gemeente Schiedam
Aan de gemeenteraad van Schiedam
L ~ KENMERK V
ONS KEN~ERK
U W BRIEF VAN
DOORKIESNUhIhIER
Burgemeester en wethoiiders
Postbus 1501 3 100 EA SCHIEDAM Stadskantoor Stadserf l 3 112 DZ S C H I E D M T 010 219 11 11 F 010 246 53 51 W www.schiedam.nl
lOUIT20990 010-2191525 ONDERWLRP
Regionale aanpak ltindermisliandeling (RAAK), regionaal beleidskader en lokaal werkplan
Geachte dames en lieren, Hierbij bieden wij u ter Itennisname het regionaal werkplan RAAI< en het loltaal werkplan RAAI< aan. Wij liebben besloten - oiider uitdrukkelijk voorbehoud, dat eventuele financiële consequenties te allen tijde nadere besluitvorming vergen - in te stemmen met de doelstelling en de ambities van RAAK, alsinede &t de verdere uitwerking ei1 uitvoering van het werkplan, binnen het bestaande rijksbudget. Wij Iiabbeii ook ingestemd inet het ontwikkelen van een convenant tussen de verschillende ketenpartners en gemeenten over het bereiken van de beoogde doelen en de borging ervan voor de koineiide tijd, De RAAI<-aanpak willen wij koppelen aan de Aanpak Hiiiselijk Geweld. Landelijke voorgeschiedenis.
In 2008 liebben vertegenwoordigers van de 35 ceiitrumgeineenten, provincies, grootstedelijke regio's ei1 het Rijk aangegeven intensief te zullen samenwerken op het thema ltindesmishandeliiig via de RAAK aanpalt (Regionale Aanpak I
b) deze partners te motiveren om hun deskundigheid op het gebied van bestrijden van kindermishandeling te bevorderen. Hiertoe wordt actief een programma training en scholing aangeboden. De RAAK aanpak wordt tot eind 20 i 0 gefinancierd met middelen, die aan de centrumgemeenten beschikbaar zijn gesteld door het programmaministerie van ~ e u g den Gezin. 0
Regionale aanpak
De centrumgeineenten Rotterdam, Spijkenisse en - voor de subregio NWN - Vlaardingen hebben besloten de RAAK aanpak gezamenlijk uit te voeren. Hiervoor is aansluiting gezocht bij het stadsregionale programma JKW (Ieder I
C
Het regioriale beleidskader bestaat uit de inventarisatie van de stand van zaken sluitende aanpak kindermishandeling in de stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard en verbatesiaigm~die daarin nodig zijn, op basis van de startfoto en de startbijeenkomst. Het werkplan bevatde ambities en beoogde resultaten die de gemeenten lokaal en regionaal in deze regio willen realisere'n met de R A A K aanpak. De doelstellingen en deelresultaten zullen tot eind 201 0 uitgevoerd c,q. nader uitgewerkt warden. Dit betekent dat er antwoord moeten komen op de vraag wie wat gaat
doen en welke financiële consequenties er zijn ten aanzien van de deelresitltaten. Eind 2010 zal RAAK afsluiten met een uitvoeringsplan (convenant) waarin de afspraken vastgelegd worden wat gemeenten en organisaties concreet gaan doen om aanpak kindermishandeling te verbeteren en te borgen voor de toekomst. In het beleidskader is een apart hoofdstuk gewijd aan het vraagstuk van inbedding en bestuurlijke borging na afronding RAAK aanpak eind 20 10. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Schiedam, s -
W.P.H. Redert
W -
W.M. Verver-Aartsen
m ------
--Y
Regionale aanpak kindermishandeling Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader
Centrumgemeenten: Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen CENTRUMGEMEENTE ROTTERDAM: Rotterdam Barendrecht Ridderkerk Albrandswaard Lansingerland Capelle aíd IJssel Krimpen aíd IJssel
CENTRUMGEMEENTE VLAARDINGEN: Schiedam Maassluis Vlaardingen
CENTRUMGEMEENTE SPIJKENISSE: Hellevoetsluis Brielle Bernisse Westvoorne Middelharnis Goedereede Dirksland Oud Beijerland Cromstrijen Binnenmaas Strijen Korendijk Oostflakkee Spijkenisse
Auteurs In opdracht van Status
Ada van Alten, Patricia Ohlsen, Sevgi Tunali en Christa Hoogenveen Stuurgroep RAAK Vastgesteld door de stuurgroep RAAK d.d. 3 juni 2010
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
VOORWOORD Kindermishandeling RAAKt ons allen! In de eerste maand als wethouder kreeg ik de Regionale Aanpak Kindermishandeling (RAAK) onder ogen. Met veel interesse heb ik gelezen hoe in deze regio een sluitende aanpak kindermishandeling gerealiseerd kan worden. Alle gemeenten en vele lokale en regionale organisaties hebben aangegeven waar verbeteringen nodig zijn. Allen gedreven vanuit het besef dat kindermishandeling moet worden voorkomen. Ik onderstreep het belang om daar waar mogelijk aan te sluiten bij bestaande ontwikkelingen. De aanpak Huiselijk Geweld en de realisatie van de Centra voor Jeugd en Gezin zijn hierin van cruciaal belang. Specifieke aandacht heeft de invoering van de landelijke Meldcode, een belangrijk middel voor professionals om te kunnen handelen bij (vermoedens van) kindermishandeling. Het is goed dat onze drie centrumgemeenten de RAAK aanpak gezamenlijk opgepakt hebben. We kunnen hierdoor voortbouwen op onze gezamenlijke visie en beleidsplannen van het jeugdbeleid voor deze regio. De komende periode staat in het teken van de uitvoering en implementatie. De professionals moeten kunnen handelen. Aan ons gemeenten om met organisaties deze verantwoordelijkheid op ons te nemen en hier de juiste randvoorwaarden voor te creëren. Ik constateer dat het werkplan RAAK een ambitieus plan is waarbij grote inzet van zowel gemeenten als organisaties in de regio gevraagd wordt. Dat is terecht en vraagt om zorgvuldigheid bij de uitwerking. In de komende maanden werken de regiocoördinatoren het werkplan samen met u gemeenten en organisaties uit tot concrete acties. Daar waar wenselijk in samenwerking met elkaar om optimale synergie te behalen. Ik wens u samen met mijn collega wethouders centrumgemeenten wijsheid en lef toe. Kindermishandeling mag niet gebeuren in onze samenleving. Kinderen horen veilig op te groeien! Vriendelijke groet, Stuurgroep Regionale Aanpak Kindermishandeling
Wethouder H. de Jonge Centrumgemeente Rotterdam Wethouder K. Dijkman Centrumgemeente Spijkenisse Wethouder C.T. Oosterom Centrumgemeente Vlaardingen
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Inhoudsopgave
..................................................................................................6 ............................................................................7
SAMENVATTING 1 INLEIDING EN LEESWIJZER 2
UITGANGSSITUATIE EN CONTEXT
2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6 2.4.7 2.4.8 2.4.9 2.4.1 O 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.6 2.6.1 2.6.2 2.6.3
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8
4 4.1 4.2 4.3
.................................................................8
Aanleiding ............................................................................................................................. 8 Wat i s RAAK? ........................................................................................................................... 8 Onderzoek naar kindermishandeling in Nederland ........................................................... 9 Landelijke ontwikkelingen .......................................................................................................9 Centra voor Jeugd en Gezin .................................................................................................. 9 Verwijsindex risicojongeren (VIR) ........................................................................................ 10 10 Aanpak huiselijk geweld ...................................................................................................... Landelijk verplichte modelcode huiselijk geweld en kindermishandeling ............................11 Wet tijdelijk huisverbod ................... ....... ................................................................. 11 11 Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) .............................................................................. Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling (LAAK) ........................................ 11 Wet op de jeugdzorg ............................................................................................................ 11 12 Beter Beschermd ................................................................................................................. Veiligheidshuis................................................................................................................. 12 Ontwikkelingen i n de regio ............................................................................................. 12 Programma leder Kind Wint ............................................................................................... 12 13 SISA ..................................................................................................................................... Aanpak Huiselijk geweld ..................................................................................................... 13 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling............................................................ 13 Veiligheidshuis regio Rotterdam Rijnmond .......................................................................... 13 14 GGD ontwikkelingen op de Zuid-Hollandse eilanden .................................................... Regionale uitgangssituatie i n cijfers .............................................................................. 14 Cijfers AMK en cijfers op basis van prevalentie................................................................... 14 15 Cijfers Huiselijk Geweld ....................................................................................................... Zorgformulieren politie .................................................................................................... 16
DE RAAK AANPAK
..........................................................................................17
BORGING NA 2010
...................................................................................24
De RAAK aanpak landelijk ..................................................................................................... 17 De RAAK organisatie i n deze regio ................................................................................. 17 Startfoto ................................................................................................................................. 19 Regionaal handelingsprotocol.............................................................................................. 19 20 Regionaal Scholingsplan..................................................................................................... Hulp- en ondersteuningsaanbod........................ . . ............................................................ 21 Instrumenten en verbeteringen van registratiesystemen tbv de monitoring........................22 Samenwerking in de keten ................................................................................................. 22 ....................................................... 22 Meldingen, maatregelen en strafrecht .......................... . . ..............23 Aandacht voor kindermishandeling bij GGZ volwassenenzorg ....................... 23 Voorlichting en informatie.....................................................................................................
Borging bij de overheid en de instellingen ....................................................................... 24 Communicatie ................................................................................................................... 25 ... Financien ............................................................................................................................ 25
...................................................................................................26 ....................................................27 ..............................................................................................28 .....................................................................................29
5 CONCLUSIES OVERZICHT VEEL GEBRUIKTE BEGRIPPEN DOCUMENTENLIJST INDELING RAAK REGIO'S
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam. Spijkenisse en Vlaardingen. juni 2010 (definitieve versie)
Samenvatting Dit werkplan beschrijft de Regionale Aanpak Kindermishandeling (RAAK) van de Stadsregio Rotterdam en Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard. Het werkplan bestaat uit twee op zichzelf staande delen: een regionaal beleidskader RAAK stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard met een lokaal werkplan per gemeentelsubregio. Beide onderdelen vormen samen een op elkaar aansluitend geheel. Hierdoor ontstaat een compleet beeld van wat RAAK is en hoe daar in deze regio zowel lokaal als regionaal invulling aan gegeven wordt. De landelijke invoering van RAAK is halverwege 2008 gestart. Deze aanpak wordt aangestuurd door het ministerie voor Jeugd en Gezin, ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en regionaal gecoördineerd door 35 centrumgemeenten. Kindermishandeling is een groot probleem, want ondanks dat wettelijk is vastgelegd dat ouders de plicht hebben om te zorgen voor het lichamelijk en geestelijk welbevinden van hun kind, worden nog steeds duizenden kinderen in Nederland verwaarloosd, geslagen, misbruikt en vernederd. De RAAK aanpak is er op gericht om kindermishandeling te voorkomen, zo snel mogelijk te signaleren en de schadelijke gevolgen te beperken. Er zijn een aantal landelijke en regionale ontwikkelingen die relevant zijn voor het realiseren van een sluitende aanpak kindermishandeling. Enkele van deze ontwikkelingen zijn: de opkomst van de centra Jeugd en Gezin, de verwijsindex, de meldcode, de aanpak huiselijk geweld, eer gerelateerd geweld en meisjesbesnijdenis en het veiligheidshuis. In de Stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard is besloten de regionale aanpak kindermishandeling gezamenlijk uit te voeren en onder te brengen bij het programma leder Kind Wint (IKW). Kern van deze aanpak is dat instellingen en professionals op lokaal en regionaal niveau gezamenlijk werken aan een samenhangende en effectieve aanpak van kindermishandeling. In september 2009 zijn de drie regiocoördinatoren van start gegaan met het maken van de startfoto. Deze startfoto is gebaseerd op de 55 punten van het zorgcontinuüm van Jo Hermanns. Het doel van de startfoto is in kaart te brengen wat wel en niet in de regio aanwezig is van deze 55 punten inclusief de gewenste verbeterpunten. De inventarisatie voor de startfoto is bij alle gemeenten uitgevoerd en bij tientallen lokale en regionale organisaties en sectoren die onderdeel uitmaken van de sluitende aanpak. Uit de startfoto komen acht te realiseren doelstellingen naar voren namelijk: handelingsprotocol, scholingsplan, hulp- en ondersteuningsaanbod, registratiesystematiek, samenwerken in de keten, meldingen en strafrecht, aandacht voor kinderen bij de volwassenenzorg en voorlichting en informatie. Het werkplan bevat de ambities en beoogde resultaten die de gemeenten lokaal en regionaal in deze regio willen realiseren met de RAAK aanpak. De doelstellingen en deelresultaten zullen tot eind 2010 uitgevoerd c.q. nader uitgewerkt worden. Dit betekent dat er antwoord moet komen op de vraag wie wat gaat doen en welke financiële consequenties er zijn ten aanzien van de deelresultaten. Eind 2010 zal RAAK afsluiten met een uitvoeringsplan (convenant) waarin de afspraken vastgelegd worden wat gemeenten en organisaties concreet gaan doen om de aanpak kindermishandeling te verbeteren en te borgen voor de toekomst. In het beleidskader is een apart hoofdstuk gewijd aan het vraagstuk van inbedding en bestuurlijke borging na afronding van de RAAK aanpak eind 2010. Voor de lokale en subregionale aanpak kindermishandeling verwijzen wij u naar het tweede deel van het werkplan.
Regionale aanpak kindermishandeling.Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
1
Inleiding en leeswijzer
Inleiding Voor u ligt het werkplan RAAK 2010 (Regionale Aanpak Kindermishandeling)van de regio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche waard. Het werkplan bestaat uit de inventarisatie van de stand van zaken sluitende aanpak kindermishandelingen verbeteringen die daarin nodig zijn, op basis van de startfoto en de startbijeenkomst. Het werkplan bevat de ambities en beoogde resultaten die de gemeenten lokaal en regionaal in deze regio willen realiseren met de RAAK aanpak. De doelstellingen en deelresultaten zullen tot eind 2010 uitgevoerd c.q. nader uitgewerkt worden. Dit betekent dat er antwoord moet komen op de vragen, wie gaat wat doen en welke financiële consequenties zijn er ten aanzien van de deelresultaten. Eind 2010 zal RAAK afsluiten met een uitvoeringsplan (convenant) waarin de afspraken vastgelegd worden wat gemeenten en organisaties concreet gaan doen om de aanpak kindermishandelingte verbeteren en te borgen voor de toekomst. Dit werkplan bestaat uit twee delen: 1. Het regionaal beleidskader stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard. 2. Lokale werkplannen per gemeentelsubregio met de ambities, doelstellingen en deelresultaten die lokaal1subregionaal opgepakt moeten worden. Dit deel is aangevuld met specifieke informatie uit betreffende gemeente1 subregio. Beide onderdelen vormen samen een op elkaar aansluitend geheel. Hierdoor ontstaat een compleet beeld van wat RAAK is en hoe daar in deze regio zowel lokaal als regionaal invulling aan gegeven wordt.
