ONTVANGEN 2 7 SEP. 2013
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed M/nisterievan Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort wvw.cultureelerfgoed.nl
Retouradres: Postbus 1600 3800 BP Amersfoort
AANTEKENEN Gemeente Hengelo Postbus 18 7550 AA HENGELO 8005821
Contactpersoon
Monumentenregistratie T 0 3 3 42 17 421 F 033 42 17 799 Onze referentie
Datum
2 6 SEP. 2013
Betreft aanwijzing beschermd monument Gemeente : Hengelo Spoorstraat bij 100 te Hengelo Europatunnel Monumentnummer: 532133
MS-2013-1393 Bijlagen
diverse
Geachte heer, mevrouw, U ontvangt deze brief, omdat ik ovenweeg bovengenoemd object aan te wijzen als een door het rijk beschermd monument. U staat bij het kadaster bekend als gerechtigde op dit object. Hieronder licht ik toe wat het voor u betekent als het object een door het rijk beschermd monument wordt en wat de procedure inhoudt. Meer informatie over het object vindt u in de bijlagen. Adviseurs Voordat ik een besluit neem om het object aan te wijzen, vraag ik advies aan de gemeente. Het verzoek om advies is gelijktijdig met deze brief verzonden en hiermee is de procedure van de Monumentenwet 1988 gestart. De gemeente heeft 5 maanden de tijd om te adviseren. Wanneer het object buiten de bebouwde kom ligt, zal ik ook aan de provincie advies vragen. Verder vraag ik advies aan de Raad voor Cultuur. Gemeente vraagt naar uw visie Voordat de gemeente advies geeft, zal ze u uw visie vragen. De gemeente zal u daarvoor benaderen. Duur van de procedure De procedure is begonnen op het moment dat deze brief werd verstuurd en duurt maximaal tien maanden. Door bijzondere omstandigheden kan de procedure langer duren. Nu al beschermd Tijdens de aanwijzingsprocedure wordt het object beschermd alsof het al een door het rijk beschermd monument is. Dat heet 'voorbescherming' en is geregeld in de Monumentenwet 1988. Het houdt in dat u nu al voor elke wijziging aan het object een vergunning moet aanvragen. Informatie hierover kunt u bij de gemeente krijgen. Besluit tot aanwijzen Nadat ik alle adviezen heb ontvangen besluit ik of het object wordt aangewezen als rijksmonument. Als dat gebeurt, wordt het object ingeschreven in het Pagina: 1
Onze referentie
MS-2013-1393 register van rijksmonumenten. De voorbescherming gaat dan over in definitieve beschemiing. Het besluit kan ook negatief zijn. Het object wordt dan niet ingeschreven in het register vanrijksmonumentenen de voorbescheming wordt opgeheven. Ik stuur u mijn besluit over de aanwijzing of afwijzing toe. In de brief met het besluit staat ook hoe u eventueel bezwaar kunt maken. Vragen stellen afreageren Meer infonmatie vindt u op www.cultureelerfgoed.nl, de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daar vindt u ook de wettekst en de beleidsregel(s) voor de aanwijzing van beschennde monumenten. U kunt ook mailen met
[email protected] of bellen met onze InfoDesk, telefoonnummer 033 42 17 456. Hoogachtend, De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, namens deze, het sectorhoofd Uitvoering Wettelijke Taken,
Jan van de
Pagina: 2
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
EUROPATUNNEL HENGELO
voorstel tot aanwijzing ais bescliermd monument
Smalle pad 5 |3811 MG Amersfoort | www.cultureelerfgoed.nl |
[email protected] Postbus 1600 I 3800 BP Amersfoort | T 033 42 17 421 | F 033 42 17 799
Dit voorstel bestaat uit: -
-
Foto Toelichting Aanwijzingsprogramma Wederopbouw 1959-1965 Uittreksel monumentenregister Kaart Waardering Feiten
TOELICHTING AANWIJZINGSPROGRAI^IMA WEDEROPBOUW 1959-1965
