; 2° in het eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: “4° het thesauriebeheer, met uitzondering van het k asbeheer.”; 3° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “De financieel beheerder rapporteert aan de provinciegriffier over de taken, vermeld in het eerste lid.” Art. 55. In artikel 90 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in artikel 90, 1°, worden de woorden “kredieten wetmatigheidscontrole” vervangen door de woorden “krediet- en wetmatigheidscontrole”; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “Met het oog op de invordering van onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen kan de financieel beheerder een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de deputatie. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring. Een bevel kan door de deputatie alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief. Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel worden ingevorderd. Verzet kan tegen dat exploot worden ingediend binnen één maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.” Art. 56. In artikel 91 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “van rekenplichtige” worden geschrapt ; 2° de woorden “van de uitgaven” worden vervangen do or de woorden “van de girale uitgaven”. Art. 57. In artikel 92 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een nie uw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Volgende personen managementteam:
maken
met
raadgevende
stem
deel
uit
van
het
21
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
66
1° het lid of de leden van de deputatie, volgens de modaliteiten vermeld in artikel 84, §2, derde lid; 2° desgevallend de persoon of de personen aangeduid door de leden van het managementteam vermeld in het tweede lid.” 2° het derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt v ervangen als volgt: “De provincieraad is bevoegd voor de aanstelling en het ontslag van de leden van het managementteam en treedt ten aanzien van hen op als tuchtoverheid, met uitzondering van de leden vermeld in het derde lid.“ Art. 58.
In artikel 95 van hetzelfde decreet worden de woorden “§1” geschrapt.
Art. 59. In artikel 96, §1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zin “Het is onderworpen aan de goedkeuring van de provincieraad.” vervangen door de zin “Het algemene kader van het interne controlesysteem is onderworpen aan de goedkeuring van de provincieraad.” Hoofdstuk II. Wijzigingen aan titel III van het provinciedecreet Art. 60. wat volgt:
In artikel 98 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door
“Voor het provinciaal personeel, dat ingezet wordt in de provinciale onderwijsinstellingen en/of centra voor leerlingenbegeleiding, en dat geheel of gedeeltelijk buiten het toepassingsgebied valt van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, zoals vermeld in artikel 4, §1, a) van dat decreet, bepaalt de provincieraad de eventuele afwijkingen van de rechtspositieregeling, bedoeld in artikel 101, §2, rekening houdend met hun opdracht in de onderwijsinstellingen en/of centra voor leerlingenbegeleiding. Die afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de decreten en besluiten betreffende het onderwijs.” Art. 61. Aan artikel 99 van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Voor de gevallen, vermeld in artikel 100, §2, 1°, kan de aanstellende overheid aanwerven buiten de personeelsformatie.” Art. 62. In artikel 100, §3, van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Het kabinets- en fractiepersoneel kan niet deeltijds werken als personeelslid in de overige provinciale diensten.” Art. 63. In artikel 102 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
22
67
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° in het derde lid wordt het woord “provinciegriff ier” vervangen door de woorden “een gedeputeerde aangeduid door de deputatie of de provinciegriffier” en aan het derde lid wordt de zin “Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt er een proces-verbaal opgemaakt.” toegevoegd; 2° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als v olgt: “De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid verder delegeren aan een van de leden van het managementteam, vermeld in het artikel 92, tweede lid.” Art. 64. Aan artikel 106 van hetzelfde decreet worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “De personeelsleden mogen geen vergoedingen, wedden, toelagen, presentiegelden of andere tegenprestaties ontvangen van de rechtspersonen waarin zij de provincie vertegenwoordigen. De bepalingen, vermeld in artikel 27, §1 en §2, met uitzondering van 4°, en artikel 30, §4, zijn eveneens van toepassing op de provinciale personeelsleden.” Art. 65.
In artikel 111 wordt het tweede lid vervangen door:
“De provinciegriffier, de financieel beheerder en de ombudsman worden echter geëvalueerd door een bijzondere provincieraadscommissie, samengesteld overeenkomstig artikel 39, §3. Die commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de provincieraad. Die evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid, en op basis van een verslag van de deputatie. Voormeld rapport en voormeld verslag zijn niet vereist bij de evaluatie van de ombudsman. Bij staking van stemmen wordt het betrokken personeelslid geacht te voldoen.” Art. 66. Aan artikel 112, §1, 3°, van hetzelfde decreet word en de woorden “ als vermeld in artikel 101, §4” toegevoegd. Art. 67. Aan artikel 113, §1, van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “Artikel 248 is van overeenkomstige toepassing. De Vlaamse Regering kan die besluiten van de provincie rechtstreeks vernietigen.” Art. 68. In artikel 115 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “een inbreuk op” worden vervangen doo r de woorden “een overtreding van”; 2° de woorden “het opleggen van” worden geschrapt. Art. 69. In artikel 120 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
23
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
68
1° het eerste lid wordt paragraaf 1, het tweede lid wordt paragraaf 2, het derde lid wordt paragraaf 3 en het vierde lid wordt paragraaf 4; 2° het eerste lid, dat paragraaf 1 wordt, wordt ver vangen door wat volgt: “De tuchtoverheid start het tuchtonderzoek op.”; 3° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt a ls volgt: “§5. Als het tuchtonderzoek is afgerond, wordt het tuchtverslag opgesteld dat minstens de ten laste gelegde feiten bevat. De tuchtoverheid stelt een tuchtdossier samen, dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.” Art. 70. Aan artikel 123, derde lid, van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “De getuige kan echter de beslotenheid van zijn getuigenverhoor op de hoorzitting vragen als het personeelslid de openbaarheid heeft gevraagd.” Art. 71. In artikel 124 van hetzelfde decreet worden de woorden “tegen ontvangstbewijs” vervangen door de woorden “met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs”. Art. 72. In artikel 130, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “of ontslag van ambtswege” vervangen door de woorden “, ontslag van ambtswege of afzetting”. Art. 73. Aan artikel 138 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “De Beroepscommissie voor tuchtzaken deelt de datum, waarop ze het tuchtdossier heeft ontvangen, mee aan de tuchtoverheid en de indiener van het beroep.” Hoofdstuk III. Wijzigingen aan titel IV van het provinciedecreet Art. 74. In artikel 141, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord “financieel” vervangen door het woord “financiële”. Art. 75. In artikel 142 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt paragraaf 1, het tweede lid wordt paragraaf 2, het derde lid wordt paragraaf 3 en het vierde lid wordt paragraaf 4; 2° in het eerste lid dat paragraaf 1 wordt, wordt h et woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”;
24
69
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
3° in het eerste lid dat paragraaf 1 wordt, wordt d e zin “Het heeft betrekking op de hele periode waarvoor de provincieraad werd verkozen, te rekenen vanaf de datum van vaststelling ervan.” geschrapt; 4° in het eerste lid dat paragraaf 1 wordt, worden twee nieuwe leden toegevoegd, die luiden als volgt: ”Het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen en loopt af op het einde van het jaar na de daaropvolgende provincieraadsverkiezingen. De provincieraad stemt over het meerjarenplan in zijn geheel. Elk provincieraadslid kan echter de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen van het meerjarenplan die hij aanwijst. In dat geval mag over het geheel pas gestemd worden na de stemming over een of meer onderdelen die aldus zijn aangewezen. De stemming over het geheel heeft dan betrekking op de onderdelen waarover geen enkel provincieraadslid afzonderlijk wil stemmen, en op de onderdelen die al bij een afzonderlijke stemming zijn aangenomen.” Art. 76. In artikel 143 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “in de loop van het vierde kwartaal en” geschrapt; 2° in het eerste lid wordt het woord “boekjaar” ver vangen door de woorden “financiële boekjaar”; 3° het tweede en het derde lid worden vervangen doo r wat volgt: “De aanpassing van het meerjarenplan is facultatief bij de vaststelling van het budget met betrekking tot het laatste financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode, vermeld in artikel 142, §1, tweede lid. De provincieraad houdt bij de aanpassing van het meerjarenplan rekening met de termijn waarop het meerjarenplan betrekking heeft. Vanaf het voorlaatste financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode, vermeld in artikel 142, §1, tweede lid, beschrijft de financiële nota de financiële consequenties voor ten minste drie financiële boekjaren. Artikel 142, §1, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.” Art. 77. In artikel 144 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord “boekjaar” ver vangen door de woorden “financieel boekjaar”; 2° in het tweede en derde lid worden de woorden “he t eerste volledige boekjaar” telkens vervangen door de woorden “het eerste volledige financiële boekjaar”.
25
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
70
Art. 78. In artikel 146 van hetzelfde decreet wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”. Art. 79. In artikel 147 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° §2 wordt vervangen door wat volgt: “§2. Het exploitatiebudget is een financieel plan van de exploitatie van de provincie.”; 2° in §4, tweede lid, worden de woorden “geldig tot 31 december van het boekjaar” vervangen door de woorden “geldig tot en met 31 december van het financiële boekjaar”; 3° in §4, tweede lid, wordt in de laatste zin tusse n de woorden “de provincieraad die” en het woord “goedkeurt” het woord “verlenging” ingevoegd; 4° §5 wordt opgeheven. Art. 80. In artikel 150 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° het eerste wordt paragraaf 1 en het tweede lid w ordt paragraaf 2; 2° aan het tweede lid dat paragraaf 2 wordt, worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “Het ontwerp van budgetwijziging wordt uiterlijk samen met de agenda voor de vergadering waarop het wordt besproken, aan ieder lid van de provincieraad bezorgd. Op de budgetwijzigingen is artikel 144, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.” Art. 81. In artikel 151 van hetzelfde decreet wordt de zin “Onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, beslist de deputatie over de interne kredietaanpassingen.” vervangen door de zinnen “De deputatie beslist over de interne kredietaanpassingen, zoals die gedefinieerd zijn door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden daarvoor.” Art. 82. In artikel 152, tweede lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden “De personeelsleden” en de woorden “of de leden van de deputatie” de woorden “, de leden van de provincieraad” ingevoegd. Art. 83. In artikel 153 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “voorzien in uitgaven” vervangen door de woorden “over de uitgaven beslissen”; 2° in het eerste lid worden de woorden “worden vere ist” vervangen door de woorden “vereist zijn”;
26
71
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
3° in het tweede lid worden de woorden “in de uitga ve voorzien” vervangen door de woorden ”over de uitgaven beslissen”; 4° tussen het tweede en het derde lid wordt een nie uw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “De bevoegdheid om over de uitgaven te beslissen, houdt de bevoegdheid in tot het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, het vaststellen van de wijze van gunning van overheidsopdrachten, het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten.” Art. 84. In artikel 155 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden “bepaald door o f krachtens dit decreet” vervangen door de woorden “vermeld in dit decreet,”; 2° in §2, derde lid, worden de woorden “betreffende activiteitencentra” geschrapt; 3° in §2, derde lid, wordt de zin “Hij houdt daarbi j rekening met het organogram van de provinciale diensten.” vervangen door de zin “Bij de delegatie wordt rekening gehouden met het organogram van de provinciale diensten.”; Art. 85. In artikel 156 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: “§1. Met behoud van de toepassing van artikel 153 gaat de budgethouder de verbintenissen aan, in voorkomend geval binnen de perken van de delegatie, overeenkomstig het aan hem toevertrouwde budget. In voorkomend geval binnen de perken van de delegatie, bepaalt hij de wijze van gunnen met betrekking tot de procedures voor opdrachten van aanneming van werken, leveringen of diensten en stelt de voorwaarden ervan vast, voert de opdracht uit, wijst de opdracht toe en keurt de te betalen bedragen goed overeenkomstig het aan hem toevertrouwde budget. De bevoegdheid van de budgethouder, vermeld in artikel 155 en 218, wordt beperkt overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel 43, §2, en artikel 58.”; 2° Er wordt een nieuwe paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt: “§1/1. Bij het vaststellen van de voorwaarden en de wijze van gunnen, kan de provincieraad of de deputatie bepalen dat indien een opdracht van aanneming van werken, leveringen of diensten waarvoor de raming paste binnen het voorziene budget, bij raadpleging van de mededinging het voorziene budget blijkt te overschrijden, de opdracht kan toegewezen worden mits de deputatie beslist de noodzakelijke verhoging van het betrokken krediet ter goedkeuring voor te leggen aan de provincieraad bij de eerstvolgende budgetwijziging.”;
27
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
72
3° in §2, eerste lid, worden tussen de woorden “De voorgenomen financiële verbintenissen” en de woorden “zijn onderworpen” de woorden “die resulteren in een uitgaande nettokasstroom,” ingevoegd; 4° in §2, tweede lid, worden de woorden “artikel 90 , 1°” vervangen door de woorden “artikel 90, eerste lid, 1°”; 5° in paragraaf 2 worden het derde en het vierde li d vervangen door wat volgt: “De provincieraad bepaalt, na advies van de financieel beheerder, de nadere voorwaarden waaronder de financieel beheerder de controle, vermeld in het tweede lid, uitoefent. De provincieraad kan binnen de perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de financieel beheerder, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de visumverplichting. De provincieraad kan, op eensluidend voorstel van de financieel beheerder, de bevoegdheid, vermeld in het tweede lid, delegeren aan een of meer personeelsleden, die werken onder de verantwoordelijkheid van de financieel beheerder. Verrichtingen die door de provincieraad overeenkomstig het derde lid zijn uitgesloten van de visumverplichting kunnen, voordat enige verbintenis werd aangegaan door de betrokken budgethouder en, als de betrokken budgethouder de provincieraad of de deputatie is, en het stemgedrag niet wordt genotuleerd, door één van zijn leden worden voorgelegd aan de financieel beheerder. In dat geval wordt gehandeld overeenkomstig het tweede lid.”; 6° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De budgethouder is verantwoordelijk voor de facturatie van de te ontvangen bedragen die betrekking hebben op het aan hem toevertrouwde budget.” Art. 86. In artikel 157, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “waarvoor nog voldoende kredieten zijn,” geschrapt. Art. 87. In artikel 158 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden de woorden “die zonder uitstel moeten gebeuren of die onmiddellijk moeten worden gedaan” vervangen door de woorden “die zonder uitstel of onmiddellijk moet worden gedaan”; 2° in §1, tweede lid, wordt het woord “kasprovisie” vervangen door het woord “provisie”; 3° in §3, derde lid, worden tussen de woorden “fina ncieel beheerder” en het woord “ondertekend” de woorden “of de door hem aangestelde persoon” ingevoegd. Art. 88. In artikel 159 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
28
73
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° in §1, eerste lid, wordt de zin “Betalingen in u itvoering van uitgaven kunnen nooit door de financieel beheerder gebeuren zonder een uitdrukkelijke betalingsopdracht van de provinciegriffier.” vervangen door de zin “Betalingen ter uitvoering van uitgaven kunnen nooit door de financieel beheerder verricht worden zonder een uitdrukkelijke betalingsopdracht van de provinciegriffier.”; 2° aan §1, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, di e luidt als volgt: “Daaronder vallen niet de betalingen naar de rekeningen, vermeld in artikel 158.”; 3° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede lid en he t derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Met behoud van de bevoegdheid van de financieel beheerder voor het verlenen van kwijting, zijn de personeelsleden, vermeld in het vierde lid, verantwoordelijk voor de kasverrichtingen. Daartoe beschikt dat personeelslid of beschikken die personeelsleden over de bevoegdheid om geld af te halen van de door de financieel beheerder aangewezen rekening of rekeningen.”; 4° in paragraaf 1 wordt het derde lid, dat het vier de lid wordt, vervangen door wat volgt: “De deputatie wijst, met uitsluiting van de financieel beheerder, een of meer personeelsleden van de provincie aan die verantwoordelijk zijn voor de kasverrichtingen. Bij gebrek aan aanwijzing door de deputatie is de provinciegriffier verantwoordelijk voor de kasverrichtingen. De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen toevertrouwde bevoegdheden niet weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.”; 5° in paragraaf 1 wordt het vierde lid, dat het vij fde lid wordt, vervangen door wat volgt: “De personeelsleden, vermeld in dit artikel, zijn rekenplichtig binnen de grenzen van de aan hen toevertrouwde bevoegdheid. Voor betalingen die gebeuren via de kas door de rekenplichtige, moet vooraf de wettelijkheid en regelmatigheid gecontroleerd worden door de provinciegriffier of zijn gemachtigde, als vermeld in het eerste lid.”; 6° in §2, eerste lid, worden tussen de woorden “te ondertekenen” en de woorden “,kan de deputatie” de woorden “of als een betaling via de kas wordt geweigerd” ingevoegd; 7° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt a ls volgt: “§3. In afwijking van §1 kunnen de opeisbare schulden door de personen, bepaald door de Vlaamse Regering, en in de gevallen en onder voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, in mindering worden gebracht van de rekeningen van de provincie.” Art. 89. In artikel 161 van hetzelfde decreet wordt het woord “semester” vervangen door het woord “jaar”.
