Onderzoeksrapport Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van functie gerichte training
Naam auteur: Opleiding: Datum:
M.F. (Martijn) de Bie Sport, Gezondheid & Management 11 juni 2010
Persoonsgegevens: Naam: Studentnummer:
M.F. (Martijn) de Bie 414993
Onderwijsinstelling: Naam: Adres: Plaats: Opleiding: Begeleider: Tweede lezer:
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Kapittelweg 33 Nijmegen Sport, Gezondheid & Management Martijn Kamper Rob ter Horst
Opdrachtgever: Naam: Afdeling: Adres: Plaats: Begeleider:
Koninklijke Luchtmacht Sectie Militaire Sport Luchtmachtplein 2 Breda Kapitein Caroline Burger
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
2
Samenvatting Om de fitheid van militairen binnen de Koninklijke Luchtmacht te verbeteren en te waarborgen wordt er functie gerichte training aangeboden. Het aanbieden van functie gerichte training gebeurd nog niet evidence-based en daardoor is het lastig om vakoudsten ervan te overtuigen dat functie gerichte training nodig is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd voor de Sectie Militaire Sport (SMS) en is gericht op de vakgroep vliegtuigonderhoud. De vraag van de SMS, waaruit dit onderzoek is voortgekomen, is: ‘welke stappen moet de Sectie Militaire Sport doorlopen om te zorgen dat militairen, in zowel vredestijd als in crisistijd, voldoen aan de eis dat de militair te allen tijden paraat zijn om de werkzaamheden te voltooien’. Om de vraag van de organisatie te beantwoorden is er ook een onderzoeksvraag opgesteld: Welke inhoud moet in een protocol, voor het realiseren van militaire fitheid in zowel vredestijd als crisistijd, worden opgenomen en op welke manier moet dit protocol worden ingericht ten aanzien van de uitvoering, controle, beheersing en oplossen van functie gerelateerde klachten? Het onderzoek bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vragenlijsten, observaties en interviews. De vragenlijsten zijn afgenomen bij militairen binnen de vakgroep vliegtuigonderhoud. Op de werkplek van de militairen is er een observatie gehouden. De interviews zijn afgenomen bij de Hoofd Persoonlijk Verantwoordelijk Eenheid (HPVE) van vliegtuigonderhoud en de staf arts. Ook is er gekeken naar bestaand materiaal binnen de Koninklijke Luchtmacht. Belangrijke resultaten zijn dat de HPVE’s vinden dat een militair binnen vliegtuigonderhoud voornamelijk moet kunnen voldoen aan de functie eisen. Dat de militair ook daadwerkelijk fit is, komt op de tweede plaats. Uit de observaties blijkt dat ongemakkelijke werkhoudingen (gebogen werken, boven de macht werken en bij moeilijk bereikbare plekken werken) vaak voorkomt. Binnen de Koninklijke Luchtmacht is er echter geen registratiesysteem waarbij het mogelijk is een trendanalyse te krijgen van functie gerelateerde klachten. Ook is er geen Risico Inventarisatie & Evaluatie aanwezig (RI&E). Op basis van het onderzoek kan er worden geconcludeerd dat functie gerichte training binnen de vakgroep vliegtuigonderhoud nodig is. Er is voornamelijk sprake van rug-, nek- en knieklachten. Daarbij moet specifiek aandacht besteedt worden aan repeterende bewegingen, werkhoudingen en beeldschermwerk. Daarnaast moet de functie gerichte training zich ook richten op mentale belasting bij vliegtuigonderhoud. Er zat geen verschil tussen klachten in vredestijd en klachten in crisistijd. Het protocol is op te delen in twee fases. In de eerste fase worden gegevens verzameld en in de tweede fase worden de gegevens gebruik om functie gerichte training evidence-based aan te bieden. Het protocol is vormgegeven middels een flowchart en een stappenplan. Het protocol wordt door middel van verslaglegging gewaarborgd binnen de Koninklijke Luchtmacht. Het resultaat van het protocol geeft aan of functie gerichte training nodig is of niet. Hierdoor worden functie gerelateerde klachten beheerst, voorkomen en opgelost. Voor het bevorderen van het doorlopen van het protocol zijn er nog een aantal aanbevelingen. Daarnaast zijn er aanbevelingen voor vervolgonderzoeken: • Implementeren en vastleggen van het protocol • Een registratiesysteem ontwikkelen voor trendanalyses van functie gerelateerde klachten • RI&E’s opstellen bij alle vakgroepen • Een benchmark onderzoek naar de verschillen en overeenkomsten tussen de Luchtmacht, Landmacht en Marine bij het waarborgen van fitheid door het aanbieden van FGT. • Een evaluatieonderzoek naar het proces en effect van het protocol. • Een evaluatieonderzoek naar de DCP. • Een onderzoek de aan- of afwezigheid van militairen in relatie tot de organisatiestructuur, -cultuur en –strategie, persoonlijkheidsfactoren en HRM
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
3
Abstract To improve and guarantee the fitness among Royal Netherlands Air Force (RNLAF) military, they offer function targeted training. Right now this training is not offered in an evidence-based way. Because of that it is hard to convince ‘vakoudsten’ that function targeted training is necessarily. This research is performed in order of the Section Military Sport (SMS) and is directed to the department airplane maintenance. The request of the SMS, that’s the base of this research, is: which path must the SMS go on, to ensure that military meet the demand of always be on duty to perform their activities. There is a research question formulated to answer the request of the SMS: Which content must a protocol obtain to realize military fitness in peacetime and crisis time and in which way must the protocol be established regarding to achieve, check, control and solve function related complains. This research consists a qualitative research and a quantitative research. Hereby interviews, questionnaires and observations are used. The questionnaires are administrated to the soldiers within the department airplane maintenance. The observations kept on the worksite of the militaries. Interviews been held with the Head Personal Responsible Unit (HPRU) from the department airplane maintenance and with the staff doctor. Also there has been looked at existing material. The assesment criteria formed from literature and support the research. The most important result for HPRU’s is that the soldiers fulfill the job requirements. The fitness of the soldier comes second. The observation shows that uncomfortable working postures often occurs by the department airplane maintenance. There is no registration system with a possibility to obtain a trend analysis for function related complains. Also there is no Risk Inventories and Evaluation (RI&E) report within the RNLAF. The conclusion is that function targeted training is needed in the department airplane maintenance. Essentially there is a need of back, neck and knee training. In the training there must be specific attention to repetitive movements, working postures and monitor work. Mental training is also an important aspect in the department airplane maintenance. There are no difference between complains in peacetime and complains in crisis time. The protocol will be spit in two phases. Data collection takes part in the first phase and in the second phase the data will be used to offer function targeted training in an evidence-based way. The protocol is designed by a flowchart and an action plan. A report will guarantee the protocol. The result of the protocol shows information of function targeted training is needed or not. Due to this function related complains are controlled, prevented and solved. To improve the completing of the protocol, there are some recommendations. Also there are recommendations for further research: • Implementation and registration of the protocol • Develop a registration system for trend analyses by function related complains • Preparation of a RI&E in all departments • A benchmark research to see differences and similarities between the RNLAF, the Royal Netherlands Army and the Royal Netherlands Navy • An evaluation research to the process and effect of the protocol • An evaluation research to the fitness test DCP • A research to between presence or absence in relation to organization structure, culture and strategy, human factors and HRM.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
4
Voorwoord In februari 2010 begon het afstuderen aan de opleiding Sport, Gezondheid & Management. De afstudeerrichting die ik heb gekozen is de algemene richting binnen SGM. In het derde leerjaar heb ik al stage gelopen bij de Sectie Militaire Sport van de Koninklijke Luchtmacht. In overleg is toen besloten dat mijn afstudeerstage ook bij de SMS. In eerste instantie was het idee om onderzoek te doen naar de functieomschrijving van de Hoofd Bureau Militaire Sport. Wegens reorganisatie legt dit te veel last op de HBMS-en. De SMS bedacht dat er nog geen manier was om functie gerichte training aan te bieden aan militairen binnen de Koninklijke Luchtmacht. Een onderzoek naar de wijze voor het aanbieden van functie gerichte training kwam tot stand. Voor het tot stand komen van mijn producten wil ik graag een aantal mensen bedanken. Allereerst wil mijn praktijkbegeleider Kapitein Caroline Burger bedanken. Zij stond altijd open voor vragen en had tijd voor begeleiding van het project. Ook mijn afstudeerbegeleider Martijn Kamper wil ik bedanken voor de begeleiding en expertise in het vakgebied. Daarnaast wil ik alle overige betrokken bedanken. Dit zijn de staf arts, de HPVE’s en de KAM functionarissen. Alle personen die ik vergeten ben wil ik ook namens deze weg bedanken. Martijn de Bie Eindhoven, 2010
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
5
Inhoudsopgave Samenvatting .............................................................................................................................................. 3 Abstract ....................................................................................................................................................... 4 Voorwoord................................................................................................................................................... 5 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................... 6 1. Inleiding.................................................................................................................................................. 7 1.1 De organisatie................................................................................................................................... 7 1.2 Relatie tussen de KLu en SGM......................................................................................................... 8 1.3 Vraag organisatie.............................................................................................................................. 8 1.4 Onderzoeksvraag.............................................................................................................................. 9 1.5 Deelvragen........................................................................................................................................ 9 1.6 Afbakening ........................................................................................................................................ 9 1.7 Onderzoeksmodel........................................................................................................................... 10 1.8 Begripsbepaling en afkortingen....................................................................................................... 10 1.6 Verantwoording en relevantie ......................................................................................................... 12 1.7 Leeswijzer ....................................................................................................................................... 12 2. Theoretisch kader ............................................................................................................................... 13 2.1 Arbeidsbelasting ............................................................................................................................. 13 2.2 Arbeidsomstandigheden ................................................................................................................. 14 2.3 Arbeidsrisico’s................................................................................................................................. 15 2.4 Inventarisatiemethode..................................................................................................................... 18 2.5 Beleid fysieke belasting................................................................................................................... 19 2.6 Registratie....................................................................................................................................... 20 2.7 Protocollen ...................................................................................................................................... 21 2.8 Defensie Conditie Proef (DCP) ....................................................................................................... 22 2.9 Relevantie gegevens uit eerdere onderzoeken............................................................................... 24 2.10 Beoordelingscriteria ...................................................................................................................... 24 3. Methode ............................................................................................................................................... 26 3.1 Het onderzoek................................................................................................................................. 26 3.2 Literatuuronderzoek ........................................................................................................................ 26 3.3 Interview.......................................................................................................................................... 26 3.4 Observatie....................................................................................................................................... 27 3.5 Vragenlijst ....................................................................................................................................... 27 3.6 Bestaand materiaal ......................................................................................................................... 27 3.7 Data-analyse................................................................................................................................... 28 3.8 Validiteit en betrouwbaarheid.......................................................................................................... 28 4. Resultaten............................................................................................................................................ 29 4.1 Wat zijn de criteria van militaire fitheid?.......................................................................................... 29 4.2 Wat zijn de functie eisen in vredestijd en in crisistijd?..................................................................... 29 4.3 Wat zijn de arbeidsomstandigheden in vredestijd en in crisistijd?................................................... 30 4.4 Wat zijn de klachten in vredestijd en in crisistijd? ........................................................................... 31 4.5 Overige informatie........................................................................................................................... 35 5. Conclusie............................................................................................................................................. 37 5.1 Wat zijn de criteria van militaire fitheid?.......................................................................................... 37 5.2 Wat zijn de functie eisen in vredestijd en in crisistijd?..................................................................... 37 5.3 Wat zijn de arbeidsomstandigheden in vredestijd en in crisistijd?................................................... 37 5.4 Wat zijn de klachten in vredestijd en in crisistijd? ........................................................................... 37 5.5 Vraag van de organisatie ................................................................................................................ 38 5.6 Onderzoeksvraag............................................................................................................................ 39 5.7 Overige conclusies.......................................................................................................................... 39 5.8 Eindconclusie.................................................................................................................................. 39 6. Discussie ............................................................................................................................................. 40 6.1 Theoretische relevantie................................................................................................................... 40 6.2 Praktische relevantie....................................................................................................................... 40 6.3 Beperkingen.................................................................................................................................... 41 6.4 Defensie Conditie Proef (DCP) ....................................................................................................... 41 6.5 Functie eisen................................................................................................................................... 41 6.6 Aanbevelingen ................................................................................................................................ 41 6.7 Vervolgonderzoek ........................................................................................................................... 42 Literatuurlijst............................................................................................................................................. 43 Bijlagen...................................................................................................................................................... 45
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
6
1.
Inleiding
Voordat er inhoudelijk wordt ingegaan op het onderzoek, wordt er eerst gekeken naar de achtergronden van dit onderzoek. Hierin worden het bedrijf Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) en de Sectie Militaire Sport (SMS) beschreven. Er wordt gekeken naar de vraag van de organisatie, de onderzoeksvraag, de deelvragen, het onderzoeksmodel en de begripsbepaling. Ook wordt er gekeken naar de relevantie van dit onderzoek in de context van Sport, Gezondheid en Management (SGM) en volgt er een leeswijzer voor de rest van het onderzoeksrapport. 1.1 De organisatie 1.1.1 Koninklijke Luchtmacht De CLSK, ook wel Koninklijke Luchtmacht (KLu) genoemd, is een onderdeel van Defensie. Naast de Koninklijke Luchtmacht bestaat Defensie nog uit de Koninklijke Landmacht (KL), de Koninklijke Marine (KM) en de Koninklijke Marechaussee (KMar). De Koninklijke Luchtmacht levert wereldwijd ondersteuning aan militaire operaties, vredesmissies en humanitaire acties. Daarnaast wordt de Koninklijke Luchtmacht ingezet bij ondersteuning van civiele autoriteiten bij rampenbestrijding en rechtshandhaving. De Koninklijke Luchtmacht is permanent in staat om airpower te leveren. Hiervoor zijn verschillende helikopters, vliegtuigen en wapensystemen beschikbaar (Defensie, 2010). De Koninklijke Luchtmacht geeft daarnaast ook een missie en een doelstelling aan die het nastreeft: De Koninklijke Luchtmacht levert slagkracht in de vorm van airpower wanneer de samenleving dit verlangt. De wapensystemen van de luchtmacht maken het mogelijk het luchtruim te domineren en zo vrijheid van handelen te creëren voor operaties vanuit de lucht, te land en ter zee. De luchtmacht voert vredesoperaties uit samen met bondgenoten en andere onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht. De inzetbereidheid en zo nodig de daadwerkelijke inzet van de luchtmacht dragen bij aan het behoud van de internationale rechtsorde. De luchtmacht staat voor de beschikbaarheid en inzetbaarheid van luchtmachtpersoneel en –middelen. (Defensie, 2010) De Koninklijke Luchtmacht heeft zeven vliegbasissen: Defensie Helikopter Commando (DHC), Vliegbasis Eindhoven, Vliegbasis Volkel, Opleidingscentrum Koninklijke Luchtmacht (OKLu), Vliegbasis Leeuwarden, Air Operations Control Station (AOCS) en Luchtmachtbasis De Peel. De KLu is te omschrijven als een machine bureaucratie. Een machine bureaucratie heeft een groot aantal gespecialiseerde staforganen die beleidsvoorbereidend werken (Mintzberg, 1983). Binnen de KLu is hier ook sprake van. De KLu heeft namelijk vier directies die onderverdeeld zijn in 17 afdelingen en verder onderverdeel zijn in 54 secties. Daarnaast zijn er nog 4 stafgroepen met 30 verschillen secties en bureaus (bijlage 1). Het grote aantal procedures en regels met betrekking tot de werkzaamheden is ook een overeenkomst met de machine bureaucratie. Daarnaast heeft een machine bureaucratie een standaardisatie van het werkproces. Juist het werkproces is binnen de KLu van belang. Zonder de optimalisatie van het werkproces heefy de uitvoerende kern nauwelijks aansturing. De optimalisatie van het werkproces wordt vormgegeven door voorschriften die als leidraad gelden voor de uitvoerende kern. De horizontale decentralisatie wordt vormgegeven doordat de macht verplaatst van de Commandant Luchtstrijdkrachten (C-LSK) naar de medewerkers binnen een sectie. Deze machtsverschuiving gebeurt op basis van kennis.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
7
1.1.2 Sectie Militaire Sport De Sectie Militaire Sport valt onder de Afdeling Personeelsontwikkeling & Opleiding (APOO). De SMS is vertegenwoordigd op de staf in Breda. De uitvoerende kern van de SMS, het Bureau Militaire Sport (BMS), zit gevestigd op alle onderdelen en ook op de staf. De SMS en de BMS worden samen de Militaire Sportorganisatie genoemd. De Militaire Sportorganisatie voert als missie: De Militaire Sportorganisatie KLu draagt onder alle omstandigheden, door specifieke kennis van de KLu-processen en –operatiën, bij aan het product van de KLu: airpower. Door het geven van advies en het leveren van maatwerk, draagt de Militaire Sportorganisatie op een professionele wijze zorg voor op de taak berekend, fysiek en mentaal, fit en vaardig personeel. Bovendien levert zij in vredestijd een onmisbare bijdrage aan een gezond werk- en leefklimaat en een sportief imago. Dit alles wordt gedaan onder het motto: “Fit For Airpower” (Voorschrift Militaire Sport KLu, 2004). 1.2 Relatie tussen de KLu en SGM De KLu, en SMS, hebben een sterke relatie met de opleiding SGM. SGM leidt managers op die onder andere de kwaliteit van leven in de maatschappij verbeteren. Het gaat hierbij om het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van leven. De Koninklijke Luchtmacht zet zich ook in voor de kwaliteit van leven van de maatschappij. Naast de gezondheid van de eigen militairen, kijkt de Koninklijke Luchtmacht ook naar de kwaliteit van leven in de maatschappij. Kwaliteit van leven is niet alleen de gezondheid van de mens, maar ook de omstandigheden waarin deze leeft en werkt. Waar het bij SGM vooral gericht is op de gezondheid van de mens, richt de Koninklijke Luchtmacht zich op het verbeteren van de leef- en werkomstandigheden (hulp bij rampen). Beide aspecten dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit van leven binnen de maatschappij. De SMS richt zich op de gezondheid van de militair binnen de Koninklijke Luchtmacht. Militairen hebben een voorbeeldfunctie voor de maatschappij. De Koninklijke Luchtmacht zorgt ervoor dat de militairen fit zijn om de taken uit te voeren waarvoor de militairen in dienst werken en om ons land te verdedigen. 1.3 Vraag organisatie Voor Defensie, en tijdens het onderzoek specifiek voor de Koninklijke Luchtmacht, is het belangrijk dat militairen fit zijn zodat de militairen ten alle tijden paraat zijn om airpower te kunnen leveren. Hiermee wordt bedoeld dat een militair altijd inzetbaar moet voor werkzaamheden die op dat moment vereist zijn. Paraatheid in vredestijd is anders dan paraatheid in crisistijd vanwege het verschillen in werkzaamheden. Daarnaast is in er vredestijd een lagere vorm van dreiging aanwezig. Defensie onderscheidt vier niveaus van dreiging. Hierbij is niveau A de laagste vorm van dreiging en niveau D de hoogste vorm van dreiging. Bij een hogere dreiging wordt alleen de beveiliging aangescherpt. Hierbij bestaat geen relatie tot fysieke eisen. Op dit moment zijn de militairen voornamelijk gelegerd in Afghanistan. Het is aan te nemen dat de arbeidsomstandigheden daar anders zijn dan wanneer de militairen in Nederland zijn. Voor het leveren van airpower is het belangrijk dat militairen zowel in vredestijd als in crisistijd fit zijn. Maar aan welke aspecten moet een militair voldoen wil de militair in zowel vredestijd als in crisistijd fit worden bevonden? Hiervoor zijn nog geen criteria of protocollen waarmee de SMS de gegevens kan achterhalen. Voor de Sectie Militaire Sport, die de fitheid van de militairen bewaakt, is het belangrijk om te weten hoe militaire fitheid gewaarborgd en/of verbeterd kan worden. Hierbij richt de SMS zich vooral op het geven van functie gerichte training (FGT). Door te kijken naar het aanbieden van FGT wordt dit project afgebakend. FGT wordt aangeboden voor functie gerichte klachten (FGK). FGK zijn klachten die ontstaan door het uitvoeren van de dagelijkse werkzaamheden. Het feit dat er op dit moment nog geen protocollen zijn voor het aanbieden van FGT is omdat het nooit belangrijk genoeg bevonden is. De prioriteiten lagen ergens anders en er werd altijd op korte termijn gedacht.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
8
Een protocol om gegevens te verzamelen is belangrijk omdat iedereen gevoelig is voor feiten (evidence based). Op dit moment berust de onderbouwing alleen op aannames. Daarom is de vraag van de organisatie:
“Welke stappen moet de Sectie Militaire Sport doorlopen om te zorgen dat militairen in zowel vredestijd als in crisistijd voldoen aan de eis dat de militairen te allen tijden paraat zijn om hun werkzaamheden te voltooien.” Aan de hand van de vraag van de organisatie is er ook een doelstelling te formuleren. Het doel van het onderzoek is een protocol opstellen waarmee gegevens verzameld kan worden voor het onderbouwen van FGT. Uit het protocol wordt bepaald of het aanbieden van FGT nodig is of niet. 1.4 Onderzoeksvraag De uitkomst van dit onderzoek wordt een protocol of een checklist die op elke functiegroep binnen de Koninklijke Luchtmacht toegepast kan worden. Hierbij moet niet alleen de vormgeving van een protocol onderzocht worden maar ook de inhoud. Het onderzoek richt zich daarnaast ook op specifieke stappen van het protocol.
“Welke inhoud moet in een protocol, voor het realiseren van militaire fitheid in zowel vredestijd als crisistijd, worden opgenomen en op welke manier moet dit protocol worden ingericht ten aanzien van de uitvoering, controle, beheersing en oplossen van functie gerelateerde klachten.” 1.5 Deelvragen Om bovenstaande onderzoeksvraag te beantwoorden wordt er tijdens het onderzoek verschillen subvragen beantwoord. Deze zorgen voor de inhoudelijke structuur binnen het onderzoek. De volgende subvragen worden tijdens het onderzoek beantwoord: • Uit welke onderdelen bestaat een protocol? • Wat zijn de criteria van militaire fitheid? • Wat zijn de functie eisen in vredestijd en in crisistijd? • Wat zijn de aspecten van arbeidsomstandigheden? - Wat zijn de arbeidsomstandigheden in vredestijd en in crisistijd? • Wat zijn de klachten in vredestijd en in crisistijd? 1.6 Afbakening Het onderzoek is afgebakend op één vakgroep binnen de KLu. De vakgroep vliegtuigonderhoud (VO) is hiervoor gekozen. De keuze hiervoor is gemaakt omdat de SMS op dit moment functie gerichte training (FGT) wil aanbieden aan de vakgroep vliegtuigonderhoud. De vakgroep vliegtuigonderhoud is het meest actuele vakgroep op het gebied van aanbieden van FGT. Het protocol wordt ontwikkeld voor alle vakgroepen.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
9
1.7 Onderzoeksmodel Om het onderzoek te visualiseren is een onderzoeksmodel opgesteld (Verschuren & Doorewaard, 2007). Hieronder het model voor dit onderzoek:
Theorie: Registratie van klachten / verzuim
Beoordelingscriteria
Theorie: Protocollen
Format protocol
Conclusies
Theorie: Arbeidsomstandigheden / -risico’s
Arbeidsfactoren
Aanbevelingen
Interviews
Regelgeving defensie
Oriëntatiefase Figuur 1: Onderzoeksmodel
Huidige informatie betreffende klachten en registratie Onderzoeksfase
Invoeringsfase
In het onderzoek zijn er beoordelingscriteria gevormd uit de literatuur. De criteria uit de literatuur zijn getoetst aan de huidige manier van registreren, de huidige gang van zaken voor het aanpakken van FGT (het protocol) en de huidige omgang van arbeidsgerelateerde factoren. Uit de vergelijking, van de huidige situatie met de beoordelingscriteria en de literatuur, volgen er conclusies en aanbevelingen. 1.8 Begripsbepaling en afkortingen Om het onderzoek leesbaar te maken wordt er in onderstaande tabellen weergegeven wat er verstaan wordt bij vaak voorkomende begrippen en afkortingen. Begrip
Definitie
Arbeidsomstandigheden
De omstandigheden waaronder arbeid verricht wordt (Schaufeli & Bakker, 2007)
Verzuim
Tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte of gebreken (Schaufeli & Bakker, 2007)
Werkdruk en werkstress
Het moment dat een medewerker zijn taak gedurende langere periode niet kan uitvoeren binnen de gestelde tijd en de klachten die hieruit ontstaan (Kuiper, 2005).
Functie gerichte training
Training gericht op specifieke klachten van de uitgevoerde functie (Voorschrift SMS, 2004).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
10
Begrip
Definitie
Functie gerichte klachten
De klachten die voortkomen door het uitvoeren van de dagelijkse werkzaamheden.
