Behorende bij:
Ontwerp Raadsbesluit Ontwerp Verklaring van geen bedenkingen Onderwerp Gelet op de strijdigheden met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De ZijdeDuivenvoorde 2012" kan slechts medewerking aan onderhavig project worden verleend als de gemeenteraad een Verklaring van geen bedenkingen afgeeft. Ontwerpbesluit Verklaring van geen bedenkingen ex artikel 6.5 Besluit omgevingsrecht voor het realiseren van nieuwbouw van het radiotherapeutisch centrum op het perceel kadastraal bekend gemeente Veur, sectie: B, nr. 9432, plaatselijk gemerkt Burgemeester Banninglaan 1 Leidschendam. Het raadsbesluit Ontwerp Verklaring van geen bedenkingen maakt integraal onderdeel uit van ons besluit.
Ontwerpbesluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder De maximaal berekende geluidbelasting ten gevolge van de maatgevende weg bedraagt 53 dB in het jaar 2023, inclusief de in artikel 110g van de Wet geluidhinder (Wgh) genoemde aftrek van 5dB. Deze geluidbelasting is afkomstig van wegverkeer op de Heuvelweg. In het jaar 2023 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai overschreden in de waarneempunten 3-8. De maximaal berekende geluidbelasting ten gevolge van railverkeer bedraagt 62 dB in het jaar 2023. In het jaar 2023 wordt de voorkeursgrenswaarde van 53 dB voor railverkeerslawaai overschreden in de waarneempunten 2-14.
Door het vaststellen van een hogere waarde 63 dB voor wegverkeer en 68 dB voor railverkeer kan de nieuwbouw van het radiotherapeutisch centrum vanuit het aspect geluid mogelijk gemaakt worden.
Het ontwerpbesluit hogere grenswaarde integraal onderdeel uit van ons besluit.
Pagina
2/28
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
ONTWERPBESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING voor de activiteiten: 1. Bouwen, artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo; 2. Het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, zoals vermeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b van de Wabo (= activiteit aanleggen); 3. Strijdig gebruik, artikel 2.1, eerste lid, onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a.3o, Wabo (buitenplanse afwijkingsmogelijkheid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing). 4. Maken of veranderen van een uitweg, artikel 2.2, eerste lid, onder e, Wabo, juncto artikel 1:8 en artikel 2:12, eerste lid, Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg; Nr. 20131118 Aanvraag Op 20 september 2013 hebben wij van mevrouw M.S. Smit, handelend namens Medisch Centrum Haaglanden (Ziekenhuis Sint Antoniushove), Postbus 432, 2262 BA Leidschendam, een aanvraag om omgevingsvergunning ontvangen voor het realiseren van nieuwbouw van het radiotherapeutisch centrum op het perceel kadastraal bekend gemeente Veur, sectie: B, nr. 9432, plaatselijk gemerkt Burgemeester Banninglaan 1 Leidschendam. Korte beschrijving nieuwbouwproject Het betreft het project RCwest, de nieuwbouw van een radiotherapiecentrum dat als gevolg van een samenwerking is tussen het MCH, Hagaziekenhuis en Bronovo ziekenhuis. RCwest voorziet in de vernieuwing van diverse bestaande bestralingsruimten in het MCH Westeinde naar de locatie MCH Antoniushove. De nieuwbouw van het project RCwest bevindt zich aan de noordoost zijde van het MCH, locatie Antoniushove. Het behelst een gebouw van 3 bouwlagen van circa 31 meter breed en 70 meter lang (2.226 m2 bebouwd oppervlak). De nieuwbouw zal plaatsvinden op de plek van het zusterhuis dat begin 2014 gesloopt zal gaan worden. De geplande nieuwbouw is opgebouwd uit zes doosvormige betonnen volumes waar een vloer overheen golft. De ruimte tussen de doosvormige volumes en de vloeren wordt ingevuld door een structureel beglaasde vliesgevel. De hoofdingang zal gesitueerd worden aan de Gruttolaan, waar ook een voorrijdlus zal komen zodat er een verkeersluwe kiss-and-ride zone ontstaat dicht bij de entree.
Pagina
3/28
Bij aanvraag behorende gegevens en bescheiden Onderstaande gegevens en bescheiden hebben wij beoordeeld en maken integraal onderdeel uit van dit besluit: - tekeningen, rapportages en aanverwante stukken zoals vermeld in de Bijlage – Overzichtslijst van de bij de omgevingsvergunning behorende stukken, kenmerk 20131118. Ontvankelijkheid Ontvankelijkheid (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) Na ontvangst van de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden hebben wij geconstateerd dat de aanvraag volledig was. Voorbereidingsprocedure Publicatie aanvraag Na ontvangst van de aanvraag om omgevingsvergunning hebben wij de aanvraag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8 van de Wabo, op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Naar aanleiding hiervan is een zienswijze over de aanvraag ingekomen. Deze zienswijze is door ons beoordeeld, maar heeft geen aanleiding gegeven om de procedure tot verlening van gevraagde omgevingsvergunning niet voort te zetten. De weerlegging van deze zienswijze maakt integraal onderdeel uit van dit besluit. Uitgebreide uniforme openbare voorbereidingsprocedure Het ingediende bouwplan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan "De ZijdeDuivenvoorde 2012" en kan slechts worden vergund door middel van de uitgebreide Wabo-procedure met goede ruimtelijke onderbouwing. Teneinde te voldoen aan het gestelde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij ons voornemen tot medewerking aan de aanvraag om omgevingsvergunning op 5 februari 2014 op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Hierbij is gelijktijdig mededeling gedaan van de vereiste terinzagelegging voor een periode van zes weken, ingaande op 6 februari 2014. Ook hebben wij ons voornemen langs elektronische weg kenbaar gemaakt. Tevens is, voor zover noodzakelijk, een kennisgeving gestuurd naar de wettelijke adviseurs. Gedurende de periode van terinzagelegging kunnen zienswijzen omtrent de voorgenomen medewerking aan de aanvraag, het ontwerp raadsbesluit Verklaring van geen bedenkingen en het ontwerpbesluit tot vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder kenbaar worden gemaakt. Na behandeling van (eventueel) ingekomen zienswijzen zal er een definitief besluit op de aanvraag worden genomen. Naar aanleiding van de terinzagelegging en kennisgevingen van de ontwerpbesluiten zijn wel / geen zienswijzen naar voren gebracht.