Leeswijzer Het eerste onderdeel, het beleidskader van het RAAK project bestaat uit een aantal hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de uitgangssituatie en de inhoud van het project RAAK beschreven. Vervolgens worden de landelijke ontwikkelingen geschetst die relevant zijn voor het realiseren van de sluitende aanpak kindermishandeling. Het hoofdstuk sluit af met de ontwikkelingen in de regio. Het derde hoofdstuk beschrijft de uitgangssituatie van het project RAAK en de voorbereidingen voor de aanpak in de stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en Hoeksche Waard. De eerste stap van de aanpak is de startfoto die beschreven wordt in de tweede paragraaf. In de derde paragraaf staan de uitkomsten van de startfoto, de doelstellingen met de gesignaleerde knelpunten, verbeterpunten en aandachtspunten. Hoofdstuk vier is gericht op de borging van RAAK voor de toekomst. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de verantwoordelijkheid van lokale en regionale overheden en de verantwoordelijkheid van de organisaties. In de tweede paragraaf wordt de communicatie beschreven en in het derde de financiële consequenties voor implementatie van de RAAK aanpak na 201 0. In het laatste hoofdstuk vindt u de conclusies van dit beleidskader waarbij het kader voor de aanpak wordt geschetst en waar verwezen wordt naar de lokale werkplannen die het tweede deel van dit werkplan vormen.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
2
Uitgangssituatie en context
2.1
Aanleiding
Volgens het grondrecht en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind hebben kinderen het recht op bescherming tegen verwaarlozing en mishandeling. Desondanks worden vele duizenden kinderen in Nederland geslagen, verwaarloosd, misbruikt, vernederd of genegeerd, óf zijn er getuige van dat thuis één van hun ouders geweld wordt aangedaan. Onder kindermishandeling wordt verstaan (definitie uit de Wet op de Jeugdzorg): Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Met het Actieplan Aanpak Kindermishandeling 'Kinderen veilig thuis' geeft het ministerie Jeugd en Gezin vorm aan het recht op bescherming tegen mishandeling. De norm die hierbij gehanteerd wordt is dat geweld in de opvoeding niet thuis hoort. Ouders zijn verplicht hun kinderen te verzorgen en op te voeden zonder het toepassen van geestelijk of lichamelijk geweld. Deze verantwoordelijkheid van ouders voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van hun kind is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Naast de verantwoordelijkheid die ouders hebben, wordt in ons land een speciale verantwoordelijkheid neergelegd bij de duizenden beroepskrachten en vrijwilligers die vanuit hun functie te maken hebben met kinderen, gezinnen of met de volwassenen die behalve cliënt of patiënt ook de ouders zijn van een kind. Van beroepskrachten wordt verwacht dat zij kindermishandeling tijdig signaleren en hierop adequaat actie ondernemen, zodat de mishandeling wordt gestopt en de schade beperkt blijft. In het actieplan wordt de aanzet gedaan tot een effectievere aanpak van kindermishandeling: de zogenaamde RAAK aanpak.
2.2
Wat is RAAK?
De RAAK aanpak is tussen 2003 en 2006 ontwikkeld in vier proefregio's in Nederland. Kern van deze aanpak is dat instellingen en beroepskrachten op regionaal niveau gezamenlijk werken aan een samenhangende en effectieve aanpak van kindermishandeling. Deze sluitende aanpak moet leiden tot het: zoveel mogelijk voorkómen van kindermishandeling zo snel mogelijk signaleren en onderzoeken van vermoedens; stoppen van kindermishandeling en beperken van schadelijke gevolgen door snel passende hulp enlof bescherming te bieden. Hoewel er vaak al aanbod gericht op kindermishandeling bestaat, hebben de ervaringen in de proefregio's ons geleerd, dat het beter bundelen van krachten en het anders samen werken zorgt voor groter effect en meer efficiëntie. Zelfs de kleinste verbeteringen die worden ingezet in de aanpak van kindermishandeling, blijken van invloed te kunnen zijn op de levens van kinderen en hun ouders. Om het doel van RAAK om te komen tot een sluitende aanpak kindermishandeling te behalen, wordt gewerkt met de 55 punten van Jo ~ermanns'.Gemeenten, organisaties en professionals maken sluitende afspraken en werken zo op regionaal niveau samen aan een samenhangende en effectieve bestrijding van kindermishandeling. Uitgangspunten zijn: RAAK sluit zoveel mogelijk aan bij al lopende ontwikkelingen en bestaande structuren. RAAK sluit in haar aanpak in ieder geval aan op de ontwikkelingen rond:
1
Jo Hermanns, 2008. Het bestrijden van kindermishandeling, een aanpak die werkt. NJllministerie voor Jeugd en Gezin Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 201 0 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 201 0 (definitieve versie)
-
-
de aanpak Huiselijk Geweld (de Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld) en de plannen ten aanzien van invoering van de Meldcode in de regio; de realisatie van de Centra voor Jeugd en Gezin waarin een groot deel van de 55 punten van Jo Hermanns zijn te realiseren; het Landelijke Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling (LAAK) van de MO Groep en het programma Beter Beschermd van het ministerie voor Jeugd en Gezin.
De RAAK aanpak zal in ieder geval de landelijk vastgestelde twee doelstellingen moeten realiseren aangevuld met doelstellingen die op basis van de inventarisatie wenselijk zijn voor deze regio. Deze doelstellingen zijn: 1 Ontwikkelen van een lokaal1 regionaal handelingsplan. 2. Het opstellen en uitvoeren van een lokaall regionaal scholingsplan. Specifieke doelstellingen voor deze regio als uitkomst van de startfoto. 3.
2.3
Onderzoek naar kindermishandeling in Nederland
In Nederland zijn twee grote studies gedaan naar het vóórkomen van kindermishandeling. In de Nationale prevalentiestudie2van 2005 werden 1100 geïnstrueerde informanten (professionals die met kinderen tot 17 jaar werken) gevraagd gedurende een bepaalde periode op een gestandaardiseerde manier signalen van kindermishandeling te registreren. Deze gegevens werden gecombineerd met de meldingen bij de AMK's en 'ontdubbeld'. Dit leverde een schatting op dat in het onderzoeksjaar 3 procent van alle kinderen te maken had met kindermishandelingdie vermoedelijk of aanwijsbaar leidt tot schade voor het kind. In het onderzoek "Scholieren over mishandeling" werden 1800 jongeren (scholieren van 12 tot 16 jaar) zelf door middel van een schriftelijke enquête gevraagd naar hun ervaringen. In totaal meldde 37 procent van de jongeren ooit mishandeld te zijn, waarvan 20 procent in het afgelopen jaar. Deze cijfers lopen dus nogal uiteen, maar geconcludeerd kan worden dat minimaal één op de vijf Nederlands kinderen opgroeit in een situatie waarin er bepaald geen sprake is van een geweldloze opvoeding dan wel waarin er sprake is van een opvoeding met onvoldoende aandacht voor het kind.4 In de Nationale Prevalentiestudie is ook onderzoek gedaan naar de risicofactoren voor kindermishandeling. Daaruit blijkt dat de grootste risicofactor in de onderzoeksgroep van 680 mishandelde kinderen de opleiding van de ouders is. Meer dan een derde van de ouders van mishandelde kinderen is zeer laag opgeleid. Werkloosheid is ook een belangrijke risicofactor. In meer dan een derde van de gezinnen van mishandelde kinderen heeft geen ouder betaald werk. Daarnaast is etnisch-culturele achtergrond van belang. In geval van kindermishandeling zijn eerste generatie gezinnen van allochtone herkomst 3,7 (traditioneel allochtone gezinnen) of 3,6 (nieuw allochtone gezinnen) keer zo vaak vertegenwoordigd als hun aanwezigheid in de bevolking zou doen vermoeden. Dan volgt alleenstaand ouderschap, dat in bijna de helft van de gevallen van kindermishandeling aan de orde is. Naast deze demografische risicofactoren blijkt dat ook de aanwezigheid van psychiatrische- of verslavingsproblematiek bij de ouders en gewelds- en verwaarlozingservaringen in de jeugd van ouders het risico op kindermishandeling vergroten. Uit CARE-NL blijkt dat gedragsfactoren van ouders een grote risicofactor voor kindermishandeling kunne zijn. De CARE-NL is een risicotaxatie instrument, waarmee het risico van kindermishandeling wordt getaxeerd op basis van onder andere acht risicofactoren die gerelateerd zijn aan ouders en één risicofactor gerelateerd aan het kind.
2.4
Landelijke ontwikkelingen
Er zijn diverse landelijke ontwikkelingen, die een relatie hebben met de doelstelling van de RAAK aanpak, namelijk het realiseren van een sluitende aanpak kindermishandeling. In deze paragraaf worden ter informatie een aantal van deze landelijke ontwikkelingen beschreven.
2
M.H. van IJzendoorn e.a. (2005), De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Beugdigen. Lamers-Winkelman, F., Slot, N.W., Bijl, B., Vijlbrief, A.C., (2007) Scholieren over mishandeling. 4 J. Hermanns (2008). Het bestrijden van kindermishandeling. Een aanpak die werkt. Utrecht: NJi Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
2.4.1 Centra voor Jeugd en Gezin In alle gemeentes komen Centra voor Jeugd en Gezin. Ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals kunnen bij de centra terecht met hun vragen over opvoeden en opgroeien. De centra bieden advies, ondersteuning en hulp op maat. Een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een herkenbaar inlooppunt in de buurt. De basisfuncties van een CJG zijn: een inloop bieden voor vragen van ouders en jongeren over opvoeden en opgroeien; - laagdrempelig advies en ondersteuning geven, zodat de gezinnen zichzelf kunnen redden; - jeugdigen en gezinnen met risico's en problemen in beeld brengen; op tijd hulp bieden aan gezinnen om het ontstaan (of het uit de hand lopen) van problemen te voorkomen; - de zorg aan een gezin coördineren volgens het principe 'één gezin, één plan': als meer leden van één gezin hulp (nodig) hebben, moet de zorg op elkaar afgestemd zijn. Kernpartners voor de CJG's zijn de JGZ 0-19 en partners die de 5 WMO functies uitvoeren, zoals gezinscoaches, algemeen- en schoolmaatschappelijk werk, opvoedingsondersteuning. De schakel met Bureau Jeugdzorg en Zorg- Adviesteams is van belang. Het streven is om in 201 1 een landelijk dekkend netwerk van CJG's te hebben. Gemeenten voeren de regie over de Centra voor Jeugd en Gezin. Een gemeente doet dit op basis van de eigen mogelijkheden en wensen. De centra hebben dezelfde basistaken, maar zijn onderling verschillend.
2.4.2 Verwijsindex risicojongeren (VIR) De ontwikkeling van de verwijsindex is onderdeel van het Beleidsprogramma voor Jeugd en Gezin: 'Alle kansen voor alle kinderen'. Daarin krijgt de samenwerking tussen hulpverleners, Centra voor Jeugd en Gezin en Zorg- en adviesteams vorm. De verwijsindex ondersteunt die samenwerking door risicosignalen van hulpverleners over jongeren uit heel Nederland bij elkaar te brengen. De verwijsindex is een ICT toepassing waarin risicomeldingen over jongeren van O tot 23 jaar worden vastgelegd. Het gaat daarbij om jongeren met problemen die hun persoonlijke ontwikkeling bedreigen en die hen buiten de maatschappij dreigen te plaatsen. Hulpverleners uit de jeugdketen melden deze risicosignalen aan de centrale, landelijke verwijsindex. Wanneer er al eerdere meldingen over een bepaalde jongere zijn gedaan, worden de betrokken instanties actief geïnformeerd over elkaars melding, waardoor een sluitende jeugdketen ontstaat.
Melding Een melding kan op drie manieren in de verwijsindex worden ingebracht. De meest eenvoudige manier is via deze landelijke website door een geautoriseerde hulpverlener. De tweede manier is via een lokaal signaleringssysteem door een persoon die door de betreffende gemeente geautoriseerd is. Het lokale signaleringssysteem wordt in dat geval direct gekoppeld aan deze website. De lokale systemen in deze regio zijn SISA (Stadregionaal Instrument Sluitende Aanpak) en Zorg voor Jeugd. De derde manier is via een landelijk werkend bronsysteem door een geautoriseerde hulpverlener. Denk aan het landelijke systeem van de Raad voor de Kinderbescherming. Match De verwijsindex houdt het aantal risicomeldingen over elke jongere bij. Zijn er twee of meer meldingen, dan is er sprake van een 'match'. Beide betrokken hulpverleners worden geïnformeerd over de match en er wordt een regiehouder aangewezen en de samenwerking wordt zo effectief en sluitend.
2.4.3 Aanpak huiselijk geweld Het kabinet Balkenende IV heeft in het coalitieakkoord aangegeven de aanpak van huiselijk geweld met kracht voort te zetten. In aansluiting daarop is voor de periode 2008 - 201 1 het Plan van Aanpak 'De volgende fase', verschenen. Het doel van dit plan is het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld door het bevorderen van een doorlopende aanpak, van preventie en signaleren tot interveniëren, die effectief is en alle doelgroepen bereikt. Een aantal concrete maatregelen uit het plan zijn: - verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; - actieplan aanpak kindermishandeling, kinderen veilig thuis; - daderbehandeling; - eer gerelateerd geweld; Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
- huisverbod; - landelijke publiekscampagnes.
2.4.4 Landelijk verplichte modelcode huiselijk geweld en kindermishandeling Beroepsgroepen die te maken kunnen krijgen met kindermishandeling en huiselijk geweld, worden wettelijk verplicht om met een meldcode te gaan werken. De ministers Rouvoet (Jeugd en Gezin), Hirsch Ballin (Justitie) en staatssecretaris Bussemaker (VWS) willen het gebruik van een meldcode verplicht stellen bij vermoedens van kindermishandeling, huiselijk geweld, vrouwelijke genitale verminking en eer gerelateerd geweld. Het wettelijk vastleggen van een verplichte meldcode moet de professionals meer houvast geven bij het signaleren, melden en stoppen van geweld. De ministers en de staatssecretaris waren van plan een wetsvoorstel voor een verplichte meldcode in het najaar van 2010 gereed te hebben voor advisering door de Raad van State. Er komt uiteindelijk geen landelijke wet verplichte Meldcode. Voorstel is om onderdelen van de Meldcode als aanvullingen cq aanpassingen in bestaande wetten als de WMO en de wet Jeugdzorg onder te brengen. Voorstel hiervoor ligt bij de Raad van State.
2.4.5 Wet tijdelijk huisverbod De wet tijdelijk huisverbod trad op 1 januari 2009 in werking. Dit heeft tot gevolg dat bij dreiging van huiselijk geweld er de mogelijkheid is om degene waarvan de dreiging uitgaat tijdelijk uit huis te plaatsen. Dit kan voor de periode van 10 dagen tot maximaal vier weken. Naast het huisverbod wordt ook meteen hulp ingezet voor alle betrokkenen, zowel het slachtoffer als de pleger en de eventueel aanwezige kinderen.