Algemeen De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) verricht sinds 2001 onderzoek naar de wederopbouwperiode 1940-1965. Deze periode is in twee delen opgeknipt: een 1^ tranche voor de jaren 1940 tot en met 1958, en een 2® tranche die nu aan snee is voor de jaren 1959-1965. Met de selectie en voordracht van een 2^ groep rijksmonumenten is dit selectieprogramma bijna afgerond. De 1^ tranche telde 100 (uiteindelijk 97) objecten; de tweede selectie bevat 89 nieuwe monumenten die in 2013-2014 worden voorgedragen voor rijksbescherming. Dit Beschermingsprogramma beoogt de aandacht en waardering voor deze bijzondere en waardevolle architectuur (en complexen) en groenaanleg uit de periode '59-'65 te vergroten door een reeks bouwwerken te beschermen die het bijzondere karakter van deze tijd benadrukken en in beeld brengen. De selectie geeft tevens een maatstaf voor de cultuurhistorische waardering van het erfgoed uit deze periode dat niet direct beschermd is, maar waarmee zeker ook met respect dient te worden omgegaan. De Rijksdienst heeft na een uitgebreid proces van inventariseren, waarderen en selecteren een evenwichtige lijst van een negentigtal meest kenmerkende bouwwerken uit de jaren tussen 1959 en 1965 opgesteld. De RCE heeft op basis van literatuuronderzoek en eigen kennis een globale schifting, een voorselectie, gemaakt. Verder is er een vergelijking gemaakt, waarbij objecten per inhoudelijk thema naast elkaar zijn gelegd en uiteindelijk 'de beste' is gekozen. De lijst is bovendien tot stand gekomen dankzij de uitgebreide inbreng van het erfgoedveld, gemeentes, partners en experts. Uiteraard is gebruik gemaakt van het dertigtal categoriale studies, die voor diverse categorieën al sinds 2001 door de RCE waren opgesteld. De 89 excellente monumenten van de wederopbouwjaren 1959-1965 op Nederlands grondgebied zijn niet zomaar gekozen. Het zijn toonbeelden van architectuur en stedenbouw, die voldoen aan heldere en strenge criteria. Het is een nationale top. Daarmee is niet gezegd dat niet-geselecteerde bouwwerken géén cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Integendeel, lokale overheden zouden in de slipstream van deze toppers juist op regionaal en lokaal niveau hun eigen selecties kunnen maken - voor zover dat zij dat al niet gedaan hebben. De topmonumenten weerspiegelen een land in ontwikkeling; ze tonen een bijzonder tijdperk. De eerste contouren van een consumptiemaatschappij, van een jonge welvaartsstaat, tekenden zich af. Inmiddels was de ergste oorlogsschade hersteld, de schaarste aan materialen en financiën voorbij en de leniging van de woningnood al goed op gang. Nederland was herrezen. De selectie van 89 monumenten is te vinden op: http://www.cultureelerfgoed.nl/wederopbouwperiode-1959-1965 Beleidsmatig kader De RCE heeft de afgelopen tien jaar inventariserend en waarderend onderzoek verricht naar kenmerkende categorieën van gebouwen uit de wederopbouwperiode, zoals raadhuizen, schouwburgen, spoorwegstations en kerken (raadpleegbaar op www.cultureelerfgoed.nl). Naast de RCE/NAi-publicatie Toonbeelden van de Wederopbouw', verscheen een dertigtal categoriale studies en reisde in de jaren 2005-2008 de RCE-tentoonstelling 'Lelijk is geen argument' over naoorlogs erfgoed door Nederland. In 2007 heeft minister Plasterk, de toenmalige minister van Cultuur, aangegeven honderd evidente mijlpalen uit de periode 1940-1958 te willen aanwijzen. Dit beleid werd vastgelegd in de destijds vigerende Tijdelijke beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2007, die per 1 juli in werking trad en waarin 1958 het eindjaar voor selectie moest zijn, gezien de vijftigjarengrens die de
