Behandelend ambtenaar: L.L.P.A. Santbergen Beleidsveldbeheerder: A. Meuleman Portefeuillehouder: C. Moonen Ambtenaar aanwezig bij het DT: Ja
Zaaknr. : 14ZK09402/14.B0304 Kenmerk : 14IT027694 Barcode :
*14IT027694*
Ontwerp-Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer Doel van de notitie: Informeren van het AB over de hoofdlijnen van de ontwerp-Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer (ontwerp-RGV). Besluitvorming door het AB over indienen van een zienswijze op de ontwerp-RGV. Samenvatting: Op vrijdag 10 oktober 2014 heeft de ministerraad de ontwerp-Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer (ontwerp-RGV) vastgesteld. In het proces heeft het Rijk diverse mogelijkheden voor advisering geboden aan de provincies, waterschappen, gemeenten en maatschappelijke belangenorganisaties. Het gezamenlijke wateradvies van de waterschappen (watertoets-procedure) is in de ontwerp-RGV verwerkt. In de periode van 21 oktober tot en met 1 december 2014 is er gelegenheid om een zienswijze in te dienen op de inhoud van de ontwerp-RGV. De regionale partners in de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta hebben een gezamenlijke tekst opgesteld als basis voor de in te dienen zienswijze. Gebied-specifieke aandachtspunten kunnen hieraan worden toegevoegd. Advies: Het AB neemt kennis van de hoofdlijnen van de ontwerp-Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer (ontwerp-RGV). Het AB stemt in met de voorgestelde zienswijze van het waterschap op de ontwerp-RGV.
Bespreking in: Directieteam
Vergaderdatum: 21 oktober 2014
Overlegvergadering Dagelijks Bestuur
04 november 2014
Georganiseerd Overleg Besluitvormend AB
--
12 november 2014
Bijlage(n) bij het besluit Ontwerp-RGV zoals vastgesteld door het AB op 10 oktober 2014 14IN033283 Concept zienswijze op de ontwerp-RGV 14UT020403 Achtergronddocument(en) De ontwerp-RGV, het bijbehorende milieueffectrapport (MER), de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en alle achtergrondrapporten zijn te raadplegen via www.zuidwestelijkedelta/rgv en www.platformparticipatie.nl. Alle stukken liggen ook fysiek ter inzage bij het waterschap van 21 oktober t/m 1 december 2014.
Aanleiding Op vrijdag 10 oktober 2014 heeft de ministerraad de ontwerp-Rijksstructuurvisie Grevelingen en VolkerakZoommeer (ontwerp-RGV) vastgesteld. Met de ontwerp-RGV schetst het kabinet het ontwikkelperspectief voor de (waterhuishoudkundige) toekomst van de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer en het ontwikkelpad voor de realisatie daarvan in de komende 20-30 jaar. Met het ontwikkelperspectief biedt het kabinet antwoord op de drie vraagstukken in hun onderlinge samenhang: - wel of geen zout en beperkte getijdewerking op het Volkerak-Zoommeer (1)); - wel of geen (beperkte) getijdewerking op de Grevelingen (2); - wel of geen waterberging op de Grevelingen (3). Vervolgbeslissingen over planuitwerking en realisatie van het ontwikkelperspectief zijn afhankelijk van verdere afspraken met de regio (overheden en marktpartijen) over bekostiging van benodigde maatregelen. Het ontwikkelperspectief en ontwikkelpad zijn een eerste stap op weg naar een voorkeursbeslissing als bedoeld in de spelregels van het meerjarenprogramma infrastructuur, ruimte en transport (MIRT). De (ontwerp-)Rijksstructuurvisie is gebaseerd op artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en heeft geen directe rechtsgevolgen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen het gepresenteerde ontwikkelperspectief kan dan ook geen bewaar of beroep worden aangetekend. In de periode van 21 oktober tot en met 1 december 2014 is er gelegenheid om een zienswijze in te dienen op de inhoud van de ontwerpRGV. Het kabinet betrekt deze zienswijzen bij