2.4.6 Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) Vrouwelijke Genitale Verminking (ook wel meisjesbesnijdenis genoemd) is een vorm van kindermishandeling. De Nederlandse aanpak van VGV berust op twee belangrijke pijlers: preventie en repressie. Dit betekent aan de ene kant goede voorlichting en optimale kennis van VGV binnen zowel de risicogroepen als alle verschillende beroepsgroepen om VGV te voorkomen. Aan de andere kant is VGV strafbaar en wordt geprobeerd om VGV op te sporen en de daders strafrechtelijk te vervolgen. De overheid hoopt dat de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bijdraagt aan een effectievere aanpak van VGV en laat daarnaast de haalbaarheid van het Franse voorbeeld van het 'medisch certificaat' onderzoeken. In een dergelijk certificaat verklaren ouders op vrijwillige basis hun dochter(s) niet te laten besnijden tijdens verblijf in het land van herkomst. Zo kunnen de ouders met dit document de druk weerstaan van de eigen familie en gemeenschap in het land van herkomst.
2.4.7 Landelijk Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling (LAAK) De leden van de MO groep zijn in 2006 gestart met het Landelijke Actieprogramma Aanpak Kindermishandeling (LAAK). Doelstelling is dat eind 2008 in iedere provincie een korte en slagvaardige keten is ingericht van Bureau Jeugdzorg (incl. AMK), Raad voor de kinderbescherming en het Jeugdzorgaanbod. Deze drie ketenpartners willen daarbij een gezamenlijke werkwijze gaan hanteren. Elementen die deel uit maken van deze gezamenlijke werkwijze zijn onder meer: - het invoeren van één set van criteria voor onderzoek en besluitvorming, "gestructureerd beslissen"; scholing van BJZ medewerkers in het adequaat omgaan met signalen van kindermishandeling; inpassing van de resultaten van het programma Beter Beschermd; versterking van de inzet en de expertise op het gebied van diagnostiek en behandeling van trauma bij kinderen en jongeren die zijn mishandeld; - aansluiting op de ketens uit het voorveld zoals de gezondheidszorg en het onderwijs.
2.4.8 Wet op de jeugdzorg Op 1 januari 2005 is de Wet op de jeugdzorg in werking getreden. De wet op de jeugdzorg heeft als doel om de jeugdzorg samenhangend en vraaggericht te maken. Kinderen, jongeren en ouders hebben recht op jeugdzorg. - Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort tot de gehele jeugdzorg. - De zorg moet zo dicht mogelijk bij het kind of de jongere gebeuren, zo kort mogelijk duren en zo licht mogelijk zijn. Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
-
Elke provincie krijgt geld van het Rijk. De provincie financiert met dat geld BJZ en daarmee de toegang tot de jeugdhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg voor jeugd (jeugd-ggz), jeugdbescherming en jeugdreclassering. De provincie koopt zorg voor kinderen, jongeren en ouders in bij de jeugdzorginstellingen De provincie maakt met gemeenten resultaatgerichte afspraken over de verantwoordelijkheden.
In het voorjaar van 2010 heeft het kabinet een visie gepresenteerd om de wet op de jeugdzorg te wijzigen in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen. De regering is demissionair; dit betekent dat de eventuele wetswijziging controversieel is.
2.4.9 Beter Beschermd In het programma Beter Beschermd wordt gewerkt aan een efficiënte en effectieve jeugdbescherming. Dit gebeurt in vier projecten, samen met de betrokken organisaties en overheden bij de jeugdbescherming. De projecten omvatten de samenwerking tussen de organisaties in de jeugdbeschermingketen, het informatiemanagement, verbetering van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en aan verbetering van de kinderbeschermingswetgeving.
2.4.1 0
Veilig heidshuis
Het Veiligheidshuis is een faciliteit voor een duurzaam samenwerkingsverband waarin gemeenten, jeugd- / zorginstellingen, politie en de justitieketen fysiek en integraal met elkaar samenwerken ter bevordering van de objectieve en subjectieve sociale veiligheid. Preventie, repressie en (na)zorg worden daarin met elkaar verbonden en op elkaar afgestemd. De totale regie binnen het Veiligheidshuis ligt bij de gemeente, waarbij het Openbaar Ministerie (OM) de regie heeft over de strafrechtketen en de gemeente over de zorgketen. Er zijn verschillende soorten veiligheidshuizen. Het gaat daarbij echter altijd om een samenwerkingsverband van de gemeente, de politie en het OM. Situatieafhankelijk participeren daarin bijvoorbeeld ook de reclassering, Bureau Jeugdzorg, maatschappelijke dienstverlening, Halt, Leger des Heils, penitentiaire inrichtingen of andere organisaties. Het gaat altijd om een vorm van casusoverleg waarbij sprake is van een gecoördineerde integrale duurzame aanpak. De thema's kunnen per veiligheidshuis variëren van meer- en veelplegers, risicojeugd tot bijvoorbeeld huiselijk geweld.
2.5
Ontwikkelingen in de regio
In deze paragraaf worden de regionale ontwikkelingen beschreven die relevant zijn voor de aanpak kindermishandeling. Een groot deel van deze ontwikkelingen hebben betrekking op alle gemeenten die onderdeel uitmaken van de stadsregio Rotterdam. Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard behoren niet tot de stadsregio en maken geen onderdeel uit van bepaalde ontwikkelingen. Dit wordt benoemd en in het tweede deel van deze notitie, de lokale werkplannen, nader omschreven.
2.5.1 Programma leder Kind Wint Het programma leder Kind Wint (IKW)~is ontwikkeld om gezamenlijk een sterke verbetering van het presteren van de jeugdketen te realiseren. De preventie moet worden versterkt, risico's en problemen bij kinderen moeten eerder en beter worden gesignaleerd en de juiste interventies en zorg moeten tijdig worden geboden. Het Actieprogramma leder Kind wint is gebaseerd op een aantal uitgangspunten: kiezen voor kinderen; - vroeg signalering en snelle actie; hulp dicht in de leefomgeving; problemen in alle leefgebieden tegelijk aanpakken; - zo nodig specialistische hulp direct inzetten; orde scheppen in het woud van instellingen. In het IKW actieprogramma staan tien doelstellingen centraal, de zogenaamde '10 tegeltjes'. Dit actieprogramma is als gezamenlijke verantwoordelijkheid in handen van een regiegroep. Deze regiegroep heeft acht leden die ieder een onderdeel van de totale keten (stadsregio, gemeenten, BJZ, jeugdzorg, J-GGZ en J-LVG, onderwijs, Jeugdgezondheidszorg, Raad voor de KinderbeschermingIJustitie) vertegenwoordigen. Daarmee dekt deze de gehele jeugdketen. De 5
Meer informatie hierover is te vinden op www.ikw.nl
Regionale aanpak kindermishandeling.Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
gemeenten op Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard behoren niet bij de stadsregio en nemen niet aan dit programma. Het IKWactieprogramma is geëvalueerd en in juni 2010 wordt met de bestuurders uit de stadregio gesproken over een mogelijk vervolg van het programma.
2.5.2 SISA SISA is het stadsregionale instrument sluitende aanpak waarmee de stadsregio Rotterdam haar sluitende verwijsindex realiseert. SISA is aangesloten op de landelijke verwijsindex (VIR) zodat ook meldingen van buiten de regio binnenkomen. SISA is sinds 1 maart 2010 actief in alle gemeenten van de stadsregio. Aangesloten organisaties kunnen, wanneer zij zich zorgen maken over een kind, dit melden in SISA. Bij meerdere meldingen ontstaat een match. Vanuit de match wordt een regisseur aangewezen om zo de samenwerking rond deze jongeren te effectueren en optimaliseren. De gemeenten op Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard gebruiken een ander systeem. Goeree Overflakkee gebruikt de landelijke Verwijsindex voor Risicojongeren (VIR). De gemeenten in de Hoeksche Waard gaan het systeem Zorg voor Jeugd gebruiken. 2.5.3 Aanpak Huiselijk geweld In Rotterdam is op 26 mei 2005 het convenant 'Strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld in het arrondissement Rotterdam' afgesloten. Het doel is huiselijk geweld zo snel mogelijk te stoppen en de overdracht tussen generaties te doorbreken door beter signaleren, eerder melden, een geïntegreerd hulpaanbod en zorg binnen een sluitende keten en het werken aan preventie. De regie in de hulpverlening bij huiselijk geweld en de afstemming met politie en justitie is in handen van de GGD Rotterdam Rijnmond. De aanpak bestaat uit 4 speerpunten: l.een dekkend stelsel van Lokale Zorgnetwerken (LZN); 2. een regionaal Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG); 3. de ontwikkeling van Vroeg signalering Huiselijk Geweld; 4. de plegeraanpak. Daarnaast geeft het uitvoeringsprogramma ook invulling aan de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) door het bieden van vrouwenopvang en het voeren van beleid om huiselijk geweld te bestrijden. 2.5.4 Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling De landelijke verplichte meldcode is gebaseerd op de Rotterdamse meldcode. De Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling is een stappenplan voor hulpverleners en instellingen bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Het stappenplan biedt ondersteuning aan hulpverleners door duidelijk te maken wat er van hen wordt verwacht en draagt bij aan zorgvuldige besluitvorming. Deze duidelijkheid is niet alleen voor de hulpverlener van belang maar zeker ook voor effectieve hulp aan slachtoffer en pleger. Het doel van de meldcode is een eenduidige aanpak van signalen en daardoor adequater kunnen handelen. De meldcode richt zich op alle hulpverleners en instellingen die in de regio Rotterdam onderwijs, opvang, hulp, zorg of ondersteuning bieden zoals: docenten, maatschappelijk werkers, artsen, (psychiatrisch) verpleegkundigen, medewerkers in de (kinder)opvang. Er zijn nu 100 instellingen aangesloten. In het regiocollege hebben de burgemeesters van de stadsregio Rotterdam en Goeree Overflakkee een intentieverklaring opgesteld om de Rotterdamse meldcode in hun eigen gemeente in te gaan voeren. In juni 2010 zullen de burgemeesters dit ieder in hun eigen college aan de orde stellen. Uitzondering hierop vormen de gemeenten in de Hoeksche Waard. Zij richten zich met het invoeren van de meldcode op de RAAK aanpak Drechtsteden.
2.5.5 Stand van zaken veiligheidshuizen in de regio Rotterdam Rijnmond Op 6 juni 2009 hebben de burgemeesters van de regio Rotterdam-Rijnmond bij de opening van het Veiligheidshuis Rotterdam, het eerste Veiligheidshuis in de regio, een intentieverklaring om tot regionale veiligheidshuizen te komen ondertekend. Dit betekent dat: vanaf 201 1 in de regio Rotterdam-Rijnmond sprake is van een regionaal dekkend netwerk van veiligheidshuizen; e in de veiligheidshuizen wordt samengewerkt door diverse organisaties uit de zorg- en strafrechtketen op de thema's jeugd, huiselijk geweld, veelplegers en nazorg na detentie voor jeugdigen en volwassenen; regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader. Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
op deze thema's sprake is van een regionaal eenduidige werkwijze; er jaarlijks onder regie van de betrokken gemeenten afspraken gemaakt worden over de door de regionale veiligheidshuizen te realiseren doelen. Deze visie wordt in regionaal verband en als totale keten nog nader geconcretiseerd. De Hoeksche Waard heeftíkrijgt te maken met het Veiligheidshuis Drechtsteden. Binnen dit veiligheidshuis werken diverse partijen al intensief samen het gebied van de aanpak van huiselijk geweld en veelplegers o.a. de politie, de hulpverlening, BJZIAMK, het OM en het strafrechtelijk circuit. De RAAK aanpak in Drechtsteden is hierbij aangehaakt.
2.5.6 GGD ontwikkelingen op d e Zuid-Hollandse eilanden De GGD ZHE is in 2009 overgegaan naar de GGD Rotterdam Rijnmond (Voorne Putten Rozenburg en Goeree Overflakkee) en de GGD Zuid Holland Zuid (Hoeksche Waard). Bij de indeling is aangesloten bij de indeling van de Veiligheidsregio's van de politie. Tijdens de transitie van de GGD ZHE naar Rotterdam Rijnmond is geconstateerd dat er een groot verschil is met de dienstverlening in het huidige RR gebied en dat de Zuid-Hollandse eilanden een werkwijze vragen waarin kleinschalige oplossingen belangrijk zijn. Het gebiedsgericht werken wordt gezien als antwoord op de vragen die vanuit het werkgebied komen.
2.6
Regionale uitgangssituatie in cijfers
In het kader van dit werkplan is ervoor gekozen kengetallen op te nemen die directe informatie over kindermishandeling in de Stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard geven. Daarnaast zijn relevante cijfers opgenomen vanuit de aanpak huiselijk geweld. De opgenomen gegevens over de adviezen, consulten en meldingen AMK zijn aangereikt door het AMK Rotterdam Rijnmond en het AMK Gouda. De politie Rotterdam Rijnmond en Zuid Holland Zuid hebben inzage gegeven over meldingen van Huiselijk geweld.
2.6.1 Cijfers AMK en cijfers op basis van prevalentie Kindermishandeling Stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard Verhouding Geschat aantal Gemeente Aantal Aantal kinderen 0-18 jaar* mishandelde gemelde tov onderzoeken/ kinderen (= 3% dossiers bij het geschat aantal mishandelde , van aantal AMK **) kinderen jeugdigen) 2009 2009 2008 2009 2008 2009 2008 2008
124375 124220 3731,3 3726,6 1808 1531 0,48 Rotterdam 37502 253 175 0,22 37749 1132'5 1125,l NWN gemeenten 36431 1116,5 1092,9 207 120 0,19 37218 VPR gemeentenb SR Noord 35241 35694 739 668 1057,2 1070,8 0,70 (Lansingerland, Capelle en Krimpen) i SR Zuid (Barendrecht, 552 0,76 26273 26500 597 788,2 795,O Albrandswaard en ' Ridderkerk 138 149 Hoeksche Waard' 11356 Goeree Overflakkeeu *) peildatum 200812009 CBS **) AMK Gouda (Hoeksche Waard en Goeree Overflakkee) hanteert andere criteria voor start onderzoek AMK. Hierdoor zijn de cijfers moeilijk te vergelijken met de cijfers AMK Rotterdam Rijnmond.