Vredestijd
De tijd waarin de werknemer werkt in eigen land en er geen sprake is van oorlogen of uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld overstromingen).
Crisistijd
De tijd waarin de werknemer werkt in het buitenland of binnenland ten tijde van oorlogen of uitzonderlijke omstandigheden.
Tabel 1: Begrippenlijst Afkorting
Volledig
AOCS
Air Operations Control Station
APOO
Afdeling Personeelsontwikkeling & Opleiding
BMS
Bureau Militaire Sport
C-LSK
Commandant Luchtstrijdkrachten
CLSK
Commando Luchtstrijdkrachten
CML
Centrum voor Mens en Luchtvaart
DCP
Defensie Conditieproef
DHC
Defensie Helikopter Commando
FGK
Functie Gerelateerde Klachten
FGT
Functie Gerichte Training
HPVE
Hoofd Persoonlijke Verantwoordelijke Eenheid
KAM
Kwaliteit, Arbo en Milieu
KL
Koninklijke Landmacht
KLu
Koninklijke Luchtmacht
KM
Koninklijke Marine
KMar
Koninklijke Marechaussee
OKLu
Opleidingscentrum Koninklijke Luchtmacht
RI&E
Risico Inventarisatie en Evaluatie
SGM
Sport, Gezondheid en Management
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
11
Afkorting
Volledig
SMART
Sport Medisch Adviesorgaan in Revalidatie en Training
SMO
Sport Medisch Overleg
SMS
Sectie Militaire Sport
USAF
United States Air Force
VKAM
Stafgroep Veiligheid, Kwaliteit, Arbo en Milieu
VO
Vliegtuigonderhoud
VTP
Vliegtuig Technisch Personeel
Tabel 2: Afkortingenlijst 1.9 Verantwoording en relevantie Het onderzoek dient relevant te zijn aan de opleiding Sport, Gezondheid en Management. Deze opleiding leidt studenten op tot managers in de wereld van sport en gezondheid. Het hoofddoel is om mensen op verscheidende manieren kennis te laten maken met een gezondere levensstijl. Het bevorderen van een gezonde levensstijl is een van de taken van een afgestuurde SGM-er. Gezondheidsbevordering staat in dit onderzoek centraal. Door preventieve training ontstaan er geen klachten en blijft de militair fit. De arbeidsomstandigheden spelen hierbij een belangrijke rol. Zoals Berk (2004) omschrijft dragen goede arbeidsomstandigheden niet bij aan een verhoging van de motivatie, maar slechte arbeidsomstandigheden wel aan een verlaging hiervan. Met dit onderzoek wordt ervoor gezorgd dat in de toekomst de functies getoetst kunnen worden en dat hiervoor een passende training bij gegeven kan worden. Dit heeft als voordeel dat mogelijke klachten door risicovolle handelingen preventief voorkomen kunnen worden. Het voorkomen van klachten is een voorbeeld van gezondheidsbevordering. Op deze manier is deze opdracht relevant voor het werkveld van de SGM-er. Met deze opdracht wordt er bijgedragen aan de gezondheid van een grote groep werknemers in de Nederlandse maatschappij. 1.10 Leeswijzer Na deze inleiding wordt er in het volgende hoofdstuk een begin gemaakt met de inhoud van het onderzoek. In hoofdstuk twee is er een theoretisch kader voor het onderzoek opgesteld. Aan de hand van het theoretisch kader zijn er een aantal beoordelingscriteria gevormd waaraan de huidige situatie is getoetst. Hoofdstuk drie omschrijft de onderzoeksmethode van het onderzoek. Hier komen de methoden die uitgevoerd zijn voor het onderzoek aan bod. Ook komen de middelen aan bod die zijn gebruikt en waar deze voor zijn ingezet. In het vierde hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Hieruit volgt in hoofdstuk vijf de conclusie van het onderzoek. De discussie wordt beschreven in hoofdstuk zes. Hierin worden ook kort de aanbevelingen benoemd. De aanbevelingen zijn verder uitgewerkt in het adviesrapport.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
12
2.
Theorie
In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de theorie over (militaire) fitheid. In het geval van fitheid wordt er voornamelijk gekeken naar fysieke fitheid. Hierbij wordt vooral gericht op functiegerelateerde klachten die leiden tot verzuim. 2.1 Arbeidsbelasting Voor het bepalen van de fitheid van een militair wordt er gekeken naar het verschil tussen belastbaarheid en daadwerkelijke belasting. Op deze manier wordt bekeken of de fysieke belasting niet te hoog is. Bij een te hoge fysieke belasting treden er klachten op aan het bewegingsapparaat. In een optimale situatie is de belasting en belastbaarheid van de medewerker in evenwicht. Om inzicht te krijgen in de relatie tussen de belasting en belastbaarheid wordt het model arbeidsbelasting (Van Dijk, 1990) gebruikt.
Belastende factoren en Regelmogelijkheden
Belasting (belastingsverschijnselen)
Belastingsvermogen
Verwerkingsvermogen Figuur 2: Arbeidsbelasting (Van Dijk, 1990) In dit model kan het verwerkingsvermogen als veranderlijk worden opgevat. Door belasting tijdens een arbeidsdag kan het verwerkingsvermogen toe- of afnemen. Verwerkingsvermogen is het vermogen om te presteren en te trotseren (wat iemand kan en wat iemand wil). Hierbij is sprake van fysieke, cognitieve en emotionele aspecten. Het verwerkingsvermogen wordt mede bepaald door vaste factoren als geslacht en opleidingsniveau en door tijdelijke factoren als vermoeidheid en motivatie. Belastende factoren zijn de kenmerken van arbeid en de arbeidsomstandigheden (hoofdstuk 2.2) die belastend kunnen zijn. Regelmogelijkheden zijn de mogelijkheden om veranderingen in het werk aan te brengen. Het kan gaan om werktijden, volgorde van de te verrichten werkzaamheden, afwisseling van taken en het gebruik van hulpmiddelen. Bij belastingsverschijnselen gaat het om tijdelijke effecten van arbeid zoals een versnelde pols, tijdelijke vermoeidheid, irritatie, verhoging van het adrenalinegehalte en de melkzuurtoename in de spieren. Dit model is te omschrijven als een weegschaal tussen daadwerkelijk belasting en de belastbaarheid van de werknemer cq militair. De belastingsgevolgen hiervan kunnen zowel positief als negatief zijn. Positieve gevolgen kunnen een verbeterde lichamelijke conditie zijn of kennis- en vaardighedenvermeerdering. Negatieve gevolgen zijn bijvoorbeeld oververmoeidheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid (Berk, 2004).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
13
Sassen (2004) geeft aan dat het nodig is om te kijken naar de belasting die arbeid veroorzaakt en de belastbaarheid van de werknemer om inzicht te geven in de relatie tussen arbeid en gezondheid. De belasting (lichamelijk, psychisch en sociaal) die het werk geeft en de belastbaarheid van de werknemer dient in balans te zijn. Fysieke belasting (veel of foutief tillen en sjouwen), vuil en/of eentonig werk, langdurige statische belasting (beeldschermwerk), te hoge tijdsdruk en belastend werktempo zijn belangrijke factoren die de relatie tussen arbeid en gezondheid negatief beïnvloeden.
Figuur 3: Relatie belasting en belastbaarheid (Sassen, 2004) 2.2 Arbeidsomstandigheden Zoals in hoofdstuk 2.1 naar voren is gekomen spelen de arbeidsomstandigheden een rol bij het bepalen van de fysieke belasting. In het 4D-model van Berk (2004) wordt dit aspect benoemd.
I Organisatiestrategie, -structuur en - cultuur
III De 4 A’s
Arbeidswaardering
Aanwezigheidsmotivatie
Aan- of afwezigheid
Tijdsas
II Medewerkers Persoonlijkheidsfactoren
IV Personeelszorg Personeelsbeheer HRM
Figuur 4: 4D-model (Berk, 2004)
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
14
Dit model geeft vier domeinen (organisatie, persoonlijkheidsfactoren, arbeidsomstandigheden en HRM) aan waarop de KLu te toetsen is met betrekking tot de aan- of afwezigheid van de militair (figuur 4). Tijdens dit onderzoek wordt er specifiek gericht op het derde domein arbeidsomstandigheden omdat deze een directe relatie heeft met de aan- of afwezigheid van een militair. Het derde domein bestaat uit 4 A’s. Dat zijn arbeidsvoorwaarden, arbeidsinhoud, arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden. De 4A’s zijn bepalend voor de militaire fitheid. Zo kan de fysische belasting (lawaai, trillingen en hoge of lage temperaturen), fysieke belasting (werkhouding, mogelijkheid tot het gebruik van hulpmiddelen en zwaar tillen) en chemische belasting (toxische- en gevaarlijke stoffen) bijdragen – in meer of mindere mate – aan de fitheid. Maar ook aspecten als werk en rusttijden, hoeveelheid werk, werkinhoud, taakeisen en regelruimte spelen een rol bij militaire fitheid. De overige domeinen worden niet behandeld in dit onderzoek, maar spelen wel een rol bij de aan- en afwezigheid van de militair. Het eerste domein is organisatiestrategie, -structuur en –cultuur. Bij organisatiestrategie wordt er een missie, een visie en doelen opgesteld. Als de militair zich niet kan vinden in de missie, visie en doelen of als deze niet helder zijn ontstaat er vervreemding. Deze vervreemding zorgt voor verzuim. De KLu heeft een complexe organisatiestructuur met verticale taakspecialisatie. Een complexe structuur uit zich in veel staffuncties en voorschriften die het handelen en het gedrag van medewerkers sturen en beheersen. Complexe organisatiestructuren leiden bijna altijd tot een grote afstand tussen het bestuurlijk niveau van de organisatie en het operationele niveau. Deze vorm van verticale taakspecialisatie leidt tot vervreemding bij de uitvoerende of overbelasting bij degene die meer moet doen dan dat die persoon aankan. Hierdoor kan de betrokkenheid met de organisatie afnemen en leiden tot een hoger verzuim. Ook de organisatiecultuur is bepalend voor ziekteverzuim. Als de militair zich niet kan vinden in de organisatiecultuur en hier een lage binding mee heeft word de kans op verhoogd ziekteverzuim vergroot (Berk, 2004). In het tweede domein richt Berk (2004) zich op persoonlijkheidsfactoren. Binnen dit domein zijn er verschillende aspecten die kunnen leiden tot verzuim. Als een militair, gelet op persoonlijke eigenschappen, niet op de juiste plek werkt kan dit leiden tot een grotere kans op verzuim. Ook prefereert iedereen een andere manier van aansturing. Bij een niet juiste aansturing wordt de kans op verzuim groter. Als laatste is de kwetsbaarheid van een persoon een aspect die een rol speelt bij verzuim. Degene die kwetsbaarder zijn, die verzuimen vaker. Dit ligt zowel in de werksfeer als in de privésfeer (Berk, 2004). In het laatste domein die in dit onderzoek niet behandeld wordt, HRM, kijkt Berk (2004) naar het benutten van creatieve en innovatie vermogen van werknemers door de organisatie. Hierdoor wordt de kans verkleind op uitval door ziekte, wordt de kwaliteit van producten en de productiviteit verhoogd. Deze taak om dit te waarborgen ligt bij de afdeling HRM. 2.3 Arbeidsrisico’s Waar Berk (2004) zich beperkt zich tot het benoemen van de aspecten van arbeidsomstandigheden, daar gaat Kuiper (2005) dieper op in. Kuiper (2005) maakt onderscheidt tussen arbeidsveiligheid, fysieke belasting en mentale belasting. Binnen elke arbeidsrisico wordt er gekeken naar de belasting en belastbaarheid van de werknemer. Voordat er begonnen wordt met de arbeidsrisico’s in kaart te brengen moet er eerst een taakanalyse gemaakt worden. Hierbij worden de werkzaamheden in een bepaalde functie verdeeld in taken. Per taak wordt er bekeken in welke mate deze bijdraagt aan een arbeidsrisico. Bij het maken van een taakanalyse gaat het erom alle taken in kaart te brengen en niet alleen degene die geacht worden belastend te zijn. De methode die Kuiper (2005) benoemd is gebaseerd op de populatie en niet op een individu. De methode is geschikt voor analyse op groepsniveau zoals gebeurt tijdens dit onderzoek.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
15
2.3.1 Arbeidsveiligheid Bij arbeidsveiligheid kijkt Kuiper (2005) naar de arbeidsplaatsen, werkplekken en arbeidsmiddelen. Bij arbeidsveiligheid gaat het niet om de mate van blootstelling, maar om de kans op incidenten en de ernst van de gevolgen van deze incidenten. Dit heeft niet direct effect op de militaire fitheid van werknemers, maar als de risico’s niet beperkt worden is de kans groot dat de militairen door het risico (tijdelijk) arbeidsongeschikt raken. Dat heeft wel een negatieve invloed op de militaire fitheid. Voor het onderzoeken van arbeidsveiligheid gebruikt Kuiper (2005) een relative ranking methode. Deze methode bestaat uit een formule: Risico = W * B * E De waarschijnlijkheid (W) geeft aan hoe groot de kans is dat er een effect optreedt (bijlage 2). De blootstellingsfrequentie (B) is de mate waarin een situatie voorkomt (bijlage 3). De “E” staat voor het effect de situatie (bijlage 4). Uit de formule komt een score die te koppelen is aan een risico en een daarbij horende actie (bijlage 5). Waar de afwending van gevaar mogelijk is mag er de risicoklasse met één eenheid verlaagd worden. Dan moet er wel sprake zijn van de omschrijvingen in Tabel 3. Categorie
Omschrijving
Risicoklasse
1
Gevaarafwending daadwerkelijk mogelijk
R-klasse -1
2
Gevaar herkenbaar zonder technische hulpmiddelen of diepgaande kennis
R-klasse -1
3
Langzaam verloop van het ontstaan van gevaar
R-klasse -1
Tabel 3: Gevaarafwending (Kuiper, 2005) 2.3.2 Fysieke belasting Voor fysieke belasting worden er zes onderwerpen aangegeven waarop de belasting gemeten wordt. De onderwerpen zijn trillen en dragen; duwen en trekken; trillen en schokken; statische werkhoudingen; repeterende bewegingen; en energetische belasting.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
16
Tillen en dragen
Met de handen verticaal voorwerpen verplaatsen Met de handen horizontaal voorwerpen verplaatsen
Duwen en trekken
Met het hele lichaam (bijv. karren, rolcontainers of een pallet verschuiven) en/of met de armen of benen (bijv. hendels en voetpedalen) duwen en trekken
Trillen en schokken
Met het hele lichaam (bijv. via de zitting of vloer in een rijdende terreinkar of heftruck) en/of met de armen bij het werken met trillende apparaten (bijv. kettingzaag of trilplaat) trillen en schokken
Statische werkhoudingen
Een houding (bukken, knielen, staan, zitten, reiken) die langer dan vier aaneengesloten seconden volgehouden wordt
Repeterende bewegingen
Meer dan twee uur per dag of een uur achter elkaar steeds dezelfde of bijna dezelfde bewegingen maken
Energetische belasting
Heel erg moe worden van werk
Tabel 4: Overzicht vormen fysieke belasting (Kuiper, 2005) 2.3.3 Mentale belasting Binnen mentale belasting maakt Kuiper (2005) onderscheidt tussen oorzaak en gevolgen. De oorzaak is te zien als de werkdruk en de gevolgen als werkstress. Mentale werkbelasting kan gedefinieerd worden als de mate waarin een werknemer zich tijdens het werk moet concentreren, moeilijke problemen moet oplossen of voortdurend moet inspelen op nieuwe situaties. Bij een te hoge mentale werkbelasting wordt de kans op fouten groter. De consequenties die hieruit kunnen volgen, hebben niet alleen te maken met een te hoge mentale belasting, maar ook met een niet goede taakindeling van het werk. Een goed takenpakket bestaat uit: • Rule-based taken (lamp op rood is stoppen, lamp op groen is doorgaan) • Skill-based taken (taken waarbij de vaardigheden bekend zijn en waarbij er niet nagedacht hoeft te worden) • Knowledge-based taken (taken waarbij er nagedacht dient te worden, zoals het oplossen van een kruiswoordraadsel) Om te bepalen of een functie volledig en volwaardig is wordt er gelet op zeven onderwerpen: • Bestaat de functie uit een logisch samenhangend geheel van voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken? • Bevat de functie voldoende niet kort-cyclische taken? (meer dan 50% van de werktijd moet besteed worden aan handelingen die niet binnen 90 seconden worden herhaald) • Bevat de functie een evenwichtige verdeling van moeilijke en makkelijke taken? (zie punten hiervoor) • Bevat de functie voldoende autonomie? (voldoende regelmogelijkheden om het werk in te delen en het zelf kunnen oplossen van problemen) • Bevat de functie voldoende contactmogelijkheden? • Bevat de functie voldoende organiserende taken? • Worden de werknemers voldoende geïnformeerd op werkplekniveau en organisatieniveau?
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
17
2.4 Inventarisatiemethode Kuiper (2005) richt zich op zes aspecten van fysieke belasting (zie Tabel 4) door het geven van modellen en theorie. Peereboom en De Lange (2008) hanteren zeven aspecten van fysieke belasting. Peereboom en De Lange (2008) splitsen repeterende bewegingen uit naar industrie en beeldschermwerk. Daarnaast geven Peereboom en De Lange (2008) ook een inventarisatiemethode aan voor het bepalen van problemen van fysieke belasting. Deze inventarisatiemethode bestaat uit een handelingsanalyse, een checklist en een instrument om de ernst van de knelpunten te bepalen. 2.4.1 Handelingsanalyse Een handelingsanalyse wordt uitgevoerd per functie. De functie die onderzocht wordt, word onderverdeeld in taken. De taken worden weer onderverdeeld in (maximaal tien) handelingen. Deze stap richt zich nog niet op de belasting van de taken. De essentie van deze stap is het in kaart brengen van wat de werknemers doen. Het is van groot belang om op handelingsniveau te kijken. Want als er op taakniveau geconstateerd wordt dat een vliegtuigmonteur met een gebogen rug werkt is het nog niet bekend door welke handeling dit komt. Deze handeling is echter wel van belang bij het aanbieden van FGT. Om de handelingsanalyse te maken moet er aangegeven worden welke functie onderzocht wordt, uit welke taken deze functie bestaat en uit welke handelingen de taken bestaan. Om inzicht in de handelingen te krijgen kunnen er drie acties uitgevoerd worden. De eerste actie is documenten bekijken die al eerder zijn gemaakt. Een voorbeeld hiervan is een uitgevoerde Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E). Deze RI&E wordt verplicht gesteld in de Arbeidsomstandighedenwet (1998). Als tweede is het nuttig om met de chef of een ervaren werknemer een ronde te maken over de afdeling. Als laatste kunnen er interviews afgenomen worden met minimaal twee (ervaren) werknemers. Vervolgens wordt er een proefobservatie gehouden. Deze bestaat uit minimaal twintig minuten observeren waarbij om de vijftien seconden geturfd wordt welke handeling er uitgevoerd wordt. Elke handelingsanalyse heeft een categorie ‘overige’. Als een categorieën meer dan 15% van de handelingen bedraagt, moeten de handeling opnieuw geordend worden. Daarnaast moeten de categorieën ongeveer even groot zijn. Als een categorie 2% beslaat en een ander 30%, dan kan de categorie van 2% het beste verwijderd worden en die van 30% verder uitgesplitst worden. Dit omdat het maximum van de te observeren handelingen vastgesteld wordt op tien. In bijlage 6 is een voorbeeld van een handelingsanalyse gegeven. 2.4.2 Checklist Aan de hand van de checklist, bestaande uit een vragenlijst (bijlage 7) en een overzicht van de zwaarte van de taken (bijlage 8), wordt er per handeling bepaald of er sprake is van mogelijke knelpunten op het terrein van fysieke belasting. De vragenlijst bestaat uit enkele vragen voor de zeven onderwerpen van fysieke belasting. De antwoorden op de vragen worden gekoppeld aan de handelingen die uitgevoerd worden. Ook wordt de frequentie en de zwaarte van de handelingen bepaald. De frequentie wordt bepaald door aan te geven hoe vaak de handeling wordt uigevoerd. Dit wordt gedaan in procenten van de werktijd. De zwaarte van de handelingen is verdeeld in zeer licht, licht, normaal, zwaar en erg zwaar.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
18
Door zowel de vragenlijst als het overzicht van de zwaarte van de taken in te vullen wordt er een subjectief oordeel van werknemers in kaart gebracht. Dit oordeel wordt weergegeven in een ‘belastingtabel’ (bijlage 9). Deze tabel geeft het volgende weer: • de volgorde in ervaren zwaarte per handeling (van zwaar naar licht); • per handeling bij welke van de zeven onderwerpen mogelijke sprake is van knelpunten aan. Bij aspecten van fysieke belasting die met een ‘vinkje’ gemarkeerd worden zijn geen verdere acties nodig. Als de aspecten van fysieke belasting gemarkeerd zijn met een uitroepteken, moet er wel verdere acties ondernomen worden. Al deze stappen zijn te doorlopen in de software Fysibel 3.0©. 2.4.3 Modules per onderwerp van fysieke belasting Daarna wordt de ernst van de knelpunten bepaald. Dit wordt gedaan door de handelingen onder te verdelen in rood, oranje en groen. Rood geeft aan dat er zonder meer sprake is van een knelpunt, oranje geeft aan dat er mogelijk sprake is van een knelpunt en groen geeft aan dat er geen sprake is van een knelpunt. Hierop volgt per onderwerp van fysieke belasting (waarin de knelpunten worden onderverdeeld) een module. Zowel Kuiper (2005) als Peereboom en De Lange (2008) beschrijven de modules van fysieke belasting. Deze modules zijn zeer moeilijk toe te passen door een persoon die niet als ARBO deskundige werkt. Verdere specifieke onderzoeken op het gebied van fysieke belasting dient te worden uit gevoerd door deskundige bedrijven. Binnen de KLu wordt dit gedaan door het Centrum voor Mens en Luchtvaart (CML). 2.5 Beleid fysieke belasting Het beleid voor de fysieke belasting kan het beste als verbetercyclus worden vormgegeven. Hierbij worden de stappen willen, weten, wegen, werken en waken onderscheiden. Willen (intentie verklaring)
Weten (risico’s inventariseren)
Waken (uitvoering controleren)
Wegen (plannen maken)
Werken (plannen uitvoeren)
Figuur 5: Verbetercyclus fysieke belasting (Peereboom & De Lange, 2008)
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
19
Willen De organisatie maakt een strategische keuze voor het structureel voorkomen en aanpakken van de problematiek. Dit houdt in dat er een preventieve werking van uit gaat. Hiervoor moet tijd voor vrij gemaakt worden en waar nodig ook budget. Enerzijds wordt er vanuit de maatschappij eisen gesteld met betrekking tot de zorg van de werknemers. Anderzijds wil de organisatie een positief imago hebben om daarmee slagvaardig te kunnen opereren op de arbeidsmarkt. Weten De risico’s op het gebied van fysieke belasting worden in deze stap geïnventariseerd. De aanwezig RI&E is veelal niet gedetailleerd genoeg. Daarom is een aparte verdieping van risico’s op het gebied van fysieke belasting nodig (Arbeidsomstandighedenwet artikel 5, 1998). Vaak wordt er eerst een quickscan gemaakt van het probleem en daarna een inventarisatie die meer diepgaand is. De quickscan bestaat vaak uit een audit en een vragenlijst. Op deze manier krijgt de organisatie een goed overzicht van de aanwezige risicogebieden. Voor de diepgaande inventarisatie kan er gebruik gemaakt worden van de methode die is toegelicht in hoofdstuk 2.4.3. Wegen Op de basis van de gegevens, uit de stap meten, wordt er een beleid gevormd om fysieke belasting aan te passen. In deze stap worden concrete en haalbare doelstellingen geformuleerd. Deze dienen aan het eind getoetst te kunnen worden. Met andere woorden dient er een SMART-doelstelling te komen. De plannen dienen schriftelijk te worden vastgelegd zodat de plannen voor iedereen duidelijk zijn. Werken In deze stap wordt de maatregel daadwerkelijk uitgevoerd. Aan de hand van de analyse die is gemaakt wordt bepaald welke maatregel er wordt uitgevoerd. Hieronder volgen een aantal mogelijkheden van maatregelen die uitgevoerd kunnen worden: • Werktijdenbeleid en organisatie van de arbeid • Werkdrukbeleid • Werkplekbeleid • Inkoopbeleid • Beleid met betrekking tot voorlichting en training aan medewerkers en middenkader • Beleid gericht op bevordering lichamelijke activiteit Waken Als de juiste situatie is bereikt is het ook nodig om deze optimaal te houden. De plannen die gemaakt zijn dienen jaarlijks geëvalueerd te worden om het effect van de maatregelen te meten. Aan de hand van de evaluatie kunnen er weer nieuwe doelstellingen opgesteld worden (Peereboom & De Bakker, 2008). 2.6 Registratie Op het gebied van arbeidsomstandigheden en verzuim is registratie belangrijk. Registratie is zowel van belang bij verzuim als bij de risico’s die het werk met zich meedraagt.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
