Building Value
Ontwerp & toepassing gevelbakstenen
Technische richtlijnen
Baksteen. Voor mensen gemaakt.
Keuze tijdens ontwerp
Richtlijnen voor ontwerp
U heeft bij uw ontwerp keuze uit een zeer breed assortiment bakstenen, variërend in vorm, formaat, kleurschakering, tint en structuur. Ook de productiewijze beïnvloedt de sfeer van het ontwerp. Handvorm, vormbak of strengpers bakstenen hebben elk een eigen oppervlaktestructuur en kleurschakering en dus een eigen uitstraling. Een typemonster helpt u bij het maken van een keuze. In de ontwerpfase kiest u tevens de optimale combinatie van baksteen en mortel en u kiest het metselverband. De mogelijkheden zijn onder andere staandverband, kruisverband, tegelverband, klezorenverband, wild verband en halfsteensverband.
Verwerkingsmethodes Ook de methode van verwerken en daarmee de vorm van de voeg bepaalt u in dit stadium. Er zijn verschillende verwerkingsmogelijkheden. Traditioneel is het gebruik van metsel- en voegmortel. Een andere mogelijkheid is het toepassen van een doorstrijkmortel. Wilt u een dunne voeg, kies dan voor dunmortel of lijmmortel. Baksteen wordt gebruikt voor gevel- of muurconstructies in de woningen utiliteitsbouw, maar ook in de industriële bouw. De constructies hebben over het algemeen een dragende en/of een beschermende functie. De wijze waarop baksteen wordt toegepast, is afhankelijk van de technische en esthetische eisen die de ontwerper aan de constructies stelt.
De voegdiktes behorende bij de verschillende metselmorteltypes Metselmorteltype
Voegtype
T T G en L G en L G en L
Dunne lijmvoeg Dikke lijmvoeg Dunne metselvoeg Medium metselvoeg Dikke metselvoeg
Voegdikte, V (mm)
Voegtype (facultatief)
V3 3
12
XS S M L XL
Toelichting verwerkingsmethodes Metselwerk en doorstrijken De metselaar werkt de metselmortel in de voegen af met een speciale voegroller. Met deze voegroller of pointmaster worden de voegen op een constante diepte afgestreken. Op deze wijze ontstaat een enigszins terugliggende voeg. Bij het doorstrijken wordt geen voegmortel gebruikt. De kwaliteit van doorgestreken metselwerk is hoger dan van traditioneel metselwerk. Doorstrijkmortels zijn speciaal in samenstelling en in kleur leverbaar. Hierbij is sprake van metselmortel-voegtype GL. Metselwerk met dunmortel Bij deze techniek wordt een speciaal geprefabriceerde metselmortel toegepast waarmee het mogelijk is voegen van 5 tot 8 mm te realiseren (metselmortel-voegtype GM). Het gebruik van dunmortel wordt vaak gecombineerd met stootvoegloos metselen.
1.
2.3
Lijmwerk Het verlijmen van baksteen is een andere techniek. Door gebruik te maken van speciale baksteenlijm ontstaat een duurzame baksteenconstructie. Een gelijmde baksteengevel is aanzienlijk sterker dan een traditioneel gemetselde gevel. Hierdoor zijn andere detailleringen mogelijk. Mede door de geringe voegdikte, van 3 tot 6 mm (metselmortel-voegtype TS), oogt een verlijmde baksteengevel anders dan een traditioneel gemetselde gevel. De lijmmortel wordt enigszins terugliggend aangebracht waardoor er een dunne schaduwvoeg tussen de bakstenen ontstaat. Voor lijmwerk dient u de lijmmortel af te stemmen op de te verwerken bakstenen. De kop-strekverhouding van een metselbaksteen is niet afgestemd op voegen kleiner dan 10 mm. Houd daar rekening mee bij het ontwerp en de keuze van het verband. 1. Metselwerk met dunmortel
Building Value
Detaillering De bouwkundige en constructieve detaillering heeft grote invloed op de duurzaamheid en de esthetiek van de gevel. Dit geldt ook voor de daarop aansluitende bouwwerkonderdelen. In ‘Detailleren met baksteen - Voorkomen van visuele schade door vervuiling’ (CURrapport 93-2) vindt u aanwijzingen voor een goede detaillering met baksteen. Bepaalde bouwkundige voorzieningen hebben in de loop der jaren hun nut duidelijk bewezen. Denk aan de waterkerende muurafdekking, het dakoverstek met een buiten het muurvlak gelegen goot, de ventilerende luchtspouw en de dilatatievoeg. Veranderende opvattingen in de vormgeving, wijzigingen in de bouwregelgeving en het gebruik van nieuwe bouwmaterialen kunnen leiden tot een detaillering waarmee nog onvoldoende ervaring is opgedaan. In dergelijke gevallen is nader onderzoek zinvol.