29
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
74
Art. 90. In artikel 162 van hetzelfde decreet wordt het woord “semester” vervangen door het woord “jaar”. Art. 91. In artikel 163 van hetzelfde decreet wordt het woord “kwartaal” telkens vervangen door het woord “jaar”. Art. 92. In artikel 164 van hetzelfde decreet wordt het woord “semester” vervangen door het woord “jaar”. Art. 93. In artikel 165 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen do or wat volgt: ”Minstens eenmaal per jaar verifieert een door de provincieraad aangeduid personeelslid de kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159. Het procesverbaal van verificatie wordt bezorgd aan de provincieraad en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen do or wat volgt: ”De rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, brengen de controlerende of auditerende instantie onverwijld op de hoogte van elk tekort dat toe te schrijven is aan diefstal of verlies.”; 3° in paragraaf 2 wordt het derde lid vervangen doo r wat volgt: “Aan het proces-verbaal van verificatie wordt een toelichting gevoegd over de omstandigheden en de bewarende maatregelen die de betrokken rekenplichtige heeft genomen, en de aanbevelingen betreffende de vereffening van dat tekort.”; 4° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. Als het voor de rekenplichtige, vermeld in artikel 159, onmogelijk is om aanwezig te zijn bij de verificatie, daarbij opmerkingen te maken en het procesverbaal van verificatie te ondertekenen, vermeld in §1 en §2, kan hij zich daartoe laten vertegenwoordigen.”; 5° in paragraaf 5 wordt het eerste lid vervangen do or wat volgt: “Minstens eenmaal per jaar verifieert de externe auditcommissie de kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 6° in paragraaf 5 wordt het derde lid vervangen doo r wat volgt: “De externe auditcommissie bezorgt het proces-verbaal aan de provincieraad en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”;
30
75
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
7° in §5, vierde lid, wordt het woord “vastgesteld” vervangen door de woorden “vastgesteld dat te wijten is aan onregelmatigheden”; 8° in §5, vierde lid, wordt de zin “Het rapport wor dt uiterlijk tien dagen na verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad, de provinciegriffier en, in voorkomend geval, aan de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 159” vervangen door de zin “Het rapport wordt uiterlijk tien dagen na de verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 9° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt: “§6. De provincieraad wijst een personeelslid aan dat belast wordt met de verificatie van de kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, in geval van een overschot of een tekort dat toe te schrijven is aan diefstal of verlies. Het betrokken personeelslid kan de aan hem gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als zijn functieomschrijving erin voorziet. Het interne controlesysteem bepaalt de gevallen waarin het personeelslid, aangewezen door de provincieraad, moet overgaan tot verificatie van de kas van de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 159. Van zijn bevindingen wordt een proces-verbaal gemaakt dat aan de deputatie, de provinciegriffier, aan het betrokken personeelslid en, in geval van onregelmatigheden, aan de Vlaamse Regering en de provincieraad wordt bezorgd. Dat proces-verbaal wordt zowel door het verantwoordelijke personeelslid als door het personeelslid, aangewezen door de provincieraad, ondertekend. Het personeelslid aangewezen door de provincieraad bezorgt, in geval van onregelmatigheden, een afschrift van het proces-verbaal aan de externe auditcommissie. De externe auditcommissie stelt, in geval van onregelmatigheden, een aanvullend rapport op, met onder meer de omstandigheden en de bewarende maatregelen die de betrokken rekenplichtige heeft genomen, en de aanbevelingen betreffende de vereffening van het tekort. Het aanvullende rapport wordt uiterlijk tien dagen na de ontvangst van het procesverbaal samen met dat proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad en aan de betrokken rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 10° in paragraaf 7 wordt het eerste lid vervangen d oor wat volgt: “Als verificatie uitwijst dat het kastekort te wijten is aan onregelmatigheden, dan deelt de provincieraad binnen dertig dagen na de ontvangst van het proces-verbaal en het aanvullende rapport van de externe auditcommissie aan de Vlaamse Regering zijn advies mee betreffende de mate waarin de betrokken rekenplichtige voor het tekort aansprakelijk gesteld moet worden en, in voorkomend geval, hoeveel het tekort bedraagt dat moet worden vereffend.”;
31
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
76
11° in §8, eerste lid, worden de woorden “het recht scollege, bedoeld in artikel 13” vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 12° in paragraaf 8 wordt het tweede lid vervangen d oor wat volgt: “Het rechtscollege doet uitspraak over de aansprakelijkheid van de betrokken rekenplichtige en bepaalt het bedrag dat hem ten laste wordt gelegd.”; 13° in paragraaf 8 wordt het derde lid vervangen do or wat volgt: “De beslissing van het rechtscollege is uitvoerbaar, zelfs als daartegen een beroep is ingesteld bij de Raad van State. Die beslissing kan echter pas ten uitvoer worden gelegd na het verstrijken van de termijn voor het instellen van dat beroep.”; 14° paragraaf 9 wordt vervangen door wat volgt: “§9. Als het voor de rekenplichtige, vermeld in artikel 159, onmogelijk is om aanwezig te zijn bij de verificatie, daarbij opmerkingen te maken en het proces-verbaal van verificatie te ondertekenen, als vermeld in §5 en §6, kan hij zich daartoe laten vertegenwoordigen.” Art. 94. In artikel 166 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §3, eerste lid, wordt de zin “Zij brengt hier over verslag uit.” vervangen door de zin “Ze brengt daarover verslag uit.”; 2° in §3, tweede lid, wordt de zin “Het proces-verb aal wordt, naar gelang van het geval, ondertekend door een lid van de externe auditcommissie en door de financieel beheerder, de provinciegriffier en, in voorkomend geval, de rekenplichtige of, in geval van overlijden, hun erfgenamen indien aanwezig.” vervangen door de zin “Het proces-verbaal wordt, naargelang van het geval, ondertekend door een lid van de externe auditcommissie, door de provinciegriffier, de financieel beheerder en door de rekenplichtige of, in geval van overlijden, door hun erfgenamen als die aanwezig zijn.”; 3° in paragraaf 3 wordt het derde lid vervangen doo r wat volgt: “De externe auditcommissie bezorgt het proces-verbaal aan de provincieraad, aan de provinciegriffier, aan de financieel beheerder en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, of aan hun erfgenamen.”; 4° in paragraaf 4 wordt de zin “Het rapport wordt u iterlijk dertig dagen na verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad, de financieel beheerder, de provinciegriffier en, in voorkomend geval, aan de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 159, of hun erfgenamen.” vervangen door de zin “Het rapport wordt uiterlijk dertig dagen na de verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad, de provinciegriffier, de financieel beheerder en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, of aan hun erfgenamen.”;
32
77
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
5° in paragraaf 6 worden de woorden “bedoeld in het eerste lid” vervangen door de woorden ”vermeld in §3”; 6° in paragraaf 7 worden de woorden “Indien het de provinciegriffier, de in artikel 159 bedoelde rekenplichtige” vervangen door de woorden “Als het voor de provinciegriffier, de rekenplichtige, vermeld in artikel 159,“, en worden de woorden “zoals bedoeld” vervangen door de woorden “als vermeld”; 7° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt: “§8. Bij afwezigheid of verhindering die aanleiding geeft tot vervanging door de provincieraad of door de deputatie, vermeld in artikel 78, met uitzondering van §2, derde lid, is dit artikel van overeenkomstige toepassing op de provinciegriffier of de financieel beheerder.”; 8° in paragraaf 9 worden tussen de woorden “de waar nemende provinciegriffier,” en de woorden “als de vervanging een einde neemt” de woorden “vermeld in artikel 78, met uitzondering van §2, derde lid,” ingevoegd. Art. 95. In artikel 168, §2, van hetzelfde decreet wordt de zin “Zij deelt dit verslag mee aan de provincie binnen dertig dagen nadat de jaarrekening haar voor controle werd bezorgd.” vervangen door de zin ”Ze deelt dat verslag mee aan de provincieraad binnen dertig dagen nadat het ontwerp van de jaarrekening haar voor controle werd bezorgd.” Art. 96. In artikel 169 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, en §3, eerste lid, wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar” en wordt het woord “datgene” vervangen door de woorden ”het financiële boekjaar”; 2° in §1, tweede lid, en §3, derde lid, wordt het w oord “jaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”. Art. 97. In artikel 171 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In paragraaf 1 worden de woorden “de personen di e door de provinciegriffier zijn aangesteld” vervangen door de woorden “de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, die zijn aangesteld om”; 2° in §4, eerste lid, worden in de eerste zin de wo orden “Na ontvangst” vervangen door de woorden “Na de ontvangst”, worden de woorden “in het geval” vervangen door het woord “ingeval”, worden de woorden “van mening zijn” vervangen door de woorden “van mening is” en worden de woorden “een bepaalde ambtenaar of bepaalde ambtenaren” vervangen door de woorden “een bepaalde persoon of bepaalde personen”;
33
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
78
3° in §4, tweede lid, worden de woorden “de provinc ie” vervangen door de woorden “de provincieraad”; 4° in paragraaf 5 wordt het eerste lid vervangen do or wat volgt: “Als de provincieraad geen verrichtingen verworpen heeft en de externe auditcommissie er in haar rapport, vermeld in §4, geen melding van maakt dat de provincieraad met de bevindingen van de externe auditcommissie geen rekening heeft gehouden, of als de externe auditcommissie niet binnen de termijn, vermeld in §4, een verslag aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd, is de vaststelling van de jaarrekening door de provincieraad definitief.”; 5° in §5, tweede lid, worden de woorden “van de doo r de provinciegriffier aangestelde rekenplichtigen” vervangen door de woorden “van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159,”; 6° in §6, eerste lid, worden de woorden “Indien de provincieraad bepaalde verrichtingen verworpen heeft of indien de externe auditcommissie in haar rapport, vermeld in §4, er melding van maakt” vervangen door de woorden “Als de provincieraad bepaalde verrichtingen verworpen heeft of als de externe auditcommissie er in haar rapport, vermeld in §4, melding van maakt”; 7° in §6, tweede lid, worden de woorden “Indien de Vlaamse Regering zich niet uitgesproken heeft binnen de honderd dagen na ontvangst” vervangen door de woorden “Als de Vlaamse Regering zich niet uitgesproken heeft binnen honderd dagen na de ontvangst”; 8° in §8, eerste lid, wordt de zin “Degenen aan wie kwijting is geweigerd kunnen binnen zestig dagen na deze kennisgeving een beroep instellen bij het rechtscollege, bedoeld in artikel 13, tegen de beslissingen van de Vlaamse Regering, bedoeld in §6.” vervangen door de zin “Degenen aan wie kwijting is geweigerd, degenen die aansprakelijk worden gesteld en de provincie kunnen binnen zestig dagen na die kennisgeving beroep instellen bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen tegen de beslissingen van de Vlaamse Regering, vermeld in §6.”; 9° in §8, eerste lid, worden de woorden “te zijnen” vervangen door de woorden “hem te”; 10° in §8, tweede lid, worden de woorden “Als de ve rwerping van bepaalde verrichtingen aanleiding gaf tot het definitief afwijzen van bepaalde uitgaven” vervangen door de woorden “Als de verwerping van bepaalde verrichtingen aanleiding heeft gegeven tot de definitieve afwijzing van bepaalde uitgaven”. Art. 98. In artikel 172 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden de woorden “Onverminde rd de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het algemeen belang, overeenkomstig de artikelen 245 tot 252, schorst de Vlaamse Regering de uitvoering van het meerjarenplan en de
34
79
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
beslissing tot wijziging ervan:” vervangen door de woorden “Met behoud van de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het algemeen belang overeenkomstig artikel 245 tot en met artikel 252, schorst de Vlaamse Regering binnen de termijnen, vermeld in artikel 248, de uitvoering van het meerjarenplan en de beslissing tot wijziging ervan:”; 2° in §1, eerste lid, 1°, en in §3, eerste lid, 1°, worden de woorden “het financieel evenwicht” vervangen door de woorden “het financiële evenwicht” en wordt het woord “boekjaren” vervangen door de woorden “financiële boekjaren”; 3° in §1, eerste lid, 2°, en in §3, eerste lid, 2°, worden de woorden “als bekende en verwachte opbrengsten of ontvangsten” vervangen door de woorden “als bekende of verwachte opbrengsten of ontvangsten”; 4° in §1, eerste lid, en in §3, eerste lid, wordt p unt 4° vervangen door wat volgt: “4° als het meerjarenplan niet of slechts gedeeltel ijk rekening houdt met eerder vastgestelde investeringsenveloppen.”; 5° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen do or wat volgt: “In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, neemt de Vlaamse Regering alle vereiste maatregelen om het evenwicht te herstellen. In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, schrijft de Vlaamse Regering de bekende of verw achte opbrengsten of ontvangsten, of verplichte kosten of uitgaven ambtshalve in. In het geval, vermeld in het eerste lid, 3°, schrapt de Vlaamse Regering de vermelde opbrengsten of ontvangsten, of de kosten of uitgaven die strijdig zijn met het recht, of schrijft ze die op het juiste bedrag in. In het geval, vermeld in het eerste lid, 4°, verhoogt of verlaagt de Vlaamse Regering de kredieten, zodat de reeds eerder vastgestelde investeringsenveloppen passen in het vastgestelde meerjarenplan.”; 6° in §3, derde lid, worden tussen de woorden “neem t haar beslissing binnen” en de woorden “vijftig dagen” de woorden “een termijn van” ingevoegd, en wordt het woord ”ingaan” vervangen door het woord “ingaat”; 7° in paragraaf 4 wordt de zin “De schorsing van he t meerjarenplan of van de wijziging ervan impliceert van rechtswege de schorsing van het budget dat werd vastgesteld op basis van het geschorste meerjarenplan of het meerjarenplan zoals gewijzigd bij de geschorste wijziging.” vervangen door de zin “De schorsing van het meerjarenplan of van de wijzigingen ervan impliceert van rechtswege de schorsing van het budget dat of van de budgetwijziging die werd vastgesteld op basis van het geschorste meerjarenplan of de geschorste wijziging ervan.” Art. 99. In artikel 173 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden tussen de woorden “de Vlaamse Regering” en de woorden “het budget” de woorden “binnen de termijnen, vermeld in artikel 248,” ingevoegd;
35
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
80
2° in §1, eerste lid, 1°, en 2° wordt het woord “bo ekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”; 3° in §1, eerste lid, 3°, en in §3, eerste lid, 3°, worden tussen de woorden “het budget” en de woorden “worden opgenomen” de woorden “of de budgetwijziging” ingevoegd; 4° in §1, eerste lid, 4°, in §1, tweede lid, en in §3, eerste lid, 4°, worden de woorden “het budget” telkens vervangen door de woorden “het budget of de budgetwijziging”; 5° in §3, eerste lid, 2°, worden de woorden “voorzo ver het budget” vervangen door de woorden “voor zover de financiële nota van het budget”; 6° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen do or wat volgt: “In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, neemt de Vlaamse Regering alle vereiste maatregelen om het budget, of de budgetwijziging, te doen passen binnen het meerjarenplan. In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, neemt de Vlaamse Regering de nodige maatregelen om het evenwicht op kasbasis te herstellen. In het geval, vermeld in het eerste lid, 3°, schrijft de V laamse Regering de bekende of verwachte opbrengsten of ontvangsten, of de verplichte kosten of uitgaven ambtshalve in. In het geval, vermeld in het eerste lid, 4°, schrapt de Vlaamse Regering de vermelde ontvangsten of opbrengsten, of de kosten of uitgaven die strijdig zijn met het recht, of schrijft ze die op het juiste bedrag in.”; 7° in §3, derde lid, worden tussen de woorden “neem t haar beslissing binnen” en de woorden “vijftig dagen” de woorden “een termijn van” ingevoegd en wordt het woord ”ingaan” vervangen door het woord “ingaat”. Art. 100. In artikel 174 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord “vragen” wordt vervangen door het woo rd “gelasten” . 2° er wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt : “Van elk onderzoek wordt een verslag opgemaakt dat aan de provincieraad en aan de toezichthoudende overheid wordt voorgelegd.” Hoofdstuk IV. Wijzigingen aan titel V van het provinciedecreet Art. 101. Aan artikel 177 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt een zin toegevoegd, die lu idt als volgt: "Van deze laatste verplichting kan worden afgeweken voor beslissingen genomen met unanimiteit."; 2° in §2, tweede lid, worden de woorden “de provinc iegriffier of de in artikel 159 vermelde rekenplichtige” vervangen door het woord “een”.