20
2.6.1 Registratie van verzuim Volgens Berk (2004) helpt een goede registratie van verzuim bij het analyseren van verzuim. Dit houdt in dat wanneer verzuim (of klachten) op een goede wijze geregistreerd worden er sneller ingesprongen kan worden op de oorzaken hiervan. Door middel van een goede registratie wordt er doelgericht gewerkt. Voor het registreren van verzuim stelt Berk (2004) een aantal eisen op: • Een eenduidige definitie van verzuim • Een eenduidige berekeningswijze hanteren • De gegevens moeten betrouwbaar zijn wat vereist dat de juiste datum van ziekmelding en herstel geregistreerd worden • Er moet een koppeling gemaakt kunnen worden met andere gegevens zoals leeftijd, geslacht en functie om specifieke vraagstellingen te kunnen beantwoorden. • De mogelijkheid van statistische verwerking is gewenst. 2.6.2 Registratie van arbeidsomstandigheden Aan de hand van een RI&E worden risico’s die arbeid met zich meebrengt vastgelegd (Schaufeli & Bakker, 2007). Daarnaast dient er een Periodiek Arbeids Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO) afgenomen te worden. Tegenwoordig wordt dit vooral aangeduid als een Periodiek Medisch Onderzoek (PMO). Hierin worden risicovolle functiegroepen verplicht gesteld een periodiek onderzoek te ondergaan. De risicovolle functiegroepen worden van te voren bepaald door middel van de RI&E. Voor de RI&E dient er een meting van de arbeidsomstandigheden gedaan te worden. 2.7 Protocollen Leytens en Wagner (2000) stellen dat een protocol een document is dat tot doel heeft betrokkenen te ondersteunen bij het uitvoeren van inhoudelijke handelingen. Met andere woorden het geeft aan hoe een handeling uitgevoerd kan worden. Steman en Zomerplaag (1995) geven aan dat protocollen structuur geven aan een proces. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2010) geeft aan dat een protocol voorschrijft hoe er om moet worden gegaan met of moet worden gehandeld in bepaalde situaties. Een protocol is een specifiek beleidsinstrument, omdat het op een duidelijk afgebakend doelgroep gericht is. Daarnaast kan iedereen een opdracht geven voor het opstellen van een protocol. Binnen de KLu komt de opdracht vanuit de beleidsmakers, maar daarnaast kunnen onder andere ook ondernemingen, consumentorganisaties en vakbonden opdracht geven voor een protocol. De regels van een protocol worden met alle betrokken personen of partijen opgesteld. De dwingendheid van een protocol kan binnen een organisatie zelf bepaald worden, evenals de hardheid (juridische binding) (Ministerie van SZW, 2010). Daarnaast geeft het Ministerie van SZW (2010) aan dat vormvrijheid bij een protocol en flexibiliteit bij verandering aan het protocol grote voordelen zijn. Een nadeel is dat het opstellen van een protocol tijd en geld kost. Wanneer de doelen duidelijk zijn, het protocol in de organisatie past en er een tussentijdse evaluatie plaatsvindt, dan heeft een protocol de meeste kans van slagen. Omdat er voor een protocol geen vormvereisten bestaan kan dit worden gezien als een faalfactor. Een protocol bevordert de kwaliteit doordat er wordt vastgelegd hoe er gehandeld moet worden. De wijze waarop gehandeld wordt is vastgelegd door afspraken die gemaakt worden. Daarnaast zorgt een protocol ervoor dat de samenwerking en afstemming verbeterd worden. In een protocol kunnen afspraken en taken vastgelegd worden waardoor het duidelijk is wanneer samenwerking is vereist (Steman & Zomerplaag, 1995).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
21
Voor het opstellen van een protocol wordt er begonnen met een plan van aanpak. Daarna wordt er relevantie informatie verzameld. Vervolgens wordt de gewenste werkwijze geformuleerd. Dit houdt in dat er vastgelegd moet op welke wijze er gehandeld moet worden om de gewenste situatie te bereiken. Als laatste komen er toetsingscriteria. Dit wordt onderverdeeld in toetsingcriteria voor het uitvoeren van de protocol en toetsingcriteria voor de uitkomst van het protocol (Steman & Zomerplaag, 1995). Een voorlopig protocol moet getest worden om te kijken of het protocol duidelijk is, of er voldoende draagvlak is en of de werkwijze toepasbaar is. Na het testen kan het definitieve protocol gemaakt worden (Steman & Zomerplaag, 1995). Verslaglegging zorgt ervoor dat het protocol gewaarborgd wordt. Bij verslaglegging van een protocol moeten de volgende punten minimaal vermeld worden (Medisch Verpleegkundige Protocollen, 2010): • Naam van de organisatie • Naam van de afdeling • Naam van de documentverantwoordelijke • Naam van de documentbeheerder • Voor wie het document is bestemd • Datum vaststelling document • Datum invoering document • Datum evaluatie • Het documentnummer • Onderwerp • Doel • Uitvoering Binnen de KLu worden er geen eisen of richtlijnen gesteld aan een protocol. De reden hiervan is dat er bij interne regelgeving geen gebruik wordt gemaakt van protocollen. 2.8 Defensie Conditie Proef (DCP) Defensie heeft een eigen methode om de fitheid van een militair te bepalen, de Defensie Conditie Proef (DCP). De DCP is een instrument voor het meten van fysieke fitheid en is ingegaan per 1 januari 2010. De proef test kracht, uithoudingsvermogen en de stabiliteit van de het houdings- en bewegingsapparaat. De DCP bestaat uit drie onderdelen. Het eerste onderdeel is een 12 minuten loop waarbij de uithoudingsvermogen getest wordt. De tweede oefening is sit-ups. Deze test is bedoeld om de kracht te meten en duurt twee minuten. De laatste oefening is push-ups. Ook deze test meet de kracht en duurt twee minuten (DCP Folder, 2009). De DCP stelt per leeftijdscategorie en geslacht een aantal minimale eisen:
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
22
Leeftijd
12 Minuten loop
Push-ups
Sit-ups
t/m 30 jaar
2400 m
20
30
31 t/m 35 jaar
2300 m
18
27
36 t/m 40 jaar
2200 m
16
24
41 t/m 45 jaar
2100 m
14
21
46 t/m 50 jaar
2000 m
12
18
51 t/m 55 jaar
1900 m
10
15
56 jaar en ouder
1800 m
8
12
Tabel 5: De eisen van mannen bij de DCP Leeftijd
12 Minuten loop
Push-ups
Sit-ups
t/m 30 jaar
1900 m
10
20
31 t/m 35 jaar
1800 m
8
17
36 t/m 40 jaar
1700 m
6
14
41 t/m 45 jaar
1600 m
5
11
46 t/m 50 jaar
1500 m
4
8
51 t/m 55 jaar
1400 m
3
5
56 jaar en ouder
1300 m
2
2
Tabel 6: De eisen van vrouwen bij de DCP De Amerikaanse Luchtmacht (United States Air Force) heeft ook een test om de fitheid van de militair te bepalen (Air Force Fitness Test). Deze testen zijn ook in leeftijdscategorieën opgedeeld. Deze categorieën zijn bijna identiek aan de categorieën die bij de Koninklijke Luchtmacht gehanteerd worden. Bij de United States Air Force (USAF) zijn de leeftijdscategorieën echter allemaal met één jaar verlaagd. Daarnaast maakt de USAF, net als de DCP, onderscheidt tussen mannen en vrouwen. In de Air Force Fitness Test worden vier testen afgenomen waarbij punten te behalen zijn. Als eerste wordt gekeken naar de omvang van het middel. Hiervoor zijn maximaal 30 punten te behalen. Voor aerobic fitness (lopen van 2,4 kilometer en een VO2-max test) zijn maximaal 50 punten te behalen. De laatste twee oefeningen zijn push-ups (maximaal 10 punten) en sit-ups (maximaal 10 punten) die beide één minuut duren. Wanneer een totaalscore gehaald word van boven de 90 punten, dan word dit als uitmuntend beschouwd. Bij een score tussen de 75 en 89,9 punten wordt er goed gescoord. Bij een score van beneden de 75 punten wordt de test niet gehaald. Wanneer dit laatste gebeurt moet de militair binnen 90 dagen de test opnieuw uitvoeren. Daarnaast wordt het resultaat, wanneer de test niet gehaald word, verwerkt in alle toekomstige verslagleggingen binnen de USAF. Dit kan consequenties hebben voor de verdere carrière van de militair (bijvoorbeeld bij een promotie) (US Military About.com, 2010).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
23
De vergelijking met de USAF wordt gemaakt omdat de USAF de grootste luchtmacht ter wereld is en de meeste militairen huisvest. 2.9 Relevante gegevens uit eerdere onderzoeken Volgens het RIVM (2010) geeft bijna één op de vijf werknemers regelmatig veel kracht. Veel kracht zetten houdt in dat er een inspanning geleverd dient te worden waarbij kracht een grote rol speelt. Dit gebeurt bij tillen, duwen, trekken of het gebruik van apparaten en gereedschappen waarbij veel kracht nodig is. Ook komt bij bijna één op de tien werknemers voor dat er regelmatig gewerkt wordt met gereedschappen, apparaten of voertuigen die trillen of schudden. Een ander punt van fysieke belasting, ongemakkelijke houdingen, komt bij ruim één op de tien werknemers voor. Ruim een derde van de werknemers maakt repeterende bewegingen. Als laatste verrichten de werknemers bijna vier uur per dag aan beeldschermwerk. In mentaal opzicht geeft 41% aan te werken met een hoge werkdruk. Uit onderzoek van Proper et al (2003) blijkt dat training op het werk bijdraagt aan het vergroten fysieke activiteit van de werknemers en aan het verlagen van de kans op klachten aan bewegingsapparaat. Proper et al (2002) stelt ook dat een programma voor fysieke activiteit positief effect heeft op verzuim van het werk. De frequentie van verzuim gaat omlaag na aanbieden van fysieke activiteiten.
van het een het
In een onderzoek van Van den Heuvel et al (2005) wordt geconcludeerd dat werknemers die sporten significant minder vaak verzuimen dan collega’s die niet sporten. Ook is de duur van het verzuim significant korter. Heinrich, Jans en Hildebrandt (2005) stellen dat bewegingsstimulering een positief effect heeft op het voorkomen en verminderen van psychische klachten als stress en depressies. 2.10 Beoordelingscriteria Na het behandelen van de literatuur word er nu gekeken waarop de huidige situatie beoordeeld gaat worden. Hier wordt al deels antwoord gegeven waar een protocol voor het realiseren van militaire fitheid aan moet voldoen. Het blijkt dat een goede registratie van klachten en verzuim bijdraagt aan het doelgericht behandelen van deze klachten en verzuim. De literatuur stelt dat het vereist is om een goede registratie bij te houden. Deze registratie moet meteen een link kunnen leggen tussen de klachten en bijvoorbeeld functie. Om niet alles af te laten hangen van de registratie van klachten is het verplicht gesteld in de Arbeidsomstandighedenwet (1998) om een RI&E te hebben. Deze geeft aan welke functies risico’s lopen in het uitvoeren van het werk. Door het gebruik van de RI&E is het makkelijk te inventariseren op welk aspecten functiegericht getraind dient te worden om risico’s uit te kunnen sluiten. Zowel Kuiper (2005) als Peereboom en De Bakker (2008) hebben manieren opgesteld om de risico’s te inventariseren. Alleen de manier van Peereboom en De Bakker (2008) creëert een link met de handelingen die in een functie uitgevoerd worden. Via een vragenlijst kan een overzicht met fysiek zware handelingen gecreëerd worden. De koppeling met klachten wordt nog wel gemist. Een aanvulling in de vragenlijst kan dit opvangen. Tevens worden er vragen over welke handelingen welke klachten veroorzaken toegevoegd aan de vragenlijst. Daarnaast tonen onderzoeken (Proper et al, 2002; Proper et al. 2003; Heinrich, Jans & Hildebrandt, 2005; Van den Heuvel et al. 2005) aan dat training en bewegingsstimulering klachten aan het bewegingsapparaat en mentale klachten kan voorkomen en verminderen. Dit heeft een positief effect op verzuim.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
24
Er zijn geen onderzoeken bekend dat militaire fitheid bijdraagt aan het beter presteren tijdens oorlogen, oefeningen of andere situaties waarbij een gevechtssituatie wordt nagebootst. Toch is de literatuur die in dit hoofdstuk besproken is van belang voor de militair. Militairen hebben naast de taak om hun dagelijkse taak uit te voeren, ook de taak om te helpen in crisissituaties en bij humanitaire acties. Op het moment dat militairen arbeidsongeschikt raken kan er niet aan deze taken voldaan worden. Als de belasting hoger is dan de belastbaarheid kan oververmoeidheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid optreden. Iemand die oververmoeid, ziek of arbeidsongeschikt is kan niet de taken van een militair uitvoeren. Ook de arbeidsomstandigheden spelen een rol op de aan- of afwezigheid van de militair. Verder blijkt uit genoemde onderzoeken in hoofdstuk 2.9 dat klachten, ziekte en verzuim afnemen bij een actieve levensstijl. Om de gegevens over de mate van activiteit of arbeidsomstandigheden in kaart te brengen wordt er gebruik gemaakt van de inventarisatiemethode zoals deze is omschreven door Peereboom en De Bakker (2008). Met de theorie wordt er aangetoond dat zonder deze aspecten de kans op verzuim, ziekte, afwezigheid of arbeidsongeschiktheid vergroot worden. De missie van de KLu, ‘het leveren van airpower’, komt bij veelvuldig verzuim, ziekte, afwezigheid of arbeidsongeschiktheid in het gedrang. Militairen kunnen dan niet meer de werkzaamheden en taken uitvoeren waarvoor de militairen in dienst zijn bij de KLu.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
25
3.
Methode
In dit hoofdstuk wordt de methode beschreven die voor dit onderzoek is gebruikt. De methode is zo beschreven dat het onderzoek reproduceerbaar is. Daarnaast dient de methode ervoor om structuur te geven aan het onderzoek en om uiteindelijk antwoord op de hoofdvraag en deelvragen te geven. Ook komen in dit hoofdstuk de vormen van onderzoek aan bod en de specifieke methoden die zijn gebruikt bij het onderzoek. 3.1 Het onderzoek Tijdens dit onderzoek is er zowel kwantitatief onderzoek als kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Het verschil ligt niet in de methode van het onderzoek, maar in de soort gegevens die verzameld worden (Van Thiel, 2007). Bij een kwantitatief onderzoek worden bevindingen vooral weergegeven in cijfers en tabellen, terwijl bij een kwalitatief onderzoek er vooral verbaal en beschouwend wordt gerapporteerd (Verschuren & Doorewaard, 2005). Baarda, De Goede en Teunissen (2005), Saunders, Lewis en Thornhill (2009), Van Thiel (2007) en Verschuren en Doorewaard (2005) omschrijven allen methoden van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. De methoden zijn zo uitvoerig mogelijk beschreven aan de hand van deze literatuur. Uit het onderzoeksmodel in de inleiding blijkt dat er theorie gebruikt is over egistratie van klachten en verzuim en arbeidsomstandigheden en –risico’s. Deze literatuur is gevonden door middel van een literatuuronderzoek. Daarnaast zijn verder benodigde gegevens verzameld door middel van observaties, interviews, vragenlijsten en uit bestaand materiaal. 3.2 Literatuuronderzoek Het theoretisch kader en de beoordelingscriteria zijn vormgegeven aan de hand van een literatuuronderzoek. Voor het vinden van de literatuur is er gebruik gemaakt van de catalogus van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Er is gezocht naar informatie over registratie van klachten en verzuim en arbeidsomstandigheden en –risico’s. De gebruikte zoektermen en het aantal hits worden hier vermeld. Catalogus HAN • Ziekteverzuim (123 hits) • Registratie ziekteverzuim (7 hits) • Arbeidsomstandigheden (385 hits) • Fysieke belasting (10 hits) • Arbeid (537 hits) • Arbeid en gezondheid (45 hits) • Opstellen van protocollen (1 hit) 3.3 Interview Om antwoord te krijgen op de deelvragen is er gebruik gemaakt van interviews. Door een interview wordt er een breed overzicht gecreëerd (Verschuren & Doorewaard, 2005). Een interview is vooral geschikt om erachter te komen wat mensen, weten, denken, voelen en willen (Baarda et al, 2005). Voor het onderzoek is er gebruik gemaakt van halfgestructureerd interview. Hierbij is gebruikt gemaakt van een lijst met onderwerpen die aan bod dienen te komen (bijlage 10-11). Voor de rest is het interview open en is er voldoende ruimte om meningen en ideeën uit te spreken. De lijst met onderwerpen is bepaald aan de hand van de beoordelingscriteria. Interviews zijn gehouden met:
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
26
• •
De Hoofd Persoonlijk Verantwoordelijke Eenheid (HPVE) Vliegtuigonderhoud (VO) op de vliegbasissen Volkel, Gilze-Rijen (DHC), Woensdrecht (OKLu) en Eindhoven Staf Arts (Breda)
3.4 Observeren Observatie is volgens Van Thiel (2007) het waarnemen van menselijkgedrag, in levensechte situaties. Daarnaast geeft Van Thiel (2007) aan dat observatie een onderzoeksmethode is waarbij de onderzoeker zijn eigen waarneming gebruikt om tot een onderzoeksconclusie te komen. De onderzoeker doet dit door gebeurtenissen, personen en handelingen te observeren en interpreteren. In een observatie worden aspecten achterhaald, die in een interview niet te achterhalen zijn. Zowel de directheid van de waarneming en dat de waarneming in natuurlijk context gebeurt zijn belangrijke voordelen van observatie (Baarda et al., 2005). Het observeren heeft ongestructureerd, maar wel participerend plaatsgevonden. Samen met de HPVE of KAM functionaris is er een ronde gemaakt door de hangar waar werkzaamheden werden verricht. De HPVE of KAM functionaris heeft de werkzaamheden toegelicht. Hierdoor is er een beeld gecreëerd van de werkzaamheden die bij de afdeling VO worden uitgevoerd. Door samen met de HPVE of KAM functionaris de werkzaamheden te bekijken is de observatie participerend geweest. Er is echter niet van te voren bepaald welke categorieën er tijdens de observatie behandeld ging worden. Hierdoor is de observatie ongestructureerd geweest. Een voordeel van observeren is dat observatie andere aspecten aan het ligt brengt dan een interview of een documentanalyse. Bij participerend onderzoek is de risico dat de inleving in de situatie te groot word en er geen objectief beeld geschept word (Van Thiel, 2007). 3.5 Vragenlijst De vragenlijst die gehanteerd is tijdens het onderzoek, is een uitreiken-en-ophalen vragenlijst. Dit houdt in dat de vragenlijst op locatie wordt verspreidt en opgehaald (Saunders et al., 2009). Een vragenlijst is voornamelijk een lijst met gesloten vragen. Als er ruimte gelaten wordt voor overige antwoorden heeft dat het voordeel dat er altijd geantwoord wordt. Het nadeel is dat het moeilijker te analyseren is (Van Thiel, 2007). De vragenlijst is overgenomen vanuit de theorie van Peereboom en De Lange (2008). Deze is aangevuld met de vraag of de medewerkers klachten ervaren en welke klachten dit dan zijn. Ook is er een vraag toegevoegd voor mentale belasting. Op advies van de HPVE zijn de vastgestelde handelingen weggelaten. (bijlage 12). Het aantal respondenten van de vragenlijst is bepaald aan de hand van een formule om de steekproefgrootte te bepalen (Journalinks, 2010). Hierbij is er uit gegaan van een foutenmarge van 5%, een betrouwbaarheidniveau van 95%, een populatie van 1360 en een spreiding van 50%. De steekproefgrootte is bepaald op 300 militairen (bijlage 13). De vragenlijst is afgenomen op alle onderdelen waar vliegtuigonderhoud wordt uitgevoerd. Dat zijn de vliegbasissen Eindhoven, Volkel, DHC, OKLu en Leeuwarden. Na een periode van drie weken zijn de vragenlijsten als herinnering via de mail verspreid aan alle werknemers binnen de VO. Na de herinnering was er weer een periode van drie weken waarin de vragenlijsten ingevuld konden worden. 3.6 Bestaand materiaal Bestaand materiaal is opgevraagd bij de afdeling VKAM. Bij deze afdelingen zijn RI&E’s opgevraagd, onderzoeken naar FGK bij de brandweer en hondengeleiding en voorlichtingsmateriaal voor fysieke belasting. Navraag is gedaan bij alle onderdelen waar vliegtuigonderhoud wordt uigevoerd. Bij de SMS is er gebruik gemaakt van het Voorschrift Sectie Militaire Sport KLu (2004). Ander bestaande materialen waren opgestelde wetten zoals de arbeidsomstandighedenwet (1998).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
27
3.7 Data-analyse De vragenlijsten zijn verwerkt in SPSS Statistics versie 17.0 (Engels). Dit is gedaan met een Acer laptop type 5920G. Er is gebruik gemaakt van de functie ‘analyze’, dan ‘descriptive statistics’ en vervolgens de functie ‘crosstabs’. In het crosstabs menu is via de functie ‘statistics’ de optie ‘chi square’ aangevinkt. Daarnaast zijn percentages als rij en kolom weergegeven. De interviews zijn opgenomen en afgeluisterd met een Olympus voice recorder VN-5500. De interviews zijn volledig en anoniem verwerkt (bijlage 14 - 21). 3.8 Validiteit en betrouwbaarheid Aan de hand van de beoordelingscriteria is er gekeken naar de acties die uitgevoerd dienen te worden om de informatie te achterhalen. Bovenstaande middelen moeten hiervoor gebruikt worden. Meerdere onderzoeksmethoden helpen bij aan een breder beeld. Vandaar de rede dat er voor verschillende onderzoeksmethoden zijn gekozen. Bij het opnieuw uitvoeren van dit onderzoek is het mogelijk om andere antwoorden te krijgen bij het uitvoeren van de vragenlijsten. Dit kan omdat de arbeidsomstandigheden verbeterd zijn, maar ook omdat andere werknemers de vragenlijst retourneren. Daarnaast kunnen militairen die onder andere omstandigheden hebben gewerkt (oefening of missie) een ander beeld vormen over de werkzaamheden. Gegevens uit bestaande documenten kunnen veranderen doordat rapporten of systemen zijn aangepast. De betrouwbaarheid wordt wel gewaarborgd doordat de vragenlijst al eerder is ontwikkeld en getoetst. Werkzaamheden veranderen niet of nauwelijks omdat vliegtuigen en helikopters niet anders in te delen zijn omdat anders de vliegfunctie verloren gaat. Bij de documenten is er hooguit uitgebreider informatie te vinden, maar niet minder of anders. De typen van analyse is betrouwbaar te noemen. SPSS is speciaal ontwikkeld om vragenlijsten te verwerken en wordt algemeen gebruikt als standaard data verwerkingsprogramma. De registratie van interviews is gebeurd met apparatuur die te verkrijgen is in de betere elektronicawinkels. Het merk Olympus is daarnaast internationaal bekend.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
28
4.