0,41 0,16 0,Il 0,62 0,69
6 De VPR gemeenten bestaan uit de gemeenten Hellevoetsluis, Spijkenisse, Brielle, Bernisse, Westvoorne en Rozenburg. Rozenburg is sinds maart 2010 deelgemeente van Rotterdam. 7 Geen gegevens van Binnenmaas, Comstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland, Strijen 8 Goeree Overflakkee bestaat uit de gemeenten Goedereede, Dirksland, Middelharnis en Oostflakkee
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 201 0 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 201 0 (definitieve versie)
Toelichting Het AMK kent drie soorten activiteiten. Advies is een eenmalig contact. In een consult kunnen meerdere contacten met de consultvrager voorkomen en bij onderzoeken is het AMK een onderzoek gestart naar het gezin. Bij het AMK wordt op gezin geregistreerd en in een dossier kunnen meerdere kinderen voorkomen, maar niet alle kinderen hoeven gemeld te zijn voor mishandeling. Het aantal aanmeldingen bij het AMK lijkt in vergelijking met voorgaande jaren te stabiliseren. Er is een verschuiving te zien in het beroep dat organisaties doen op het AMK. Vrijwel overal (behalve Hoeksche Waard en Goeree Overflakkee) is er bijvoorbeeld sprake van een forse daling van het aantal onderzoeken. Dit is een trend die ook in 2008 t.o.v. 2007 al werd gesignaleerd. Tevens is er een stijging te zien naar het aantal vragen om advies en consultatie (zie lokale werkplannen). Er wordt minder onderzoek gedaan dan men zou verwachten gezien het aantal geschatte kinderen op basis van het percentage kinderen dat mishandeld zou worden. In 2009 is dat in deze regio bijvoorbeeld 3121 kinderen ten opzichte van 8149 kinderen (uitgezonderd de Hoeksche Waard). Het beleid en aanpak van AMK Gouda is nog in ontwikkeling. De interne processen, zoals het meldingbeleid, moeten nog nader uitgewerkt worden. Zo wordt er soms vaker gemeld dan nodig omdat het op basis van oordeelsvorming in plaats van als een hulpvraag wordt beoordeeld. Daarnaast is het zo dat hulpverleners ook zelf de hulpverlening inzetten op basis van vermoeden van kindermishandeling. Dan wordt er dus ook minder gemeld bij het AMK. Uit de cijfers van het AMK Rotterdam Rijnmond kan geconcludeerd worden dat particulieren, de politie, Bureau Jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg de grootste groep melders zijn. Huisartsen en de GGZ melden nauwelijks kinderen aan. Dit is opvallend en verdient aandacht in de verdere RAAK ontwikkeling. Ziekenhuizen daarentegen melden in vergelijking met de landelijke cijfers relatief veel. Uit de cijfers van het AMK zowel de Stadsregio Rotterdam Rijnmond, Goeree Overflakkee als de Hoeksche Waard komt naar voren dat het percentage pedagogische- en affectieve verwaarlozing velen malen hoger ligt dan lichamelijke mishandeling. De vraag is hoe dit komt en wat dit betekent voor de samenwerking tussen de CJG's en het AMK. Deze samenwerking is van groot belang als het gaat om het voorkomen en bestrijden van kindermishandeling in de preventieve fase.
2.6.2 Cijfers Huiselijk Geweld 3
P) P)
2
O
c
3
z
c 0
w.
<
(D
3
Huiselijk geweld 2008 2009
-
3
I( 2008
0 (D
3
2009
2008
2009
Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Totaal Rotterdam
6571
VPR gemeenten
921
NWN gemeenten
1075
SR Zuid
448
SR Noord
716
Goeree Overflakkee
138
1
1
185 75 48 312 Hoeksche Waard Bron: politie Rotterdam Rijnmond en I Aitie Zuid Holland Zuid
3835
3392
1858
1614
520
513
193
208
597
580
261
266
227
221
75
82
398
352
171
164
75
60
17
28
17
16
49
33
Om een beeld te krijgen van de omvang van het huiselijk geweld in Nederland is in 2003 door alle regiokorpsen van politie op één dag (teldag) voor alle geregistreerde incidenten - handmatig nagegaan of het incident te typeren was als huiselijk geweld. De teldag maakte duidelijk dat huiselijk geweld in Nederland een ernstig probleem is en heeft als opstap gediend voor de introductie van een landelijk registratiemodel; één uniforme registratie huiselijk geweld voor de Nederlandse Politie (XPO!). Regionale aanpak kindermishandeling.Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
-
Incident: dit is een breed begrip, want het gaat om meldingen, aangiften en zaken die de politie zelf signaleert en muteert in haar bedrijfsprocessensysteem. Misdrijven: strafbare feiten. Aangifte: het officieel bij de politie aangifte doen van een strafbaar feit op papier en ondertekend met het verzoek dit te vervolgen. Aanhoudingen: aanhoudingen die de politie heeft uitgevoerd.
Toelichting Uit de gesprekken met de politie is gebleken dat in het systeem van de politie niet separaat wordt geregistreerd of kinderen zijn betrokken bij huiselijk geweld. Dit is niet geïntegreerd in de bedrijfsvoering van de landelijke module. De registratie is echter onontbeerlijk in verband met het berekenen van de percentages van kinderen die daadwerkelijk betrokken zijn en als belangrijkste, de inzet van passende interventies bij het hulp- zorgaanbod. De percentages ten aanzien van de meldingen 'getuige van huiselijk geweld' vanuit het AMK zijn verontrustend te noemen. Uit onderzoek van het AMK blijkt dat deze variëren van rond de 25 % tot soms 40 % van het aantal meldingen in het jaar 2008. Tevens blijkt uit de gegevens van de GGD Rotterdam dat in ongeveer 75% van de zaken waarin een huisverbod wordt opgelegd er minderjarige kinderen betrokken zijn, veelal als directe (oor enlof oog)getuige van partnergeweld of andere vormen van huiselijk geweld maar soms ook als direct slachtoffer (al dan niet in combinatie met het getuige zijn van partnergeweld). Deze cijfers bevestigen het belang van een accurate registratie.
2.6.3 Zorgformulieren politie In 2009 heeft de Politie Rotterdam Rijnmond 3892 keer via een zorgformulier haar zorgen geuit over een jongere bij Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. In 2008 werden 3269 meldingen door het meldpunt 'Zorgformulier Politie' beoordeeld. De kracht van de samenwerking tussen alle partijen is dat het signaal van de een leidt tot snelle actie van de ander. Wanneer de politie zich zorgen maakt over een jongere, maakt zij een zorgformulier aan dat binnen twee werkdagen door Bureau Jeugdzorg wordt beoordeeld en doorgezet. De formulieren worden via een beveiligde route verstuurd, die als enige in Nederland volledig geautomatiseerd is. Het landelijke zorgformulier politie wordt sinds eind 2007 in de stadsregio Rotterdam gebruikt. Bij ongeveer een derde van de meldingen oordeelt het Meldpunt dat een vervolg binnen Bureau Jeugdzorg noodzakelijk is. In andere gevallen kan de melding worden overgedragen naar één van de Steunpunten Huiselijk Geweld of een andere zorgaanbieder in de regio. Groot voordeel van het meldpunt is dat de jongere, waar over de politie haar zorgen meldt, sneller in beeld komt bij de hulpverlening en een beter passend aanbod kan krijgen.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
3
De RAAK aanpak
In dit hoofdstuk wordt de RAAK aanpak beschreven zoals het landelijk is opgezet en in de regio is vormgegeven. Een beschrijving van de projectorganisatie vindt u in de tweede paragraaf. De projectgroep RAAK is gestart met de analyse van de regio door het maken van de startfoto. Dit vindt u in de derde paragraaf. De resultaten van de startfoto zijn gepresenteerd op de regionale startbijeenkomst RAAK in februari 2010. Op deze bijeenkomst zijn de resultaten uitgewerkt en aangescherpt door middel van thematafels. De resultaten zijn beschreven in de vierde paragraaf.
3.1
De RAAK aanpak landelijk
De Regionale Aanpak Kindermishandeling (RAAK aanpak) is een landelijk actieplan dat alle gemeenten in het land gaan uitvoeren. Het is een implementatietraject dat landelijk is opgesteld, met een landelijke planning en met vaste instrumenten. Vanuit het NJI heeft iedere centrumgemeente een implementatie adviseur toegewezen gekregen. Alle 35 centrumgemeenten hebben zich geconformeerd aan het implementeren van een RAAK aanpak in hun regio. Ook de centrumgemeenten Rotterdam, , Spijkenisse en Vlaardingen hebben in 2008 hun handtekening geplaatst onder de Actieverklaring Aanpak Kindermishandeling. Er zijn door het programmaministerie van Jeugd en Gezin middelen beschikbaar gesteld waar de centrumgemeenten hun RAAK aanpak mee kunnen financieren. Alle centrumgemeenten rapporteren op vaste momenten hun stand van zaken aan het NJI. Op basis van deze informatie wordt de minister geïnformeerd over de voortgang van de RAAK aanpak. Begin 201 1 volgt de eindrapportage.
Effectevaluatie In opdracht van de Tweede Kamer worden de uitkomsten en effecten van de regionale aanpak kindermishandeling landelijk inzichtelijk gemaakt. Ook moet duidelijk worden wat de werkzame bestanddelen van de regionale aanpak zijn. Berenschot en het Verwey-Jonker instituut voeren dit onderzoek uit, dat tot begin 201 1 loopt. Het doel van de effectmeting is het in beeld brengen van de uitkomsten en effecten van de invoering van de regionale aanpak kindermishandeling. De conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek dienen voor het aanscherpen van het beleid van gemeenten, provincies en Rijk. Zo levert ook deze effectmeting uiteindelijk een bijdrage aan de vermindering van de aard en omvang van kindermishandeling.
3.2 De RAAK organisatie in deze regio De drie centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen zijn in de stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard verantwoordelijk voor de RAAK aanpak in de regio. Het totale gebied omvat 24 gemeenten, waarvan 7 voor de centrumgemeente Rotterdam, 3 voor de centrumgemeente Vlaardingen en 14 voor de centrumgemeente Zuid Hollandse Eilanden. Het programmaministerie zal de centrumgemeenten rechtstreeks informeren. Zo ook verzorgen de centrumgemeenten de halfjaarlijkse rapportage over de stand van zaken in hun regio (voortgangsrapportages). Er zijn landelijke informatiedagen voor alle centrumgemeenten, waarin zij nader geïnformeerd worden over de stand van zaken Raak aanpak en good practices. De drie centrumgemeenten hebben besloten de RAAK aanpak gezamenlijk uit te voeren. Hiervoor is aansluiting gezocht bij het stadsregionale programma IKW (leder Kind Wint). De 9 gemeenten op Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard nemen hier niet aan deel, omdat zij niet tot de stadsregio behoren. Om de impact en invloed van de regiogemeenten op de RAAK aanpak te waarborgen, is besloten om een stuurgroep RAAK te formeren. De wethouders van de drie centrumgemeenten nemen hierin plaats. De wethouder Rotterdam neemt tevens deel vanuit zijn functie als voorzitter van de commissie jeugdzorg en sociaal beleid en van daaruit als opdrachtgever voor de jeugdzorg. De commissie jeugdzorg en sociaal beleid dient als platform voor informatie en terugkoppeling naar alle regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam. De stuurgroep OGGZ+ dient als platform voor informatie en terugkoppeling naar alle gemeenten van de Zuid Hollandse Eilanden. Het projectteam RAAK levert voor beide platforms de nodige informatie. Het programma leder Kind Wint (IKW) dient als platform voor samenhang en afstemming van de Raak aanpak met alle andere projecten op het terrein van lokaal jeugdbeleid en regionale jeugdzorg in de stadsregio Rotterdam. De projectmanager IKW bewaakt dit proces. Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Voor de realisatie van de RAAK aanpak zijn de budgetten gekoppeld en is op basis van een door de stuurgroep goedgekeurd plan van aanpak RAAK' het projectteam RAAK september 2009 van start gegaani0. Onder leiding van een regionale projectleider RAAK is in iedere centrumgemeente een regiocoördinator is aangesteld. De opdracht voor de regiocoördinatoren is te zorgen voor bekendheid van de RAAK aanpak en draagvlak bij gemeenten en organisaties. De regiocoördinatoren zorgen voor informatie overdracht en ondersteunen de ambtenaren bij de inbeddinglborging van de RAAK aanpak zowel regionaal als in de lokale gemeentelijke organisatie. Zij zijn het gezicht en aanspreekpunt voor de RAAK aanpak in betreffende regio voor zowel gemeenten als de organisaties. Een sluitende aanpak kindermishandeling is niet mogelijk zonder inzet en betrokkenheid van organisaties. Om die reden is er een klankbordgroep RAAK geformeerd van organisaties die deel uitmaken van de sluitende aanpak. Het zijn vertegenwoordigers op managementniveau, die advies en consultatie bieden aan de stuurgroep gedurende het hele traject van planvorming en realisatie. De rol van de klankbordgroep is gericht op meedenken, mee ontwikkelen en reflectie op het werk en resultaten van het projectteam RAAK. Landelijke stuurgroep O.V.V.Opstelten
-
Programmaministerie Jeugd en Gezin
Ondersteuning door NJI
7
I
Regionale Stuurgroep RAAK Wethouders Rotterdam, Spijkenisse e n Vlaardingen
Commissie Jeugdzorg en Stuurgroep OGGZ+
I
-
I
Regiegroep II<W -
(Projectorganisatie leder Kind W i n t ) I
I
l
Proiect t e a m RAAI< Projectleider RAAI<
I
Regio coördinator Vlaardingen
regio coördinator Rotterdam
Ambtenaar Gemeente Vlaardingen
ambtenaar gemeente Rotterdam
Gemeenten NWN
gemeenten Rotterdam en regio Zuid Oost
regio coördinator Spijkenisse
M
Implementatie adviseur NJI
II ambtenaar gemeente Spijkenisse
I
I
gemeenten ZHE
v
Organisaties die onderdeel uitmaken van de sluitende aanpak kindermishandeling
De Hoeksche Waard neemt in deze RAAK aanpak een bijzondere positie in. De reden daarvan is dat in 2009 de GGD ZHE is ondergebracht bij de GGD Dordrecht en de JGZ bij het CJG in de Hoeksche Waard. De belangrijkste samenwerkingspartners (Politie, Bureau Jeugdzorg, AMK, Veiligheidshuis, OM) bevinden zich in Dordrecht. Om die reden is er in een vroeg stadium samenwerking gezocht met de RAAK aanpak in de regio's Drechtsteden en Alblasserdwaardl Vijfherenland, waar gemeente Dordrecht de centrumgemeente van is. Om de samenhang te bevorderen neemt de regiocoördinator ZHE neemt deel aan de klankbordgroep RAAK in Dordrecht. In overleg met alle betrokkenen is er voor gekozen om de RAAK aanpak in de Hoeksche Waard waar mogelijk aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in Dordrecht. Bovengenoemde partners werken al 9
I
Plan van aanpak RAAK centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen. Vastgesteld door ;f stuurgroep RAAK d.d. 18 juni 2009 De regiocoördinatoren zijn voor Rotterdam Patricia Ohlsen, begonnen per 18 augustus 2009, voor Spijkenisse Ada van Alten, begonnen per 1 september 2009 en voor Vlaardingen Sevgi Tunali, begonnen per 1 oktober 2009 Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
I
geruime tijd samen in het Veiligheidshuis aan de sluitende aanpak kindermishandeling. In verband met alle ontwikkelingen zal in het najaar van 2010 een definitief besluit genomen worden over het definitief onderbrengen van de RAAK aanpak in de Hoeksche Waard bij RAAK Drechtsteden zowel organisatorisch als financieel. Dan zal ook duidelijk zijn of en hoe de RAAK aanpak in Drechtsteden 1 januari 201 1 zal worden voortgezet. Tot 1 januari zal de regiocoördinator ZHE de gekozen doelstellingen en prioriteiten uit het werkplan (mede) uitvoeren.