Monumentenwet 1988 voorschreef; dit hoewel de wederopbouw in cultuur- en architectuurhistorisch opzicht tot ver in de jaren '60 doorliep. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft vervolgens een selectie gemaakt. De bekendmaking van de 'Top 100' - gebundeld in de begeleidende publicatie 'Monumenten van Herrezen Nederland' - op 15 oktober 2007 door minister Plasterk was publicitair een groot succes en heeft geleid t o t een aanzienlijke vergroting van de waardering en het draagvlak voor de naoorlogse periode bij zowel eigenaren als breder publiek. Bovendien kreeg de landelijke aandacht navolging in het monumentenbeleid van diverse gemeentes, zoals Groningen en A m s t e r d a m , en van bijvoorbeeld provincie Drenthe. Sinds 1 j a n u a r i 2009 is een nieuwe Beleidsregel in werking g e t r e d e n : de Beleidsregel aanwijzing beschermde m o n u m e n t e n 2 0 0 9 . Deze Beleidsregel v o r m t een basis voor een vervolg op de eerste T o p 100', want volgens deze Beleidsregel dienen de nieuw aan te wijzen m o n u m e n t e n uit de periode 19591965 opgenomen te worden in een a a n w i j z i n g s p r o g r a m m a . Daarmee is Wederopbouw een van de drie aangekondigde aanwijzingsprogramma's, naast de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Beschermingsagenda Archeologie. Een tweede beleidskader voor het Aanwijzingsprogramma ' 5 9 - ' 6 5 v o r m t het gedachtegoed uit de Momo-beleidsbrief. Daarin is sprake van een zogenoemde 'beperkte t o p l i j s t ' als het gaat om de aanwijzing van nieuwe r i j k s m o n u m e n t e n . Bij de afronding van de periode ' 5 9 - ' 6 5 is dus opnieuw sprake van een beperkte hoeveelheid nieuwe r i j k s m o n u m e n t e n . Met het moderniseren van de monumentenzorg is de nadruk meer komen te liggen bij het meewegen en borgen van de cultuurhistorische waarde in de r u i m t e l i j k e ordening. Dat voor de kortere periode '59-'65 net zoveel bouwwerken zijn gekozen als in de 1^ tranche, die meer jaren tellen, komt doordat er in deze jaren meer en van een grotere materiële rijkdom is gebouwd. Ook de gebouwen uit de jaren 1963, 1964 en 1965 doen nu al mee, want sinds 1 januari 2012 hoeft een monument niet meer minimaal vijftig jaar oud te zijn om beschermd monument te kunnen worden. Tevens oriënteert de Rijksdienst zich op een Post '65-programma. Bij de selectie telde het jaar waarin het bouwwerk is opgeleverd. In enkele gevallen is de grens van 1965 gepasseerd, maar alleen dan als sprake is van hoge icoonwaarde en de bouw eerder startte en werd afgerond in 1966. Integrale aanpak Daarnaast is het relevant te noemen dat het erfgoed van de wederopbouw een belangrijk onderdeel is van de beleidsvisie Koersen op k a r a k t e r : Naar een visie e r f g o e d en r u i m t e uit 2 0 1 1 . Het Rijk heeft voor ogen dat de r u i m t e l i j k e en bouwkundige ontwikkeling uit de periode 1940-1965 in de inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft. Daarom zijn dertig wederopbouwgebieden uit deze periode uitgekozen die van nationaal belang z i j n . Het proces van selecteren en waarderen van het honderdtal bouwwerken loopt niet alleen parallel aan dat van de bovengenoemde dertig gebieden, het loopt ook gelijk op met het project van naoorlogse wandkunst door de RCE. Architectuur, stedenbouw en kunst uit de wederopbouwtijd worden op deze manier integraal benaderd. Deze drietrapsraket van gebied-gebouw-kunst krijgt verder vorm tijdens diverse manifestaties in de zogenoemde Week van de Wederopbouw, die de RCE van 23-27 september 2013 zal gaan organiseren. Selectiecriteria Net als de 1^ tranche (1940-1958) is ook de 2^ tranche (1959-1965) geselecteerd op basis van hoge eisen aan de monumentale waarde; het moet van topniveau zijn. In de Beleidsregel staat het als volgt beschreven: Artikel 6, a. het desbetreffende monument is een evidente mijlpaal in de ontwikkeling van de architectuur, stedenbouw, landinrichting, bouwtechniek of ruimtegebonden kunst in Nederland, wat onder meer blijkt uit een vooraanstaande positie en dulding ln de nationale en internationale vakliteratuur, of b. het desbetreffende monument Is een essentieel toonbeeld van de