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van zowel het kwalitatieve als kwantitatieve onderzoek beschreven. Tijdens het kwalitatieve onderzoek zijn er door middel van interviews gegevens achterhaald om de deelvragen te beantwoorden en is er gekeken of de geïnterviewde personen een rol kunnen spelen bij het aanbieden van FGT. Bij het kwantitatieve onderzoek zijn er gegevens over FGK boven water gehaald door middel van een vragenlijst. Als laatste worden andere belangrijke gegevens weergegeven in dit hoofdstuk. 4.1 Wat zijn de criteria van militaire fitheid? Er is één jaarlijkse meetmethode die vastgesteld is voor heel Defensie, de Defensie Conditie Proef (DCP). De DCP is beschreven in hoofdstuk 2.8. Er is maar deels duidelijk in welke mate de DCP bijdraagt aan militaire fitheid. De conditie wordt bepaald door de coopertest (12 minuten loop). De coopertest is onderverdeeld in vijf categorieën (zeer slecht, slecht, gemiddeld, goed en zeer goed). Daarnaast zijn de leeftijdscategorieën bij de coopertest met één jaar afwijkend van de leeftijdscategorieën zoals deze gesteld worden in de DCP (Runinfo, 2010) (bijlage 22). De leeftijdscategorieën tonen wel overeenkomst zoals deze bij de USAF is gesteld. De minimale afstanden die de DCP stelt voor mannen bij de coopertest vallen in de categorie gemiddeld of de categorie goed. De leeftijdscategorieën ‘t/m 30 jaar’, ’31 t/m 35 jaar’ en ’41 t/m 45 jaar’ hebben een minimale eis die in de categorie goed valt van de coopertest. Alle overige leeftijdscategorieën vallen in de categorie gemiddeld. Voor vrouwen vallen alle leeftijdscategorieën in de categorie gemiddeld van de coopertest. Zodra de vrouwen minder lopen dan de minimale eis die de DCP stelt komen de vrouwen in de categorie ‘slecht’ van de coopertest. De eisen voor vrouwen bij de DCP zijn grenswaarden tussen een gemiddelde conditie en een slechte conditie. Voor de sit-ups en push-ups zijn in de literatuur geen meetmethoden aanwezig. Wanneer de militairen niet aan deze eisen kunnen voldoen, worden er door middel van een speciaal trainingsprogramma getraind, zodat de militairen daarna wel aan de eisen kunnen voldoen. Verder hangen er geen consequenties aan vast wanneer een militair de norm niet haalt. Een andere criteria die wordt genoemd is minder goed meetbaar. Dat is de criteria die er gesteld worden aan de functie eisen. Het is belangrijk dat de militair de functie uit kan voeren waarvoor de militair in dienst is. Als de militair hieraan voldoet wordt de militair door de HPVE’s fit bevonden. 4.2 Wat zijn de functie eisen in vredestijd en in crisistijd? Drie HPVE’s eisen alleen dat de werknemers de werkzaamheden goed uit kunnen voeren, de andere helft zegt dat er zowel aan de DCP voldaan moet worden en dat de werkzaamheden zonder problemen uitgevoerd moet kunnen worden. 4.2.1 Defensie Conditie Proef De drie personen die aangeven dat de DCP van belang is, geven hier een aantal redenen voor. Zo wordt er aangegeven dat het belangrijk gevonden wordt om de taak als militair uit te voeren. Dat betekent dat de militair niet alleen zijn dagelijkse werkzaamheden uit moet kunnen voeren, maar ook bij een oefening of missie de taken kan voltooien. Daarnaast wordt er aangegeven dat een militair een goede conditie moet hebben. Hierbij wordt de conditie gelinkt aan het behalen van de DCP. Er is vanuit de HPVE geen toelichting gegeven waarom dit van belang is voor het beroep militair. Ook word de DCP een goede graadmeter gevonden om de mate van fitheid te meten.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
29
Zonder de DCP is er geen moment waarop de fysieke fitheid gemeten wordt. Er werd aangegeven dat een militair aan de eisen van de DCP moet kunnen voldoen. De enige reden wanneer een militair hier niet aan hoeft te voldoen is als deze een mutatie heeft bij de arts. 4.2.2 Werkzaamheden Alle HPVE’s geven aan dat het belangrijk is dat de militairen zijn werkzaamheden als monteur kan uitvoeren. Zo wordt er aangegeven dat het belangrijker is dat de militair zijn werkzaamheden als monteur kan voltooien, dan dat de militairen de 12 minuten loop voltooien. Ook over de uit te voeren werkzaamheden zijn de HPVE’s het unaniem eens. De HPVE’s geven aan dat de monteurs moeten werken in kleine ruimtes, moeten werken in gebogen toestand, dat er spullen getild moeten worden die redelijk zwaar zijn, dat er gewerkt moet worden boven de macht en dat er op de knieën gewerkt moet worden. Dat zijn de fysiek zware handelingen waar een monteur aan moet kunnen voldoen. Daarnaast wordt er aangegeven dat het belangrijk is om in de juiste houding te werken (bijlage 24). Hierdoor worden klachten voorkomen. Maar naast de fysieke handelingen zijn er ook nog een aantal mentale aspecten die belangrijk zijn voor de functie. Zo geven de meeste HPVE’s aan dat het belangrijk is om mentaal goed te functioneren. Fouten aan vliegtuigen kunnen namelijk grote gevolgen hebben. Mentaal moeten de militairen ook in staat zijn de werkzaamheden uit te voeren. Het is belangrijk dat als de militair hiertoe niet in staat is, dat dit aangegeven wordt. Daarnaast dienen er continue prioriteiten gesteld te worden. Zo kan een militair bezig zijn met het ene vliegtuig reparen, maar wordt het reparen van een andere vliegtuig noodzakelijker. Dan moet de militair snel omschakelen van het ene vliegtuig naar het andere. Ook op uitzending of oefening moet de militair onder alle omstandigheden functioneren. Hierbij komen ook de fysische omstandigheden kijken. Er wordt verwacht dat de militair onder alle omstandigheden kan functioneren. Dat betekent dat de militair tussen temperaturen van -25 tot 50 graden (zelfs tot 60 graden in een hangar in Afghanistan) moet kunnen werken. Ook onder deze omstandigheden moeten de militairen dezelfde werkzaamheden op dezelfde manier als in vredestijd uit kunnen voeren. 4.3 Wat zijn de arbeidsomstandigheden in vredestijd en in crisistijd? Na het convenant fysieke belasting zijn er veel hulpmiddelen gekomen die veel fysiek zware handelingen hebben weggenomen. Zo staan in alle hangaren kranen waarmee motoren en transmissies opgetakeld kunnen worden. Ook zijn er hulpmiddelen (een kraan met zuignappen) voor bijvoorbeeld propellerbladen bij helikopters en de vleugels bij vliegtuigen. Ook voor de bewapening zijn hulpmiddelen (een machine die wapens optilt, plaatst en eventueel roteert). Naast het feit dat er hulpmiddelen zijn wordt er nog wel met zware gewichten gewerkt. Een reden hiervoor is dat het vaak sneller werkt. Ook blijft er sprake van plekken die moeilijk bereikbaar zijn. Zo wordt er vaak boven de macht gewerkt en in lastige werkhoudingen. De reden dat plekken moeilijk bereikbaar zijn is dat vliegtuigen en helikopters gemaakt zijn om mee te vliegen. Hierdoor is het niet mogelijk om alles ARBO technisch goed in te richten. Ook moeten de militairen regelmatig in kleine ruimtes werken waarin de bewegingsvrijheid beperkt is. Hieronder een aantal werkzaamheden die fysiek zwaar kunnen zijn: • In de Cougar kan er niet met gestrekte rug worden gestaan en wordt half zittend of half liggend werk uitgevoerd aan de binnenkant van de helikopter • Op de Cougar zijn er plekken waar schuin (in een hoek van 45 graden) wordt gewerkt • De transmissies op een Cougar zijn aan beide kanten van de helikopter precies hetzelfde waardoor de militair er aan de ene kant overal goed bij kan, maar waardoor de militair aan de andere kant over de transmissie heen moet hangen om werkzaamheden te verrichten (bijvoorbeeld een bout vast draaien)
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
30
• • • •
• • •
Een transmissie in een Chinook wordt er in gehesen met een kraan, maar vervolgens wordt de transmissie vastgezet door werknemers die boven de macht werken Het verwijderen van propellerbladen gebeurt deels handmatig Onder een F16 worden werkzaamheden zittend op een stoel verricht met gebogen nek naar achter De flaps op een vleugel controleren waarbij twee personen met een verschillende lengte werken waardoor er één continue gebogen onder de vleugel staat omdat anders de tweede persoon niet bij de vleugel kan komen Bij de Hercules in een wielkast zitten om daar werkzaamheden te verrichten Werken met gereedschap die vijf tot tienmaal groter zijn dan gebruikelijk Gebogen over een stoel hangen om bij moeilijk bereikbare plekken te komen
Omdat militairen in ploegen werken worden de militairen niet regelmatig met deze fysiek zware werkzaamheden belast. In crisistijd zijn niet altijd alle hulpmiddelen aanwezig en wordt er vaker zwaardere gewichten getild door de militairen. Er werd een korte pauze genomen zodra de militairen klachten kregen of in een andere houding moesten gaan zitten. Ook is de militair als vliegtuigmonteur niet de hele dag bezig met het reparen van een vliegtuig. Hierdoor ligt de werkdruk niet zo hoog. Op mentale aspecten wordt veel gelet. Iemand kan een keer een dag slecht geslapen hebben, maar het is dan wel belangrijk dat dit aangegeven wordt bij de leidinggevende zodat de vliegveiligheid niet in het geding komt. Er komen ook niet veel mentale klachten na een uitzending of oefening. Vaak is dit persoonsgebonden en maar bij een enkeling van toepassing. Daarnaast zijn mentale klachten vaak een combinatie van werk en privé. Het is hierdoor niet te zeggen of dat optreedt als een functie gerelateerde klacht. In vredestijd zijn de fysische omstandigheden goed geregeld. Bijna alle hangaren zijn voorzien van een goed klimaatsysteem. Alleen op Vliegbasis Eindhoven was de hangar koud en op Vliegbasis Volkel is er een hangar waar nog geen airco aanwezig is. In het laatste geval wordt er gebruik gemaakt van een zomer dienstrooster waardoor mensen voor de heetste punt van de dag klaar zijn met werken. In crisistijd kan het kouder zijn of veel warmer. De werknemers worden hier niet specifiek op getraind. Wel wordt er rekening gehouden met de acclimatisatie die nodig is in het gebied. Voor de kou worden vanuit Defensie nog geen kleding verstrekt. Hier wordt wel aan gewerkt, maar op dit moment wordt de kleding nog bij een plaatselijke outdoor winkel gekocht. Geluid is niet of nauwelijks schadelijk bij vliegtuigonderhoud. Als er gewerkt wordt staan de vliegtuigen of helikopters stil. Wel kan er geluid van buiten komen als de hangardeuren openstaan. 4.4 Wat zijn de klachten in vredestijd en in crisistijd Om naast het protocol meteen de klachten in kaart te brengen voor de afdeling VO is er gebruik gemaakt van de vragenlijst in bijlage 1. De klachten worden per arbeidsomstandighedenaspect in kaart gebracht. Tillen Tijdens de werkzaamheden voeren vijf werknemers (10,8%) handelingen uit waarbij er vaker dan zes maal per uur gewichten van meer dan tien kilogram getild moeten worden. Twee werknemers (4,3%) voeren deze handelingen alleen uit in vredestijd en de andere drie werknemers (6,5%) voeren deze handelingen zowel uit in crisistijd als in vredestijd. Van de drie werknemers die zowel in vredestijd als in crisistijd deze handelingen uitvoeren, heeft er één werknemer (2,2%) klachten aan de rug en aan de schouders.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
31
Rugklachten komt bij deze handeling 2,2% van de werknemers voor en schouder klachten komen eveneens bij 2,2% van de werknemers voor. Deze gegevens zijn significant (.001). De tweede handeling binnen tillen, vaker dan twaalf maal per uur gewichten van meer dan vijf kilogram tillen, wordt ook door vijf werknemers (10,8%) uitgevoerd. Twee werknemers (4,3%) voeren deze handeling alleen uit in vredestijd. Drie werknemers (6,5%) voeren deze handeling zowel in vredestijd als in crisistijd uit. Twee werknemers (4,3%) ervaren klachten bij het uitvoeren van deze handeling in zowel vredestijd als crisistijd. Eén werknemer (2,2%) heeft nek- en schouderklachten en één werknemer (2,2%) heeft klachten aan de rug en schouders. Rugklachten komt bij 2,2% van de werknemers voor en nekklachten komen ook bij 2,2% van de werknemers voor. Schouderklachten komen voor bij 4,3% van de werknemers voor. Deze gegevens zijn significant (.000). De laatste handeling bij het arbeidsomstandigheden aspect wordt door 34,8% van de werknemers (16 werknemers) uitgevoerd. Hierbij worden gewichten van 23 kilogram of zwaarder getild. De helft voert deze handeling alleen uit in vredestijd en de andere helft voert deze handeling uit in zowel vredestijd als crisistijd. Hiervan geven vier werknemers (8,7%) aan dat er hierbij klachten ervaren wordt. Van de acht werknemers (17,6%) die de handelingen alleen uit voeren in vredestijd hebben twee werknemers (2,2%) klachten aan de rug. Van de andere achtwerknemers heeft één werknemer zowel klachten aan de rug als aan de schouders en één werknemer heeft klachten aan de rug en aan de knie. Voor deze handeling komen er bij vier werknemers (8,7%) rugklachten voor. Nekklachten en schouderklachten komen ieder bij één werknemer (2,2%) voor. Deze gegevens zijn significant (.003). Voor het arbeidsomstandighedenaspect tillen komen rug- en schouderklachten het vaakst voor. Dragen Bij het arbeidsomstandighedenaspect dragen is er één handeling die uitgevoerd wordt. Het gaat hierbij om het lopend verplaatsen van gewichten die zwaarder zijn dan tien kilogram. Twee werknemers (4,3%) geven aan deze handeling uit te voeren. Eén doet dit alleen in vredestijd en de ander doet dit zowel in vredestijd als in crisistijd. Beide werknemers ervaren hierbij geen klachten. Om deze reden is er ook geen significantie aan te geven. Voor het arbeidsomstandighedenaspect dragen komen geen klachten voor. Duwen en trekken Duwen en trekken wordt onderverdeeld in het duwen en trekken waarbij het lichaam stil blijft en het duwen en trekken waarbij het hele lichaam in beweging komt. De eerste handeling wordt door tien werknemers (21,7%) uitgevoerd. Vier werknemers (8,7%) voeren deze handeling alleen uit tijdens de werkzaamheden in vredestijd. In zowel vredestijd als crisistijd wordt deze handeling door zes werknemers (13,0%) uitgevoerd. Van de werknemers die de handeling alleen in vredestijd uitvoeren ervaart niemand klachten. Bij de werknemers die de handeling uitvoeren in zowel vredestijd en crisistijd ervaren twee personen (4,3%) klachten. Eén werknemer heeft klachten aan de rug en aan de nek. De andere werknemer heeft eveneens klachten aan de rug en aan de nek, maar ook nog klachten aan de pols.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
32
Bij beide werknemers komen rug- en nekklachten voor (4,3%) en bij één werknemer komt ook nog pols klachten voor (2,2%). Deze gegevens zijn significant (.007). De tweede handeling wordt door elf werknemers (23,9%) uitgevoerd. Drie werknemers (6,5%) geven aan dat dit alleen gedaan wordt tijdens werkzaamheden in vredestijd en acht werknemers (17,4%) geven aan dat dit zowel gedaan wordt tijdens vredestijd als tijdens crisistijd. Van de elf werknemers die de handeling uitvoeren geeft er één (2,2%) aan hier ook klachten bij te ervaren. Deze werknemer ervaart dit zowel in vredestijd als in crisistijd. De klachten die de medewerker krijgt van de handeling zijn knieklachten. Voor deze handeling komt eenmaal (2,2%) knieklachten voor. Deze gegevens zijn niet significant (.088). Voor het arbeidsomstandighedenaspect duwen en trekken komen rug-, nek-, pols- en knieklachten bijna in dezelfde mate voor. Trillen en schokken Bij de eerste handeling die uitgevoerd wordt bij trillen en schokken wordt er gekeken naar werk met aangedreven handgereedschappen waardoor er via de armen en handen bloot wordt gestaan aan trillingen en schokken. Dit komt voor bij 24 werknemers (52,1%). Tien werknemers (21,7%) voeren deze handeling alleen uit in vredestijd. De overige 14 werknemers (30,4%) doen dit zowel tijdens vredestijd als crisistijd. Van de tien werknemers die alleen tijdens vredestijd de handeling uitvoeren ervaren twee werknemers (4,3%) klachten. Eén werknemer ervaart alleen schouderklachten en de andere werknemer ervaart naast schouderklachten ook rugklachten. Van de 14 werknemers die de handeling in zowel vredestijd als crisistijd uitvoeren ervaren er drie werknemers (6,5%) klachten. Eén persoon ervaart pols- en handklachten, één persoon ervaart nek- en schouderklachten en de laatste persoon ervaart rug- en polsklachten. Schouderklachten wordt door 4,3% van de werknemers ervaren, rug- en polsklachten hebben dezelfde percentage. Nekklachten wordt door 2,2% van de werknemers ervaren evenals handklachten. Deze gegevens zijn niet significant (.147). De andere handeling bij trillen en schokken betreft het trillen en schokken die via een stoel of een vloer inwerken op de hele lichaam. Handelingen waarbij dit voorkomt wordt door vier werknemers (7,7%) uitgevoerd. Drie werknemers (6,5%) geven aan dit alleen te doen in vredestijd. De andere persoon doet dit zowel in vredestijd als in crisistijd. Alleen de werknemer die dit zowel in vredestijd als in crisistijd doet ervaart hierbij klachten. De klachten die de werknemer ervaart zijn heupklachten. Heupklachten zijn de enige klachten die bij deze handelingen voor komt en wordt door één persoon (2,2%) ervaren. Deze gegevens zijn significant (.000). Werkhoudingen Het werken in een ongemakkelijke houding voor langer dan vier seconden is de enige handelingen die valt onder het arbeidsomstandighedenaspect werkhoudingen. 22 werknemers (47,9%) werkt in een ongemakkelijke houding. Negen (19,6%) doen dit alleen in vredestijd en 13 (28,3%) doen dit in zowel vredestijd als in crisistijd. Twaalf werknemers (26,1%) ervaren hierbij klachten. Vier werknemers (8,7%) ervaren alleen klachten in vredestijd en acht werknemers (17,4%) ervaren klachten in zowel vredestijd als crisistijd. Van de werknemers die alleen in vredestijd klachten ervaart heeft één persoon knie- en handklachten, één rug- en schouderklachten, één rug-, nek- en schouderklachten en één rug, nek-, schouder-, pols- en knieklachten.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
33
Van de acht werknemers die in zowel vredestijd als in crisistijd klachten ervaart hebben twee werknemers rug-, nek- en knieklachten, twee rug-, pols- en knieklachten, één rug- en knieklachten, één rug-, nek- en polsklachten, één rug-, nek-, schouder-, heup-, pols- en knieklachten en één rug-, nek-, pols- en knieklachten. Elf werknemers (23,9%) ervaren rugklachten, tien werknemers (21,7%) ervaren knieklachten, zeven werknemers (15,2%) ervaren nekklachten, zes personen (13,0%) ervaren polsklachten en vier personen (8,7%) ervaren schouderklachten. Heup- en handklachten komen allebei eenmaal voor. Deze gegevens zijn significant (.003). Repeterende bewegingen Deze arbeidsomstandighedenaspect is weer verdeeld in twee verschillende handeling. Voor de eerste handeling wordt er gekeken naar ongemakkelijke bewegingen die vaker dan één keer per minuut voorkomen. Vijf werknemers (10,9%) geven aan dat dit alleen gebeurt in vredestijd. Twaalf werknemers geven (26,1%) geven aan dat dit zowel gedaan wordt in vredestijd als in crisistijd. Van de vijf werknemers die het alleen in vredestijd doen ervaart één persoon (2,2%) klachten aan de hand. Van de twaalf werknemers die aangeven de handeling zowel uit te voeren in vredestijd als in crisistijd geeft zes werknemers (13%) aan klachten te ervaren. Twee werknemers ervaren rug-, nek- en knieklachten, één rug-, nek- en polsklachten, één rug-, nek-, schouder-, heup-, pols- en knieklachten, één rug- en nekklachten, één rug-, pols- en knieklachten en één handklachten. De klachten die ervaren worden zijn rugklachten (zes werknemers, 13%), nekklachten (vijf werknemers, 10,9%), knieklachten (vier werknemers, 8,7%), polsklachten (drie werknemers, 6,5%), schouderklachten (één werknemers, 2,2%) heupklachten (één werknemer, 2,2%) en handklachten (één werknemer, 2,2%). Deze gegevens zijn significant (.006). De tweede handeling, waarin werknemers meer dan twee uur per dag dezelfde bewegingen moeten uitvoeren, wordt gedaan door 14 werknemers (30,4%). Tien werknemers (21,7%) geven aan dit alleen te doen in vredestijd en vier werknemers (8,7%) doen dit zowel in vredestijd als in crisistijd. In totaal geven zes werknemers (13%) aan klachten, vier alleen in vredestijd en twee in zowel vredestijd als crisistijd, te ervaren. Twee werknemers ervaren nek-, schouder- en knieklachten, één ervaart schouderklachten, één polsklachten, één nek-, schouder-, knie- en handklachten en één rug-, nek-, pols- en knieklachten. Vier werknemers (8,7%) ervaren nekklachten, drie werknemers (6,5%) ervaren schouderklachten, drie werknemers (6,5%) knieklachten, twee werknemers (4,3%) ervaren polsklachten, één werknemer rugklachten en één werknemer ervaart handklachten. Deze gegevens zijn significant (.000). Beeldschermwerk Onder dit arbeidsomstandighedenaspect wordt verstaan dat er meer dan twee uur per dag of een uur achtereen voor een beeldscherm gewerkt wordt. 36 werknemers (78,2%) geeft aan deze handeling te verrichten tijdens de werkzaamheden. In vredestijd zijn dit 25 werknemers (54,3%) en in zowel vredestijd als in crisistijd zijn dit elf werknemers (23,9%). Van de 25 werknemers die alleen in vredestijd deze handeling uitvoeren zijn er acht (17,4%) met klachten. Vier werknemers (8,7%) ervaren klachten in zowel vredestijd als in crisistijd. Twee werknemers ervaren rug- en polsklachten, twee ervaren oogklachten, twee ervaren nek-, schouder- en polsklachten, twee ervaren rug- en nekklachten, één ervaart schouderklachten, één nekklachten, hoofdpijn en vermoeidheid, één oog- en nekklachten en één rug-, nek-, schouder- en heupklachten.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
34
Nekklachten wordt door totaal zeven werknemers (15,2%) ervaren, rugklachten wordt door vijf werknemers (10,9%) ervaren, vier werknemers (8,7%) ervaren oogklachten, vier werknemers (8,7%) ervaren polsklachten, vier werknemers (8,7%) ervaren schouderklachten, één werknemer (2,2%) ervaart heupklachten, één werknemer (2,2%) ervaart vermoeidheid en één werknemer ervaart (2,2%) hoofdpijn. Deze gegevens zijn niet significant (.553). Energetische belasting Drie werknemers (6,5%) geeft aan energetisch belast te zijn. Dit houdt in dat er na het werk een algemene vermoeidheid ervaren wordt. Van de drie werknemers die dit ervaren, ervaart één werknemer (2,2%) dit alleen in vredestijd en twee werknemers (4,3%) ervaren dit in zowel vredestijd als in crisistijd. Bij de werknemer die dit in vredestijd ervaart treden er geen klachten op. Bij beide werknemers die dit ervaren in zowel vredestijd als in crisistijd treden er klachten op. Eén werknemer (2,2%) ervaart knieklachten en één (2,2%) krijgt last van de gehele benen. Deze gegevens zijn significant (.000). Mentale belasting Er zijn 18 personen (29,1%) ervaart een zware mentale belasting. Hiervan ervaren acht werknemers (17,4%) dit alleen in vredestijd, twee werknemers (4,3%) alleen in crisistijd en acht werknemers (17,4%) in zowel vredestijd als crisistijd. In totaal ervaren zes werknemers (13%) klachten. Drie werknemers (6,5%) ervaren alleen klachten in vredestijd. Hiervan ervaren twee werknemers (4,3%) vermoeidheid en één werknemer (2,2%) stress en depressie. De drie andere werknemers ervaren zowel klachten in vredestijd als in crisistijd. Eén werknemer (2,2%) heeft stress, één werknemer heeft een depressie en één werknemer heeft last van stress en een burn-out. Drie werknemers (6,5%) ervaren stress, twee werknemers (4,3%) ervaren vermoeidheid, twee werknemers (4,3%) ervaren een depressie en één werknemer (2,2%) heeft een burn-out. Deze gegevens zijn significant (.011). Spreiding en respons Zoals in hoofdstuk 3.5 werd aangegeven zijn er 300 respondenten nodig bij een betrouwbaarheidsniveau van 95%. Zoals blijkt uit de resultaten is er een respons gekomen van 46 respondenten. Hierdoor komt de betrouwbaarheid van de resultaten op ongeveer 50% te liggen (bijlage 23). Er is wel een juiste spreiding geweest van de vragenlijsten binnen VO. Er werken namelijk vooral mannen binnen de vakgroep VO. 4.5 Overige informatie Naast het beantwoorden van de deelvragen zijn er ook nog een aantal overige punten die belangrijk zijn om in de resultaten genoemd te worden. 4.5.1 FGT Alle HPVE’s, op één na, zijn voorstander van het aanbieden van FGT. Sommige zien er meer noodzaak in dan andere, maar er is een unanieme overeenstemming dat het belangrijk kan zijn bij het voorkomen van FGK. De HPVE’s gegeven aan dat verplichting van FGT niet de voorkeur heeft. FGT is wel verplicht wanneer deze wordt aangeboden. De reden die de HPVE’s aangeven is dat wanneer een militair vrijwillig gaat er meer motivatie is om te trainen. Een andere reden is dat de militair als monteur in de waan van de dag leeft.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
35
Tijdens een geplande FGT kan er een kapot vliegtuig of helikopter binnen komen die gemaakt dient te worden. Anderzijds vinden de KAM functionarissen wel dat FGT verplicht dient te worden wanneer deze ingevoerd word. 4.5.2 Betrokken partijen Naast de SMS, die de intentie heeft om FGT aan te bieden, en de BMS, die de FGT uitvoert, zijn er ook nog een aantal andere belangrijke partijen betrokken bij het aanbieden van FGT. Deze partijen spelen een rol bij het bepalen van de training en de onderbouwing voor het geven van FGT. Het Centrum voor Mens en Luchtvaart (CML) of een fysiotherapeut doet een werkplekonderzoek binnen de afdeling. In dit onderzoek is een quickscan uitgevoerd. De CML en de fysiotherapeut voeren een onderzoek uit met meer diepgang. Het werkplekonderzoek geeft een uitgebreider, maar in grote lijnen hetzelfde, resultaat. De specialisten van het CML en de fysiotherapeut hebben dezelfde kennis. Het enige verschil is dat de fysiotherapeut ook nog andere werkzaamheden heeft en daardoor minder tijd voor een werkplekonderzoek. Daarnaast zijn zoals besproken de KAM functionaris en de HPVE ook betrokken bij het invullen van FGT. 4.5.3 RI&E Op dit moment zijn er nauwelijks RI&E’s aanwezig voor vliegtuigonderhoud. Volgens de KAM functionarissen waren dit lange tijd achter geschoven kinderen. Op dit moment zijn de KAM functionarissen wel bezig om dit weer op te pakken. Eén KAM functionaris was hier al in een ver gevorderd stadium mee. De andere spraken de intentie uit om te starten of gaan in overleg met de HPVE een begin maken met het opstellen van RI&E. 4.5.4 Registratie Waar in de literatuur wordt aangegeven dat een goede registratie bijdraagt aan het terugdringen van verzuim, is er binnen de KLu nog geen registratiesysteem voor klachten. Hierdoor is het lastig gebleken gegevens op te vragen over FGK. Zowel bij de HPVE’s als bij de artsen worden klachten niet bijgehouden. Naast het feit dat er geen overzicht is van klachten, is er ook geen overzicht van een mogelijke positieve of negatieve trend. 4.5.5 Fysieke belasting poster Na het convenant fysieke belasting is er een poster ontwikkeld die tips geeft bij vaak voorkomende vormen van fysieke belasting (bijlage 24). Hierop is aangegeven hoe de werknemers op de juiste manier werkzaamheden uit kunnen voeren. Op de poster worden er tips gegeven voor tillen, dragen, duwen en trekken. Ook wordt er informatie gegeven over hoe militairen de fysieke belasting bij werkhoudingen kan beperken. Deze posters hangen op alle werkvloeren binnen VO verspreid. 4.5.6 Sport Medisch Overleg (SMO) Binnen de KLu vindt er een SMO plaats. Het SMO is een driehoeksverhouding tussen arts, fysiotherapeut en sport. Naar de werking van het SMO is vorig jaar onderzoek gedaan door Leenaars (2009). De belangrijkste aanbeveling uit het onderzoek van Leenaars (2009) was dat het beleid herzien en hervormd moest worden. Tijdens het schrijven van dit onderzoek wordt er een nieuw beleid gevormd. Hierdoor verandert de naam SMO in Sport Medisch Adviesorgaan in Revalidatie en Training (SMART). Hierin komt een database waarin de klachten en het verloop van klachten bijgehouden wordt. Hieruit kan ook een trendanalyse gevormd kunnen worden.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
36
5.