Spouwmuren In het Nederlandse regenklimaat voldoet de zwak geventileerde spouwmuur als buitengevel aan de eisen van het Bouwbesluit. Een verkleinde kans op vochtdoorslag, vorstschade en scheurvorming is het resultaat. Om de uitvoering en de duurzaamheid van het buitenspouwblad van baksteen te waarborgen, moet de spouwmuur een vrije luchtspouw hebben. Ga daarom in de ontwerpfase uit van een luchtspouw van minimaal 40 mm tussen het thermisch isolatiemateriaal en het buitenspouwblad. Houd daarbij rekening met de aanwezigheid van speciebaarden (dikte 15 mm) en doorstekende, gehakte halve stenen. En ook met afwijkende maten van isolatiemateriaal en bakstenen of maatvoeringsfouten in de uitvoering. Zorg altijd voor een effectieve luchtspouw van 20 mm. Afhankelijk van de thermische eigenschappen van het isolatiemateriaal en de benodigde warmteweerstand van de spouwmuur kan de afmeting van de spouwruimte worden vastgesteld.
Ventilatie metselwerk Voor een goede ventilatie van de luchtspouw laat u bij alle horizontale beëindigingen van traditioneel metselwerk één stootvoeg per drie à vier strekken open. Open stootvoegen brengt u onder en boven een kozijn aan, bij de dakaansluiting, vlak boven het maaiveld en boven ingemetselde waterkeringen. Voor geglazuurde en andere weinig waterabsorberende stenen gaat u uit van één open stootvoeg per twee à drie strekken. Bij de aansluiting van het metselwerk op de fundering laat u één stootvoeg per twee strekken open. Dit zorgt voor een goede afvoer van vocht achter het buitenspouwblad.
Ventilatie lijmwerk Laat voor een goede ventilatie van de luchtspouw bij alle horizontale beëindigingen van het lijmwerk, de stootvoegen van één laag open. Breng ook onder en boven een kozijn, bij de dakaansluiting, vlak boven het maaiveld en boven ingemetselde waterkeringen open stootvoegen aan. Bij stootvoegloos metsel- of lijmwerk is de buitengevel voldoende geventileerd en zijn extra open stootvoegen niet noodzakelijk. De spouw dient bij bovenstaande ventilatie vanuit het oogpunt van de NEN 1068 te worden gezien als sterk geventileerde spouw. De luchtspouw en het buitenspouwblad mogen niet worden meegerekend in het warmte-isolerende vermogen van de constructie.
1. Open stootvoegen voor een ventilerende luchtspouw
1.