3.3
Uitkomsten startfoto
Conform het plan van aanpak RAAK zijn de drie regiocoördinatoren onder aansturing van de projectleider gestart zijn met het maken van de startfoto. Deze startfoto is gebaseerd op de 55 punten van het zorgcontinuüm van Jo Hermanns. Het doel van de startfoto is in kaart te brengen wat wel en niet in de regio aanwezig is van deze 55 punten inclusief de gewenste verbeterpunten. De inventarisatie voor de startfoto is bij alle gemeenten uitgevoerd en bij een groot aantal organisaties en sectoren lokaal en regionaal die onderdeel uitmaken van de sluitende aanpak. Aan de hand van de checklist zijn zij met betrokkenen in gesprek gegaan. De checklist levert niet zozeer een weergave op van feiten, maar geeft richting aan waar wat versterkt moet worden. Dit heeft geleid tot de startfoto RAAK. Een momentopname van hoe het er nu uit ziet en waar aandacht aan moet worden besteed. Per centrumgemeente is een startfoto gemaakt. Omdat veel punten overeenkwamen is er uiteindelijk een gezamenlijke samenvatting gemaakt." Behalve deze inventarisatie bleek de startfoto ook een effectief hulpmiddel om contacten te leggen met de organisaties in de regio die er toe doen bij de aanpak van kindermishandeling. Het betrekken van al deze partijen is van groot belang voor het stellen van prioriteiten, het maken van een regionaal plan en het gezamenlijk uitvoeren van dit plan. Immers, geen enkele organisatie kan kindermishandeling in zijn eentje oplossen. In februari 2010 is er een regionale startbijeenkomst RAAK'* georganiseerd waarin de diverse thema's van de startfoto nader uitgewerkt en aangescherpt zijn. Dit heeft geleid tot een overzicht van gewenste doelstellingen en resultaten voor deze regio, vastgelegd in de notitie 'Voorstel doelstellingen en resultaten RAAK'. Vervolgens hebben de regiocoördinatoren aan de hand van deze notitie de gemeenten geconsulteerd over hun wensen ten aanzien de beschreven doelstellingen en resultaten. Dit vormt de basis voor het tweede deel van het werkplan, het subregionale dan wel lokale werkplan. De interviews voor de startfoto RAAK hebben een aantal knelpunten en verbeterpunten opgeleverd die nodig zijn om in deze regio een sluitende aanpak kindermishandeling te realiseren. De punten zijn onder te verdelen in acht categorieën. Dit heeft geleid tot 8 doelstellingen RAAK. In deze paragraaf zullen de uitkomsten van de startfoto beschreven worden die geleid hebben tot de 8 doelstellingen RAAK. Een nadere uitwerking van deze doelstellingen vindt u in het lokale werkplan. Daarin wordt aangegeven welke doelstellingen en1 of deelresultaten lokaal cq regionaal opgepakt zouden moeten worden volgens betreffende gemeente. Lokaal betekent dat de gemeente regie voert. Regionaal kan zowel betrekking hebben op regionale organisaties als op samenwerking van gemeenten met elkaar. Hoe dat eruit moet gaan zien is onderdeel van de uitwerking van dit werkplan het komende half jaar. Sommige punten vragen om een aanpak op landelijk niveau. Deze punten worden apart in onderstaande paragraaf benoemd. RAAK zal deze punten aan de orde stellen in hun landelijke bijeenkomsten met alle RAAK regio's. In overleg met het NJI , die de implementatie van de RAAK aanpak landelijk ondersteunt, zullen deze punten worden onderzocht en indien mogelijk uitgewerkt tot concrete acties.
3.3.1 Regionaal handelingsprotocol Uit de startfoto: Knelpunten Er is geen eenduidige manier van werken (protocollen). Elke gemeentelorganisatie heeft een eigen interpretatie betreffende het begrip coördinatie van zorg.
I I
Startfoto RAAK stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en Hoeksche Waard, januari 2010 incl. overzicht organisaties1 sectoren waarbij de checklist in een persoonlijk gesprek is afgenomen 12 Van de startbijeenkomst is tevens een brochure verschenen. Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Er zijn wel samenwerkingsverbanden, maar deze zijn echter niet altijd voldoende sluitend. Er is onvoldoende samenwerking tussen huisartsen en andere voorzieningen. Verbeterpunten Er is behoefte aan een universele meldcode die duidelijkheid geeft en iedereen helpt ervoor te gaan. Elke sector maakt zijn eigen uitvoeringsprotocol. * De bestaande handelingsprotocollen beter afstemmen in een nog te ontwikkelen regionaal handelingsprotocol. * Het eenduidig hanteren van het begrip coördinatie van zorg. * Structureel evalueren en monitoren van de coördinatie van zorg. * Onderzoeken hoe de huisartsen beter deel kunnen nemen of betrokken kunnen worden nemen aan de ketensamenwerking. Duidelijkheid over de rol van het CJG in zorgcoördinatie met betrekking tot kindermishandeling. Er is overzicht nodig van bestaande samenwerkingsverbanden met doel, taken en verantwoordelijkheden. (LZN, CJG, LSHG, GOSA) Aandacht voor structurele en geprotocolleerde samenwerking tussen het AMK en het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). Implementatie van de NODO (Nader Onderzoek Doods Oorzaak) procedure. Opnemen kindermishandeling in het lokaal calamiteitenplan en aansluiting met KIZ (Kleinschalige Incident en Zedenzaken). Invoeren SPUTOVAMO bij alle spoedeisende hulpposten en huisartsenposten.
Doelstelling 1 Alle instellingen en organisaties, die met kinderen of ouders werken, hebben een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en handelen conform de samenwerkingsafspraken. Het regiocollege van de burgemeesters stadsregio Rotterdam heeft besloten de eigen colleges te vragen in te stemmen met de regionota Huiselijk Geweld in juni 2010. Instemming betekent onder meer dat de gemeentes akkoord gaan met invoering van de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Hiermee zal een belangrijk onderdeel van de sluitende aanpak kindermishandeling gerealiseerd worden. Landelijke aandachtspunten: Informatie vanuit het ministerie en de VNG over invoering landelijke Meldcode HG en KM. Stand van zaken en implementatietraject incl. eventuele beschikbare middelen. Landelijke stand van zaken NODO procedure.
3.3.2 Regionaal Scholingsplan Uit de startfoto: Knelpunten Scholing op het gebied van kindermishandeling is nog onvoldoende uitgewerkt. Bepaalde beroepsdoelgroepen zijn niet geschoold in signaleren, handelen en communiceren met ouders. Er is onvoldoende kennislinformatie ten aanzien van psychische ziektes. Verbeterpunten Het vergroten van de deskundigheid is een belangrijk onderdeel van het landelijk invoeringsplan. Regionaal dienen er scholingsplannen opgesteld te worden, aansluitend op de reguliere scholing en deskundigheidsbevorderingbinnen de verschillende sectoren en beroepsgroepen, waarin het aanbod aan scholing, de werkwijze en de aanbieders zijn opgenomen. * Scholing zou meer afgestemd moeten worden op de competentieprofielen van de verschillende doelgroepen, waarbij de taken en verantwoordelijkheden op verschillende niveaus zijn vastgelegd. Alle professionals die met kinderen werken zouden toegerust moeten zijn om kindermishandeling te signaleren, te kunnen handelen en hun zorgen met ouders te bespreken. De vraag is wat van vrijwilligers op dit terrein verwacht mag worden. Behoeften en wensen van de verschillende beroepsgroepen aan scholing moeten in beeld worden gebracht. Ook het scholingsbudget en mogelijkheden om scholing te financieren worden hierbij in kaart gebracht Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Doelstelling 2 Iedereen die met kinderen of ouders werkt, heeft voldoende kennis en vaardigheden om kindermishandelingte signaleren, bespreekbaar te maken en de stappen van de meldcode te volgen. Het scholingsaanbod signaleren, handelen en communiceren met ouders moet samen opgaan met bestaand aanbod vanuit SISA en implementatie Huiselijk Geweld. Aandacht voor kindermishandeling en de specifieke kennis die daarbij van belang is, zou opgenomen moeten worden in bestaand aanbod bv. als verdiepingsmodule. Hiervoor zijn de eerste contacten al gelegd. Regionale middelen voor scholing kunnen zo in onderling overleg ingezet worden in de regio. Voor de inzet van de RAS middelen is recent een voorstel gedaan. Landelijke aandachtspunten: Stand van zaken landelijke acties ten aanzien van accreditatie trainingen voor artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en gedragsdeskundigen. Informatie over de criteria waarop inspecties organisaties monitoren op de aanpak van kindermishandeling. Scholing Kindermishandeling is opgenomen in curriculum opleidingen.
3.3.3 Hulp- en ondersteuningsaanbod Uit de startfoto: Knelpunten Er is onvoldoende overzicht in het zorgaanbod: wie doet wat? Er is onvoldoende inzicht in het aanbod: wat houdt het aanbod in? Selectiecriteria? Er is onvoldoende bereik van bepaalde doelgroepen zoals allochtonen, pubers en christelijke gezinnen. Er zijn onvoldoende financiële middelen (bijv. om Triple P in te voeren). Verbeterpunten Pedagogische infrastructuur te verbeteren en in de voorzieningenstructuur meer samenwerking en afstemming te realiseren. Structureel evalueren en monitoren van de effecten van interventies. Er dient een overzicht te komen van het regionaal aanbod van opvoed- en opgroeiondersteuning en het zorgaanbod. Dit overzicht zou op een centrale plaats beschikbaar moeten zijn voor professionals. Het aanbod in de regio is voornamelijk aanbodgericht. Verbeterpunt is een omslag naar vraaggericht en nog meer systeemgericht werken. De inzet van methodieken en mogelijke gezamenlijke inkoop en uitvoering kan regionaal beter afgestemd worden. Een voorbeeld hiervan is de methodiek Triple P. Meer inzetten van kortdurende evidence based interventies voor opvoedingsondersteuningen gezinsondersteuning door home visiting. Het bereiken van specifieke doelgroepen behoeft meer aandacht. Inventarisatie producten, methoden en good practises en deze verspreiden om beter specifieke doelgroepen te kunnen bereiken. Er voor zorgen dat ouders bij één loket terecht kunnen voor al hun vragen. Zoveel mogelijk beperken dat ouders bij herhaling dezelfde informatie moeten verstrekken. Het CJG kan hier een belangrijke rol in vervullen. Meer inzetten van wrap-aroundmodellen.
Doelstelling 3 Er is voldoende en effectief hulp- en ondersteuningsaanbod, aansluitend bij de vraag van de doelgroep. Specifieke doelgroepen zijn bereikt. Landelijke aandachtspunten: Informatie vanuit landelijke ervaringen met het bereiken van zorgmijders, pubers, allochtonen, christelijke doelgroepen en mensen met een verstandelijke beperking.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
e
Informatie vanuit het ministerie over hun verzoek aan de gezondheidsraad om onderzoek te doen naar bestaand en gewenst hulpaanbod inzake kindermishandeling.
3.3.4 Instrumenten en verbeteringen van registratiesystementbv de monitoring Uit de startfoto: Knelpunten: e Professionals van verschillende organisaties zijn niet bekend met elkaars instrumenten. Er is geen eenduidige manier van werken (t.a.v. o.a. instrumenten). Verbeterpunten Inzicht in elkaars instrumenten. Betere afstemming ter optimalisering van een eenduidige manier van werken. Opnemen van item kindermishandeling en huiselijk geweld in registratiesystemen zoals zorgformulieren van de politie e Vroegtijdige voorlichting en screening van alle vrouwen tijdens de zwangerschap en kort na de geboorte in samenwerking met verloskundigen, gynaecologen en huisartsen.
Doelstelling 4 Instrumenten zijn op elkaar afgestemd. Verbeteren van de registratie voor de monitoring van de sluitende aanpak kindermishandeling. Landelijk aandachtspunt: Stand van zaken landelijk acties om het formulier registratie huisverbod aan te passen met een registratie item kindermishandeling.
3.3.5 Samenwerking in de strafrechtelijke keten Doelstelling 5 De signalen van (vermoedens van) kindermishandeling in de preventieve fase sluiten beter aan op het strafrechtelijke circuit. Taken en verantwoordelijkheden tussen ketenpartners zijn duidelijk. De ketenregie is geregeld en zorgcoördinatie is vastgelegd. Het AMK heeft de intentie de verbinding tussen het AMK en CJG te versterken ten behoeve van de inzet hulpzorgaanbod. Verbreding naar Bureau Jeugdzorg en aansluiting met het Veiligheidshuis zijn daarbij aandachtspunten. Het AMK Gouda merkt op dat landelijk een doorlooptijd is vastgesteld voor onderzoek: gemiddeld 55 dagen. Landelijk aandachtspunt: Landelijke stand van zaken afstemming en samenwerking tussen het AMK, het strafrechtcircuit (politie en Openbaar Ministerie) en de preventieve jeugdzorg (CJG).
3.3.6 Meldingen, maatregelen en strafrecht Uit de startfoto: Knelpunten: e De justitiële kant van kindermishandeling is onderbelicht. De strafrechtelijke consequenties van kindermishandeling zijn niet of nauwelijks bekend. Nader onderzoek zou meer verdieping kunnen opleveren. Het justitiële onderdeel is voor velen niet inzichtelijk en men heeft behoefte aan afspraken hoe om te gaan met anonimiteit. Verbeterpunten e Verkrijgen van volledige informatie over verwachtte toename van meldingen aan AMK, zodat de capaciteit van het AMK indien nodig daarop aangepast kan worden. e Het is van belang dat het AMK voldoende middelen heeft om deel te nemen aan netwerken. Verbeteren van terugkoppeling na doorverwijzing1melding.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 201 0 (definitieve versie)
*
Meer inzicht in strafrechtelijke consequenties van kindermishandeling en dit ook opnemen in scholing en protocollen. Aansluiten van de verschillende schakels binnen de jeugdketen op het strafrechtelijke circuit. Monitoren van jeugdbeschermingsmaatregelen en de effecten ervan. Investeren in crisisopvang voor 12-. Verheldering over aangiftebeleid en het omgaan met anonimiteit.
Doelstelling 6 Professionals van organisaties hebben kennis over de werkwijze van het AMK. Professionals van organisaties hebben kennis over melden en aangifte en het omgaan met anonimiteit.
Het AMK Rotterdam Rijnmond en Gouda geven aan deze doelstelling prioriteit. Duidelijke afspraken over taken AMK en beschikbaar budget zijn van belang.
3.3.7 Aandacht voor kindermishandeling bij GGZ: volwassenenzorg Uit de startfoto: Verbeterpunten: Systeemgericht werken om de aansluiting tussen jeugd- en volwassenenzorg te optimaliseren. Standaardisatie van procedures om die aansluiting te borgen.
Doelstelling 7 Binnen de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg voor volwassenen in uw regio is standaard aandacht voor de vraag of een cliënt kinderen heeft, en hoe het staat met de veiligheid van en zorg voor het kindideze kinderen. Zowel gemeenten als organisaties (incl. de GGZ organisaties) zien het belang in van deze doelstelling. De vraag is hoe organisaties binnen de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg dit actief oppakken c.q. op gaan pakken door het onder de aandacht te brengen c.q. structureel te borgen in hun organisatie. Bij gemeenten en organisaties leven veel vragen rond dit onderwerp en blijft het aantal meldingen vanuit de GGZ sterk achter volgens het AMK. Landelijk aandachtspunt: Informatie over de landelijke acties vanuit bv landelijke verenigingen of een branchevereniging voor de GGZ om aansluiting jeugdzorg en volwassenenzorg beter op elkaar aan te laten sluiten.