het definitief vaststellen van de Rijksstructuurvisie. In het ontwerpproces heeft het Rijk diverse mogelijkheden voor advisering geboden aan de provincies, waterschappen, gemeenten en maatschappelijke belangenorganisaties. Het gezamenlijke wateradvies van de waterschappen (watertoets-procedure) is in de ontwerp-RGV verwerkt. De regionale overheden, waterbeheerders, gemeenten en een groot aantal maatschappelijke belangenorganisaties in de Zuidwestelijke Delta beschouwen het ontwikkelperspectief als een belangrijke stap op weg naar realisatie van een veilige, veerkrachtige en vitale delta. De maatschappelijke kosten-baten analyse (MKBA), die is getoetst door het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), laat zien dat investeringen in een duurzame verbetering van de waterkwaliteit van Grevelingen en Volkerak-Zoommeer zich zullen uitbetalen in maatschappelijke baten (landbouw, visserij, recreatie, regionale gebiedsontwikkeling) voor een lange termijn. Belangrijke bestuurlijke randvoorwaarden („eerst het zoet, dan het zout‟) en aandachtspunten (nader onderzoek naar leveringszekerheid onder extreme, droge situaties), zoals opgenomen in het gezamenlijk wateradvies van de betrokken waterschappen, zijn opgenomen in de ontwerp-RGV en het Deltaprogramma zoetwater. Op 2 juli 2014 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu een gesprek gevoerd met de regionale partners in de Zuidwestelijke Delta. In dat gesprek heeft zij benadrukt dat zij de Zuidwestelijke Delta als een unieke en innovatieve pilot beschouwt vanwege de hechte samenwerking tussen Rijk en regio en de bereidheid van marktpartijen om mee te zoeken naar kosteneffectieve oplossingen voor een gefaseerde, stapsgewijze uitvoering van de maatregelen (tot eind 2028). De ministerraad heeft daarom voor het ontwikkelperspectief gekozen, ondanks het gegeven dat de financiering op dit moment nog niet voor 100% is geregeld. En in de wetenschap dat er organisaties en individuen zijn die tegen (onderdelen) van de plannen zijn of zorgen uiten over mogelijk nadelige consequenties ervan. Vanwege het belang van een zorgvuldige voortzetting van de ontwikkelingsgerichte samenwerking, waarbij de zorgpunten worden vertaald naar randvoorwaarden en uitgangspunten voor de uitvoering, heeft de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta op 29 oktober 2014 besloten een gezamenlijke zienswijze in te dienen. Beoogd effect Door het indienen van een zienswijze op basis van de gezamenlijke tekst van de regionale partners in de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta ondersteunt het waterschap een vervolg van het samenwerkingsproces waarbij de bestuurlijke randvoorwaarden en aandachtspunten zorgvuldig worden uitgewerkt. Het waterschap kan in zijn zienswijze aangeven, dat de meeste van de eerder ingebrachte aandachtspunten voldoende zijn verwerkt in de ontwerp-RGV en de onderliggende documenten. In de afstemming over de gezamenlijke tekst zijn de belangrijkste resterende aandachtspunten van de waterschappen opgenomen. Zie bijlage 14UT020403 voor de voorgestelde zienswijze. Voorgeschiedenis Op 22 juli 2013 heeft het waterschap een zienswijze ingediend op de „notitie reikwijdte en detailniveau, afbakening van de Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer‟. Hierin heeft het waterschap aandacht gevraagd voor: de waterhuishoudkundige samenhang tussen het Vokerak-Zoommeer en de Binnenschelde; een goede verankering van de resultaten van de „joint fact finding‟ voor de zoetwatervoorziening; de samenhang tussen de Natura 2000 doelstellingen van het Markiezaat en de Rijkswateren in de Zuidwestelijke Delta; de effecten van waterberging op de Grevelingen op de waterhuishouding van het West-Brabantse Mark-Vliet stelsel.