Pagina
4/28
Beoordeling aanvraag – activiteit Bouwen en Strijdig gebruik De aanvraag hebben wij beoordeeld op de toetsingsgronden c.q. weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 2.10, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wabo. Bouwbesluit (artikel 2.10, eerste lid, onderdeel a) De aanvraag dient te voldoen aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Wij achten het aannemelijk dat voldaan zal worden aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012, onder het stellen van nadere voorwaarden voor zover de ingediende stukken een toets aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 mogelijk maken. In het besluit, bijlage onder A. “Verplichtingen vanuit het Bouwbesluit 2012 – ALGEMEEN BOUW” en de bijlage onder B. “Verplichtingen vanuit het Bouwbesluit 2012” hebben wij verder nadere voorschriften uit het Bouwbesluit vermeld waaraan (nog) voldaan dient te worden. Verder zijn er voorwaarden opgenomen omtrent het aanleveren van KOMOattesten, productcertificaten, etc. Bouwverordening (artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b) De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de bouwverordening Leidschendam-Voorburg voor zover die van toepassing zijn op de aanvraag. Bestemmingsplan (artikel 2.10, eerste lid, onderdeel c) De locatie van het nieuwbouwproject is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan "De Zijde-Duivenvoorde 2012". In het bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling in artikel 24 als wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op de plankaart is het gebied aangegeven als "Wro - zone - Wijzigingsgebied 1" en wordt de mogelijkheid geboden het te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk (sm-zh), met inachtneming van de volgende bepalingen: -
de hoogte van het hoofdgebouw mag maximaal drie bouwlagen zijn, geplaatst evenwijdig aan de Gruttolaan, met een maximum van 12,5 meter;
-
het oppervlak van de wijzigingsbevoegdheid mag voor maximaal 80% worden bebouwd;
-
de begrenzing van de nieuwbouw wordt bepaald door de rooilijnen van het huidige gebouw aan de Heuvelweg en de Patrijslaan enerzijds en het huidige zusterhuis
-
anderzijds; het is de bedoeling dat de nieuwbouw een gelede vorm krijgt;
-
het parkeren voor de uitbreiding zal op het eigen terrein.
Strijdigheden met bestemmingsplan Het voorgestelde bouwplan overschrijdt de in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen (art 24) bouwgrenzen met 1,74 meter. Het gaat hierbij om de ligging van de gevel aan de zijde van de Gruttolaan.
Pagina
5/28
Het ontwerp is dus niet passend te maken binnen de opgenomen bouwgrenzen in de wijzigingsbevoegdheid. De aanvraag kan slechts worden vergund met toepassing van een afwijking als bedoeld artikel 2.12, lid 1, onder a 3º, van de Wabo en voor zover de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Goede ruimtelijke ordening In de Ruimtelijke onderbouwing “RC-West Medisch Centrum Haaglanden Antoniushove”, welke integraal onderdeel uitmaakt van ons besluit, wordt in hoofdstuk 1.3.2 nader ingegaan op de bestemmingsplanvoorschriften en de geconstateerde strijdigheden met het bestemmingsplan. De Ruimtelijke onderbouwing geeft in voldoende mate aan waarom afwijken van het bestemmingsplan ruimtelijk aanvaardbaar is. Archeologisch waardevol gebied Op grond van artikel 26.1.1, van de bestemmingsplanvoorschriften dient voor de benodigde bouwkundige ingrepen in de bodem een aanlegvergunning verleend te worden. In de Ruimtelijke onderbouwing “RC-West Medisch Centrum Haaglanden Antoniushove”, wordt hier in hoofdstuk 6 nader op ingegaan. Welstand (artikel 2.10, eerste lid, onderdeel d) De welstands- en monumentencommissie heeft in haar vergadering van 15 oktober 2013 ons geadviseerd dat de aanvraag voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Op grond van dit advies zijn wij van oordeel dat de aanvraag voldoet aan artikel 12a van de Woningwet. Tunnelveiligheid (artikel 2.10, eerste lid, onderdeel e) De aanvraag betreft niet een plan, waarvoor een advies van de Commissie voor tunnelveiligheid, bedoeld in artikel 6, derde lid, onder b, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, nodig is. Deze toetsingsgrond is daarom niet aan de orde.
Pagina
6/28
Beoordeling aanvraag – activiteit Uitvoeren van een werk, geen bouwwerk De aanvraag hebben wij beoordeeld op de toetsingsgronden c.q. weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 2.11 van de Wabo. Bestemmingsplan (artikel 2:11, eerste lid) Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De locatie van de uit te voeren grondwerkzaamheden is gelegen in het bestemmingsplan "De Zijde-Duivenvoorde 2012". in de bestemming “Waarde – Archeologische verwachting” – artikel 16 In artikel 16.1.1 is te lezen: De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. In het artikel 16.3 is te lezen: Met betrekking tot de gronden met deze bestemming is het bepaalde in artikel 26.1 van toepassing. In het artikel 26.1 is te lezen: Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het aanleggen) op en/of in de in onderstaande tabel aangeduide gronden de daarbij aangegeven werken en/of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; 2. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden; 3. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen; 4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout; 6. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 m. of meer diep); 7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren; 8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen, heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs; 9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering; 10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
Pagina
7/28
11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem. In het artikel 26.1.7 is te lezen: De omgevingsvergunning voor het aanleggen wordt verleend indien de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. In het artikel 26.1.7 is te lezen: De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt voorts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overgelegd van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van betrokken gronden naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, mits: a. de betrokken archeologische waarden, gelet op het archeologisch rapport, niet worden geschaad door de activiteiten of b. mogelijke schade aan de archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen voorschriften te verbinden, gericht op: 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. het doen van opgravingen; 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige, die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties. In 2012 heeft archeologisch adviesbureau RAAP in opdracht van de aanvrager een archeologische bureau- en inventariserend booronderzoeken in het noordelijk deel van het plangebied MCH_ Gruttolaan (RAAP rapport nr. 4472 ) uitgevoerd. In 2009 heeft RAAP ten zuiden van het plangebied MCH_Gruttolaan een archeologische bureau- en inventariserende booronderzoeken in het plangebied MCH parkeerterrein (RAAPnotitie 3804) uitgevoerd. Beide plangebieden hebben volgens het bestemmingsplan De ZijdeDuivenvoorde een hoge archeologische verwachting. Dit betekend dat de werkzaamheden die worden verricht aan de zijde van de Heuvelweg archeologisch worden begeleid conform protocol 4007 Archeologische Begeleiding (AB). In het besluit, bijlage onder C. “Voorwaarden m.b.t. archeologie” hebben wij voorwaarden vermeld waaraan (nog) voldaan dient te worden. Het verzoek om aanlegvergunning is op grond van het voornoemde en onder het stellen van voorwaarden in overeenstemming met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Zijde-Duivenvoorde 2012"
Pagina
8/28
Beoordeling aanvraag – activiteit MAKEN of VERANDEREN VAN EEN UITWEG De aanvraag hebben wij beoordeeld op de toetsingsgronden c.q. weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 2.18 van de Wabo, juncto artikel 1:8 en artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg. Weigeringsgronden (artikel 1:8) De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. de openbare veiligheid; c. de volksgezondheid; d. de bescherming van het milieu. Verbodsbepaling (artikel 2:12, eerste lid) Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. Weigeringsgronden (artikel 2:12, vierde lid en artikel 2:12, vijfde lid) In afwijking van artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente. Het bevoegd gezag weigert de vergunning in ieder geval indien door de aanleg van een uitweg of de verandering van een bestaande uitweg een voor het verkeer gevaarlijke situatie ontstaat die niet door het verbinden van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen. De aanvraag is beoordeeld door de Politie, de Brandweer, de afdeling Realisatie en Beheer en de afdeling Ruimtelijke Ordening / cluster Mobiliteit. Allen hebben ingestemd met het maken van een uitweg / wijzigen van de bestaande uitweg. Bestemmingsplan (artikel 2:12, zesde lid) Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien door de aanleg of verandering van de uitweg in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De aanvraag kan worden vergund met toepassing van een afwijking als bedoeld artikel 2.12, lid 1, onder a 3º, van de Wabo en een goede ruimtelijke onderbouwing worden verleend.
