TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie
Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7300 AH Apeldoorn
TNO-rapport R 94/249
www.mep.tno.nl T 055 549 34 93 F 055 549 32 01
[email protected]
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Datum
juli 1994
Auteurs
Ir. M. Molag Ing. J.M. Blom-Bruggeman
Projectnummer
112370-24856
Trefwoorden
- bodembedreigende activiteiten - bodemrisico-score - prioritaire bedrijfsgroepen
Bestemd voor
Ministerie VROM, Code 625 DG Milieubeheer, Directie Bodem t.a.v. Ing. P. Ruardi Postbus 30945 2500 GX 's-Gravenhage
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2002 TNO
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Samenvatting In opdracht van de Directie Bodem van het Directoraat Generaal Milieubeheer van het Ministerie VROM is een bodemrisico-checklist ontwikkeld, waarmee op een relatief eenvoudige wijze het bodemrisico door het bedrijf zelf kan worden ingeschat. Het belangrijkste doel van deze bodemrisico-checklist is om het risico op bodemverontreiniging van een bedrijf te kunnen inschatten. Vervolgens is het doel om te beoordelen of er gezien het bepaalde risico door het bedrijf voldoende preventieve maatregelen ter voorkoming van bodemverontreiniging zijn genomen gezien de stand der techniek of dat extra maatregelen nodig zijn. Met behulp van de bodemrisico-checklist worden de bodembedreigende activiteiten en handelingen binnen een bedrijf geïdentificeerd. De activiteiten zijn als volgt onderverdeeld: opslag, intern transport/overslag, produktie, specifieke werkzaamheden (reinigen), utilities (brandstof) en afval. Vervolgens zijn aan de bodembedreigende activiteiten scores toegekend voor de kans op bodemverontreiniging. In de bodemrisico-checklist wordt de omvang en de ernst van bodemverontreiniging niet beschouwd. Vanwege de onzekerheden in de bodemrisico-checklist is een enigszins voorzichtige (conservatieve) inschatting gemaakt van de scores. Uitgegaan is van een onderverdeling in vijf kans-scores: Score 1: geen of geringe kans op emissies naar de bodem Geen uitgebreide aanvullende preventieve maatregelen noodzakelijk. Score 2: kans op emissies naar de bodem Controle noodzakelijk, bijvoorbeeld monitoring. Score 3: aanzienlijke kans op emissies naar de bodem Aanvullende preventieve maatregelen noodzakelijk. Score 4: grote kans op emissies naar de bodem Op korte termijn toepassing van aanvullende preventieve maatregelen. Score 5: zeer grote kans op emissies naar de bodem Op korte termijn toepassing van aanvullende preventieve maatregelen of combinaties van maatregelen. Daarnaast wordt bepaald welke voorzieningen binnen het bedrijf zijn getroffen ter voorkoming of beperking van bodemverontreiniging. Beschouwd zijn de volgende type preventieve voorzieningen: — voorzieningen ter voorkoming van het vrijkomen van stoffen; — voorzieningen ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem. Naast bovenstaande type preventieve voorzieningen worden wettelijke of vergunningsvoorschriften beschouwd, zoals CPR-richtlijnen, bedrijfstakgerichte AMvB's, en dergelijke. Dergelijke voorschriften bevatten eisen met betrekking tot bovenstaande type voorzieningen en geven de stand der techniek aan. Een preventieve voorziening beperkt de kans op emissies naar de bodem. Daarom wordt in de bodemrisico-checklist voor de onderscheiden voorzieningen aangegeven in hoeverre hierdoor de vastgestelde score van de betreffende activiteit wordt verlaagd. Voor voorzieningen waarvan (met grote waarschijnlijk) verwacht wordt dat ze een positieve invloed hebben wordt de score met 1 punt verlaagd en voor voorzieningen waarvan de doeltreffendheid kan worden aangetoond, door middel van eisen, richtlijnen, en dergelijke, wordt de score met 2 punten verlaagd.
94-249/112327-24856
TNO-rapport
Op basis van de hiervoor beschreven methodiek is een standaard bodemrisico-checklist opgesteld. Gezien de doelstelling is de bodemrisico-checklist niet bedoeld voor complexe bedrijven, waarvoor het bodemrisico-document is ontwikkeld. De bodemrisico-checklist is ook niet bedoeld voor bedrijven waar de checklist niet op van toepassing is, omdat ze geen of een geringe kans hebben op bodemverontreiniging. In deze standaard bodemrisico-checklist worden de onderscheiden activiteiten in algemene termen beschreven. Voor de onderscheiden activiteiten zijn bodemrisico-scores bepaald. Op basis van deze standaard bodemrisico-checklist kunnen voor voldoende homogene bedrijfsgroepen specifieke bodemrisico-checklisten worden opgesteld. In deze specifieke bodemrisico-checklist worden scores gegeven voor de specifieke activiteiten uit de bedrijfsgroep. Deze specifieke checklist is toe te passen voor elk bedrijf uit de betreffende bedrijfsgroep. Als voorbeeld is in dit rapport een specifieke bodemrisico-checklist voor de grafische industrie uitgewerkt. Tevens is een lijst van bedrijfsgroepen op basis van de SBI-indeling samengesteld, waarvoor een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld zou kunnen worden. Voor de beoordeling of de bodemrisico-checklist een geschikt instrument is om het risico op bodemverontreiniging te bepalen en te beoordeling of voldoende preventieve bodembeschermende maatregelen zijn genomen wordt aanbevolen het volgende aanvullende onderzoek te doen: — Opstellen van specifieke bodemrisico-checklisten voor minimaal twee andere bedrijfs (sub)-groepen; — Uitvoeren van pilot studies voor een aantal bedrijven met de ontwikkelde bodemrisico-checklisten.
4
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Inhoudsopgave Samenvatting 1 Inleiding
7
2 Doelstelling
9
3 Beschrijving van bestaande studies 3.1 Inleiding 3.2 Een methodiek voor de bepaling van het risico van bodemverontreiniging door bedrijven 3.3 Eindrapport van de Commissie bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen 3.4 Systematische prioriteitstelling voor bodembedreigende activiteiten met stoffen in de nijverheid 3.5 Inventarisatie van methodieken voor de risico-analyse van bodembedreigende activiteiten 3.6 Handleiding voor de milieuparagraaf in het externe veiligheidsrapport 3.7 Bedrijven en milieuzonering 3.8 Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen
4 Bodemrisico-checklist methodiek 4.1 Algemeen 4.2 Onderverdeling van een bedrijf in units 4.3 Vaststelling van bodembedreigende activiteiten 4.4 Bepaling bodemrisico-scores 4.5 Bepaling voorzieningen ter voorkoming van bodemverontreiniging
94-249/112327-24856
3
11 11 12 13 15 16 17 19 19 21 21 21 22 24 25
5 Standaard bodemrisico-checklist 5.1 Opslag 5.2 Intern transport en overslag 5.3 Produktie 5.4 Specifieke werkzaamheden 5.5 Utilities - Brandstof 5.6 Afval 5.7 Voorzieningen voor bodembescherming
29 30 30 31 32 33 34 35
6 Selectie bedrijfsgroepen
37
5
TNO-rapport
7 Bodemrisico-checklist bedrijfsgroep:
Grafische industrie 7.1 Inleiding 7.2 Grafische bewerkingsprocessen en technieken 7.3 Grond- en hulpstoffen in emballage 7.4 Procesvloeistof in bulk, tankopslag 7.5 Specifieke werkzaamheden 7.6 Utilities - brandstof 7.7 Afval 7.8 Voorzieningen voor bodembescherming
51 51 52 54 55 56 57 58 59
8 Evaluatie bodemrisico-checklist
61
9 Aanbevelingen voor nader onderzoek
63
10 Literatuur
65
11 Verantwoording
67
Bijlage 1 Samenstelling van de begeleidingscommissie Bijlage 2 Stoffenlijst BSB-operatie Bijlage 3 Overzicht wettelijke of vergunningsvoorschriften
6
TNO-rapport
Ontwerj, Bodemrisico-checklist
1 Inleiding In opdracht van de Directie Bodem van het Directoraat Generaal Milieubeheer van het Ministerie van VROM is door de afdeling Industriële Veiligheid van TNO - Milieu- en Energietechnologie (TNO-ME) een bodemrisico-checklist ontwikkeld. De bodemrisico-checklist geeft een inschatting van het risico op bodemverontreiniging door bedrijven. Door middel van de checklist worden de bodembedreigende activiteiten binnen een bedrijf geïdentificeerd en worden aan deze activiteiten scores toegekend voor de kans op bodemverontreiniging. In de bodemrisico-checklist wordt de omvang en de ernst van bodemverontreiniging niet beschouwd. De kans-score wordt mede bepaald door de aanwezige preventieve voorzieningen, die getroffen zijn om bodemverontreiniging te beperken/voorkomen. Aan de hand van de scores kan bepaald worden of additionele bodembeschermende maatregelen voor het bedrijf noodzakelijk zijn. In voorliggend rapport is een standaard bodemrisico-checklist opgesteld, waarin de type activiteiten in algemene termen zijn beschreven. Deze standaard bodemrisicochecklist is zodanig samengesteld, dat het relatief eenvoudig door elk willekeurig bedrijf zelf kan worden toegepast. Daarnaast is in het rapport vermeld dat voor potentieel bodemverontreinigende bedrijven uit een voldoende homogene bedrijfsgroep een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld zou kunnen worden, waarin de specifieke activiteiten binnen de bedrijfssubgroep worden opgenomen. Deze specifieke checklist is toe te passen door elk bedrijf uit de betreffende bedrijfsgroep. Als voorbeeld is in dit rapport een specifieke bodemrisico-checklist voor de grafische industrie uitgewerkt. Achtereenvolgens worden in dit rapport beschreven: — in hoofdstuk 2 de doelstelling van het onderzoek; — in hoofdstuk 3 een overzicht van aanverwante studies; — in hoofdstuk 4 de methodiek voor de bodemrisico-checklist; — in hoofdstuk 5 de uitwerking van de standaard bodemrisico-checklist; — in hoofdstuk 6 de selectie van bedrijfsgroepen voor een specifieke bodemrisicochecklist; — in hoofdstuk 7 de bodemrisico-checklist voor een specifieke bedrijfsgroep: Grafische industrie; — in hoofdstuk 8 de evaluatie van de ontwerp bodemrisico-checklist, en — in hoofdstuk 9 de aanbevelingen voor nader onderzoek. Het onderzoek is begeleid door een begeleidingscommissie, waarvan de samenstelling in bijlage 1 is gegeven. Een interim-rapport en het concept-eindrapport zijn in de begeleidingscommissie besproken.
94-249/112327-24856
7
TNO-rapport
8
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
2 Doelstelling Voor het bepalen van het risico op bodemverontreiniging is door TNO de methodiek voor het opstellen van een bodemrisico-document [1] ontwikkeld. Toepassing van deze methode vereist specialistische kennis en is tijdrovend. Het bodemrisico-document is niet efficiënt voor bedrijven met een beperkt aantal bodembedreigende activiteiten en een niet-complexe procesvoering (dat wil zeggen slechts enkele stoffen en enkele bewerkingen). Vandaar dat de volgende doelstelling van het onderzoek is geformuleerd:
Ontwikkeling van een vereenvoudigde methodiek voor de inschatting van het risico op bodemverontreiniging door de activiteiten bij een bedrijf. Een bodemrisico-checklist, waarmee op een relatief eenvoudige wijze het bodemrisico door een bedrijf zelf kan worden ingeschat, voldoet aan deze doelstelling. Daarnaast geeft de bodemrisico-checklist inzicht in de mogelijkheid en wenselijkheid voor het nemen van (aanvullende) preventieve maatregelen ter beperking/voorkoming van bodemverontreiniging. De resultaten van de bodemrisico-checklist kunnen bijvoorbeeld ook gebruikt worden voor de kredietverlening voor de uitvoering van bodemsanering in eigen beheer of om te bepalen of monitoring van het grondwater plaats moet vinden. Gezien de doelstelling is de bodemrisico-checklist niet bedoeld voor complexe bedrijven, waarvoor het bodemrisico-document [1] is ontwikkeld. De bodemrisico-checklist is ook niet bedoeld voor bedrijven waar de checklist niet op van toepassing is, omdat ze geen of een geringe kans hebben op bodemverontreiniging. Op basis van bovenstaande doelstelling zijn voor het opstellen van de bodemrisicochecklist de volgende uitgangspunten gehanteerd: — De bodemrisico-checklist zal waar mogelijk aansluiten bij het bodemrisico-document en andere methodieken voor de bepaling van het risico op bodemverontreiniging (zie hoofdstuk 3). — Door middel van de bodemrisico-checklist wordt beschouwd of bodemverontreiniging op kan treden, dat wil zeggen dat met name de frequentie van optreden van emissies naar de bodem relevant is en niet of in mindere mate de ernst van mogelijke verontreinigingen. De frequentie van optreden van emissies wordt bepaald door de activiteiten die in een bedrijf plaatsvinden en de wijze waarop deze activiteiten worden uitgevoerd. De ernst van mogelijke verontreinigingen wordt bepaald door de toegepaste stoffen in het bedrijf (hoeveelheid, fysische en toxische eigenschappen en persistentie in de bodem), door de geohydrologische eigenschappen van de bodem en door het gebruik van de bodem (waterwinning, industrie- of woongebied). Deze aspecten worden niet in de bodemrisico-checklist opgenomen. Alleen wordt aangegeven welke stoffen/stofgroepen binnen een bedrijf aanwezig zijn. Hierdoor is de bodemrisico-checklist niet geschikt om het risico voor mens en milieu van bodemverontreiniging te bepalen. De nadruk van de checklist ligt op het bepalen van het risico dat bodemverontreiniging optreedt ten gevolge van activiteiten en handelingen binnen een bedrijf. — Ten behoeve van de eenvoud wordt in de bodemrisico-checklist de frequentie van optreden van emissies naar de bodem niet in detail kwantitatief bepaald, maar meer kwalitatief door het toekennen van scores.
94-249/112327-24856
9
TNO-rapport
Het bovenstaande samenvattend, wordt er een bodemrisico-checklist ontwikkeld, waarmee risico-scores worden vastgesteld voor de kans op bodemverontreiniging door de activiteiten en handelingen met verontreinigende stoffen die binnen een bedrijf plaatsvinden. Voor de bepaling van de ernst van de bodemverontreiniging die optreedt ten gevolge van de activiteiten en handelingen is de checklist niet bruikbaar.
10
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
3 Beschrijving van bestaande studies 3.1 Inleiding Zoals voorgaand is beschreven, wordt door middel van de bodemrisicochecklist de activiteiten binnen een bedrijf geïdentificeerd die kunnen leiden tot bodemverontreiniging, waarbij aan deze activiteiten een score wordt toegekend voor de kans van bodemverontreiniging. Zo'n methodiek is niet voorhanden, wel zijn reeds diverse bodemrisico-methodieken ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld de reeds genoemde methodiek voor het opstellen van een bodemrisico-document [1]. Echter blijken de bestaande bodemrisico-methodieken slechts gedeeltelijk aan te sluiten bij de doelstelling van de bodemrisico-checklist. Zo is de bodemrisico-document [1] te gedetailleerd, terwijl andere methodieken te weinig specifiek zijn. Voor de bodemrisico-checklist is gekozen voor een activiteitengerichte aanpak. Terwijl in bestaande methodieken veelal ook gekozen is een stofgerichte aanpak, waarbij in enkele methodieken ook bodemparameters een rol spelen. In navolgende paragrafen worden relevante bodemrisico-methodieken kort beschreven, waarbij wordt aangegeven in hoeverre de methodiek of aspecten daaruit bruikbaar zijn voor de beoogde bodemrisico-checklist. Beschouwd zijn de volgende studies: [1]
Een methodiek voor de bepaling van het risico van bodemverontreiniging door bedrijven. MT-TNO, 1990. Op basis van [1] is door IMET-TNO in 1992 een vergelijkbare methodiek opgesteld voor het risico van verontreiniging van oppervlaktewater [5].
[2]
Eindrapport mei 1991 van de Commissie bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen.
[3]
Systematische prioriteitstelling voor bodembedreigende activiteiten met stoffen in de nijverheid. DHV Concept-eindrapportage, 1986.
[4]
Inventarisatie van methodieken voor de risico-analyse van bodembedreigende activiteiten. IMET-TNO, 1993.
[6] Handleiding voor de Milieuparagraaf in het Externe Veiligheidsrapport. VROM/DGM/SVS, 1992.
94- 24W112327- 24856
[9]
Bedrijven en milieuzonering. VNG, 1992.
[10]
Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen. J. Nieuwkoop, 1993.
11
TNO-rapport
3.2 Een methodiek voor de bepaling van het risico van bodemverontreiniging door bedrijven Voor de bepaling en de presentatie van het risico zijn in de methodiek standaard formulieren ontwikkeld, welke aan de hand van een handleiding zijn in te vullen en resulteren in een bodemrisico-document voor het bedrijf. In het kort is de methodiek opgebouwd uit de volgende stappen [1]: — Onderverdeling van een bedrijf in units; — Bepaling stofcategorieën. In de methodiek worden 6 stofcategorieën onderscheiden op basis van: - de zwarte en grijze lijst van stoffen uit het Voorlopig Indicatief Meerjarenprogramma Bodem 1984-1988; - elektrische lading (positief/negatief/neutraal). — Bepaling bodembedreigende factoren. Hiermee worden de activiteiten en handelingen gedefinieerd, die tot bodemverontreiniging kunnen leiden. De volgende bodembedreigende factoren worden onderscheiden: - opslag: stortgoed, stukgoed, vloeistof; overslag: vloeistof, vaste stof; handelingen/procesvoering: aan-/loskoppelen, monstemame, onderhoud/reparatie/schoon-maken, legen/drainen, procesvoering; apparatuur: leiding, flens/pakking, afsluiter, pomp, drukhouder, drukloze apparatuur, draaiende machine; afvalstromen: vloeibaar, vast. — Bepaling ongewenste gebeurtenissen. Op basis van een systeembeschrijving, welke gemaakt wordt aan de hand van een vragenlijst, worden voor de gedefinieerde bodembedreigende factoren vastgesteld welke ongewenste gebeurtenissen van toepassing zijn. Beschouwd is zowel het vrijkomen van stoffen als deel van de normale procesvoering (lekverliezen, morsingen) als door abnormale (proces-)omstandigheden of calamiteiten. — Bepaling frequentie en bronsterkte. Daarbij wordt rekening gehouden met een aantal bedrijfsspecifieke parameters (aantallen, inhoud). Voor het aanwezig zijn van voorzieningen ter voorkoming of beperking van het risico zijn correctiefactoren vastgesteld. Bij de bepaling wordt volstaan met een indeling in categorieën, waartussen een factor 100 ligt. — Bepaling verwachtingswaarde. Uit de frequenties en bronsterktes worden verwachtingswaarden bepaald, welke een maat zijn voor de hoeveelheid bodembedreigende stof die jaarlijks de bodem zal binnendringen. — Bepaling risicofactoren bodem. De risicofactoren bodem hebben betrekking op geohydrologische kenmerken (type gebied: grondwatertrap en basishoogtelijn) en bodemsamenstelling (doorlatendheid grondsoort). Op basis van deze bodemrisico-methodiek is tevens een vergelijkbare methodiek voor het risico van waterverontreiniging ontwikkeld [5]. Deze risico-analyse methodiek omvat de bepaling van de frequenties en de hoeveelheden van incidentele lozingen op het oppervlaktewater of op het gemeentelijk riool. Ten opzichte van [1] bevat deze methodiek op een aantal aspecten meer detaillering. Specifiek voor deze methodiek is de bepaling van het vervolg-risico van een lozing. Hiermee wordt geïnventariseerd op welke wijze een spil geloosd kan worden, afhankelijk van de aanwezige voorzieningen, zoals opvangput, proceswaterriool, opvangbassin en afvalwaterzuivering.