cultuurhistorische of sociaalhistorische ontwikkelingen van de wederopbouwperiode in Nederland. En aanvullend in artikel 7: Bij de aanwijzing van een monument als beschermd monument houdt de minister rekening met de mate waarin het monument: a. een positief behoudsperspectief heeft, zowel technisch als functioneel, en b. een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving (...)." Hiernaast gelden de criteria gaaf en zeldzaam. Thema's Er is een indeling gemaakt aan de hand van bepaalde thema's, waaronder Economie, Vorming en Verzuiling. In de 1^ tranche waren er tien thema's, in de 2^ tranche zijn kleine wijzigingen toegepast die beter aansluiten bij die periode; nu resteren er acht. Het thema Productie is gevoegd bij die van Economie. Er bleken niet veel objecten uit het thema Productie over te zijn, en die waren bij nader inzien ook niet gaaf meer. De thema's Verkeer en Techniek zijn samen genomen in een nieuw thema: Infrastructuur. In de l e tranche was er een thema Herdenking en Vrije Tijd. Aan de laatste is nu Cultuur toegevoegd. Cultuur zat in de eerste tranche verwerkt in die van Herdenking. Dit thema is nu scherper afgebakend. In thema Vrije tijd en Cultuur is geen goede representant van recreatiegebieden of pretparken gevonden. Het valt op dat er minder objecten binnen de thema's Economie en Onderdak zijn geselecteerd. Verzuiling (16 religieuze gebouwen) en Infrastructuur zijn opnieuw de grootste groep. Ook de thema's Herdenking en Vrije Tijd en Cultuur zijn in aantal toegenomen. Die verschillen zijn niet direct te verklaren, maar er is wel een duidelijk verschil in tijdsbeeld tussen de 1^ en 2^ tranche. In de lijst zijn geen kenmerkende fenomenen en/of alledaagse bouwwerken, zoals een bushokje, diepvrieshuisje of telefooncel opgenomen. Hoewel deze 'buitengewoon gewone' objecten zeker een bijzonder verhaal vertellen, voldoen ze niet aan de gestelde criteria van topmonumenten. In de lijst ontbreken ook treffende voorbeelden van doorzon- of rijtjeswoningen, kruisgebouwen en warenhuizen e.d. De rijtjeswoningen en winkelpanden zijn wel vertegenwoordigd in de geselecteerde woonwijken in de dertig wederopbouwgebieden. Het agrarisch erfgoed is, vanwege het ontbreken van toonaangevende objecten, niet geselecteerd in deze tranche, maar dit rurale erfgoed is wel herleidbaar naar de onderwerpen ruilverkaveling en ontginningen benoemd in de Wederopbouwgebieden (zoals benoemd in de rijksvisie Erfgoed en Ruimte), waaronder de Noordoostpolder. Het onderwerp civiele verdediging is niet vertegenwoordigd en militair erfgoed staat met slechts met een object op de lijst. Het mag duidelijk zijn dat daarmee geen recht is gedaan aan relicten uit de Koude Oorlog tijdens de oplopende spanning tussen Oost en West. De gemventariseerde kazernecomplexen waren te oud of te jong en niet gaaf meer. Wel zijn er soms (atoom)schuilkelders en kleine bunkers aanwezig aan of bij de gebouwen, zoals op station Almelo, in de kelder van het woonhuis in Maastricht of bij het sluizencomplex Hagestein. Op de Zuiderhof begraafplaats van Hilversum was zelfs een speciaal stuk grasveld gereserveerd voor de eventuele slachtoffers van een atoomoorlog. Achter dit soort plekken gaat een hele wereld schuil. Ook zijn verschillende architectuurstromingen uit de wederopbouwperiode, zoals modernisme, traditionalisme, Bossche school of de shake /7ands-architectuur, in de selectie aanwezig. Verder is recht gedaan aan het oeuvre van circa 150 architecten. Jonge en vernieuwende architecten als Maaskant, Van den Broek en Bakema en Kraaijvanger springen er als coryfeeën uit. Ook de oude meesters als Van Tijen, Friedhoff en Van Ravesteyn zijn vertegenwoordigd. Extra aandacht is uitgegaan naar de relatie van het object met zijn omgeving en naar de (groen)aanleg. Het is meer dan een accentverschuiving. Het gaat in deze lijst om bijna tien groene eenheden of complexen, zoals begraafplaatsen, tuinen.