5 mm
Dilatatievoegen Om scheurvorming in het metselwerk te voorkomen, zijn dilatatievoegen aanbevolen. In de CUR-aanbeveling 71 ‘Constructieve aspecten bij ontwerp, berekening en detaillering van gevels in metselwerk’ en CUR-aanbeveling 82 ‘beheersing van scheurvorming in steenconstructies’ vindt u alle informatie hierover. Verticaal Onder een verticale dilatatievoeg verstaan we een, over de volledige muurdikte van het metselwerk aanwezige, verticale voeg van 5 mm breed. Eventueel gevuld met rotbestendig compressieband. Horizontaal Onder een horizontale dilatatievoeg (bij een metselwerkondersteuning) verstaan we een horizontale voeg (minimale breedte 10 mm) over de volledige muurdikte van het metselwerk. Deze voeg moet zijn voorzien van een rugvulling en gevuld zijn met kit. Let op: een knipvoeg (voegbreedte 0 mm) geldt niet als dilatatievoeg. Richtlijn maximale afstand tussen de verticale bouwfysische voegen Metselwerk/Lijmwerk
Noordgevel Overige gevels
Ongewapend
Gewapend*
14 meter 12 meter
21 meter 18 meter
* Door toevoeging van stalen lintvoegwapening (horizontaal, h.o.h. 250 mm) ontstaat gewapend metselwerk. De wapening beheerst de scheurvorming. De detaillering bij kozijnen en opleggingen dient te worden aangepast. Houd een minimale vrije ruimte van 5 mm aan.
4.5
Standaard dilatatievoeg 5 mm
Gebruik van rotbestendig compressieband
Building Value
Richtlijnen voor materiaaltoepassing
Vocht- en vorstbelasting Het klimaat heeft met name qua vochtbelasting een grote invloed op een gebouw. Vochtbelasting heeft een directe relatie met de vorstbelasting. Een normale vochtbelasting staat een lagere vorstbestandheidsklasse toe dan een verzwaarde tot extreme vochtbelasting. Naarmate de poriën in de bedreigde zone van een baksteen bij dalende temperatuur langer met water gevuld blijven, draagt het klimaat meer bij aan de inwendige ijsvorming onder het baksteenoppervlak. In buitenspouwbladen, die vanuit het binnenmilieu worden verwarmd, loopt de vullingsgraad van deze poriën sneller terug dan in buitenspouwbladen van onverwarmde gebouwen. Hetzelfde geldt voor buitenspouwbladen waarachter zich een (gedeeltelijk) met isolatiemateriaal gevulde spouw bevindt. Uiteraard spelen ook de lokale relatieve luchtvochtigheid en de luchtbeweging een grote rol in de droogsnelheid van de buitenmuur. Houd bij de keuze van baksteen en detaillering voor buitenmuren van doorgaans onverwarmde gebouwen rekening met ongunstige condities van vochtbelasting. Vooral wanneer, door de bestemming en/of door het klimaat van de directe omgeving, een hoge relatieve luchtvochtigheid te verwachten is. Schenk daarom extra aandacht aan gebouwen van bijvoorbeeld rioolwaterzuiveringsinstallaties, waterbassins, zwembaden of pompgemalen. Het relatief warme water van een binnenzwembad heeft namelijk een hoge waterdampspanning tot gevolg. Bovendien bestaat er een verhoogde kans op condensatie in het buitenspouwblad. Maar let ook op bij onverwarmde bergingen en garages met een doorgaans hoge relatieve vochtigheid. De droogeigenschappen van de steen zijn hierbij van wezenlijk belang. Geglazuurde stenen en weinig poreuze strengpersstenen hebben minder gunstige droogeigenschappen. Bakstenen met een meer open poriënstructuur verdienen bij dergelijke toepassingen de voorkeur.
Kwaliteitseisen Voor het specificeren van bakstenen voor metselwerk, gebruikt u NEN-EN 771-1. Hierin staan de kwaliteitseisen voor bakstenen, gekoppeld aan de verplichte CE-markering, vermeld. Gevelbakstenen dienen als ‘category I product’ en HD-product (hoge dichtheid), met een droog volumegewicht > 1000 kg/m³ te worden gespecificeerd. Het is aan te raden bakstenen met een KOMO-productcertificaat voor te schrijven. Op deze wijze wordt voldaan aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit.
Vervolg kwaliteitseisen Bij de keuze van de buitenmuurstenen raden we aan ook uit te gaan van BRL 1007 ‘Metselbaksteen’. In dit document zijn aanbevelingen opgenomen over dragend metselwerk, precisie metselwerk en metselwerk dat naderhand wordt voorzien van een afwerking, en metsel- of lijmwerk met een hoge vochtbelasting. Houd ook rekening met de lokale (klimaat)omstandigheden en de bestemming van het gebouw. Datzelfde geldt ook voor het ontwerp en de detaillering van het metsel- en/of lijmwerk.