Pagina
9/28
Ontwerpbesluit Gelet op artikel 2.1, eerste lid, onder a, artikel 2.1, eerste lid, onder b, artikel 2.1, eerste lid, o
onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a.3 en artikel 2.2, eerste lid, onder e, Wabo, juncto artikel 1:8 en artikel 2:12, eerste lid, Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg van de Wabo besluiten wij: Activiteit Uitvoeren van een werk, geen bouwwerk artikel 2.1 eerste lid onder b Wabo 1. aan mevrouw M.S. Smit, handelend namens Medisch Centrum Haaglanden (Ziekenhuis Sint Antoniushove), onder voorwaarden omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van diverse grondwerkzaamheden, dieper dan 30 cm, voor het realiseren van nieuwbouw van het radiotherapeutisch centrum, Burgemeester Banninglaan 1 Leidschendam, overeenkomstig de bij dit ontwerpbesluit behorende en gewaarmerkte gegevens en bescheiden; en met inachtneming van de in de bijlage genoemde voorschriften en/of verplichtingen; Activiteit Bouwen en strijdig gebruik, artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c , Wabo; 2. aan mevrouw M.S. Smit, handelend namens Medisch Centrum Haaglanden (Ziekenhuis Sint Antoniushove) omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het gestelde in artikel 24 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Zijde-Duivenvoorde 2012" en het overschrijden van de bouwgrens met 1,74 meter toe te staan; 3. aan mevrouw M.S. Smit, handelend namens Medisch Centrum Haaglanden (Ziekenhuis Sint Antoniushove) omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van nieuwbouw van het radiotherapeutisch centrum, Burgemeester Banninglaan 1 Leidschendam, overeenkomstig de bij dit ontwerpbesluit behorende en gewaarmerkte gegevens en bescheiden en met inachtneming van de in de bijlage genoemde verplichtingen; 4. aan mevrouw M.S. Smit, handelend namens Medisch Centrum Haaglanden (Ziekenhuis Sint Antoniushove) omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van nieuwbouw van de verpleegafdelingen, inclusief parkeervoorziening, Burgemeester Banninglaan 1 Leidschendam, overeenkomstig de bij dit ontwerpbesluit behorende en gewaarmerkte gegevens en bescheiden en met inachtneming van de in de bijlage A en B genoemde verplichtingen;
Pagina
10/28
Voorwaarden 5. dat het niet toegestaan is met bouw- en/of constructieve werkzaamheden aan te vangen voordat het bouwveiligheidsplan en de definitieve bouwplaatsinrichting door ons college is goedgekeurd en dat dit, nog in te dienen, bouwveiligheidsplan uiterlijk drie weken voor de aanvang van bouw- en/of constructieve werkzaamheden dient te worden aangeleverd (zie verder punt 11 van bijlage B); 6. dat het niet toegestaan is met de uitvoering van de constructieve werkzaamheden aan te vangen voordat alle definitieve constructie-technische uitvoeringsbescheiden door ons college zijn goedgekeurd en dat deze bescheiden uiterlijk drie weken voor de aanvang van de betreffende werkzaamheden dienen te worden aangeleverd (zie verder punt 1 van bijlage B) ; 7. dat het niet toegestaan is met de uitvoering van de betreffende werkzaamheden aan te vangen voordat de navolgende brandtechnische bescheiden door ons college zijn goedgekeurd en dat deze bescheiden uiterlijk drie weken voor de aanvang van de betreffende werkzaamheden dienen te worden aangeleverd: a. een (definitief) PVE van de brand- en ontruimings-alarminstallatie; b. de (installatie)tekeningen van de (nood)verlichting, waaruit de vereiste c.
verlichtingssterkte van ten minste 1 lux op de vloer gemeten, blijkt; bij centrale noodverlichting, het blokschema en principeschema , waaruit de
vereiste verlichtingssterkte van ten minste 1 lux op de vloer gemeten, blijkt. d. tekeningen met de vluchtrouteaanduidingen hierop aangegeven; KOMO-attest en/of T.N.O.-rapporten e. KOMO-attest en/of T.N.O.-rapport van de brandwerende metalstudwanden, waaruit de vereiste brandwerendheid blijkt; f.
tekeningen van de luchtbehandelingskanalen en alle kunststofleidingen van o.a. vuilwater- en hemelwaterafvoer, die door een brandwerende wand-, plafond- of vloerconstructie gaan. Deze zullen slechts in brandtechnisch opzicht worden beoordeeld.
g. KOMO-attest en/of T.N.O.-rapport van de leidingdoorvoeren, inclusief brandkleppen, welke door een brandwerende wand-, plafond- of vloerconstructie gaan, waaruit de vereiste brandwerendheid blijkt; h. KOMO-attest van de brandwerende kozijn-/deur-constructie(s), waaruit de i.
vereiste brandwerendheid, volgens de NEN 6068 bepaald, blijkt; KOMO-attest van de brandwerende beglazing(en), volgens de NEN 6068 bepaald, waaruit de vereiste brandwerendheid blijkt;
Bij indiening van de bovenstaande gegevens dient duidelijk worden aangegeven waar, wat wordt toegepast. Dit betekend plaatsaanduiding op tekening met aanduiding van het type zoals vermeld in het desbetreffende KOMO-attest.