12
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Evaluatie De hiervoor beschreven bodemrisico-methodiek geeft een nauwkeurige analyse van het bodem-risico: kwantitatieve inschatting van kans en hoeveelheid. Het toepassen van deze methodiek vraagt specialistische kennis en is tijdrovend en daardoor kostbaar. Voor het doel van de bodemrisico-checklist wordt dan ook geconcludeerd dat deze methodiek niet direct bruikbaar is, maar de voorkeur uitgaat naar een eenvoudiger methodiek, waarin de nadruk ligt op de frequentie van optreden. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven worden in de checklist scores gehanteerd in plaats van de kwantitatieve vaststelling van frequenties en bronsterktes. Dit neemt niet weg dat voor de bodemrisico-checklist gebruik kan worden gemaakt van de resultaten en aspecten uit de bodemrisico methodiek. Dit betreft met name de indeling van een bedrijf in units en de vaststelling van bodembedreigende factoren. De uit [1] resulterende kwantitatieve frequenties kunnen voor gebruik in de checklist vertaald worden naar risico-scores. Met betrekking tot de bodembedreigende factoren wordt opgemerkt dat met name de opsplitsing naar de diverse apparatuur te gedetailleerd is voor de bodemrisico-checklist, waarvoor een onderscheid tussen verschillende wijzen van uitvoer van activiteiten beter geschikt lijkt, zoals bijvoorbeeld automatische versus handmatige processen of open procesbaden versus gesloten reactoren.
3.3 Eindrapport van de Commissie bodemsanering in gebruik
zijnde bedrijfsterreinen In het kader van de bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen (BSB) is een systematiek ontwikkeld ten behoeve van de urgentiebepaling van de verontreinigingssituatie op en in de omgeving van een bedrijfsterrein [2]. De indeling in één van de 10 urgentieklassen gebeurt in een aantal fasen (PR-1 tot en met PR-4) aan de hand van het toekennen van klassen en scores voor de van belang zijnde aspecten (2, 3 of 4 klassen/scores per aspect). Voor fase PR-1 en PR-2 zijn deze aspecten: — urgentie verontreiniging bedrijfsterrein (= bronscore): toxiciteitsklasse stofgroep; kansklasse voor het ontstaan van verontreiniging: — als gevolg van de bedrijfsactiviteiten (SBI-code); hoofd- en nevenactiviteiten; — als gevolg van de ouderdom van de vestiging; — urgentie van grondwaterverontreiniging in de omgeving: bronscore (zie bovenstaand); padscore grondwaterverontreiniging: — klasse voor mobiliteit van de stofgroepen; — klasse voor de geohydrologie op basis van het beschermend vermogen van de deklaag en de doorlatendheid van het watervoerend pakket; objectscore voor de gevoeligheid van de omgeving: — gebruik van de omgeving (woongebiedl'verspreid' liggend/industriegebied); — ligging in of buiten grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van PR-2 wordt de volgorde bepaald waarin de bedrijven worden benaderd voor het uitvoeren van een inventariserend onderzoek (INVO), dat een indicatief
94-249/112327-24856
13
TNO-rapport
beeld oplevert van de mate van vervuiling van bedrijfsterreinen. Een onderdeel van het INVO is het verzamelen van bedrijfsgegevens, zoals een overzicht van toegepaste chemicaliën en een inventarisatie van kritische locaties: — op- en overslagplaatsen; — produktie eenheden; — onderhoudswerkplaatsen; — riolering/lozing bedrijfsafvalwater. De definitieve urgentie wordt bepaald op basis van nader onderzoek, waarbij tevens locatiespecifieke criteria worden betrokken, resulterend in PR-4. Op basis van de gevonden concentraties van stoffen bij de analyses van grond- en grondwatermonsters wordt de verontreinigingssituatie beoordeeld door middel van toetsing aan de (nieuwe) C-waarden voor grond en grondwater, zoals die wordt vastgesteld door het Ministerie VROM. In het kader van de BSB-operatie zijn potentieel bodemverontreinigde bedrijfssubgroepen (4-cijferige SBI-code) geselecteerd, waarvan de lijst is opgenomen in hoofdstuk 6. Daarnaast is een bestand opgezet met de bedrijven en de daarvoor bepaalde urgentie-klasse. In de prioriteitgroepen 1 en 2 vallen circa 33.000 bedrijven. Vanuit het bedrijvenbestand kan daarvan een overzicht worden gegeven naar bedrijfssubgroepen. Een dergelijk overzicht is echter momenteel niet beschikbaar. In het kader van het INVO is een selectie gemaakt van bedrijfstakken waarvoor een specifieke INVO-bedrijfstakmodule is opgesteld, waarin kritische activiteiten en de gebruikte stoffen zijn vermeld [12]. Het betreft de volgende bedrijfstakken: — afvalverwerkende industrie; — bouwnijverheid; — chemische industrie; — houtverwerkende industrie; — metaalindustrie; — olie-opslag en -verkoop; — textielindustrie; — verf- en drukinktindustrie.
Evaluatie
De BSB-operatie en de bodemrisico-checklist hebben verschillende doelstellingen, waardoor voor beide methodieken verschillende uitgangspunten en aspecten van belang zijn. De BSB-operatie beschouwd de huidige situatie van bodemverontreiniging door de activiteiten in het heden en het verleden en vervolgens de noodzaak tot bodemsanering. Bij de aanpak in de tijd is de prioriteitsstelling tussen bedrijven onderling van belang. De bodemrisico-checklist geeft aan de huidige risicosituatie per bedrijf, waarbij met name wordt gekeken naar de preventie van bodemverontreiniging. Van de methodiek voor de urgentiebepaling zou alleen de kansklasse voor het ontstaan van verontreiniging als gevolg van de bedrijfsactiviteit relevant zijn voor de bodemrisico-checklist. Momenteel bestaat echter geen inzicht in de toekenning van de kansklassen voor de activiteiten volgens de SBI-indeling, waardoor dit niet bij het opstellen van de bodemrisico-checklist is meegenomen.
14
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
De in het kader van de BSB-operatie uitgevoerde selecties van verontreinigende bedrijfssubgroepen (4-cijferige SBI-code) zijn te gebruiken voor de selectie van bedrijfsgroepen, waarvoor in fase twee van het onderzoek specifieke bodemrisico-checklisten worden opgesteld, zie hoofdstuk 6. Hierbij zou gebruik gemaakt kunnen worden van de 1NVO-bedrijfstakmodules.
3.4 Systematische prioriteitstelling voor bodembedreigende activiteiten met stoffen in de nijverheid Door DHV is een model ontwikkeld op basis van de multi-criteria analysemethode met als doel de prioriteitstelling van bedrijfsgroepen op basis van de hoeveelheid schadelijke stoffen die gemiddeld per tijdseenheid door een categorie van bedrijven op het eigen terrein in de bodem wordt gebracht, gerelateerd aan de mate van schadelijkheid van die stoffen in de bodem [3]. In het model worden bedrijven beschouwd als eenheden waarbinnen zich een aantal stromen bewegen. Onderscheiden zijn stromen met grondstoffen, hulpstoffen, brandstoffen, tussenprodukten, bijprodukten, eindprodukten en afvalstoffen. De aspecten en daarbij relevante parameters die in het model een rol spelen zijn achtereenvolgens: — met betrekking tot de aard van de bedrijfsgroep: - niveau milieuvoorzieningen; - kwaliteit milieumanagement; - kans op calamiteiten; — met betrekking tot de onderscheiden produktstromen: doorzet per jaar; - bedrijfseconomische waarde; wijze van opslag: ondergronds, bovengronds, open, gesloten, bulk, stukgoed; wijze van intern transport en overslag: ondergronds, bovengronds, open, gesloten, met/zonder voertuigen; emissiegevoeligheid van bewerking: nihil/zeer gering, gering, neutraal, groot, zeer groot; - aggregatietoestand; — met betrekking tot de gebruikte stoffen: - fractie van een stofklasse; - schadelijkheid. Voor bovenstaande aspecten zijn op bedrijfssubgroepniveau (volgens de indeling van de SBI-code [7]) de gegevens verzameld. Voor de parameters zijn bepaalde scores vastgesteld, al naar gelang de belangrijkheid ervan. De scores zijn zodanig vastgesteld dat ze evenredig zijn met de mate van bedreiging voor de bodem en daarmee ook met de te verwachten gemiddelde jaarlijkse emissie. De op basis van de berekende eindscores samengestelde prioriteitenlijst geeft voor de bedrijfsgroepen uit de 'top 30' het volgende beeld. Voor de meest van deze bedrijfsgroepen hebben de parameters voor het niveau milieuvoorzieningen, de kwaliteit milieumanagement, de bedrijfseconomische waarde van de produktstromen (dat wil zeggen het betreft afvalstoffen) en de emissiegevoeligheid van de bewerking hoge scores. De overige kenmerken vertonen geen kenmerkend patroon.
94-249/112327-24856
15
TNO-rapport
Evaluatie Deze opzet van prioriteitstelling is geen definitief model geworden, waarmee in feite de prioriteitstelling mislukt is. Dit werd onder andere veroorzaakt door de gevoeligheid van de keuze van scores voor met name de parameters 'niveau milieuvoorzieningen' en 'kwaliteit milieumanagement', waarbij de onzekerheidsmarges groot zijn. In de checklist worden waarschijnlijk geen aspecten van milieumanagement opgenomen, vanwege het niet beschikbaar zijn van feitelijke gegevens en doordat de beoordeling door het bedrijf zelf moeilijk objectief kan zijn. In het DHV-model zijn de scores zodanig vastgesteld dat ze evenredig zijn met de mate van bedreiging voor de bodem. Voor de bodemrisico-checklist is deze evenredigheid met de mate van bodemverontreiniging niet direct van belang, maar is met name van belang of de kans op een emissie gering, aanzienlijk of groot zal zijn. In [3] worden de scores voor diverse aspecten en activiteiten tezamen verrekend tot een totaalscore. Voor de bodemrisico-checklist wordt geen berekening van een totaal score voor een bedrijf voorzien, maar worden scores voor de verschillende activiteiten afzonderlijk onafhankelijk beschouwd. Het DHV-model is opgezet voor een totale risico-evaluatie van een bedrijfsgroep (of subgroep), terwijl de bodemrisico-checklist bedoeld is voor de evaluatie van elk bedrijf afzonderlijk op basis van de diverse activiteiten. Vandaar dat met name de onderverdeling van de wijze van opslag, wijze van intern transport en overslag, en de emissiegevoeligheid van toegepaste bewerkingen relevant is voor de bodemrisicochecklist. In tegenstelling tot bijvoorbeeld methodiek [1] wordt hier niet uitgegaan van afzonderlijke apparatuur, maar van de emissiegevoeligheid van het type bewerking/proces/activiteit/handeling. Dit sluit goed aan bij de opzet van de bodemrisicochecklist, zodat voorzien wordt de lijst van bewerkingen uit [3] over te nemen. De lijst van 30 hoogst scorende bedrijfsgroepen (SBI-code) kan gebruikt worden voor de selectie van bedrijfsgroepen, waarvoor een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld kan worden (hoofdstuk 6). In [3] wordt echter opgemerkt dat de eindscorelijst sterk kan verschuiven als wijzigingen in de scores worden aangebracht.
3.5 Inventarisatie van methodieken voor de risico-analyse van bodembedreigende activiteiten Door IMET-TNO zijn de beschikbare methodieken voor de risico-analyse van bodembedreigende activiteiten geïnventariseerd en is aangegeven voor welke toepassingsgebied (beleidsvormingsniveau en maatregelenniveau, prioriteitenstelling en toetsing) de betreffende methodiek geschikt is [4]. Over het algemeen omvatten de methodieken een gedeelte van het risico-analysetraject (emissie - kans - immissie verspreiding - blootstelling - schade), of wordt een of meerdere de(e)1(en) in hoofdzaak beschouwd. Zo is de volgende onderverdeling gemaakt: — Methodieken voor het vaststellen van de emissies (en/of immissies) en de kansen; — Methodieken die emissies, immissies en de verspreiding van de stof beschrijven; — Methodieken die, uitgaande van een bepaalde concentratie in de bodem, de schade aan ecosystemen en/of mensen berekenen; — Methodieken voor het vaststellen van grenswaarden.
16
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Voor de bodemrisico-checklist is als uitgangspunt gekozen de activiteiten die in een bedrijf plaatsvinden en de wijze waarop ze worden uitgevoerd, gekoppeld aan de kans op bodemverontreiniging. Vandaar dat alleen de eerste groep methodieken relevant zijn. De meest relevante methodieken die tot deze categorie behoren zijn: — TNO - Bodemrisico document [1]: zie paragraaf 3.2; — DHV - Systematische prioriteitstelling [3]: zie paragraaf 3.4. Daarnaast wordt genoemd de risico methodiek van het RPC voor de beoordeling van de risico's van grondwater- en bodembedreigende activiteiten in de provincie ZuidHolland [8]. De methodiek werkt uitsluitend met scores. De kenmerken van de methodiek zijn: — Definiëring van activiteiten (bedrijfstype) op basis van de SBI-code. — Vaststellen welke stofgroep(en) binnen de activiteit voorkomt. — Weging van de stofeigenschappen; 5 klassen voor de mate van ecotoxiciteit, schadelijkheid volksgezondheid, accumulatie en mobiliteit. — Vaststellen van weegfactor voor mate van zorgvuldigheid waarmee met de stoffen wordt omgegaan; hierbij wordt uitgegaan van het voorkomen van de stoffen als grondstoffen of produktiehulpmiddelen, afvalstoffen of produkten.
Evaluatie Methodiek [8] kent een stofgerichte aanpak, terwijl voor de bodemrisicochecklist de nadruk wordt gelegd op de verschillende activiteiten binnen een bedrijf en de wijze waarop die worden uitgevoerd. Daarom is deze methodiek niet bruikbaar voor de opzet van de bodemrisico-checklist.
3.6 Handleiding voor de milieuparagraaf in het externe veiligheidsrapport Ten behoeve van het opnemen van een paragraaf over de risico's voor het milieu in een extern veiligheidsrapport [6] is in opdracht van het Ministerie VROM/ DGM is door Coopers & Lybrand Deloitte een methode ontwikkeld voor de bepaling van de relatieve risico's voor het oppervlaktewater. Deze methode is tevens beschikbaar als het computerprogramma VERIS. Uitgangspunten van de methode zijn: — Risico wordt uitgedrukt als een functie van twee componenten, namelijk een gevaarsindex en een consequentie-index. Hierbij drukt de gevaarsindex de relatieve waarschijnlijkheid uit op een ongeval, en de consequentie-index is een maat voor de graad van verontreiniging van het oppervlaktewater als gevolg van een ongeval. — Een chemische inrichting wordt beschouwd als een verzameling van qua risico onafhankelijke activiteiten die alle bijdragen tot het totale risico. Onderscheiden worden: overslag; batch-verwerking; continu-verwerking; - permanente opslag: bulk; tijdelijke opslag: stukgoed;
94-249/112327-24856
17
TNO-rapport
- algemene afhandeling: gebruik van de stof op andere dan hiervoor genoemde wijze. Daarnaast wordt uitgegaan van drie representatieve faalscenario's: uitwendige lekkage, inwendige lekkage en catastrofaal falen. — De gevaarlijke activiteiten worden beoordeeld op een aantal deelaspecten, door deze te vergelijken met een referentiecriterium. Dit criterium kan bijvoorbeeld een geldende norm zijn, of een door de analist als veilig beschouwde werkwijze. De beoordeling bestaat uit een van de vier scores: goed, gemiddeld, matig of slecht. Alle scores worden op een logaritmische wijze samengevoegd tot een totaal score. De deelaspecten zijn ingedeeld in invloedsaspecten. Invloedsaspecten voor het vaststellen van de gevaarsindex zijn: attitude van de bedrijfsleiding, algemene procedures, algemene invloeden, toezicht/operators, specifieke procedures, ontwerp/ conditie van de installatie, onderhoudsprocedures, brand/oncontroleerbare reacties en proces- en koelwatersystemen. Naast de hoeveelheid stof die vrijkomt als gevolg van een faalscenario zijn de volgende invloedsaspecten van belang voor de consequentie: opvangvoorzieningen, bedrijfsriolering, waterzuivering en aard van het omliggende terrein. In de handleiding is tevens een checklist opgenomen van maatregelen ter beperking van de risico's voor het oppervlaktewater. De handleiding geeft een indeling van stoffen in vijf categorieën op basis van de gevaren voor waterorganismen.
Evaluatie De bodemrisico-checklist is gericht op bodemverontreiniging terwijl bovenstaande methode betrekking heeft op verontreiniging van oppervlaktewater. Dit geeft verschillen tussen de methodieken, bijvoorbeeld zijn de indeling van de toxiciteit van de stoffen en de invloedsaspecten voor de consequenties specifiek voor waterverontreiniging. Wel kan de onderverdeling van type activiteiten overeenkomstig zijn. De methodiek geeft een min of meer kwantitatieve inschatting van kans en hoeveelheden van vrijkomen van stoffen. Terwijl voor de bodemrisico-checklist ten behoeve van de eenvoud een kwalitatieve inschatting wordt voorzien door middel van het toekennen van scores. In de methodiek worden voor de invloedsaspecten scores vastgesteld welke evenredig zijn met het risico op verontreiniging. Voor de bodemrisico-checklist is deze evenredigheid niet direct van belang, maar is de van belang of de kans op een emissie gering, aanzienlijk of groot zal zijn. Evenals in het DHV-model [3] ligt in bovenstaande methodiek sterk de nadruk op invloedsaspecten met betrekking tot management/attitude/procedures. Dit zijn aspecten waarvoor geen feitelijke gegevens beschikbaar zijn. Hierdoor is het inschatten van een score voor dergelijke aspecten moeilijk en sterk afhankelijk van de persoon die de methodiek toepast. Doordat de bodemrisico-checklist door het bedrijf zelf zal worden toegepast, lijkt het niet haalbaar dergelijke aspecten in de checklist op te nemen ter objectieve beoordeling.