De waterschappen hebben actief deelgenomen aan het proces voor het opstellen van de ontwerp-RGV en de onderliggende rapporten en studies. In de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta hebben de regionale overheden en waterschappen tussentijdse adviezen gegeven aan het Rijk. Dit proces is constructief verlopen. Op 2 september 2014 hebben de waterschappen Brabantse Delta, Scheldestromen en Hollandse Delta en het hoogheemraadschap van Delfland een gezamenlijk wateradvies uitgebracht op de conceptversie 4.0 van de ontwerp-RGV (d.d. 17 augustus 2014). Daarin is aandacht gevraagd voor de leveringszekerheid van een aantal innamepunten voor zoetwater (waaronder Bernisse en de Roode Vaart) onder extreem droge situaties, de wenselijkheid van een gezamenlijk gebiedsproces van regio en rijk voor oplossingen voor de problematiek van Binnenschelde en Markiezaatsmeer en wijzigingen in beheer en onderhoud bij een Rijksbesluit voor een zout Volkerak-Zoommeer. Tevens hebben de waterschappen de randvoorwaarde van het eerst aanleggen van een alternatieve zoetwatervoorziening en uitvoeren van compenserende/mitigerende maatregelen alvorens het Volkerak-Zoommeer zout te maken („eerst het zoet, dan het zout‟) benadrukt. Argumenten Hoofdlijnen van de ontwerp-RGV In de ontwerp-RGV presenteert het kabinet het volgende ontwikkelperspectief voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer (hoofdlijnen): Het verbeteren van de waterkwaliteit van de Grevelingen door het terugbrengen van beperkt getij via een doorlaat in de Brouwersdam die de Grevelingen verbindt met de Noordzee. Uitgangspunt is een getijslag van maximaal 50 cm bij een gemiddeld waterpeil van NAP -0,20 meter. Verbeteren van de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer door het terugbrengen van zout en beperkt getij via een doorlaat in de Philipsdam die het Volkerak-Zoommeer verbindt met de Oosterschelde. Uitgangspunt daarvoor is een getijslag van maximaal 30 cm bij een gemiddeld waterpeil van NAP -0,10 meter. Voorafgaand aan het zout maken van het Volkerak-Zoommeer worden maatregelen uitgevoerd voor alternatieve zoetwatervoorziening(en) en voor zoutbestrijding. Er hoeft bij het beheer niet langer rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van een aanvullende waterberging op de Grevelingen. Deze vorm van bescherming tegen overstromingen blijkt minder kosteneffectief dan alternatieven zoals versterking van dijken, wanneer de klimaatontwikkeling dat nodig maakt. Deze alternatieven worden verder ontwikkeld in het Deltaprogramma. Ondanks het feit dat de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer de laatste jaren is verbeterd als gevolg van de filterende werking van de quaggamossel, zijn er onzekerheden over de toekomstige ontwikkeling. Het kabinet beschouwt herintroductie van zout en getij op het Volkerak-Zoommeer als de meest betrouwbare oplossing voor de gesignaleerde problemen. Bovendien levert deze watersysteemverandering volgens de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) op nationaal niveau een positief welvaartssaldo op. De belangrijkste in geld uitgedrukte baten zijn verbeterde zoetwatervoorziening(en) voor de landbouw, nieuwe mogelijkheden voor schelpdierkweek en omzet voor ondernemers bij de aanleg van civiele werken, recreatievoorzieningen en woningen. Het kabinet stelt de verwezenlijking van dit ontwikkelperspectief afhankelijk van het beschikbaar komen van financiële middelen voor de uitvoering. Gesteld dat de financiering rond komt, is beperkt getij op de Grevelingen realiseerbaar in 2020 en beperkt getij en zout op het Volkerak-Zoommeer in 2028. Maatschappelijke kosten-batenanalyse Paragraaf 8.4 van de ontwerp-RGV (pagina‟s 56-58) vat de resultaten van