Conclusie
In dit hoofdstuk worden de conclusies gegeven op de deelvragen en op de onderzoeksvraag. Dit gebeurt aan de hand van de informatie uit de interviews, observaties en de vragenlijst. 5.1 Wat zijn de criteria van militaire fitheid? Er is maar één duidelijk meetbare criteria voor militaire fitheid en dat is de DCP. De DCP is een jaarlijks terugkerende test waarbij militairen gemeten worden op fysieke fitheid door het uitvoeren van een 12 minuten loop, sit-ups en push-ups. Als de test niet gehaald wordt, zitten er ook geen consequenties aan verbonden. Wel moeten de militairen trainen voor het nogmaals afleggen van de DCP. De andere criteria is dat de militairen de functie uit kunnen voeren waarvoor ze bij de KLu in dienst zijn. Op het moment dat de functie niet uitgevoerd kan worden, wordt de militair niet fit bevonden. Voor sommige HPVE’s geldt deze criteria zwaarder dan de eerste criteria. 5.2 Wat zijn de functie eisen in vredestijd en in crisistijd? De functie eisen zijn te vergelijken met wat er onder militaire fitheid wordt verstaan. Zo moet de militair algeheel fit zijn. Dit wordt gehaald zodra de militair de DCP haalt. Daarnaast moeten alle handelingen in een functie naar behoren uitgevoerd worden. Dat betekent dat de militair in staat moet zijn om fysiek zware handelingen uit te kunnen voeren. Ook dient de militair mentaal in staat te zijn om de werkzaamheden uitvoeren zodat de vliegveiligheid niet in gevaar komt. Dit geldt zowel in vredestijd als in crisistijd. 5.3 Wat zijn de arbeidsomstandigheden in vredestijd en in crisistijd? De arbeidsomstandigheden zijn goed te noemen. Er zijn veel hulpmiddelen voor zware handelingen. Hier is veel tijd en geld in geïnvesteerd. De handelingen die nog fysiek zwaar zijn worden niet met regelmaat uitgevoerd. Daarnaast wordt er na een fysiek zware handeling voldoende rust genomen door de militairen. Op mentaal gebied kan de druk groter zijn. Maar ook hierbij wordt door veel werknemers aangegeven dat er veel regelmogelijkheden zijn en ook dat er genoeg tijd is voor andere dingen. De militair binnen VO leeft in de waan van de dag. Dit houdt in dat het lastig werken is volgens een vaststaand schema, omdat er op elk moment een vliegtuig of helikopter met mankementen binnen kan komen. Deze problemen dienen, en zeker in crisistijd, zo snel mogelijk te worden opgelost. Er blijven altijd zware arbeidsomstandigheden binnen VO. De reden hiervoor is dat een vliegtuig of helikoper niet ARBO technisch kan worden vormgegeven. Wanneer dit gebeurd kan het vliegtuig of helikopter niet meer vliegen. Daarnaast lopen de kosten hiervoor te hoog op. 5.4 Wat zijn de klachten in vredestijd en in crisistijd Uit de resultaten blijkt dat de meeste militairen klachten ervaren door beeldschermwerk en ongemakkelijke werkhoudingen. In beide gevallen ervaart ruim een kwart (26,1%) van de militairen klachten. Hierbij worden voornamelijk rug-, nek- en knieklachten ervaren. Knieklachten worden niet ervaren bij beeldschermwerk. De andere klachten komen in verhouding even vaak voor. Ook worden er vaak repeterende bewegingen gemaakt door de militairen. 37% van de militairen maakt hierbij ongemakkelijke bewegingen en 30,4% van de militairen maakt meer dan twee uur per dag dezelfde bewegingen. Hierbij wordt er door respectievelijk 15,2% en 13% klachten ervaren. Ook hier komen rug-, nek- en knieklachten het meest voor.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
37
De mentale belasting is ook hoog bij militairen. Bijna een derde van de militairen (29,1%) ervaart mentale belasting. Door 13% van de militairen worden er klachten ervaren. Stress en depressies zijn de meest voorkomende klachten. Op andere gebieden worden weinig klachten ervaren. Voor de vakgroep VO is FGT voor werkhoudingen, beeldscherm werk, repeterende bewegingen en mentale belasting nodig. De trainingen richten zich dan op rugtraining, nektraining en knietraining. Een training om met stress en depressies om te gaan is ook nodig. Uit de resultaten blijkt dat alleen op de gebieden waarvoor geen hulpmiddelen aangeschaft kunnen worden er op dit moment klachten zijn. Dit geeft aan dat de hulpmiddelen helpen bij het verminderen van klachten. Ook blijkt dat hulpmiddelen niet bij alle werkzaamheden ingezet kunnen worden en FGT van belang blijft voor de militair. Het verschil tussen vredestijd en crisistijd is minimaal. Alleen bij mentale belasting wordt er aangegeven dat er wel sprake is van klachten in crisistijd, maar niet in vredestijd. Bij alle overige gebieden komen klachten alleen voor bij zowel vredestijd als crisistijd of alleen in vredestijd. Doordat er geen trendanalyse beschikbaar is, is het lastig om snel een overzicht te krijgen van fysiek zware handelingen en de daarbij horende klachten. 5.5 Vraag van de organisatie De vraag van de organisatie was: Welke stappen moet de Sectie Militaire Sport doorlopen om te zorgen dat militairen in zowel vredestijd als in crisistijd voldoen aan de eis dat de militairen te allen tijden paraat zijn om de werkzaamheden te voltooien? De stappen die de SMS moet doorlopen zijn weergegeven en beschreven in een protocol (zie het rapport ‘Protocol FGT’). De stappen die daar in staan zijn in twee fasen op te delen. In de eerste fase worden gegevens verzameld en in de tweede fase worden de gegevens gebruikt om FGT evidencebased aan te bieden. De eerste stap voor de SMS is dat er de intentie wordt uigesproken om FGT te geven aan een vakgroep. Dan komt de eerste fase. Hierin voert de SMS drie verschillende stappen parallel aan elkaar uit. In de eerste stap kijkt de SMS in het registratiesysteem of er een trendanalyse beschikbaar is voor de vakgroep. Is deze er niet dan wordt er een vragenlijst gehouden (bijlage 12) binnen de vakgroep. Dit wordt gedaan in overleg met de HPVE. Hierna kijkt de SMS ook in de SMART-database voor gegevens. In de tweede stap wordt er gekeken naar de resultaten van de DCP. Als derde stap vraagt de SMS een RI&E op bij de KAM functionaris. Indien deze niet aanwezig is kan de KAM functionaris alsnog een RI&E opstellen. Al deze gegevens worden vervolgens geordend en bij elkaar gevoegd als onderbouwing voor het aanbieden van FGT. In de tweede fase treedt de SMS in gesprek met de vakoudste. Als deze toestemt voor FGT op basis van de cijfers komt er een uitgebreider werkplekonderzoek door het CML. Het CML gaat dieper in op de arbeidsomstandigheden en de fysiek zware handelingen. Hierna wordt een werkgroep gevormd die met alle gegevens aan de slag gaat en een syllabus gaan opstellen. Een syllabus is een verzameling van alle gegevens en het bijbehorende trainingsschema. Na de invoering van het trainingsprogramma volgt een eindevaluatie. Mocht het blijken dat er geen klachten of zware handelingen zijn binnen een vakgroep en de militairen voldoen aan de DCP, dan zijn de militairen al in staat van paraatheid.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
38
Hiervoor is dan ook geen FGT nodig. Wel kan de vakgroep een jaar later nogmaals beoordeeld worden. Hierdoor wordt de mate van paraatheid actueel gehouden. Omdat de klachten niet verschillen in vredestijd en crisistijd, kan de SMS voor beide situatie dezelfde stappen uitvoeren. 5.6 De onderzoeksvraag De onderzoeksvraag was: Welke inhoud moet in een protocol, voor het realiseren van militaire fitheid in zowel vredestijd als crisistijd, worden opgenomen en op welke manier moet dit protocol worden ingericht ten aanzien van de uitvoering, controle, beheersing en oplossen van functie gerelateerde klachten. Om ervoor te zorgen dat FGK aan de hand van een protocol beheerst en opgelost kunnen worden, wordt er in het protocol de stappen uit de verbetercyclus van Peereboom en De Lange (2008) gevolgd. Deze verbetercyclus bestaat uit vijf w’s: willen (intentie verklaren), weten (risico’s inventariseren), wegen (plannen maken), werken (plannen uitvoeren) en waken (uitvoering controleren). Deze stappen zijn beschreven in hoofdstuk 5.5 en zijn nader uitgewerkt in het rapport ‘Protocol FGT’. Voor de uitvoering van het protocol zijn verschillende partijen nodig. De partijen die nodig zijn, naast de SMS, zijn de staf arts, het CML, de KAM functionaris en het BMS. De SMS geeft de intentie aan voor het aanbieden van FGT, verzamelt de gegevens en voert gesprekken met de vakoudste. De staf arts houdt draagt zorg voor het registratiesysteem en de KAM functionaris voor de RI&E. De resultaten van de DCP worden in samenwerking tussen het CML en de BMS vastgelegd. Het CML voert daarnaast de werkplekonderzoek uit en maakt in samenwerking met het BMS een werkgroep. Het trainingsprogramma wordt uitgevoerd door het BMS en de evaluatie vind plaats met het BMS en SMS. Met deze partijen en op de omschreven wijze worden FGK beheerst en opgelost door middel van uitvoering en controle van de stappen die worden doorlopen in het protocol. De waarborging van het protocol wordt vormgegeven door de verslaglegging. Binnen de KLu wordt dit in de vorm van een voorschrift gedaan. 5.7 Overige conclusies Een registratiesysteem voor FGK is binnen de KLu niet aanwezig. Ook een RI&E is in de meeste gevallen niet aanwezig. Beide aspecten zijn belangrijk voor de controle en beheersing van FGK. 5.8 Eindconclusie Op basis van het onderzoek kan er worden geconcludeerd dat functie gerichte training binnen de vakgroep vliegtuigonderhoud nodig is. Er is voornamelijk sprake van rug-, nek- en knieklachten. Daarbij moet specifiek aandacht besteedt worden aan repeterende bewegingen, werkhoudingen en beeldschermwerk. Daarnaast moet de functie gerichte training zich ook richten op mentale belasting bij vliegtuigonderhoud. Er zat geen verschil tussen klachten in vredestijd en klachten in crisistijd. Het protocol is op te delen in twee fases. In de eerste fase worden gegevens verzameld en in de tweede fase worden de gegevens gebruik om functie gerichte training evidence-based aan te bieden. Het protocol is vormgegeven middels een flowchart en een stappenplan. Het protocol wordt door middel van verslaglegging gewaarborgd binnen de Koninklijke Luchtmacht. Het resultaat van het protocol geeft aan of functie gerichte training nodig is of niet. Hierdoor worden functie gerelateerde klachten beheerst, voorkomen en opgelost.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
39
6.
Discussie
In dit hoofdstuk komen de theoretische- en praktische relevantie van dit onderzoek aan bod. Daarnaast wordt er ingegaan op beperkingen van het onderzoek en mogelijk vervolgonderzoek. In het kort worden ook de aanbevelingen genoemd. 6.1 Theoretische relevantie In hoofdstuk 2.10 zijn een aantal beoordelingscriteria gegeven. Hiermee wordt er een link gelegd naar de resultaten en de conclusie. Als eerst wordt benoemd dat een goede registratie van belang is bij het behandelen van de klachten. Zoals in de conclusie naar voren is gekomen wordt op dit moment bij de Koninklijke Luchtmacht nog niet aan een goede manier van registreren gedaan. Klachten worden wel geregistreerd maar zijn vervolgens niet meer opvraagbaar waardoor een snelle en effectieve behandeling achter wegen blijft. De RI&E’s zijn niet of nauwelijks aanwezig terwijl dit wel als verplicht wordt gesteld in de arbeidsomstandighedenwet (1998). Doordat deze ontbreken is er momenteel ook niet via deze weg te zien welke aspecten bijdragen aan een belasting. De vragenlijst van Peereboom en Bakker (2008) heeft goed gewerkt en ook resultaten geleverd waar op voortborduurt kan worden. Deze vragenlijst is een goede manier om klachten in kaart te brengen. De theorie over protocollen geeft aan waar een protocol aan moet voldoen. De Koninklijke Luchtmacht stelt geen eisen aan protocollen. De theorie is van belang om nu een protocol op te stellen voor de SMS. De onderzoeken die in het theoretisch kader beschreven worden, tonen daarnaast aan dat het van belang is om trainingen te geven en om aan bewegingsstimulering te doen. Dit verlaagt het aantal klachten aan het bewegingsapparaat en aan mentale belasting. Ook zorgt het ervoor dat er minder vaak en korter verzuimt wordt. 6.2 Praktische relevantie Voor de SMS is dit onderzoek zeer relevant. De SMS heeft de intentie om FGT aan te bieden aan afdelingen waar dit nodig kan zijn. Om te bepalen of FGT nodig is moeten er gegevens verzameld worden die het aanbieden van FGT kunnen onderbouwen. Gegevens van klachten in de vorm van een trendanalyse of uit een quick scan en zware handelingen vastgesteld in een RI&E zijn gegevens die de onderbouwing ondersteunen. Met het onderzoek wordt er een handvat uitgereikt om deze gegevens op methodische wijze te achterhalen. Door de stappen te volgen van het protocol krijgt de SMS betrouwbare gegevens die vervolgens overlegd kunnen wordenaan de vakoudste om het aanbieden van FGT te onderbouwen. Ook is het onderzoek relevant voor werknemers en de werkgevers van de werknemers. Met dit onderzoek wordt ervoor gezorgd dat de algehele fitheid verbeterd kan worden. Op deze manier is er spraken van minder verzuim en minder klachten. De leidinggevende van de werknemers hebben dit hoog in het vaandel staan als het gaat om militaire fitheid. Voor alle overige betrokken is het na dit onderzoek duidelijk welke rol de betrokkenen vervullen bij het invullen van FGT. De betrokkenen weten de taken en verantwoordelijkheden die vermeld staan in het protocol. Daarnaast is het makkelijker om met elkaar te communiceren omdat het bekend is welke taken een ander heeft.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
40
6.3 Beperkingen Tijdens het onderzoek bleken dat er meer spelers (CML en fysiotherapeut) een rol spelen bij het aanbieden van FGT. Deze personen zijn niet benaderd. Hun kant van het verhaal is daardoor onbelicht gebleven. Daarnaast was er in eerste instantie de intentie om de vragenlijsten persoonlijk uit te delen op de werkvloer door de onderzoeker. De HPVE dacht dat hiervoor te weinig tijd beschikbaar was, heeft de HPVE de vragenlijsten zelf verspreid. Er kwam in eerste instantie weinig respons terug van de vragenlijsten. Bij het benaderen van de HPVE’s binnen VO, voor het opsturen per e-mail van de vragenlijsten, bleek dat er veel militairen ‘vragenlijstmoe’ zijn. Daarnaast zijn veel militairen op uitzending of oefening. Hierdoor is de respons minder dan van te voren nodig bepaald is. 6.4 Defensie Conditie Proef (DCP) Een belangrijk discussiepunt, hierdoor wordt deze ook uitgelicht, is de mate waarin de DCP bijdraagt aan militaire fitheid. In vergelijking met de United States Air Force (USAF) is de DCP zeer minimaal. Ook in vergelijking met de conditiewaarden die aan de coopertest gesteld worden (Runinfo, 2010) is de DCP minimaal. Zoals uit de resultaten blijkt vallen er maar drie leeftijdscategorieën (van de 14 leeftijdscategorieën en alle drie bij de mannen) van de DCP in de conditiecategorie goed van de coopertest. Deze zitten echter wel op de grenswaarde tussen goed en gemiddeld. Dat betekent dat wanneer de mannen minder lopen dan de vastgestelde eis er scores worden behaald die in categorie gemiddeld van de coopertest vallen. Alle overige leeftijdscategorieën van zowel de mannen als de vrouwen vallen in de conditiecategorie gemiddeld van de coopertest. De vrouwen zitten allemaal op de grenswaarde tussen gemiddeld en slecht. Ook bij de vrouwen betekent dit dat wanneer er minder gelopen wordt dan de eis, dat de vrouwen in de categorie slecht van de coopertest vallen. Van een militair kan bijna niet verwacht worden dat de conditie gemiddeld of slecht is. De eisen die de DCP stelt aan de coopertest kunnen als zeer miniem gezien worden. 6.5 Functie eisen Er werd in interviews door de HPVE’s aangegeven dat een monteur niet per se aan de DCP hoefde te voldoen, zolang de monteur maar de functie uit kan voeren. Maar zodra een militair niet fit is, is de kans groot dat de militair de werkzaamheden niet goed uit kan voeren. In het overzicht, met handelingen die horen bij een militair in de vakgroep VO (hoofdstuk 4.3), is weergegeven dat een militair ook in kleine ruimtes moet werken en in lastige houdingen moet werken. Wanneer de militair niet fit is en misschien zelfs fors gebouwd is, wordt het uitvoeren van deze taken lastiger. Ook hoort bij de functie eisen van een militair dat de werkzaamheden op een oefening of uitzending ook uitgevoerd kunnen worden. Wanneer de fitheid niet goed is worden ook deze werkzaamheden lastiger uit te voeren. De mening van de HPVE is te begrijpen, maar waarschijnlijk lukt het niet om alle werkzaamheden uit te voeren zonder een goede fitheid. 6.6 Aanbevelingen Na aanleiding van dit onderzoek zijn er vier aanbeveling te onderscheiden. Deze aanbevelingen staan uitgewerkt in het adviesrapport: • Het protocol implementeren en vastleggen in een voorschrift • Bij alle vakgroepen een RI&E ontwikkelen • Functie gerelateerde klachten registreren centrale database met de mogelijkheid tot het maken van een trendanalyse • De Defensie Conditie Proef aanpassen om de militaire fitheid te vergroten
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
41
6.7 Vervolgonderzoek Een protocol moet na invoering nog getest en geëvalueerd worden (Steman & Zomerplaag, 1995). In een evaluatieonderzoek kan het proces en het effect van het protocol geëvalueerd worden. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de kwaliteit van het protocol en het draagvlak voor het protocol vergroot worden. De verschillen en overeenkomsten, op het gebied van waarborgen van militaire fitheid, tussen de Koninklijke Luchtmacht, -Marine en -Landmacht kunnen in een vervolgonderzoek onderzocht worden. Hierdoor worden verschillen en overeenkomsten in kaart gebracht. Dit kan helpen bij het verbeteren van de waarborging van militaire fitheid door het geven van FGT. De DCP stelt, vergeleken met de literatuur (Runinfo, 2010), geen hoge eisen. In een evaluatieonderzoek naar het DCP kan er dieper ingegaan worden op de mate waarin de DCP bijdraagt aan militaire fitheid. Daarnaast kan er een benchmarking plaatsvinden met de USAF. Voor dit onderzoek In dit onderzoek is er voornamelijk gekeken naar de arbeidsomstandigheden. Dit is één dimensie van het 4D-model zoals Berk (2004) deze omschrijft (hoofdstuk 2.2). De andere drie dimensies zijn organisatiestructuur, -cultuur en –strategie, persoonlijkheidsfactoren en HRM. De relatie tussen deze dimensies en de aan- of afwezigheid van militairen kan in een vervolgonderzoek nader onderzocht worden.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
42
Literatuurlijst Boeken: • Baarda, D. B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters Noordhoff • Berk, R.C.L. (2004). Verzuim, de achterkant van het ondernemen. Nijmegen: VDO Opleidings- en adviescentrum • Kuiper, S. (2005). Arbeid en gezondheid. Houten: Bohn Stafleu van Loghum • Leytens, J. & Wagner, C. (2000). Inventarisatie en beoordeling van bestaande richtlijnen en protocollen in de verpleging en de verzorging. Utrecht: Nivel • Peereboom, K.J. & De Lange, N.C.H. (2008). Handboek fysieke belasting. Den Haag; SDU Uitgevers • Sassen, B. (2004). Gezondheidsvoorlichting voor paramedici. Amsterdam: Reed Business • Schaufeli, W. & Bakker, A. (2007). Psychologie van arbeid en gezondheid. Houten: Bohn Stafleu van Loghum • Saunders, M., Lewis, P. & Thorhill, A. (2008). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education Benelux • Steman, C.. & Zomerplaag, J. (1995). Methodiek voor het opstellen en invoeren van protocollen in de gehandicaptenzorg. Utrecht: NIZW • Van Thiel, S. (2007). Bestuurskundig onderzoek. Bussum: Uitgeverij Coutinho • Verschuren, P. & Doorewaard, H. (2005). Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht: Uitgeverij Lemma B.V Internet: • Journalinks (2010). Opgevraagd begin april. Link: http://www.journalinks.be/steekproef • Defensie (2010). Opgevraagd begin maart. Link: http://www.defensie.nl • Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2010). Opgevraagd op medio mei. Link: http://www.szw-instrumentenplanner.nl/PDF/7Protocol.pdf • RIVM (2010). Opgevraagd medio mei. Link: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/omgeving/arbeid/hoeveel-mensenwerken-onder-ongunstige-arbeidsomstandigheden/ • US Military About.com (2010). Opgevraagd begin juni. Link: http://usmilitary.about.com • Medisch Verpleegkundige Protocollen (2010). Opgevraag begin juni. Link: http://protocollen.dickshomepage.nl/protocolachtergrond.htm#Werkbare_structuur_voor_een_prot ocol Onderzoeken: • Heinrich, J., Jans, M.P. & Hildebrandt, V.H. (2005). Kan bewegingsstimulering psychische klachten voorkomen en verminderen?. TNO Kwaliteit van Leven. • Leenaars, K.E.F. (2009). Advies ter verbetering van het Sport Medisch Overleg. Koninklijke Luchtmacht: Sectie Militaire Sport. • Proper et al. (2002). Effectiveness of physical activity programs at worksites with respect to workrelated outcomes. TNO Work and Employment • Proper et al. (2003). The effectiveness of worksite physical activity programs on physical activity, physical Fitness, and health. TNO Work and Employment. • Van den Heuvel et al (2005). Effect of sporting activity on absenteeism in a working population. TNO Hoofddorp.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
43
Overig: • Arbeidsomstandighedenwet (1998) • Sectie Militaire Sport (2004) Voorschrift Sectie Militaire Sport KLu. Breda: CLSK
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
44
Bijlagen Bijlage 1: Organogram................................................................................................................... 4 Bijlage 2: Categorieën voor de factor waarschijnlijkheid ............................................................... 5 Bijlage 3: Categorieën voor de factor blootstelling ........................................................................ 6 Bijlage 4: Categorieën voor de factor effect .................................................................................. 7 Bijlage 5: Risicoscore .................................................................................................................... 8 Bijlage 6: Voorbeeld handelingsanalyse ....................................................................................... 9 Bijlage 7: Checklist ...................................................................................................................... 10 Bijlage 8: Zwaarte en frequentie van taken ................................................................................. 14 Bijlage 9: Belastingstabel ............................................................................................................ 15 Bijlage 10: Topiclist interviews HPVE.......................................................................................... 16 Bijlage 11: Topiclist interview arts ............................................................................................... 17 Bijlage 12: Vragenlijst .................................................................................................................. 18 Bijlage 13: Steekproefgrootte ...................................................................................................... 30 Bijlage 14: Interview HPVE 1....................................................................................................... 31 Bijlage 15: Interview HPVE 2....................................................................................................... 35 Bijlage 16: Interview HPVE 3....................................................................................................... 39 Bijlage 17: Interview HPVE 4 (en sportinstructeur) ..................................................................... 43 Bijlage 18: Interview HPVE 5....................................................................................................... 50 Bijlage 19: Interview HPVE 6....................................................................................................... 53 Bijlage 20: Interview KAM Functionaris ....................................................................................... 57 Bijlage 21: Interview arts ............................................................................................................. 60 Bijlage 22: Coopertest ................................................................................................................. 61 Bijlage 23: Betrouwbaarheid steekproef...................................................................................... 62 Bijlage 24: Poster fysieke belasting............................................................................................. 63
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
45
Bijlage 1: Organogram
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
46
Bijlage 2: Categorieën voor de factor waarschijnlijkheid Categorie
Waarschijnlijkheid (W)
Omschrijving
1
0,1
Bijna niet denkbaar
2
0,2
Praktisch onmogelijk
3
0,5
Denkbaar maar onwaarschijnlijk
4
1,0
Onwaarschijnlijk maar mogelijk in grensgeval
5
3,0
Ongewoon
6
6,0
Zeer wel mogelijk
7
10
Te verwachten
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
47
Bijlage 3: Categorieën voor de factor blootstelling Categorie
Blootstelling (B)
Omschrijving
1
0,5
Zeer zelden (eenmaal per jaar)
2
1,0
Zelden (aantal keer per jaar)
3
2,0
Soms (maandelijks)
4
3,0
Af en toe (wekelijks)
5
6,0
Regelmatig (dagelijks)
6
10
Voortdurend
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
48
Bijlage 4: Categorieën voor de factor effect Categorie
Effect (E)
Omschrijving
1
1
Gering, letsel zonder verzuim of hinder
2
3
Belangrijk, letsel en verzuim
3
7
Ernstig, irreversibel effect (invaliditeit)
4
15
Zeer ernstig, een dode (acuut of op termijn)
5
40
Ramp, enkele doden (acuut of op termijn)
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
49
Bijlage 5: Risicoscore Categorie
Risicoscore (R)
Omschrijving
Actie
1
< 20
Aanvaardbaar risico
Geen
2
20 – 70
Mogelijk risico
Aandacht vereist
3
70 – 200
Belangrijk risico
Maatregelen vereist
4
200 – 400
Hoog risico
Directe verbetering vereist
5
> 400
Zeer hoog risico
Werkzaamheden stoppen
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
50
Bijlage 6: Voorbeeld handelingsanalyse Handelingsanalyse 1.