Pagina
11/28
8. dat het niet toegestaan is met de uitvoering van de betreffende werkzaamheden aan te vangen voordat de navolgende bouwtechnische bescheiden door ons college zijn goedgekeurd en dat deze bescheiden uiterlijk drie weken voor de KOMO-attest en/of T.N.O.-rapporten a. KOMO-attest van alle toe te passen isolatiematerialen, met hierbij aangegeven waar welke soort, type en dikte wordt toegepast; Bij indiening van de bovenstaande gegevens dient duidelijk te worden aangegeven waar wat wordt toegepast. 9. Na gereedmelding van het werk dienen er door een door de afdeling Handhaving aanvaarde deskundige instantie of persoon, in het bijzijn van een inspecteur van de afdeling Handhaving, de navolgende metingen te worden verricht: a. ventilatiemetingen, waaruit blijkt dat er aan afdeling 3.10 van het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan; b. infrarood metingen, van de gevels en daken om eventuele warmtelekken te meten of inzichtelijk te maken; Activiteit: Maken of veranderen van een uitweg, artikel 2.2, eerste lid, onder e, Wabo, juncto artikel 1:8 en artikel 2:12, eerste lid, Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg; 10. aan mevrouw M.S. Smit, handelend namens Medisch Centrum Haaglanden (Ziekenhuis Sint Antoniushove), onder voorwaarden omgevingsvergunning te verlenen voor maken of veranderen van een uitweg, voor het realiseren van nieuwbouw van het radiotherapeutisch centrum, Burgemeester Banninglaan 1 Leidschendam, overeenkomstig de bij dit ontwerpbesluit behorende en gewaarmerkte gegevens en bescheiden en met inachtneming van de in de bijlage genoemde voorschriften en/of verplichtingen; Leidschendam, namens burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg Hoofd Klant Contact Centrum
H. Slump
Pagina
12/28
Bijlage, behorende bij omgevingsvergunning nr. 20131118 A. Verplichtingen vanuit het Bouwbesluit 2012 – ALGEMEEN BOUW Wij wijzen u op artikelen 1.16, 1.23, 1.25 en 8.2 t/m 8.8 van het Bouwbesluit 2012 die u, voor zover van toepassing, een aantal verplichtingen oplegt die u in acht behoort te nemen tijdens de bouw en het sloopterrein. Deze artikelen luiden: Artikel 1.16 – Zorgplicht Op grond van artikel 1.16, eerste lid, Bouwbesluit 2012 geldt voor een bij of krachtens de wet aanwezige installatie als bedoeld in hoofdstuk 6 dat deze: a. functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften; b. adequaat wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd, en c. zodanig gebruikt wordt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Op grond van artikel 1.16, eerste lid, Bouwbesluit 2012 wordt na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd. Artikel 1.23 – Aanwezigheid bescheiden Tijdens het bouwen zijn, voor zover van toepassing, de volgende bescheiden of een afschrift daarvan op het terrein aanwezig: a. vergunning voor het bouwen; b. bouwveiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.3; d. overige voor het bouwen van belang zijnde vergunningen en documenten met nadere voorwaarden en ontheffingen. Artikel 1.25 – Mededeling aanvang en beëindiging bouwwerkzaamheden Aan de Afdeling Handhaving (contactpersoon de heer F. v.d. Hulst) dient vergunninghouder schriftelijk kennis te geven van de volgende zaken en op de volgende tijden: - ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van bouwwerkzaamheden, waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend, van de aanvang van die werkzaamheden, met inbegrip van ontgravingswerkzaamheden, door middel van bijgevoegde portvrije startmeldingskaart; - de aanvang van het heien van funderingspalen, waaronder ook de proefpalen, ten minste twee werkdagen van te voren per telefoon; - de aanvang van grondverbeteringswerkzaamheden, ten minste twee werkdagen van te voren per telefoon; - voorgenomen storten van beton, ten minste één werkdag van te voren per telefoon;
Pagina
13/28
- gereedkomen van putten en van grondrioleringswerkzaamheden, terstond na gereedkomen per telefoon, waarbij deze niet aan het oog mogen worden onttrokken gedurende ten minste twee werkdagen na de kennisgeving; - ten minste op de dag van beëindiging van de bouwwerkzaamheden, waarvoor een vergunning voor het bouwen is verleend, van de beëindiging van die werkzaamheden door middel van bijgevoegde portvrije gereedmeldingskaart. De contactpersoon is per telefoon bereikbaar onder nummer 070-3009522. Artikel 8.2 – veiligheid in de omgeving Bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen ter voorkoming van: a. letsel van personen op een aangrenzend perceel of een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen; b. letsel van personen die het bouw- of sloopterrein onbevoegd betreden, en c. beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen. Artikel 8.3 – Veiligheidsplan De op grond van artikel 8.2 te treffen maatregelen worden op aanwijzing van het bevoegd gezag vastgelegd in een bouw- of sloopveiligheidsplan. De maatregelen hebben ten minste betrekking op: a. de afscheiding en afsluiting, zowel binnen (voor zover van toepassing) als buiten het gebouw, van het bouw- of sloopterrein; b. de bereikbaarheid en bruikbaarheid van bluswater- en andere openbare c.
voorzieningen; het stallen, afsluiten of opbergen van machines, werktuigen, materialen en
installaties op zodanige wijze dat onbevoegden daar geen toegang toe hebben; d. het waarborgen van de verkeersveiligheid; e. het voorkomen van vallende objecten, en Artikel 8.4 – Geluidhinder Bouw- of sloopwerkzaamheden die een geluidniveau veroorzaken van ten minste 60 dB(A) op de gevel van een aangrenzende woonfunctie of van een aangrenzende gebruiksfunctie op een ander perceel, worden op werkdagen tussen 7:00 uur en 19:00 uur uitgevoerd. Bij het uitvoeren van die werkzaamheden worden de in tabel 8.4 aangegeven dagwaarden en de bij die dagwaarden aangegeven maximale blootstellingsduur in dagen dat de dagwaarde is bereikt niet overschreden. Tabel 8.4 dagwaarde maximale blootstellingsduur
≤ 60 B(A)
> 60 dB(A) > 65 dB(A) > 70 dB(A) > 75–≤ 80 dB(A)
onbeperkt
50 dagen
30 dagen
15 dagen
5 dagen
Pagina
14/28
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het eerste lid. Indien met een ontheffing van het bevoegd gezag bouw- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen tussen 19:00 uur en 7:00 uur en op zaterdag, zondag of feestdagen wordt onverkort het gestelde in de ontheffing gebruik gemaakt van de akoestisch bezien best beschikbare stille technieken en meest gunstige werkwijze. De in tabel 8.4 aangegeven waarden gelden op gevels als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vijfde lid, van de Wet geluidhinder van woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen. Artikel 8.5 – Trillingshinder Trillingen veroorzaakt door het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden bedragen in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en in verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van het Besluit geluidhinder niet meer dan de trillingsterkte, genoemd in tabel 4 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B «Hinder voor personen in gebouwen» 2006. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van de trillingsterkte. Artikel 8.6 – Stofhinder Tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen om visueel waarneembare stofverspreiding buiten het bouw- of sloopterrein te voorkomen. Artikel 8.7 – Grondwaterstand Het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden leidt niet tot een zodanige wijziging van de grondwaterstand dat gevaar kan ontstaan voor de veiligheid van belendingen. Artikel 8.8 – Afvalscheiding Bouw- en sloopwerkzaamheden worden zodanig uitgevoerd dat tijdens de uitvoering vrijkomend bouw- en sloopafval deugdelijk wordt gescheiden. Het afval op de bouwplaats dient in ieder geval gescheiden te worden in fracties bestaande uit: gevaarlijke stoffen, steenwol indien dit meer is 1 m³, glaswol indien dit meer is dan 1 m³, en overig afval. Indien het totale afval niet meer bedraagt dan 10 m³ dan mag de aannemer dit voor tijdelijke opslag naar zijn bedrijf meenemen. Bij meer dan 10 m³ afval behoort de aannemer dit aan te bieden aan een inzamelaar die bevoegd is om dit afval te ontvangen.