18
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
3.7 Bedrijven en milieuzonering In deze publikatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) [9] is een lijst van bedrijfstypen opgesteld, die als hulpmiddel dient voor de inschatting van de milieubelasting van verschillende bedrijfscategorieën en de daaraan gekoppelde noodzakelijk geachte afstand tussen belastende en gevoelige functies, welke zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Voor de lijst van bedrijfstypen is gekozen voor de standaardbedrijfsindeling SBI [7]. In de lijst van bedrijfstypen wordt per bedrijfs(sub)groep informatie gegeven over de aan te houden afstanden voor de milieubelastingen: geur, stof, geluid en gevaar. Daarnaast worden indexen toegekend aan de milieubelastingen: lucht, water, bodem, verkeer en visuele hinder. De index heeft betrekking op de mate van emissie van milieuvervuiling (ook wel bronsterkte genoemd). In het kader van de bodemrisicochecklist is de bodemindex relevant. Gekozen is voor de volgende kwalitatieve omschrijvingen van de indices: 1. potentieel geen of geringe emissie naar de bodem; 2. potentieel aanzienlijke emissie naar de bodem; 3. potentieel zeer ernstige emissie naar de bodem.
Evaluatie In de VNG lijst zijn de bedrijfsgroepen als geheel samengevat tot één bodemrisico-index, hetgeen betrekking heeft op de mate van emissie naar de bodem. Door middel van de bodemrisico-checklist wordt daarentegen een score toegekend aan de verschillende activiteiten binnen een bedrijf, welke betrekking heeft op de kans op emissies naar de bodem. Wel wordt een vergelijkbare onderverdeling van de scores/indices voorzien. Voor de selectie van bedrijfsgroepen, waarvoor een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld wordt, kan gebruik worden gemaakt van de VNG-lijst. Daarbij zouden bedrijfsgroepen welke hoog scoren (bodem-index 2 of 3) in aanmerking komen voor selectie, zie hoofdstuk 6.
3.8 Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen In deze studie van J. Nieuwkoop [10] wordt de situatie van bodemverontreiniging in Noord-Brabant beschreven als gevolg van bedrijvigheid tussen 1800 en 1950. De handelingen in een bedrijf die tot bodemverontreiniging kunnen leiden zijn in drie groepen in te delen, te weten produktieproces, energievoorziening en onderhoud en afvoer en verwerking van afvalstoffen. De studie bestaat uit drie achtereenvolgende stappen: — Selectie van potentieel bodemverontreinigende bedrijfsactiviteiten (SBI-code); — Bestudering van de resulterende 95 bedrijfsgroepen, voor de volgende kenmerken: - gebruikte stoffen; - type produktieproces en aandeel van de stoffen daarin; - absolute omvang van de potentiële verontreiniging van de bedrijfsgroep;
94-249/112327-24856
19
TNO-rapport
— Rangschikking naar ernst van de bodemverontreiniging; lijst van 30 prioritaire bedrijfsgroepen. Voor deze laatste stap is een prioriteitsmodel ontwikkeld, waarbij de volgende variabelen worden beschouwd. De variabelen worden op basis van de bedrijfsgroepstudies ingedeeld in één van de onderscheiden klassen. — Stof: maximaal worden 10 stoffen (stofgroepen) per bedrijfsgroep beschouwd; toxiciteit van de stof; aan de hand van WCA-besluit; — gedrag van de stof in de bodem; mobiliteit en afbreekbaarheid — Proces: aandeel van de stof in het proces; — emissie van de stof uit het proces; economische waarde (grondstof/produkt/afval) en hanteerbaarheid (vast, vloeibaar); — Bedrijfsgroep: gemiddelde bedrijfsgrootte; levensduur bedrijfsgroep; tussen 1800 en 1950.
Evaluatie De lijst van geselecteerde bedrijfsgroepen (SBI-code) en de lijst van de 30 prioritaire bedrijfsgroepen kan gebruikt worden voor de selectie van bedrijfsgroepen, waarvoor een specifieke bodemrisicio-checklist opgesteld wordt, zie hoofdstuk 6. Alhoewel in deze studie specifiek naar Noord-Brabant is gekeken, is aangegeven welke bedrijfsgroepen wel geselecteerd zijn als potentieel bodemverontreinigend maar niet in Noord-Brabant voorkomen. De studie is gericht op bodemverontreiniging als gevolg van het verleden, terwijl voor de bodemrisico-checklist onafhankelijk van het verleden de huidige situatie wordt beschouwd. In [10] is de periode 1800-1950 beschouwd, zodat er ook een aantal bedrijfsactiviteiten in de lijst zijn opgenomen die momenteel niet meer voorkomen. Daarnaast zal een aantal activiteiten momenteel op een andere wijze worden uitgevoerd. Het prioriteitsmodel heeft een stofgerichte aanpak, terwijl voor de bodemrisicochecklist de nadruk wordt gelegd op de wijze van uitvoer van activiteiten binnen een bedrijf. Daarom is dit model niet bruikbaar voor de opzet van de bodemrisico-checklist.
20
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
4 Bodemrisico-checklist methodiek 4.1 Algemeen In hoofdstuk 2 zijn de doelstelling van het onderzoek en de uitgangspunten van de bodem-risico-checklist beschreven. Daaruit volgt dat door middel van de bodemrisico-checklist aan de verschillende activiteiten en handelingen binnen een bedrijf een bodemrisico-score wordt toegekend, welke kwalitatief aangeeft de kans van optreden van emissies naar de bodem (bodemverontreiniging). Vervolgens zijn in hoofdstuk 3 bestaande studies beschreven. Daarbij is een evaluatie gemaakt van aspecten uit deze studies die relevant/bruikbaar zijn voor de opzet van de bodemrisicochecklist. In dit hoofdstuk wordt de opzet van de bodemrisico-checklist nader uitgewerkt, hetgeen tevens een handleiding is voor het toepassen van de checklist door een bedrijf Voor de uitwerking van de doelstelling en uitgangspunten wordt de bodemrisicochecklist opgebouwd uit de volgende stappen: 1. Onderverdeling van een bedrijf in units; 2. Vaststelling van bodembedreigende activiteiten; 3. Bepaling bodemrisico-scores; 4. Bepaling voorzieningen ter voorkoming van bodemverontreiniging. Mede op basis van de evaluatie van bestaande studies zijn de stappen nader uitgewerkt, hetgeen in navolgende paragrafen is beschreven.
4.2 Onderverdeling van een bedrijf in units Teneinde het risico van bodemverontreiniging door een bedrijf te kunnen vaststellen, is het noodzakelijk te inventariseren hoe het bedrijf is opgebouwd. In verband met de omvang en complexiteit van sommige bedrijven vindt bij de inventarisatie in eerste instantie een onderverdeling van het bedrijf plaats in kleinere eenheden, units genoemd (zie [1]). De onderverdeling in units kan gemaakt worden naar type activiteit, locatie of gebruikte stoffen. In veel gevallen zal een onderscheid tussen opslag, overslag en verwerking voor de hand liggen. Dit sluit aan bij de indeling die gebruikt wordt voor de vaststelling van bodembedreigende activiteiten, hetgeen de volgende stap in de methodiek is. In het voorgaande is gesteld dat voor de bodemrisico-checklist geen stof-gerichte aanpak is gekozen. Echter spreekt het wel voor zich dat voor de bodemrisico-checklist de bodembedreigende activiteiten, die activiteiten zijn waarin bodembedreigende stoffen voorkomen. Daarom wordt aanbevolen bij de onderverdeling in unit, niet alleen de type activiteit (opslag, overslag, bewerking) te vermelden, maar tevens aan te geven wat de belangrijkste stoffen of stofgroepen zijn die in de unit voorkomen. Of een stof bodembedreigend is wordt bepaald door de volgende eigenschappen: toxiciteit, persistentie en gedrag in de bodem. Een nadere analyse van de stoffen wordt voor de bodemrisico-checklist niet voorzien. Voor de te onderscheiden bodembedreigende stofgroepen wordt aangesloten bij het eindrapport van de Commissie BSB [2]:
94-249/112327-24856
21
TNO-rapport
Groep I zware metalen en arseen; Groep II overige anorganische verontreinigingen (onder andere cyanide); Groep III aromatische oplosmiddelen en fenolen; Groep IV polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's); Groep V gechloreerde verbindingen: vluchtig (VOX, oplosmiddelen), hoogkokend (EOX); Groep VI bestrijdingsmiddelen; Groep VII (minerale) olie, benzine en andere stoffen (nader te specificeren). Een nadere specificatie van deze stofgroepen is opgenomen in bijlage 2.
4.3 Vaststelling van bodembedreigende activiteiten Nadat een bedrijf is onderverdeeld in units wordt voor elke unit nader vastgesteld welke activiteiten binnen de unit plaatsvinden, waarbij bodembedreigende stoffen kunnen vrijkomen en vervolgens in de bodem terecht kunnen komen. De type activiteiten worden vervolgens onderverdeeld naar de wijze waarop de activiteit kan worden uitgevoerd. Voor de detaillering hiervan is een midden gekozen tussen het gewenste onderscheidend vermogen en de eenvoud van de checklist. Zo is bijvoorbeeld een onderverdeling naar ongewenste gebeurtenissen per activiteit als in [1] te gedetailleerd voor de bodemrisico-checklist. In deze studie wordt allereerst een algemene lijst van bodembedreigende activiteiten opgesteld, hetgeen resulteert in een standaard bodemrisico-checklist, die toe te passen is voor elk willekeurig bedrijf (hoofdstuk 4 en 5). Aan de hand van deze standaard bodemrisico-checklist wordt vervolgens getracht voor geselecteerde prioritaire bedrijfsgroepen (hoofdstuk 6) een specifieke bodemrisico-checklist op te stellen (hoofdstuk 7). Hiervoor worden de specifieke bewerkingen/processen die in een bepaalde bedrijfsgroep plaatsvinden geïdentificeerd. De scores voor de specifieke bewerkingen worden vastgesteld op basis van een vergelijking met het type bewerkingen genoemd in de standaard bodemrisico-checklist. In de bestaande methodieken [1], [5], [3] en [6], die in het voorgaande hoofdstuk zijn beschreven, wordt eveneens een onderverdeling in type bodembedreigende activiteiten gemaakt, waarbij in het algemeen drie hoofdgroepen worden onderscheiden, te weten opslag, intern transport/overslag en produktie/proces/bewerking. Deze drie type activiteiten worden ook in de bodemrisico-checklist opgenomen. Voor de verschillende type van opslag en transport/overslag wordt voornamelijk aangesloten bij de indeling uit [1], welke grote overeenkomst vertoont met de indeling uit [3]. Hetgeen neerkomt op een indeling naar stortgoed, stukgoed en (bulk)vloeistof, welke verder is onderverdeeld in open en gesloten wijze van opslag/overslag en in ondergronds en bovengrondse installaties. De activiteiten intern transport en overslag worden tezamen genomen, omdat de wijze van uitvoer van beide vaak gekoppeld is, bijvoorbeeld overslag per heftruck betekent ook transport per heftruck. Zoals bij de evaluatie van de bestaande studies bleek, is een opsplitsing naar de diverse apparatuur zoals in [1] en [5] voor de bodemrisico-checklist te gedetailleerd. Daarom wordt voor de activiteit produktie een indeling gemaakt op basis van de wijze waarop de activiteit wordt uitgevoerd. Dit sluit aan bij de 'emissiegevoeligheid van de bewerking' uit [3], zodat voor de activiteit produktie in de checklist uitgegaan wordt van het
22
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
overzicht van standaardbeoordelingen voor de emissiegevoeligheid van de bewerking uit [3]. Naast bovenstaande drie hoofdgroepen van activiteiten, opslag, intern transport/overslag en produktie, worden voor de bodemrisico-checklist andere type activiteiten beschouwd, welke specifiek van belang zijn voor mogelijke bodemverontreiniging en niet direct verwant zijn aan de produktie, te weten: specifieke werkzaamheden, utilities en afval. Tot specifieke werkzaamheden worden activiteiten beschouwd die niet direct met de produktie te maken hebben, maar die wel van belang zijn voor het eventueel vrijkomen van processtoffen of hulpstoffen. Met name worden reinigen/schoonmaken en onderhoud/reparatie beschouwd. Onder de activiteit utilities wordt de opslag, de overslag en het gebruik van utilityhulpstoffen beschouwd. Met name genoemd wordt de brandstof voor ketelhuis, bedrijfsvoertuigen, machines, en dergelijke. Alhoewel deze activiteit ook bij de drie basis activiteiten inbegrepen zou kunnen worden, lijkt het zinvol deze apart te beschouwen, omdat deze activiteit los van de hoofdactiviteit op vrijwel elk bedrijf voorkomt. Naast brandstoffen, als stookolie en gasolie, kan tot deze categorie beschouwd worden andere hulpstoffen die op een vergelijkbare wijze als bulkvloeistof voorkomen. Hulpstoffen die als stukgoed voorkomen, bijvoorbeeld smeerolie, hydraulische olie, koelvloeistof en dergelijke, worden niet apart beschouwd, maar behoren deze tot de drie basis activiteiten opslag, overslag en produktie. In het merendeel van de bodemrisico-methodieken, die beschreven zijn in hoofdstuk 3, worden afvalstoffen met name genoemd als zijnde relevant voor bodemverontreiniging. Daarom wordt afval als een afzonderlijke activiteit beschouwd. Relevant voor deze activiteit is hoe met afvalstoffen wordt omgegaan. Daarbij is uitgegaan van dezelfde drie hoofdgroepen van activiteiten voor de aanwezige grondstoffen, produkten en hulpstoffen, te weten opslag, intern transport/overslag en bewerking (produktie).
94-249/112327-24856
23
TNO-rapport
Samenvattend is uitgegaan van de volgende bodembedreigende activiteiten en onderverdelingen: Activiteit A. Opslag
B. Intern transport en overslag
C. Produktie
Onderverdeling 1. stortgoed 2. stukgoed 3. bulkvloeistof 1. stortgoed 2. stukgoed 3. intern transport bulkvloeistof 4. overslag bulkvloeistof 1. gesloten proces/bewerking 2. gedeeltelijk open proces/bewerking 3. open proces/bewerking 4. geheel open proces/bewerking
D. Specifieke Werkzaamheden
1. reinigingsproces 2. reinigen/onderhoud/reparatie
E. Utilities Brandstof
1. opslag brandstof, tankopslag 2. intern transport brandstof 3. overslag brandstof 4. gebruik brandstof
F. Afval
1. opslag 2. intern transport en overslag 3. bewerking
4.4 Bepaling bodemrisico-scores Zoals voorgaand is beschreven wordt door middel van de bodemrisicochecklist aan de bodembedreigende activiteiten een score toegekend voor de kans op bodemverontreiniging. In verband met de eenvoud van de checklist wordt uitgegaan van een beperkt aantal scores, namelijk vijf. Een vergelijkbare scoringsmethodiek is in de VNG lijst van potentieel verontreinigende bedrijfsgroepen [9] toegepast. Waar in [9] een van de drie scores wordt toegekend aan de bedrijfsgroep als geheel, wordt in de bodemrisico-checklist een vergelijkbare score toegekend aan de verschillende activiteiten binnen een bedrijf. In de DHV prioriteitstelling [3] is de 'emissiegevoeligheid van bewerkingen' in vijf klassen onderverdeeld. Deze indeling sluit goed aan bij de opzet van de bodemrisico-checklist, zodat deze indeling in de standaard checklist is opgenomen. Gekozen is voor onderstaande omschrijvingen van de vijf scores. Hierbij is tevens aangegeven wat een bepaalde score van een activiteit voor een bedrijf betekent ten aanzien van het treffen van aanvullende preventieve maatregelen. Voor elke activiteit binnen een bedrijf is het streven score 1 te behalen, maar indien dit niet haalbaar is
24
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
(ALARA) kan volstaan worden met score 2. Het verdient dan aanbeveling de bodem te controleren (monitoring van immissies in de bodem). Score 1: geen of geringe kans op emissies naar de bodem Geen uitgebreide aanvullende preventieve maatregelen noodzakelijk. Score 2: kans op emissies naar de bodem Controle noodzakelijk, bijvoorbeeld monitoring. Score 3: aanzienlijke kans op emissies naar de bodem Aanvullende preventieve maatregelen noodzakelijk. Score 4: grote kans op emissies naar de bodem Op korte termijn toepassing van aanvullende preventieve maatregelen. Score 5: zeer grote kans op emissies naar de bodem Op korte termijn toepassing van aanvullende preventieve maatregelen of combinaties van maatregelen.
4.5 Bepaling voorzieningen ter voorkoming van bodemverontreiniging Nadat de diverse bodembedreigende activiteiten binnen een bedrijf zijn vastgesteld, wordt geïdentificeerd welke voorzieningen/maatregelen zijn getroffen ter voorkoming of beperking van bodemverontreiniging. Ten behoeve van de eenvoud van de bodemrisico-checklist worden de mogelijk genomen of nog te nemen preventieve voorzieningen in een beperkt aantal categorieën ingedeeld. Een preventieve voorziening beperkt de kans op emissies naar de bodem. Daarom wordt in de bodemrisico-checklist voor de onderscheiden voorzieningen aangegeven in hoeverre hierdoor de vastgestelde score van de betreffende activiteit wordt verlaagd. Door middel van het op deze wijze aangeven van de genomen preventieve voorzieningen/maatregelen, kan in een eerste selectie worden aangegeven of mogelijke problemen van bodemverontreiniging zijn onderkend en voldoende zijn tegengegaan. Indien dit niet het geval is of indien desondanks het risico te hoog blijft, zijn aanvullende preventieve voorzieningen noodzakelijk. Mogelijke aanvullende voorzieningen kunnen meer in detail worden geïdentificeerd, bijvoorbeeld door middel van het toepassen van het bodemrisico-document voor de betreffende activiteit of unit. Beschouwd zijn de volgende type voorzieningen: — Voorzieningen ter voorkoming van het vrijkomen van stoffen: - kathodische bescherming of dubbelwandigheid plus lekdetectie van ondergrondse apparatuur; - gedegen milieuzorgsysteem en controle daarop; — Voorzieningen ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem: - vloeistofdichte ondergrond + procedures voor opvang, opruimen en afvoer en controle daarop. De technische voorzieningen ter voorkoming van vrijkomen van stoffen zijn grotendeels impliciet beschouwd bij de onderverdeling van bodembedreigende activiteiten. Dit betreft voorzieningen als ondergrondse of bovengrondse apparatuur, open of gesloten processen/bewerkingen en overvulbeveiliging. Wel beschouwd wordt de technische voorziening voor ondergrondse/ingeterpte apparatuur, zijnde: kathodische bescherming of dubbelwandigheid plus lekdetectie in tussenruimte.