36
81
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Art. 102. In artikel 178 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: “§3. De beslissingen, de akten, de verslagen en de brieven van de financieel beheerder worden door hem ondertekend als ze specifiek betrekking hebben op de aan hem toevertrouwde taken. De financieel beheerder kan deze ondertekeningsbevoegdheid delegeren aan een of meerdere personeelsleden. De beslissingen, de akten en de briefwisseling van personeelsleden aan wie bevoegdheden werden gedelegeerd of toevertrouwd, worden door die personeelsleden ondertekend. Het dwangbevel, uitgevaardigd voor de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, wordt, met behoud van de ondertekeningsbevoegdheid inzake de uitvoerbaarverklaring ervan, ondertekend door de financieel beheerder.”; 2° in paragraaf 4 worden de woorden “Onverminderd § 1 en §3” vervangen door de woorden “Met behoud van §3”; 3° in paragraaf 5 worden de woorden “de voorgaande leden” vervangen door de woorden “de voorgaande paragrafen”; 4° wordt een nieuwe paragraaf 5/1 ingevoegd luidend als volgt: "§5/1. De voorzitter van de provincieraad kan zijn bevoegdheid tot ondertekening schriftelijk opdragen aan een of meer leden van de provincieraad, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in artikel 176. Die opdracht kan te allen tijde worden herroepen. Het lid aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie tevens melding maken van die opdracht.”; 5° wordt de eerste en tweede zin van paragraaf 6 ve rvangen door wat volgt: “De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid tot ondertekening of medeondertekening opdragen aan een of meer personeelsleden van de provincie, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in artikel 176. De opdrachten tot ondertekening of medeondertekening worden schriftelijk gegeven en zijn te allen tijde herroepbaar; de provincieraad wordt daarvan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.”; 6° in de derde zin van paragraaf 6 worden tussen he t woord "tot" en het woord "medeondertekening" de woorden "ondertekening of" ingevoegd. Art. 103. Artikel 183 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Art. 183. Alle briefwisseling aan de provincie wordt geacht te zijn gericht aan de deputatie. Behalve bij andersluidende beslissing van de provincieraad wordt de
37
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
82
briefwisseling verstuurd naar het provinciehuis. Er wordt een register aangelegd van alle ingaande en uitgaande briefwisseling, van welke aard ook.” Art. 104. In artikel 184 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "wettelijke feestdagen" vervangen door de woorden "wettelijke of decretale feestdagen", en worden de woorden “wettelijke feestdag” vervangen door de woorden “wettelijke of decretale feestdag”; 2° in het tweede lid wordt tussen de woorden “doet eindigen” en de woorden “in de termijn” het woord “niet” ingevoegd. Hoofdstuk V. Wijzigingen aan titel VI van het provinciedecreet Art. 105. In artikel 191 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord “diensten” vervan gen door “provinciale diensten”; 2° in paragraaf 2 wordt de zin “Elke provincie kan een ombudsdienst inrichten die als volgt kan gerealiseerd worden:” vervangen door de zin “Elke provincie kan op een van de volgende wijzen een ombudsdienst oprichten:”; 3° in §2, 2°, worden de woorden ”, volgens nader te bepalen modaliteiten” geschrapt. Art. 106. In artikel 193ter, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 2 juni 2006, worden de woorden “het provinciebestuur” vervangen door de woorden “de provincie” en worden de woorden “de deputatie” vervangen door de woorden “de provincie”. Art. 107. In titel VI van hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen door wat volgt: “Hoofdstuk III. Verzoekschriften aan de organen van de provincie.” Art. 108. In artikel 194 van hetzelfde decreet wordt in het eerste lid het woord “provincieraad” vervangen door de woorden “organen van de provincie”. Art. 109. In artikel 195, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “de provincieraad of een provincieraadscommissie” vervangen door de woorden “een orgaan van de provincie”. Art. 110. Er wordt een artikel 205bis toegevoegd dat luidt als volgt: “Art. 205bis. §1. De volgende potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging kunnen een andere potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging machtigen om in hun naam te stemmen: 1° potentiële deelnemers aan de provinciale volksra adpleging die wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat zijn om zich naar het stembureau te begeven of er naartoe
38
83
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
gevoerd te worden. Die onbekwaamheid blijkt uit een medisch attest. Artsen die kandidaat zijn, mogen een dergelijk attest niet afgeven; 2° potentiële deelnemers aan de provinciale volksra adpleging die om beroeps- of dienstredenen: a) in het buitenland zijn opgehouden, alsook de leden van het gezin of het gevolg van die potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die met hen aldaar verblijven; b) zich op de dag van de provinciale volksraadpleging in het Rijk bevinden, maar in de onmogelijkheid verkeren zich in het stembureau te melden; Die onmogelijkheid, vermeld in a) en b), blijkt uit een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever onder wie betrokkenen ressorteren; 3° potentiële deelnemers aan de provinciale volksra adpleging die het beroep van schipper, marktkramer of kermisreiziger uitoefenen en de leden van hun gezin die met hen samenwonen. De uitoefening van het beroep blijkt uit een attest van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkenen in het bevolkingsregister zijn ingeschreven; 4° potentiële deelnemers aan de provinciale volksra adpleging die op de dag van de provinciale volksraadpleging ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van vrijheidsbeneming verkeren. Die toestand wordt bevestigd door de directie van de inrichting waar de betrokkenen zich bevinden; 5° potentiële deelnemers aan de provinciale volksra adpleging die om redenen in verband met hun geloofsovertuiging in de onmogelijkheid verkeren zich op het stembureau te melden. Die onmogelijkheid blijkt uit een attest dat is afgegeven door de religieuze overheid; 6° studenten die zich om studieredenen, in de onmog elijkheid bevinden om zich in het stembureau te melden, op voorwaarde dat ze een attest overleggen van de directie van de instelling waar ze studeren; 7° potentiële deelnemers aan de provinciale volksra adpleging die om andere redenen op de dag van de provinciale volksraadpleging niet in hun woonplaats zijn wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en bijgevolg in de onmogelijkheid verkeren om zich in het stembureau aan te melden, voor zover de onmogelijkheid door de burgemeester van hun woonplaats vastgesteld is, na overlegging van de nodige bewijsstukken. De Vlaamse Regering bepaalt het model van het attest dat door de burgemeester moet worden afgegeven. De aanvraag moet bij de burgemeester van de woonplaats uiterlijk de derde dag voor die van de verkiezing worden ingediend. §2. Als gemachtigde kan worden aangewezen, eenieder die de hoedanigheid van potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging bezit. De gemachtigde kan zijn hoedanigheid bewijzen door middel van zijn oproepingsbrief. Iedere gemachtigde mag maar één volmacht hebben. §3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waarvan het model door de Vlaamse Regering wordt bepaald. Het wordt kosteloos afgegeven op de gemeentesecretarie. De volmacht vermeldt de volksraadpleging waarvoor ze geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de volmachtgever en van de gemachtigde. Het volmachtformulier wordt door de volmachtgever en de gemachtigde ondertekend.
39
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
84
§4. Om tot de provinciale volksraadpleging toegelaten te worden, overhandigt de gemachtigde aan de voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de volmacht en een van de attesten, vermeld in §1. Hij toont hem eveneens zijn identiteitskaart, de oproepingsbrief van de volmachtgever en zijn eigen oproepingsbrief, waarop de voorzitter de vermelding “heeft bij volmacht gestemd” noteert.” Art. 111. In artikel 207, §1, van hetzelfde decreet worden de woorden “aangelegenheden betreffende de rekeningen, de budgetten, de provinciebelastingen en retributies” vervangen door de woorden “aangelegenheden betreffende de rekeningen, de provinciebelastingen, de retributies, het meerjarenplan en de aanpassingen eraan, het budget en de budgetwijzigingen”. Art. 112. Een artikel 211bis wordt ingevoegd en luidt als volgt: “Art. 211bis. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen betreffende de stemopneming vermeld in artikel 205. Het bezwaar moet worden ingesteld binnen de 8 dagen nadat het proces-verbaal waarin is vastgesteld dat het vereiste aantal deelnemers vermeld in artikel 205 niet is bereikt of waarin de uitslag van de gemeentelijke volksraadpleging is vermeld is bekendgemaakt aan het gemeentehuis. Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de gemeente in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de provinciegouverneur en de gemeente.”
Hoofdstuk VI. Wijzigingen aan titel VII van het provinciedecreet Art. 113. In artikel 215, §3, “vertegenwoordiging” vervangen vertegenwoordiging”.
van hetzelfde decreet door de woorden
wordt het woord “buitengerechtelijke
Art. 114. In artikel 218 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, wordt voor het eerste lid, dat h et tweede lid wordt, een lid ingevoegd dat luidt als volgt: “In afwijking van §1 kan de provincieraad beslissen dat er geheel of gedeeltelijk beroep kan gedaan worden op saldobudgettering. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen.” 2° in paragraaf 2 worden tussen het woord ”geconsol ideerd” en het woord ”, overeenkomstig” de woorden “met het budget en de jaarrekening van de provincie” ingevoegd;
40
85
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
3° aan §3, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, di e luidt als volgt: “De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.” Art. 115. Aan artikel 219, §1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “of waarin kan worden deelgenomen” toegevoegd. Art. 116. In artikel 223 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt het woord “Arbitragehof” vervan gen door de woorden “Grondwettelijk Hof”; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: “3° de personen die op commerciële wijze of met een winstoogmerk activiteiten uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap en waarin het agentschap niet deelneemt, alsook de werknemers en de leden van een bestuurs- of controleorgaan van die personen;”. Art. 117. In artikel 229 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 4, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: “1° aanwezig zijn bij de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;”; 2° in paragraaf 4, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: “2° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan het autonoom provinciebedrijf of de provincie, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het autonoom provinciebedrijf of de provincie, behoudens in de gevallen waarbij de bestuurder een beroep doet op een door het autonoom provinciebedrijf of de provincie aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;”. Art. 118. Aan artikel 233 van het hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Het eerste lid is niet van toepassing voor de autonome provinciebedrijven die onderworpen zijn aan de bepalingen, vermeld in boek V, titel VII, hoofdstuk II, van
41
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
86
het Wetboek van Vennootschappen. In dat geval zal de controle uitgevoerd worden door een of meerdere commissarissen, benoemd door de provincieraad overeenkomstig artikel 130 van het Wetboek van Vennootschappen.” Art. 119. In artikel 236 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste en het tweede lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt: “De tweede en de derde zin van het eerste lid zijn niet van toepassing op de autonome provinciebedrijven die onderworpen zijn aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen. In dat geval zal de boekhouding gevoerd worden en zullen de inventaris en de jaarrekening worden opgesteld volgens de regels die krachtens artikel 92 tot en met 96 van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de vennootschappen. In dat geval kan de Vlaamse Regering aanvullende regels opleggen inzake het voeren van de boekhouding en het opstellen van de jaarrekening. Zonder afbreuk te doen aan het vorige lid kan de Vlaamse Regering voor de autonome provinciebedrijven die wettelijk verplicht zijn tot het voeren van een boekhouding en het opstellen van een jaarrekening volgens regels die anderszins afwijken van de regels die krachtens artikel 160, 168 en 175 worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de provincie beslissen dat de tweede en de derde zin van het eerste lid niet van toepassing zijn. In dat geval kan de Vlaamse Regering aanvullende regels opleggen inzake het voeren van de boekhouding en de jaarrekening.”; 2° in het derde lid, dat het vijfde lid wordt, word t de datum “30 maart” vervangen door de datum “31 mei”. Hoofdstuk VII. Wijzigingen aan titel VIII van het provinciedecreet Art. 120. Artikel 242 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: "Art. 242. Behoudens andersluidende bepalingen, beperkt de toezichthoudende overheid zich bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in dit decreet, tot een toetsing aan het recht en aan het algemeen belang, namelijk aan elk belang dat ruimer is dan het provinciaal belang.” Art. 121. In artikel 244 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: “Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de provincieoverheid en de toezichthoudende overheid worden aangetekend verstuurd of worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. Voor de toepassing van deze titel en de overige bepalingen
42
87
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
betreffende het toezicht in dit decreet wordt een aangetekende zending gelijkgesteld met een afgifte tegen ontvangstbewijs.”; 2° in het derde lid wordt de zin “Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag” vervangen door de zin "Als die dag echter een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag."; 3° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: "Op straffe van nietigheid wordt het besluit dat in het kader van het toezicht wordt genomen, uiterlijk de laatste dag van de voorgeschreven termijn verzonden." Art. 122. In artikel 245, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord “tien” vervangen door het woord “twintig”. Art. 123. In artikel 246, §1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° worden de woorden “en het meerjarenpl an” vervangen door de woorden “en het meerjarenplan en de aanpassing aan het meerjarenplan”; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: “3° de besluiten van de provincieraad betreffende d e belastingen en de besluiten betreffende de retributies;”; 3° punt 8° wordt vervangen als volgt: “8° de besluiten van de deputatie tot het aangaan v an leningen;” 4° een punt 11° wordt toegevoegd, dat luidt als vol gt: ”11° de besluiten, vermeld in artikel 157 en 159, § 2.” Art. 124. In artikel 248 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, tweede lid, worden de woorden "overeenkom stig artikelen 113, 172, 173 en 248, §1, eerste lid" vervangen door de woorden "overeenkomstig het eerste lid of overeenkomstig artikel 113, 172 en 173"; 2° in paragraaf 2 worden de woorden ”door de toezic hthoudende overheid” vervangen door de woorden “door de toezichthoudende overheid met toepassing van artikel 247”; 3° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De termijn, vermeld in §1, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarbij de Vlaamse Regering een bepaald besluit, het dossier,
43
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
88
bepaalde documenten of inlichtingen betreffende een bepaald besluit bij de provincieoverheid opvraagt. De termijn, vermeld in §1, gaat opnieuw in op de derde dag die volgt op de dag van de verzending van alle gevraagde gegevens."; 4° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: “§4. De termijn, vermeld in §1, wordt gestuit door de aangetekende verzending van een klacht aan de toezichthoudende overheid op voorwaarde dat die klacht verstuurd wordt binnen de termijn, vermeld in §1. Bij het binnenkomen van een klacht vangt een nieuwe termijn aan als vermeld in §1.” Art. 125. In artikel 249 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden tussen het woord “schor sing” en het woord “beschikt” de woorden “door de Vlaamse Regering,” ingevoegd; 2° in het eerste lid wordt het woord “honderd” verv angen door het woord “zestig”; 3° in het eerste lid worden de woorden “volgend op de dag van” vervangen door de woorden “, die ingaan op de derde dag die volgt op”; 4° in het derde lid wordt het woord “vijftig” verva ngen door het woord “dertig”. Art. 126. In artikel 250 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In geval van stuiting van de termijn om beroep in te stellen bij de Raad van State als vermeld in artikel 251, brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht met een aangetekende brief op de hoogte van de motieven van de toezichthoudende overheid om het besluit van de provincieoverheid waartegen de klacht was ingediend, niet te schorsen of te vernietigen, binnen tien dagen na het nemen van dat besluit of na het verstrijken van de termijn.” Art. 127. In artikel 251 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “De stuiting duurt tot de indiener van de klacht de aangetekende verzending heeft ontvangen over het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven, voor zover die aangetekende verzending melding maakt van de beroepsmogelijkheden bij de Raad van State. Deze aangetekende verzending wordt geacht ontvangen te zijn bij de eerste aanbieding.” Art. 128. Aan artikel 252 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bestaande tekst wordt §1;
44
89
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
2° aan §1 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als v olgt: “Indien er geen jaarlijkse kwijting wordt verleend, brengt de jaarlijkse vaststelling van de jaarrekening door de provincieraad, na de vaststelling ervan door het Rekenhof, met zich mee dat de beslissingen van de provincieoverheid die genomen werden in de loop van het jaar waarop de rekening betrekking heeft en die niet werden opgevraagd, geschorst of vernietigd, niet langer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging.”; 3° er wordt een paragraaf 2 en paragraaf 3 toegev oegd, die luiden als volgt: “§2. De definitieve vaststelling van de rekeningen overeenkomstig artikel 236, vijfde lid, brengt met zich mee dat de beslissingen van de provincieoverheid die genomen werden in de loop van het jaar waarop de rekeningen betrekking hebben en die niet werden opgevraagd, geschorst of vernietigd, niet langer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging. §3. Ten aanzien van de toezichthoudende overheid wordt een besluit dat niet langer vatbaar is voor schorsing of vernietiging, geacht wettig te zijn.” Art. 129. In artikel 254 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden “het Vlaamse Ge west” vervangen door de woorden “de Vlaamse overheid”; 2° in §2, tweede lid worden de woorden “De in §1 be doelde besturen kunnen aan de externe auditcommissie onderstaande taken opleggen:” vervangen door de woorden “Op verzoek van de in §1 bedoelde besturen voert de externe auditcommissie de volgende taken uit:”; 3° in paragraaf 3 worden tussen de woorden “een nak omingsaudit en” en de woorden “operationele audit” de woorden “eventueel een” ingevoegd. Art. 130. In artikel 256, derde lid, van hetzelfde decreet wordt de zin “Een dergelijke rapportering aan de externe auditcommissie of het Rekenhof kan nooit aanleiding geven tot een tuchtsanctie of een ontslag tenzij er misbruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid.” vervangen door de zin “Buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of een persoon schade toebrengen, kan een rapportering aan de externe auditcommissie of het Rekenhof nooit aanleiding geven tot een tuchtsanctie of een ontslag.” Hoofdstuk VIII. Wijzigingen aan titel X van het provinciedecreet Art. 131. In artikel 266, §1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “binnen een periode van drie jaar vanaf de inwerkingtreding” vervangen door de woorden “uiterlijk op 1 januari 2013”;
45
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
90
2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “Voor hen treedt dit decreet in werking op de dag die volgt op de ontvangst van de goedkeuringsbeslissingen, vermeld in §2, en uiterlijk op 1 januari 2013. Artikel 222, 223 en 224 zijn echter onmiddellijk op hen van toepassing. De provinciebedrijven, vermeld in het eerste lid, kunnen de boekhouding voeren die voor hen van toepassing was op 31 december 2006 tot en met 31 december 2012. Die termijn kan door de Vlaamse Regering worden verlengd.” Art. 132. In artikel 268, §1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Als de provincieraden in kwestie daarmee instemmen, kan de Vlaamse Regering voor welbepaalde provincies een datum van inwerkingtreding vaststellen voor het geheel of een gedeelte van de bepalingen van dit decreet.” Titel III. Wijzigingen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking Art. 133. In artikel 80, §1, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking worden de woorden “maximum 20 %” vervangen door de woorden “minder dan vijfentwintig procent”.
Titel IV Slotbepaling Art. 134. De artikelen van dit decreet treden in werking op de dag die de Vlaamse Regering bepaalt.
Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering,
Marino KEULEN
46
91
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
PROTOCOL NR. 2008/8 houdende de conclusies van de onderhandelingen die op 3 december 2008 werden afgerond in de onderafdeling ‘Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap’ van de eerste afdeling van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
92
93
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
94
95
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
96
97
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
ADVIES VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
98
99
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
100
101
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
ADVIES VAN DE VLAAMSE ADVIESRAAD VOOR BESTUURSZAKEN
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
102
103
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
104
105
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
106
107
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
108
109
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
110
111
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
112
113
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
114
115
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
116
117
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
118
119
ONTWERP VAN DECREET
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
120
121
ONTWERP VAN DECREET
DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering; Na beraadslaging,
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
“Het bevolkingsaantal op 1 januari, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1 januari volgend op de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als bevolkingscijfer in dit decreet.”.
Artikel 3
BESLUIT: De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
TITEL I
In artikel 6, §2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de woorden “hun installatie” vervangen door de woorden “tot de installatie van de meerderheid van de provincieraadsleden”.