inspecteren / controleren
2.
reinigen / poetsen
3.
aanvoeren / afvoeren gereedschappen / onderdelen
4.
hanteren gereedschappen / hulpmiddelen
5.
hanteren aangedreven gereedschappen
6.
hanteren onderdelen
7.
hanteren gereedschappen / hulpmiddelen en onderdelen
8.
overleggen / administreren
9.
non-werk (pauze / persoonlijke verzorging)
10.
overig
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
51
Bijlage 7: Checklist Tillen
1.
Moet u tijdens uw werk vaker dan zes maal per uur gewichten van meer dan tien kilogram tillen?
Nee
Ja
2.
Moet u tijdens uw werk meer dan twaalf maal per uur gewichten van meer dan vijf kilogram tillen?
Nee
Ja
3.
Moet u tijdens uw werk zware gewichten (meer dan 23 kilogram) tillen?
Nee
Ja
1
1
1
2
2
2
3
3
3
4
4
4
5
5
5
6
6
6
7
7
7
8
8
8
9
10
9
10
9
10
Dragen
4.
Moet u tijdens uw werk vaker dan eens in de tien minuten gewichten zwaarder dan tien kilogram lopend verplaatsen?
Nee
Ja
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
52
Duwen en trekken
5.
Moet u in uw werk vaker dan eens per uur stevig duwen of trekken met alleen de armen en benen waarbij het lichaam stil blijft staan of zitten (bijvoorbeeld tijdens pedaal- of handelbediening, afzetbewegingen of werken met een touw of ketting)?
Nee
Ja
6.
Moet u in uw werk vaker dan eens per uur stevig duwen of trekken waarbij het hele lichaam in beweging komt (bijvoorbeeld tijdens het werken met karren, rolcontainers, palletwagens of hangbanen)?
Nee
Ja
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
9
9
10
10
Trillen en schokken
7.
Werkt u met aangedreven (hand)gereedschappen (bijvoorbeeld slagmoersleutel, schroevendraaier, slijpmachine, trilplaat, kettingzaag, bikhamer, stamper) waardoor u via de handen en armen blootstaat aan trillingen schokken.
Nee
Ja
8.
Staat u tijdens uw werk vaker dan eens per uur aan trillingen of schokken die via een stoel (bijvoorbeeld heftruck, graafmachine, trekker, locomotief, vrachtwagen, portaalkraan, maaimachine) of de vloer (bijvoorbeeld werken in vervoermiddelen) op uw hele lichaam inwerken?
Nee
Ja
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
9
9
10
10
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
53
Werkhoudingen
9.
Moet u regelmatig langer dan vier seconden aaneengesloten werken in een ongemakkelijke houding, dat wil zeggen: -
romp fors gebogen en/of gedraaid gehurkte of geknielde houding, schuttersstand of staand op één been nek/hoofd fors gebogen en/of gedraaid schouders/armen geheven op of boven schouderhoogte ellebogen/onderarmen fors gebogen en/of gedraaid polsen/handen fors gebogen
Nee
Ja
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Repeterende bewegingen
10.
Moet u wel eens vaker dan één keer pet minuut ongemakkelijke bewegingen maken met het lichaam, dat wil zeggen: -
romp fors buigen en/of draaien hurken, knielen of aannemen van schuttershouding nek/hoofd fors buigen en/of draaien schouders/armen heffen op of boven schouderhoogte ellebogen/onderarmen fors buigen en/of draaien polsen/handen fors buigen
Nee
Ja
11.
Moet u in uw werk meer dan twee uur per dag of een uur achter elkaar (bijna) dezelfde bewegingen uitvoeren?
Nee
Ja
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
7
7
8
8
9
9
10
10
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
54
Beeldschermwerk
12.
Werkt u in uw werk meer dan twee uur per dag of een uur achtereen met een beeldscherm?
Nee
Ja
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Energetische belasting
13.
Moet u in uw werk een zodanige combinatie van inspannende handelingen (lopen, fietsen, duwen/trekken, tillen et cetera) uitvoeren dat dit leidt tot een duidelijk gevoel van algemene vermoeidheid in het gehele lichaam?
Nee
Ja
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
55
Bijlage 8: Zwaarte en frequentie van taken Handeling
Hoe vaak (% van de werktijd)
Hoe zwaar
0 - 5% = 1 5 - 10% = 2 10 - 15% = 3 15 - 20 % = 4 > 20% = 5
Zeer licht = 1 Licht = 2 Normaal = 3 Zwaar = 4 Erg zwaar = 5
1.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
2.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
3.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
4.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
5.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
6.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
7.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
8.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
9.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
10.
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
Hoe vaak * hoe zwaar
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
56
Bijlage 9: Belastingstabel Volgorde
Handeling
Tillen/ dragen
Duwen/ trekken
Trillen/ schokken
Werkhouding
Repeterende beweging
Energetische belasting
Zwaar
Licht
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
57
Bijlage 10: Topiclist interviews HPVE 1. Militaire fitheid a. Waar moet een militair aan voldoen betreffende fitheid b. Huidige manier van waarborging c. Mogelijke veranderingen (gewenste veranderingen) d. Frequente van meting e. Sport Medisch Overleg (SMO) en PMO/PAGO 2. Functie Gerichte Training (FGT) a. Hoe denkt men erover b. Wanneer wel participeren (de beweegredenen) c. Wanneer niet participeren (de beweegredenen) 3. Functionering a. Rollen (HPVE en Commandant) b. Samenwerking (met bijvoorbeeld Sectie Militaire Sport) c. Communicatie 4. Taken en verantwoordelijkheden a. Huidige taken en verantwoordelijkheden b. Gewenste taken en verantwoordelijkheden 5. Functie eisen a. Fysiek zware handelingen b. Mentaal zware handelingen c. Verschil vredestijd en crisistijd (in klachten, functie eisen en omstandigheden)
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
58
Bijlage 11: Topiclist interview arts 1. Functionering a. Rol bij militaire fitheid b. Rol bij FGT c. Rol bij PMO/PAGO d. Samenwerking (met Sectie Militaire Sport) e. Communicatie 2. Klachtenregistratie a. Traject b. Welke gegevens (squadron, klacht et cetera.) c. Mogelijkheid tot filteren van de klachten
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
59
Bijlage 12: Vragenlijst Algemeen
Wat is uw geslacht?
Man
Vrouw
Wat is uw leeftijd?
tot en met 30 jaar
31 t/m 35 jaar
36 t/m 40 jaar
41 t/m 45 jaar
46 t/m 50 jaar
51 t/m 55 jaar
56 jaar en ouder
Op welke vliegbasis bent u werkzaam?
Eindhoven
DHC (Gilze-Rijen)
Volkel
Leeuwarden
OKLU (Woensdrecht)
Wat is uw vakgroep? ……………………………………………………………………………………………………………………… Tillen
1A
Moet u tijdens uw werk vaker dan zes maal per uur gewichten van meer dan tien kilogram tillen?
Nee, ga door naar vraag 2
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
60
1B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 2
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
1C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
2A
Moet u tijdens uw werk meer dan twaalf maal per uur gewichten van meer dan vijf kilogram tillen?
Nee, ga door naar vraag 3
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
2B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 3
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
61
2C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
3A
Moet u tijdens uw werk zware gewichten (meer dan 23 kilogram) tillen?
Nee, ga door naar vraag 4
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
3B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 4
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
3C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
62
Dragen
4A
Moet u tijdens uw werk vaker dan eens in de tien minuten gewichten zwaarder dan tien kilogram lopend verplaatsen?
Nee, ga door naar vraag 5
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
4B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 5
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
4C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Duwen en trekken
5A
Moet u in uw werk vaker dan eens per uur stevig duwen of trekken met alleen de armen en benen waarbij het lichaam stil blijft staan of zitten (bijvoorbeeld tijdens pedaal- of handelbediening, afzetbewegingen of werken met een touw of ketting)?
Nee, ga door naar vraag 6
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
63
5B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 6
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
5C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
6A
Moet u in uw werk vaker dan eens per uur stevig duwen of trekken waarbij het hele lichaam in beweging komt (bijvoorbeeld tijdens het werken met karren, rolcontainers, palletwagens of hangbanen)?
Nee, ga door naar vraag 7
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
6B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 7
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
64
6C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Trillen en schokken
7A
Werkt u met aangedreven (hand)gereedschappen (bijvoorbeeld slagmoersleutel, schroevendraaier, slijpmachine, trilplaat, kettingzaag, bikhamer, stamper) waardoor u via de handen en armen blootstaat aan trillingen schokken.
Nee, ga door naar vraag 8
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
7B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 8
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
65
7C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
8A
Staat u tijdens uw werk vaker dan eens per uur aan trillingen of schokken die via een stoel (bijvoorbeeld heftruck, graafmachine, trekker, locomotief, vrachtwagen, portaalkraan, maaimachine) of de vloer (bijvoorbeeld werken in vervoermiddelen) op uw hele lichaam inwerken?
Nee, ga door naar vraag 9
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
8B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 9
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
8C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
66
Werkhoudingen
9A
Moet u regelmatig langer dan vier seconden aaneengesloten werken in een ongemakkelijke houding, dat wil zeggen: -
romp fors gebogen en/of gedraaid gehurkte of geknielde houding, schuttersstand of staand op één been nek/hoofd fors gebogen en/of gedraaid schouders/armen geheven op of boven schouderhoogte ellebogen/onderarmen fors gebogen en/of gedraaid polsen/handen fors gebogen
Nee, ga door naar vraag 10
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
9B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 10
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
9C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
67
Repeterende bewegingen
10A
Moet u wel eens vaker dan één keer pet minuut ongemakkelijke bewegingen maken met het lichaam, dat wil zeggen: -
romp fors buigen en/of draaien hurken, knielen of aannemen van schuttershouding nek/hoofd fors buigen en/of draaien schouders/armen heffen op of boven schouderhoogte ellebogen/onderarmen fors buigen en/of draaien polsen/handen fors buigen
Nee, ga door naar vraag 11
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
10B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 11
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
10C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
11A
Moet u in uw werk meer dan twee uur per dag of een uur achter elkaar (bijna) dezelfde bewegingen uitvoeren?
Nee, ga door naar vraag 12
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
68
11B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 12
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
11C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Beeldschermwerk
12A
Werkt u in uw werk meer dan twee uur per dag of een uur achtereen met een beeldscherm?
Nee, ga door naar vraag 13
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
12B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 13
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
69
12C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Energetische belasting
13A
Moet u in uw werk een zodanige combinatie van inspannende handelingen (lopen, fietsen, duwen/trekken, tillen et cetera) uitvoeren dat dit leidt tot een duidelijk gevoel van algemene vermoeidheid in het gehele lichaam?
Nee, ga door naar vraag 14
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
13B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, ga door naar vraag 14
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
70
13C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Rugklachten Nekklachten Schouderklachten Heupklachten Polsklachten Knieklachten …………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Mentale belasting
14A
Wordt u tijdens uw werk mentaal zwaar belast (hoge concentratie, hoge werkdruk, weinig regelmogelijkheden, onsamenhangende werkzaamheden, onvoldoende contactmogelijkheden et cetera)?
Nee, einde van deze vragenlijst
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
14B
Ervaart u hierbij klachten?
Nee, einde van deze vragenlijst
Ja, vliegbasis
Ja, uitzending
14C
Welke klachten ervaart u hierbij?
Stress Burn-out Overspannen Depressie …………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
71
Bijlage 13: Steekproefgrootte
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
72
Bijlage 14: Interview HPVE 1 Dan begin ik met even uit te leggen wat voor onderzoek ik doe en dat is waarom ik hier ben. Ik heb hier ook een lijstje met onderwerpen die ik wil behandelen. Het is niet een kruisverhoor, het is half gestructureerd. Ik heb hier onderwerpen en daar mag u uitgebreid op antwoorden, het liefst zo uitgebreid mogelijk. In mijn onderzoek ga ik alles anoniem verwerken. Ik ga niet “Maj. Van Rijn heeft gezegd”, er wordt een totaal beeld gevormd en “het blijkt dat”. Dan weet u in ieder geval dat uw naam niet genoemd wordt mocht dat van toepassing zijn. Mijn onderzoek is een laat vervolg op het convenant fysieke belasting. Die is nou 8 jaar geleden, 10 jaar geleden uitgevoerd. En sindsdien zijn er al heel wat aanpassingen geweest, alleen nu is er bij sport, nja er zijn heel veel aanpassingen geweest, maar we geloven niet dat er helemaal geen klachten meer op de werkvloer zijn. Dus waarschijnlijk zijn er nog genoeg klachten. Maar bij sport is niet bekend welke klachten dit zijn. Dus aan mij aan eens een keer te kijken, achterhalen, kan ik een protocol opstellen die bij de SMS voortaan doorlopen kan worden om klachten te achterhalen. Dit willen ze om dat ze, ze bieden FGT aan, daar heeft u vast wel eens van gehoord. Ja. Maar ze moeten dan met vakoudsten praten en ze moeten vakoudste overtuigen maar dat lukt vaak niet zonder cijfers. Vaak niet, niet bij iedereen. Nee. Ze hebben onlangs nog contact gehad met de vakoudste van vliegtuigonderhoud. Ja. Ik weet niet precies wat daar is uitgekomen. Kolonel, uhhh Overste Vogers. Dat durf ik niet te zeggen, ik wist alleen dat ze daar heen ging. Ze wil nou voortaan met vakoudste met cijfers komen, met bijvoorbeeld 80% heeft rugklachten, het is echt nodig. Voor mij omdat ik dat protocol moet opstellen wil ik kijken, voor de Sectie Militaire Sport, welke personen kunnen er betrokken worden. Bijvoorbeeld een arts met cijfers, of een VKAM met een RI&E. Bij VKAM ben ik overigens al geweest, de RI&E is lastig op te vragen. Tenminste er was niet een lijstje voorhanden met fysieke zware handelingen. Dus daarom wil ik ook even met u praten. Ja is goed ik zal je straks ook even in de hangaar laten zien waar wij aan werken en wat wij doen dus dan heb je ook een idee. Is goed. Ik wil dan beginnen met algemeen kijken wat u verstaat onder militaire fitheid. Want sport heeft een idee over militaire fitheid, waar militairen aan moeten voldoen, maar u heeft… *telefoon* dus de werknemers die hier aan vliegtuig, of aan helikopteronderhoud in dit geval doen… Je hebt twee soorten militaire fitnes natuurlijk. Fit zijn om zeg maar om je taak uit te oefenen als militair en een taak kunnen uitvoeren als monteur. Dat zijn twee grote verschillen in mijn ogen. Militaire fitnes als zijnde militair moet je natuurlijk conditie hebben. En dat conditie kan je meten, daar hebben met de jaarlijkse fysieke functie test voor. Dat is nu allemaal sinds dit jaar veranderd. We moeten nu de coopertest doen, opdrukken, buikspieroefeningen. Nou goed, voorheen hadden we die andere test, met die piepjesrun en zo allemaal. Dat is de ene tak. En de andere is militaire fitheid voor monteurs. En dat is weer afhankelijk van het soort werkzaamheden dat ze doen. Ze werken in kleine ruimte, ze werken in gebogen toestand, ze werken met zwaardere gewichten, boven de macht werken, dat soort zaken en daar moet je iemand op trainen. Zorgen dat zijn rug soepel blijft, zorgen dat ie weet hoe die ergonomisch bepaalde handelingen moet doen, zodat ie niet zijn spieren, zijn rug verkeerd belast waardoor die geblesseerd raakt. Die twee sporen heb je. Zo zie ik ze. Dat is duidelijk. Doet u ook zelf, zou maar zeggen, controleren of militairen fit zijn? Of vraagt u het wel eens aan ze? Of is het meer van zodra ze klachten krijgen merken we het. Ik hoor op dit moment weinig klachten. Of ze moeten dat buiten mij om doen. Ik heb geen zieke op basis van dat. Destijds is sport hier geweest, dat was toen nog op Soesterberg, is er een programmatje gemaakt en elke twee weken hadden wij de gelegenheid om te gaan sporten. Dan hadden ze een programmatje wat ze deden aan sport en spel en daar gingen de mensen heen.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
73
Nou dat, toen wij hier naar toe gekomen zijn, naar Gilze-Rijen, heeft hier sport het nog wel een keer geprobeerd op te pakken en we hebben de periode dat we terecht kunnen, maar daar wordt geen of niet gebruik van gemaakt. Er zijn mensen die doen op eigen doft nu dingen. Die gaan naar de fitness toe, die gaan hardlopen, gaan skeeleren of dat soort zaken, maar niet meer dat georganiseerde en dat is wel jammer, tenminste dat vind ik. Ik geef ze de gelegenheid, maar er moet voldoende animo zijn. En op het moment dat iemand, dit gaat dan vooral over arbeidsgerelateerd ziekteverzuim, stel dat iemand arbeidsgerelateerd ziek raakt, registreert u dat ook zelf of ligt dat compleet bij de arts? Nee, dat ligt bij de arts. Ik registreer alleen maar als iemand ziek is. En als die dus langer dan een periode ziek is dan wordt daar een melding van gemaakt. Het SMT, sociaal medisch team, wordt dan geïnformeerd vanuit hoe heet het. Of de militair valt in het Poortwachterregeling of als de militair meerdere malen kort achter elkaar ziek is dan gaat de teller niet naar nul, maar telt ie op. Dan komt ie ook in die hoe heet het. En op het moment dat er zo’n melding is, dan kom ik in, zeg maar via peoplesoft, wordt ik geïnformeerd. En dan wordt u ook geïnformeerd of die persoon echt ziek is, of migraine of dat het ook misschien arbeidsgerelateerd is? Ja, die vraag stel ik aan die persoon en via de andere kant dat zo’n SMT, waar die artsen informatie aangeven, komt het bij mijn commandant terecht. En die stelt dan weer bij mij de vraag. Maar ik heb op dit moment niet dat soort zieken. Ik had hier nog frequentie van meting, er was net al gezegd dat ze niet echt zelf gaan sport, dus niet gebruik maken. Ik had frequentie van meting meer van hoe vaak meet controleert u bij uw werknemers of ze misschien bepaalde klachten hebben, dus al preventief. Of gebeurt dat ook vrij nauwelijks? Nee, dat wordt nu dus niet gedaan. Dat is misschien een hele slechte, misschien een hele goeie om dat eens een keer te vragen. Ik maak daar wel voor mezelf een notitie van. We hebben één keer in de twee weken was die mogelijkheid om te sporten. De andere twee weken doen wij een technisch praatje. Dat technisch praatje dat vind elke twee weken plaats, maar die andere vind niet plaats dus ik zal dat toch eens oppakken. Bent u ook bekend met het SMO of PAGO waar mensen mogelijk inkomen? Ja, die kreten ken ik wel, die andere half jaar dat ik hier zit niet meegemaakt heb dat iemand erin is gevallen, heb ik daar ook niet mee te maken. Het enige waar ik wel mee te maken heb is dat er mensen zijn die, die andere militaire fitnes, dat is conditioneel niet een coopertestje kunnen lopen een aangepast trainingsprogramma krijgen. Daar ben ik wel mee, dat zijn er zat hier. Of u van uw oogpunt al kunt benoemen welke handelingen, welke activiteiten de werknemers uitvoeren die fysiek zwaar zijn. Dus dan heb ik het inderdaad ook over ergens onder een helikopter liggen. Bij elke inspectie, je hebt pre, trough en post moet een monteur op grond. Daar hebben we van die snap-on karretjes, dan kan ie eronder, kan ie onder de kist kijken, kan ie inspecteren. Dat is één. Dan moet je door je knieën en je moet op een ergonomische wijze gaan liggen natuurlijk. In de cabine zelf is heel laag, het is een hoge opstap en de werkruimte is laag, waardoor je gebogen of vaak op je knieën moet werken. Als je op de helikopter klimt dan moet je bepaalde tree, stappen maken, waardoor je dus een goede hand/been coördinatie moet hebben.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
74
Zodat je niet vergeet je hand ergens vast te pakken en naar beneden kukelt. En rondom de rotorhead moet je bepaalde inspecties doen waarop je dus ook rond de kist moet lopen. En als het motordek openligt moet je daar instaan en die zijn schuin. Dus in plaats van dat je recht op het plateau staat, sta je schuin. Nou dat zijn werkzaamheden of handelingen die gewoon belastend zijn voor.. En daarbij was ook de bijhorende vraag of daaruit klachten volgen, maar als er inderdaad anderhalf jaar.. Ik heb er nu in ieder geval geen, ik ga die vraag in ieder geval stellen en zal ik ook aan jou beantwoorden van of daar mensen zijn, dan kan ik je misschien een percentage geven. Mentale handelingen, dus niet fysiek, ik neem aan dat concentratie, kan ook heel belangrijk zijn. Ik weet niet of u daar misschien wel eens geluiden heeft gehoord. Nee wij doen in het kader van de luchtvaarteisen attenderen wij mensen op human factors. En een van de dingen is als jij door slecht geslapen, of een feestje, in combinatie met drank of wat dan ook niet instaat bent om te werken moet je dat aangeven. Het is de verantwoordelijkheid van de persoon zelf. We rekenen ze daar niet op af, want dat kan je niet. Ze geven aan ‘we kunnen dat niet om die en die reden’. Als het vaak voorkomt moet je ze er wel op wijzen, ‘waarom ben je elke maandag niet inzetbaar’. Daar wijzen we de mensen wel op zodat ze bewust zijn van het feit van ‘he ik ga geen werkzaamheden uitvoeren waartoe ik niet instaat ben’. Want je bent namelijk verantwoordelijk voor die werkzaamheden of voor de vrijgave van het vliegtuig voor gebruikt. Dus het is wel dat ze het qua mentaal aangeven. Ja dat moeten ze doen. En het is in de trant van ja ik voel me, ik zit niet goed in me vel, kijk me werk na. Ik heb weleens een aantal mensen naar huis gestuurd die te lang door zijn gegaan. Afgelopen weekend hebben we ook mensen die zijn heel lang doorgegaan want we hadden brand blussen. Maar dat is een korte periode, paar keer. Als mensen langdurig zwaar belast worden, geestelijk of mentaal, dan.. Ik heb in mijn carrière twee keer iemand naar huis gestuurd. En dan ook de fysische handelingen. Dat is meer qua warmte, qua verlichting. Ik heb het nog niet binnen gezien, maar.. Dat mag je straks zelf oordelen. Ik weet niet of u misschien een verschil kan benoemen tussen hier en Afghanistan. Temperatuur, inspectie en zo wordt allemaal buiten gedaan, maar onderhoud wordt daar wel weer in een tent gedaan. En de stof. En dan is het ook dat ze korter werken of even lang? Dan werken ze ook in ploegen, dus, ja ligt eraan, je moet daar veel drinken. Daar worden mensen wel op geattendeerd. Gewoon veel drinken. We hebben ook oefeningen in Noorwegen, Zweden, daar is het -25 tot -40. Worden ze daar ook op getraind? Ja, alleen we zijn nu druk bezig en steeds wordt dat beter om koud weer kleding te krijgen. Dit jaar moesten de mensen nog zelf naar een dumpshop of naar de kampeerwinkel om de hoek om spullen te kopen, maar dat wordt vanaf volgend jaar verstrekt door Defensie. Dat was heel slecht. Heel slecht was dat.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