Bepalen vorstbestandheidsklasse De vorstbestandheid is een belangrijke fysische eigenschap van baksteen. Met de inwerkingtreding van de CE-markering volgens NEN-EN 771-1 zijn de respectievelijke vorstbestandheidsclassificaties B, C of D komen te vervallen. De vorstbestandheid wordt nu aangegeven met F1 of F2. De vorstbestandheidsklasse F2 komt nagenoeg overeen met de oude vorstbestandheidsklasse C. Om een hogere vorstbestandheid aan te geven, wordt de aanduiding F2[D] gebruikt. Hiermee is het toepassingsgebied van de baksteen te bepalen. Gebruik onderstaande tabel om de vereiste vorstbestandheidsklasse voor baksteen in de ontwerpfase te bepalen. Voor bakstenen, die vrijwel continu in contact staan met water, kiest u altijd vorstbestandheidsklasse F2[D]. Denk daarbij aan een kademuur of een grondkerende muur. Voor kritische geveldelen zoals schoorstenen, borstweringen en tuinmuren is het raadzaam bakstenen met vorstbestandheidsklasse F2[D] voor te schrijven. Dit ongeacht de specifieke wateropzuiging van baksteen, het gebruik van al dan niet geglazuurde baksteen of de aanwezigheid van een (niet-)dampremmende afwerking. Classificatie vorstbestandheid - gevelbakstenen
Vochtbelasting
Gering 1) Normaal 2) Hoog 3)
- specifieke wateropzuiging > 10 g/(dm2. min) - niet geglazuurd - gevelbakstenen met nietdampremmende afwerking
- specifieke wateropzuiging < 10 g/(dm2. min) - geglazuurd - gevelbakstenen met dampremmende afwerking*
F1 F2 F2
F2 F2 F2[D]
1) Gering: metsel- en/of lijmwerk georiënteerd op de niet-regenzijde of beschermd tegen regen (dakoverstek en bovenzijde afgedekt). 2) Normaal: metsel- en/of lijmwerk georiënteerd op de regenzijde en niet beschermd tegen regen (geen dakoverstek, wel bovenzijde metselwerk afgedekt) of metsel- en/of lijmwerk aansluitend op grondaanvulling (spatzone). 3) Hoog: meer dan 5º achteroverhellend metsel- en/of lijmwerk waarop regen kan vallen of horizontaal metsel- en/of lijmwerk (inclusief rollagen). *) Onder een dampremmende afwerking verstaan we een behandeling met hydrofoberingsmiddel, een steen- verstevigend middel, een anti-graffitimiddel, een pleistermortel of een muurverf, voor zover deze behandelingen een overwegend dampremmende werking hebben.