Artikel 4 In artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Inleidende bepaling 1° in §1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: Artikel 1 Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
TITEL II Wijzigingen aan het Provinciedecreet van 9 december 2005
HOOFDSTUK I Wijzigingen aan titel II van het Provinciedecreet
Artikel 2 In artikel 5, §2, van het Provinciedecreet van 9 december 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
“De verkozen provincieraadsleden worden, voor de goede orde, door de provinciegriffier ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering.”; 2° in §1 worden tussen het eerste en het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt: “De installatievergadering van de provincieraad vindt van rechtswege plaats in het provinciehuis, om 10 uur, op de eerste werkdag van de maand december. Elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en decretale feestdagen, is een werkdag.”; 3° in §1, tweede lid, dat het vierde lid wordt, en het derde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt de laatste zin telkens geschrapt;
1° in het eerste lid worden tussen de woorden “door de minister van Binnenlandse Zaken” en de woorden “in het Belgisch Staatsblad” de woorden “zijn vastgesteld en” ingevoegd;
4° in §1 wordt na het derde lid, dat het vijfde lid wordt, een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
“Als de nieuw verkozen raadsleden niet zijn bijeengeroepen overeenkomstig de voormelde bepalin-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
122
gen, gebeurt de bijeenroeping door een uittredend lid van de deputatie volgens hun rangorde.”; 5° in §1, vierde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden “het tweede lid” vervangen door de woorden “het vierde en het zesde lid”; 6° er wordt een §5 toegevoegd, die luidt als volgt: “§5. Als de voorzitter van de provincieraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de voorzitter, nalaat de eed af te nemen van de verkozen provincieraadsleden op de installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de installatievergadering uiterlijk op de eerstvolgende vergadering van de provincieraad, wordt de eed afgenomen door een gedeputeerde volgens hun rangorde.”.
Artikel 5 In artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig §4.”; 2° in §3, derde lid, worden de laatste vier zinnen vervangen door wat volgt: “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-voorzit-
ter vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig §4.”; 3° in §3, zesde lid, voorlaatste zin, worden tussen de woorden “Bij staking van stemmen” en de woorden “is de kandidaat” de woorden “in de tweede stemronde” ingevoegd; 4° in §4 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, of als hij bij een welbepaalde aangelegenheid betrokken partij is overeenkomstig artikel 27, neemt de ondervoorzitter het voorzitterschap waar.”; 5° in §4 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “De voorzitter die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De provincieraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing. Als het niet gaat om een door het decreet opgelegde verhindering, dan richt de voorzitter zijn verzoek tot vervanging wegens verhindering aan de provincieraad.”.
Artikel 6 In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt het woord “provinciegriffier” vervangen door de woorden “voorzitter van de provincieraad”.
123
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Artikel 7
Artikel 9
In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in §1, eerste lid, worden tussen de woorden “provincieraadslid dat” en de woorden “niet meer voldoet” de woorden “tijdens zijn mandaat” ingevoegd;
1° het eerste lid wordt §1, het tweede lid wordt §2 en het derde lid wordt §3;
2° in §1, tweede lid, en in §2 worden de woorden “het rechtscollege, vermeld in artikel 13,” telkens vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 3° in §1, tweede lid, worden tussen de woorden “de betrokkene,” en de woorden “tegen ontvangstbewijs” de woorden “met een brief die afgegeven wordt” ingevoegd; 4° in §2 worden tussen de woorden “vanaf de kennisgeving” en de woorden “van de uitspraak” de woorden “aan het provincieraadslid” ingevoegd.
Artikel 8 In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, punt 3°, wordt het woord “Arbitragehof ” vervangen door de woorden “Grondwettelijk Hof ”; 2° in het tweede lid wordt de zin “Worden twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten gekozen, de een tot raadslid, de ander tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen vóór de verkiezing van zijn bloedverwant of aanverwant of echtgenoot.” vervangen door de zin “Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden graad of twee echtgenoten worden gekozen, de ene tot raadslid, de andere tot opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger, tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot.”.
2° in het eerste lid, dat §1 wordt, worden de woorden “de installatievergadering” vervangen door de woorden “zijn installatie als provincieraadslid”; 3° in het eerste lid, dat §1 wordt, worden de woorden “op basis van artikel 11” geschrapt.
Artikel 10 In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “het administratief rechtscollege bedoeld in de Provinciekieswet,” worden vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 2° tussen de woorden “provincieraad of gedeputeerde,” en de woorden “in verband met het goedkeuren” worden de woorden “geschillen die rijzen” ingevoegd; 3° tussen het woord “benoeming” en de woorden “en opvolging” wordt het woord “, vervanging” ingevoegd; 4° er wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet eveneens uitspraak over geschillen die rijzen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een vertrouwenspersoon als vermeld in artikelen 18 en 68bis moet voldoen, alsmede of het provincieraadslid voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen op een vertrouwenspersoon.”; 5° een tweede lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
124
“Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de provincie in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de Vlaamse Regering en de provincie.”.
Artikel 11 In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden telkens tussen de woorden “Bij het verzoek tot” en het woord “verhindering” de woorden “vervanging voor” ingevoegd; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: “2° het provincieraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Dat provincieraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het provincieraadslid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken.”; 3° een punt 3° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: “3° het provincieraadslid dat omwille van palliatief verlof, of voor verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid, gedurende minimaal twaalf weken niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderin-
gen van de provincieraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe aan de voorzitter van de provincieraad een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld.”.
Artikel 12 Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 15 Het provincieraadslid dat ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de provincieraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van de kennisgeving door de voorzitter van de provincieraad. Het lid van de provincieraad blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.”.
Artikel 13 In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “De provincie vermindert op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt, de presentiegelden van het provincieraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt, of de provincie vult die vergoeding aan, op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt, met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. De provinciegriffier stelt vast of aan de vereiste voorwaarden is voldaan.”; 2° er worden een §5, §6 en §7 toegevoegd, die luiden als volgt: “§5. De provincieraad kent de eretitels toe aan de provincieraadsleden. §6. De provincie sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de
125
rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de provincieraadsleden bij de normale uitoefening van hun mandaat. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van deze bepaling. De provincie sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van de provincieraadsleden, overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun ambt. §7. Behalve in geval van herhaling is de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe een provincieraadslid wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn ambt, met uitzondering van de persoonlijke inbreuk begaan op de verkeersreglementering. De regresvordering van de provincie ten aanzien van de veroordeelde provincieraadsleden is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.”.
Artikel 14 In artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt §1, het tweede lid wordt §2, en het derde lid wordt §3; 2° in het eerste lid, dat §1 wordt, worden de woorden “de provincieraadskiezers, op voorwaarde dat hij aan de verkiezingsvoorwaarden voldoet en” vervangen door de woorden “personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, op voorwaarde dat hij”; 3° in het eerste lid, dat §1 wordt, worden de woorden “als vermeld in artikel 11 en 14” vervangen door de woorden “als vermeld in artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van het lid met een handicap, en een situatie als vermeld in artikel 14.”; 4° in het tweede lid, dat §2 wordt, worden de woorden “het eerste lid” vervangen door de woorden “de eerste paragraaf ”.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1 Artikel 15
Aan artikel 20, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: “Daartoe bezorgen ze voor elk punt op die agenda hun toegelicht voorstel van beslissing aan de provinciegriffier, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de provincieraad.”.
Artikel 16 In artikel 21 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden “toelichtende nota bij elk agendapunt, alsook de voorstellen van beslissing” vervangen door de woorden “toegelicht voorstel van beslissing”; 2° in het vierde lid wordt het woord “ambtenaren” vervangen door het woord “personeelsleden”.
Artikel 17 In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “voorstel van beslissing, vergezeld van een toelichtende nota,” vervangen door de woorden “toegelicht voorstel van beslissing”; 2° in het derde lid worden de woorden “voorstellen en de toelichtende nota’s” vervangen door de woorden “toegelichte voorstellen”.
Artikel 18 In artikel 23 van hetzelfde decreet wordt §1 vervangen door wat volgt: “§1. Behalve in spoedeisende gevallen worden plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergaderingen van de provincieraad uiterlijk acht dagen voor de vergadering openbaar gemaakt op het provinciehuis, zodat het publiek ervan kan kennisnemen op elk moment. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels over de wijze van openbaarmaking. Als agendapunten aan de agenda worden toegevoegd overeenkomstig artikel 22, wordt de aange-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
126
paste agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid. In spoedeisende gevallen wordt de agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld, en uiterlijk vóór de aanvang van de vergadering openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid.”.
Artikel 19 In artikel 26 van hetzelfde decreet worden het tweede en het derde lid vervangen door wat volgt: “De provincieraad kan echter, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen of beslissen over de onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen. In die oproeping wordt vermeld dat het om een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van dit artikel overgenomen.”.
Artikel 20 In artikel 27 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, 1°, worden de woorden “tot de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen en schorsingen” vervangen door de woorden “tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen”; 2° in §2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt: “3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van de provincie of de provinciaal extern verzelfstandigde agentschappen, behoudens in de gevallen waarbij het provincieraadslid een beroep doet op een door de provincie of een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap aangeboden
dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;”; 3° in §2, 4°, worden de woorden “een onderhandelings- of overlegcomité” vervangen door de woorden “het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité”; 4° in §3 worden de woorden “artikel 18” vervangen door de woorden “artikelen 18 en 68bis”; 5° er wordt een §4 toegevoegd, die luidt als volgt: “§4. Als een provincieraadslid in de situatie verkeert vermeld in §1, moet dat punt op de vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te stellen.”.
Artikel 21 Aan artikel 28, §2, van hetzelfde decreet worden de volgende zinnen toegevoegd: “Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen op de agenda van de eerstvolgende provincieraad. In geval van dringende noodzakelijkheid van het punt kan de besloten vergadering, enkel met dat doel, worden onderbroken.”.
Artikel 22 In artikel 30 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt §1, het tweede lid wordt §2, het derde lid wordt §3 en het vierde lid wordt §4; 2° in het tweede lid, dat §2 wordt, wordt het woord “inrichtingen” vervangen door het woord “instellingen”; 3° in het derde lid, dat §3 wordt, worden de woorden “provinciale inrichtingen en diensten” vervangen door de woorden “instellingen en diensten die de provincie opricht en beheert”;
127
4° het vierde lid, dat §4 wordt, wordt vervangen door wat volgt: “§4. De provincieraadsleden, alsmede alle andere personen die krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de provincieraad bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de provincieraadsleden, alsmede van alle andere personen, vermeld in het eerste lid, wegens schending van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.”; 5° er wordt een §5 toegevoegd, die luidt als volgt: “§5. Het inzagerecht en het bezoekrecht van de provincieraadsleden, als vermeld in §1, §2 en §3, geldt eveneens voor de autonome provinciebedrijven van de provincie.”.
Artikel 23 In artikel 32 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Een toegelicht voorstel van beslissing, als vermeld in artikelen 20, 21 en 22, is niet vereist voor het stellen van een vraag als vermeld in het eerste lid.”.
Artikel 24 In artikel 33 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: “Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen van de vorige vergadering, worden de notulen als goedgekeurd beschouwd en worden ze ondertekend door de voorzitter van de provincieraad en de provinciegriffier. In het geval de provincieraad bij spoedeisendheid werd samengeroepen, kan de provincieraad beslissen om opmerkingen toe te laten op de eerstvolgende vergadering.”; 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
“Telkens als de provincieraad het wenselijk acht, worden de notulen staande de vergadering opgemaakt en door de meerderheid van de provincieraadsleden en de provinciegriffier ondertekend.”.
Artikel 25 In artikel 35, §1, van hetzelfde decreet wordt het woord “openbaar” vervangen door de woorden “niet geheim”.
Artikel 26 Artikel 36 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 36 Voor elke benoeming tot ambten, elke contractuele aanstelling, elke verkiezing en elke voordracht van kandidaten wordt tot een afzonderlijke stemming overgegaan. Als bij de benoeming, de contractuele aanstelling, de verkiezing of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald. Als bij de eerste stemming sommige kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald hebben, dan wordt de jongste kandidaat tot de herstemming toegelaten. Personen worden benoemd, aangesteld, verkozen of voorgedragen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur.”.
Artikel 27 In artikel 39, §3, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: “De mandaten in iedere commissie worden evenredig verdeeld over de fracties waaruit de provincieraad is samengesteld. De provincieraad bepaalt per provincieraadscommissie het aantal leden, alsook de wijze waarop de evenredigheid wordt berekend. Deze berekeningswijze geldt voor alle commissies die de provincieraad opricht. De even-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
128
redigheid vereist in ieder geval dat de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de fracties waarvan leden deel uitmaken van de deputatie steeds hoger is dan de som van het aantal mandaten dat toekomt aan de andere fracties. Elke fractie wijst de mandaten toe, die haar overeenkomstig deze berekeningswijze toekomen, door middel van een voordracht, gericht aan de voorzitter van de provincieraad. Als de voorzitter van de provincieraad voordrachten ontvangt voor meer kandidaten dan er mandaten te begeven zijn voor een fractie, dan worden de mandaten toegewezen volgens de volgorde van voorkomen op de akte van voordracht.”; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “Tot de eerstvolgende vernieuwing van de provincieraad wordt een fractie geacht eenzelfde aantal leden in de commissies te behouden. Indien één of meerdere leden verklaren niet meer te behoren tot de fractie als vermeld in artikel 38 kan dit lid niet meer zetelen, noch als lid van deze fractie, noch als lid van een andere fractie. Niettemin behouden deze fracties het oorspronkelijke aantal leden in deze commissie.”.
Artikel 28 In artikel 40 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, wordt het woord “ambtenaren” vervangen door het woord “personeelsleden”; 2° in het eerste lid, 4°, worden de woorden “provinciale diensten” vervangen door de woorden “instellingen en diensten die de provincie opricht en beheert”; 3° in het eerste lid worden een punt 10°, 11° en 12° toegevoegd, die luiden als volgt:
12° de nadere voorwaarden waaronder het recht om verzoekschriften in te dienen wordt uitgeoefend, en de wijze waarop de verzoekschriften worden behandeld;”.
Artikel 29 In artikel 43 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 wordt het woord “behalve” vervangen door het woord “behoudens”; 2° §2 van hetzelfde artikel wordt vervangen door wat volgt: “§2. De volgende bevoegdheden kunnen niet aan de deputatie worden toevertrouwd: 1° de aan de provincieraad toegewez en bevoegdheden, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdelingen I en II; 2° het vaststellen van provinciale reglementen en het bepalen van straffen op de overtreding van die reglementen; 3° het vaststellen van het meerjarenplan en de aanpassingen ervan, het budget en de budgetwijzigingen, de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekening; 4° het vaststellen van het organogram, de aanduiding in dat organogram van de functies waaraan het lidmaatschap van het managementteam is gekoppeld, de personeelsformatie en de rechtspositieregeling; 5° het oprichten van extern verzelfstandigde agentschappen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in instellingen, verenigingen en ondernemingen;
“10° de wijze van bezorgen van het meerjarenplan, de wijzigingen aan het meerjarenplan, het budget, de budgetwijzigingen en de jaarrekening aan de raadsleden;
6° het goedkeuren van beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten, als vermeld in artikelen 228 en 240;
11° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 51, vijfde lid;
7° het aanstellen en ontslaan van de provinciegriffier, de financieel beheerder en de ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbe-
129
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
voegdheid ten aanzien van die personeelsleden;
22° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in artikel 51;
8° het goedkeuren van het algemene kader van het interne controlesysteem, als vermeld in artikel 96;
23° het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad van bestuur van een autonoom provinciebedrijf, de goedkeuring van de jaarrekening en het budget van een autonoom provinciebedrijf, de beslissing tot ontbinding en vereffening van een autonoom provinciebedrijf, en het aanstellen van de provinciale vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
9° het vaststellen van wat onder het begrip ‘dagelijks bestuur’ moet worden verstaan; 10° beslissingen die de wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de provincieraad voorbehoudt; 11° het vaststellen van de wijze van gunning en het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, behalve als het gaat om één van de volgende opdrachten: a) een opdracht die past binnen het begrip dagelijks bestuur als vermeld in punt 9°, waarvoor de deputatie bevoegd is; b) een opdracht die nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen; 12° het stellen van daden van beschikking met betrekking tot onroerende goederen, behoudens voor zover de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen; 13° het definitief aanvaarden van schenkingen en het aanvaarden van legaten; 14° het inrichten van adviesraden en overlegstructuren; 15° het vaststellen van de provinciebelastingen en het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan; 16° het vaststellen van een systeem van klachtenbehandeling;
24° het vaststellen van wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan; 25° de bevoegdheid, als vermeld in artikel 218, §2, eerste lid; 26° het nemen van besluiten waarbij de financiële lasten van de opgenomen leningen worden herschikt door die lasten te spreiden over een langere periode.”.
Artikel 30 In artikel 44 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §2, derde lid, worden de woorden “artikel 45, §3” vervangen door de woorden “artikel 45”; 2° in §4, derde lid, worden de woorden “het rechtscollege, bedoeld in artikel 13” vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 3° in §4, derde lid, worden tussen de woorden “beroep bij de Raad van State” en de woorden “Dit beroep schort” de woorden “, overeenkomstig artikel 13” ingevoegd.
17° het samenstellen van het bureau; 18° het beslissen tot het optreden in rechte, overeenkomstig artikel 186, tweede lid; 19° de bevoegdheden, vermeld in artikel 78, §2, eerste en tweede lid; 20° het aangaan van dadingen; 21° de bevoegdheden van de provincieraad, als vermeld in artikelen 153 en artikel 155, §3;
Artikel 31 In artikel 45 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “De gezamenlijke akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van een kandi-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
130
daat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de deputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.”; 2° in §3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.”; 3° in §3, zesde lid, worden de woorden “Bij staking van stemmen is de kandidaat” vervangen door de woorden “Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat”.