94-24W112327-24856
25
TNO-rapport
Vanzelf moet deze voorziening voldoen aan de eisen die daartoe zijn gesteld, hetgeen onder andere inhoudt dat de voorziening conform voorschriften daartoe regelmatig moet worden geïnspecteerd/gecontroleerd (zie bijvoorbeeld CPR 9 serie). De organisatorische voorzieningen ter voorkoming van vrijkomen van stoffen worden samengevat tot de voorziening van een gedegen milieuzorgsysteem en controle daarop. Het opzetten van milieuzorgsystemen is momenteel nog in wording, zodat het probleem is om vast te stellen wanneer het gedegen is; de doeltreffendheid ervan is moeilijk aan te tonen. Een dergelijk systeem zou gedegen genoemd kunnen worden, indien het systeem voldoet aan kwaliteitsnormen overeenkomstig de ISO-9000 serie. Een milieuzorgsysteem wordt ook wel aangeduid met `good housekeeping'. Tot een dergelijk systeem behoren aspecten als verhoging milieubewustzijn bij alle medewerkers binnen een bedrijf, het onderkennen/opsporen/verhelpen van problemen, het zorgvuldig omgaan met stoffen (procedures), het gebruik van milieuvriendelijke stoffen en de beperking van het ge-/verbruik van stoffen. Ook deel van een gedegen milieuzorgsysteem is een gedegen systeem van inspectie en onderhoudswerkzaamheden. Daarbij is ook met name de controle op de werking van het milieuzorgsysteem van belang. Als voorziening ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem wordt genoemd een doeltreffende vloeistofdichte ondergrond. Het aanwezig zijn van een vloeistofdichte ondergrond alleen is niet voldoende, daarbij hoort het aanwezig zijn van voorzieningen en procedures voor het opvangen, opruimen en afvoeren van eventueel op de ondergrond terecht gekomen stoffen. Tevens is de controle van de vloeistofdichte ondergrond en controle op de procedures van belang. Voor de doeltreffendheid ten aanzien van bodembescherming is het van belang dat de ondergrond daadwerkelijk vloeistofdicht en vloeistofbestendig is, dat wil zeggen ondoorlatend voor de specifieke stoffen waarmee gewerkt wordt. De doeltreffendheid zou gewaarborgd kunnen worden door te voldoen aan normen en eisen voor de functionaliteit van vloeistofdichte vloeren. Echter in veel gevallen zijn hiervoor (nog) geen normen vastgesteld. Wel zijn Nationale Beoordelingsrichtlijnen (BRL) opgesteld voor de aanleg van verhardingsconstructies met bestratingselementen (BRL 2319) of in ter plaatse gestort beton (BRL 2362), welke vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen [14]. In deze BRL's zijn eisen gesteld aan het produkt, het proces en het kwaliteitssysteem. Op basis van deze BRL's kunnen kwaliteitsverklaringen worden afgegeven, aangeduid als KOMO-procescertificaat. Ten behoeve van de bodemrisico-checklist wordt voor een vloeistofdichte ondergrond het volgende onderscheid gemaakt: — Vloeistofdichte ondergrond met bewezen kwaliteit. Hieronder wordt verstaan een vloeistofdichte ondergrond waarvoor een kwaliteitsverklaring of -certificaat is afgegeven door een erkende instelling, vergelijkbaar met een KOMO-procescertificaat op basis van de bovenstaande BRL's. Hiermee wordt de functionaliteit en doeltreffendheid van de vloeistofdichte ondergrond zodanig gewaarborgd, waardoor deze voorziening een flinke reductie op het bodemrisico heeft. — Verharde ondergrond. Indien een vloeistofdichte ondergrond niet gecertificeerd is, kan de doeltreffendheid niet met zekerheid worden vastgesteld. In dat geval wordt in de bodemrisicochecklist gesproken over een verharde ondergrond, waaraan een geringe reductie op het bodemrisico wordt toegekend.
26
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Een preventieve voorziening beperkt de kans op emissies naar de bodem. Daarom wordt in de bodemrisico-checklist voor de onderscheiden voorzieningen aangegeven in hoeverre hierdoor de vastgestelde score van de betreffende activiteit wordt verlaagd. Bij de toekenning van de scores voor de onderscheiden preventieve voorzieningen is uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten: — Voor voorzieningen waarvan (met grote waarschijnlijk) verwacht wordt dat ze een positieve invloed hebben wordt de score met 1 punt verlaagd. Dit betreft de voorzieningen: - gedegen milieuzorgsysteem en controle daarop; - verharde ondergrond. Voor voorzieningen waarvan de doeltreffendheid kan worden aangetoond, door middel van eisen, richtlijnen, en dergelijke, wordt de score met 2 punten verlaagd. Dit betreft de voorzieningen: - kathodische bescherming; - dubbelwandigheid plus lekdetectie; - vloeistofdichte ondergrond met bewezen kwaliteit. Naast bovenstaande voorzieningen ter voorkoming van vrijkomen van stoffen of ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem worden wettelijke of vergunningsvoorschriften beschouwd. Dergelijke voorschriften bevatten eisen met betrekking tot bovenstaande type voorzieningen en geven de stand der techniek aan. De volgende type voorschriften worden onderscheiden: — CPR richtlijnen: - CPR 9 serie voor opslag van vloeibare aardolie produkten; - CPR 15 serie voor opslag van produkten in emballage; — Bedrijfstakgerichte AMvB's: - Hinderwet/Wet Milieubeheer; - Wet Bodembescherming; — Actuele milieuvergunningen (voor situaties waarvoor geen werkende AMvB's zijn). Tot bovenstaande type voorschriften kunnen ook convenanten en werkprogramma's van specifieke bedrijfsgroepen worden gerekend. Met name in de werkprogramma's worden concrete milieumaatregelen aangegeven. Een min of meer compleet overzicht van de relevante wettelijke of vergunnings-voorschriften is opgenomen in bijlage 3. De wettelijke of vergunningsvoorschriften kunnen richtlijnen bevatten met betrekking tot de twee onderscheiden type voorzieningen: ter voorkoming van vrijkomen van stoffen en ter voorkoming van penetratie in de bodem. De wettelijke of vergunningsvoorschriften hebben alleen een verlaging van de score tot gevolg, indien het om duidelijke andere voorschriften gaat dan die bovenstaand reeds zijn vermeld en waarop reeds is gescoord (bijvoorbeeld kathodische bescherming, milieuzorgsysteem, vloeistofdichte ondergrond). Dit omdat anders dubbeltelling ontstaat. Als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd dat, indien een bedrijf voldoet aan de van toepassing zijnde wettelijke of vergunningsvoorschriften hiervoor de score van de activiteit met één punt verlaagd wordt. Bij het invullen van de bodemrisico-checklist dient voor een bedrijf of bedrijfsgroep aangegeven te worden welke voorschriften van toepassing zijn en welke voorzieningen conform die voorschriften aanwezig zijn (extra ten opzichte van voorzieningen waarop reeds is gescoord, zie hiervoor).
94-249/112327-24856
27
TNO-rapport
Dit is op voorhand niet in de standaard bodemrisico-checklist op te nemen, daar dit per bedrijfsgroep en per richtlijn of besluit verschilt. Wellicht is het wel mogelijk in een specifieke bodemrisico-checklist voor een bepaalde bedrijfs(sub)groep de van toepassingen zijnde voorschriften op te nemen en daarbij aan te geven welke voorzieningen worden voorgeschreven.
28
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
5 Standaard bodemrisico-checklist In het voorgaande hoofdstuk is een nadere uitwerking gegeven van de uitgangspunten van de methodiek voor de bodemrisico-checklist; de diverse stappen van de checklist zijn beschreven. Daarbij is ingegaan op de onderscheiden bodembedreigende activiteiten, de aanwezige voorzieningen ter beperking of voorkoming van bodemverontreiniging en de scoring met betrekking tot de kans op bodemverontreiniging. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het voorgaande weergegeven in de vorm van de standaard scoringstabellen voor de onderscheiden hoofdgroepen van bodembedreigende activiteiten, welke zijn: A. Opslag; B. Intern transport en overslag; C. Produktie; D. Specifieke werkzaamheden; E. Utilities - brandstof; F. Afval. Een afzonderlijke scoringstabel is opgesteld voor de mogelijk aanwezige voorzieningen voor bodembescherming, zie 5.7. Deze scoringstabel voor de voorzieningen is van toepassing op elke scoringstabel van de activiteiten. Hierin is aangegeven in hoeverre de score van de activiteit wordt verlaagd door de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen. Door middel van het toepassen van deze standaard bodemrisico-checklist door een bedrijf wordt aan de hand van deze scoringstabellen voor de verschillende units een selectie verkregen van de activiteiten welke in de units voorkomen. Hierbij is afhankelijk van de aanwezige voorzieningen voor elke activiteit een score voor de kans op bodemverontreiniging vastgesteld. De bodemrisico-checklist resulteert dus niet in een totaal score voor een bedrijf, maar tot een overzicht van bodemrisico-scores voor de potentieel bodemverontreinigende activiteiten binnen het bedrijf. De toekenning van de scores voor de activiteiten is gerelateerd aan de kans op emissies naar de bodem, zoals die kwantitatief is uitgewerkt in het bodemrisico-document [1]. Daarnaast is zijdelings rekening gehouden met de hoeveelheid van vrijkomen. Voor de activiteit produktie is niet zoals in [1] naar component niveau gekeken, maar is aangesloten bij de in [3] gehanteerde standaard beoordelingen van de emissiegevoeligheid van type bewerkingen. Daarbij is onderscheid gemaakt in gesloten, gedeeltelijk open, open en geheel open installaties. Deze onderverdeling is ook elders in de bodemrisico-checklist gehanteerd.
Deels is de toekenning van de scores subjectief. Door de onzekerheden in de bodemrisico-checklist is een enigszins voorzichtige (conservatieve) inschatting gemaakt.
94-24W112327-24856
29
TNO-rapport
5.1 Opslag
Standaard Bodemrisico-checklist Tabel A Opslag Bodembedreigende activiteit
Score
1. Opslag stortgoed
- opslag op bodem, zonder overkapping - opslag onder overkapping - opslag in containers - opslag in afgesloten ruimte (silo, bunker)
5 5
4 3
2. Opslag stukgoed
- opslag buiten - opslag in opslaggebouw (kast/kluis)
4 3
3. Opslag bulkvloeistof
- put/bassin - ondergrondse/ingeterpte tank - bovengrondse tank: - verticale tank met bodemplaat - overige bovengrondse tank
4 4 3 2
5.2 Intern transport en overslag
Standaard Bodemrisico-checklist Tabel 8 Intern transport en overslag Bodembedreigende activiteit
Score
1. Intern transport/overslag stortgoed
- open: overslag met grijper, open transportband, storten - gesloten: leidingnetwerk, e.d.
5 3
2. Intern transport/overslag stukgoed
- met de 'hand' vervoerde verpakkingen - transport/overslag met heftrucks, e.d.
5 4
3. Intern transport bulkvloeistof
- open: transport open vaten, e.d. - pompplaats - tankwagen, e.d. - ondergrondse leidingen - bovengrondse leidingen: - met relatief veel flensverbindingen en/of flexibele delen - grotendeels gelaste leidingen
5 5 4 4 3 2
4. Overslag bulkvloeistof
- open systeem zonder voorzieningen, overschenken, e.d. - automatische afslag, zonder positionering vulslang - automatische afslag, met positionering vulslang - met vooraf bepaling hoeveelheid - met overvulbeveiliging
30
5 4 3 3 2
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
5.3 Produktie Onder produktie worden alle mogelijk binnen een bedrijf voorkomende processen en bewerkingen verstaan. In het voorgaande is beschreven dat uitgegaan wordt van het overzicht van standaardbeoordelingen voor de emissiegevoeligheid van bewerkingen uit [3]. Standaard Bodemrisico-checklist Tabel C Produktie Bodembedreigende activiteit
94-249/112327-24856
Score
1. Gesloten proces/bewerking - gesloten reactoren - gesloten destillatie/scheidingskolommen - gesloten mengers, molens, brekers, walsen, e.d. (gesloten = vullen en legen via aangesloten leidingen)
2
2. Gedeeltelijk open proces/bewerking - open reactoren - open mengers e.d. (open = voor vullen en legen te openen) - filtreren, persen, centrifugeren, extruderen, spuitgieten - drogen, moffelen, verwarmen, koelen, e.d. - automatisch afvullen, doseren, wegen, e.d.
3
3. Open proces/bewerking - open baden (galvano, coating, beitsen, verven, e.d.) - malen, schuren, slijpen, zeven, breken, e.d. in open installaties - prillen, granuleren, pelletiseren, flaken, walsen, e.d. - vloeistoffen aftappen, afvullen, overschenken en afvullen met de hand - verf-, lak- en inktapplicatie met kwast, roller, dompelen, drukvorm, e.d. - afvalwater zuiveren, slibbehandeling (zie tabel F.)
4
4. Geheel open proces/bewerking - lakapplicatie met spuit - behandeling op open grond (composteren, drogen, storten, mengen, sorteren, e.d.) - verplaatsen en tijdelijke opslag natte materialen - reinigen met lucht (stralen, blazen) (zie tabel D.) - reinigen met vloeistof (spoelen, wassen, spuiten) (zie tabel D.)
5
31
TNO-rapport
5.4 Specifieke werkzaamheden Zoals beschreven in 4.3 worden onder deze type activiteiten worden alle specifieke werkzaamheden verstaan die indirect betrekking hebben op de voorgaande activiteiten, waarbij de processtoffen kunnen vrijkomen. Met name worden reinigen/ schoonmaken en onderhoud/reparatie beschouwd. De vrijkomende stoffen worden als afvalstoffen beschouwd (zie tabel F). Standaard Bodemrisico-checklist Tabel D Specifieke werkzaamheden Bodembedreigende activiteit
Score
1. Reinigingsproces reinigen met lucht (stralen, blazen) * reinigen met vloeistof (spoelen, wassen, spuiten) - geheel open of open systeem - gedeeltelijk open systeem - geheel gesloten systeem 2. Reinigen/schoonmaken/onderhoud/reparatie - legen/drainen/storten op de bodem - legen/drainen/afvoeren via het riool - legen/drainen/afvoeren in vaten (drainen = aflaten van ongewenste stoffen) - terugwinning/hergebruik
32
5 3 2 5 5 4 3
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
5.5 Utilities - Brandstof Zoals beschreven in 4.3 worden onder utilities de opslag, de overslag en het gebruik van brandstof voor bijvoorbeeld ketelhuis, bedrijfsvoertuigen, machines, en dergelijke beschouwd. Naast brandstoffen, als stookolie en gasolie, kan tot deze categorie beschouwd worden andere hulpstoffen die op een vergelijkbare wijze als bulkvloeistof voorkomen. Standaard Bodemrisico-checklist Tabel E Utilities - brandstof Bodem bedreigende activiteit 1. Opslag brandstof, tankopslag - ondergrondse/ingeterpte tank - bovengrondse tank: - verticale tank met bodemplaat - overige bovengrondse tank
Score
4 3 2
2. Intern transport brandstof
- pompplaats - tankwagen, e.d. - ondergrondse leidingen - bovengrondse leidingen: - met relatief veel flensverbindingen en/of flexibele delen - grotendeels gelaste leidingen
94-249/112327-24856
5 4 4 3 2
3. Overslag brandstof - open systeem zonder voorzieningen, overschenken, e.d. - automatische afslag, zonder positionering vulslang - automatische afslag, met positionering vulslang - met vooraf bepaling hoeveelheid - met overvulbeveiliging
5 4 3 3 2
4. Gebruik brandstof - gesloten systeem - gedeeltelijk open systeem - open systeem - geheel open systeem
2 3 4 5
33
TNO-rapport
5.6 Afval
Standaard Bodemrisico-checklist Tabel F Afval Bodembedreigende activiteit 1. Opslag afval Opslag stortgoed: - storten op de bodem (met of zonder overkapping) - opslag in containers - opslag in afgesloten ruimte (silo, bunker) Opslag stukgoed: - opslag buiten - opslag in opslaggebouw (kast/kluis) Opslag bulkvloeistof: - opslag in put/bassin - opslag in ondergrondse/ingeterpte tank - opslag in bovengrondse tank: - verticale tank met bodemplaat - overige bovengrondse tank 2. Intern transport/overslag afval Intern transport/overslag stortgoed - open: overslag met grijper, open transportband, storten - gesloten: leidingnetwerk, e.d. Intern transport/overslag stukgoed - met de 'hand' vervoerde verpakkingen - transport/overslag met heftrucks, e.d. Intern transport vloeistof - open: transport open vaten, e.d. - pompplaats - tankwagen, e.d. - afvoer via het riool, ondergrondse leidingen - bovengrondse leidingen: - met relatief veel flensverbindingen en/of flexibele delen - grotendeels gelaste leidingen Overslag vloeistof open systeem zonder voorzieningen, overschenken, e.d. automatische afslag, zonder positionering vulslang automatische afslag, met positionering vulslang met vooraf bepaling hoeveelheid met overvulbeveiliging 3. Bewerking afval - gesloten systeem - gedeeltelijk open systeem - open systeem: afvalwater zuiveren, slibbehandeling - geheel open systeem
34
Score
5 4 3 4 3 4 4 3 2
5 3 5 4 5 5 4 4 3 2 5 4 3 3 2 2 3 4 5
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
5.7 Voorzieningen voor bodembescherming In 4.5 is uiteengezet welke preventieve voorzieningen voor bodembescherming worden onderscheiden en wat de invloed is van een preventieve voorziening op de kans op emissies naar de bodem, de bodemrisico-score van de betreffende activiteit, zoals vermeld in de voorgaande tabellen. De resultaten zijn in onderstaande tabel samengevat. Standaard Bodemrisico-checklist Voorzieningen voor bodembescherming Voorziening voor bodembescherming
Score
Voorzieningen ter voorkoming van het vrijkomen van stoffen
- kathodische bescherming van ondergrondse/ingeterpte apparatuur score - 2 - dubbelwandigheid plus lekdetectie van ondergrondse/ingeterpte apparatuur score - 2 - gedegen milieuzorgsysteem en controle daarop
score - 1
Voorzieningen ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem vloeistofdichte ondergrond inclusief procedures voor opvang, opruimen en afvoer en controle daarop: - verharde ondergrond - vloeistofdichte ondergrond met bewezen kwaliteit Wettelijke of vergunningsvoorschriften - CPR richtlijnen:
score - 1 score - 2 score - 11)
- CPR 9 serie voor opslag van vloeibare aardolie produkten - CPR 15 serie voor opslag van produkten in emballage - Bedrijfstakgerichte AMvB's: - Hinderwet/Wet Milieubeheer - Wet Bodembescherming/Meststoffenwet - Actuele milieuvergunningen 1)
De wettelijke of vergunningsvoorschriften (zie ook bijlage 3) hebben alleen een verlaging van de score tot gevolg indien het om duidelijke andere voorschriften gaat dan die bovenstaand reeds zijn vermeld en waarop reeds is gescoord. Dit om dubbeltelling te voorkomen. In de bodemrisico-checklist dient aangegeven te worden welke voorschriften van toepassing zijn en welke voorzieningen conform die voorschriften aanwezig zijn.