Pagina
15/28
Bijlage B, behorende bij omgevingsvergunning nr. 20131118 B. Verplichtingen vanuit het Bouwbesluit 2012 Wij hebben uw aanvraag getoetst aan het Bouwbesluit, voor zover de ingediende gegevens en bescheiden dit mogelijk maakten. Naar aanleiding van onze toets vragen wij uw aandacht voor het volgende. Uit de door u overlegde gegevens en bescheiden is niet (of niet geheel) na te gaan of aan de volgende artikelen uit het Bouwbesluit zal worden voldaan (terwijl u hiertoe wel bent verplicht). 1. Algemene sterkte van de bouwconstructie (Bouwbesluit afdeling 2.1) Op grond van artikel 2.2, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 is Een te bouwen bouwwerk voldoende bestand tegen de daarop werkende krachten. Nog ter goedkeuring in te dienen constructieve gegevens •
•
geotechnisch rapport met een beschouwing van de volgende onderdelen: - resultaten van het grondonderzoek, bestaande uit voldoende sonderingen; -
advies aangaande het type fundering; berekening van de grondmechanische draagkracht van de ondergrond voor
-
een fundering op staal of palen (trek en/of druk); berekening van grond- en of waterkerende constructieve delen van het
-
bouwwerk; berekening van horizontale gronddrukken op palen en/of
funderingsconstructies gewichtsberekening, waarin opgenomen: -
overzicht van toegepaste belastingen, belastingfactoren en belastingcombinaties;
-
belastingen op alle onderdelen van de bouwconstructie; belastingen op de fundering;
•
stabiliteitsberekening (bij aan- of uitbouwen van het bestaande en het nieuwe bouwdeel);
•
overzichtstekening van de fundering op staal voorzien van: - rapportnummer geotechnisch rapport; -
plaats van de sondeerpunten; het aanlegniveau van de fundering en het bouwpeil in meters t.o.v. NAP;
•
wapeningsberekeningen en – tekeningen van het in het werk gestorte of prefab funderingsbalken, -stoken, -poeren en -palen;
•
wapeningsberekeningen en – tekeningen van het in het werk gestorte en geprefabriceerde betonconstructies;
• •
detailtekeningen en – berekeningen van staal-, hout-, steen- en glasconstructies; er dient een berekening conform NEN 6702, 8.7 waaruit blijkt hoeveel noodoverlaten / noodafvoeren er benodigd zijn en wat de minimale afmeting hiervan dient te zijn, ingediend te worden.
• •
constructieve tekeningen en berekeningen van de vloerafscheiding(en); KOMO-attesten van het doorvalveilige glas;
Pagina
16/28
•
van glazen gevel-, balustraden- en trapleuning-vloerafscheidingen dient voorafgaande aan de werkelijke montage aangetoond te worden dat zijn voldoen aan de voorgeschreven sterkte-eisen c.q. uiterste grenstoestand d.m.v. een zandzakslingerproef.
Zie tevens H8 Bouw- en sloopwerkzaamheden voor de nog ter goedkeuring in te dienen constructieve bescheiden met betrekking tot het bouwveiligheidsplan. 2. Sterkte bij brand (Bouwbesluit 2012, afdeling 2.2) Op grond van artikel 2.9, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 kan bij brand een te bouwen bouwwerk gedurende redelijke tijd worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is. De hoofddraagconstructie dient 60 minuten bestand te zijn tegen brand, ten einde niet te bezwijken. Daarnaast dienen diverse constructieonderdelen die er voor zorgen dat de brandcompartimentering in stand blijft 60 minuten bestand zijn tegen brand, ten einde niet te bezwijken. Onderdelen van de bouwconstructie als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 die uitsluitend met een aanvullende behandeling kunnen voldoen aan de in het Bouwbesluit gestelde eisen met betrekking tot brandveiligheid zijn voorzien van een geldig door het bevoegd gezag aanvaard document waaruit blijkt dat deze aanvullende behandeling adequaat is toegepast. Zie de ‘Kwaliteitsrichtlijn applicatie brandwerende coating’. 3. Beperking van uitbreiding van brand (Bouwbesluit afdeling 2.10) Op grond van artikel 2.81, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 is en te bouwen bouwwerk zodanig dat de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt. Brandscheidingen, WBDBO METAL-STUD scheidingen Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens KOMO-attest en/of T.N.O.-rapport van de brandwerende metalstudwanden, waaruit de vereiste brandwerendheid blijkt; Bij indiening van de bovenstaande gegevens dient duidelijk te worden aangegeven waar, wat wordt toegepast. Dit betekent plaatsaanduiding op tekening met aanduiding van het type zoals vermeld in het desbetreffende KOMO-attest. Brandwerende doorvoeringen Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens •
tekeningen van de luchtbehandelingkanalen en alle kunststofleidingen van o.a. vuilwater- en hemelwaterafvoer, die door een brandwerende wand-, plafond- of vloerconstructie gaan. Deze zullen slechts in brandtechnisch opzicht worden beoordeeld.
Pagina
17/28
•
KOMO-attest van het nachtluik, waaruit de vereiste WBDBO-eis van 60 minuten, volgens de NEN 6068 bepaald, blijkt;
•
KOMO-attest van de leidingdoorvoeren, inclusief brandkleppen, welke door een brandwerende wand-, plafond- of vloerconstructie gaan, waaruit de vereiste brandwerendheid, volgens de NEN 6068 bepaald, blijkt;
Bij indiening van de bovenstaande gegevens dient duidelijk te worden aangegeven waar, wat wordt toegepast. Dit betekent plaatsaanduiding op tekening met aanduiding van het type zoals vermeld in het desbetreffende KOMO-attest. Brandwerende en zelfsluitende deuren Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens •
KOMO-attest van de brandwerende kozijn-/deur-constructie(s), waaruit de vereiste brandwerendheid, volgens de NEN 6068 bepaald, blijkt;
•
KOMO-attest van de brandwerende beglazing(en), volgens de NEN 6068 bepaald, waaruit de vereiste brandwerendheid blijkt;
Bij indiening van de bovenstaande gegevens dient duidelijk te worden aangegeven waar, wat wordt toegepast. Dit betekent plaatsaanduiding op tekening met aanduiding van het type zoals vermeld in het desbetreffende KOMO-attest. Brandwerende kozijn-/raamconstructie(s) Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens • KOMO-attest van de brandwerende kozijn-/deur-constructie(s), waaruit de vereiste •
brandwerendheid, volgens de NEN 6068 bepaald, blijkt; KOMO-attest van de brandwerende beglazing(en), volgens de NEN 6068 bepaald, waaruit de vereiste brandwerendheid blijkt;
Bij indiening van de bovenstaande gegevens dient duidelijk te worden aangegeven waar, wat wordt toegepast. Dit betekent plaatsaanduiding op tekening met aanduiding van het type zoals vermeld in het desbetreffende KOMO-attest. 4. Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw (Bouwbesluit 2012, afdeling 3.3) Op grond van artikel 3.3, lid 1 van het Bouwbesluit 2012 is bij een krachtens de Wet geluidhinder of de Tracéwet vastgesteld hogere-waardenbesluit de volgens NEN
5077 bepaalde karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner dan het verschil tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor industrie-, weg- of spoorweglawaai en 35 dB(A) bij industrielawaai, of 33 dB bij weg- of spoorweglawaai. Er is een verzoek tot hogere vaststelling hogere grenswaarde aangevraagd.