Artikel 32
Artikel 33 In artikel 48 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° worden tussen de woorden “Bij het verzoek tot” en het woord “verhindering” de woorden “vervanging voor” ingevoegd; 2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt: “2° de gedeputeerde die ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Die gedeputeerde wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de provincieraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke de gedeputeerde zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling kan op verzoek van de gedeputeerde het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken.”; 3° een punt 3° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: “3° de gedeputeerde die omwille van palliatief verlof, of voor verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid vervangen wil worden gedurende minimaal twaalf weken. Hij richt daartoe aan de voorzitter van de provincieraad een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin de gedeputeerde zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld.”.
Artikel 34 Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 49
In artikel 47, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “Artikelen 10, 12, tweede lid, 13 en 30” vervangen door de woorden “Artikelen 10, 12, §2 en §3, artikelen 13 en 30”.
De gedeputeerde die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de provincieraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van
131
die kennisgeving door de voorzitter van de provincieraad. De gedeputeerde blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.”.
Artikel 35 In artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden de zinnen “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden, alsook de naam van de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op. Indien de persoon die als opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel.” vervangen door de zinnen “De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-gedeputeerde vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam van de persoon vermeld worden die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de gedeputeerde bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de gedeputeerde zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel.”; 2° in §1 worden tussen het eerste en het tweede lid twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
“Als binnen twee maanden na het openvallen van een mandaat van gedeputeerde en voor de overhandiging van de voordrachtsakte, genomen met toepassing van het eerste lid, een bijkomend mandaat van gedeputeerde openvalt, kan voor de vervanging van al die mandaten overgegaan worden tot een verkiezing overeenkomstig artikel 45, §1 en §2. De oorspronkelijke termijn van twee maanden voor het eerst opengevallen mandaat blijft in dat geval van toepassing. Als evenwel toepassing wordt gemaakt van het eerste lid, blijft voor het tweede opengevallen mandaat de termijn, vermeld in het eerste lid, van toepassing. In de gevallen, vermeld in het eerste en het tweede lid, kan op de akte van voordracht worden bepaald, in afwijking van artikel 45, §4, dat een of meer nieuw verkozen gedeputeerden de rang innemen van degenen die ze vervangen.”; 3° in §1, tweede lid, dat het vierde lid is geworden, worden de woorden “het eerste lid” vervangen door de woorden “het eerste, het tweede of het derde lid”; 4° in §2 worden de woorden “De gedeputeerde die om andere redenen tijdelijk afwezig is, kan worden” vervangen door de woorden “Als de gedeputeerde om een andere reden dan de redenen, vermeld in §1, afwezig is, kan hij worden”; 5° §3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De gedeputeerde die als verhinderd wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De provincieraad neemt akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering of schorsing.”.
Artikel 36 In artikel 51 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden “beraadslagen en beslissen” vervangen door de woorden “beraadslagen of beslissen”; 2° in het vijfde lid wordt de zin “De goedgekeurde notulen worden onverwijld aan de provincieraadsleden bezorgd” vervangen door de zin “De
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
132
notulen worden uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van de deputatie volgend op de vergadering van de deputatie waarop de notulen werden goedgekeurd, verstuurd aan de provincieraadsleden op de wijze die bepaald is in het huishoudelijk reglement.”.
Artikel 37 Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 56 De deputatie heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de provincieraad. De deputatie kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen door de provincieraad, omvat.”.
4° het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten; 5° de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht die past binnen het begrip dagelijks bestuur vermeld in artikel 43, §2, 9°; 6° de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten als de opdracht nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen en de provincieraad de wijze van gunning en de voorwaarden niet zelf heeft vastgesteld; 7° beslissingen die de wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de deputatie voorbehoudt; 8° het stellen van daden van beschikking:
Artikel 38 In artikel 57 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, tweede lid, wordt het woord “beslissing” vervangen door het woord “beslissingen”; 2° §3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De deputatie is bevoegd voor: 1° de daden van beheer over de provinciale inrichtingen en eigendommen, binnen de door de provincieraad desgevallend vastgestelde algemene regels;
a) met betrekking tot roerende goederen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen; b) met betrekking tot onroerende goederen, voor zover de verrichting nominatief in het vastgestelde budget is opgenomen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen; 9° het vertegenwoordigen van de provincie in rechte ingevolge artikel 186, behoudens in de gevallen, vermeld in artikel 186, tweede lid; 10° het afsluiten van een afsprakennota als vermeld in artikel 84;
2° het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, onverminderd de bevoegdheid van de provincieraad overeenkomstig artikel 43, §2, 7°, en artikel 92, uitgezonderd het derde lid, en de gevallen waarin die bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de provincieraad is opgedragen;
11° het nemen van besluiten:
3° het financieel beheer, onverminderd de bevoegdheden van de provincieraad;
12° de vaste belegging van kapitalen voor een periode langer dan één jaar.”.
a) voor het aangaan van leningen voor een periode langer dan één jaar; b) waarbij de financiële lasten van de opgenomen leningen worden herschikt door die lasten te spreiden over een kortere of gelijke periode;
133
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Artikel 39
Artikel 40
Artikel 58 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
In artikel 68 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
“Artikel 58
1° in §1 wordt het woord “salaris” telkens vervangen door het woord “vergoeding”;
Met behoud van de toepassing van artikel 155 en titel VII en behoudens bij uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid als vermeld in artikel 2, derde lid, aan de deputatie, kan de deputatie bij reglement de uitoefening van bepaalde bevoegdheden aan de provinciegriffier toevertrouwen. De bevoegdheden van de deputatie, vermeld in het vierde lid en in artikel 57, §1, eerste zin, en de op basis van §2, gedelegeerde bevoegdheden door de provincieraad met betrekking tot het aanwijzen, het ontslaan en de sanctie- en tuchtbevoegdheden van de personeelsleden, als vermeld in artikel 92, tweede lid, die andere functies vervullen waaraan het organogram het lidmaatschap van het managementteam verbindt, en de bevoegdheden, vermeld in artikel 57, §3, 7°, 8°, b), 9°, 10° en 11°, a), kunnen evenwel niet aan de provinciegriffier worden toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van de deputatie inzake financieel beheer, als vermeld in artikelen 151, 153, 155, §2, eerste en tweede lid, en §3, artikel 156, §4, artikelen 157, 159, §2, en artikel 164. Met behoud van de toepassing van artikel 155 oefent de provinciegriffier de overeenkomstig het eerste lid toevertrouwde bevoegdheden persoonlijk uit. De provinciegriffier kan de uitoefening van die gedelegeerde bevoegdheid toevertrouwen aan andere personeelsleden van de provincie. Een subdelegatie van de bevoegdheid tot het aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de sanctie- en de tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel, aan andere personeelsleden dan de provinciegriffier, is evenwel niet mogelijk. In afwijking van artikel 43 kan de deputatie in gevallen van dwingende en onvoorziene omstandigheden op eigen initiatief de bevoegdheden betreffende de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten, het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten uitoefenen. Die bevoegdheid is niet voor delegatie vatbaar.”.
2° aan §1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Als een provincieraadslid een gedeputeerde vervangt gedurende minstens dertig opeenvolgende dagen, wordt hem, onverminderd het tweede lid, die vergoeding betaald. Als een provincieraadslid de vergoeding van de gedeputeerde ontvangt, vervalt die van de gedeputeerde.”; 3° aan §2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Diegene die een gedeputeerde vervangt, met toepassing van §1, tweede of derde lid, ontvangt de forfaitaire onkostenvergoeding vermeld in het eerste lid. In voorkomend geval heeft hij recht op de reiskostenvergoeding vermeld in het tweede lid. De gedeputeerde heeft dan, voor de duur van de vervanging, geen recht op een forfaitaire onkostenvergoeding, noch op een reiskostenvergoeding.”; 4° in §3 worden tussen de woorden “de extern verzelfstandigde agentschappen van de provincie” en de woorden “, om welke reden of onder welke benaming ook” de woorden “en hun filialen” ingevoegd; 5° in §4, eerste lid, worden de woorden “de in §1 vastgestelde salarissen” vervangen door de woorden “ de in §1 vastgestelde vergoeding”; 6° aan §4, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd: “Onder vergoedingen, salarissen en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard dienen te worden begrepen: 1° presentiegelden ontvangen als lid van de gemeenteraad, als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn en als lid van de bestuursor-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
134
ganen van gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschappen en hun filialen; 2° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband als vermeld in het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking; 3° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in het decreet houdende de Vlaamse Wooncode; 4° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van de rechtspersonen als vermeld in artikel 195 van het Gemeentedecreet; 5° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als vermeld in artikel 188; 6° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als bedoeld in titel VIII, hoofdstukken I, II en III, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.”; 7° in §4 wordt het derde lid geschrapt.
2° een situatie als vermeld in artikel 48. §2. Voor de toepassing van §1 bepaalt de Vlaamse Regering de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een gedeputeerde met een handicap. §3. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als een provincieraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging. Hij heeft voor elke vergadering eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als een provincieraadslid.”.
Artikel 42 In artikel 69 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “De afgezette gedeputeerde of voorzitter van de provincieraad kan pas na verloop van twee jaar opnieuw worden aangesteld in een functie van gedeputeerde of voorzitter van de provincieraad.”.
Artikel 43 Artikel 70 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 70
Artikel 41 In hetzelfde decreet wordt een artikel 68bis ingevoegd, dat luidt als volgt: “Artikel 68bis §1. De gedeputeerde die wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie verblijven, en zich niet bevinden in een van de volgende gevallen: 1° een situatie als vermeld in artikel 47, meer bepaald wat betreft de verwijzing naar artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van de gedeputeerde met een handicap;
§1. Naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid is de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schade die de gedeputeerde aan derden berokkent bij de normale uitoefening van zijn mandaat. Ingeval de gedeputeerde bij de normale uitoefening van zijn mandaat schade berokkent aan de provincie of aan derden, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. §2. De gedeputeerde tegen wie een vordering tot schadevergoeding is ingesteld voor de burgerlijke rechter of de strafrechter naar aanleiding van schade die hij bij de normale uitoefening van zijn mandaat aan derden heeft berokkend, brengt, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of
135
de provincie daarvan op de hoogte. Hij kan naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie in het geding betrekken. De federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie kunnen vrijwillig tussenkomen. §3. De vermelde rechtspersonen kunnen beslissen dat de schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.”.
Artikel 44 Artikel 71 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 71 Behalve in geval van herhaling is, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de provincie burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe de gedeputeerde wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van zijn mandaat, met uitzondering van de misdrijven, begaan door een persoonlijke inbreuk op de verkeersreglementering. De regresvordering van de rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, ten aanzien van de gedeputeerde is beperkt tot de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld als die bij hem gewoonlijk voorkomen. De rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, kunnen beslissen dat de geldboete slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.”.
Artikel 45 In artikel 72 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden “van deze bepaling” vervangen door de woorden “van het eerste lid”; 2° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “De provincie sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van de gedeputeerde overkomen in het kader van de normale uitoefening van zijn mandaat.”.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1 Artikel 46
In artikel 73 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “Het organogram geeft de organisatiestructuur van de provinciale diensten weer, geeft de gezagsverhoudingen aan en duidt de functies aan waaraan het lidmaatschap van het managementteam is verbonden.”.
Artikel 47 Aan artikel 77 van hetzelfde decreet worden de woorden “met uitzondering van daden van koophandel in het kader van de voogdij, de curatele over onbekwamen, en de opdrachten die in naam van de provincie in private ondernemingen of verenigingen worden uitgevoerd” toegevoegd.
Artikel 48 In artikel 78 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan §2 worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “In geval van gewettigde afwezigheid kunnen de provinciegriffier en de financieel beheerder, onder hun eigen verantwoordelijkheid, binnen drie dagen voorzien in hun vervanging en daartoe, voor een periode van maximaal zestig dagen, een door de provincieraad erkende plaatsvervanger aanstellen. Die maatregel kan voor eenzelfde afwezigheid eenmaal worden verlengd. In de gevallen, vermeld in het tweede en het derde lid, hoeft de eed niet in openbare vergadering te worden afgelegd.”; 2° in §3 worden de woorden “, overeenkomstig de procedure van §2,” geschrapt; 3° in §3 worden de woorden “drie maanden” vervangen door de woorden “honderd twintig dagen”.
Artikel 49 In artikel 79 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
136
1° tussen het woord “voorwaarden” en de woorden “voor de uitoefening” worden de woorden “, met uitzondering van het doorlopen van de selectieprocedure,” ingevoegd; 2° de woorden ”Van deze regel kan enkel en slechts voor een maximale duur van zes maanden worden afgeweken, indien” worden vervangen door de woorden “Van die regel kan alleen en slechts voor de duur, vermeld in artikel 80, worden afgeweken, als”.
Artikel 50 Aan artikel 80 van hetzelfde decreet wordt de volgende zin toegevoegd: “Die termijn kan eenmaal worden verlengd met maximaal zes maanden, voor zover de wervings- en/ of bevorderingsprocedure is opgestart of als die procedure geen geslaagde kandidaat heeft opgeleverd.”.
3° aan §4 wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt: “7° de verklarende nota van een interne kredietaanpassing.”.
Artikel 54 In artikel 88 van hetzelfde decreet worden de woorden “die in het organogram zijn aangeduid” vervangen door de woorden “, van wie de functies zijn aangegeven in het organogram”.
Artikel 55 In artikel 89 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden “de jaarrekening” vervangen door de woorden “de jaarrekeningen”;
Artikel 51 Aan artikel 82 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “De provinciegriffier kan geen vakbondsafgevaardigde zijn in het provinciebestuur en de instellingen die van dat provinciebestuur afhangen.”.
Artikel 52 Aan artikel 83, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “De provincieraad bepaalt wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan.”.
Artikel 53 In artikel 84 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, tweede lid, worden de woorden “95 en 96” vervangen door de woorden “95, 96 en 97”; 2° in §2, tweede lid, worden tussen de woorden “overeenkomstig artikel 58” en de woorden “aan hem” de woorden ”, of overeenkomstig artikel 155,” ingevoegd;
2° in het eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt: “4° het thesauriebeheer, met uitzondering van het kasbeheer.”; 3° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “De financieel beheerder rapporteert aan de provinciegriffier over de taken, vermeld in het eerste lid.”.
Artikel 56 In artikel 90 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in artikel 90, 1°, worden de woorden “kredieten wetmatigheidscontrole” vervangen door de woorden “krediet- en wetmatigheidscontrole”; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “Met het oog op de invordering van onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen kan de financieel beheerder een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de deputatie. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij
137
gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring. Een bevel kan door de deputatie alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief. Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel worden ingevorderd. Verzet kan tegen dat exploot worden ingediend binnen één maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.”. Artikel 57 In artikel 91 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “van rekenplichtige” worden geschrapt; 2° de woorden “van de uitgaven” worden vervangen door de woorden “van de girale uitgaven”.
Artikel 58 In artikel 92 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “De gedeputeerde met de hoogste rang, of een andere gedeputeerde aangeduid door de gedeputeerde met de hoogste rang, maakt met raadgevende stem deel uit van het managementteam.”; 2° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden tussen het woord “managementteam” en de woorden “en treedt” de woorden “, vermeld in het tweede lid,” ingevoegd.
Artikel 59 Artikel 95 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 95 De provincies zijn belast met de interne controle van hun activiteiten.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Interne controle is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen over: 1° het bereiken van de doelstellingen; 2° het naleven van wetgeving en procedures; 3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie; 4° het efficiënt en economisch gebruik van middelen; 5° de bescherming van activa; 6° het voorkomen van fraude.”.
Artikel 60 In artikel 96, §1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt de zin “Het is onderworpen aan de goedkeuring van de provincieraad.” vervangen door de zin “Het algemene kader van het interne controlesysteem is onderworpen aan de goedkeuring van de provincieraad.”.
HOOFDSTUK II Wijzigingen aan titel III van het Provinciedecreet
Artikel 61 In artikel 98 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “Voor het personeel van de provincie, ingezet in een of meer provinciale onderwijsinstellingen en/ of centra voor leerlingenbegeleiding, dat een ambt uitoefent in een van de personeelscategorieën zoals vermeld in artikel 4, §1, a), van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, en dat geheel of gedeeltelijk buiten het toepassingsgebied valt van dat decreet, bepaalt de provincieraad de eventuele afwijkingen van de rechtspositieregeling,
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
138
bedoeld in artikel 101, §2, rekening houdend met hun opdracht in de onderwijsinstellingen en/of centra voor leerlingenbegeleiding. Die afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de decreten en besluiten betreffende het onderwijs.”.
Artikel 62 Aan artikel 99 van hetzelfde decreet wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Voor de gevallen, vermeld in artikel 100, §2, 1°, kan de aanstellende overheid aanwerven buiten de personeelsformatie.”.
Artikel 65 Artikel 111, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “De provinciegriffier, de financieel beheerder en de ombudsman worden echter geëvalueerd door een bijzondere provincieraadscommissie, samengesteld overeenkomstig artikel 39, §3. Die commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de provincieraad. Die evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid, en op basis van een verslag van de deputatie. Voormeld rapport en voormeld verslag zijn niet vereist bij de evaluatie van de ombudsman. Bij staking van stemmen wordt het betrokken personeelslid geacht te voldoen.”.
Artikel 63 In artikel 102 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het derde lid wordt het woord “provinciegriffier” vervangen door de woorden “een gedeputeerde aangeduid door de deputatie of de provinciegriffier” en aan het derde lid wordt de zin “Van de eedaflegging of de weigering ervan wordt er een proces-verbaal opgemaakt.” toegevoegd; 2° een vierde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: “De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid verder delegeren aan een van de leden van het managementteam, vermeld in het artikel 92, tweede lid.”.
Artikel 64 Aan artikel 106 van hetzelfde decreet worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “De personeelsleden mogen geen vergoedingen, wedden, toelagen, presentiegelden of andere tegenprestaties ontvangen van de rechtspersonen waarin zij de provincie vertegenwoordigen.