3.3.8 Voorlichting en informatie Uit de startfoto: Verbeterpunten De voorlichting aan ouders kan sterk verbeterd worden. Denk hierbij aan o.a. informatie over geweldloos opvoeden en het Shaken Baby Syndroom. Gezamenlijk opzetten van publiekscampagnesten aanzien van kindermishandeling.
Doelstelling 8 Er is structurele voorlichting over Geweldloos opvoeden en Shaken Baby Syndroom (SBS). Landelijke aandachtspunten: Ervaringen vanuit de andere regio's over gebruik van de landelijk voorlichtingsfolder "opvoeden zonder geweld" van het NJI die verspreid kan worden onder alle nieuwgeborenen in samenwerking met de JGZ 0-4 en onder alle CJG's in de regio. Deze folder informeert ouders over de nieuwe wetgeving. De folder is redelijk kostbaar. In Lelystad is de tekst van de folder verwerkt in eigen folders en op de website van de Oké punten. Stand van zaken ten aanzien van landelijk inzet op info en folder materiaal 'shaken baby syndroom'.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
4
Borging na 2010
De opdracht voor de projectgroep RAAK loopt tot eind 2010. Om ervoor te zorgen dat de aanpak kindermishandeling ook na 2010 nog op de verschillende agenda's staat, is borging de belangrijkste taak van de RAAK coördinatoren. Borging is dus punt van aandacht bij alle activiteiten die opgezet en uitgevoerd gaan worden. Borging wordt ondersteund door communicatie en financiën.
4.1 Borging bij de overheid en de instellingen De RAAK aanpak dient op twee niveaus te worden geborgd. 1. Op het niveau van lokale en regionale overheden en landelijke overheid. 2. Op het niveau van lokale en regionale organisaties. Uitgangspunten op overheidsniveau. Gemeenten zijn bestuurlijk verantwoordelijk voor een sluitende aanpak kindermishandeling en verantwoordelijk voor de borging van de actiepunten1resultaten RAAK aanpak. Gemeenten maken een bestuurlijke keuze voor borging van de aanpak kindermishandeling onder de aanpak HG of onder jeugdbeleid1CJG. Voor beide keuzes geldt dat de integrale samenwerking tussen beide beleidterreinen verankerd moet zijn in gemeentebeleid. Voor de (geïndiceerde) jeugdzorg zal de borging geregeld moeten worden door de stadsregio Rotterdam en voor de ZHE HW en GO door de provincie Zuid Holland
-
Uitgangspunten op instellingenniveau Borging en afspraken over de verantwoordelijkheid voor van de uitvoering van de actiepunten RAAK bij instellingen en1 of gemeenten.
-
Beide borgingsvraagstukken zullen nader uitgewerkt worden door de regiocoördinatoren in samenwerking met gemeenten1regio en organisaties. Eind 2010 zal RAAK afsluiten met een uitgewerkt werkplan (convenant) waarin de gemeenten en organisaties vastleggen wat zij concreet gaan doen om aanpak kindermishandeling te verbeteren en te borgen voor de toekomst (college periode 2010 - 2014). Mochten voor de bekostiging van een aantal actiepunten onvoldoende middelen voorhanden zijn uit de reguliere middelen dan is er aanvullend budget nodig. Er zal dan op dat moment een aanvullend voorstel worden opgesteld. Voor het borgen van de RAAK aanpak stellen we ons de volgende doelen: Het werkplan RAAK is bestuurlijk vastgesteld en bekend bij gemeenten en instellingen. Alle actiepunten zijn gerealiseerd en zo niet worden zij voorzien van een eigenaar met een concreet plan van aanpak incl. middelen. Alle gemeenten hebben een ambtenaar als contactpersoon voor de aanpak kindermishandeling. Deze ambtenaren zijn verantwoordelijk voor: Informatie overdracht in de eigen organisatie Inbedding1borging van aanpak kindermishandeling in de eigen gemeentelijke organisatie - Structurele afstemming en samenhang met de ontwikkelingen rond CJG en aanpak Huiselijk Geweld. Alle instellingen hebben een contactpersoon voor de aanpak kindermishandeling. Deze contactpersonen zijn verantwoordelijk voor: informatie overdracht in de eigen instelling Inbeddinglborging in de instelling Structurele afstemming en samenhang met de ketenpartners Integratie aanpak kindermishandeling in de aanpak huiselijk geweld. In gemeentelijke beleidsontwikkeling structureel de link leggen tussen risicofactoren voor het ontstaan van kindermishandeling en bijvoorbeeld armoede, WMO e.d. Structurele relatie tussen aanpak Huiselijk Geweld en jeugdbeleid (CJGI jeugdzorg). Duidelijkheid over het orgaan dat na 2010 bestuurlijk besluitvormend zal zijn tav aanpak kindermishandeling. Duidelijkheid over de verdeling regionale en lokale regierol in de aanpak kindermishandeling. Duidelijkheid in welke overleggen (gemeenten en organisaties) aanpak kindermishandeling structureel aan de orde moet komen.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 201 0 (definitieve versie)
4.2
Communicatie
Gedurende het RAAK traject tot eind 2010 is er een plan opgesteld hoe de diverse betrokkenen geïnformeerd worden over de RAAK aanpak. Zo zal de informatie over de voortgang van de RAAK aanpak in relevante nieuwsbrieven worden geplaatst, zoals de nieuwsbrief Huiselijk Geweld. Incidenteel verschijnt er een specifieke brochure RAAK, zoals n.a.v. de startbijeenkomst RAAK. Door de RAAK informatie te integreren in beide nieuwsbrieven wordt een grote doelgroep bereikt. Tevens wordt door deze aanpak het onderwerp kindermishandeling geborgd in meerdere trajecten. Andere manieren om te berichten over de voortgang zijn via intranet van de GGD, de website van de GGD en alle gemeenten en via de lokale kranten. Na 2010 zal op basis van de besluitvorming ten aanzien van borging van de aanpak kindermishandeling apart aandacht besteed moeten worden aan de communicatie. Aandacht voor kindermishandeling en voortgang doelstellingen RAAK aanpak zullen gevolgd en gecommuniceerd moeten blijven worden naar betrokkenen als gemeenten, organisaties en professionals. Naast de lokale en regionale communicatie lopen er ook landelijke communicatie trajecten die lokaal ingezet kunnen worden. In maart 2009 is de Landelijke Campagne "Wat kan ik doen?" van start gegaan. Deze campagne richt zich op het informeren van omstanders van de mogelijkheid tot het ondernemen van actie bij kindermishandeling. Verschillende soorten kindermishandeling worden belicht en mensen worden verwezen naar de website www.watkanikdoen.nl waarop ze kunnen vinden wat ze kunnen doen. Het bureau (Combat) dat deze landelijke campagne heeft ontwikkeld, biedt RAAK regio's de mogelijkheid om campagnemateriaal in te zetten op door de regio gekozen data en locaties. In onze regio zullen de campagnes in juni 201 0 plaatsvinden.
4.3
Financiën
Voor de RAAK aanpak is per centrumgemeente €249.000, - ter beschikking gesteld door het Ministerie van Jeugd en Gezin. Voor de drie centrumgemeenten samen is dat €747.000,-. Na aftrek van de personele kosten en budget voor bijeenkomsten en PR activiteiten blijft er eind 2010 €200.000, - over aan resterende middelen RAAK voor de regio. Personele kosten bestaan uit RAAK projectleider en de regiocoördinatoren Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen. De centrumgemeenten zullen in de loop van het jaar een besluit nemen hoe de resterende middelen ingezet gaan worden na 2010. Mochten voor de bekostiging van een aantal actiepunten onvoldoende middelen voorhanden zijn uit de reguliere middelen dan is er aanvullend budget nodig. Er zal dan op dat moment een aanvullend voorstel worden opgesteld. Eind 2010 zal RAAK afsluiten met een uitgewerkt werkplan (convenant) waarin gemeenten en organisaties vastleggen wat zij concreet gaan doen om aanpak kindermishandelingte verbeteren en te borgen voor de toekomst. In dit convenant worden afspraken over de financiering opgenomen.
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
5
Conclusies
Dit werkplan bestaande uit twee delen geeft aan welke doelstellingen en resultaten er nodig zijn om een sluitende aanpak kindermishandeling in de stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard te realiseren. Het regionale deel geeft het beleidskader weer waarbinnen de RAAK aanpak plaatsvindt. In de lokale werkplannen is te lezen hoe elke gemeente de doelstellingen en deelresultaten wil oppakken in de eigen gemeente en op welke punten zij graag (sub)regionaal willen samenwerken. Alle gemeenten zien de aanpak kindermishandeling als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, provincie1stadsregio en organisaties. leder heeft daar een eigen rol, taak en verantwoordelijkheid in. Dit vraagt afstemming en structurele samenwerking tussen gemeenten, organisaties, beleidsafdelingen en beroepsgroepen. Geen geringe opgave, maar zowel bij gemeenten als organisaties is de bereidheid groot om met elkaar aan de slag te gaan. Op grond van het voorafgaande komen we tot de volgende conclusies. 1. Gezien het onderzoek naar kindermishandeling kunnen we stellen dat ook in onze regio kindermishandeling te vaak voorkomt en dat niet alle gevallen van kindermishandeling in beeld zijn.
2. Er nog geen sprake is van een sluitende aanpak van signaleren en samenwerking ter voorkoming van kindermishandeling tussen de overheden en instellingen en instellingen onderling. 3. Er belangrijke ontwikkelingen gaande zijn die een sluitende aanpak kindermishandeling kunnen bevorderen zoals de ontwikkeling van het CJG, de verwijsindexen en de invoering van de meldcode.
4. Er acht doelstellingen te behalen zijn die knelpunten en verbeterpunten kennen en die in het navolgende werkplan lokaal en subregionaal uitgewerkt worden. 5.
De aanpak verschillende niveaus kent, zowel landelijk, regionaal als lokaal. En dat deze verschillende niveaus een versterkend effect moeten hebben, zodat er op lokaal niveau een sluitende aanpak kindermishandeling wordt gerealiseerd.
6.
De opdracht voor de projectgroep Raak eind 2010 eindigt met een convenant voor 201 1 e.v. waarin de afspraken vastgelegd worden wat gemeenten en organisaties lokaal en regionaal concreet gaan doen om de aanpak kindermishandeling te verbeteren en te borgen voor de toekomst incl. plan van aanpak en financiën. De aanpak kindermishandeling moet lokaal en regionaal geborgd zijn in de stadregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard of anders moeten de voorwaarden gerealiseerd worden om dit binnen afzienbare tijd te realiseren.
Regionale aanpak kindermishandeling.Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Overzicht veel gebruikte begrippen In dit document wordt regelmatig gebruik gemaakt van termen die niet terug te vinden zijn in het woordenboek en ook worden regelmatig afkortingen gebruikt. Om verwarring te voorkomen, staan hieronder verklaringen voor veel gebruikte begrippen en afkortingen. AMK AMW BJZ CJG HG SHG LTHG IKW JGZ JSO MIS NJi RAAK
SISA VGV
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Algemeen Maatschappelijk Werk Bureau Jeugdzorg Centrum voor Jeugd en Gezin Huiselijk Geweld Steunpunt Huiselijk Geweld Lokaal Team Huiselijk Geweld leder Kind Wint programma jeugd stadsregio Rotterdam Jeugdgezondheidszorg Expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Opvoeding Mishandeling, Suicide en Sexueel Misbruik Nederlands Jeugdinstituut RAAK staat voor zowel Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling als Regionale Aanpak Kindermishandeling. Vanuit de Reflectie- en Actiegroep is een aanpak ontwikkeld, die nu die regionaal ingevoerd gaat worden. Soms wordt dus gesproken van de RAAK aanpak, waarmee de aanpak die de Reflectie en Actiegroep ontwikkeld heeft, bedoeld wordt. RAAK coördinator: Persoon die verantwoordelijk is voor het invoeren van de RAAK aanpak in zijn of haar regio. Stadsregionaal Instrument Sluitende Aanpak Vrouwelijke Genitale Verminking
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Documentenlijst Alle onderstaande documenten zijn op te vragen bij het secretariaat van de projectgroep RAAK, (
[email protected]) 1. 2.
3. 4. 5.
Landelijke Actieverklaring RAAK, ondertekend door alle centrumgemeenten Regionale aanpak kindermishandeling, Plan van Aanpak centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2009 Startfoto Regionale Aanpak Kindermishandeling stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard, januari 2010 Jo Hermanns, 55 punten raamwerk voor een sluitende aanpak kindermishandeling, 2008 Brochure RAAK nav startbijeenkomst RAAK, april 2010
Regionale aanpak kindermishandeling.Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 2010 (definitieve versie)
Indeling RAAK regio's Regio Rotterdam en gemeenten Zuid Oost Centrumgemeente Gemeenten
Rotterdam Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk, Capelle d d IJssel, Krimpen d d IJssel, Lansingerland en Rotterdam.
Regio Nieuwe Waterweg Noord Centrumgemeente Gemeenten
Vlaardingen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam
Regio Zuid-Hollandse Eilanden Centrumgemeente Gemeenten
Spijkenisse Voorne Putten: Spijkenisse, Hellevoetsluis, Brielle, Rozenburg, Bernisse en Westvoorne Goeree Overflakkee: Middelharnis, Oostflakkee, Goedereede en Dirksland Hoeksche Waard: Oud Beijerland, Cromstrijen, Binnenmaas, Korendijk, Strijen.
De geïnterviewde organisaties zijn verdeeld over de volgende beroepssectoren: -
-
-
-
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Jeugdgezondheidszorg 0-4 jr. (JGZ 0-4) Jeugdgezondheidszorg4-18 jr. (JGZ 4-12) Algemeen Maatschappelijk WerkíSchoolmaatschappelijk Werk (AMWISW) Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (BJZIAMK) Zuid-Holland, stadsregio Rotterdam en ZuidHollandIHaaglanden Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Gehandicaptenzorg (MEE) Politie Rotterdam Rijnmond en Zuid Holland Zuid Huisartsen Welzijnswerkípeuterspeelzaalwerkíjongerenwerk Primair Onderwijs PO Voortgezet Onderwijs V 0 Kinderopvang Ziekenhuizen Raad voor Kinderbescherming Openbaar Ministerie
Regionale aanpak kindermishandeling. Werkplan 2010 Deel A Regionaal beleidskader Centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen, juni 201 0 (definitieve versie)
Inhoudsopgave Inleiding en leeswijzer 1 .lInleiding
1.2 Opbouw document
Uitgangssituatie regio Nieuwe Waterweg Noord en gemeente Schiedam 2.1 Lokale ontwikkelingen 2.2.1
Centrum voor Jeugd en Gezin
2.2.2
Aanpak Huiselijk Geweld
2.2.3
Veiligheidshuis
2.2 Lokale uitgangssituatie in cijfers 2.2.1
Algemene cijfers
2.2.2
AMK
2.2.3
Politie
2.3 Aandachtspunten
gemeente Schiedam
en verbeteringen van registratiesystematiek tbv de monitoring
4.2.6
Vermeldingen, maatregelen en strafrecht
4.2.7
Aandacht voor kindermishandeling bij GGZ volwassenenzorg
4.2.8
Voorlichting en informatie
4.3
Samenvatting
Bijlage 1. Overzicht netwerken Nieuwe Waterweg Noord en lokaal
1
Inleiding en leeswijzer
II
Inleiding
Voor u ligt het lokale werkplan RAAK (Regionale Aanpak Kindermishandeling) van de gemeente Schiedam dat deel uitmaakt van de regio Nieuwe Waterweg Noord (NWN) bestaande uit de gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. Vlaardingen is de centrumgemeente voor de aanpak kindermishandeling RAAK. Het lokale werkplan bestaat uit lokale aanvullende informatie inclusief de concrete actiepunten die lokaal1subregionaal opgepakt moeten worden cq bij aangesloten kan worden. Het lokale werkplan geeft een weergave van de lokale invulling van RAAK aansluitend op het regionale beleidskader.