parken, en om groen dat grenst aan de bebouwing van bijvoorbeeld woningen of kantoren. Monumentale wandkunst is in de 2^ tranche sterk vertegenwoordigd. Het heeft onmiskenbaar een toegevoegde waarde. Eigenlijk meer dan dat, want bij de keuze tussen een gebouw met en zonder kunst, kreeg die mét voorrang. Kunst is nu weggehaald uit het thema Herdenking en meer in de richting van kunst & religie gegaan. Het gaat uitsluitend om kunst in relatie met het monument, veelal openbare gebouwen en onderwijsinstellingen. Dus dit keer geen afzonderlijke kunstobjecten. Dat geldt ook voor de aandacht voor het materiaalgebruik en de afwerking, zoals speciale soorten marmer en natuursteen, zoals in de Amerikaanse ambassade, of een nieuw soort dakbedekking, zoals in het geval van het ANWB-hoofdkantoor. Deze aspecten zijn dan ook meegenomen in de architectonische waardering. Ten slotte is een evenwichtige regionale spreiding niet uit het oog verloren, al is het onvermijdelijk dat de (drie grote steden in de) Randstad met een veertigtal bouwwerken opnieuw overheerst. Het centrale uitgangspunt is een topselectie op basis van kwaliteit die uitgaat van een nationaal overzicht. Maar aangezien er in Noord-Nederland minder is gebouwd dan in West- en Zuid-Nederland, is het verklaarbaar dat er daar al meer objecten zijn geselecteerd. De grote steden zijn opnieuw goed vertegenwoordigd. Proces en erfgoedveld Door de tijdsdruk in de 1* tranche was er nauwelijks gelegenheid tot overleg met het erfgoedveld, gemeente of eigenaar tijdens het selectieproces. Dit proces van selecteren voor de periode '59-'65 is anders ingezet. Vanuit het streven naar een breder draagvlak en meer betrokkenheid heeft de RCE in februari 2012 aan gemeentes, provinciale steunpunten en monumentencommissies gevraagd suggesties in te dienen als aanvulling op de inventarisatielijst van circa 700 objecten. Deze gros- of ijklijst was eerder op basis van archiefonderzoek, beperkte veldwerk en deskundige voorselectie door de RCE samengesteld. Vervolgens vroegen we begin 2012 tijdens een bijeenkomst (zie lijst deelnemers onder 1)) in de Neudeflat (1961) in Utrecht aan monumentenorganisaties. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Interprovinciaal Overleg, Federatie Grote Gemeentes, Federatie Instandhouding Monumenten, Steunpunten, Nederlandse Tuinenstichting, Stichting in Arcadië, Protestantse Kerk Nederland, Bond Heemschut en Cuypersgenootschap om aanvullingen te geven op de preselectie van circa 140 bouwwerken. Deze bottom L/p-benadering leidde tot veel positieve reacties uit het veld. Een groot aantal nieuwe objecten werd voorgedragen, door de RCE op waarde geschat en daarvan is uiteindelijk een aantal toegevoegd aan de lijst. Verder werd in oktober 2012 een groep van twaalf externe experts, afkomstig uit het erfgoedveld en van universiteiten en onderzoeksbureaus (zie lijst deelnemers onder 2 j ) , uitgenodigd voor een expertmeeting in het gebouw van het voormalige ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselkwaliteit (1962), nu Economische Zaken, in Den Haag. In een open sfeer is van gedachten gewisseld over de voorlopige selectielijst. Tot slot. Voor de categorie universitaire terreinen is een apart traject op bestuursniveau opgestart. Campussen zijn vaak gebouwd vanuit een consistent en consequent doorgevoerde visie op de functionele, stedenbouwkundige en architectonische opgezet. Daarbij gaat het om meer dan een verzameling gebouwen. Naast hun cultuurhistorische betekenis hebben zij ook bijgedragen aan de status en de emancipatie van de stad als centrum voor kennis en technologie. De campus is een afspiegeling van het veranderend overheidsbeleid. Binnen de planmatige opzet bevatten de universiteitscomplexen veel architectonisch hoogwaardige gebouwen. Het is ondoenlijk en ook niet wenselijk ze allemaal te selecteren als topmonument, maar ze verdienen wel aandacht en een respectvolle omgang. Daarom is gekozen voor een integrale aanpak van vier
universiteitscomplexen, die voor een groot deel vanaf 1959 zijn gerealiseerd, te weten de Technische Universiteiten van Delft, Enschede en Eindhoven, en de universiteit (voormalige Hogeschool) van Tilburg. Elk complex met zijn eigen bijzondere ontstaansgeschiedenis. Deze aanpak wordt nader uitgewerkt met betrokken universiteiten en gemeenten.