94-249/112327-24856
35
TNO-rapport
36
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
6 Selectie bedrijfsgroepen In het voorgaande is een algemene lijst van bodembedreigende activiteiten opgesteld, hetgeen resulteert in de standaard bodemrisico-checklist, zoals gepresenteerd in hoofdstuk 5. Deze standaard checklist is toe te passen voor elk willekeurig bedrijf. In fase twee van het onderzoek zal voor geselecteerde bedrijfsgroepen specifieke bodemrisico-checklisten worden opgesteld. Hiervoor worden de specifieke bewerkingen/processen die in een bepaalde bedrijfsgroep plaatsvinden geïdentificeerd, waaraan vervolgens door middel van een vergelijking met de standaard bodemrisicochecklist bodemrisico-scores worden toegekend. Alhoewel het opstellen van de specifieke bodemrisico-checklisten behoort tot fase twee van het onderzoek, wordt in deze eerste fase reeds aangegeven voor welke type bedrijven een specifieke checklist opgesteld zou kunnen worden. Tevens is in het volgende hoofdstuk als voorbeeld een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld voor de grafische industrie. Een specifieke bodemrisico-checklist kan opgesteld worden voor bedrijfs(sub)groepen, die voldoen aan de volgende criteria: 1. Bedrijfsgroepen die aanleiding kunnen geven tot een significante bodemverontreiniging; 2. Bedrijfsgroepen die voldoende homogeen zijn; 3. Bedrijfsgroepen waartoe voldoende aantal bedrijven behoren. ad. 1 Voor de selectie van potentiële bodemverontreinigende bedrijfsgroepen wordt gebruik gemaakt van reeds eerder uitgevoerde selecties van prioritaire bedrijfsgroepen, zie hoofdstuk 3. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de selecties uit bestaande studies. Uitgegaan is van de SBI-codering [7]. Bedrijfssubgroepen (4 cijfers) zijn al dan niet geclusterd tot bedrijfsgroepen (3 cijfers) of bedrijfsklassen (2 cijfers). Resultaten van de volgende studies zijn in de tabel opgenomen: BSB: Commissie BSB, deelrapport 2: Draaiboek inventarisatie BSB, mei 1991 [1] In de tabel zijn de te inventariseren bedrijfstakken aangeduid met een *. DHV: Systematische prioriteitstelling, DHV, 1986 [3] Het nr. in de tabel correspondeert met de prioriteit op de eindscorelijst [3]. Vermeld zijn de 60 hoogst scorende bedrijven. VNG: Bedrijven en milieuzonering, VNG, 1992 [9] In de tabel zijn de bedrijven met een index 2 of 3 vermeld. NwK: Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen, J. Nieuwkoop, 1993 [10] Het nr. in de tabel correspondeert met de prioriteit op de basislijst [10]. Vermeld zijn de 60 hoogst scorende bedrijven. Het resultaat van de selectie is aangegeven in de kolom 'Selectie' van onderstaande tabel; een +-teken wil zeggen dat betreffende bedrijfs(sub)groep is geselecteerd. Deze selectie is tot stand gekomen door die bedrijfssubgroepen te selecteren die op de BSBlijst voorkomen en een hoge prioriteit hebben volgens minimaal één van de andere
94-249/112327-24856
37
TNO-rapport
lijsten. Deze selectie dient gezien te worden als een niet-limitatieve lijst van bedrijfs(sub)groepen die aanleiding kunnen geven tot een significante bodemverontreiniging. Bedrijfssubgroepen met overeenkomstige activiteiten zijn geclusterd, overeenkomstig zoals dat in de studies DHV [3], VNG [9] en NwK [10] is gedaan. In de kolom 'Selectie' is dit aangegeven door middel van } -tekens voor de betreffende SBI code met één +-teken. Bij het opzetten van de specifieke bodemrisico-checklisten kan bekeken worden hoe geclusterd kan worden. Dit is onder andere afhankelijk van de beschikbare informatie. ad. 2 `Voldoende homogeen' wil zeggen dat de type activiteiten en de wijze waarop die activiteiten worden uitgevoerd binnen de bedrijfsgroep min of meer gelijk zijn voor alle bedrijven binnen de bedrijfsgroep. Indien de aard van de activiteiten binnen een bedrijfsgroep sterk verschilt tussen de bedrijven binnen de bedrijfsgroep, kan geen specifieke bodemrisico-checklist worden opgesteld, dat wil zeggen dat geen eenduidige lijst is te maken van specifieke activiteiten met bijbehorende bodemrisico-scores. In dit geval dient elk bedrijf afzonderlijk zijn specifieke situatie te beschrijven aan de hand van de standaard bodemrisico-checklist. Voorbeelden van voldoende homogene bedrijfsgroepen zijn onder andere: garages, chemische wasserijen, grafische industrie, textielveredelingsbedrijven. Voorbeelden van niet homogene bedrijfsgroepen zijn onder andere: diverse chemische industrie. In onderstaande tabel is in de kolom 'Homogeen' is met een - (min) teken aangegeven welke bedrijfsgroepen, geselecteerd volgens punt 1, beschouwd worden als onvoldoende homogeen. Een +/- teken is vermeld in geval van twijfel. Wel zal een nadere beschouwing van bedrijfsgroepen nodig zijn, om dit overzicht verder compleet te maken. Wellicht zal pas bij het opzetten van een specifieke bodemrisico-checklist blijken of het voor de betreffende bedrijfsgroep mogelijk is om een eenduidige lijst te maken van specifieke activiteiten met bijbehorende bodemrisicoscores. ad. 3 Door middel van het opstellen van een specifieke bodemrisico-checklist voor bedrijfsgroepen, behoeft niet elk bedrijf binnen deze bedrijfsgroep afzonderlijk een lijst van type activiteiten te maken en deze te beoordelen door middel van het toekennen van bodemrisico-scores. Het opstellen van een specifieke checklist is zinvol indien voldoende bedrijven de betreffende bedrijfs(sub)groep vertegenwoordigen. Hierbij is uitgegaan van de BSB-tellingen van het aantal inschrijvingen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel per bedrijfssubgroep (op hoofd- en nevenactiviteiten). In deze studie is het criterium voor voldoende aantal gesteld op 25 bedrijven. In onderstaande tabel is in de kolom 'Aantal' aangegeven welke bedrijfsgroepen, geselecteerd volgens punt 1, onvoldoende vertegenwoordigers hebben (- = aantal < 25). Voor het opstellen van een specifieke bodemrisico-checklist (fase twee van het onderzoek) is het tevens van belang dat voldoende informatie over de diverse activiteiten binnen een bedrijfsgroep beschikbaar is. Genoemd worden de volgende informatie bronnen: — Informatie van de bedrijfsgroepen zelf Via de bedrijfsgroepen zelf, al dan niet vertegenwoordigd door branche organisaties, kan voldoende informatie geleverd worden ten behoeve van het opstellen van een specifieke bodemrisico-checklist voor deze bedrijfsgroep.
38
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
— Convenanten en werkprogramma's Een overzicht van convenanten en werkprogramma's is opgenomen in bijlage 3. Met name de werkprogramma's zijn van belang omdat hierin concrete maatregelen zijn aangegeven. De maatregelen hebben vaak betrekking op voorkomen/beperking emissies naar lucht en water, terwijl voor deze studie de emissies naar de bodem van belang zijn. De werkprogramma's geven wel een beschrijving van de diverse activiteiten binnen een bedrijfsgroep, echter vaak ontbreekt de beschrijving van de wijze van uitvoer van deze activiteiten. — SPIN-rapportage (Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland) Voor een aantal type industrieën worden beschrijvingen gegeven van de diverse produktie processen, van de bronnen van emissies naar water en lucht en van de mogelijkheden voor emissiebeperking. Het aantal SPIN-rapportages is beperkt en de type industrieën sluit niet altijd aan bij de SBI-codering van bedrijven. Daarnaast ligt bij de beschrijvingen de nadruk op emissies naar lucht en water, terwijl in deze studie de potentiële bodemverontreiniging van belang is. — Bedrijfsactiviteiten en bodemverontreiniging, Grontmij NV, 1985 [13] Deze studie omvat een inventariserend (literatuur)onderzoek naar de procesgang bij diverse bedrijfstakken in relatie tot de bodemverontreinigingsproblematiek. Per bedrijfstak wordt een algemene beschrijving van de bedrijfsprocessen en -activiteiten en van de mogelijke emissies naar de bodem gegeven. Tevens is per bedrijfstak een lijst opgesteld van de belangrijkste categorieën potentieel bodemverontreinigende stoffen met hun herkomst. De volgende bedrijfstakken worden beschreven: Metaalindustrie, exclusief basismetaal, Benzinestations, garages, transport-, open overslagbedrijven, Rubber- en kunststofindustrie, Pigmentindustrie, Textielindustrie, Houtverwerkende industrie, Chemische wasserijen, Grafische industrie en Leerlooierijen. — Handhaving milieuwetten In deze publikatiereeks, ook wel koetjes-reeks genoemd, van het Ministerie van VROM, Inspectie Milieuhygiëne zijn informatiebundels en handhavingsbundels voor diverse bedrijfsgroepen opgenomen. Hierin zijn beschrijvingen opgenomen van de activiteiten, handelingen, stoffen en afvalstoffen binnen een bedrijfsgroep.
94-24W112327-24856
39
TNO-rapport
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist S81-code Bedrips(sub)groep
888
DHV
VNG
NwK
Selectie
Homogeen
01 Landbouw en visserij 01.1 Akkerbouw en veehouderij Akkerbouw (excl. landbouwgronden)
21
Melkveehouderijen
6
Pluimveehouderijen
15
Mestkalveren- en varkenshouderijen Overige akkerbouw en veehouderij
7
01.2 Tuinbouw
2
Bollenkwekerijen (excl. bouwlanden)
25
Glastuinbouw
51
01.4 Agrarische dienstverlenende bedrijven met
2
55
37
2 3
opslag bestrijdingsmiddelen 11 Kolenmijnbouw 11.01 Kolenmijnbouw
2
12 Aardolie- en aardgaswinning en -exploratie 12.01 Aardoliewinning
3
12.02 Aardgaswinning Aardolie- en aardgaswinning
3
12.03 Aardolie- en aardgasexploratie
3
Toeleveringsbedr. voor de winning en exploratie 19 Overige delfstoffenwinning 19.11 Zand- en grindwinning 19.22 Zoutwinning
3
19.92/99 Metaalertsenwinning (geen herwinning) 20/21 Voedings- en genotmiddelenindustrie 20.11 Slachthuizen (openbaar en particulieren)
46
20.12 Loonslachtersbedrijven
46
20.13 Slachterijen (excl. pluimveeslachterijen)
46
20.14 Vleeswaren- en vleesconservenfabrieken
46
20.15 Pluimveeslachterijen en -conservenfabr. e.d.
46
20.16 Vetsmelterijen
46
20.21 Zuivelproduktenfabrieken 20.23 Consumptie-ijsfabrieken 20.31 Visdrogerijen 20.32 Visconservenfabrieken 20.33 Visrokerijen 20.51 Suikerfabrieken 20.61 Plant. en dierlijke olie- en plant. vetten fabr. 20.62 Margarinefabrieken e.d. 20.71 Jamfabrieken 20.72 Groenteverwerkende fabrieken 20.73 Fruitverwerkende fabrieken 20.74 Groente-inmakerijen, -inleggerijen 20.81 Broodfabrieken 20.82 Beschuitfabrieken 20.84 Biscuit-, koek- en banketfabrieken 20.91 Cacao- en chocoladefabrieken 20.92 Suikerwerkfabrieken
40
2 2 1/2
15 +/-
Aantal
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist SBI-code E3edrilfs(sub)groep
BSB DHV
VNG
NwK
Selectie
Homogeen
Aantal
21.11 Maïs-, tarwe- en rijststijfselfabrieken 21.12 Dextrine- en glucosefabrieken 21.13 Zetmeel- en zetmeelderivatenfabrieken 21.32 Koffiebranderijen en theepakkerijen 21.33 Azijn, mosterd- en specerijenfabrieken 21.37 Aardappelproduktenfabrieken 21.38 Snack- en saladefabrieken 21.39 Voedingsmiddelenfabrieken n.e.g. 21.41 Gist- en spiritusfabrieken
1/2
21.42 Distilleerderijen en likeurstokerijen 21.51 Bierbrouwerijen 21.52 Mouterijen 22 Textielindustrie 22.11 Wolvezelbewerkende fabrieken
53
22.12 Wolspinnerijen, -twijnerijen, handbreigarenfabr.
53
22.13 Wolspinnerijen-weverijen
53
22.14 Wolweverijen (zonder eigen spinnerij)
53
22.21 Katoenvezelbewerkende fabrieken e.d.
53
22.22 Katoenspinnerijen e.d.
53
22.23 Katoentwijnerijen, -spoelerijen, naaigarenfabr.
53
22.24 Katoenspinnerijen-weverijen e.d.
53
22.25 Katoenweverijen (zonder eigen spinnerij) e.d.
53
22.31 Tricotstukgoederenfabr. (geen confectionering)
56
22.32 Kousen- en sokkenfabrieken
56
22.33 Tricot onder- en nachtkledingfabr. (met breierij)
56
22.34 Tricot bovenkledingfabrieken (met breierij)
56
22.39 Tricotfabrieken (met eigen breierij) n.e.g.
56
22.41 Textielblekerijen, -ververijen, -drukkerijen
13
2
4
22.42 Loonblekerijen, -ververijen, -drukkerijen
13
2
4
22.49 Textielveredelingsbedrijven n.e.g.
13
2
4
22.51 Kokos-, sisal- e.d. vloermattenfabrieken
34
22.52 Tapijtfabrieken
34
22.61 Linoleum- en viltzeilfabrieken 22.71 Huishoud- en woningtextielgoederenfabr. 22.72 Dekenstikkerijen, spreienfabrieken e.d. 22.73 Zeilen-, tenten-, dekkledenfabrieken 22.79 Textielwarenfabrieken (excl. kleding) n.e.g. 22.91 Band-, vlecht-, passement- en kantfabrieken
18
22.92 Vilt- en vezelvliesfabrieken
18
22.93 Touw- en nettenfabrieken
18
22.94 Jutespinnerijen en -weverijen
18
22.95 Vlasbewerkingsinrichtingen
18
22.99 Textielfabrieken n.e.g.
18
23 Kledingindustrie 23.11 Werk- en bedrijfskledingfabrieken 23.12 Regenkledingfabrieken 23.13 Lederenkledingfabrieken 23.41 Pelsbereiderijen 23.42 Bontkledingfabrieken Viltenhoedenfabrieken
94-249/112327-24856
18 18
41
TNO-rapport
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrislco-checkt st SBI-code Bedriffs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
Selectie
Homogeen
24 Leder-, schoen- e.a. lederwarenindustrie 24.11 Lederfabrieken
3
tanninelooiing
25
chroomlooiing
28
24.21 Lederwarenfabrieken (niet kleding en schoeisel)
51
24.31 Schoenfabrieken
51
24.32 Schoenonderdeelfabrieken
51
24.33 Maat- en orthopedische schoenmakerijen
51
25 Hout- en meubelindustrie (excl. metalen) 25.11 Loonzagerijen, -schaverijen e.d. (hout) 25.21 Triplex-, fineer- en meubelplaatfabrieken 25.22 Vezel- en spaanderplaatfabrieken 25.23 Houtconserveringsbedrijven
44
25.31 Timmerfabrieken
20
3
30 +/-
25.32 Parket- en hardhoutvloerenfabrieken 25.33 Fabrieken van geprefabriceerde gebouwen 25.41 Houten emballage-fabrieken 25.51 Fabrieken van houten huishoudelijke artikelen 25.53 Fabr. houten school-, kantoor-, tekenbehoeften 25.54 Lijstenfabrieken en encadreerinrichtingen 25.55 Houtmeel-, houtwol- en houtvezelfabrieken 25.56 Klompenfabrieken 25.57 Houtdraaierijen 25.59 Houtwarenfabrieken n.e.g. 25.61 Kurkwarenfabrieken 25.71 Fabr. van houten meubelen en halffabrikaten
49
(incl. lakspuiterij)
2
34
2
25.72 Grafkistenfabrieken e.d.
49
34
25.73 Rietmeubel- en rotanmeubelfabrieken
49
34
25.74 Matrassenfabrieken (geen spiraalmatrassen)
49
34
25.75 Woningstoffeerderijen e.d.
49
34
25.76 Meubelstoffeerderijen
49
34
25.77 Interieurafwerking
49
34
26 Papier- en papierwarenindustrie 26.11 Papier- en kartonfabrieken (excl. 26.12) 26.12 Stro- en grijspapierfabrieken c.q. strokartonfabr. 26.21 Zakken- en apparaatrollenfabrieken 26.22 Enveloppen-, school-, kantoorbenodigdh.fabr. 26.23 Behangselpapierfabrieken 26.24 Fabrieken van etiketten, stickers e.d. 26.29 Papierwarenfabrieken n.e.g. 26.31 Golfkartonfabrieken
40
26.32 Kartonnagefabrieken
40
42
Aantal
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB DHV VNG NwK Selec- Homo- Aantal tie geen
27 Grafische industrie, uitgeverijen 27.11 Krantendrukkerijen
2
27.12 Hoogdrukkerijen
13 13
27.13 Vlakdrukkerijen
2
13
27.14 Diepdrukkerijen
2
13
27.15 Chemigrafische en fotolithografische bedrijven
13
27.16 Loonzetterijen
13
27.18 Kopieerinrichtingen, lichtdrukkerijen e.d. 27.19 Grafische bedrijven n.e.g.
13 42
13
27.31 Binderijen, brocheerderijen, kantoorboekenfabr. 28 Aardolie-industrie 28.11 Aardolieraffinaderijen
57
28.21 Cokesfabrieken en teerdestilleerderijen
3 3
28.22 Bitumineus wegenbouwmateriaalfabrieken
2
28.23 Bitumineus dakbedekkingsmateriaalfabrieken
2
28.24 Smeerolie- en vettenfabrieken (niet 28.11)
2
28.29 Aardolie- en steenkoolproduktenfabrieken n.e.g.
2
41
+/-
29 Chemische industrie 29.11 Kunstmeststoffenfabrieken
2
29.21 Kunstharsenfabrieken e.d.
2
29.31 Kleur- en verfstoffenfabrieken
3
35
3
29
29.41 Industriële gassenfabrieken 29.42 Anorganische chemische grondst.fabr. n.e.g.
60
29.43 Synthetische reuk- en smaakstoffenfabrieken 29.49 Organische chemische grondstoffenfabr. n.e.g.
2 22
2/3
29.51 Verf-, lak- en vernisfabrieken
41
3
29.52 Drukinktfabrieken
41
10
29.61 Geneesmiddelenfabrieken
50
46
(zie onderverdeling VNG)
29.62 Verbandmiddelenfabrieken 29.71 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
10
46 3
29.72 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 29.81 Chemische bestrijdingsmiddelenfabrieken e.d.