Pagina
18/28
5. Luchtverversing (Bouwbesluit 2012, afdeling 3.6) Op grond van artikel 3.32, lid 1 heeft een gemeenschappelijke verkeersruimte een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde 3
2
capaciteit van ten minste 0,5 dm /s per m vloeroppervlakte van die ruimte. De gemeenschappelijke verkeersruimte dient aan bovengenoemde eisen te voldoen. Op grond van artikel 3.32 lid 3 van het Bouwbesluit 2012 heeft een schacht voor een lift heeft een niet afsluitbare voorziening voor luchtverversing met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van ten minste 3,2 dm3/s per m2 vloeroppervlakte van die liftschacht. Op grond van artikel 3.34 lid 4 van het Bouwbesluit 2012 moet de toevoer van verse lucht naar een schacht voor een lift rechtstreeks van buiten plaats, of via de liftmachineruimte van buiten. Afvoer van binnenlucht uit een dergelijke ruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats, of via de liftmachineruimte naar buiten. De liftschachten dienen aan bovengenoemde eisen te voldoen. 6. Energieprestatie, Bouwbesluit 2012, afdeling 5.1 De Rc- en U-waarden en ZTA-waarden, zoals vermeld in de EPC-berekening moeten aangehouden worden.: • •
dichte geveldelen: dak
Rc ≥ 3,5 m² K / W; Rc ≥ 4,5 m² K / W;
• •
vloer combinatie glas + kozijn
Rc ≥ 4,5 m² K / W; U ≤ 1,00 W / m² & ZTA = 0,16
U dient voor aanvang van de isolatiewerkzaamheden KOMO-attesten van alle toe te passen isolatiematerialen, met hierbij aangegeven waar (plaatsaanduiding op tekening) welke soort, type en dikte wordt toegepast, ter goedkeuring in te dienen. Tussentijdse controle: •
de benodigde kierdichtingen en de naaddichtingen zullen tijdens de uitvoering gecontroleerd worden;
•
de Rc-waarde van de dichte delen zal tussentijds worden gecontroleerd door, de dikte van het isolatiemateriaal te meten en de lambda-waarde van het verpakkingsmateriaal af te lezen, vervolgens zal indicatief de Rc-waarde worden bepaald;
•
er zal worden gekeken of de isolatie goed aansluit, zowel onderling als op het binnenspouwblad, en ver genoeg doorloopt;
•
er zal worden gekeken of de isolatie wordt afgedekt om te voorkomen dat dit nat kan worden;
•
op de bouw zal worden gecontroleerd of de toegepaste glassoort(en) en kozijnen (type-aanduiding zoals aangegeven in de spouw van het glas of stickers) stroken met de gegevens uit de EPC-berekening;
Pagina
19/28
Eindcontrole Voor alle toestellen (verwarming, tapwater, ventilatie, etc.) zal worden nagegaan of de toestellen daadwerkelijk geplaatst en aangesloten zijn en of deze overeenkomen met de uitgangspunten van de EPC-berekeningen; •
er zal speciale aandacht besteedt worden aan de toestellen waarbij kwaliteitsverklaringen gebruikt zijn om een beter rendement te claimen;
•
als een ander fabricaat geplaatst is dan in de berekening is aangehouden, moeten de verklaringen die horen bij het geplaatste toestel ter goedkeuring ingediend worden.
Na gereedmelding van het werk dienen er door een door de afdeling Handhaving aanvaarde deskundige instantie of persoon, in het bijzijn van een inspecteur van de afdeling Handhaving, de navolgende metingen te worden verricht: • infrarood metingen, van de gevels en daken om eventuele warmtelekken te meten of inzichtelijk te maken; De inspecteur van de afdeling Handhaving zal aangegeven in welke woningen er metingen plaats moeten vinden. 7. Verlichting, Bouwbesluit 2012, afdeling 6.2 Op grond van artikel 6.2 lid 1 van het Bouwbesluit 2012 heeft een verblijfsruimte een verlichtingsinstallatie die een op de vloer gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux. Op grond van artikel 6.2 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 heeft een onder het meetniveau gelegen functieruimte een verlichtingsinstallatie die een op de vloer gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux. Op grond van artikel 6.2 lid 4 van het Bouwbesluit 2012 heeft een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute of beschermde route voert een verlichtingsinstallatie die een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux. Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens De (installatie) tekeningen van de verlichting, waaruit de vereiste verlichtingssterkte van ten minste 1 lux op de vloer gemeten, blijkt. Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 6.2 (Verlichting) moet aangesloten worden op een voorziening voor elektriciteit die voldoet aan: • NEN 1010 bij lage spanning, en • NEN-EN-IEC 61936-1 en NEN-EN 50522, bij hoge spanning.
Pagina
20/28
8. Noodverlichting, Bouwbesluit 2012, afdeling 6.3 Op grond van artikel 6.3 lid 1 van het Bouwbesluit 2012 moet een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert, noodverlichting hebben. Op grond van artikel 6.3 lid 3 van het Bouwbesluit 2012 heeft een besloten ruimte als bedoeld in artikel 6.2, vierde lid, noodverlichting. Op grond van artikel 6.3 lid 4 van het Bouwbesluit 2012 heeft een liftkooi van een te bouwen bouwwerk noodverlichting. Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens • de (installatie) tekeningen van de noodverlichting, waaruit de vereiste •
verlichtingssterkte van ten minste 1 lux op de vloer gemeten, blijkt; bij centrale noodverlichting, het blokschema en principeschema, waaruit de vereiste verlichtingssterkte van ten minste 1 lux op de vloer gemeten, blijkt.
Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in 6.3 (noodverlichting) moet aangesloten zijn op een voorziening voor elektriciteit die voldoet aan: • •
NEN 1010 bij lage spanning, en NEN-EN-IEC 61936-1 en NEN-EN 50522, bij hoge spanning.
De noodverlichting moet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux. 9. Tijdig vaststellen van brand, nieuwbouw en bestaande bouw, Bouwbesluit 2012, afdeling 6.5 Artikel 6.20 - Brandmeldinstallatie Op grond van artikel 6.20, eerste lid, Bouwbesluit 2012 heeft een gebruiksfunctie een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij dit besluit, indien: a. de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in bijlage I aangegeven grenswaarde; b. de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau hoger is gelegen dan de in bijlage I aangegeven grenswaarde, of c. bijlage I dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld.