de MKBA samen. In de MKBA zijn voor zeven alternatieven de kosten en baten bepaald ten opzichte van de referentie (een VolkerakZoommeer met blauwalgoverlast) en vervolgens vertaald naar het prijspeil januari 2014 (op basis van een discontovoet van 5,5%). De onderzochte alternatieven betreffen combinaties van drie modules (een zout of zoet Volkerak-Zoommeer, wel of geen waterberging op de Grevelingen, wel of geen getijdewerking op de Grevelingen). De onderzochte alternatieven (en aanvullende opties) zijn beschreven in hoofdstuk 7 van de ontwerp-RGV. Op basis van de MKBA kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Het alternatief waarin alleen het Volkerak-Zoommeer zout wordt gemaakt (en er geen getijdenwerking en waterberging op de Grevelingen komt) heeft de gunstigste kosten baten verhouding, namelijk + €31 miljoen. In dit alternatief B wordt het Volkerak-Zoommeer zout gemaakt met Oosterscheldewater via een doorlaatmiddel in de Philipsdam. Deze route blijkt kosten-effectiever te zijn dan een zoute verbindingsroute met de Grevelingen. Het ontwikkelperspectief waar het kabinet voor kiest is gebaseerd op alternatief D: deze combinatie van het zout maken van het Volkerak-Zoommeer (via de Philipsdam) en getijdewerking op de Grevelingen kent zowel hoge maatschappelijke baten (+ €268 miljoen) als hoge kosten (+ €301 miljoen). Een aanvullende optie die nog nader zal worden verkend door middel van een marktconsultatie is de aanleg van een getijdencentrale in de Brouwersdam. De aanleg van een alternatieve zoetwatervoorziening via de Roode Vaart naar West-Brabant, Tholen en Sint-Philipsland blijkt een zelfstandig rendabele investering te zijn: zowel bij een zoet blijvend als een zout Volkerak-Zoommeer heeft deze maatregel positieve directe baten voor de landbouw (respectievelijk
-2-
€5,2 en €5,9 miljoen per jaar). Dit komt door een betere waterkwaliteit (lager chloridegehalte) en geen blauwalg in water van Haringvliet/Hollands Diep en een grotere leveringszekerheid dan de bestaande voorziening vanuit het VZM (bij gemiddelde weersomstandigheden). Ook in een zoete referentie waarbij de blauwalg vanzelf verdwijnt, blijven deze baten grotendeels in stand omdat er bij het alternatief minder verziltingsschade optreedt. De alternatieven met waterberging op de Grevelingen scoren erg ongunstig qua MKBA saldo. Het kabinet heeft daarom besloten af te zien van deze optie en hiervoor geen ruimtelijke reserveringen te doen. De (concept) resultaten van de MKB zijn getoetst door het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Deze bureaus hebben gewezen op de volgens hen te optimistische schattingen van de baten voor mosselkweek door herintroductie van zout en getijdenwerking, het onterecht meenemen van indirecte effecten zoals werkgelegenheid en te weinig aandacht voor de maatschappelijke baten van natuurherstel. Zowel bij een zout Volkerak-Zoommeer met beperkt getij als getij op de Grevelingen zijn er diverse baten voor waterkwaliteit en natuur die niet in geld zijn uit te drukken. De MKBA-saldi geven daarmee een onderschatting van de maatschappelijke baten. In de uiteindelijke MKB is met de kanttekeningen van het CBP en PBL rekening gehouden. Visserijdeskundigen verschillen van mening over de hoogte van maatschappelijke baten van het ontwikkelperspectief en de mate van betalingsbereidheid van de visserijsector. Het vervolgtraject gebiedsontwikkeling zal hier meer helderheid over moeten bieden. Volgens de MKBA levert het ontwikkelperspectief €4,3 tot €6,4 miljoen per jaar winst voor de mosselvissers in de Grevelingen en €3,8 tot €5,7 miljoen voor de mosselvissers in het Volkerak-Zoommeer. Daarnaast zijn er baten voor pachtinkomsten en voor de oestervisserij in de Grevelingen.