3
29.91 Lijm- en plakmiddelenfabrieken
3
29.92 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
3
29.93 Poetsmiddelenfabrieken
3
29.94 Fotochemische produktenfabrieken
3
29.95 Springstoffen-, vuurwerk- e.d. fabrieken
3
29.99 Chemische produktenfabrieken n.e.g.
3
Luciferfabrieken
44
6 6
30 Kunstmatige en synth. garen- en vezelind. 30.01 Kunstmatige en synth. garen- en vezelfabr.
3
59
31 Rubber- en kunststofverwerkende industrie 31.11 Rubberbandenfabrieken
52
31.12 Rubberartikelenfabrieken
52
31.19 Rubberverwerkende fabrieken n.e.g. 31.21 Loopvlakvernieuwingsbedrijven 31.31 Kunststofverwerkende fabrieken
94-249/112327-24856
52 1/2
52 52
J
43
TNO-rapport
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
Selectie
32 Bouwmaterialen-, aardewerk-, glasindustrie 31.11 Baksteenfabrieken 31.12 Dakpannenfabrieken 32.21 Tegelfabrieken (aardewerk)
14
32.22 Grof aardewerkfabrieken (excl. tegel, sanitair)
14
32.23 Fijn aardewerk- en porseleinfabrieken
14
32.24 Pottenbakkerijen
14
32.25 Sanitair aardewerkfabrieken
14
32.31 Kalkzandsteenfabrieken 32.41 Cementfabrieken
1/2
32.42 Kalkfabrieken 32.43 Gipsfabrieken (als grondstof)
1/2
32.52 Asbestcementwarenfabrieken
1/2
32.53 Betonmortelcentrales 32.71 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 32.73 Isolatiematerialenfabrieken 32.79 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 32.81 Glasfabrieken (bouwglas)
43
32.82 Glasfabrieken (emballage)
43
32.83 Glasproduktenfabrieken n.e.g.
43
32.84 Glasbewerkingsinrichtingen
43
32.85 Glas-in-lood-zetterijen
43
J
33 Basis metaalindustrie 33.11 Ruwijzer- en staalfabrieken
12
3
4
33.21 Stalen buizenfabrieken
2/3
33.31 Koudbandwalserijen, stafstaaltrekkerijen
1/2
16
33.32 Koudgewalste en koudgezette profielenfabr.
1/2
16
33.33 Draadtrekkerijen, draadproduktenfabrieken
1/2
16
33.41 Non-ferrometaalertsvoorbewerking
2/3
33.42 Primaire non-ferrometaal-fabrieken, -raffin.
10
2/3
1
33.43 Non-ferrometaalsmelterijen, onttinningsfabr.
14
2/3 2
19
33.44 Non-ferrometaalwalserijen, -trekkerijen en -extrusiebedrijven 34 Metaalproduktenindustrie (excl. 35 en 37) 34.01 IJzer- en staalgieterijen
59
2
17
34.02 Non-ferrometaalgieterijen
36
2
20
Klokkengieterijen
22
34.11 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken
1/2
34.12 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
2
34.21 Gedraaide bouten-, moeren-, massadraaiwerkf.
2
8
34.22 Gestampte schroeven, bouten, moeren e.d. fabr.
2
8
34.23 Technische verenfabrieken
2
8
34.31 Tank-, reservoir- en pijpleidingbouw
11
2
34.41 F. stalen en non-ferromet. ramen, deuren e.d.
11
2/3
27
Kassenbouwers (metaalconstructies)
11
2/3
27
11
2/3
27
34.49 Constructiewerkplaatsen n.e.g.
44
Homogeen
Aantal
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrlsico-checklist SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
34.51 Metalen meubelenfabrieken e.d.
54 3 32
34.52 Staaldraadmatrassenfabrieken
54 3 32
34.53 Stalen kantoormeubelenfabrieken
54 3 32
34.54 Brandkastenfabrieken (incl. lakken en moffelen)
54 3 32
34.61 Vaten-, fusten- en transportkannenfabr.
54 3
34.62 Flessensluitingenfabrieken
54 3 33
34.69 Blikwaren- en andere metalen emballagefabr. (incl. lakken en moffelen)
Selectie
Homogeen
Aantal
54 3 54
34.71 Centrale verwarmingsketel- en -radiatorenfabr.
54 2 24
34.72 Lokale verwarmings- en kookapparatenfabr.
54 2 24
(excl. moffelen) 34.81 Handgereedschapfabr. (excl. mech. en elektr.)
54 3
34.82 Scharen-, messen- en bestekfabrieken
54 3
34.83 Hang- en sluitwerk- en beslagfabrieken
54 3
34.84 Verlichtingsornamentenfabrieken
54 3
34.85 Huishoudelijke artikelenfabrieken (excl. elektr.)
54 3
34.86 Lichte wapens en munitiefabrieken
54 3 54 3 47
34.89 Metaalwarenfabrieken n.e.g. 34.91 Smederijen 34.92 Reparatiebedr. landbouwmach. en -werktuigen 34.93 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven Chemische en galvan. opp.behandelingsbedr. Verf- en lakspuiterijen (loonbedrijven)
2 38 40 2/3 23 23 3 37 2 2
34.94 Bankwerkerijen, gereedschapslijperijen 34.95 Lasinrichtingen 35 Machine-industrie
94-249/112327-24856
35.11 Landbouwmachinefabrieken
35 1/2 12
35.21 Fabr. van gereedschapswerkt. metaalbewerking
35 1/2 12
35.22 Machinegereedschappenfabrieken
35 1/2 12
35.31 Verpakkingsmachinefabrieken
35 1/2 12
35.32 Fabr. machines/app. voedings- en genotm.ind.
35 1/2 12
35.33 Fabr. machines/app. aardolie-, chemische ind.
35 1/2 12
35.34 Fabr. machines/app. rubber- en kunststof ind.
35 1/2 12
35.41 Hijskranen-, liften- e.a. transportwerktuigenfabr.
35 1/2 12
35.42 Fabr. mach. mijnbouw, bouwnijverh., bouwmat.
35 1/2 12
35.51 Tandwielen-, lagers- e.a. drijfwerkel.fabr.
35 1/2 12
35.61 Fabr. machines voor de hout- en meubelind.
35 1/2 12
35.62 Fabr. machines voor de textiel- en kledingind.
35 1/2 12
35.63 Fabr. mach. wasserijen en chemische reiniging
35 1/2 12
35.64 Fabr. mach. Ieder-, schoen- en lederw.ind.
35 1/2 12
35.65 Fabr. machines voor papier- en grafische ind.
35 1/2 12
35.71 Stoomketel- en stookinrichtingenfabrieken
35 1/2 12
35.72 Verbrand.motor-, turbine- e.a. krachtwerkt.fabr.
35 1/2 12
35.73 Machinekamerinstallatiebedrijven
35 1/2 12
35.74 Motorenrevisiebedr. (excl. elektro-, vliegtuig-)
35 1/2 12
35.81 Kantoormachinefabrieken (excl. computers)
35 1/2 12
35.82 Kantoormach.-installatiebedr. (excl. computers)
35 1/2 12
35.83 Kantoormach.-reparatiebedr. (excl. computer-)
35 1/2 12
35.84 Computerfabrieken (incl. randapparatuur)
35 1/2 12
35.85 Installatiebedrijven van computers en randapp.
35 1/2 12
35.86 Reparatiebedr. computers en randapparatuur
35 1/2 12
J
45
TNO-rapport
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrlsico-checklist Si31-code Bedrijts(sub)groep
BSB 01-1V VNG NwK Selec- Homo- Aantal tie geen
35.91 Fabr. pomp, compress., hydraul.- pneum. elem.
35
1/2
12
35.92 Luchttechn.-, koel- en droogapp.fabr.+koeltechn.
35
1/2
12
35.93 Weegwerktuigen- en winkelmachinefabr.
35
1/2
12
35.94 Huishoudmachinefabrieken
35
1/2
12
35.95 Afsluiters-, kleppen-, kranen-, ventielenfabr. e.d.
35
1/2
12
35.96 Machine-onderdelenfabrieken n.e.g.
35
1/2
12
35.97 Machine- en apparatenfabrieken n.e.g.
35 35
1/2
12
1/2
12
36.21 Elektromot.-, generatoren- en transformatorenf.
3
54
36.22 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
3
35.98 Machinereparatiebedrijven n.e.g. 36 Elektrotechnische industrie 36.11 Elektrische draad- en kabelfabrieken
19
+/-
36.91 Accumulatoren- en batterijenfabrieken
2
36.92 Elektrische lampenfabrieken
3
36.93 Elektr., elektron. meet-/regelapp., elektromed.
36 5 36
36.94 Telecommunicatie- en signaalapparatenfabr.
36
36.95 Fabr. radio- en tv-ontvangapp., elektron. app. Fabr. voor gedrukte bedrading
3
36
3
36
36.96 Grammofoonp. en besp. magnetonfoonbandenf.
36
36.97 Huishoudelijke elektrische apparaten fabr.
2
36
36.98 Elektrische apparatenfabrieken n.e.g.
2
36
36.99 Industriële inst.- en montage bedr. elektrotechn.
36
37 Transportmiddelenindustrie 37.11 Autofabrieken en -assemblagebedrijven
43
37.21 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
43
37.22 Carrosseriefabrieken
43
37.31 Auto-onderdelenfabrieken
43
37.41 Nw.bouw, reparatiew. sport- en recr.vaartuigen
2
49
2/3
21
37.42 Nw.bouw, reparatiew. binnenvaartschepen
58
2/3
21
37.43 Nw.bouw, reparatiew. vissersvaart., zeesleepb.,
58
2/3
21
37.44 Nw.bouw, reparatiew. schepen kleine handelsv.
58
2/3
21
37.45 Nw.bouw, reparatiew. overige zeeschepen
58
2/3
21
37.46 Scheepsschilder- en -schoonmaakbedrijven e.d.
33
3
21
37.47 Scheepssloperijen
27
3
21
37.51 Wagonbouw en spoorwegwerkplaatsen
43
2
2
37.52 Reparatie van autobussen en vrachtwagens
43
2
37.61 Rijwiel- en motorrijwielfabr. en -montage-inr.
43
53
37.62 Framebouwerijen
43
53
37.63 Rijwiel- en motorrijwielonderd.- en toebeh.fabr.
43
Nw.bouw en reparatie woonboten en -casco's
37.71 Vliegtuigbouw- en -reparatiebedrijven 37.91 Kinderwagenfabrieken
43
37.99 Transportmiddelenfabrieken n.e.g.
43
46
53 2
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
Selectie
Homogeen
Aantal
38 Instrumenten- en optische industrie 38.11 Medische, chirurg., tandheelk., veeartsenijk. instr. 38.12 Orthopedische en prothese-artikelenfabrieken 38.13 Tandtechnische werkplaatsen
48
38.21 Meet- en regelapp. en overige instrum. fabr. 38.31 Optische en fototechnische artikelenfabrieken 38.32 Opticienswerkplaatsen 38.41 Klokken- en uurwerkfabrieken 39 Overige industrie 39.12 Gouden en zilveren artikelen- en sieradenfabr. 39.13 Overige sieradenfabr.; munten- en medaillefabr. 39.21 Muziekinstrumentenfabr. (excl. elektronische) 39.31 Foto- en filmlaboratoria 39.41 Speelgoedfabrieken 39.42 Sportartikelenfabr. (excl. kleding, schoeisel) 39.51 Sociale werkplaatsen 39.91 Stempelfabrieken 39.99 Overige be- en verwerkende industrie n.e.g.
9
2
Compostbedrijven
9
2
Zwarte grond (potgrond) produktiebedrijven
9
40 Openbare nutsbedrijven 40.11 Elektriciteitsproduktiebedrijven
1/2
3
40.12 Elektriciteitsdistributiebedrijven 40.21 Gasdistributiebedrijven
9
Gasfabrieken
9
40.41 Warmtevoorzieningsbedrijven (produktie) 40.42 Warmtevoorzieningsbedrijven (distributie) 40.51 Gemengde produktie-distributiebedrijven 40.52 Gemengde distributiebedrijven 51 Bouwnijverheid 51.11 Aannemersbedr. van burgerlijke en utiliteitsbouw
26
51.12 Heiersbedrijven (e.a. gespec. funderingstechn.)
31
51.13 Betonijzervlechtersbedrijven
31
51.14 Schoorsteen- en ovenbouwbedrijven
31
+/-
51.15 Dakdekkersbedrijven 51.16 Slopersbedrijven (bouwwerken)
24
51.17 Aannemersbedrijven van timmerwerken 51.19 Gespecial. aannemersb. Ben U-bouw n.e.g.
26
51.21 Aannemersb. grond-, water- en wegenbouwk.w. 51.22 Grond- en putboorderijen, bronbemalingsbedr. 51.23 Kabel- en buizenleggersbedrijven (in de grond) 51.24 Baggersbedrijven 51.25 Cultuurtechnische bedr., grondwerkbedr. n.e.g. 51.28 Openbare werken 51.29 Bouwmachineverhuurbedr. (met pers.) 51.31 Schilders-, glaszettersbedrijven
48 26
52 Bouwinstallatiebedrijven 52.11 Loodgieters-, fitters- en sanitairinstallatiebedr.
60
52.21 Centrale verwarmings- en luchtbeh.install.bedr. 52.22 Isolatiebedrijven
94-249/112327-24856
47
TNO-rapport
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
52.31 Elektrotechn. installatiebedrijven 52.91 Installatiebedrijven van zwembaden 61/62 Groothandel 61.11 Grooth. in akkerbouwprod., veevoeder, mestst. 61.13 Grooth. in zaaizaad en pootgoed 61.18 Grooth. in meststoffen
2
dierlijke mest, gesloten opslag
2
61.41 Grooth. in ertsen 61.42 Grooth. in ijzer, staal en -halffabrikaten
2
42 42
■
61.43 Grooth. in non-ferrometalen en -halffabrikaten
42
61.44 Grooth. in minerale olieprod. (excl. brandstof)
52
2
42
61.45 Grooth. in vaste, vloeibare en gas brandstoffen
52
2
42
1/2
42
1-3
42
61.46 Grooth. in vaste brandstoffen 61.47 Grooth. in vloeibare brandstoffen
52
61.51 Grooth. in chemische grondsi. en chemicaliën
3
61.52 Grooth. in bestrijdingsmiddelen
2
61.53 Grooth. in dierlijke en plant. oliën en vetten 61.77 Grooth. in landbouwmachines (incl. tractoren) 61.83 Grooth. in verbrand.motoren, pompen, compress. 61.87 Grooth. in auto's, -accessoires en -onderdelen 61.93 Grooth. in schildersbenodigdheden 62.27 Grooth in verf en verfwaren
50
62.44 Grooth in consumptie-aardappelen 62.61 Grooth in medische en tankheelk. instr., lab. 62.62 Grooth in farmaceutische artikelen 62.63 Grooth in parfum., kosmetische en toiletart. 62.64 Grooth in was-, poets- en reinigingsmiddelen 62.82 Grooth in fotografische artikelen 62.91 Grooth in ijzer- en staalschroot
3
2/3
45
62.92 Grooth in oude non-ferrometalen
39
2/3
45
62.93 Grooth in oude materialen, afvalstoffen n.e.g.
32
45
Grooth in slachtafvallen Grooth in oud papier Grooth. in lompen Autosloperijen
3
3
63/64 Tussenhandel: zie Groothandel 65/66 Detailhandel 66.15 Detailh. in verf, verfwaren en vlakglas 66.21 Detailh. in nieuwe personenauto's 66.22 Detailh. in gebruikte personenauto's
47
66.25 Detailh. in motorfietsen (incl. acces., onderd.) 66.31 Benzine-service-stations e.d. (zonder winkel) Benzine-service-stations e.d. (met winkel)
28
2
28
2
66.51 Detailh. in fotografische artikelen 66.71 Detailh. in huisbrandstoffen
48
2
58
Selectie
Homogeen
Aantal
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checklist SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
Selectie
Homogeen
Aantal
68 Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen 68.21 Autoreparatiebedrijven (garages) e.d.
8
2 56
68.22 Autoplaatwerkerijen annex -spuiterijen
45
56
68.23 Autospuiterijen (geen plaatwerk)
45
56
68.24 Autobeklederijen
56
68.29 Autoreparatiebedrijven n.e.g.
2 56
met tectyleerderij
2
68.31 Fietsen- en bromfietsenreparatiebedrijven 68.32 Motorfietsenreparatiebedrijven 71 Spoorwegen 71.01 Spoorwegen 72 Wegvervoer 72.11 Tram- en autobuslijndiensten 72.12 Groepsvervoerbedrijven 72.21 Taxibedrijven 72.22 Toerwagen-, ongeregeld personenvervoerbedr. 72.3 Goederenwegvervoer met schoonmaken tanks 72.31 Vrachtautodiensten, afhaal- en besteldiensten 72.32 Melkvervoerbedrijven 72.33 Verhuisbedrijven 72.39 Goederenvervoer n.e.g. 72.41 Autoparkeer- en -stallingsbedrijven 72.43 Vervoer via pijpleidingen 72.44 Sleepbedrijven van voertuigen 72.49 Wegvervoer verwante bedrijven n.e.g. 73/74 Zeevaart/Binnenvaart 73.31 Laad-, los- en overslagbedr. (t.b.v. zeevaart)
1-3
(incl. tankercleaning) 74.11 Veerdiensten en passagiersvaart (binnenvaart)
57
74.12 Sleepboot-, duwbootexploitatie e.d. (binnenv.)
57
74.21 Laad-, los- en overslagbedrijven (t.b.v. binnenv.)
1-3
57
(incl. tankercleaning) 75 Luchtvaart 75.11 Luchtvaartbedrijven
39
75.21 Luchthavenbedrijven
2
Vliegtuigverhuurbedrijven
2
75.29 Luchtvaart verwante bedrijven n.e.g. 84 Zakelijke dienstverlening 84.51 Reclame- en advertentiebureaus e.d. 85 Verhuur van machines e.a. roerende goed. 85.11 Autoverhuurbedrijven (zonder chauffeur) 85.21 Landbouwmachineverhuurbedr. (zonder pers.)
29
85.22 Bouwmachineverhuurbedr. (zonder personeel)
29
85.91 Verhuurbedr. laadbakken puin, schroot, vuilnis 90 Openbaar bestuur, defensie en wettelijke sociale verzekering 90.61 Land-, zee- en luchtmacht
94-249/112327-24856
30
3
31
+/-
49
TNO-rapport
Selectie van bedrijfssubgroepen voor het opstellen van een specifieke Bodemrisico-checkt st SBI-code Bedrijfs(sub)groep
BSB
DHV
VNG
NwK
Selectie
Homogeen
96 Sport en recreatie 96.12 Sportaccommodaties
2
skelterbanen
2
autocircuits, motorcrossterreinen e.d.
2
96.95 Jachthavens en botenverhuurbedrijven 97 Researchinstellingen, sociale organisaties 97.53 Techn., medische en natuurw. proefstat , lab. 98 Overige dienstverlenende bedrijven 98.11 Vuilophaal- en straatreinigingsbedrijven e.d. Vuilstortplaatsen
5
2/3
5
3
Vuiloverslagstations
2
Gemeentewerven, chemisch afval depots
3
98.12 Zuiveringsinricht. riool-, opp. en grondwater
16
98.13 Vuilverwerkingsbedr. (geen compostbedrijven)
17
1-3
17
1-3
1
3
Vuilverw., chemisch afval, verbranding, recycling
+/-
(zie onderverdeling VNG) Verwerking afgewerkte olie (28.29.2) 98.14 Ongediertebestrijdings- en -ontsmettingsbedr.