75
Op dit moment is er bij vliegtuigonderhoud nog geen FGT. Dat is er wel. Want mijn stagebegeleidster zei daar is het nog niet. Dat is een functiegroep waar het nog niet is. Dat is er dus wel en dat is die een keer in de twee weken wat ze deden, maar daar wordt nu geen invulling aangegeven omdat er geen behoefte aan is. Het is er wel. En zoals u net aangaf bent u er wel voorstander van dat ze er gebruik van maken. Ja zeker. Maak er gebruik van vind ik, ik ben er zeker voorstander van. Omdat ik weet hoe belangrijk het is. Ik ben zelf rugpatiënt. Ik ben twee keer geopereerd aan mijn rug, dus ik weet hoe van belang het is dat je je lichaam traint op bepaalde dingen zodat je dat versterkt. Ik doe ook hardlopen, fitnessen om mijn buikspieren en rugspieren te trainen zodat ik minder last heb van mijn rug. Ik zou het ook niet kunnen, volhouden. U speelt natuurlijk ook een bepaalde rol om mensen erheen te sturen. Ik stuur ze er niet heen, ze krijgen de gelegenheid ervoor. Ik heb mijn officier toegevoegd, die deed altijd een programmatje en die maakte afspraken met sport. Op een gegeven moment was het zo weinig mensen, en op een gegeven moment verwatert het. Maar ik wil het wel weer oppakken. Dus wat ik daar net zei. En de samenwerking met BMS of de sectie. Die is goed, heel goed. Die zijn ook bereid en genegen om ons daarin te ondersteunen. Die hebben daar tijd voor, en die plannen dat ook. Praat u dan ook wel eens met de arts, fysio. Nee. Of de afdeling VKAM? VKAM zit hier op het squadron, er zit een KAM Functionaris vanuit VKAM gedispatched hier op het squadron en die loopt hier rond en kan ook dat soort dingen bespreken. Ja, want er was toen geloof ik rapport in 2006 en daarin stond dat het nog niet op elkaar was afgestemd. Maar nu loopt er iemand. Want ik was wel bij VKAM geweest en daar vroeg ik een overzicht van handelingen wat zwaar waren, maar dat hadden ze niet voorhanden voor mij. Dus die VKAM man loopt hier dus wekelijks, dagelijks? Dagelijks, die heeft hier zijn eigen kantoor. En hoe vaak heeft u contact met sport? Dat heb ik zelf niet en ik heb nu geen vragen en mijn officier toegevoegd deed dat. Ik heb nu een nieuwe, de oude is weg, dus ik ga die nieuwe daar wel op zetten. Dat was voor mij wel wat ik wilde weten.. Ik weet niet of jij wat aan die VKAM functionaris wat wil vragen, hij loopt hier rond, je kan hem zo wat vragen stellen als je daar behoefte aan hebt. Ik had gewoon met VKAM de staf gebeld, met ARBO, want er moet een RI&E zijn, wettelijk verplicht. Die is ook gedaan. Waarin de handelingen staan. Maar ik krijg vaak te voren ‘na het convenant is er iets meegedaan, maar dat is zoveel jaar geleden maar op dit moment is het even..’. Weet je wat we doen, we lopen even langs hem en kijken of hij er is…
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
76
Bijlage 15: Interview HPVE 2 Waar gaat het onderzoek over? 8 – 10 jaar geleden is het convenant fysieke belasting geweest. Sindsdien is er veel gedaan. Waarschijnlijk zijn er nog steeds FGK. SMS en BMS bieden FGT aan. Op dit moment kunnen ze niet in kaarten brengen wat de klachten zijn. In dit geval voor VO, wat zijn de klachten en waar moeten we FGT op richten. Aan mij is gevraagd hoe er een overzicht kan komen van de klachten. Ik zeg niet dat u al die klachten heeft, maar ik ben ook bij de arts aan het kijken en VKAM. Kijken waar informatie vandaan gehaald kan worden en dat zet ik in een protocol zodat in de toekomst het protocol doorlopen kan worden en dezelfde informatie boven water kunnen halen. In die trant is het eigenlijk. Omdat het over militaire fitheid had ik als eerste vraag: Wat u verstaat onder militaire fitheid, dus waar moeten uw werknemers aan voldoen willen ze hun werkzaamheden.. We hebben natuurlijk monteurs en het zal mij een zorg zijn of die monteur kan rennen of niet. Wat ik wil is dat ie kan klimmen, het vliegtuig op kan klimmen en dat ie zich kan rekken en strekken om bij bepaalde plekken te komen. En dat ie daar zijn technische dingetje doet. Ik heb dus niet zoveel eisen aan militaire fitheid. Wel functie gerelateerde fitheid. Dat soort dingen moeten die mensen kunnen. Is er een manier waarop u dat bijhoudt of vraagt u wel eens aan hun of ze ergens last van hebben. We hebben een aantal mensen die klachten hebben, rugklachten komen wel eens voor. We hebben niet echt een programma om ze daar op te helpen. Het is je eigen verantwoordelijkheid om te sporten. We hebben niet echt iets in place om te controleren. Als je kijkt dat degene die nou met zijn rug thuis zou zitten, het is niet als hij terugkomt dat we een bepaald programma hebben. Het is dus aan hem zelf om naar sport te gaan? Ja, dus dat doen we nog niet echt. Als er iemand met rugklachten thuis zit, houden jullie dat dan ook hier bij? Of is dat dan alleen bij de arts? Wij muteren ziek thuis, dat komt in het systeem. We vragen wel als iemand terug komt van ‘wat had je? Was je verkouden of ben je door je rug gegaan?’. Als iemand langer ziek thuis is heb je gewoon contact met hem, dan bel je zo iemand. Maar verder het enige geregistreerde wat we doen, behalve dus.. We weten dingen omdat je de mensen kent, dus daarom weet je van die heeft dat en die heeft dat. En in het systeem staat alleen ‘ziek thuis’. Dat is het peoplesoft systeem waarin je muteert. Ik kan niet met een druk op de knop zien wie de afgelopen jaren iets in zijn rug had. Ik in ieder geval niet. Ik weet bij de artsen ook niet. Maar dat zou je natuurlijk wel willen. Dan kan je natuurlijk zien ‘zijn er zoveel rugklachten’. Ik moet het hebben van de leidinggevende die de mensen kennen en vragen van ‘wat weten we, wat kennen we’. En dan hoor je af en toe wat er aan medische klachten zijn. U heeft dus ook niet, ik was net bij 300 squadron en die hebben eigenlijk om de twee weken een sportmoment. Met z’n alle? Daar mogen ze gebruik van maken, maar dat doen ze meestal niet. Nee dat hebben we niet. Ik zou wel eens willen weten hoe ze dat willen doen. We worden hier heel erg geleefd door de waan van de dag. Dat is ons werk ook. ’s Ochtends moet je kisten buiten zetten, dan gaan de vliegers vliegen en dan ’s middags komen ze weer terug. Als ze terug komen hebben we vervolgens in de avond dat we ze weer gereed zetten voor de volgende dag. Dat zijn de enige momenten die dan steeds terug komen. Het ene moment zoals vandaag heb ik nul kisten en dan vliegt er dus geen ene kist en heb je ook minder aan dat soort onderhoud. Het kan ook zijn dat er over een week zes kisten zijn en dan ben je natuurlijk heel erg bezig met dat soort dingen.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
77
Het kan ook zijn dat je ’s ochtends een helikopter buiten zet die na een uur terugkomt met een klacht of dat ie nooit weggaat met een klacht. Dan ben je opeens druk bezig. Dus als ik een vast moment in de week zou prikken waarin ik zeg “die twee uur kunnen mensen lekker gaan sporten”, het kan best zijn dat die twee uur heel hectisch zijn. We geven mensen wel ruimte om te sporten, iedereen mag sporten dat is ook vastgelegd. Ik geloof dat je twee of vier uur in de week hebt. Dat recht krijgen ze ook, maar we hebben niet een vast sportmoment. Maar als ze sporten, is dat dan ook een bepaald sportprogramma? Als ik zeg van “je mag sporten”, mogen ze gaan fitnessen, mogen ze gaan rennen, mogen ze een balletje trappen, maar daar hebben we niet een programma voor. Hoever bent u bekend met het Sport Medisch Overleg. Als iemand moet re-integreren. Dat gaat via SMT, het sociaal medisch team. Daar wordt dat besproken, daar zit een arts en een Pofficier en de squadron commandant. En dan komen die gevallen, die komen ter sprake. En ik krijg natuurlijk een terugkoppeling van de squadron commandant. Ik vertel hem wat er bij ons speelt en hij vertelt wat er in het SMT is besproken. En als daar een sportprogramma in zit dan krijgt hij daar de mogelijkheid voor. Kunt u ook zo al benoemen wat fysiek zware handelingen zijn wat de monteurs doen? Er zijn een aantal zaken dat heeft gewoon te maken met tillen. We hebben natuurlijk onze ARBO regels en daardoor heb je ook allemaal kranen en dat soort zaken. Maar heel simpel, met bladen sjouwen, dat zijn die grote bladen aan de helikopter hangen. Dat blijft gewoon zwaar werk. Of als je bezig bent met de monteur installeren of eraf halen. Dan hangt ie wel in de takels, maar je bent toch op een gegeven moment dat je boven je macht aan het doen, bewegen bent. Dat soort zaken. Er zijn transmissies, dat zijn hele grote apparaten, de versnellingsbakken van de helikopters, die zijn super groot. Die worden er wel in getakeld, maar uiteindelijk sta je toch ergens te sjorren. Ik doe het nu voor, maar het zijn dit soort bewegingen. En daar kan je natuurlijk als je een slechte rug hebt of een slecht gewricht, kan je daar natuurlijk last van krijgen. En mentaal? Concentratie. Merk je wel eens dat mensen ook last hebben om geconcentreerd te blijven. Dat komt voor bij mensen die ook andere psychische dingen hebben lopen. Dus je hebt hier 100 man, dus je hebt al gauw dat iemand iets in de privé sferen iets heeft. En bij die mensen merk je ook dat ze wel eens kunnen zeggen “nu speelt er thuis wat, waardoor ik dingen aan mijn hoofd heb waardoor ik minder bij mijn werk ben”. Dan doe we wel maatwerk inzetten. Dus dit werk wel doen of dat werk niet. Het is niet zo als je acht uur moet sleutelen, dat die acht uur te lang. Het is dus niet zo, een normale dag hier, ben je niet aan het eind van de dag dat je er aan het eind mentaal doorheen zit. Oefeningen, uitzendingen, daar kan het wel zijn. Daar heb je nog wel eens van die dagen die opeens ’s avonds doorgaan. Dat je heel veel uren moeten maken. Dan is het een kwestie van als leidinggevende opletten. Dus de adjudanten die daaromheen staan moeten daar natuurlijk opletten en iemand op tijd van zijn werk halen. Je hebt het over vliegen dus het moet wel veilig zijn. Maar het normale van 8 tot 5 is dat niet aan de hand. Fysische omstandigheden… Zelfde hangar…. . Ook weer als je buiten met een oefening bent. Je hebt koud weer oefeningen, een heet weer oefeningen en dan sta je respectievelijk in de kou of in de hitte. Afghanistan kan het heel erg heet worden. Daar heb je gewoon werkzaamheden die gewoon buiten moeten gebeuren. Dan heb je er last van. Hier in Nederland valt het reuze mee. Hier sta je inderdaad in een hele goede hangar.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
78
En qua fysieke klachten heeft u daar al eens verschillen gemerkt tussen hier en op uitzending? Dat is ongeveer hetzelfde. U gaf net aan dat ze hier nog geen FGT hebben, maar zou u daar wel, als het aangeboden wordt, positief tegenover staan? Ja, ik zie in dat het nodig kan zijn. Het zijn inderdaad.. Soms doe je bepaalde bewegingen die dus inderdaad bepaalde rugklachten of zo kunnen geven. Je weet zelf militairen, bij de Landmacht zijn ze misschien wel heel sportief, maar bij ons valt dat best mee. Ik heb er ook bij met overgewicht en ik heb er ook bij die tegen de 50 aan lopen. Als er een bepaald programma zou zijn voor die mannen om dat een beetje strakker te krijgen en ook voor de jeugd om alvast te trainen in bepaalde spiergroepen. Dat zou alleen maar slim zijn. Inderdaad preventief voorkomen. En de samenwerking met een arts of sport? Wat je eigenlijk ziet bij ons, we zijn zo erg in de privacy. Er zijn zelfs klachten.. Wat ik al zei, als iemand van mij ziek is en hij vertelt mij niet wat er aan de hand is, omdat hij zegt ik ben ziek thuis, dan weer ik het niet. Als ik naar de arts bel moet ik helemaal in aarde bewegen om te vragen wat iemand heeft omdat dat privacy is. In een SMT wordt het besproken. Daar zit de squadron commandant. De squadron commandant staat zo boven de mensen, voor hem zijn het nummertjes. Wij kennen ze, ik ken de luitenant, maar wij zitten niet in het SMT. Wij hebben dus niet direct contact met artsen of sport. En u zou het wel handig vinden om dat wel te hebben? Je moet dat eigenlijk wel hebben, maar dat ligt bij ons een niveau hoger, dat ligt bij de squadron commandant. En het is natuurlijk wel zo dat er soms een geval is en dan bel je met een arts en dan, als de arts dat belang ook ziet kan je het over iemand hebben. Maar dat hoeft niet. Ze kunnen dat gewoon afschermen met privacy en geheimhoudplicht. Het SMT gaat daar natuurlijk wel over. “Die jongen heeft dit en kunnen we daar dan iets mee?”. Daar zit een squadron commandant, maar daar zitten wij niet. U heeft hier wel op de afdeling een KAM functionaris rondlopen? Maar daar hebben we niks. De KAM functionaris hebben we niet veel aan. Het is wel zo dat we dat willen gaan opboosten. Ik ben bezig om een Sergeant-Majoor (SM) bij mij, dus een van de oudere leidinggevende in de schuur, om die de veiligheidsonderofficier te maken. Hij zou dat soort dingen kunnen gaan doen. Dan hebben we inderdaad wel iemand die er naar kan kijken. Hoe noem je dat? Inventariseren van welke handelingen zouden.. Die maakt een RI&E en daar staat precies in wat er fysiek zware handelingen zijn en wat er aan gedaan kan worden. Nee hier niet. Maar dat is wel iets waar we naar kunnen kijken. Die SM die we gaan installeren, dat doe ik waarschijnlijk deze week. Dus ik kan er gelijk met hem over hebben dat het handig is om te doen. U hebt dus liever dat de communicatie directer gaat. Ja, kijk je moet als.. Uiteindelijk de directe leidinggevende die spreekt met iemand en die beoordeelt iemand en die zet iemand. Dus die direct leidinggevende moet de ins en outs weten. Dat is zelfs nog niet eens ik. Dat zijn de Adjudant (Aoo) of de Luitenant, want dat zijn de mannen die echt aansturen. Maar hoe hoger je dat in de boom doet omdat je zegt “het is privacy, het is moeilijk en dus moet het ineens Overste niveau zijn”. Dat is prima. Maar stel voor dat al die Overste met elkaar afspreken dat iemand dit of dat werk wel of niet kan doen. Dat weten zij niet. Dat weet de werkvloer. Dat weet de Aoo. Die zet iemand in.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
79
Die kan zeggen “als hij dat werk niet kan doen heb ik niks aan hem of dan heb ik juist wel wat aan hem want dan kan ik hem op die kist zetten”. Dat soort informatie moet lager en daar moet je op een lager niveau gewoon goed over kunnen praten.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
80
Bijlage 16: Interview HPVE 3 Dan zal ik nog even vertellen waarvoor ik hier kwam. Wat het ook alweer was. Tijdens het interview, ik heb hier een paar onderwerpen staan, daar vraag ik er gewoon iets over en het is verder een soort van praatgesprekje met gewoon een soort van leidraad. Dus het is niet echt heel vraag – antwoord de bedoeling. Tien jaar geleden is dan die Convenant Fysieke Belasting opgesteld en daar is toen al heel veel mee gedaan. Alleen nu kwam de vraag bij sport: ‘er zullen toch nog wel steeds bepaalde klachten zijn op de onderdelen’. Om mijn onderzoek af te bakenen hebben we gekozen voor vliegtuigonderhoud. Om FGT te geven praten ze met een vakoudste. Die vakoudste zegt ‘waarom moet ik FGT geven’. Op dit moment kunnen ze bij sport niet onderbouwen waarom FGT nodig is. Van zoveel procent heeft rugklachten of iets dergelijks. Nou is mij gevraagd of ik kan kijken of ik een protocol op kan stellen, die ze kunnen doorlopen zodat ze voortaan bepaalde cijfers kunnen achterhalen. Ik ben dus voor mijn onderzoek aan het kijken wie sport zou kunnen benaderen, misschien ook een keer met u praten mocht het blijken dat hier ook genoeg kennis zit. En met de arts kijken en bij VKAM heb ik gekeken. Vandaar eigenlijk het interview om te kijken wat hier speelt. Om te beginnen, het gaat er natuurlijk om dat militairen zo fit mogelijk zijn. En dan was mijn vraag: Wat verwacht u van de werknemers, de militairen, in welke mate moeten ze fit zijn om hun werk goed te voldoen. Ja, in welke mate, je hebt er natuurlijk geen getallen bij. We hebben een standaard jaarlijkse meting. De FFE-testen, die nu de Defensie Conditie Proef (DCP) gaat worden. Daar verwacht ik van de mensen die gewoon halen. Uitgezonderd een goede mutatie die door de artsen gesteld is. Maar dat, dat een beetje de conditie en fysieke meetproef is waar de mensen aan moeten voldoen. Makkelijk en goed moeten kunnen voldoen. Dat is denk ik een beetje onze graadmeter. Voor de rest is het voor mij heel moeilijk in te schatten hoe iemand er echt fysiek aan toe is qua conditie. Hij kan broodmager zijn en maar 500 meter kan lopen en er zijn heel stevige bij die 2,5 km kunnen halen in 12 minuten uit halen. Dus dat is niet na te gaan voor mij. Ik denk dat de jaarlijkse proef een goeie graadmeter is. En qua klachten houdt u dat.. bespreekt u dat bijvoorbeeld wekelijks in een overleg zijn er nog klachten? Ik kom net bij een Sociaal Medisch Team (SMT) vandaan. Dat is wat we maandelijks doen. Daar bespreken we de mensen die langdurig klachten hebben of specifieke klachten hebben. Zowel medisch als mentaal, psychisch, maar dus ook de fysieke klachten. Dus ja die monitoren we. Iemand die voor een week ziek is, griep of zo, die zie ik misschien omdat ze direct onder mij vallen. Maar voor mijn hele squadron, je praat hier over een squadron van 380 personen, zie ik dat zeker niet. Niet van iedereen, dat wil ik niet weten die normale ziektes. De aparte gevallen, bijvoorbeeld als het echt werk gerelateerd zou zijn, daar ook grote klachten te grondslag liggen of het gevolg zijn, die hoor ik. Wat meer chronische klachten, dan praten we al over mensen die voor of meer dan 28 dagen of beperkt inzetbaar zijn of ziek thuis zijn, die monitoren wij of er ook voortgang inzet of er een hersteltraject is of er een opwerkplan is of dat op sportgebied is of gewoon bij de arts medicijnen, ziekenhuis bezoeken, dat monitoren we. Maar dan praten we over maandelijks. Maar u zit zelf bij dat SMO... SMT, sociaal medisch team. Ja het SMO is een ander overleg. Sociaal medisch team, wat jij bedoelt het sport medisch overleg, daar zit ik zelf niet bij. Daar zit de squadron Sergeant-Majoor (SSM) om daar trend te houden. Je ziet dat, dat nu inhoudelijk nog meer gaat over hoe doen we die proef nou. Beetje meer de randvoorwaarden. De beleidsrandvoorwaarden, de juridische randvoorden met die DCP en FFE. En daar begint nu een beetje meer diepgang in te komen om daar ook personeel te bespreken. Maar dat is nog een beetje zoekende. Ik zit daar zelf niet in. Wat ik wel kan doen is mensen voordragen om daar in te laten bespreken.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
81
Het enige wat nu gebeurt is dat mensen die zakken voor de FFE-test en de DCP komen daar op de lijst om in ieder geval te gaan opwerken, worden daar ook in gemonitord. Ik heb er zelf nog geen mensen opgezet vanwege andere gevallen. Heeft u op dit moment wel gemerkt dat bepaalde klachten wel vaak voorkomt? Nee, eigenlijk niet. Ik heb geen, waarbij echt structurele klachten door werkzaamheden. Niet fysiek gezien, zeker niet. Nee. We hebben de laatste jaren, en waarschijnlijk ook na het convenant, we behoorlijk wat ‘awerness’ hebben bij de mensen en leidinggevende. Andere procedures hebben en ook behoorlijk wat ondersteunend materiaal hebben om de fysieke belasting te beperken. Dat zit echt goed tussen de oren bij de mensen hoe daar mee om te gaan. En het wordt ook aan alle kanten ondersteund waar het mogelijk is, tilhulpen of andere speciale apparaten. Vroeger was een bekend vakgebied wapentechniek wat nogal veel klachten had, rugklachten. De bommen, granaten en raketten, nogal veel fysiek deden waar soms al wel tilhulpen waren of ondersteunende middelen. Maar het was ook gewoon stoer om met twee man raketten te dragen. Maar het zit nu ook gewoon goed tussen de oren. Je ziet dat er qua echt fysieke belasting, echt zwaar tillen, is niet meer nodig, daar zijn de middelen voor. Het enige wat mensen nog vaker en sneller een break pakken is als ze in een vrij moeilijke houding aan die F16 moeten sleutelen. Dan hoor ik wel dat er gewoon klussen bij zitten die in een vervelende houding moet gebeuren. Daar zijn ook al weer redelijk wat voorzieningen getroffen, liggende stoeltjes. Ik heb bij mijn weten niemand die echt iemand die chronisch of meerdere mensen die naar aanleiding van werkzaamheden met fysieke klachten zitten. En qua werkdruk of concentratie op de werkvloer? Ligt dat hoog of is dat voor iedereen goed te doen? Ja dat is natuurlijk moeilijk voor mij te bepalen. Ik denk dat het meevalt maar dat is voor iedereen persoonlijk natuurlijk hoe je stress.. met stress omgaat en hoe je het ervaart. Nee, ik denk dat het meevalt. We zijn best wel een bedrijf van pieken en dalen. Dus heel veel collectief werk of een oefening opgezet worden, in grote oefening voorbereidt worden. Dat is weer zo’n piek. Dan moet er een hoop gebeuren en als er eenmaal veel mensen in het buitenland zitten of de vliegtuigen veel staan dan is het lokaal weer relatief rustig. De normale werkzaamheden zonder veel prioriteit verschuivingen, want dat is wat de stress mogelijk veroorzaakt of de werkdruk. Continue met prioriteiten schuiven, nu dat vliegtuig, nu dat vliegtuig, nu dat materiaal verzamelen, nu moeten mensen daar naar toe, naar IJsland Canada, om daar een vliegtuig op te vangen, weg te halen. Dat is een beetje wat stress kan veroorzaken, maar ik denk dat het van een laag niveau is. Ik denk dat het van een laag niveau is. Nu ik het net in het SMT ben geweest. Er zijn twee mensen op de 380 man die ziek thuis zijn vanwege een combinatie van werk en privé omstandigheden. Echt psychisch en daar zit waarschijnlijk ook stress bij. Als je het daar aan afmeet, op zo’n groot bestand qua personeel is dat heel weinig. Twee personen. En de fysische omstandigheden? Qua temperatuur, hoe is dat? Ja, we hebben hier zeker goed. Over het algemeen goed. We hebben wel een aantal werkplaatsen en een grote hangar. Als je hier een beetje bekend bent, maar hierachter staan twee grote hangars maar die zijn een jaar of vier geleden neergezet. Daar heb je nog een grote hangar die is een paar jaar daarvoor neer gezet. Die voldoen aan alles. Of het nou 80 graden buiten is of -20 het is er altijd 20 graden. Goede afzuiging. Maar er is een hangar, hangar 4, die nog stamt uit de jaren 70 of zo. Daar zijn wel wat aanpassingen aangedaan. Daar kan het wel warm worden. Daar is de luchtverversing/airco gewoon twee grote hangardeuren tegen elkaar overzetten. Als het warm wordt, we zijn nu aan het praten over een zomerrooster. Dus al om half 7 beginnen tot 2 uur / half 3. Want die hangar warmt gewoon op. Het is niet om 1 uur het warmst, maar om 4 uur ’s middags.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