1) Aanwezig tijdens expertmeeting in februari 2012 in de Neudeflat in Utrecht: Martin van Bleek (Gelders Genootschap), Leo Dubbelaar (Cuypersgenootschap), Alice Gut (FGM), Henk Jansen (FGM, gemeente Utrecht), Gerard Koster (VNG), Conny van Nes (FGM), Norman Vervat (Cuypersgenootschap) en Mathijs Witte (Heemschut). 2) Aanwezig tijdens expertmeeting in het voormalig ministerie van LNV in Den Haag in oktober 2012: Tim Bakker, Koos Bosma (VU Amsterdam), Bernard Colenbrander (TU Eindhoven), Roger Crols (Gelders Genootschap), Johanna van Doorn (bureau SteenhuisMeurs), Leo Dubbelaar (Cuypersgenootschap), Wijnand Galema, Leon van Meijel, Ronald Stenvert (BBA), Norman Vervat (Cuypersgenootschap), Lara Voerman (bureau SteenhuisMeurs)] en Mathijs Witte (Heemschut).
-einde Toelichting Aanwijzingsprogramma Wederopbouw 1959-1965 -
Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl
Monumentnummer: 532133
T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E
[email protected]
Status Aanwijzingsbesluit Inschrijving register Kadaster deel/nummer
Voorbeschermd
Monumentnaam: Europatunnel Provincie: Overijssel
Gemeente: Hengelo Plaatselijke aanduiding: Spoorstraat bij 100
7551 CA
Kadastrale gemeente: Hengelo (o) Hengelo (o) Hengelo (o) Hengelo (o) Hengelo (o)
Sectie: D D D D O
Hengelo Kad.
object:
App:
Grondperceel:
14530 14537 14974 14775 5452
Omschrijving:
Viaduct met keermuren. Hoofdcategorie: Weg- en waterbouwk.werken
Aanmaakdatum
23-09-2013
Subcategorie: Weg
Oorspronkelijke functie: Viaduct
Pagina 2/2
begrenzing rijksmonument
999999
Scale 1: 1.000
rijksmonumentnummer kadastraal perceel
A 00000
perceelnummer
printdatum:
18-9-2013
Waardering
Hengelo, Europatunnel
WAARDERING I Cultuurhistorische waarde: belang van het object/complex 1. als bijzondere uitdrukking van (een) culturele, sociaaleconomische en/of bestuurlijke/beleidsma tige en/of geestelijke ontwikkeling(en); 2. als bijzondere uitdrukking van (een) geografische, landschappelijke en/of historisch-ruimtelijke ontwikkeling; 3. als bijzondere uitdrukking van (een) technische en/of typologische ontwikkeling(en); 4. wegens innovatieve waarde of pionierskarakter;
5. wegens bijzondere herinneringswaarde.
II Architectuur- en kunsthistorische waarde: (bijzonder) belang van het object/complex 1. voor de geschiedenis van de architectuur en/of bouwtechniek; 2. voor het oeuvre van een bouwmeester, architect, ingenieur of kunstenaar; 3. wegens de hoogwaardige
Als onderdeel van de historische infrastructuur tussen oost en west Nederland en de verbinding met het buitenland
Als onderdeel van de historische spoorwegverbinding tussen oost en west, in zowel nationaal als internationaal verband
Als uitzonderlijk voorbeeld (vorm, materialen, detaillering) van een spoorwegviaduct uit de naoorlogse periode (1959).
In de maatvoering van de Europatunnel is rekening gehouden met de toenemende eisen van het zich snel na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelende moderne verkeer, zowel in aantallen weggebruikers als in soorten verkeersmiddelen. De Europatunnel in Hengelo markeert vanwege de frisse presentatie, de moderne verschijningsvorm en de uitmonstering met symbolische sculptuur de moderne tijd die na de Tweede Wereldoorlog langzaam gestalte kreeg en neemt daardoor op symbolische wijze afstand van het verdriet en de verwoestingen die Hengelo tijdens de Tweede Wereldoorlog troffen.
Wegens de architectonische kwaliteit van de Europatunnel. De Europatunnel is een markant voorbeeld uit het rijke bouwkunstige oeuvre van de Nederlandse Spoorwegen en geldt als bijzondere proeve van utiliteitsbouw. De verzorgde detaillering en materiaalkeuze komen o.m. tot uitdrukking in de kolommen, het
Waardering esthetische kwaliteiten van het ontwerp;
4. wegens het bijzondere materiaalgebruik, de ornamentiek en/of monumentale kunst; 5. wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur(onderdelen). III Situationele en ensemblewaarde 1. a. bijzondere, beeldbepalende betekenis van het object voor het aanzien van zijn omgeving; b. bijzondere betekenis van het complex voor het aanzien van zijn omgeving, wijk, stad of streek; 2. a. bijzondere betekenis van het complex wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing in relatie tot de onderlinge historisch-ruimtelijke context en in relatie tot de daarbij behorende groenvoorzieningen, wegen, wateren, bodemgesteldheid en/of archeologie; b. bijzondere betekenis van het object wegens de wijze van verkaveling/ inrichting/ voorzieningen.