De aandachtspunten voor verankering van de resultaten van de „joint fact finding‟ voor de zoetwatervoorziening , de samenhang tussen de Natura 2000 doelstellingen van het Markiezaat en de Rijkswateren in de Zuidwestelijke Delta en de effecten van waterberging op de Grevelingen op de waterhuishouding van het West-Brabantse Mark-Vlietstelsel zijn afdoende verwerkt. Over al deze punten heeft ambtelijke afstemming plaatsgevonden met het waterschap. Paragraaf 9.2 van de ontwerp-RGV (p65) vat de resultaten van de „joint fact finding‟ goed samen. Voor de effecten op de Natura 2000 doelstellingen voor het Markiezaat is een passende beoordeling uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de natuureffectenstudie. De effecten van de waterberging Grevelingen op de waterhuishouding van het West-Brabantse Mark-Vliet stelsel zijn niet meer van toepassing, sinds het kabinet met de Deltabeslissingen (Prinsjesdag 2014) heeft besloten deze optie te verlaten. Er resteren nog een viertal aandachtspunten dat het waterschap onder de aandacht wil brengen voor het vervolg proces van de (ontwerp-)Rijksstructuurvisie. 1. Eerst het zoet, dan het zout Het waterschap heeft altijd benadrukt dat, als het Rijk besluit om het Volkerak-Zoommeer zout te maken, eerst een alternatieve zoetwatervoorziening moet worden gerealiseerd. In de ontwerp-RGV wordt aan deze voorwaarde voldaan. De tekst geeft aan dat in de Deltabeslissing zoetwater alternatieve zoetwatervoorzieningen zijn opgenomen voor het klimaatbestendig maken van gebieden die nu zoetwater betrekken uit het Volkerak-Zoommeer. In de gezamenlijke zienswijzetekst worden de relevante polders in West-Brabant expliciet benadrukt: de Prins-Hendrik Polder, de Auvergnepolder en de Polders van NieuwVosmeer. Deze zoetwatermaatregelen dragen bij aan de randvoorwaarden om het Volkerak-Zoommeer zout te kunnen maken, maar leveren ook los daarvan profijt op in de vorm van toegenomen kwaliteit, leveringszekerheid en efficiëntie en dragen daarmee bij aan versterking van de regionale economie. 2. Nader onderzoek naar leveringszekerheid in situaties van droogte zo snel mogelijk uitvoeren Op basis van de „joint fact finding‟ zoetwater hebben Rijk en regio geconcludeerd dat onder gemiddelde condities de leveringszekerheid van regionale innamepunten rondom het Volkerak-Zoommeer toeneemt in geval van een alternatieve zoetwatervoorziening. Immers, door de overschakeling van de aanvoer van het Volkerak-Zoommeer, met (volgens het waterakkoord) een chloridegehalte van maximaal 450 mg/l, naar aanvoer uit het Haringvliet-Hollands Diep, met een chloridegehalte van minder dan 200 mg/l, zijn innamestops door te hoog oplopende chloridegehaltes verleden tijd. Bovendien verdwijnt bij de keuze voor deze route de dreiging van tijdelijke innamebeperkingen als gevolg van blauwalgbloei. In geval van situaties van extreme droogte en hiermee samenhangende lage Rijn- en Maasafvoeren kan de leveringszekerheid voor een aantal zoetwaterinnamepunten (waaronder de Roode Vaart en de Bernisse) afnemen. In die situaties heeft de watervraag voor zoutlekbestrijding bij de Volkeraksluizen namelijk een hogere prioriteit in de „verdringingsreeks‟ (rangorde voor de verdeling van zoet water bij schaarste). Dit heeft te maken met de drinkwaterwinning vanuit het Haringvliet-Hollands Diep voor Zuid-Holland. In het maatregelenpakket zoetwater Zuidwestelijke Delta is daarom de noodzaak van een aanvullend onderzoek naar het eventueel verlies aan leveringszekerheid voor inname van zoetwater opgenomen. Op pagina 55 van de ontwerp-RGV is hierover het volgende opgenomen: “Deze aanvullende onderzoeksvraag agendeert het Rijk naar aanleiding van deze zorg van de waterschappen voor het vervolg van het Deltaprogramma. Op