Keuze gevelbaksteen binnenmuren De keuze van gevelbaksteen voor binnenmuren is voornamelijk gebaseerd op akoestische en constructieve overwegingen. Technische eisen zoals de volumieke massa en de geluiddichtheid van de steen, maar ook de steendruksterkte spelen daarbij een rol. Een lichtere volumieke massa draagt bij aan de warmte-isolatie en de behaaglijkheid. Een andere keuze is het gebruik van specifieke keramische binnenmuurstenen. In deze situatie dient een ‘category I product ’ en een LD-product of HD-product te worden gespecificeerd volgens NEN-EN 771-1. In het Porotherm-assortiment van Wienerberger treft u een groot aantal keramische binnenmuurstenen aan. 6.7
Building Value
Maatvoering Bij een groot aantal toepassingen zijn maatvaste bakstenen een noodzakelijke voorwaarde om de gevels volgens de specificaties van de ontwerper te kunnen uitvoeren. Bij het ontwerpen van gebouwen (met name in de woningbouw) komt het in de praktijk steeds vaker voor dat in bestektekeningen 1:100 of 1:50 maatvoeringen van bakstenen vrij nauwkeurig zijn aangegeven. Dit betekent dat de ontwerper al in de bestekfase de fabrieksmaten van de gekozen gevelbaksteen nodig heeft. De bestektekeningen zijn op basis van het standaardformaat van de gekozen steen te maken, maar ook op basis van de fabrieksmaten die door de baksteenproducent zijn opgegeven. Aan het typemonster kunnen geen baksteenmaten worden ontleend. De maatvoering van andere bouwdelen in de gevel, zoals kozijnen, dient u zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. De restmaat, als maatvoering van de bouwdelen in een gevel, is bijna altijd af te leiden van de baksteenmaten. De maten van de bakstenen zijn onder andere bepalend voor de vlekkeloze uitvoering van een bouwwerk. Deze uitvoering vindt immers geruime tijd later plaats met de op dat moment geleverde bakstenen vanuit een andere productie. De maatvoering van de bakstenen moet dan ook binnen de toleranties vallen van de door de ontwerper aangehouden maten én de door de baksteenproducent opgegeven maten. Anders sluiten reeds geproduceerde gevelonderdelen niet goed aan op het metsel- en/of lijmwerk of blijken smalle penanten zonder sterk afwijkende stootvoegen of veel zaagwerk plotseling onmogelijk. Om problemen te voorkomen moet de ontwerper tijdens de ontwerp- en bestekfase een duidelijke keuze maken om de maatvoering vóór of na het verstrekken van de bouwopdracht definitief vast te leggen. In het eerste geval wordt de maatvoering bepaald op grond van baksteenmaten naar fabrieksopgave. In het tweede geval op grond van de maten van de definitief gekochte bakstenen. De maatvoering van bakstenen wordt met de invoering van de NEN-EN 771-1 met een maattolerantie (T) en een maatspreiding (R) aangegeven. Maattolerantie De maattolerantie is de afwijking van de gemiddelde maat van de partij ten opzichte van de opgegeven gemiddelde maat. Dit wordt voor HD-producten (hoge dichtheid) opgegeven met de factor T1, T2 of Tm. De maattolerantie dient te worden bepaald met de volgende formules: T1: +/- 0,40 nominale maat in mm of 3 mm, afhankelijk van welke de grootste is. T2: +/- 0,25 nominale maat in mm of 2 mm, afhankelijk van welke de grootste is. M Tm is een afwijking in mm gedeclareerd door de fabrikant. M M
Maatspreiding De maatspreiding is het verschil tussen de kleinste en grootste metselbaksteen uit de geleverde partij. Deze maatspreiding wordt voor HD-producten (hoge dichtheid) opgegeven met de factor R1, R2 of Rm. Deze maatspreiding wordt berekend met de volgende formules: R1: 0,60 nominale maat in mm. R2: 0,30 nominale maat in mm. M Rm is een maatspreiding in mm gedeclareerd door de fabrikant. M M
Vervolg maatvoering Leveringsmonster als basis voor goede maatvoering Ga bij bepaling van de maatvoering voor het metselwerk nooit uit van de afmetingen van stenen die u als typemonster heeft ontvangen. De maten kunnen namelijk afwijken van de stenen die uiteindelijk worden geleverd. Fouten kunnen veroorzaakt worden als de aannemer in het aankoopstadium op zoek is gegaan naar een alternatieve sortering. Veelal komt de gemiddelde maat van dit alternatief niet overeen met de gekozen uitgangspunten. Bepaal de maatvoering daarom alleen op basis van een leveringsmonster, dat alle karakteristieken van de gekozen sortering bevat. Een goede afstemming tussen de ontwerper en de baksteenfabrikant is nodig om onaangename verrassingen bij de uitvoering op de bouwplaats te voorkomen.