1.2
Opbouw document
Hoofdstuk 2 is gericht op de uitgangssituati inclusief de lokale cijfers en lokale ontwikke Hoofdstuk 3 geeft informatie over de RAA In Hoofdstuk 4 worden de doelstellingen en staat de samenvatting op basis resultaten.
2 Uitgangssituatie Nieuwe Waterweg Noord en de gemeente Schiedam De NWN regio werkt subregionaal op diverse beleidterreinen samen binnen het jeugdbeleid en de aanpak Huiselijk Geweld. De gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis kennen een jarenlange intensieve samenwerking met betrekking tot o.a de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin, aanpak Huiselijk Geweld, de Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (GOSA) en de verwijsindex risicojeugdigen. In de volgende paragrafen wordt, daar waar relevant, dieper ingegaan op deze samenwerking.
2.1
Lokale ontwikkelingen
2.1 .lCentrum voor Jeugd en Gezin I~ <<.L'<<<./
De NWN-gemeenten Schiedam, Vlaardingen en ~a<ssl;uis , , ~ hebben saQti\:met de uitvoeringsorganisaties GGD Rotterdam-Rijnmond,$:Gareyn, Bureau ~eugdzotg,Stichting ~teunfint;
,,,
y ~ . A A , .
van de uitvoeringsorganisaties in het visiedocument" Stap naar een ofdprocessen zijn:
ben de NWN-gemeenten verder gewerkt aan de verbreding en bben de gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis ieder een fysiek Centrum voor Jeugd e n ' ~ e z i ngeopend dat onder 'leiding' staat van een CJG regisseur/coördinator. Een tweede centrum zal in Schiedam Noord worden ingericht.
Vanuit bovenst
De NWN-gemeenten willen met de komst van een CJG in hun gemeente een aantal huidige lokale knelpunten in de jeugdketen oplossen, te weten: afgestemde opvoedingsondersteuning die beter aansluit op de lokale vraag beter bereik van specifieke doelgroepen door onder andere intercultureel en outreachend werken duidelijkheid wie de zorgcoördinatie heeft over gezinnen met problemen en op welk niveau de regie plaatsvindt
meer vindplaatsgericht werken duidelijkheid waar jeugdigen en ouders snel en eenvoudig terecht kunnen met vragen.
2.1.2 Aanpak Huiselijk Geweld De drie gemeenten binnen de Waterweg regio Schiedam, Maassluis en Vlaardingen werken nauw samen bij de aanpak van huiselijk geweld. Vlaardingen vervult daarbij de rol van centrumgemeente: bij de aanpak van huiselijk geweld en het bieden van opvang aan slachtoffers (meestal vrouwen) is zij één van de 35 door het rijk aangewezen gemeenten die binnen hun regio specifieke middelen voor gemeenten ten behoeve van genoemde taken ontvangen. Deze dienen in afstemming met de de gehele regio te worden ingezet. t Huiselijk Geweld' emeenten en is
In de regio Nieuwe Waterweg Noord bestaat sinds (SHG). Dit Steunpunt wordt gefinancierd door de s ondergebracht bij de stichting 'Maatschappelijk
Convenant 2010
- 2013 Aanpak Huiselijk Gewe
Ilen naleven. Het convenant aniseren en te verankeren,
van de 'Rotterdamse me1 waardoor een sluit getuigen van huise
het Steunpunt ingericht als frontoffice. Tevens
Deze nota is ter bes1
e gemeenteraden van de NWN voorgelegd.
RAAK en relatie nota 'Aanpak Huiselijk Geweld NWN 2010-2013'
In de nota 'Aanpak Huiselijk Geweld NWN 2010-2013' staat de visie ten aanzien van Huiselijk Geweld beschreven. Daarnaast worden o.a. de activiteiten en oprationele doelstellingen benoemd. De ontwikkeling van RAAK valt samen met de totstandkoming van deze nota. In de huidige fase waarin RAAK verkeert is nog niet aan te geven op welke wijze RAAK kan aansluiten bij deze bestaande structuur. Een van de gezamenlijke actiepunten is o.a. de invoering van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, het belang van een handelingsprotocol en inzet op het preventieve vlak. Gelet op voorenstaande is vanuit RAAK, in samenwerking met de centrumgemeente, voorgesteld de volgende activteiten op te nemen in de conceptnota 'Aanpak Huiselijk Geweld NWN 2010-2013.
Activiteiten
1. Actualisering van het protocol waarin Centrum voor Jeugd en Gezin, Advies en Meldpunt voor Kindermishandeling en Bureau Jeugdzorg en SHG nauw samen werken om huiselijk geweld tussen ouders (kinderen getuige) en huiselijk geweld van ouders tegen kinderen (fysieke verwaarlozing) aan te pakken 2. Het op te stellen regionaal werkplan RAAK laten aansluiten op de bestaande nota's Huiselijk Geweld in de regiolstad in nauw overleg met de bestaande overlegstructuren Huiselijk Geweld. De nota 'Aanpak Huiselijk Geweld NWN 2010-2013' is door de
van de gemeenten
2.1.3 Veilig heidshuis Op woensdag 18 november 2009 is Veiligheidshuis Waterweg Noord ma Het veiligheidshuis staat symbool vo overlastgevend of cri
casuïstiek niveau en de'"s~;iifr$$,fitelijkeafdoening van dezelfde casuïstiek. Het is van groot belang dat RAAK aansluit bij deze ont$ik$eling.
2.2
Lokale uitgangssituatie in cijfers
2.2.1 Omvang doelgroep Schiedam is een jonge stad. Bijna 30% van de inwoners is jonger dan 24 jaar. Het gaat om ongeveer 22.000 kinderen en jongvolwassenen. Dat betekent dat de jeugd een belangrijke positie inneemt in deze stad. Jeugd naar leeftijdsgroepen per 1-1-2006
Tabel l
n Schiedam licht afnemen van 29.3 naar 28.8 %. Deze daling
2.2.2 Cijfers AMK De volgende cijfers zijn vanuit het AMK bekend onderzoeken, de hoedanigheid van
Activiteiten AMK
Adviezen i
Consiiltert
Aantal gestart 2008
E Aantal geeindigd
a" Aantal gestart
Onclerzoeken 2009
2008 i Aaiml geeindigd 2003
Wat opvalt aan deze cijfers is dat het aantal consulten is gestegen, maar dat het aantal adviezen en onderzoeken naar vermoedens van kindermishandeling juist gedaald is. Het totale aantal adviezen, consulten en onderzoeken is gedaald van 435 in 2008 naar 355 in 2009.
l
Betrokkenjeugdigen AMK
Aantal jeugdigen 2008 Aaiital jeugdigen 2003 .
-___p_
-
Het aantal betrokken jeugdigen waarover in 20
zoek gedaan naar edaan, namelijk 574
Conclusie: AMK geeft aan dat wellicht de o beter weet wat te doen en kunn
pakt worden zonder het doen van
Hoedanigheid melders AMK 2009 Nieuwe Waterweg Noord Opvallend is de afname van het aantal meldingen gedaan door de politie. Deze verschuiving geldt voor de gehele Stadsregio Rotterdam. Onderstaand overzicht kan als leidraad gebruikt worden bij de bepaling van de beroepssectoren, die extra aandacht in de regio behoeven, waaronder de huisartsen en de GGZ.
Hoedanigheid melders A M K O
50
100
150
Huisar'tc Ziekenhuis(bv.Kinderarts) Jeugdgezondheidszorg AMW GGZ
Politie B~~reau Jeugdzorg Zorgaanbieder Jeugdzorg Opvoedbureau/Opvoedtelefoon Onderwijsvoorziening
18 Aantal tneidingen 2008 M Aantal meldingen 2009
Hitlpverleningoverig
Omgeving (familie, buren,
...
Aard mishandeling In onderstaand overzicht ziet u welke vormen van mishandeling gemeld worden dan wel advies of consult over gevraagd worden. Bij melding wordt een onderscheid gemaakt tussen aanvang en afsluiten. Er kunnen meerdere vormen van mishandeling bij een kind geregistreerd worden. Bij aanvang kan het anders zijn dan bij afsluiten.
Uit de cijfers van het AMK zowel de Stadsregio Rotterdam Rijnmond, Goeree Overflakkee als de Hoeksche Waard komt naar voren dat het percentage pedagogische- en affectieve verwaarlozing (passief) en getuige zijn van huiselijk geweld velen malen hoger ligt dan lichamelijke mishandeling. In onderstaand tabel vindt u de cijfers van de regio Nieuwe Waterweg Noord.
Jaaroverzicht aard mishandeling 2009 NWN
zen en consulten in percentages vermeld.
Jaaroverzicht aard mishandeling 2009 r Affectieve verwaarlozing (passief) M Geen
r Getuigevan huiselijkgeweld B Lichamelijkemishandeling i Lichamelijkcverwaarlozing
s Overig/ anders 6s Pedagogi~clie~ewaarlozirig
U
Psychischgeweld(actief)
I
Slaclitoffcr seksuccl tnisbruik
2.2.2 Cijfers politie Onderstaand vindt u de gegevens vanuit de politie over de aantallen meldingen huiselijk geweld, aangiften, misdrijven en aanhoudingen huiselijk geweld in 2008 t/m eerste 2 maanden van 2010.
-
INCIDENTEN XPOL Huiselijk geweld 2008 2010
-
AANGIFTEN XPOL Huiselijk geweld 2008 2010
In Schiedam is het aantal incidenten, aangiften, misdrijven en aanhoudingen in 2009 gestegen ten opzichte van 2008. De stijging kan verband houden met de intensieve samenwerking tussen de politie en organisaties in Schiedam waardoor er een toename is in de registratie. Algemeen geldt dat inhoudelijk argumentatie voor een eventuele stijging of daling van de cijfers ontbreekt. Onderbouwing van dalingen en stijgingen is een aandachtspunt voor in de toekomst.
2.2.3 Aandachtspunten In het regionale werkplan staat aangegeven dat de borging van de RAAK-aanpak een punt van aandacht is. Een van de aspecten bij de uitgangspunten op bestuurlijk niveau is het maken van een bestuurlijke keuze voor borging van de aanpak kindermishandeling hetzij onder de aanpak Huiselijk Geweld of jeugdbeleid1CJG. Voor beide keuzes geldt dat de integrale samenwerking tussen de beide beleidsterreinen verankerd moet zijn in het gemeentebeleid. Het belangrijkste aandachtspunt bij voornoemd aspect is voor de gemeente Schiedam het opstellen van criteria voor bestuurlijke inbedding, aan de hand waarvan een weloverwogen keuze gemaakt kan worden. Bij de lokale ontwikkelingen heeft u kunnen lezen dat in de Nota Huiselijk Geweld NWN bepaalde activiteiten worden opgenomen die vanuit RAAK Zijh voorgesteld in het kader van de gezamenlijke actiepunten, waaronder de invoering van de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Zo zal er bij het opstellen van de criteria rekening dienen te worden gehouden met de opgenomen acties in de nota en de ambitie Van de gemeente om vanuit het CJG het belang om verschillende functies rond opvoeden en opgroeien samen te voegen in een organisatorisch verband. De criteria zouden gericht moeten zijn op de bestuurlijke verantwoordelijkheid, de reeds bestaande overlegstructuren binnen de gemeente en de organisaties die de verantwoordelijkheid voor een deel van de doelstellingen van RAAK voor eigen rekeniri$'willen nemen en hier trekker voor willen zijn. Het type organisatie kan dus mede een rol vervullen in de te maken keuze voor aansluiting bij de aanpak Huiselijk Geweld dan wel JeugdbeleídlCJG. RAAK kan bihnen dit traject adviserend optreden. ing tussen de gemeenten Vlaardingen, menwerking van de gemeenten en de rbanden van het onderwijs en DNW), is afstemming van de RAAK aanpak ugle gezamenlijke inkoop van trainingen ten aanzien de te.maken subsidieafspraken ten behoeve van de in camenspraak met de stadsregionale afspraken. ttument kunnen worden gebruikt voor de te
3 De RAAK aanpak in de NWN regio en de gemeente Schiedam Voor algemene informatie over de RAAK aanpak verwijzen wij u naar paragraaf 3.1 van het regionale werkplan. Hiermee wordt beoogd overlap te voorkomen. Evenals de overige 34 centrumgemeenten in Nederland heeft Vlaardingen zich geconformeerd aan het implementeren van een RAAK aanpak in de regio Nieuwe Waterweg Noord (zie bijlage 1 regionaal werkplan). De drie centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen hebben besloten de RAAK aanpak in deze regio gezamenlijk uit te voeren door aan te sluiten bij het stadsregionale programma IKW (leder Kind Wint). Jeugdbeleid in Schiedam Integraal beleid staat voor het aanbrengen van samenhan
iteiten voor de jeugd, die van elkaar aansluiten en elkaar
aanbod niet (meer) toereikend is. Schiedam wil sprake is van crisissituaties, de leiding te neme
men, om daar, waar
heeft het jeugdbeleid kans van slage Het motto van de nota is daarom: jong Het jeugdbeleid richt zi
ngeren opgroeien, zoals ebben om zich optimaal te
ontplooien en zich
mende tijd onder flinke druk zullen komen
4. Lokale projectdoelstelling en deelresultaten 4.1
Inleiding
Het doel van RAAK is te komen tot een sluitende aanpak kindermishandeling. Dit moet leiden tot: het zoveel mogelijk voorkómen van kindermishandeling; het zo snel mogelijk signaleren en onderzoeken van vermoedens en het stoppen van kindermishandeling en beperken van schadelijke gevolgen door snel passende hulp en/of bescherming te bieden.
nderliggende kader waarin alle
4.2 Doelstellingen en resultaten In het regionale beleidskader heeft u de doelen va beleidskader treft u in het lokale wer gemeenten op maat hun aanbod ten a
Per doelstelling zijn aanvullingen van d en de aanvullingen
U
eerd. Cursief treft u de eveneens een conclusie aan
een lokaal/ regionaal scholingsplan
een consultatieronde voorgelegd aan:
o
en Maassluis Het Steunpunt Onderwijs en Weer Samen Naar School De coördinatoren/regisseurs CJG van de NWN gemeenten Het Steunpunt Huiselijk Geweld
4.2.1
Regionaal Handelingsprotocol
Huiselijk Geweld en Kindermishand Hierin zijn de taken en verantwoordelijkheden van d verschillende organisaties vastgelegd.
tegenover Stadsfègionaal ni~eau. 1.2. Er zijn (gewijzigde) handelingsprotocollen die aansluiten op de Meldcode en onderling op elkaar
De samenwerkende ziekenhuizen zijn hier mee
Conclusie: De gemeente Schiedam geeft aan dat de Stadsregio een regionaal handelingsprotocol kan ontwikkelen met daarbinnen ruimte voor couleur locale. De gemeente wil vooral bij het lokale netwerk CJG aansluiten. De gemeente kan geen inschatting geven over de bijbehorende kosten. De gemeente is bereid deelname aan de meldcode op te nemen in de subsidiebeschikkingen aan instellingen die werken met kinderen. Voorwaarde hierbij is dan wel dat de meldcode is ingevoerd. Aanvullingen organisaties: Door het CJG wordt aangegeven dat bij de implementatie van de meldcode en de inbedding ervan binnen het CJG draagvlak gecreëerd dient te worden bij de managers van de organisaties in het CJG. Het CJG zou een rol kunnen vervullen bij de implementatie maar dan niet als een staftaak neergelegd bij het CJG. Het CJG adviseert de ontwikkelingen binnen de regio NWN, waaronder ook RAAK, onder te brengen bij een advies Stuurgroep NWN. iselijk Geweld en geeft ook informatie, o.a. door het uitdelen van flyers, over de meldc voor scholen signalen op te pakken en aan te d geconstateerd in dossiers van kinderen. Er is te onderwijs. Binnen het basisonderwijs is men vol samenwerkingsverband onderwijs. Men wil dat past signalering goed bij. Scholen reageren samenwerkingsverband voor het voortgezet
nieuw beleid van het
4.2.2 Regionaal Scholingsplan
monitoren de scholingsresultaten op t regionaal ontwikkelen, zoveel mogelijk De gemeente kan BJZ niet monitoren
2.7.
