ONTWERP 34e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009 De raad van de gemeente Groningen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet gezien het advies van (overwegende dat de aanpak van de reclame wordt aangepast ) BESLUIT: vast te stellen de34e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009 Artikel A. Artikel 2:6wordt gewijzigd als volgt: Bestaande tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:6 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Artikel 2:6 vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg
1. Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. 2. Het verbod is niet van toepassing op: a. vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt; b. zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits: - geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; - geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde
e
1 Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. 2 Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor: a. het verbod in het eerste lid niet geldt; b. een melding volstaat. 3 Een vergunning kan worden geweigerd of een melding kan niet worden geaccepteerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, de toegankelijkheid belemmert, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
1
gedeelte van de weg bevindt;
weg;
- geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. 1. uitstallingen en aanwijsborden in portieken en ruimte achter de gevellijn (gezien op ca. 1 meter hoog), voor zover deze ruimten geen functie hebben voor het openbare verkeer; 2. uitstallingen van koopwaren (geen reclame-uitingen) tot 0,50 meter uit de gevel (met uitzondering van de Grote Markt, de Herestraat, de Guldenstraat, de Waagstraat, de noordzijde van de Vismarkt, de noordzijde van het A kerkhof, de Brugstraat, de A-straat (tot de aan de Westersingel) en de Westerkade); d. het plaatsen van ten hoogste twee planten of boompjes ter markering van de toegangsdeur van winkels (maximaal 0,30 x 0,30 meter, tegen de gevel); e. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddel-lijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is. Onder weg wordt hier verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat; f. voertuigen; g. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard; h. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; i. reclameobjecten als bedoeld in artikel 5:46.
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. 4 Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor: a. evenementen als bedoeld in artikel 2:18 APVG; b. terrassen als bedoeld in artikel 2:27 APVG; c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18 APVG. d. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard. e. situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement. f. vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt; g. zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits: geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt; geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;
h. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg 3. Het is verboden op, aan, over of boven de gebracht worden in verband met laden of weg een voorwerp of stof waarop gedachten lossen ervan en mits degene die de of gevoelens worden geopenbaard te werkzaamheden verricht of doet verrichten plaatsen, aan te brengen of te hebben, e
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
2
indien: a. deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, b. gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg of c. een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 4. Voor de toepassing van het derde lid, onder c. wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is. Onder weg wordt hier verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat; i. voertuigen 5 De weigeringsgrond van het derde lid onder a is niet van toepassing indien in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
5. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
6 De weigeringsgrond van het derde lid onder c is niet van toepassing indien in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
7 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde bestaat een meldingsplicht voor de bij besluit van het college aangewezen objecten, onder voorwaarde dat deze niet langer dan één week worden geplaatst, het gezamenlijke oppervlak ervan niet groter is dan 6m² en het geen terrasmeubilair betreft.
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
8 Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het in de leden 1, 2 en 3 gestelde.
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerende zaak. 6. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement; b. De weigeringgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet; c. De weigering van het vijfde lid, onder b, e
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
3
geldt niet voor bouwwerken; d. De weigeringgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. 7. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde bestaat een meldingsplicht voor de bij besluit van het college aangewezen objecten, onder voorwaarde dat deze niet langer dan één week worden geplaatst, het gezamenlijke oppervlak ervan niet groter is dan 6 m² en het geen terrasmeubilair betreft. 8. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de bij lid 5 genoemde belangen voor de meldingsplichtige objecten. Artikel B Artikel 4:24 wordt gewijzigd als volgt: Bestaande tekst
Nieuwe tekst
Artikel 4:24 Vergunningsplicht handelsreclame
Artikel 4:24 Vergunningsplicht handelsreclame aan onroerende zaken
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
1 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging, kleur of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
2. Het verbod geldt niet voor onverlichte:
2 Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor:
a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn vanaf de weg; b. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;
a. het verbod in het eerste lid niet geldt; b. een melding volstaat. 3 Een vergunning kan worden geweigerd of een melding kan niet worden geaccepteerd:
a. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving c. opschriften en aankondigingen kleiner dan niet voldoet aan redelijke eisen van 0.50 m2 en de langste zijde korter dan 1 welstand; meter die betrekking hebben op: b. in het belang van de voorkoming of - openbare verkoping of aanbiedingen ter beperking van overlast voor gebruikers van verkoop, verhuur of verpachting van een de in de nabijheid gelegen onroerende zaak; onroerende zaak, zulks voor zolang zij c. indien het de veiligheid van het verkeer in e
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
4
feitelijk betekenis hebben;
gevaar te brengen;
- het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaal wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
d. indien het ernstig hinder voor de omgeving veroorzaakt.
d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
4 Het verbod in het eerste lid geldt niet voor: a. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid b. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.
3. het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zover zij feitelijke betekenis hebben, mits:
c. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het college;
d. voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening;
b. het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;
e. De weigeringsgrond van het derde lid, onder b en c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
e. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.
c. deze opschriften of aankondigingen of niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn. 4. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstig hinder voor de omgeving te veroorzaken.
5 Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het in de leden 1, 2 en 3 gestelde.
5. een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid;
e
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
5
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak. 6. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening; b. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken; c. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Artikel C Afdeling 11 Reclameobjecten, Artikel 5:44 Reclameobjecten rond lichtmasten komt te vervallen. Artikel D Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking. Aldus besloten in de raadsvergadering van . De voorzitter,
De griffier,
Peter den Oudsten
Toon Dashorst.
e
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
6
Toelichting Artikelsgewijze toelichting Toelichting Artikel 2:6 lid 3 en Artikel 4:24 lid 3 Voor een melding wordt de term ‘geaccepteerd’ gebruikt. Daarmee wordt bedoeld dat het college de tijd kan nemen om meldingen te beoordelen. Het college kan dan beoordelen of het terecht is dat wordt volstaan met een melding. Bijvoorbeeld als een object wordt geplaatst maar deze de verkeersveiligheid teveel hindert is er geen sprake van een object dat na een melding mag worden geplaatst. Het college kan in de nadere regels een termijn bepalen waarbinnen zij een melder over de strijdigheid met de voorwaarden voor een melding kan informeren. In het geval er na deze termijn wordt geconstateerd dat het object strijdig is met bijvoorbeeld de verkeersveiligheid kan het college nog wel optreden. De gemeente is dan wel verplicht om tevens schadevergoeding aan te beiden aan de melder/eigenaar van het geplaatste object.
e
Ontwerp 34 Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009
7