Pagina
21/28
Op grond van artikel 6.20, tweede lid, Bouwbesluit 2012 heeft een brandcompartiment waarin een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in het eerste lid ligt, een brandmeldinstallatie met een zelfde omvang van de bewaking en doormelding als die gebruiksfunctie. Op grond van artikel 6.20, derde lid, Bouwbesluit 2012 vindt een doormelding als bedoeld in het eerste lid rechtstreeks plaats naar de regionale alarmcentrale van de brandweer. Op grond van artikel 6.20, vijfde lid, Bouwbesluit 2012 zijn voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden gevlucht, de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede aan die ruimten grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN 2535, indien: a. de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan één richting kan worden gevlucht meer dan 10 meter is; b. de totale vloeroppervlakte van de ruimte van waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede van de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m2 is, of c. het aantal aan de enkele vluchtroute gelegen verblijfsruimten meer dan twee is. Op grond van artikel 6.20, zesde lid, Bouwbesluit 2012 heeft in de in bijlage I bij dit besluit aangewezen gevallen heeft een bij of krachtens de wet voorgeschreven bestaande brandmeldinstallatie een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties. Op grond van artikel 6.20, zevende lid, Bouwbesluit 2012 voldoet het onderhoud van een bij of krachtens de wet voorgeschreven bestaande brandmeldinstallatie waarvoor geen certificaat als bedoeld in het zevende lid is vereist, aan NEN 2654-1. Op grond van artikel 6.20, achtste lid, Bouwbesluit 2012 voldoet het beheer en de controle van een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie voldoen aan NEN 2654-1. De in het gebouw benodigde brandmeldinstallatie dient aangelegd te worden overeenkomstig het door of namens burgemeester en wethouders aanvaarde Programma van Eisen (PvE). 10. Vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw, Bouwbesluit 2012, afdeling 6.6 Artikel 6.23 – Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan Op grond van artikel 6.23, eerste lid, Bouwbesluit 2012 heeft een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20, eerste, tweede en vijfde lid, een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in NEN 2575 die voldoet aan het in die norm
Pagina
22/28
bedoelde, door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen. Op grond van artikel 6.23, derde lid, Bouwbesluit 2012 voldoen het beheer en de controle van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid aan NEN 2654-2. Op grond van artikel 6.23, vierde lid, Bouwbesluit 2012 heeft een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zevende lid, van toepassing is, een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Ontruimingsalarminstallaties. Op grond van artikel 6.23, vijfde lid, Bouwbesluit 2012 voldoet het onderhoud van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zevende lid, van toepassing is, aan NEN 2654-2. Op grond van artikel 6.23, zesde lid, Bouwbesluit 2012 heeft een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20 heeft een ontruimingsplan. De in het gebouw benodigde ontruimingsalarminstallatie dient aangelegd te worden overeenkomstig het door of namens burgemeester en wethouders aanvaarde Programma van Eisen (PvE). Artikel 6.24 – Vluchtrouteaanduidingen Op grond van artikel 6.24, eerste lid, Bouwbesluit 2012 hebben een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838. Op grond van artikel 6.24, derde lid, Bouwbesluit 2012 is een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats. Op grond van artikel 6.24, vierde lid, Bouwbesluit 2012 voldoet een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, gedurende een periode van ten minste 60 minuten, aan de zichtbaarheidseisen bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838. Op grond van artikel 6.24, vijfde lid, Bouwbesluit 2012 zijn op een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid gelegen op een vluchtroute vanuit een ruimte met een verlichtingsinstallatie niet zijnde noodverlichting als bedoeld in artikel 6.3, bij het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit de in het eerste lid bedoelde zichtbaarheidseisen niet van toepassing. De in het gebouw benodigde vluchtrouteaanduidingen dienen aan bovengenoemde eisen te voldoen. Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens Installatietekeningen waarop de vluchtrouteaanduiding is aangegeven.
Pagina
23/28
Artikel 6.25 - Deuren in vluchtroutes Op grond van artikel 6.25, derde lid, Bouwbesluit 2012 draait een deur op een vluchtroute bij het openen niet tegen de vluchtrichting in indien bij een te bouwen bouwwerk meer dan 37 personen of bij een bestaand bouwwerk meer dan 60 personen op die uitgang zijn aangewezen. Op grond van artikel 6.25, vierde lid, Bouwbesluit 2012 kan een nooddeur geen schuifdeur zijn. Op grond van artikel 6.25, zesde lid, Bouwbesluit 2012 kan een deur waarop bij het vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen worden geopend door: a. een lichte druk tegen de deur, of b. een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle breedte van de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN 1125. Op grond van artikel 6.25, zevende lid, Bouwbesluit 2012 Een deur op een vluchtroute die begint in een ruimte voor het insluiten van personen, kan tijdens het vluchten met een sleutel worden geopend. Op grond van artikel 6.25, achtste lid, Bouwbesluit 2012 mogen een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs- of uitgangscontrole in een vluchtroute het vluchten niet belemmeren. Automatische met infrarood bediende deuren in de brand- en / of rookwerende scheidingen moeten bij een brandmelding te worden uitgeschakeld. Op grond van artikel 6.25 van het Bouwbesluit 2012 dient deze deur, te voldoen aan Hoofdstuk 10 “voorzieningen ten aanzien van deuren” van het Handboek brandbeveiliging- installaties” van brandweer Nederland, versie 14 juni 2012. 11. Het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden (Bouwbesluit afdeling 8.1) Artikel 8.1 Op grond van artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 is de uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden zodanig dat voor de omgeving een onveilige situatie of voor de gezondheid of bruikbaarheid nadelige hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen. Artikel 8.3 Veiligheidsplan Op grond van artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 is worden de op grond van artikel 8.2 te te treffen maatregelen vastgelegd in een bouw- of sloopveiligheidsplan.
Pagina
24/28
Nog ter goedkeuring in te dienen gegevens • de geplande startdatum van de bouwwerkzaamheden;. •
één of meerdere tekeningen waaruit de bouwplaatsinrichting blijkt: - de ligging van het te bebouwen perceel en de omliggende wegen, -
bouwwerken e.d.; de situering van het bouwwerk;
-
de aan- en afvoerwegen, inclusief in- en uitrit van de bouwplaats; eventuele stremmingen, al dan niet tijdelijk in verband met bijzondere
-
werkzaamheden tijdens de uitvoering; de plaats van de (vaste) bouwkranen;
-
de laad-, los- en hijszones (welke kranen, stempeldrukken, draaicirkel 1:100) parkeerplaatsen, benodigd voor personeel en bezoekers;
-
de plaats van de bouwketen; de grenzen van het bouwterrein (inclusief steigers en afrastering) waarbinnen
-
alle bouwactiviteiten inclusief het laden en lossen, plaatsvinden; de plaats van ander hulpmaterieel en opslag van materialen, met speciale aandacht voor eventuele tanks voor brandstof, olie en propaangas en gevaarlijke stoffen.