2
98.21 Schoonmaakbedrijven van gebouwen 98.29 Schoonmaakbedrijven n.e.g. 98.31 Wasserijen en strijkinrichtingen 98.32 Chemische wasserijen en ververijen 98.51 Foto-ateliers
50
38
2
Aantal
TNO-rap port
Ontwerp Bodemrisico-checklist
7 Bodemrisico-checklist bedrijfsgroep:
Grafische industrie
7.1 Inleiding De standaard bodemrisico-checklist is toegepast voor de grafische industrie, hetgeen resulteert in een specifieke bodemrisico-checklist voor deze bedrijfsgroep. Daartoe zijn de verschillende specifieke bewerkingen in een grafisch bedrijf naast de standaard checklist gelegd, en zodoende is de score bepaald. Hierbij is met name gebruik gemaakt van de beschrijving van de bedrijfsgroep uit 'Handboek milieumaatregelen grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen' [11]. In [11] zijn de volgende type grafische bewerkingsprocessen en technieken (modules) onderscheiden: 1. Voorbereiding en proeven maken: - voorbereiding; - niet drukkende proefsystemen; 2. Vormvervaardiging: - hoogdruk; - diepdruk; - flexodruk; - offset; - zeefdruk; 3. Drukken: - zeefdruk; - hoogdruk/offset, drukken algemeen; - hoogdruk/offset, drukken vellen; - hoogdruk/offset, drukken rotatie (cold- en heatset); - huisdrukkerijen; - illustratiediepdruk, drukken; - verpakkingsdruk, drukken oplosmiddelhoudend; - verpakkingsdruk, drukken waterig; 4. Nabewerken en afwerken: - nabewerken. In een grafisch bedrijf zullen niet al deze bewerkingen voorkomen. Zo zijn er bedrijven die zijn gespecialiseerd in één bewerking. Een uit oogpunt van bodemverontreiniging belangrijke activiteit is het schoonmaken van drukvormen en machines na het drukken. In [11] is voor elke module is een factsheet opgesteld, bestaande uit vier onderdelen: — omschrijving van de module; — overzicht maatregelen (module-specifieke en algemene); — uitwerking van de maatregelen; — modelvergunningvoorschriften. In [11] is het volgend overzicht gegeven van mogelijke incidenten in grafische bedrijven die kunnen c.q. hebben geleid tot bodemverontreiniging: — Lekkage van vloeibare grond- en hulpstoffen zoals ontwikkelchemicaliën, reinigingsvloeistoffen, etsmiddelen, vloeibare inkten en dergelijke. Oorzaken van zulke lekkages kunnen zijn: — onzorgvuldige of ondeugdelijke opslag van grond- en hulpstoffen;
94-249/112327-24856
51
TNO-rapport
— onzorgvuldige handling, zoals het morsen van vloeistoffen op vloeren die niet vloeistofdicht zijn; — onzorgvuldige of ondeugdelijke opslag van afvalstoffen die nog afgevoerd moeten worden; — lozing van afvalstoffen in het riool waardoor de riolering beschadigt. In onderstaande tabellen worden de potentieel verontreinigende grafische bewerkingsprocessen en technieken vermeld, zoals die zijn onderkend en beschreven in [11]. Daarna is op basis van de beschrijving uit [11] een indeling gemaakt naar de drie type processen zoals die in de standaard checklist onder C Produktie zijn onderkend, te weten gesloten, gedeeltelijk open, open en geheel open proces/bewerking, waarbij de van toepassing zijnde bodemrisico-score is vermeld. In [1 ij wordt voor vele bewerkingen algemene activiteiten genoemd, zoals opslag stoffen, chemisch afval en bedrijfsafval en lozingen/riolering. In de bodemrisico-checklist worden deze activiteiten afzonderlijk uitgewerkt. In een afzonderlijke tabel zijn de maatregelen/voorzieningen vermeld ter beperking/voorkoming van bodemverontreiniging.
7.2 Grafische bewerkingsprocessen en technieken
Bodemrisico-checkliet grafische industrie Tabel C Produktie: grafische bewerkingsprocessen en technieken Grafisch bewerkingsproces + korte nadere omschrijving 1. Voorbereiding en proeven maken 1.1 Voorbereiding: fotozetten, lithografie, groot- en klein montage - ontwikkelmachines voor fotografisch film en papier Specifieke voorziening: - ontwikkelmachine met in-line zilverterugwinning
Type proces conform standaard checidist
Score
open
4
beperking emissie
3
1.2 Niet drukkende proefsystemen - systemen met toners (droog en vloeibaar) open - systemen met kleurenfolie en ontwikkelmachine open
4 4
2. Vormvervaardiging 2.1 Hoogdruk: maken van cliché's - uitspoelen cliché's - in plaats van uitspoelen, verwijderen met perslucht en hergebruik polymeer 2.2 Diepdruk: etsen en graveren van cilinders - etsen: baden (zoals chroom-, nikkel en ontvettings-) + cilindercorrectie
52
geheel open
5
voorkomen emissie
2
open
4
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel C Produktie: grafische bewerkingsprocessen en technieken Grafisch bewerkingsproces + korte nadere omschrijving Specifieke voorziening: vaste stofafscheider in ON011-installatie overgaan van foto-etsen naar graveren, gebruik spaarbaden, verbeteren rendement ONO, ionenwisseling
Type proces conform Score standaard checklist beperking emissie
2.3 Flexodruk: maken fotopolymere drukvormen; (rubberen drukvormen —> geen emissie) uitspoelapparaat (uitspoelmiddel volgens open ESV21) destillatieketel, t.b.v. hergebruik uitspoelmiddel gesloten 2.4 Offset: maken offsetplaten plaatontwikkelmachine open spoelbak voor handontwikkelen, corrigeren en geheel open etsen (ets- en correctiemiddel volgens ESV) - cuvette geheel open Vormvervaardiging en drukken 2.5/3.1 Zeefdruk: maken zeefdrukramen en het drukken in zeefdruk Vormvervaardiging: opruwen en ontvetten aanbrengen van emulsie uitspoelen en naharden drukvormwasapparaat spoelbak Zeefdrukken: inkt mengen (trend naar waterige en UV-inkten) drukpersen blikken spoelen drogen (-rek, -tunnel, UV-) destilleren
4
2 4 5 5
open open geheel open open geheel open
4 4 5 4 5
geheel open open geheel open open gesloten
5 4 5 4 2
3. Drukken 3.2 Hoogdruk/offset, algemeen/vellen - inktmengtafel geheel open - drukpers open - rollenwasmachine: los geheel open ingebouwd/automatisch gedeeltelijk open 3.3 Hoogdruk/offset, rotatie (cold-/heatset) zie 3.2 rotatie-offsetpersen heatsetdroger
3
open open
5 4 5 3
4 4
3.4 Huisdrukkerijen: dit zijn vaak offsetdrukkerijen - zie 3.2
94-249/112327-24856
53
TNO-rapport
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel C Produktie: grafische bewerkingsprocessen en technieken Grafisch bewerkingsproces + korte nadere omschrijving
Type proces conform Score standaard checklist
3.5 Illustratiediepdruk, drukken: tijdschriften e.d. in rotatiediepdruk persen open cilinders reinigen geheel open inkt mengen en verdunnen geheel open destillatieketel gesloten terugwin-installatie voor tolueen (oplosmiddel) gesloten
4 5 5 2 2
3.6 Verpakkingsdruk, drukken oplosmiddelhoudend: bedrukken van flexibele verpakkingen en aanbrengen lak- of beschermlaag inkt en lak mengen (op oplosmiddel basis) geheel open diepdrukpersen of flexopersen open lakkeer-, lamineer- of gecombineerde machines open schoonmaakafdeling geheel open blikkenspoelmachine open destillatieketel gesloten
5 4 4 5 4 2
3.7 Verpakkingsdruk, drukken waterig: zie 3.6 inkt en lak mengen (op water basis) geheel open diepdrukpersen en flexopersen open lakkeer-, lamineer- of gecombineerde machines open schoonmaken cliché's en cilinders geheel open ultrasoon reinigen (zie E.) waterzuivering (zie F.) 4. Nabewerken en afwerken 4.1 Nabewerken: stansen, snijden, vouwen, lijmen, e.d. (binderijen en brocheerderijen) - dozenplakmachine - hechtmachine (lijm) 1)
open open
5 4 4 5
4 4
ONO = Ontgiften, Neutraliseren, Ontwateren. ESV = Eisen voor de Samenstelling en Verwerking van hulpstoffen zoals gebruikt in de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen.
7.3 Grond- en hulpstoffen in emballage In de grafische industrie worden grond- en hulpstoffen over het algemeen in emballage (als stukgoed) opgeslagen. Voor de opslag in tanks is hierna afzonderlijk een checklist opgesteld. Onderstaande checklist bevat zowel opslag als intern transport en overslag, en is samengesteld op basis van de standaard bodemrisico-checklisten A respectievelijk B.
54
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel A/B Grond- en hulpstoffen in emballage Activiteit Grond- en hulpstoffen in emballage 1. Opslag - opslag buiten
Score
4
- opslag in opslaggebouw (kast/kluis)
3
2. Intern transport/overslag - met de 'hand' vervoerde verpakkingen - transport/overslag met heftrucks, e.d.
5 4
7.4 Procesvloeistof in bulk, tankopslag In de grafische industrie worden de volgende stoffen in bulk opgeslagen (tankopslag): — procesvloeistoffen: inkten en oplosmiddelen en afgewerkte procesvloeistoffen; — brandstof en/of afgewerkte olie (bodemrisico-checklist E brandstof); — huishoudelijk afvalwater (indien (mogelijk) verontreinigd bodemrisico-checklist F afval).
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel AB Procesvloeistof in bulk, tankopslag Activiteit Tankopslag procesvloeistof 1. Opslag bulkvloeistof - put/bassin - ondergrondse/ingeterpte tank - bovengrondse tank: - verticale tank met bodemplaat - overige bovengrondse tank 2. Intern transport vloeistof - open: transport open vaten, e.d. - pompplaats - tankwagen, e.d. - ondergrondse leidingen - bovengrondse leidingen: - met relatief veel flensverbindingen en/of flexibele delen - grotendeels gelaste leidingen
94-249/11232724856
Score
4 4 3 2
5 5 4 4 3 2
55
TNO-rapport
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel A/B Procesvloeistof in bulk, tankopslag Activiteit Tankopslag procesvloeistof
Score
3. Overslag vloeistof - open systeem zonder voorzieningen, overschenken, e.d. - automatische afslag, zonder positionering vulslang - automatische afslag, met positionering vulslang - met vooraf bepaling hoeveelheid - met overvulbeveiliging
7.5 Specifieke
5 4 3 3 2
werkzaamheden
Zoals in de standaard bodemrisico-checklist is omschreven, worden hieronder alle specifieke werkzaamheden verstaan, die indirect betrekking hebben op de produktie-, en opslag/overslag-activiteiten, waarbij de processtoffen kunnen vrijkomen. Beschouwd wordt met name het reinigen van de produktiemachines en andere apparatuur. Hierbij komen resten van processtoffen vrij. Het (uit)spoelen van drukvormen is een wezenlijk onderdeel van het bewerkingsproces, en is reeds vermeld in bodemrisico-checklist C Produktie. De verdere behandeling van bijvoorbeeld het spoelwater en de poetsdoeken wordt nader beschouwd in bodemrisico-checklist F afval.
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel D Specifieke werkzaamheden Activiteit Reinigen 1. Reinigen - spoelen machines/apparatuur - spoelen emballage procesvloeistoffen/ blikkenspoelmachine - schoonmaken vloeren 2. Reinigen/onderhoud/reparatie Legen/drainen/storten van resten processtoffen en verontreinigde spoelwater, reinigingsmiddelen en poetsdoeken: - op de bodem - via het riool - in vaten - terugwinning/hergebruik
56
Type proces conform standaard checklist
Score
geheel open
5
open geheel open
4 5
5 5 4 3
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
7.6 Utilities - brandstof
Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel E Utilities - brandstof Activiteit Brandstof, tankopslag 1. Opslag brandstof, tankopslag - ondergrondse/ingeterpte tank - bovengrondse tank: - verticale tank met bodemplaat - overige bovengrondse tank
94-249/112327-24856
Score
4 3 2
2. Intern transport vloeistof - pompplaats - tankwagen, e.d. - ondergrondse leidingen - bovengrondse leidingen: - met relatief veel flensverbindingen en/of flexibele delen - grotendeels gelaste leidingen
3 2
3. Overslag vloeistof - open systeem zonder voorzieningen, overschenken, e.d. - automatische afslag, zonder positionering vulslang - automatische afslag, met positionering vulslang - met vooraf bepaling hoeveelheid - met overvulbeveiliging
5 4 3 3 2
4. Gebruik vloeistof - gesloten systeem - gedeeltelijk open systeem - open systeem - geheel open systeem
2 3 4 5
5 4 4
57
TNO-rapport
7.7 Afval Evenals in het standaard bodemrisico-checklist wordt de opslag, de overslag en de bewerking van afvalstoffen beschouwd. Afvalstoffen in de grafische industrie kunnen voorkomen als: — stukgoed: bijvoorbeeld afgewerkte processtoffen en poetsdoeken in vaten/drums, lege emballage, en dergelijke (vgl. bodemrisico-checklist A/B grond- en hulpstoffen in emballage); — bulkvloeistof: bijvoorbeeld afvalstromen spoelwater, huishoudelijk afvalwater (afgewerkte procesvloeistoffen zie bodemrisico-checklist A/B opslag procesvloeistoffen in bulk, tankopslag). Bodemrisico-checklist grafische industrie Tabel F Afval Activiteit Afval
Score
Afval stukgoed 1. Opslag - opslag buiten - opslag in opslaggebouw (kast/kluis)
3 2
2. Intern transport/overslag - met de 'hand' vervoerde verpakkingen - transport/overslag met heftrucks, e.d.
3 2
3. Bewerking n.v.t. Afval bulkvloeistof 1. Opslag - put/bassin - ondergrondse/ingeterpte tank - bovengrondse tank: - verticale tank met bodemplaat - overige bovengrondse tank 2. Intern transport - open: transport open vaten, e.d. - pompplaats - tankwagen, e.d. - afvoer via het riool, ondergrondse leidingen - bovengrondse leidingen: - met relatief veel flensverbindingen en/of flexibele delen - grotendeels gelaste leidingen
4 4 3 2 3 2 1 2/3
3. Overslag vloeistof - open systeem zonder voorzieningen, overschenken, e.d. - automatische afslag, zonder positionering vulslang - automatische afslag, met positionering vulslang - met vooraf bepaling hoeveelheid - met overvulbeveiliging
5 4 3 3 2
4. Bewerking - gesloten systeem: - terugwinning/hergebruik - gedeeltelijk open systeem: - terugwinning/hergebruik - open systeem: afvalwater zuiveren, slibbehandeling - geheel open systeem
2 3 4 5
58
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
7.8 Voorzieningen voor bodembescherming Evenals in de standaard bodemrisico-checklist zijn de mogelijk aanwezige preventieve voorzieningen voor bodembescherming in een afzonderlijke scoringstabel opgenomen. De scoringstabel voor de voorzieningen is van toepassing op welke scoringstabel van de activiteiten. Aangegeven is in hoeverre de score van de activiteit wordt verlaagd door de aanwezigheid van bepaalde preventieve voorzieningen. Bodemrisico-checklist grafische industrie Voorzieningen voor bodembescherming Voorziening voor bodembescherming
Score
Voorzieningen ter voorkoming van het vrijkomen van stoffen - kathodische bescherming van ondergrondse/ingeterpte apparatuur score - 2 - dubbelwandigheid plus lekdetectie van ondergrondse/ingeterpte apparatuur score - 2 - gedegen milieuzorgsysteem en controle daaropl) score - 1 Voorzieningen ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem vloeistofdichte ondergrond2) inclusief procedures voor opvang, opruimen en afvoer en controle daarop: - verharde ondergrond - vloeistofdichte ondergrond met bewezen kwaliteit Wettelijke of vergunningsvoorschriften - CPR richtlijnen: - CPR 9 serie voor opslag van vloeibare aardolie produkten - CPR 15 serie voor opslag van produkten in emballage - Bedrijfstakgerichte AMvB's: - Hinderwet/Wet Milieubeheer - Wet Bodembescherming - Actuele milieuvergunningen
score - 1 score - 2 score - 13)
- Handboek milieumaatregelen grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen [11] 1) In [11] worden de verschillende aspecten van milieuzorg in grafische bedrijven beschreven, veelal aangeduid met `Good Housekeeping', zoals: afname verbruik, hergebruik, gebruik milieuvriendelijker stoffen, alle verontreinigde materialen inleveren als chemisch afval. Met betrekking tot het afvoeren via het riool, wordt in [11] gewezen op het verantwoord beheer van bedrijfsrioleringen. In [11] wordt gerefereerd aan het ESV, Eisen voor de Samenstelling en Verwerking van hulpstoffen zoals gebruikt in de grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen, en het milieu-informatiesysteem van de leveranciers voor produkten, hulpstoffen, afvalstoffen en spoelwater. 2) Vloeistofdichte ondergrond: in [11] is een overzicht gegeven van vloermaterialen en hun vloeistofdichtheid voor diverse soorten stoffen (oplosmiddelen, zuren, basen, zouten). 3) De wettelijke of vergunningsvoorschriften (zie ook bijlage 3) hebben alleen een verlaging van de score tot gevolg indien het om duidelijke andere voorschriften gaat dan die bovenstaand reeds zijn vermeld. Dit om dubbeltelling te voorkomen. In de bodemrisico-checklist dient aangegeven te worden welke voorschriften van toepassing zijn en welke voorzieningen conform die voorschriften aanwezig zijn.