-3-
basis van de uitkomsten daarvan zal worden bepaald of compenserende maatregelen die de waterschappen graag in de rijsstructuurvisie vastgelegd zouden zien, wenselijk zijn tegen de achtergrond van de algehele verbetering van leveringszekerheid van zoet water in de zuidwestelijke delta. De waterschappen hebben aangegeven bij dit onderzoek betrokken te willen zijn.” Vanwege het belang van de leveringszekerheid en mogelijk noodzakelijke geachte compenserende en/of mitigerende maatregelen voor situaties van extreme droogte vraagt het waterschap het Rijk dit aanvullende onderzoek met hoge prioriteit en gedegen op te starten en, indien technisch uitvoerbaar, voor het eind van 2015 af te ronden. Het waterschap wil vanaf de ontwerpfase actief betrokken worden bij dit onderzoek. De vraag om het aanvullende onderzoek ligt in de lijn van het verzoek van LTO Nederland voor het uitvoeren van een „stresstest‟. 3. Afspraken over beheer en onderhoud helder regelen aan de voorkant In de ontwerp-RGV is (p. 55) opgenomen dat de waterschappen signaleren “dat uitvoering van het ontwikkelperspectief uit de Rijksstructuurvisie tot aanpassingen kan leiden in beheer en onderhoud, zoals de herintroductie van het schutbedrijf bij een aantal sluiscomplexen”. De waterschappen vinden het wenselijk dat Rijk en regio in overleg treden over deze wijzigingen en (beheer)kosten daarvan. Wanneer uitvoering van het ontwikkelperspectief met financiële middelen zeker is gesteld, zal het Rijk dergelijk overleg agenderen.” Voor de verdere uitwerking van de financieringsmogelijkheden en planning voor de gefaseerde uitvoering wordt een bestuursovereenkomst opgesteld. De waterschappen achten het verstandig dat de aanpassingen in beheer en onderhoud direct in dit vervolgproces worden meegenomen. Beter helder aan de voorkant bespreken en regelen in plaats van het voeren van een discussie hierover achteraf. In de voorgestelde zienswijze stelt het waterschap dit voor. 4. Oplossingsrichtingen voor de Binnenschelde: een gezamenlijke verkenning van meekoppelkansen In de zienswijze op de afbakening van de Rijksstructuurvisie heeft het waterschap aangegeven, dat alternatieven waarin het Volkerak-Zoommeer zout wordt gemaakt met (beperkte) getijdenwerking, ook kansen kunnen bieden voor een structurele verbetering van de waterkwaliteit van de Binnenschelde. Gezien de directe waterhuishoudkundige relatie tussen de Binnenschelde en het Volkerak-Zoommeer (jaarlijks wordt water in de Binnenschelde ingelaten om het meer op het afgesproken peil te houden), heeft het waterschap gepleit voor het inzichtelijk maken van de effecten op en meekoppelkansen voor de Binnenschelde van de RGV-alternatieven. Vanwege de onderlinge samenhang van beide wateren kunnen oplossingsrichtingen voor de Binnenschelde het beste samen door regio en Rijk worden uitgewerkt. In de ontwerp-RGV wordt deze samenhang (h)erkend. Zo worden in de milieueffectrapportage de effecten van de RGV-alternatieven op de Binnenschelde beschreven. Voor het verkennen van meekoppelkansen noemt de ontwerp-RGV het oprichten van een gebiedscoöperatie Zoommeer-Binnenschelde als optie (p36). In het proces van het opstellen van de ontwerp-RGV zijn er gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat en de provincie Zeeland. Beide partners van het waterschap zijn bereid om te participeren in een watersysteemanalyse om de oplossingsrichtingen voor de Binnenschelde (en voor het Markiezaatsmeer) te onderzoeken. Een dergelijke watersysteemanalyse is ook