Artikel 66 Aan artikel 112, §1, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden “ als vermeld in artikel 101, §4” toegevoegd.
Artikel 67 Aan artikel 113, §1, van hetzelfde decreet worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “Artikel 248 is van overeenkomstige toepassing. De Vlaamse Regering kan die besluiten van de provincie rechtstreeks vernietigen.”.
Artikel 68 In artikel 115 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “een inbreuk op” worden vervangen door de woorden “een overtreding van”; 2° de woorden “het opleggen van” worden geschrapt.
Artikel 69 De bepalingen, vermeld in artikel 27, §1 en §2, met uitzondering van 4°, en artikel 30, §4, zijn eveneens van toepassing op de provinciale personeelsleden.”.
In artikel 120 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
139
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° het eerste lid wordt §1, het tweede lid wordt §2, het derde lid wordt §3, en het vierde lid wordt §4;
mee aan de tuchtoverheid en de indiener van het beroep.”.
2° het eerste lid, dat §1 wordt, wordt vervangen door wat volgt:
HOOFDSTUK III
“De tuchtoverheid start het tuchtonderzoek op.”; 3° er wordt een §5 toegevoegd, die luidt als volgt: “§5. Als het tuchtonderzoek is afgerond, wordt het tuchtverslag opgesteld dat minstens de ten laste gelegde feiten bevat. De tuchtoverheid stelt een tuchtdossier samen, dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.”.
Artikel 70 Aan artikel 123, derde lid, van hetzelfde decreet wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “De getuige kan echter de beslotenheid van zijn getuigenverhoor op de hoorzitting vragen als het personeelslid de openbaarheid heeft gevraagd.”.
Artikel 71 In artikel 124 van hetzelfde decreet worden de woorden “tegen ontvangstbewijs” vervangen door de woorden “met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs”.
Artikel 72 In artikel 130, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “of ontslag van ambtswege” vervangen door de woorden “, ontslag van ambtswege of afzetting”.
Artikel 73 Aan artikel 138 van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “De Beroepscommissie voor tuchtzaken deelt de datum, waarop ze het tuchtdossier heeft ontvangen,
Wijzigingen aan titel IV van het Provinciedecreet
Artikel 74 In artikel 141, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord “financieel” vervangen door het woord “financiële”.
Artikel 75 In artikel 142 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid, wordt §1, het tweede lid wordt §2, het derde lid wordt §3, en het vierde lid wordt §4; 2° in het eerste lid, dat §1 wordt, wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”; 3° in het eerste lid, dat §1 wordt, wordt de zin “Het heeft betrekking op de hele periode waarvoor de provincieraad werd verkozen, te rekenen vanaf de datum van vaststelling ervan.” geschrapt; 4° in het eerste lid, dat §1 wordt, worden twee nieuwe leden toegevoegd, die luiden als volgt: “Het meerjarenplan start in het tweede jaar dat volgt op de provincieraadsverkiezingen en loopt af op het einde van het jaar na de daaropvolgende provincieraadsverkiezingen. De provincieraad stemt over het meerjarenplan in zijn geheel. Elk provincieraadslid kan echter de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen van het meerjarenplan die hij aanwijst. In dat geval mag over het geheel pas gestemd worden na de stemming over een of meer onderdelen die aldus zijn aangewezen. De stemming over het geheel heeft dan betrekking op de onderdelen waarover geen enkel provincieraadslid afzonder-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
140
lijk wil stemmen, en op de onderdelen die al bij een afzonderlijke stemming zijn aangenomen.”.
Artikel 76 In artikel 143 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “in de loop van het vierde kwartaal en” geschrapt; 2° in het eerste lid wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”; 3° het tweede en het derde lid worden vervangen door wat volgt: “De aanpassing van het meerjarenplan is facultatief bij de vaststelling van het budget met betrekking tot het laatste financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode, vermeld in artikel 142, §1, tweede lid. De provincieraad houdt bij de aanpassing van het meerjarenplan rekening met de termijn waarop het meerjarenplan betrekking heeft. Vanaf het voorlaatste financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode, vermeld in artikel 142, §1, tweede lid, beschrijft de financiële nota de financiële consequenties voor ten minste drie financiële boekjaren. Artikel 142, §1, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.”.
Artikel 77 In artikel 144 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financieel boekjaar”; 2° in het tweede en derde lid worden de woorden “het eerste volledige boekjaar” telkens vervangen door de woorden “het eerste volledige financiële boekjaar”. Artikel 78 In artikel 146 van hetzelfde decreet wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”.
Artikel 79 In artikel 147 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° §2 wordt vervangen door wat volgt: “§2. Het exploitatiebudget is een financieel plan van de exploitatie van de provincie.”; 2° in §4, tweede lid, worden de woorden “geldig tot 31 december van het boekjaar” vervangen door de woorden “geldig tot en met 31 december van het financiële boekjaar”; 3° in §4, tweede lid, wordt in de laatste zin tussen de woorden “de provincieraad die” en het woord “goedkeurt” het woord “verlenging” ingevoegd; 4° §5 wordt opgeheven.
Artikel 80 In artikel 150 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt §1 en het tweede lid wordt §2; 2° aan het tweede lid, dat §2 wordt, worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt: “Het ontwerp van budgetwijziging wordt uiterlijk samen met de agenda voor de vergadering waarop het wordt besproken, aan ieder lid van de provincieraad bezorgd. Op de budgetwijzigingen is artikel 144, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.”.
Artikel 81 In artikel 151 van hetzelfde decreet wordt de zin “Onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt, beslist de deputatie over de interne kredietaanpassingen.” vervangen door de zinnen “De deputatie beslist over de interne kredietaanpassingen, zoals die gedefinieerd zijn door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden daarvoor.”.
141
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
Artikel 82
Artikel 85
In artikel 152, tweede lid, van hetzelfde decreet worden tussen de woorden “De personeelsleden” en de woorden “of de leden van de deputatie” de woorden “, de leden van de provincieraad” ingevoegd.
In artikel 156 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 83 In artikel 153 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “voorzien in uitgaven” vervangen door de woorden “over de uitgaven beslissen”; 2° in het eerste lid worden de woorden “worden vereist” vervangen door de woorden “vereist zijn”; 3° in het tweede lid worden de woorden “in de uitgave voorzien” vervangen door de woorden ”over de uitgaven beslissen”; 4° tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “De bevoegdheid om over de uitgaven te beslissen, houdt de bevoegdheid in tot het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten, het vaststellen van de wijze van gunning van overheidsopdrachten, het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten.”.
Artikel 84 In artikel 155 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 worden de woorden “bepaald door of krachtens dit decreet” vervangen door de woorden “vermeld in dit decreet,”; 2° in §2, derde lid, worden de woorden “betreffende activiteitencentra” geschrapt; 3° in §2, derde lid, wordt de zin “Hij houdt daarbij rekening met het organogram van de provinciale diensten.” vervangen door de zin “Bij de delegatie wordt rekening gehouden met het organogram van de provinciale diensten.”.
1° §1 wordt vervangen door wat volgt: “§1. Met behoud van de toepassing van artikel 153 gaat de budgethouder de verbintenissen aan, in voorkomend geval binnen de perken van de delegatie, overeenkomstig het aan hem toevertrouwde budget. In voorkomend geval binnen de perken van de delegatie, bepaalt hij de wijze van gunnen met betrekking tot de procedures voor opdrachten van aanneming van werken, leveringen of diensten en stelt de voorwaarden ervan vast, voert de opdracht uit, wijst de opdracht toe en keurt de te betalen bedragen goed overeenkomstig het aan hem toevertrouwde budget. De bevoegdheid van de budgethouder, vermeld in artikelen 155 en 218, wordt beperkt overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel 43, §2, en artikel 58.”; 2° er wordt een nieuwe §1/1 ingevoegd, die luidt als volgt: “§1/1. Bij het vaststellen van de voorwaarden en de wijze van gunnen, kan de provincieraad of de deputatie bepalen dat indien een opdracht van aanneming van werken, leveringen of diensten waarvoor de raming paste binnen het voorziene budget, bij raadpleging van de mededinging het voorziene budget blijkt te overschrijden, de opdracht kan toegewezen worden mits de deputatie beslist de noodzakelijke verhoging van het betrokken krediet ter goedkeuring voor te leggen aan de provincieraad bij de eerstvolgende budgetwijziging.”; 3° in §2, eerste lid, worden tussen de woorden “De voorgenomen financiële verbintenissen” en de woorden “zijn onderworpen” de woorden “die resulteren in een uitgaande nettokasstroom,” ingevoegd; 4° in §2, tweede lid, worden de woorden “artikel 90, 1°” vervangen door de woorden “artikel 90, eerste lid, 1°”; 5° in §2 worden het derde en het vierde lid vervangen door wat volgt:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
142
“De provincieraad bepaalt, na advies van de financieel beheerder, de nadere voorwaarden waaronder de financieel beheerder de controle, vermeld in het tweede lid, uitoefent. De provincieraad kan binnen de perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de financieel beheerder, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de visumverplichting. De provincieraad kan, op eensluidend voorstel van de financieel beheerder, de bevoegdheid, vermeld in het tweede lid, delegeren aan een of meer personeelsleden, die werken onder de verantwoordelijkheid van de financieel beheerder. Verrichtingen die door de provincieraad overeenkomstig het derde lid zijn uitgesloten van de visumverplichting kunnen, voordat enige verbintenis werd aangegaan door de betrokken budgethouder en, als de betrokken budgethouder de provincieraad of de deputatie is, en het stemgedrag niet wordt genotuleerd, door één van zijn leden worden voorgelegd aan de financieel beheerder. In dat geval wordt gehandeld overeenkomstig het tweede lid.”;
3° in §3, derde lid, worden tussen de woorden “financieel beheerder” en het woord “ondertekend” de woorden “of de door hem aangestelde persoon” ingevoegd.
Artikel 88 In artikel 159 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, wordt de zin “Betalingen in uitvoering van uitgaven kunnen nooit door de financieel beheerder gebeuren zonder een uitdrukkelijke betalingsopdracht van de provinciegriffier.” vervangen door de zin “Betalingen ter uitvoering van uitgaven kunnen nooit door de financieel beheerder verricht worden zonder een uitdrukkelijke betalingsopdracht van de provinciegriffier.”; 2° aan §1, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “Daaronder vallen niet de betalingen naar de rekeningen, vermeld in artikel 158.”;
6° §3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De budgethouder is verantwoordelijk voor de facturatie van de te ontvangen bedragen die betrekking hebben op het aan hem toevertrouwde budget.”.
Artikel 86 In artikel 157, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “waarvoor nog voldoende kredieten zijn,” geschrapt.
3° in §1 wordt tussen het tweede lid en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “Met behoud van de bevoegdheid van de financieel beheerder voor het verlenen van kwijting, zijn de personeelsleden, vermeld in het vierde lid, verantwoordelijk voor de kasverrichtingen. Daartoe beschikt dat personeelslid of beschikken die personeelsleden over de bevoegdheid om geld af te halen van de door de financieel beheerder aangewezen rekening of rekeningen.”; 4° in §1 wordt het derde lid, dat het vierde lid wordt, vervangen door wat volgt:
Artikel 87
1° in §1, eerste lid, worden de woorden “die zonder uitstel moeten gebeuren of die onmiddellijk moeten worden gedaan” vervangen door de woorden “die zonder uitstel of onmiddellijk moet worden gedaan”;
“De deputatie wijst, met uitsluiting van de financieel beheerder, een of meer personeelsleden van de provincie aan die verantwoordelijk zijn voor de kasverrichtingen. Bij gebrek aan aanwijzing door de deputatie is de provinciegriffier verantwoordelijk voor de kasverrichtingen. De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen toevertrouwde bevoegdheden niet weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.”;
2° in §1, tweede lid, wordt het woord “kasprovisie” vervangen door het woord “provisie”;
5° in §1 wordt het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, vervangen door wat volgt:
In artikel 158 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
143
“De personeelsleden, vermeld in dit artikel, zijn rekenplichtig binnen de grenzen van de aan hen toevertrouwde bevoegdheid. Voor betalingen die gebeuren via de kas door de rekenplichtige, moet vooraf de wettelijkheid en regelmatigheid gecontroleerd worden door de provinciegriffier of zijn gemachtigde, als vermeld in het eerste lid.”; 6° in §2, eerste lid, worden tussen de woorden “te ondertekenen” en de woorden “, kan de deputatie” de woorden “of als een betaling via de kas wordt geweigerd” ingevoegd; 7° een §3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt: “§3. In afwijking van §1 kunnen de opeisbare schulden door de personen, bepaald door de Vlaamse Regering, en in de gevallen en onder voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, in mindering worden gebracht van de rekeningen van de provincie.”.
Artikel 89 In artikel 161 van hetzelfde decreet wordt het woord “semester” vervangen door het woord “jaar”.
Artikel 90 In artikel 162 van hetzelfde decreet wordt het woord “semester” vervangen door het woord “jaar”.
Artikel 91 In artikel 163 van hetzelfde decreet wordt het woord “kwartaal” telkens vervangen door het woord “jaar”.
Artikel 92 In artikel 164 van hetzelfde decreet wordt het woord “semester” vervangen door het woord “jaar”.
Artikel 93 In artikel 165 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° in §1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: ”Minstens eenmaal per jaar verifieert een door de provincieraad aangeduid personeelslid de kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159. Het proces-verbaal van verificatie wordt bezorgd aan de provincieraad en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 2° in §2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: ”De rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, brengen de controlerende of auditerende instantie onverwijld op de hoogte van elk tekort dat toe te schrijven is aan diefstal of verlies.”; 3° in §2 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “Aan het proces-verbaal van verificatie wordt een toelichting gevoegd over de omstandigheden en de bewarende maatregelen die de betrokken rekenplichtige heeft genomen, en de aanbevelingen betreffende de vereffening van dat tekort.”; 4° §3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. Als het voor de rekenplichtige, vermeld in artikel 159, onmogelijk is om aanwezig te zijn bij de verificatie, daarbij opmerkingen te maken en het proces-verbaal van verificatie te ondertekenen, vermeld in §1 en §2, kan hij zich daartoe laten vertegenwoordigen.”; 5° in §5 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: “Minstens eenmaal per jaar verifieert de externe auditcommissie de kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 6° in §5 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “De externe auditcommissie bezorgt het procesverbaal aan de provincieraad en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 7° in §5, vierde lid, wordt het woord “vastgesteld” vervangen door de woorden “vastgesteld dat te wijten is aan onregelmatigheden”;
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
144
8° in §5, vierde lid, wordt de zin “Het rapport wordt uiterlijk tien dagen na verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad, de provinciegriffier en, in voorkomend geval, aan de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 159” vervangen door de zin “Het rapport wordt uiterlijk tien dagen na de verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 9° §6 wordt vervangen door wat volgt: §6. De provincieraad wijst een personeelslid aan dat belast wordt met de verificatie van de kas van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, in geval van een overschot of een tekort dat toe te schrijven is aan diefstal of verlies in geval van een overschot of een tekort dat toe te schrijven is aan diefstal of verlies. Het betrokken personeelslid kan de aan hem gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als zijn functieomschrijving erin voorziet. Het interne controlesysteem bepaalt de gevallen waarin het personeelslid, aangewezen door de provincieraad, moet overgaan tot verificatie van de kas van de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 159. Van zijn bevindingen wordt een proces-verbaal gemaakt dat aan de deputatie, de provinciegriffier, aan het betrokken personeelslid en, in geval van onregelmatigheden, aan de Vlaamse Regering en de provincieraad wordt bezorgd. Dat proces-verbaal wordt zowel door het verantwoordelijke personeelslid als door het personeelslid, aangewezen door de provincieraad, ondertekend. Het personeelslid aangewezen door de provincieraad bezorgt, in geval van onregelmatigheden, een afschrift van het proces-verbaal aan de externe auditcommissie. De externe auditcommissie stelt, in geval van onregelmatigheden, een aanvullend rapport op, met onder meer de omstandigheden en de bewarende maatregelen die de betrokken rekenplichtige heeft genomen, en de aanbevelingen betreffende de vereffening van het tekort.
Het aanvullende rapport wordt uiterlijk tien dagen na de ontvangst van het proces-verbaal samen met dat proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad en aan de betrokken rekenplichtigen, vermeld in artikel 159.”; 10° in §7 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: “Als verificatie uitwijst dat het kastekort te wijten is aan onregelmatigheden, dan deelt de provincieraad binnen dertig dagen na de ontvangst van het proces-verbaal en het aanvullende rapport van de externe auditcommissie aan de Vlaamse Regering zijn advies mee betreffende de mate waarin de betrokken rekenplichtige voor het tekort aansprakelijk gesteld moet worden en, in voorkomend geval, hoeveel het tekort bedraagt dat moet worden vereffend.”; 11° in §8, eerste lid, worden de woorden “het rechtscollege, bedoeld in artikel 13” vervangen door de woorden “de Raad voor Verkiezingsbetwistingen”; 12° in §8 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “Het rechtscollege doet uitspraak over de aansprakelijkheid van de betrokken rekenplichtige en bepaalt het bedrag dat hem ten laste wordt gelegd.”; 13° in §8 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “De beslissing van het rechtscollege is uitvoerbaar, zelfs als daartegen een beroep is ingesteld bij de Raad van State. Die beslissing kan echter pas ten uitvoer worden gelegd na het verstrijken van de termijn voor het instellen van dat beroep.”; 14° §9 wordt vervangen door wat volgt: “§9. Als het voor de rekenplichtige, vermeld in artikel 159, onmogelijk is om aanwezig te zijn bij de verificatie, daarbij opmerkingen te maken en het proces-verbaal van verificatie te ondertekenen, als vermeld in §5 en §6, kan hij zich daartoe laten vertegenwoordigen.”.