Hengelo, Europatunnel fries, de evenwichtige toepassing van bak- en natuursteen, de ornamentiek en de beeldhouwkunst alsmede in de plasticiteit van het ontwerp van de Europatunnel. De toepassing van de verschillende materialen als (gewapend) beton, gietsteen en koper is afgewogen en verfijnd hetgeen bijzonder opmerkelijk is, aangezien de Europatunnel een proeve van utiliteitsbouw is. Uit- en inwendig vertoont de Europatunnel eenzelfde verzorgde materiaalbehandeling. Er is sprake van een coherent en consistent ontwerp.
De Europatunnel is prominent in het centrum van Hengelo gesitueerd en fungeert binnen de stedelijke omgeving als belangwekkend infrastructureel element uit de na-oorlogse periode waarin verkeer en verkeersafwikkeling een hoofdrol spelen.
De Europatunnel bezit stedenbouwkundige betekenis wegens de prominente en structurerende ligging op een oud verkeersknooppunt in de stad Hengelo en wegens de functionele, ruimtelijke en visuele samenhang met het spoorwegstation (uit 1951).Het stationsgebied van Hengelo is na verwoestend oorlogsgeweld volgens eigentijdse en toekomstgerichte opvattingen heringericht; in dit op moderne leest geschoeide stadsdeel neemt de Europatunnel een markante plaats in.
Hengelo, Europatunnel
Waardering IV Gaafheid en herkenbaarheid: belang van het object/complex 1. wegens de architectonische gaafheid en/of herkenbaarheid van ex- en/of interieur; 2. wegens de materiële, technische en/of constructieve gaafheid; 3. als nog goed herkenbare uitdrukking van de oorspronkelijke of een belangrijke historische functie; 4. in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving. V Zeldzaamheid 1. belang van het object/complex wegens absolute zeldzaamheid in architectuurhistorisch, bouwtechnisch, typologisch of functioneel opzicht;
2. uitzonderlijk belang van het object/complex wegens relatieve zeldzaamheid in relatie tot één of meer van de onder I t / m I I I genoemde kwaliteiten.
De Europatunnel is in architectonisch opzicht gaaf en herkenbaar bewaard gebleven.
De Europatunnel is in constructief, materieel en technisch opzicht nauwelijks aangetast.
De Europatunnel is goed herkenbaar als voorbeeld van utiliteitsbouw, is sinds de opening op 28 november 1959 nauwelijks gewijzigd en fungeert als icoon van Hengelo dat in de tweede helft van de 20^^^ eeuw een dynamische ontwikkeling van dorp naar moderne stad doormaakte. De functionele en visuele nabijheid van het naoorlogse spoorwegstation (1951) en de Europatunnel verlenen de Hengelose binnenstad een geheel eigen identiteit met stedelijke bedrijvigheid en (inter)nationaal transport als (immateriële) pijlers.
Gave spoorwegviaducten uit de periode van de Wederopbouw (1940-1965) zijn zeldzaam: in architectuurhistorisch perspectief is de Europatunnel te Hengelo een opmerkelijke functionerende en gave proeve van utiliteitsbouw uit de geschiedenis van de Nederlandse bouwkunst en verder geldt de Europatunnel als een bijzonder geslaagd voorbeeld uit de bedrijfsgeschiedenis van de Nederlandse Spoorwegen. In de Europatunnel komen verschillende architectonische talenten en opvattingen bijeen: het gebruik van (gewapend) beton, functionaliteit gekoppeld aan schoonheid, een krachtige lijnvoering, geproportioneerde volumewerking en de toepassing van beeldhouwwerk/sculpturen ter verhoging van (de beleving van) het markante silhouet.