noodzakelijk voor het ontwikkelen van een voorstel voor definitieve ecologische KRW-doelstellingen en gerelateerde kosteneffectieve maatregelen voor beide deltarandmeren. Kanttekeningen en risico’s Het kabinetsbesluit om het Volkerak-Zoommeer zout te maken is een belangrijk momentum voor het kunnen realiseren van een alternatieve zoetwatervoorziening voor West-Brabant en Zeeland. De provincies Zeeland en Noord-Brabant hebben immers aan hun financiële bijdrage voor de aanleg hiervan de voorwaarde van een zout Volkerak-Zoommeer verbonden. Op pagina 21 van de ontwerp-RGV wordt aangegeven wat er gebeurt als er binnen een jaar na vaststelling van de ontwerp-RGV geen sluitende financiering kan worden afgesproken: “Mocht het niet mogelijk blijken om in het jaar na vaststelling van de ontwerp-rijksstructuurvisie financiële dekking daarvoor te vinden, dan blijft de verwezenlijking van het geschetste ontwikkelperspectief (voorlopig) beperkt tot realisatie van de projecten Flakkeese spuisluis en Roode Vaart en uitvoering van de deltabeslissing zoet water. Bij een mogelijke toekomstige wijziging van de financieringsmogelijkheden of van de noodzaak tot ingrijpen, dient het ontwikkelperspectief uit deze Rijksstructuurvisie en het onderzoek dat waarop is gebaseerd, voor het rijk als leidraad bij nieuw overleg en planvorming, zoals bijvoorbeeld in het kader van de voorbereiding van de derde tranche programmering van budgetten om de waterkwaliteit te verbeteren volgens de Kaderrichtlijn Water (2019).” Financiële dekking In de ontwerp-RGV is gesteld dat realisatie van het ontwikkelperspectief gefaseerd zal plaatsvinden en afhankelijk is van nader te maken afspraken over de financiering tussen het Rijk, regionale overheden en markpartijen. Het Rijk beschouwt de RGV als een pilot om via innovatieve financieringsarrangementen de financiering binnen een jaar na vaststelling van de ontwerp-RGV rond te krijgen. In de stapsgewijze,
-4-
gefaseerde aanpak kunnen een aantal onderdelen al worden uitgevoerd terwijl voor andere onderdelen de financiering en uitvoering nog nader worden uitgewerkt. Hiervoor zal een bestuursovereenkomst worden gesloten tussen het Rijk en de regionale overheden. Het kabinet beschouwt het ontwikkelperspectief en ontwikkelpad als een eerste stap op weg naar een voorkeursbeslissing als bedoeld in de spelregels van het meerjarenprogramma infrastructuur, ruimte en transport (MIRT). Tabel 4.1 in de ontwerp-RGV (p32) biedt een overzicht van de kosten van de RGV en de stand van zaken over de dekking.
Stand van zaken financiering maatregelen zoetwatervoorziening Het waterschap levert een belangrijke financiële bijdrage aan het ontwikkelperspectief van de RGV in het project Roode Vaart (altijd goed maatregel). Conform de samenwerkingsovereenkomst (SOK) die Rijk en regio voor deze maatregel in 2013 hebben afgesloten, draagt het waterschap maximaal €3,5 miljoen bij aan investeringskosten. De maatregel Roode Vaart (vergroten robuustheid regionaal systeem) betreft de aanleg van de doorvoerroute van zoetwater vanuit de Roode Vaart naar West-Brabant, Tholen en Sint-Philipsland. De kosten hiervoor zijn geraamd op €50 miljoen. Deze maatregel is onderdeel van het Deltaprogramma zoetwater en zal gefaseerd worden uitgevoerd in de eerste en tweede Deltafondsperiodes (2016-2021 en 2022-2028). De provincies Zeeland en Noord-Brabant hebben hiervoor respectievelijk €2 en €15 miljoen toegezegd onder voorwaarde dat het Volkerak-Zoommeer zout wordt gemaakt. In de huidige Deltafondsprogrammering is hiervoor een rijksbijdrage opgenomen van €10 miljoen voor de periode 20162021. Voor de periode 2022-2028 is een bedrag opgenomen van €20 miljoen te verdelen over meerdere maatregelen (Roode Vaart, Krekenvisie West-Brabant, verleggen inlaatpunten Oost-Flakkee en zoetwateraanvoer Reigersbergsche polder). Voor de maatregel zoetwateraanvoer Reigersbergsche polder zijn de kosten geraamd op €1,5 miljoen. De Provincie Zeeland en Waterschap Scheldestromen hebben hiervoor elk €0,2 miljoen toegezegd. Het