145
Artikel 94 In artikel 166 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §3, eerste lid, wordt de zin “Zij brengt hierover verslag uit.” vervangen door de zin “Ze brengt daarover verslag uit.”; 2° in §3, tweede lid, wordt de zin “Het proces-verbaal wordt, naar gelang van het geval, ondertekend door een lid van de externe auditcommissie en door de financieel beheerder, de provinciegriffier en, in voorkomend geval, de rekenplichtige of, in geval van overlijden, hun erfgenamen indien aanwezig.” vervangen door de zin “Het procesverbaal wordt, naargelang van het geval, ondertekend door een lid van de externe auditcommissie, door de provinciegriffier, de financieel beheerder en door de rekenplichtige of, in geval van overlijden, door hun erfgenamen als die aanwezig zijn.”; 3° in §3 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: “De externe auditcommissie bezorgt het procesverbaal aan de provincieraad, aan de provinciegriffier, aan de financieel beheerder en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, of aan hun erfgenamen.”; 4° in §4 wordt de zin “Het rapport wordt uiterlijk dertig dagen na verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad, de financieel beheerder, de provinciegriffier en, in voorkomend geval, aan de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 159, of hun erfgenamen.” vervangen door de zin “Het rapport wordt uiterlijk dertig dagen na de verificatie en tegelijkertijd met het proces-verbaal bezorgd aan de Vlaamse Regering, de provincieraad, de provinciegriffier, de financieel beheerder en aan de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, of aan hun erfgenamen.”; 5° in §6 worden de woorden “bedoeld in het eerste lid” vervangen door de woorden ”vermeld in §3”; 6° in §7 worden de woorden “Indien het de provinciegriffier, de in artikel 159 bedoelde rekenplichtige” vervangen door de woorden “Als het voor de provinciegriffier, de rekenplichtige, vermeld in artikel
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
159,“, en worden de woorden “zoals bedoeld” vervangen door de woorden “als vermeld”; 7° §8 wordt vervangen door wat volgt: “§8. Bij afwezigheid of verhindering die aanleiding geeft tot vervanging door de provincieraad of door de deputatie, vermeld in artikel 78, met uitzondering van §2, derde lid, is dit artikel van overeenkomstige toepassing op de provinciegriffier of de financieel beheerder.”; 8° in §9 worden tussen de woorden “de waarnemende provinciegriffier,” en de woorden “als de vervanging een einde neemt” de woorden “vermeld in artikel 78, met uitzondering van §2, derde lid,” ingevoegd.
Artikel 95 In artikel 168, §2, van hetzelfde decreet wordt de zin “Zij deelt dit verslag mee aan de provincie binnen dertig dagen nadat de jaarrekening haar voor controle werd bezorgd.” vervangen door de zin ”Ze deelt dat verslag mee aan de provincieraad binnen dertig dagen nadat het ontwerp van de jaarrekening haar voor controle werd bezorgd.”.
Artikel 96 In artikel 169 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, en §3, eerste lid, wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar” en wordt het woord “datgene” vervangen door de woorden ”het financiële boekjaar”; 2° in §1, tweede lid, en §3, derde lid, wordt het woord “jaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”.
Artikel 97 In artikel 171 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 worden de woorden “de personen die door de provinciegriffier zijn aangesteld” vervangen
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
146
door de woorden “de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159, die zijn aangesteld”; 2° in §4, eerste lid, worden in de eerste zin de woorden “Na ontvangst” vervangen door de woorden “Na de ontvangst”, worden de woorden “in het geval” vervangen door het woord “ingeval”, worden de woorden “van mening zijn” vervangen door de woorden “van mening is” en worden de woorden “een bepaalde ambtenaar of bepaalde ambtenaren” vervangen door de woorden “een bepaalde persoon of bepaalde personen”; 3° in §4, tweede lid, worden de woorden “de provincie” vervangen door de woorden “de provincieraad”; 4° in §5 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: “Als de provincieraad geen verrichtingen verworpen heeft en de externe auditcommissie er in haar rapport, vermeld in §4, geen melding van maakt dat de provincieraad met de bevindingen van de externe auditcommissie geen rekening heeft gehouden, of als de externe auditcommissie niet binnen de termijn, vermeld in §4, een verslag aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd, is de vaststelling van de jaarrekening door de provincieraad definitief.”; 5° in §5, tweede lid, worden de woorden “van de door de provinciegriffier aangestelde rekenplichtigen” vervangen door de woorden “van de rekenplichtigen, vermeld in artikel 159,”; 6° in §6, eerste lid, worden de woorden “Indien de provincieraad bepaalde verrichtingen verworpen heeft of indien de externe auditcommissie in haar rapport, vermeld in §4, er melding van maakt” vervangen door de woorden “Als de provincieraad bepaalde verrichtingen verworpen heeft of als de externe auditcommissie er in haar rapport, vermeld in §4, melding van maakt”; 7° in §6, tweede lid, worden de woorden “Indien de Vlaamse Regering zich niet uitgesproken heeft binnen de honderd dagen na ontvangst” vervangen door de woorden “Als de Vlaamse Regering zich niet uitgesproken heeft binnen honderd dagen na de ontvangst”; 8° in §8, eerste lid, wordt de zin “Degenen aan wie kwijting is geweigerd kunnen binnen zestig dagen
na deze kennisgeving een beroep instellen bij het rechtscollege, bedoeld in artikel 13, tegen de beslissingen van de Vlaamse Regering, bedoeld in §6.” vervangen door de zin “Degenen aan wie kwijting is geweigerd, degenen die aansprakelijk worden gesteld en de provincie kunnen binnen zestig dagen na die kennisgeving beroep instellen bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen tegen de beslissingen van de Vlaamse Regering, vermeld in §6.”; 9° in §8, eerste lid, worden de woorden “te zijnen” vervangen door de woorden “hem te”; 10° in §8, tweede lid, worden de woorden “Als de verwerping van bepaalde verrichtingen aanleiding gaf tot het definitief afwijzen van bepaalde uitgaven” vervangen door de woorden “Als de verwerping van bepaalde verrichtingen aanleiding heeft gegeven tot de definitieve afwijzing van bepaalde uitgaven”.
Artikel 98 In artikel 172 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, eerste lid, worden de woorden “Onverminderd de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het algemeen belang, overeenkomstig de artikelen 245 tot 252, schorst de Vlaamse Regering de uitvoering van het meerjarenplan en de beslissing tot wijziging ervan:” vervangen door de woorden “Met behoud van de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het algemeen belang overeenkomstig artikelen 245 tot en met 252, schorst de Vlaamse Regering binnen de termijnen, vermeld in artikel 248, de uitvoering van het meerjarenplan en de beslissing tot wijziging ervan:”; 2° in §1, eerste lid, 1°, en in §3, eerste lid, 1°, worden de woorden “het financieel evenwicht” vervangen door de woorden “het financiële evenwicht” en wordt het woord “boekjaren” vervangen door de woorden “financiële boekjaren”; 3° in §1, eerste lid, 2°, en in §3, eerste lid, 2°, worden de woorden “als bekende en verwachte opbrengsten of ontvangsten” vervangen door de woorden
147
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
“als bekende of verwachte opbrengsten of ontvangsten”;
de woorden “binnen de termijnen, vermeld in artikel 248,” ingevoegd;
4° in §1, eerste lid, en in §3, eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
2° in §1, eerste lid, 1° en 2°, wordt het woord “boekjaar” vervangen door de woorden “financiële boekjaar”;
“4° als het meerjarenplan niet of slechts gedeeltelijk rekening houdt met eerder vastgestelde investeringsenveloppen.”; 5° in §3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, neemt de Vlaamse Regering alle vereiste maatregelen om het evenwicht te herstellen. In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, schrijft de Vlaamse Regering de bekende of verwachte opbrengsten of ontvangsten, of verplichte kosten of uitgaven ambtshalve in. In het geval, vermeld in het eerste lid, 3°, schrapt de Vlaamse Regering de vermelde opbrengsten of ontvangsten, of de kosten of uitgaven die strijdig zijn met het recht, of schrijft ze die op het juiste bedrag in. In het geval, vermeld in het eerste lid, 4°, verhoogt of verlaagt de Vlaamse Regering de kredieten, zodat de reeds eerder vastgestelde investeringsenveloppen passen in het vastgestelde meerjarenplan.”; 6° in §3, derde lid, worden tussen de woorden “neemt haar beslissing binnen” en de woorden “vijftig dagen” de woorden “een termijn van” ingevoegd, en wordt het woord ”ingaan” vervangen door het woord “ingaat”;
3° in §1, eerste lid, 3°, en in §3, eerste lid, 3°, worden tussen de woorden “het budget” en de woorden “worden opgenomen” de woorden “of de budgetwijziging” ingevoegd; 4° in §1, eerste lid, 4°, in §1, tweede lid, en in §3, eerste lid, 4°, worden de woorden “het budget” telkens vervangen door de woorden “het budget of de budgetwijziging”; 5° in §3, eerste lid, 2°, worden de woorden “voorzover het budget” vervangen door de woorden “voor zover de financiële nota van het budget”; 6° in §3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “In het geval, vermeld in het eerste lid, 1°, neemt de Vlaamse Regering alle vereiste maatregelen om het budget, of de budgetwijziging, te doen passen binnen het meerjarenplan. In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, neemt de Vlaamse Regering de nodige maatregelen om het evenwicht op kasbasis te herstellen. In het geval, vermeld in het eerste lid, 3°, schrijft de Vlaamse Regering de bekende of verwachte opbrengsten of ontvangsten, of de verplichte kosten of uitgaven ambtshalve in. In het geval, vermeld in het eerste lid, 4°, schrapt de Vlaamse Regering de vermelde ontvangsten of opbrengsten, of de kosten of uitgaven die strijdig zijn met het recht, of schrijft ze die op het juiste bedrag in.”;
7° in §4 wordt de zin “De schorsing van het meerjarenplan of van de wijziging ervan impliceert van rechtswege de schorsing van het budget dat werd vastgesteld op basis van het geschorste meerjarenplan of het meerjarenplan zoals gewijzigd bij de geschorste wijziging.” vervangen door de zin “De schorsing van het meerjarenplan of van de wijzigingen ervan impliceert van rechtswege de schorsing van het budget dat of van de budgetwijziging die werd vastgesteld op basis van het geschorste meerjarenplan of de geschorste wijziging ervan.”.
7° in §3, derde lid, worden tussen de woorden “neemt haar beslissing binnen” en de woorden “vijftig dagen” de woorden “een termijn van” ingevoegd en wordt het woord ”ingaan” vervangen door het woord “ingaat”.
Artikel 99
Artikel 100
In artikel 173 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 174 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in §1, eerste lid, worden tussen de woorden “de Vlaamse Regering” en de woorden “het budget”
1° het woord “vragen” wordt vervangen door het woord “gelasten”;
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
148
2° er wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “Van elk onderzoek wordt een verslag opgemaakt dat aan de provincieraad en aan de toezichthoudende overheid wordt voorgelegd.”.
2° in §4 worden de woorden “Onverminderd §1 en §3” vervangen door de woorden “Met behoud van §3”; 3° in §5 worden de woorden “de voorgaande leden” vervangen door de woorden “de voorgaande paragrafen”;
HOOFDSTUK IV Wijzigingen aan titel V van het Provinciedecreet
Artikel 101 Aan artikel 177 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan §1 wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: “Van deze laatste verplichting kan worden afgeweken voor beslissingen genomen met unanimiteit.”; 2° in §2, tweede lid, worden de woorden “de provinciegriffier of de in artikel 159 vermelde rekenplichtige” vervangen door het woord “een”.
Artikel 102 In artikel 178 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° §3 wordt vervangen door wat volgt:
4° er wordt een nieuwe §5/1 ingevoegd, die luidt als volgt: “§5/1. De voorzitter van de provincieraad kan zijn bevoegdheid tot ondertekening schriftelijk opdragen aan een of meer leden van de provincieraad, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in artikel 176. De voorzitter van de provincieraad kan tevens zijn bevoegdheden die voortvloeien uit artikel 43, §2, 12°, delegeren aan een of meer leden van de provincieraad. Die opdracht kan te allen tijde worden herroepen. Het lid aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie tevens melding maken van die opdracht.”; 5° de eerste en tweede zin van §6 worden vervangen door wat volgt: “De provinciegriffier kan zijn bevoegdheid tot ondertekening of medeondertekening opdragen aan een of meer personeelsleden van de provincie, tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in artikel 176. De opdrachten tot ondertekening of medeondertekening worden schriftelijk gegeven en zijn te allen tijde herroepbaar; de provincieraad wordt daarvan op de hoogte gebracht tijdens zijn eerstvolgende vergadering.”;
Ҥ3. De beslissingen, de akten, de verslagen en de brieven van de financieel beheerder worden door hem ondertekend als ze specifiek betrekking hebben op de aan hem toevertrouwde taken. De financieel beheerder kan deze ondertekeningsbevoegdheid delegeren aan een of meerdere personeelsleden.
6° in de derde zin van §6 worden tussen het woord “tot” en het woord “medeondertekening” de woorden “ondertekening of ” ingevoegd.
De beslissingen, de akten en de briefwisseling van personeelsleden aan wie bevoegdheden werden gedelegeerd of toevertrouwd, worden door die personeelsleden ondertekend.
Artikel 183 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:
Het dwangbevel, uitgevaardigd voor de invordering van schuldvorderingen, wordt, met behoud van de ondertekeningsbevoegdheid inzake de uitvoerbaarverklaring ervan, ondertekend door de financieel beheerder.”;
Alle briefwisseling aan de provincie wordt geacht te zijn gericht aan de deputatie. Behalve bij andersluidende beslissing van de provincieraad wordt de briefwisseling verstuurd naar het provinciehuis. Er wordt
Artikel 103
“Artikel 183
149
een register aangelegd van alle ingaande en uitgaande briefwisseling, van welke aard ook.”.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1 Artikel 107
In titel VI van hetzelfde decreet wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen door wat volgt: Artikel 104 In artikel 184 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “wettelijke feestdagen” vervangen door de woorden “wettelijke of decretale feestdagen”, en worden de woorden “wettelijke feestdag” vervangen door de woorden “wettelijke of decretale feestdag”; 2° in het tweede lid wordt tussen de woorden “doet eindigen” en de woorden “in de termijn” het woord “niet” ingevoegd.
“HOOFDSTUK III Verzoekschriften aan de organen van de provincie”.
Artikel 108 In artikel 194 van hetzelfde decreet wordt in het eerste lid het woord “provincieraad” vervangen door de woorden “organen van de provincie”.
Artikel 109 HOOFDSTUK V Wijzigingen aan titel VI van het Provinciedecreet
In artikel 195, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “de provincieraad of een provincieraadscommissie” vervangen door de woorden “een orgaan van de provincie”.
Artikel 105
Artikel 110
In artikel 191 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Er wordt een artikel 205bis toegevoegd, dat luidt als volgt:
1° in §1 wordt het woord “diensten” vervangen door de woorden “provinciale diensten”;
“Artikel 205bis
2° in §2 wordt de zin “Elke provincie kan een ombudsdienst inrichten die als volgt kan gerealiseerd worden:” vervangen door de zin “Elke provincie kan op een van de volgende wijzen een ombudsdienst oprichten:”; 3° in §2, 2°, worden de woorden “, volgens nader te bepalen modaliteiten” geschrapt.
Artikel 106 In artikel 193ter, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd door het decreet van 2 juni 2006, worden de woorden “het provinciebestuur” vervangen door de woorden “de provincie” en worden de woorden “de deputatie” vervangen door de woorden “de provincie”.
§1. De volgende potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging kunnen een andere potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging machtigen om in hun naam te stemmen: 1° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat zijn om zich naar het stembureau te begeven of er naartoe gevoerd te worden. Die onbekwaamheid blijkt uit een medisch attest. Artsen die kandidaat zijn, mogen een dergelijk attest niet afgeven; 2° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die om beroeps- of dienstredenen: a) in het buitenland zijn opgehouden, alsook de leden van het gezin of het gevolg van die
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
150
potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die met hen aldaar verblijven;
woonplaats uiterlijk de derde dag voor die van de volksraadpleging worden ingediend.
b) zich op de dag van de provinciale volksraadpleging in het Rijk bevinden, maar in de onmogelijkheid verkeren zich in het stembureau te melden;
§2. Als gemachtigde kan worden aangewezen, eenieder die de hoedanigheid van potentiële deelnemer aan de provinciale volksraadpleging bezit. De gemachtigde kan zijn hoedanigheid bewijzen door middel van zijn oproepingsbrief.
Die onmogelijkheid, vermeld in a) en b), blijkt uit een attest van de militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever onder wie betrokkenen ressorteren; 3° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die het beroep van schipper, marktkramer of kermisreiziger uitoefenen en de leden van hun gezin die met hen samenwonen. De uitoefening van het beroep blijkt uit een attest van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkenen in het bevolkingsregister zijn ingeschreven; 4° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die op de dag van de provinciale volksraadpleging ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van vrijheidsbeneming verkeren. Die toestand wordt bevestigd door de directie van de inrichting waar de betrokkenen zich bevinden; 5° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die om redenen in verband met hun geloofsovertuiging in de onmogelijkheid verkeren zich op het stembureau te melden. Die onmogelijkheid blijkt uit een attest dat is afgegeven door de religieuze overheid; 6° studenten die zich om studieredenen, in de onmogelijkheid bevinden om zich in het stembureau te melden, op voorwaarde dat ze een attest overleggen van de directie van de instelling waar ze studeren; 7° potentiële deelnemers aan de provinciale volksraadpleging die om andere redenen op de dag van de provinciale volksraadpleging niet in hun woonplaats zijn wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en bijgevolg in de onmogelijkheid verkeren om zich in het stembureau aan te melden, voor zover de onmogelijkheid door de burgemeester van hun woonplaats vastgesteld is, na overlegging van de nodige bewijsstukken. De Vlaamse Regering bepaalt het model van het attest dat door de burgemeester moet worden afgegeven. De aanvraag moet bij de burgemeester van de
Iedere gemachtigde mag maar één volmacht hebben. §3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waarvan het model door de Vlaamse Regering wordt bepaald. Het wordt kosteloos afgegeven op de gemeentesecretarie. De volmacht vermeldt de volksraadpleging waarvoor ze geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de volmachtgever en van de gemachtigde. Het volmachtformulier wordt door de volmachtgever en de gemachtigde ondertekend. §4. Om tot de provinciale volksraadpleging toegelaten te worden, overhandigt de gemachtigde aan de voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de volmacht en een van de attesten, vermeld in §1. Hij toont hem eveneens zijn identiteitskaart, de oproepingsbrief van de volmachtgever en zijn eigen oproepingsbrief, waarop de voorzitter de vermelding “heeft bij volmacht gestemd” noteert.”.