-
plaatsaanduiding opstelplaatsen brandweervoertuigen en bluswatervoorzieningen.
De schaal van bedoelde tekeningen mag niet kleiner zijn dan 1:100 of 1:1000 wanneer details op een schaal van 1:100 zijn bijgevoegd; •
gegevens en bescheiden: over de toe te passen bouwmethodiek en -
• •
de toe te passen materialen, materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouwwerkzaamheden;
de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem; en de uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade aan naburige bouwwerken (o.a. trillingen, zettingen, rotaties, grondwaterstand en bijbehorende grenswaarden).
•
een ingevuld modelbouwveiligheidsplan. Het modelbouwveiligheidsplan dient onderdeel uit te maken het gehele bouwveiligheidsplan;.
•
controle berekening stabiliteit damwanden als deze invloed kunnen hebben op belendende percelen en/of wegen;
•
controle berekening stabiliteit bouwkranen en steigers als deze bij omvallen de openbare straat of belendingen kunnen raken;
• •
de berekeningen en tekeningen van de fundering van de bouwkraan; monitoringsplan waarin het volgende is opgenomen: -
opnamerapportage belendingen; grenswaarden voor trillingen;
-
meetprotocol voor trillingsmetingen; grenswaarden voor zettingen van belendingen;
-
meetprotocol voor zettingsmetingen; procedure bij overschrijding van trillings- en / of zettingsgrenzen.
Pagina
25/28
Als blijkt dat er bemaling moet plaats vinden, moeten de onderstaande gegevens ook ter goedkeuring ingediend worden: • •
definitief ontwerp bemalingsinstallatie (voor zover van toepassing); de plaats van peilbuizen;
•
monitoringsplan bemalingswerkzaamheden (voor zover van toepassing).
Pagina
26/28
Bijlage C, behorende bij omgevingsvergunning nr. 20131118 C. Voorwaarden m.b.t. archeologie Uit zijn archeologische onderzoeken uitgevoerd. In de Ruimtelijke onderbouwing “RC-west Medisch Centrum Haaglanden Antoniushove” wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan op de archeologische aspecten, de onderzoeken en de bevindingen. Dit heeft geleid tot het stellen van de volgende voorwaarden ten aanzien van de bouwactiviteiten: • de werkzaamheden die worden verricht aan de zijde van de Heuvelweg moeten archeologisch worden begeleid conform protocol 4007 Archeologische Begeleiding (AB); •
•
de archeologische begeleiding mag alleen worden uitgevoerd door een bedrijf met een opgravingsvergunning, zoals vermeld op de website www.sikb.nl op de pagina “archeologie”, onder het kopje “gecertificeerde en vergunninghouders”. voor de verplichte archeologische begeleiding van de werkzaamheden is een Programma van Eisen (PvE) verplicht. Dit PvE moet voldoen aan de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en ter goedkeuring aan de gemeente
•
worden voorgelegd (per mail naar
[email protected]). dat alsnog kan worden besloten een opgraving te doen. De opdrachtgever moet er rekening mee houden dat, na een AB-via protocol IVO_P er door het bevoegd gezag alsnog besloten kan worden dat een opgraving noodzakelijk is bij verdere bodemverstoringen.
Meldingsplicht bij archeologische vondsten Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) aanmelding van de betreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, c.q. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Tevens dient de gemeente Leidschendam-Voorburg direct te worden geïnformeerd bij een eventuele ontdekking van archeologische resten.
Pagina
27/28
Bijlage D, behorende bij omgevingsvergunning nr. 20131118 D. voorschriften maken of veranderen van een uitweg Voorschriften maken of veranderen van een uitweg Aan deze omgevingsvergunning verbinden wij tevens de volgende voorschriften: 1. De kosten voor het aanleggen van in-/uitrit langs de openbare weg worden op basis van nacalculatie aan u doorberekend; 2. De gemeente past de bestrating aan van de in-/uitrit langs de openbare weg; 3. De bestrating of verharding van de in-/uitrit zal een afwijkende kleur hebben ten opzichte van de bestrating of verharding in de openbare weg; 4. Het door u op de in-/uitrit te parkeren voertuig mag niet uitsteken op de openbare weg c.q. het trottoir; 5. Voor de planning van voornoemde werkzaamheden dient u contact op te nemen met de afdeling Wijkbeheer, de heer T. van Santen, telefoon (070) 300 9679 of de heer H. Wijnstok, telefoon (070) 300 9581; 6. De gemeente Leidschendam-Voorburg wordt gevrijwaard voor alle schade, die als gevolg van het gebruik van de in-/uitrit ontstaat, tenzij de gemeente opzet of schuld inzake het ontstaan van de schade kan worden verweten.
Pagina
28/28
Bijlage E, behorende bij omgevingsvergunning nr. 20131118 E. Diversen In gebruik nemen bouwwerk Voor de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘in gebruik nemen bouwerk’, artikel 2.1, eerste lid onder d, Wabo verwijzen wij u naar de omgevingsvergunning met dossiernummer 20131119, die tevens op ……. 2013 is afgegeven, deze maakt integraal onderdeel uit van dit besluit. Sloopmelding en kapvergunning Om de nieuwbouw mogelijk te maken moet de zusterflat (bouwdeel A) gesloopt worden en bomen gekapt worden. Aangezien de sloop en kap eerder zal moeten plaats vinden, wordt de sloopmelding, zoals vermeld in artikel 1.26, van het Bouwbesluit 2012 en er een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit ‘vellen houtopstand’ zoals vermeld in artikel 2.2. eerste lid onder g, WABO separaat ingediend. Kapvergunning Het is niet toegestaan met de kapwerkzaamheden aan te vangen voordat er een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘vellen houtopstand’ zoals vermeld in artikel 2.2. eerste lid onder g, WABO is verleend. Sloopmelding Het is niet toegestaan met sloopwerkzaamheden aan te vangen voordat er een sloopmelding, zoals vermeld in artikel 1.26, van het Bouwbesluit 2012 door ons college is ingestemd en dat de sloopmelding uiterlijk drie weken voor de aanvang van sloopwerkzaamheden wordt aangeleverd. Voorwerpen op de openbare weg Uit uw aanvraag valt op te maken dat u zeer waarschijnlijk gebruik zult moeten maken van het gemeentelijk grondgebied om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. We willen u erop attenderen dat u voor het plaatsen van voorwerpen op de plaats, zoals steigers, mogelijk een melding moet doen dan wel een vergunning moet aanvragen op grond van de Algemene plaatselijke verordening. U kunt een melding doen of een vergunning aanvragen via het digitaal loket (http://www.leidschendam-voorburg.nl > Digitaal Loket > Product of Dienst op Thema “Bouwen & Wonen” > Voorwerp op de openbare weg plaatsen) van de gemeente.