Aandachtspunten maatvoering verwerkingsmethodes Metselwerk Als metselwerk wordt ontworpen met stootvoegen van 10-12 mm, veronderstelt dit een bepaalde relatie tussen de steenlengte en de steenbreedte. Deze relatie staat bekend als kop-strekverhouding. De stootvoeg is per definitie het verschil tussen de steenlengte en tweemaal de steenbreedte. Gekoppeld aan de keuze van de lintvoeg- en stootvoegdikte is de maatvoering van het buitengevelwerk daarmee vastgelegd. Bij stootvoegloos metselen voldoet de standaard kop-strekverhouding niet. Bij stootvoegloos metselwerk wordt uitgegaan van een ‘theoretische’ stootvoeg van 3 mm. Dit heeft invloed op de maatvoering van het buitengevelwerk. Metselwerk met dunmortel De voegdikte van dit type van metselwerk varieert van 5 tot 8 mm. Dit heeft gevolgen voor de maatvoering. De voegdikte gekoppeld aan de steenlengte en -breedte bepaalt de maatvoering van het buitengevelwerk. De voegdikte vraagt aandacht voor het te kiezen verband. Lijmwerk De voegdikte van lijmwerk varieert van 3 tot 6 mm. Dit heeft gevolgen voor de maatvoering. De maatspreiding van de bakstenen bepaalt de voegdikte. De voegdikte gekoppeld aan de steenlengte en -breedte bepaalt de maatvoering van het lijmwerk. Bepaalde verbanden zijn door de geringe voegdikte niet eenvoudig toepasbaar. In bepaalde situaties is de levering van een zogenaamd lijmformaat mogelijk. De kopstrekverhouding van de baksteen is aangepast op de kleinere voegen. Daarnaast is de toepassing van speciale lijmstenen, zoals de HSL lijmblokken (met modulaire maatvoering) van Wienerberger, te overwegen.
8.9
Building Value
Metselmortel Metselmortel moet gespecificeerd zijn volgens NEN-EN 998-2 ‘Mortels voor metselwerk’. Gebruik voor metselwerk van buitenmuren minimaal morteltoepassingstype A. Voor kademuren, tuinmuren en gevels met een hoge vochtbelasting gebruikt u morteltoepassingstype A tras gemodificeerd. De mortelkwaliteit (M5-M15) wordt in overleg met de mortelleverancier bepaald. Pas bij voorkeur een prefab metselmortel toe met het KOMO-productcertificaat. Dit in verband met een constant kwaliteitsniveau. Vraag de producent van de prefab metselmortel om een gedetailleerd metselmorteladvies. Dit advies geeft de voorwaarden aan voor de verwerking van de metselspecie en de metselbaksteen. Bij metselspecie maken we onderscheid tussen verwerking tijdens de zomerperiode en de winterperiode. De producent van de prefab metselmortel stemt de samenstelling af op de omstandigheden. Tips M Een (prefab) metselmortel met kalk heeft de voorkeur boven een zandcementmortel. Dit vanwege de betere eigenschappen betreffende verhardingsgedrag, verwerkbaarheid en uitslaggevoeligheid. M Gebruik nooit (extra) hulpstoffen in metselspecie op de bouwplaats. M De verwerkingstijd voor metselspecie is maximaal 2 uur. M Laat het metselwerk 14 dagen rusten, en voeg pas daarna voor een optimaal resultaat.
Voegmortel Voegmortel moet voldoen aan de eisen van CUR-aanbeveling 61 ‘Het voegen van metselwerk’. Prefab voegmortel heeft altijd de voorkeur in verband met een constant kwaliteitsniveau. Vraag de producent om een gedetailleerd voegmorteladvies met alle voorwaarden voor de verwerking van de voegspecie. De voeghardheid wordt in CUR-aanbeveling 61 in voeghardheidsklassen ingedeeld (VH15 - VH45). Zie tabel op de volgende pagina. Hoogovencement voor voegwerk raden we af in verband met de grote kans op ‘verbranden’. Bij metselwerk dat sterk wordt blootgesteld aan vocht verdient de specificatie van de voeghardheid extra aandacht. Denk aan halfsteens buitenspouwbladen van hoge gebouwen en aan enkelvoudige halfsteens buitenbladen van garages of bergingen, vrijstaande buitenmuren (tuinmuren), schoorstenen, kademuren en grondkerende muren. Vol en zat metselen en doorstrijken biedt in deze gevallen een goed alternatief. Houd bij voegwerk aan de kust rekening met een verhoogde belasting van chloriden door aanwaaiend zout. Aanvullende bescherming na verharding van het voegwerk is sterk aan te bevelen. Op de volgende bladzijde vindt u een overzicht van de toepassingsklassen en minimaal benodigde voeghardheidsklassen.