94-249/112327-24856
59
TNO-rapport
60
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
8 Evaluatie bodemrisico-checklist Voor het bepalen van het risico op bodemverontreiniging is door TNO de methodiek voor het opstellen van een bodemrisico-document [1] ontwikkeld. Toepassing van deze methode vereist specialistische kennis en is tijdrovend. Vandaar dat de volgende doelstelling van het onderzoek is geformuleerd:
Ontwikkeling van een vereenvoudigde methodiek voor de inschatting van het risico op bodemverontreiniging door de activiteiten bij een bedrijf. Op basis van deze doelstelling is een standaard bodemrisico-checklist ontwikkeld, die door een bedrijf zelf op een relatief eenvoudige wijze kan worden toegepast. In de standaard bodemrisico-checklist worden de bodembedreigende activiteiten binnen een bedrijf geïdentificeerd. De onderscheiden type activiteiten zijn: opslag, intern transport en overslag, produktie, specifieke werkzaamheden, utilities (brandstof) en afval. Vervolgens zijn aan deze activiteiten scores toegekend voor de kans op bodemverontreiniging. In de bodemrisico-checklist wordt de omvang en de ernst van bodemverontreiniging niet beschouwd. Uitgegaan is van een vijftal kans-scores. Dit resulteert in een scoringstabel voor elk type activiteit. Daarnaast is rekening gehouden met de voorzieningen die een bedrijf getroffen heeft ter voorkoming van het vrijkomen van stoffen en ter voorkoming van penetratie van stoffen in de bodem. De onderscheiden voorzieningen zijn samengevat in een afzonderlijke scoringstabel, waarin is aangegeven in hoeverre de vastgestelde score van de betreffende activiteit wordt verlaagd door de aanwezigheid van de betreffende preventieve voorziening. Aan de hand van de hoogte van de scores voor de activiteiten kan beoordeeld worden of er door een bedrijf voldoende preventieve maatregelen ter voorkoming van bodemverontreiniging zijn genomen, gezien de stand der techniek, of dat aanvullende maatregelen nodig zijn of dat monitoring van het grondwater plaats moet vinden. Gezien de doelstelling om een vereenvoudigde methodiek te ontwikkelen is in de bodemrisico-checklist voor de bodembedreigende activiteiten geen onderverdeling gemaakt naar alle mogelijke ongewenste scenario's waarbij stoffen kunnen vrijkomen. Ook is in de bodemrisico-checklist geen inschatting gemaakt van de ernst van mogelijke verontreinigingen, hetgeen bepaald wordt door de toegepaste stoffen (hoeveelheid, toxische eigenschappen, gedrag in de bodem), door de geohydrologische eigenschappen van de bodem en door het gebruik van de bodem. Dergelijke aspecten zijn wel in aanverwante studies beschouwd. Zo geeft het bodemrisico-document [1] een gedetailleerde kwantitatieve inschatting van kans en hoeveelheid van vrijkomen van stoffen naar de bodem, en een kwalitatieve inschatting van de ernst van vrijkomen. In studies, zoals [2], [3], [8] en [10], zijn scores/klassen vastgesteld voor één of meerdere van bovengenoemde aspecten. De standaard bodemrisico-checklist kan in principe voor elk willekeurig bedrijf toegepast worden. Daarbij is het zinvol om voor bedrijfsgroepen, waarin min of meer dezelfde activiteiten, processen en/of bewerkingen plaatsvinden, de standaard checklist aan te passen op basis van de specifieke activiteiten binnen de bedrijfsgroep. Zodoende wordt een specifieke bodemrisico-checklist voor de bedrijfsgroep opgesteld. In het rapport is aangegeven dat een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld kan worden voor bedrijfsgroepen die aanleiding kunnen geven tot een significante bodemverontreiniging. Dit is het meest effectief voor bedrijfsgroepen, die voldoende homogeen zijn en waartoe voldoende aantal bedrijven behoren. Een voorwaarde is dit niet. Het
94-249/112327-24856
61
TNO-rapport
is mogelijk om voor vrijwel elke bedrijfsgroep een lijst op te stellen van in de bedrijfsgroep voorkomende specifieke type activiteiten, en de wijze waarop ze worden uitgevoerd. Zodoende kan een specifieke bodemrisico-checklist worden opgesteld. Als voorbeeld is in deze studie een specifieke bodemrisico-checklist opgesteld voor de grafische industrie. Een dergelijke specifieke checklist heeft als voordeel dat niet elk bedrijf afzonderlijk de vertaalslag van min of meer abstracte omschrijving van type bewerkingen naar specifieke bewerkingen behoeft te maken. Een lijst van specifieke bewerkingen zal de bedrijven ook meer aanspreken, hetgeen het toepassen van de checklist vereenvoudigd. Bij het samenstellen van de specifieke bodemrisico-checklist voor de grafische industrie bleek dat met name scoringstabel C voor produktie (= grafische bewerkingsprocessen en technieken) goed specifiek te maken was. Enigszins geldt dit ook voor tabel D voor specifieke werkzaamheden (reinigen). Voor de overige type activiteiten, opslag, intern transport en overslag, utilities (brandstof) en afval, levert de specifieke scoringstabel niet of nauwelijks iets extra's op ten opzichte van de standaard bodemrisico-checklist. Het is daarom te overwegen om alleen specifieke scoringstabellen op te zetten voor de type activiteiten waarvoor het zinvol is, dus bijvoorbeeld C produktie en D specifieke werkzaamheden, en voor de overige type activiteiten te verwijzen naar de standaard bodemrisico-checklist. Bij het opstellen van bodemrisico-checklist is de toekenning van de scores deels subjectief. Door de onzekerheden in de bodemrisico-checklist is een enigszins voorzichtige (conservatieve) inschatting gemaakt. Het is niet uitgesloten dat het moeilijk is om aan bepaalde activiteiten een eenduidige score toe te kennen, bijvoorbeeld als gevolg van het niet-homogeen zijn van die activiteit bij verschillende bedrijven. In die gevallen lijkt het zinvol om voor die activiteiten het bodemrisico in te schatten met de meer gedetailleerde methodiek van het bodemrisico-document [I]. Daarnaast zouden, indien bij de toepassing van de standaard bodemrisico-checklist problemen ontstaan met betrekking tot het toekennen van scores, aspecten met betrekking tot de stoffen en/of de bodem meegewogen kunnen worden, om tot een overeenstemming te kunnen komen. Op basis van bovengenoemde aanverwante studies zou, indien gewenst, de bodemrisico-checklist uitgebreid kunnen worden met een inschatting/scoring van de ernst van bodemverontreiniging.
62
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
9 Aanbevelingen voor nader onderzoek Voor de beoordeling of de bodemrisico-checklist een geschikt instrument is om het risico op bodemverontreiniging te bepalen en te beoordelen of voldoende preventieve bodembeschermende maatregelen zijn genomen wordt aanbevolen het volgende aanvullende onderzoek te doen.
Uitbreiding naar andere bedrijfsgroepen Om aan te tonen dat voor bijna alle bedrijfs(sub)groepen een specifieke bodemrisico-checklist kan worden opgesteld wordt aanbevolen om nog voor minimaal 2 andere bedrijfs(sub)groepen een specifieke bodemrisico-checklist op te stellen. Aanbevolen wordt om dit voor bedrijfs(sub)groepen te doen waarvoor minder gedetailleerde beschrijvingen (bijvoorbeeld alleen een SPIN beschrijving) beschikbaar zijn dan voor de grafische industrie. Op basis hiervan, een bedrijfsbezoek en een gesprek met branche vertegenwoordigers zou dan een specifieke bodemrisico-checklist moeten worden opgesteld. Bij het opstellen van deze specifieke bodemrisico-checklisten zou bekeken kunnen worden in hoeverre een specifieke checklist alleen noodzakelijk is voor de onderdelen C produktie en D specifieke werkzaamheden en voor de andere onderdelen volstaan kan worden met de standaard bodemrisico-checklist. Mogelijk zou dit geconcludeerd kunnen worden nadat voor meerdere bedrijfs(sub)groepen specifieke checklisten zijn opgesteld. Het resultaat van het onderzoek zou ertoe moeten leiden dat bedrijfs(sub)groepen zelf specifieke bodemrisico-checklisten voor hun branche gaan opstellen.
Pilot studies met de ontwikkelde checklisten In overleg met een aantal bedrijven en vergunningverleners zouden een aantal pilot studies met de ontwikkelde bodemrisico-checklisten moeten worden uitgevoerd. Doel van deze pilot studies zou moeten zijn: — Bepalen of het bodemrisico van een concreet bedrijf kan worden bepaald. — Bepalen of met de preventieve voorzieningen volgens de stand der techniek binnen de bedrijfs(sub)groep een voldoende lage score wordt bereikt en of dit aansluit bij de wensen van de vergunningverlener. — Oplossen van mogelijke hiaten/knelpunten in de specifieke bodemrisico-checklisten. In de evaluatie is al geconstateerd dat mogelijk, indien het niet lukt om een eenduidige (geaccepteerde) score te bepalen voor een activiteit, onderzocht zou moeten worden of dit met een aanvullende berekening volgens de gedetailleerde methodiek van het bodemrisico-document [1] wel mogelijk is.
94-249/112327-24856
63
TNO-rapport
64
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
10 Literatuur [1]
Ir. C.L. van Deelen Een methodiek voor de bepaling van het risico van bodemverontreiniging door bedrijven. Deelrapport 1: Handleiding. Ref.nr. 87-044 Deelrapport 2: Onderbouwing. Ref.nr. 85-013205 MT-TNO, Apeldoorn, augustus 1990.
[2]
Eindrapport mei 1991 Commissie bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen Cie BSB, secretariaat Directoraat-Generaal Milieubeheer, Leidschendam, mei 1991.
[3]
Systematische prioriteitstelling voor bodembedreigende activiteiten met stoffen in de nijverheid. DHV Raadgevend Ingenieursbureau BV Concept-eindrapportage, dossier 1-3611-46-06, maart 1986.
[4]
D. de Weger et al. Inventarisatie van methodieken voor de risico-analyse van bodembedreigende activiteiten. IMET-TNO, Apeldoorn, Ref.nr. 93-165, mei 1993.
[5]
Ir. M. Molag, Ing. J.M. Blom-Bruggeman Risico-analyse methodiek oppervlaktewateren: omvang en frequentie van incidentele lozingen. IMET-TNO, Apeldoorn, Ref.nr. 92-012 en Rijkswaterstaat-RIZA, Lelystad, Notanr. 92.002, januari 1992.
[6]
Handleiding voor de Milieuparagraaf in het Externe Veiligheidsrapport. Ministerie VROM, Directoraat-Generaal Milieubeheer. VROM/DGM/SVS, Leidschendam, oktober 1992.
[7]
Standaard-bedrijfsindeling (s.b.i. 1974) Deel 2 systematische bedrijfsindeling Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg.
[8]
Een methodiek voor de beoordeling van de risico's van grondwater- en bodembedreigende activiteiten in de provincie Zuid-Holland. RPC - Resources Planning Consultants B.V., Delft, februari 1988.
[9]
Bedrijven en milieuzonering geheel herziene uitgave. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 's-Gravenhage, juli 1992.
[10]
Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfsterreinen. De erfenis van anderhalve eeuw industriële ontwikkeling in Noord-Brabant. Jurgen Nieuwkoop, Eindhoven, 1993. Uitgeverij Milieuboek, Amsterdam.
94-249/112327-24856
65
TNO-rapport
[11]
Handboek milieumaatregelen grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen. Doelgroepoverleg milieu grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen. Uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, november 1993.
[12]
Standaard-opzet inventariserend bodemonderzoek in gebruik zijnde bedrijfsterreinen 1NVO - Bedrijfstakmodules. SGS Ecocare b.v. te Bladel namens alle deelnemende bureaus. Uitgevoerd voor Werkgroep WIBI. Kenmerk EF 850.672, 10 februari 1993.
[13]
Bedrijfsactiviteiten en bodemverontreiniging Grontmij n.v., afdeling Geotechniek. Dok.: 0976E/1310E/1225E/1255E/0883E/0730E/1231E/1337E Zeist, januari 1985.
[14]
Nationale Beoordelingsrichtlijn Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit Voor het KOMO-Procescertificaat voor: BRL 2362: Aanleg verhardingsconstructies in ter plaatse gestort beton welke vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen. BRL 2319: Aanleg verhardingconstructies met bestratingselementen van beton welke vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen. Uitgegeven door KIWA N.V. Certificatie en Keuringen.
66
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
11 Verantwoording Naam en adres van de opdrachtgever
Ministerie VROM DG Milieubeheer, Directie Bodem t.a.v. Ing. P. Ruardi Postbus 30945 2500 GS 's-Gravenhage
Namen en functies van de medewerkers
Ir. M. Molag - onderzoekleider Ing. J.M. Blom-Bruggeman - onderzoekmedewerkster
Namen van instellingen waaraan een deel van het onderzoek is uitbesteed
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad
voorfase interim-rapport concept-eindrapport eindrapport
juli - september 1993 februari - maart 1994 april - mei 1994 juni 1994
Ondertekening
Goed
r or dr
jiMir
Ir. M. Molag onderzoekleider
94-24W112327-24856
/
/.J. Vermeulen afdelingshoofd
67
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Bijlage 1 Samenstelling van de begeleidingscommissie Ing. P.A. Ruardi, Ministerie VROM, DG Milieubeheer, Directie Bodem Ir. R.O.G. Franken, RIVM/LBG Ing. J.L. van der Put, Provincie Zuid-Holland Ir. M.C.L. van der Hoff, Tauw Milieu Dr. J.A. W. Nieuwkoop, DHV Milieu & Infrastructuur BV
94-249/112327-24856
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist Uit: Deelrapporten bij het eindrapport Commissie BSB, mei 1991 (ref. 2) Voorbeeldmateriaal 1: Protocol Inventariserend Onderzoek.
Bijlage 2 Stoffenlijst BSB-operatie Toegepaste Chemicaliën Gebruikt u - galvanische baden, beitsbaden e.d. specificeer-bij 200 en 220 - oplosmiddelen
specificeer bij 230, 240 en 260
- ontvettingsmiddelen specificeer bij 230 en 240 - bestrijdingsmiddelen specificeer bij 250 - boor- en snij-oliën specificeer bij 260 - lakken/verven
specificeer bij 270
200 Toegepaste Metalen (groep I) 201 Chroom Cr o 202 Cobalt Co o 203 Nikkel Ni o 204 Koper Cu o 205 Zink Zn o 206 Arseen As o 207 Molybdeen Mo o 208 Cadmium Cd o 209 Tin Sn o 210 Barium Ba o 211 Kwik Hg o 212 Lood Pb o 213 Overige
o Specificeer:
220 Anorganische verbindingen (groep II) 221 Ammoniak 222 Fluoride 223 Cyanide 224 Sulfide 225 Bromide 226 Fosfaat
94-249/112327-24856
bijlage 2-1
TNO-rapport
230 Aromatische verbindingen (groep III) 0 231 Benzeen 0 232 Ethylbenzeen 0 233 Tolueen 0 234 Xylenen 0 235 Fenolen 240 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (groep IV) 241 Naftaleen
0
242 Bitumineuze/teerachtige stoffen (PAK's)
0
243 Creosootolie, carbolineum (PAK's)
0
250 Gechloreerde/gehalogeneerde koolwaterstoffen (CKWJCFK) (groep V) 251 Vluchtige CKW's
o specificeer o trichlooretheen (tri) o tetrachlooretheen (per) o dichloormethaan o 1, 1, 1 - trichloorethaan o 1, 1, 2 - trichloorethaan o tetra chloormethaan o trichloor methaan (chloroform) 0
252 CFK's (freonen) 253 Chloorbenzenen 254 Chloorfenolen 255 PCB's (Polychloorbifenylen) 256 Overige
o specificeer:
260 Bestrijdingsmiddelen (groep VI) 261 Organische chloorverbindingen o specificeer: 262 Chloorvrije verbindingen o specificeer:
bijlage 2-2
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
270 Diversen I (Groep VII) 271 Tetrahydrofuran
0
272 Pyridine
0
273 Tetrahydrothiofeen
0
274 Cyclohexanon
0
275 Styreen
0
276 Weekmakers (ftalaten)
0
277 Olie
o specificeer naar gebruik: o boor- en snijoliën o walsolie o slijpolie o smeerolie o thermische olie o hydraulische olie o spijsolie
280 Diversen II 281 Lakken/verven 282 Verdunning 283 Ontlakkingsmiddelen 284 Schoonmaakmiddelen o specificeer: 285 Houtverduurzamingsmiddelen 286 Straalgrit 287 Vliegas 288 Anti-corrosie-middelen 289 (Kunst)harsen
94-249/112327-24856
bijlage 2-3
TNO-rapport
Ontwerp Bodemrisico-checklist
Bijlage 3 Overzicht wettelijke of vergunningsvoorschriften Opgesteld door Ir. R.O.G. Franken, RIVMALBG.
Overzicht AMvB's met Bodembeschermende eisen 18 februari 1994 1. Hinderwet/Wet milieubeheer In werking
Besluit brood of banketbakkerijen milieubeheer, 1 Besluit slagerijen milieubeheer, 1 Besluit woon- of kantoorgebouwen milieubeheer, 2 Besluit detailhandel milieubeheer, 1 Besluit horecabedrijven milieubeheer, 1 Besluit melkrundvechouderijen milieubeheer, 2 Besluit riool-of poldergemalen milieubeheer, 2 Besluit chemische wasserijen milieubeheer, 2 Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer, 2 Besluit mestbassins milieubeheer, 2 Besluit opslag goederen milieubeheer, I In procedure ontwerp-Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer, 2 ontwerp-Besluit houtbewerkende bedrijven milieubeheer; 1 ontwerp-Besluit tankstations milieubeheer, 2 In voorbereikr Besluit glastuinbouw milieubeheer, 2 Besluit opslaan van vaste mest; 2
1. standaard pakket bodembeschermingsvoorschriften 2. tevens toegespitst pakket voor branche-specifieke activiteiten.
Wet bodembescherming / Meststoffenwet In werking
Lozingenbesluit bodembescherming; Besluit gebruik dierlijke meststoffen; Besluit overige organische meststoffen; Besluit opslaan in ondergrondse tanks; Stortbesluit bodembescherming; Infiltratiebesluit bodembescherming; In procedure ontwerp-Bouwstoffenbesluit; ontwerp-wijziging Lozingenbesluit bodembescherming en Besluit; horecabedrijven milieubeheer, In voorbereiding
Wijziging Besluit opslaan in ondergrondse tanks; Wijziging Stortbesluit bodembescherming. 94-249/1 12327-24856
bijlage 3-1
TNO-rapport
CPR -richtlijnen CPR 9-1 : Vloeibare aardolie produkten, Ondergrondse opslag in stalen tanks en afieverinstallaties voor motorbrandstof, Opslag in grondwaterheschermingsgebleden vijfde druk 1993 CPR 9-2 : Vloeibare aardolie produkten, Bovengrondse opslag kleine installaties eerste druk 1985 CPR 9-3 : Vloeibare aardolie produkten, Bovengrondse opslag grote installaties eerste druk 1984 CPR 9-5 : Vloeibare aardolie produkten, Ondergrondse opslag van vloeibare aarelolieprodukten in kunststof tanks eerste druk 1993 CPR 9-6 : Vloeibare aardolie produkten, Buiten opslag van k3-produkten in bovengrondse stalen tanks (0,2 tot 150 m3) concept eerste druk 1993 CPR 15-1 : Opslag gevaarlijke stoffen in emballage, Opslag van vloeistoffen en vaste stoffen (0 - 10 ton) tweede druk 1990 Ll'IL 15-2 : Opslag gevaarlijke stoffen in emballage, Opslag van vloeistoffen en vaste stoffen (vanaf 10 ton) eerste druk 1991 CPR 15-3 : Opslag van bestrijdingsmiddelen in emballage, Opslag van bestrijdingsmiddelen in distributiebedrijven en aanverwante bedrijven (van 400 kg) eerste druk 1990 In verband met de opslag van grondstoffen en op- en overslag van eindprodukten geldt veelal de CPR-15 serie! Bodembeschermende voorzieningen worden hierin voorgeschreven. Convenanten en werkprogramma's (tot februari 1994) Met name de werkprogramma's zijn van belang omdat hierin concrete maatregelen zijn aangegeven; hier zou naar verwezen kunnen worden! - Intentieverklaring uitvoering milieubeleid basismetaalindustrie (10 maart 1992): opgenomen is dat basismetaal-bedrijven een bodemrisicodocument opstellen! - Intentieverklaring uitvoering milieubeleid chemische industrie. (2 april 1993). - Milieubelcidsovcrccnkomst grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen (april 1993) - Uitvoeringsprogramma bij de milieubeleidsovereenkornst grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen 0 = het in december 1993 verschenen handboek Milieumaatregelen grafische industrie en verpakkingsdrukkerijen (VNG-drukkerij; distributie FO-Industrie) - Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995 (16 juni 1993). - Werkprogramma milieumaatregelen bij tankstations (september 1991) - Werkprogramma milieumaatregelen bij houtimpregneerbedrijven (mei 1992) - Werkprogramma aanpassing overheidsdepots voor klein chemisch afval (circulaire juli 1993)
bijlage 3-2