Trainingen zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd (Meldcode, kindermishandeling, SISA, e.d.) . 2.8. Trainingen voor artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en gedragsdeskundigen zijn geaccrediteerd. 2.9. Inspecties hebben criteria op basis waarvan zij organisaties monitoren op de aanpak van kindermishandeling. Dit is een landelijk actiepunt. 2.10. Scholing Kindermishandeling is opgenomen in
gezondheidszorg, onderwijs) en Inholland en Erasmus universiteit (geneeskunde en psychologie). 2.11. Per 1 januari 201 1 is er een scholingsplan voor de komende 4 jaar: de organisaties die met kinderen enlof ouders werken hebben een structureel scholingsbeleid ten aanzien van kindermishandeling. Conclusie: De gemeente Schiedam ziet bij alle genoemde deelresultaten een rol weggelegd voor de Stadsregio met betrekking tot de coördinatie. De uitvoering wil men het liefst op lokaal niveau. Aanvullingen organisaties: De scholing dient te voldoen aan criteria die worden opgeno
Rotterdam.
Het CJG vindt de scholing van de Ie
4.2.3. Hulp- en ondersteuningsaan bod
ondersteuningsaanbod, aansluitend bij de vraag van de
Specifieke doelgroepen zijn bereikt.
een verstandelijke beperking. Er worden zoveel mogelijk programma's ingezet.
-Het aanbod vanuit de GGZ is duidelijk voor CJG medewerkers -Er zijn afspraken gemaakt tussen GGZ en CJG over wanneer wat in te zetten. 3.6. Gemeenten zetten zoveel mogelijk evidence based
programma's in. Aangevuld met veelbelovende
3.8. Gemeenten motiveren de instellingen om vraaggericht te werken door middel van het maken van prestatieafspraken. 3.9. Per 1 januari 2011 is er een plan waarin actiepunten met betrekking tot aanbod zijn opgenomen voor de komende vier jaar.
x
X
2010
x
X
201O
Conclusie: De gemeente Schiedam heeft vanuit het CJG dit voorjaar een aanbodkaart voor opvoed- en opgroeiondersteuning ontwikkeld en laten bezorgen op alle adressen waar gezinnen met kinderen in van de RAAK-aanpak is en hoe het onder de aandacht is te KM. Dat aanbod is nog niet in de aanbodkaart opgenomen.
het zorgaanbod voor HG en n zowel lokaalals regionaal
4.2.4 Instrumenten en verbeteringen van registratiesystemen tbv de monitoring Doelstelling 4 Instrumenten en verbeteringen van registratiesystemen tbv de monitoring Doelstelling
Instrumenten zijn op elkaar afgestemd. Verbeteren van de registratie voor de monitoring van de sluitende aanpak kindermishandeling.
O
i 5 E
3 s. O 3
E ai
0 ai
3
2.
3 UI
4.1 Instrumenten van organisaties zijn op el afgestemd en er is onderzocht is of om 1 instrument te gebruiken VOO risicotaxatie. 4.2 De registratie Kindermish Geweld in registraties effecten van de sluite
Resultaten1 acties
registratie huisverbod
en mogelijkheid registratie item andeling in o.a. SISA en SIKidoslC3lSTBIM LKAS Conclusie: Afstemming registratiesystemen moet volgens de gemeente absoluut via aansluiting bij een bestaand systeem. Daar zijn er al veel te veel van. Eén regionaal systeem zou verreweg de voorkeur genieten. En zoniet, dan toch subregionaallNWN voor hetzelfde gaan. Het CJG Rijnmond wil voor Topicus gaan. Dat past ook het beste bij de gebruikswensen van de CJG's terwijl de GOSA's STB gebruiken . Schiedam zet bovendien grote vraagtekens bij de opmerking, dat implementatiekosten beperkt zouden zijn. Deze doelstelling wordt als een lokale prioriteit aangegeven. Aanvullingen organisaties: Het samenwerkingsverband van het onderwijs stelt voor te bekijken welk systeem zich het beste leent om (vermoedens van) kindermishandeling te registreren en te monitoren. Organisaties moeten momenteel melden en registreren in teveel systemen.
4.2.5 Samenwerken in de keten Doelstelling 5 Samenwerken in de keten Doelstelling
De signalen van (vermoedens van) kindermishandeling in de preventieve fase sluiten beter aan op het strafrechtelijke circuit.
O
8 EL
0
G. O 3
n,
EL
Taken en verantwoordelijkheden tussen ketenpartners zijn duidelijk. De ketenregie is geregeld zorgcoördinatie is vastgelegd.
Ambitie
5.1. Verkorting van de keten vag~~e,oordelinge
nomen in de keten.
en een centraal overleg waarin e jeugdketen zijn Vanuit dit overleg worden ngen gedaan voor beleid. In Schiedam is al overleg aanwezig 5.1.2.
'~ " r I
~
Er is een betere aansluiting van de schakels binnen de jeugdketen met betrekking tot kindermishandeling.
Toeleidende instanties 5.2.1. Toeleidende instanties zijn opgenomen in de keten: kraamzorg, gynaecologen, kinderopvang, welzijnswerk, onderwijs, leerplicht.
l l x
Conclusie: In Schiedam mankeert niet veel aan de aansluiting van schakels binnen de jeugdketen. Althans
n,
-I
2. 3
voorzover het gaat om het netwerk van Veilig, Gosa, Politie, CJG.Wel moeten de schakels met toeleiders als huisartsen, gynaecologen, welzijnswerk, onderwijs e.d. zeker nog verder ontwikkeld en geïntensiveerd worden.Vanuit het CJG wordt daar al aan gewerkt. Aanvullinaen oraanisaties: Het Steunpunt Huiselijk Geweld pleit voor ombuiging van bestaande overleggen. Extra overlegstructuren voorkomen. Visieontwikkeling wordt wenselijk geacht. De samenwerkingsverbanden van het onderwijs willen duidelijkheid over het moment van aanmelden. In welke fase dient dit te gebeuren? Hoe wordt er omgegaan met signalen? Hoe wordt vastgesteld dat er daadwerkelijk sprake is van kindermishandeling? Zijn dit eenzijdige beslissingen van organisaties individueel?
4.2.6 Vermeldingen, maatregelen en strafrecht Doelstelling 6 Vermeldingen, maatregelen en starfrecht Doelstelling
Professionals van organisaties hebben kennis over de werkwijze van het AMK
o
G
El
Professionals van organisaties hebben kennis over melden en aangifte en het omgaan met anonimeit. Ambitie
6.1. Het verhelderen van de rol van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling voor instanties 6.2. De strafrechtelijke consequenties van kindermishandeling zijn inzichtelijk door.(@t . verstrekken van informatie over me1 angifte. z.
Resultaten RAAWActies 6.1 . l . Voorlichtingsbije Gouda voor GO en H 6.1.2. Het actuali
beschikbaar waarin elden en aangifte is epsgroepen over melden en pvang, onderwijs, CJG tot de sportclubs) en het omgaan met anonimiteit. 6.2.7. he ma angst (als onderwerp van aandacht) wordt opgeQbrnen in scholingsaanbod van aanbieders. 6.2.8. Een Protocol waarin de samenwerkingsafspraken zijn opgenomen tussen organisaties, politie en OM met aanduiding van een vast aanspreekpunt. Conclusie: De noodzaak van deze deskundigheidsbevordering spreekt voor zich. Voor zover de professionals een en ander al niet weten. De gemeente vindt dat dit regionaal georganiseerd moet worden, maar lokaal ingevuld, vanwege de grote aantallen mensen. Er zullen volgens de gemeente wel vragen komen naar de capaciteit bij het AMK. En of er nog weer een apart protocol met samenwerkingsafspraken nodig is? De gemeente vraagt zich af of zo'n afspraak niet opgenomen kan worden inltoegevoegd worden aan bestaande convenanten als een Sisa- of GOSA-convenant. Aanvullingen organisaties: Het Steunpunt Huiselijk Geweld vindt 6.1.2 van groot belang omdat de doorzettingsmacht van de voorpostfunctionaris niet voldoende is,
4.2.7 Aandacht voor kindermishandeling bij GGZ volwassenenzorg Doelstelling 7 Aandacht voor kindermishandeling bij GGZ volwassenenzorg Binnen de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg voor volwassenen in uw regio is standaard aandacht voor de vraag of een cliënt kinderen heeft, en hoe het staat met de veiligheid van en zorg voor het kindldeze kinderen.
intake en verdere behandel zorg voor die kinderen ger
dat dit gedeeld mag word
er behandeling zijn 7.1 bij het Riagg strikt wordt gescheiden. vraagd worden om aan te geven dat zij een probleem hebben en Jeugdgezondheidszorg.
4.2.8 Voorlichting en informatie
opvoeden en Shaken Baby Syndroom (SBS).
Het CJG geeft structureel voorlichting OV
kindermishandeling en ge
jonge ouder standaard basis van risicosignalen. Elke ker (en kraamverzorgster en ri 2012 met betrekking tot
den over meisjesbesnijdenis. Met name
gemeente zich af of het alleen de basisscholen treft of ook voortgezet onderwijs? Opnemen in lespakket en LEA lijkt hen prima, maar weten niet of dit zo eenvoudig te regelen is. Hetzelfde geldt ook voor de voorlichting over meisjesbesnijdenis. Maar voorop blijft
Conclusie: De gemeente vindt de publiekscampagnes een goede zaak. Met betrekking tot het onderwijs vraagt de gemeente zich af of het alleen de basisscholen treft of ook voortgezet onderwijs? Opnemen in lespakket en LEA lijkt hen prima, maar weten niet of dit zo eenvoudig te regelen is. Hetzelfde geldt ook voor de voorlichting over meisjesbesnijdenis. Maar voorop blijft staan: hoe meer aandacht hoe beter.
4.3
Samenvatting
De gemeente Schiedam heeft een operationeel CJG dat volop in ontwikkeling is. Het Steunpunt Huiselijk Geweld NWN gaat inzetten op de invoering van de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en pleegt inzet op het preventieve vlak. De daling van het aantal onderzoeken bij het AMK is positief te noemen. Al deze ontwikkelingen leveren inmiddels een positieve bijdrage aan de aanpak van kindermishandeling. De sluitende aanpak is echter nog niet gerealiseerd en daarom is het noodzakelijk hier verder aan te werken. Per doelstelling die leidt tot een sluitende aanpak vindt u de conclusies op een rijtje: Doelstelling l Regionaal handelingsprotocol De gemeente Schiedam geeft aan dat de Stadsregio een regionaal handelingsprotocol kan ontwikkelen met daarbinnen ruimte voor couleur locale. De gemeenfe~wilvooral bij het lokale netwerk CJG aansluiten. De gemeente kan geen inschatting geven ove<de bijbehorende kosten. De gemeente is bereid deelname aan de meldcode op te nemen in de subsidiebeschikkingen aan instellingen die werken met kinderen. Voorwaarde hierbij is dan wel dat de meldcbde is ingevoerd. Doelstelling 2 Regionaal scholingsplan
lokale aansluiting en afstemming. V samenwerking van de ketens binne Maassluis delen dit standpunt.
Conclusie:
',.~.,~ ~ ~ ~ ' , . *
,~.".~..
1:,:,:,:.:.:.:...:.-
"+:i*; , = ~ " , . ~
" . " . % A .
an. Eefi:legionaal systeem zou verreweg de voorkeur genieten. gaan, Het CJG Rijnmond wil voor Topicus N voor~~hetzelfde bruikswensen van de CJG's terwijl de GOSA's STB gebruiken . zouden zijn. Deze do
als een lokale prioriteit aangegeven.
Doelstelling 5 samenwerking in de keten In Schiedam mankeert niet veel aan de aansluiting van schakels binnen de jeugdketen. Althans voorzover het gaat om het netwerk van Veilig, Gosa, Politie, CJG.Wel moeten de schakels met toeleiders als huisartsen, gynaecologen, welzijnswerk, onderwijs e.d. zeker nog verder ontwikkeld en geïntensiveerd worden.Vanuit het CJG wordt daar al aan gewerkt. Doelstelling 6 Meldingen, maatregelen en strafrecht De noodzaak van deze deskundigheidsbevordering spreekt voor zich. Voor zover de professionals een en ander al niet weten. De gemeente vindt dat dit regionaal georganiseerd moet worden, maar lokaal ingevuld, vanwege de grote aantallen mensen. Er zullen volgens de gemeente wel vragen komen naar de capaciteit bij het AMK. En of er nog weer een apart protocol met
samenwerkingsafspraken nodig is? De gemeente vraagt zich af of een dergelijke afspraak niet opgenomen kan worden inltoegevoegd worden aan bestaande convenanten als een Sisa- of GOSAconvenant. Doelstelling 7 Aandacht voor kinderen in de GGZ volwassenenzorg De gemeente is van mening dat deze doelstelling een vanzelfsprekendheid is bij uitstek. Deze doelstelling dient regionaal opgepakt te worden. Doelstelling 8 Voorlichting en informatie De gemeente vindt de publiekscampagnes een goede zaak. Met betrekking tot het onderwijs vraagt de gemeente zich af of het alleen de basisscholen treft of ook voortgezet onderwijs? Opnemen in lespakket en LEA (Lokaal Educatieve Agenda) lijkt hen prima, m ten niet of dit zo eenvoudig te enis. Maar voorop blijft staan: regelen is. Hetzelfde geldt ook voor de voorlichting over meisjes hoe meer aandacht hoe beter.