-einde Waardenng- datum: 24-9-2013
Hengelo, Europatunnel
Feiten ter
FEITEN Oorspronkelijke Typologie Huldige functie jaartal)
Weg- en waterbouwkundige werken
functie(s)
Spoorwegviaduct Spoorwegviaduct (1959)
(met
Naam object Stijl/stroming Bouwtijd (ook de
planfase)
Architect( en )/ontwerper(s Uitvoerder (aannemer e.d.) Opdrachtgever
informatie
)
Europatunnel Functionalisme 1958-1959 N.v. Nederlandse Spoorwegen (Afd. Betonbouw) N.V. Het Spoorwegbouwbedrijf (Utrecht) N.v. Nederlandse Spoorwegen
Exterieur
Rechthoekig spoorwegviaduct met doorgangen voor voetgangers, (brom)fietsers en bestuurders van motorvoertuigen. Spoorlijnen op het viaduct.
gebouw, constructietechniek
Draagconstructie van gewapend beton, vulling en opbouw van baksteen. Kunstwerken van gietsteen en koper (reliëfs). De baksteen is in kettingverband gemetseld.
Interieur
Spoorwegviaduct met 5 doorgangen, de doorgangen van elkaar gescheiden door kolommen van gewapend beton.
(indeling)
interieur, techniek en materialen
Kunstwerken/orgels/ gedenktekens/meubels die onderdeel zijn van het monument nr 1 Materiaal/techniek Locatie (in/aan het object) Kunstenaar Voorstelling
Gewapend beton, baksteen, grijs graniet op de afgeronde hoeken, tegels tegen de binnenwanden, ijzeren bekroning/sierrand in meandervorm op het viaduct (zijde Industriestraat, zuid). Gecanneleerde, betonnen kolommen ondersteunen het tunneldek en vormen tevens de afscheiding tussen de verkeersbanen.
Kunststeen Noordzijde van de Europatunnel (Spoorstraat), midden boven de doorgangen voor gemotoriseerd verkeer, op een sokkel en ter hoogte van de sporen bovenop de Europatunnel. Martin Stolk "Wederopbouw" (twee staande mansfiguren met tussen hen in een balk)
Feiten
Hengelo,
Datering Stljl/stromlng Afmetingen
Europatunnel
Kort na 1959 Abstract Expressionisme -
nr. 2 Materiaal/techniek Locatie (in/aan het object) Kunstenaar Voorstelling Datering Stijl/stroming Afmetingen
Koper Zuidzijde van de Europatunnel (Industriestraat), bevestigd aan het metselwerk boven de voetgangersdoorgang aan de oostzijde. Jan van Eijl De geschiedenis van Hengelo Kort na 1959 Abstract Expressionisme
Groen erfgoed: beplanting
Tegen het spoorwegtalud, aan de noordoostzijde van de Europatunnel, staan 4 ronde betonnen bloem/plantenbakken opgesteld op de getrapt verlopende keermuur; alle 4 uit de bouwtijd
Stedenbou wkundige ligging, situering (incl. aanduiding windstreek), omgeving van belang
De Europatunnel te Hengelo grenst in het noorden aan de Spoorstraat en splitst zich ten zuiden van het spoorwegemplacement in de Industriestraat (west) en het Industrieplein (oost). Het NS station Hengelo (1951) ligt ten oosten van de Europatunnel.
Archeologische relevantie ondergrond
De tunnel ligt niet in een gebied met archeologische verwachtingswaarde.
Relevante
Betegeling van de wanden van de tunneldoorgangen, circa 2010.
wijzigingen
Overige
BRONNEN Primaire bronnen, kaarten, literatuur, documentatie, websites Nr. 1 Nr. 2
De Europatunnel is op 28 november 1959 geopend. Het object staat op de gemeentelijke monumentenlijst. Aan de zuidoostzijde is een verticale scheur in het metselwerk aangetroffen (rechts van de metaalplastiek)
M. van Daalen, "Spoorwegproblemen te Hengelo ( 0 . ) " in: Publieke Werken (1947) 15 nr. 7, p. 77-80. M. van Daalen, "De spoorweqdoorganqen in Hengelo
Hengelo,
Feiten
Nr. 3
Nr. 4 Nr. 5
Europatunnel
- Dwingend verbetering gewenst in 16 gevallen-" in: Tijdschrift Wederopbouw (1947) 2 nr. 2, p. 1 8 - 2 1 . A.L. van Schelven, Hengeler Wind - De ontwikkeling van het industrieel klimaat van Hengelo sinds 1865, Haarlem 1965. G.J.I. Kokhuis, Historie van Hengelo, Hengelo 1983. E. Fuldauer, P. Hamer en J. Hinke, Hengelo herrezen - Fotodocumentaire over de vijftiger jaren - Hengelo 1986. -einde Feiten-
datum:24-9-2013
PostNL Port betaald Port Payé Pays-Bas
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Ministerie van Ondenvijs, Cultuur en Wetenschap