Artikel 111 In artikel 207, §1, van hetzelfde decreet worden de woorden “aangelegenheden betreffende de rekeningen, de budgetten, de provinciebelastingen en retributies” vervangen door de woorden “aangelegenheden betreffende de rekeningen, de provinciebelastingen, de retributies, het meerjarenplan en de aanpassingen eraan, het budget en de budgetwijzigingen”.
Artikel 112 Een artikel 211bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt: “Artikel 211bis De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen betreffende de stemop-
151
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
neming vermeld in artikel 205. Het bezwaar moet worden ingesteld binnen de 8 dagen nadat het procesverbaal waarin is vastgesteld dat het vereiste aantal deelnemers vermeld in artikel 205 niet is bereikt of waarin de uitslag van de provinciale volksraadpleging is vermeld is bekendgemaakt aan het provinciehuis.
“De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.”.
Tegen de uitspraken van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de provincie in kwestie. De Raad van State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de betrokkene, de Vlaamse Regering en de provincie.”.
Aan artikel 219, §1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “of waarin kan worden deelgenomen” toegevoegd.
HOOFDSTUK VI Wijzigingen aan titel VII van het Provinciedecreet
Artikel 113 In artikel 215, §3, van hetzelfde decreet wordt het woord “vertegenwoordiging” vervangen door de woorden “buitengerechtelijke vertegenwoordiging”.
Artikel 115
Artikel 116 In artikel 223 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt het woord “Arbitragehof ” vervangen door de woorden “Grondwettelijk Hof ”; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: “3° de personen die op commerciële wijze of met een winstoogmerk activiteiten uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap en waarin het agentschap niet deelneemt, alsook de werknemers en de leden van een bestuurs- of controleorgaan van die personen;”.
Artikel 117 Artikel 114 In artikel 218 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §2, wordt voor het eerste lid, dat het tweede lid wordt, een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “In afwijking van §1 kan de provincieraad beslissen dat er geheel of gedeeltelijk een beroep kan gedaan worden op saldobudgettering. De Vlaamse Regering kan nadere voorwaarden bepalen.”; 2° in §2 worden tussen het woord ”geconsolideerd” en het woord ”, overeenkomstig” de woorden “met het budget en de jaarrekening van de provincie” ingevoegd; 3° aan §3, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt:
In artikel 229 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° §2, derde lid, wordt vervangen door wat volgt: “Elke fractie kan minstens één lid van de raad van bestuur aanduiden en dit recht waarborgt elke fractie een vertegenwoordiging in de raad van bestuur. De overige leden van de raad van bestuur worden aangeduid overeenkomstig het vierde lid. Indien de gewaarborgde vertegenwoordiging evenwel afbreuk zou doen aan de mogelijkheid voor de fracties die vertegenwoordigd zijn in de deputatie om minstens de helft van de leden van de raad van bestuur aan te duiden, worden al de leden aangeduid overeenkomstig het vierde lid. Als aan het vereiste, vermeld in het eerste lid, dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur van hetzelfde geslacht dient te zijn niet is voldaan op basis van de aangeduide kan-
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
152
didaten, geldt het vereiste dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur van hetzelfde geslacht dient te zijn zowel voor de fracties die deel uitmaken van de deputatie als voor de fracties die geen deel uitmaken van de deputatie. Als niet aan dat vereiste wordt voldaan, duiden de grootste fracties in afnemende volgorde het lid van het andere geslacht aan tot voldaan is aan het vereiste dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur van hetzelfde geslacht moeten zijn.”; 2° in §2 wordt tussen het derde en het vierde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “De leden van de raad van bestuur worden als volgt aangeduid: 1° het aantal leden wordt evenredig verdeeld onder de fracties die deel uitmaken van de deputatie en de fracties die geen deel uitmaken van de deputatie; 2° het aantal leden dat overeenkomstig punt 1° toekomt aan de fracties die deel uitmaken van de deputatie wordt evenredig verdeeld onder die fracties; 3° het aantal leden dat overeenkomstig punt 1° toekomt aan de fracties die geen deel uitmaken van de deputatie wordt evenredig verdeeld onder die fracties.”; 3° §4, punt 1°, wordt vervangen door wat volgt: “1° aanwezig zijn bij de bespreking en de stemming over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;”; 4° §4, punt 2°, wordt vervangen door wat volgt:
“2° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan het autonoom provinciebedrijf of de provincie, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het autonoom provinciebedrijf of de provincie, behoudens in de gevallen waarbij de bestuurder een beroep doet op een door het autonoom provinciebedrijf of de provincie aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst aangaat;”.
Artikel 118 Aan artikel 233 van het hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Het eerste lid is niet van toepassing voor de autonome provinciebedrijven die onderworpen zijn aan de bepalingen, vermeld in boek IV, titel VII, hoofdstuk II, van het Wetboek van Vennootschappen. In dat geval zal de controle uitgevoerd worden door een of meerdere commissarissen, benoemd door de provincieraad overeenkomstig artikel 130 van het Wetboek van Vennootschappen.”.
Artikel 119 In artikel 236 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste en het tweede lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, die luiden als volgt: “De tweede en de derde zin van het eerste lid zijn niet van toepassing op de autonome provinciebedrijven die onderworpen zijn aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen. In dat geval zal de boekhouding gevoerd worden en zullen de inventaris en de jaarrekening worden opgesteld volgens de regels die krachtens artikelen 92 tot en met 96 van het Wetboek van Vennootschappen en het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de vennootschappen. In dat geval kan de Vlaamse Regering aanvullende regels opleggen inzake het voeren van de boekhouding en het opstellen van de jaarrekening.
153
Zonder afbreuk te doen aan het vorige lid kan de Vlaamse Regering voor de autonome provinciebedrijven die wettelijk verplicht zijn tot het voeren van een boekhouding en het opstellen van een jaarrekening volgens regels die anderszins afwijken van de regels die krachtens artikelen 160, 168 en 175 worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de provincie beslissen dat de tweede en de derde zin van het eerste lid niet van toepassing zijn. In dat geval kan de Vlaamse Regering aanvullende regels opleggen inzake het voeren van de boekhouding en de jaarrekening.”; 2° in het derde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt de datum “30 maart” vervangen door de datum “31 mei”.
Artikel 120 In artikel 239, §1, wordt de tweede zin vervangen door wat volgt: “Die voordracht gebeurt volgens de criteria vastgelegd in artikel 229, §2, derde en vierde lid.”.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: “Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de provincieoverheid en de toezichthoudende overheid worden aangetekend verstuurd of worden afgegeven tegen ontvangstbewijs. Voor de toepassing van deze titel en de overige bepalingen betreffende het toezicht in dit decreet wordt een aangetekende zending gelijkgesteld met een afgifte tegen ontvangstbewijs.”; 2° in het derde lid wordt de zin “Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag” vervangen door de zin “Als die dag echter een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.”; 3° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: “Op straffe van nietigheid wordt het besluit dat in het kader van het toezicht wordt genomen, uiterlijk de laatste dag van de voorgeschreven termijn verzonden.”.
HOOFDSTUK VII Artikel 123 Wijzigingen aan titel VIII van het Provinciedecreet
Artikel 121 Artikel 242 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt: “Artikel 242 Behoudens andersluidende bepalingen, beperkt de toezichthoudende overheid zich bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in dit decreet, tot een toetsing aan het recht en aan het algemeen belang, namelijk aan elk belang dat ruimer is dan het provinciaal belang.”.
Artikel 122 In artikel 244 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 245, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord “tien” vervangen door het woord “twintig”.
Artikel 124 In artikel 246, §1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° worden de woorden “en het meerjarenplan” vervangen door de woorden “en het meerjarenplan en de aanpassing aan het meerjarenplan”; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: “3° de besluiten van de provincieraad betreffende de belastingen en de besluiten betreffende de retributies;”; 3° punt 8° wordt vervangen als volgt:
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
154
“8° de besluiten van de deputatie tot het aangaan van leningen;”; 4° een punt 11° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: ”11° de besluiten, vermeld in artikelen 157 en 159, §2.”.
1° in het eerste lid worden tussen het woord “schorsing” en het woord “beschikt” de woorden “door de Vlaamse Regering,” ingevoegd; 2° in het eerste lid wordt het woord “honderd” vervangen door het woord “zestig”; 3° in het eerste lid worden de woorden “volgend op de dag van” vervangen door de woorden “, die ingaan op de derde dag die volgt op”;
Artikel 125 In artikel 248 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1, tweede lid, worden de woorden “overeenkomstig artikelen 113, 172, 173 en 248, §1, eerste lid” vervangen door de woorden “overeenkomstig het eerste lid of overeenkomstig artikelen 113, 172 en 173”; 2° in §2 worden de woorden “door de toezichthoudende overheid” vervangen door de woorden “door de toezichthoudende overheid met toepassing van artikel 247”; 3° §3 wordt vervangen door wat volgt: “§3. De termijn, vermeld in §1, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarbij de Vlaamse Regering een bepaald besluit, het dossier, bepaalde documenten of inlichtingen betreffende een bepaald besluit bij de provincieoverheid opvraagt. De termijn, vermeld in §1, gaat opnieuw in op de derde dag die volgt op de dag van de verzending van alle gevraagde gegevens.”; 4° §4 wordt vervangen door wat volgt: “§4. De termijn, vermeld in §1, wordt gestuit door de aangetekende verzending van een klacht aan de toezichthoudende overheid op voorwaarde dat die klacht verstuurd wordt binnen de termijn, vermeld in §1. Bij het binnenkomen van een klacht vangt een nieuwe termijn aan als vermeld in §1.”.
4° in het derde lid wordt het woord “vijftig” vervangen door het woord “dertig”.
Artikel 127 In artikel 250 van hetzelfde decreet wordt tussen het tweede en het derde lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt: “In geval van stuiting van de termijn om beroep in te stellen bij de Raad van State als vermeld in artikel 251, brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht met een aangetekende brief op de hoogte van de motieven van de toezichthoudende overheid om het besluit van de provincieoverheid waartegen de klacht was ingediend, niet te schorsen of te vernietigen, binnen tien dagen na het nemen van dat besluit of na het verstrijken van de termijn.”.
Artikel 128 In artikel 251 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: “De stuiting duurt tot de indiener van de klacht de aangetekende verzending heeft ontvangen over het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven, voor zover die aangetekende verzending melding maakt van de beroepsmogelijkheden bij de Raad van State. Deze aangetekende verzending wordt geacht ontvangen te zijn bij de eerste aanbieding. Indien de beroepsmogelijkheid bij de Raad van State niet wordt vermeld, neemt de verjaringstermijn een aanvang vier maanden nadat de betrokkene in kennis werd gesteld van de akte of van de beslissing met individuele strekking.”.
Artikel 126
Artikel 129
In artikel 249 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Aan artikel 252 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
155
1° de bestaande tekst wordt §1; 2° aan §1 wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Indien er geen jaarlijkse kwijting wordt verleend, brengt de jaarlijkse vaststelling van de jaarrekening door de provincieraad, na de vaststelling ervan door het Rekenhof, met zich mee dat de beslissingen van de provincieoverheid die genomen werden in de loop van het jaar waarop de rekening betrekking heeft en die niet werden opgevraagd, geschorst of vernietigd, niet langer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging.”; 3° er worden een §2 en een §3 toegevoegd, die luiden als volgt: “§2. De definitieve vaststelling van de rekeningen overeenkomstig artikel 236, vijfde lid, brengt met zich mee dat de beslissingen van de provincieoverheid die genomen werden in de loop van het jaar waarop de rekeningen betrekking hebben en die niet werden opgevraagd, geschorst of vernietigd, niet langer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging. §3. Ten aanzien van de toezichthoudende overheid wordt een besluit dat niet langer vatbaar is voor schorsing of vernietiging, geacht wettig te zijn.”.
Artikel 130 In artikel 254 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in §1 worden de woorden “het Vlaamse Gewest” vervangen door de woorden “de Vlaamse overheid”; 2° in §2, tweede lid, worden de woorden “De in §1 bedoelde besturen kunnen aan de externe auditcommissie onderstaande taken opleggen:” vervangen door de woorden “Op verzoek van de in §1 bedoelde besturen voert de externe auditcommissie de volgende taken uit:”; 3° in §3 worden tussen de woorden “een nakomingsaudit en” en de woorden “operationele audit” de woorden “eventueel een” ingevoegd.
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1 Artikel 131
In artikel 256, derde lid, van hetzelfde decreet wordt de zin “Een dergelijke rapportering aan de externe auditcommissie of het Rekenhof kan nooit aanleiding geven tot een tuchtsanctie of een ontslag tenzij er misbruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid.” vervangen door de zin “Buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel of valse aangifte die een dienst of een persoon schade toebrengen, kan een rapportering aan de externe auditcommissie of het Rekenhof nooit aanleiding geven tot een tuchtsanctie of een ontslag.”.
HOOFDSTUK VIII Wijzigingen aan titel X van het Provinciedecreet
Artikel 132 In artikel 266, §1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden “binnen een periode van drie jaar vanaf de inwerkingtreding” vervangen door de woorden “uiterlijk op 1 januari 2013”; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: “Voor hen treedt dit decreet in werking op de dag die volgt op de ontvangst van de goedkeuringsbeslissingen, vermeld in §2, en uiterlijk op 1 januari 2013. Artikelen 222, 223 en 224 zijn echter onmiddellijk op hen van toepassing. De provinciebedrijven, vermeld in het eerste lid, kunnen de boekhouding voeren die voor hen van toepassing was op 31 december 2006 tot en met 31 december 2012. Die termijn kan door de Vlaamse Regering worden verlengd.”.
Artikel 133 In artikel 268, §1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006, wordt tussen het eerste
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
156
en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
de regeling opgenomen in artikelen 248 en 249 van het Provinciedecreet zoals die voor dat tijdstip van kracht was.
“Als de provincieraden in kwestie daarmee instemmen, kan de Vlaamse Regering voor welbepaalde provincies een datum van inwerkingtreding vaststellen voor het geheel of een gedeelte van de bepalingen van dit decreet.”.
HOOFDSTUK II
TITEL III
Artikel 137
Wijzigingen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking
§1. De volgende artikelen van dit decreet tot wijziging van het Provinciedecreet treden in werking op 1 juli 2009:
Artikel 134 Artikel 63, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking wordt vervangen door wat volgt:
Inwerkingtreding
1° artikelen 2 tot en met 9; 2° artikel 13, 2°, met uitzondering van de toevoeging van artikel 17, §6, eerste en tweede lid; 3° artikel 20;
“Indien één of meer provincies deelnemen, moet deze deelneming minder dan 25 procent van het maatschappelijk kapitaal bedragen.”.
4° artikel 26; 5° artikelen 28 en 29;
Artikel 135 In artikel 80, §1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden “maximum 20%” vervangen door de woorden “minder dan vijfentwintig procent”.
6° artikel 31; 7° artikelen 35 tot en met 39; 8° artikel 40, 1°, 3° en 4°; 9° artikelen 42 tot en met 73;
TITEL IV 10° artikelen 80 tot en met 88, 6°; Slotbepaling 11° artikelen 89 tot en met 92; HOOFDSTUK I Overgangsbepalingen
12° artikel 93, 1°, 2°, 3°, 4° en 14°; 13° artikel 94, 8°; 14° artikelen 101 tot en met 104;
Artikel 136 15° artikelen 106 tot en met 109; De besluiten van de provincieoverheden die werden genomen voor 1 juli 2009 blijven onderworpen aan
16° artikelen 111 tot en met 116;
157
17° artikel 117, 3° en 4°; 18° artikel 119;
Stuk 2136 (2008-2009) – Nr. 1
of onderdelen van artikelen, vermeld in het eerste lid, in werking uiterlijk op datum van de volledige inwerkingtreding van het artikel uit het Provinciedecreet dat erdoor gewijzigd wordt.
19° artikelen 121 tot en met 126; 20° artikel 129;
Brussel, 20 februari 2009.
21° artikelen 132 tot en met 134. §2. Voor volgende artikelen bepaalt de Vlaamse Regering de dag waarop het artikel geheel of gedeeltelijk in werking treedt: 1° artikel 13, 1° en 2°, wat betreft artikel 17, §6, eerste en tweede lid; 2° artikel 40, 2°; 3° artikel 41;
Voor de minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Veerle HEEREN
4° artikelen 74 tot en met 79; 5° artikel 88, 7°;
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering,
6° artikel 93, 5° tot en met 13°; Marino KEULEN 7° artikel 94, 1° tot en met 7°; 8° artikelen 95 tot en met 100; 9° artikel 110; 10° artikel 118; 11° artikelen 130 en 131. Voor de artikelen van het Provinciedecreet die op 1 juli 2009 nog niet in werking zijn, treden de artikelen
––––––––––––––––––