Vervolg voegmortel Toepassingsklassen en minimaal benodigde voeghardheidsklassen Toepassingsklasse
Omschrijving
Minimale benodigde voeghardheidsklasse
I
Werk buiten: hoge vochtbelasting Werk binnen en buiten: onderhevig aan hoge mechanische belasting
VH45
II
Werk buiten: normale vochtbelasting Werk binnen en buiten: onderhevig aan normale mechanische belasting
VH35
III
Werk buiten: geringe vocht en/of mechanische belasting Werk binnen: geringe mechanische belasting
VH25
IV
Werk binnen: geen of te verwaarlozen mechanische belasting
VH15
Dunmortel Dunmortel is een speciaal geprefabriceerde metselmortel die geschikt is voor dunne voegen. Door de samenstelling van een dunmortel ontstaat een hogere hechtsterkte dan bij een traditionele metselmortel.
Lijmmortel Lijmmortel is speciaal in samenstelling en korrelstructuur. De lijmmortel heeft een hoge hechtsterkte als kenmerkende eigenschap. Daarnaast is lijmmortel na verharding waterafstotend. Lijmmortel is leverbaar in een aantal kleuren en drie typen, afhankelijk van de wateropname van de baksteen. Lijmmortel moet gespecificeerd worden volgens NEN-EN 998-2 ‘Mortels voor metselwerk’. Pas bij voorkeur een prefab lijmmortel toe met het KOMO-productcertificaat. Dit in verband met een constant kwaliteitsniveau. De samenstelling van de lijmmortel is afhankelijk van de voegdikte, de zuigende werking en de afmetingen van de gekozen gevelbaksteen. De lijmmortelfabrikant brengt hierover een lijmadvies uit.
10.11
Building Value
Hulpmiddelen Spouwankers Voor de keuze van spouwankers zijn de volgende rapporten van belang: M SBR-rapport 353 ‘Duurzaamheid spouwankers’. M NEN-EN 845-1 ‘Specificaties voor nevenproducten voor steenconstructies - deel 1: spouwankers, muurankers, raveel/gordingschoenen en ondersteuningsproducten’. M Bouwcentrumrapport ‘Verzwaarde isolatie-eisen in de woningbouw’. Lateien en lintvoegwapening Aanwijzingen voor de keuze van lateien en lintvoegwapening staan in de volgende rapporten: M NEN-EN 845-2 ‘Specificaties voor nevenproducten voor steenconstructies - deel 2’. In deze norm zijn richtlijnen voor lateien opgenomen. M NEN-EN 845-3 ‘Specificaties voor nevenproducten voor steenconstructies - deel 3’. In deze norm zijn richtlijnen en eisen voor lintvoegwapening van staal opgenomen. M CUR-Aanbeveling 71 ‘Constructieve aspecten bij ontwerp, berekening en detaillering van gevels in metselwerk’. In deze aanbeveling zijn richtlijnen ten aanzien van gewapend metselwerk opgenomen.
Deze brochure is onderdeel van de serie Wienerberger & Techniek. De overige uitgaven zijn: M ‘Verwerking & lijmwerk gevelbakstenen’ M ‘Verwerking & metselwerk gevelbakstenen’
Deze uitgaven kunt u opvragen via de Wienerberger informatielijn: 0800 – 022 85 80.
Wienerberger B.V. Hogeweg 95 5301 LK Zaltbommel Postbus 144 5300 AC Zaltbommel
03.2007.034
T 0418 - 59 71 11 F 0418 - 59 12 92 [email protected] www.wienerberger.nl