-5-
verleggen van de inlaatpunten op Oostflakkee is geraamd op €8,8 miljoen; de Provincie Zuid-Holland heeft hiervoor €2 miljoen toegezegd. In de ontwerp-RGV is geen raming opgenomen voor aanpassingen in het beheer en onderhoud als gevolg van uitvoering van maatregelen voor het ontwikkelperspectief. Bij benadering gaat het voor maatregelen in het beheergebied van Brabantse Delta om netto €1-1,5 miljoen per jaar. Netto is: extra ten opzichte van bestaande kosten. Het gaat om de volgende zaken: exploitatie gemaal, exploitatie zoutzoetscheidingssystemen bij Dintelsas en Benedensas, instellen schutbedrijf en overig (waterlopen en kunstwerken). Uitvoering De ontwerp-RGV gaat uit van een gefaseerde uitvoering van de maatregelen (streefdata): Uitvoeren zoetwatervoorziening en zoutbestrijding in drie tranches: o 2015-2021 (eerste serie „altijd goed maatregelen‟ uit het Deltaprogramma); o 2022-2028 (tweede serie „altijd goed maatregelen‟ uit het Deltaprogramma); o 2022-2028 (start overige maatregelen om zout Volkerak-Zoommeer mogelijk te maken). Getij op de Grevelingen (met of zonder getijdencentrale) gerealiseerd: 2020. Zout en getij op het Volkerak-Zoommeer (eventueel met de optie doorlaat Oesterdam) gerealiseerd: 2028. Optie open verbinding (al dan niet doorvaarbaar) tussen beide wateren: realisatie na 2028. In ambtelijke gesprekken is aan de waterschappen gevraagd of zij de uitvoering van zoetwatermaatregelen voor het regionaal watersysteem binnen hun beheergebied op zich willen nemen. De waterschappen zijn hiertoe in beginsel bereid onder de randvoorwaarde dat er vooraf heldere afspraken zijn gemaakt over een (sluitende) financiering en risicodragerschap. In dit verband is het niet uit te sluiten dat andere partijen de waterschappen in het vervolgproces zullen benaderen voor een extra financiële bijdrage. Omdat Brabantse Delta in vergelijking met de andere waterschappen al een substantiële financiële bijdrage levert (voor de „altijd-goed-maatregel Roode Vaart‟) ligt het niet in de rede dat er een extra bijdrage wordt geleverd door ons waterschap. Communicatie Het Rijk is verantwoordelijk voor de communicatie over de RGV-procedure, waaronder de te op stellen bestuursovereenkomst. De regionale partners kunnen het Rijk hierover adviseren in de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta. Relatie met beleidsvelden - Winnend Samenwerken in Brabant Niet van toepassing. De ontwerp-RGV heeft betrekking op de waterschappen in de Zuidwestelijke Delta die de strategie onderling afstemmen waar mogelijk. Vanwege de korte termijn voor het indienen van een zienswijze is het indienen van een bestuurlijke afgestemde gezamenlijke zienswijze praktisch niet haalbaar. - Bijdrage aan doelen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Het ontwikkelperspectief van de ontwerp-RGV draagt bij aan doelen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Deze is immers gericht op realiseren van de integrale filosofie van de Zuidwestelijke Delta: een klimaatbestendig en veilig, ecologisch veerkrachtig en economisch vitaal gebied („Veilig – Veerkrachtig – Vitaal‟). Met de bijdrage aan de altijd goed maatregel Roode Vaart draagt het waterschap bij aan de voornoemde MVO-doelen.
-6-