82
Omdat voor te zijn. Dat zijn locaties, en dan ook nog een aantal kleinere shops, wat nog gewoon van die platte gebouwen zijn. Er zijn er één of twee aangepast, maar ook nog een paar waar het aardig warm kan worden. Tegen de 30 graden kan lopen op warme dagen, echt zonnige dagen. Daar hebben we wel een aantal locaties van waar het zeker niet op het gewenste niveau ligt en dat impact heeft op de mensen. Of met tijd proberen te schuiven of let goed op jezelf en doe een trapje lager in tempo (2). Er zitten wel regelmogelijkheden in (1). Dat in ieder geval, we gaan daar zeker niet van: ‘het zal best 45 graden, maar je gaat toch 8 uur hardlopen’. Daar houden we zeker rekening mee. Er is werk aan het vliegtuig en dat moet gewoon goed en geconcentreerd gebeuren. Er moet niet iemand half suf, half slaperig met die dingen bezig zijn. Dat kan gewoon niet. Daar wordt zeker rekening mee gehouden. En dat is ook weer persoonlijk of men vindt, er is natuurlijk ook een bottom-line, het is vervelend dat het warm is, niet de ideale temperatuur en luchtvochtigheid is, maar dit vinden we acceptabel dus gewoon het werk uitvoeren. Daar zitten altijd ook een belevingsverschil in. Over het algemeen voor iedereen acceptabel. En met die fysieke, mentale en fysische omstandigheden op oefening. Merkt u daar grote verschillen met hier? Zeker wel oorden waar we naar toe gaan. Afghanistan kan je een beetje inschatten als het daar 40 graden of nog warmer. Een stuk heter, wordt ook rekening mee gehouden, maar wat moet dat moet. En dan houdt het wel even op. 45 Graden, maar als een vliegtuig stuk staat en je kan dat binnen 3 uur verhelpen en dan is het 45 graden en je moet het binnen 2,5 uur verhelpen want hij moet weer de lucht in. Dat is wat anders, maar daar is ook wel een heel ander besef van de mensen. Daar is het waar geknald moet worden, moet er geknald worden qua werken en waar er rust gepakt kan worden wordt er ook rust gepakt. Dat kunnen wel eens momenten zijn dat er drie dagen achter elkaar knallen is en daarna een dag relatief rustig is. Maar de mensen weten wel waarvoor het is en hebben daar vrede mee. Fysiek kan de aanslag wat groter zijn en zwaarder zijn. In ieder geval qua klimatologische omstandigheden, soms ook wel qua werkhouding en werkdruk. Bewapening moet sneller gaan, je ziet ook wel dat het een keer handmatig gebeurd. Ook werkzaamheden gebeuren daar niet onder ideale omstandigheden, maar er staat wel meer druk op. En FGT, ik weet niet of u daarmee bekend bent? Niet echt. Hoe zou u daar tegenover staan als het zou worden ingevoerd. Ik denk dat we aardig slagen hebben gemaakt in het verleden en dat er ook veel ARBO onderzoeken zijn geweest in de afgelopen jaren. Ook allerlei tilcursussen zijn geweest. Ik zou niet slecht vinden als in die initiële opleiding, nieuwe mensen die binnenkomen, nieuwe monteurs, dat daar aandacht aan besteed wordt. Ik denk dat het zittend bestand de afgelopen jaren dat allemaal heeft meegekregen, tilcursussen, ARBO onderzoeken. Vandaar uit heel erg bewust is. Je ziet dat alles in de hangar en de werkplaatsen de mensen die daar zitten bewust zijn en de nieuwe mensen, zeker de jongen mannen en vrouwen weer wild en enthousiast, vooral in het begin erop gewezen moeten worden. De oudere garde is zich wel bewust van ARBO, fysieke belasting. Kijk vooral naar de nieuw binnenstromende mensen dat die zich daar bewust van moeten zijn. Daar zie ik vooral een initiële opleiding of het op de school is en er wordt ook nog een gedeelte hier gegeven. De praktijkopleiding om het daar in te integreren. Meteen vanaf dag één, als je begint met sleutelen daar al bewust van te zijn. Het moet er gelijk inzitten en niet halverwege ingebracht worden.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
83
En hoe is uw samenwerking met de KAM functionaris? We hebben er twee. Goed. Ik denk zeker vanuit de vloer als daar vragen zijn of zaken. De KAM functionarissen zijn niet specifiek ARBO deskundigen. We hebben wel centraal op de staf ARBO deskundigen. Als onze KAM functionaris er niet uitkomt, dan kan ie dat doorzetten naar de centrale VKAM. Ik denk dat die samenwerking goed is. Ze kijken als er problemen zijn naar mogelijke oplossingen. Dat, dat beter kan lopen. Maar dan praten we vaak over het aanpassen van procedures of het aanpassen van middelen of het aanschaffen van middelen om arbeidsomstandigheden te verbeteren. Dan moeten we al vaak naar buiten het veld naar de centrale VKAM, in ieder geval budgetbeheerders, en dat kan wel eens een vervelende lange periode zijn voordat bepaalde middelen gerealiseerd worden die arbeidsomstandigheden verbeteren. Als het echt een hoge prioriteit heeft, van het zit echt compleet mis, dan zie je dat het sneller loopt maar dan wordt er ook vaak een ARBO rapport bijgeleverd dat het op zeer korte termijn moet veranderen. Waar er behoeftes zijn die ondersteunen, dan zit je altijd in een tweestrijd tussen geld en behoefte. Is het noodzakelijk en geld, daar zit het ergens tussen in. Dan kan het soms langer duren. Maar ik denk dat de eerste ondersteuning gewoon loopt. En met sport? Is er ruimte om te sporten of heeft u wel eens contact met sport over wat zou nou goede oefeningen zijn voor mijn medewerkers? Nee. Ruimte om te sporten, ja die is er. Één keer in de week moet zeker lukken. En soms kan het vaker, maar bepaalde disciplines komen er zo goed als niet aan toe. Ja, die ruimte is er. Maar inhoudelijk met sport spreken over ‘kijk is of je een oefening kan doen of awerness voor ARBO of betere fysieke controle voor de mensen zelf’ dat is er niet. Maar dat zou u wel graag willen? Ik heb op dit moment geen problemen en ook geen aanwijzingen dat er structureel zaken mis zijn bij functiegroepen of werkzaamheden. Ik heb daar ook geen behoefte aan. Als de mensen gewoon lekker fit zijn en bewust van wat het lichaam kan en niet kan. Daar wordt bij sport wel aangewerkt. Trainingsprogramma’s, weet ik veel wat voor programma’s ze nu weer allemaal hebben, maar gewoon algehele conditie en algehele kracht. Dat vind ik wel goed en daar stimuleer ik wel bepaalde mensen in om te gaan. Niet omdat ze echt klachten hebben, maar omdat ik denk dat ze fysiek en conditioneel er wat beter bij kunnen staan. Dus niet echt aan werkomstandigheden gekoppeld.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
84
Bijlage 17: Interview HPVE 4 (en sportinstructeur) 1 = Interviewer 2 = HPVE 3 = Sportinstructeur Even vertellen wat het verhaal is. We zijn ook druk bezig om de mensen van jullie binnen te krijgen. Dat valt op dit moment niet mee. Laten we gewoon zeggen, de mensen die op heden geweest zijn, zijn heel enthousiast. En de mensen die niet geweest zijn, zijn niet enthousiast, maar die weten nog niet waar ze het over hebben. We hebben de maandag en de dinsdag afgesproken als het gaat om te kunnen sporten. Van 3 tot half 5, dinsdag van 9 tot 10 en in de oneven weken kunnen ze terecht op donderdag van 9 tot 10. We hebben gezegd, laten we in ieder geval de mannen op maandag en dinsdag komen. Daaruit voortvloeiend, dit is een beetje puur sec voor Eindhoven. Heb ik jullie ook verteld wat we zouden gedaan doen en dat ik zelf bezig was met de projectgroep voor de mechanica om dat in kaart te brengen als het gaat een protocol op te stellen voor de FGT. Okke doet dat en heeft dat en is daar druk mee bezig in de VO-hoek. Hij heeft ook al een aantal gesprekken gehad, ik weet even niet, de kolonels van jullie in Breda. Maar heeft een aantal gesprekken met die mensen gehad. Dan komen we eigenlijk bij Martijn. Martijn zit op de Sectie Militaire Sport in Breda. Wil op dezelfde wijze proberen binnen de VO-groep, en dan heb je natuurlijk een aantal F16’s, helikopters en in dit geval de transportvloot, om het een en ander in kaart te gaan brengen. Daarom dat hij mij in ieder geval, en via Okke, de vraag gesteld heeft: “Johan, kan je mij in contact brengen met de HG&O van het 334 en het 336 squadron”. Hij heeft al een aantal trajectjes uitgezet richting VKAM, maar dat moet hij allemaal zelf maar even vertellen. Vertellen wie die is, wat ie gaat doen en vanuit die setting zitten we hier ook. Geef ik gelijk nog even aan dat de opkomst van de mensen van de VO om te komen te sporten mondjesmaat is. Wat ik jammer vind. Maar daar gaan we aan werken, want ik ben al blij met de mensen die we hebben (3). Het is niet VO, het is technisch personeel. Want dan krijg je een categorie ‘ik doe niet mee, want ik ben B2-er’. Vliegtuig technisch personeel, ik zal het nog een keer hard roepen. VO heeft bij ons een ander naam, VO is de vliegtuigonderhoudsmonteur, dat is zeg maar wat nu B1 is. B2 is een AVT-er. Als je roept ‘VO-er’, reageert maar de helft van het personeel (2). Dus we gaan ervan uit, vliegtuig technisch personeel, VTP. Martijn aan jou het woord (3). Ik ben Martijn en vanuit mijn studie Sportmanagement ben ik terecht gekomen bij Sectie Militaire Sport in Breda. Tien jaar geleden is het convenant fysieke belasting opgesteld en sindsdien zijn er al heel wat aanpassingen geweest op de velden. Nu zijn ze inderdaad bezig met die FGT en om die FGT aan te beiden en ook te kunnen onderbouwen, willen ze een protocol opzetten om tot die onderbouwing te kunnen komen. Op dit moment is er nog geen onderbouwing. Dus is er aan mij gevraagd: “kan je eens nagaan hoe zo’n protocol er uit moet zien, wie erbij betrokken moeten en waar je bepaalde gegevens vandaan kan halen”. Vandaar dat ik nu hier zit. We hebben afgesproken om mijn onderzoek te richten op vliegtuigonderhoud, maar het protocol moet later ook toepasbaar zijn op andere functiegroepen. Een mechanica, brandweer is binnen, hondengeleiding is ook al binnen. Vandaar dat ik hier zit. Voordat ik met de HPVE praat, of HG&O net hoe het genoemd wordt, ben ik al bij VKAM geweest. Ik ben eerst in Breda bij de staf VKAM geweest om te vragen naar de RI&E. Zij zeiden dat er nadat er wat is gedaan met het convenant fysieke belasting is er drie kasten de prullenbak ingegaan en één kast overgehouden. Er was daar vrij weinig op papier. Toen ben ik ook voor elk onderdeel bij Hoofd VKAM ARBO geweest. Daar staat ook vrij weinig op papier. Nu kwam ik er achter, bij de DHC, dat de KAM Functionaris meer had (1). Juist daar moet je ook zijn, die zit hier ook. Over alle werkplaatsen is er een RI&E opgemaakt. Dat is niet zo lang geleden. Een paar jaar (2). Dat is ook heel belangrijk, dat heb ik ook tegen hem gezegd.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
85
In principe is het zo dat jullie als HG&O en als tweede man, dat jullie zeggen: “verdomme, die mannen krijgen die en die klachten, wordt het niet eens tijd dat we daar een RI&E van opmaken”. Perfect toch. Dat moet dan door geseind worden naar de KAM Functionaris binnen het squadron. Dat geldt voor jullie natuurlijk voor hier natuurlijk, voor mechanica geldt het voor de KAM Functionaris van 940. Dat is goed (3). Dat had ik al in de gaten dat ik te hoog zat. Ik heb al op velden met de KAM Functionaris gesproken. Dat is iets waar ik nou achter ben. Om het protocol vorm te geven heb ik hier een aantal onderwerpen die ik wil bespreken. Het is niet echt vraag antwoord maar meer een gesprekvorm. Ik weet niet of jullie het al hadden gezien maar ik neem het ook op, maar ik ga alles anoniem verwerken, dus ik ga geen namen noemen. Dus het liefst zo uitgebreid.. (1). Daar liggen wij niet wakker van (2). Maar gewoon in het kader van het onderzoek. Dus het liefst zo uitgebreid.. (1). Is dat een studieopdracht van jou of zit je in dienst (2)?. Het is mijn afstudeeropdracht (1). Dat is ook wel belangrijk om te weten. HBO Sportmanagement zei je. Is het HBO (2)? HBO ja, Sport, Gezondheid & Management eigenlijk, maar ik ga afstuderen richting Sportmanagement. Om dan te beginnen. Om te kijken wat jullie idee is waar de werknemers aan moeten voldoen. Was mijn vraag: “wat verstaan jullie nou precies onder militaire fitheid?” Dus waaraan moeten de werknemers voldoen om de werkzaamheden, hun functie, goed uit te kunnen uitvoeren (2). Dat is wel een mooie vraag. Dat is een zware. Je zei heel specifiek ‘militaire fitheid’. Functie gerelateerd of militair zit een verschil in. Want de conditietest hoeven ze voor zijn werk van mij niet te doen. Dat ze gezonder zijn dat is een ander verhaal. Maar die vent kan de coopertest niet doen, maar kan hartstikke goed sleutelen. Dat is voor ons het criterium. Bij militaire fitheid haal je een basis fitheid, aan de andere kant als je 100 meter minder loop zal die basis fitheid er ook nog wel zijn. Ik denk dat je vooral moet kijken naar de specifieke werkplek. Als je dan kijkt naar waar moet je die mannen op trainen. Kijk naar het vliegtuig, waar zijn we mee bezig, wat doet ie daar nou. Eventueel tillen van zaken, hoe doe je dat? Houding. Dat vind ik voor hem, dat is dan zijn fitheid. Als hij heel goed die dingen kan doen. Als je dan de 100 meter niet kan rennen, prima. Maar dat is dan zijn probleem in het kader van militair zijn. Maar nogmaals dat doet niks af aan zijn functie. Dus ik denk dat je daar dan op zou moeten inzoomen voor zijn fitheid gezien zijn functie. Dat is dan weer afhankelijk van welk werk doe je, welk type vliegtuig sleutel je en in dit geval ben je B1-er of B2-er. Waar de B1-er over het algemeen fysiek iets meer moet doen als een B2-er. Dus je moet het inzoomen op de werkvloer. En dan zijn er een aantal zaken waar we nu naar kijken, waar doe je veel mee, met je bovenlichaam. Hoe noem je dat zo mooi Johan? Core stability (2)?. Core stability training, heel belangrijk eigenlijk. Je core, dat is heel belangrijk want daar doe je heel veel dingen mee (3). Dus dat versta ik onder functie fitheid, het kunnen functioneren op de werkvloer en niet zo zeer 100 keer opdrukken of de DCP gaan afleggen. En wat is eigenlijk het verschil tussen B1 en B2? B1 is de mechanische monteur en de B2 is de avionica monteur. Het onderhoud van de motoren, het airframe is B1, maar alle electronica die erin zit is B2. Terwijl het op het laagste niveau wel bij elkaar komt. Er zit heel veel electronica in de motor, waardoor beide weer bij een motor aan het werk zijn (2). Oké, voor de beeldvorming (1). Dat is ook goed om te weten. Het betekent ook dat het band wisselen van Hercules of van de KDC-10, dat doen in principe B1en B2 assisteert soms wat, maar het is B1 werk. Zo’n ding weegt redelijk wat, moet je erop zetten. Natuurlijk hebben we er tools voor, in het kader van de convenant fysieke belasting. Maar de B2-er is toch wat fijner bezig, draden trekken. Ander soort werk (2).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
86
En die functie gerelateerde fitheid doen jullie dat persoonlijk ook al waarborgen? Nee, dat is in feite waar Johan net mee begonnen is. We proberen dat van de grond te krijgen. Naast het feit dat een deel van de populatie regelmatig in de sportzaal is om wat dingen te doen, juist die functie gerichte trainingen overeind te krijgen. Maar goed dat loopt nog niet helemaal zoals wij misschien met zijn alle zouden wensen. We zijn net begonnen. In het kader van de bedrijfsvoering, is het toch wel heel erg lastig en daarnaast moeten mensen het ook willen. Soms mogen ze niet en soms willen ze niet. Ik heb ook productie te leveren aan een vliegtuig. Er moet bereidwilligheid zijn van de mensen en het moet opgebouwd worden. Dat duurt een jaar, anderhalf jaar voordat je de mensen zover hebt dat ze ook willen (2). En dat de mindsetting tussen de oren zit: ‘ik heb tijd, ik ga, kan ik komen?’. Wij staan er altijd open voor. En dan hoort ook zo (3). En op het moment dat ze functie gerelateerde klachten krijgen? Hebben jullie dan daar ook een overzicht van of ligt dat bij de arts? Een arts komt met een verklaring dat hij bepaalde dingen niet mag doen. Dat is voor mij hartstikke mooi. Maar als ik daarna kijk, op dit moment, zullen we mensen hebben die klachten hebben? Ja, we hebben er een aantal bij die allerlei klachten. Elke keer komt dat weer terug. Ik heb er een aantal met rugklachten, een aantal knieën die naar de knoppen zijn, noem alles maar op (2). Wordt dat geïnventariseerd bij Peter Hoogeveen, de KAM functionaris (3). Nee, want eigenlijk als je het goed zou registreren zou die dat meteen moeten doorgeven aan de KAM functionaris. Heel veel dingen zijn ook in de privé sferen. Tenzij die een mutatie krijgt, dan zie jij hem wel. Ik zie ze wel. En de commandant. Maar als de arts geen mutatie geeft, dan horen wij er niks van (2). Eigenlijk is dat natuurlijk jammer. Want je hoeft niet te zeggen: “Pietje heeft last van zijn rug”, maar hij kan in het algemeenheid wel zeggen: “wat me nou opvalt is dat binnen, in dit geval vliegtuig technisch personeel, dat mij opvalt dat er een aantal mensen rondlopen…”. En volgens mij kunnen we die aanvraag zelfs uitzetten bij Carine, want Carine is onze ARBO en fysiotherapeut als het gaat om dit soort klachten. En volgens mij is het zelfs zo dat Carine eigenlijk op de werkplek en ik weet niet of dat gebeurd is.. (3) Ik vind het nou weer ‘het paard achter de wagen spannen’. Als ik met een vliegtuig iets zie, dat vind ik gek, dat is een trend, daar ga ik iets mee doen. Als die MGD ziet, die maakt toch ook iets? We hebben er niks voor niks zo’n dinges zitten. Luister ik zie heel veel TD’ers die dezelfde klachten krijgen, dat gebeurd hier, dat zie ik nu dus al. Ik vind dat daar pro actief moet gebeuren. Daar is die ARBO arts voor. Voor dat core stability verhaal ook direct met het MGD contact hebben. Niet op naam niveau, dat mag niet. Maar we zien daar wel een trend, de arts ziet dat: “ik zie heel veel mensen met rugklachten”. Soms worden ze wel of niet doorverwezen, maar op het moment dat er geen mutatie is.. (2). Ik zal sowieso ook eens even opnemen voor hier met Carine, want ik vind namelijk dat, dat haar.. Maar dan zal Carine tegen mij zeggen, want zo gaat, “in dit geval, de HG&O moet een RI&E wegleggen bij de KAM. De KAM moet vervolgens daarvoor de ARBO, want zo hebben ze dat bij cargo ook gedaan. Ik ga dat sowieso even uitzoeken hoe dat zit, hoe die lijn werkt van.. Want daar gaat het eigenlijk om, dat bepaalde klachten in beeld worden gebracht waar wij natuurlijk op in kunnen spelen (3). Je zou ook eens kunnen kijken bij de KAM functionaris, wat ligt er aan RI&E’s? Wat hebben we allemaal voor punten? Ik zou het niet eens weten. Ik weet wel met de Fokker, toen ik bij de Fokker zat, hebben we dat inderdaad opgenomen met die, **wisselingen van de Fokker was veel te zwaar, die Fokker 60. En zou is dat fysiek.. Heel vlug hebben we dat ding gekregen. Carine was daar ook bij. Jou bandenwagen is ook een zo’n ding eruit waardoor we banden makkelijk kunnen wisselen. Er zijn al wat dingen gebeurd in dat kader. Misschien zou je nu naar zoveel tijd opnieuw een RI&E moeten houden. Maar als die recentelijk gehouden is. Peter heeft een jaar of twee geleden een RI&E gehouden. En daarin heeft ie ook aangegeven die.. (2). Dan moeten we even contact leggen met Peter (3). Maar om nou te zeggen dat heel veel mensen een mutatie hebben in de zin van.. Nee dat zeker niet.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
87
Misschien wel mensen die er eens last van hebben, maar ik heb ook wel eens last van mijn rug, dan ga ik niet naar de dokter voor een mutatie. Misschien moet de arts constateren, ik hoef daar nog geen mutatie voor uit te schrijven, maar ik constateer wel in de algemeenheid (2). Het gaat ook om een langer termijn. Als je nu jonkies hebt met klachten of oudjes hebt met klachten (3). Bij de oudere zie je een aantal, ik weet bijvoorbeeld iemand die kan niet met zijn nek ver genoeg achteruit. Die heeft geen mutatie, maar dat is een handicap die hij heeft. Hij geen laatst door zijn knieën. Zo heb ik een aantal lui die hebben allemaal wel iets en dat is het gevolg, dat heb ik zelf trouwens ook uit het verleden, we deden alles, we tilden alles, we keken nergens naar (2). Maar daar kunnen we nu misschien. (3). Die core stability, daarom vind ik het wel belangrijk en daarom hebben we het er ook over gehad.. Oké wat we afspreken, kom het niet, dan ga ik een officieel verzoekje indienen bij de MGD, luister “ik wil een onderzoek krijgen naar fysieke belasting van het personeel, ik denk.. (2). We gaan eerst bij Peter kijken wat er ligt. Ik koppel dat vervolgens terug. Ik vraag ook even hoe dat zit bij Carine, hoe dat nou gaat, misschien ligt er wel iets bij Carine. Die is nu twee weken met vakantie dus die zie ik nou even niet. Maar in ieder geval probeer ik nog even te kijken.. (3). Een jaar of twee geleden, moet ik me niet vergissen, hebben we nog eens een keer gehad dat hier een sportmat werd neergegooid en zou zij een aantal dingen komen doen in het kader van fysieke belasting. Een voorloper van het geen wat we nu doen (2). Beetje is dat gebeurt in combinatie met Frank. Dat is inmiddels weer een aantal jaren.. Toen hadden we dat karretje hier ook staan (3). Ik neem aan dat zij er toen ook al iets van af weet (2). Toen hebben we ook al geconstateerd dat er ook al dus bepaalde klachten waren. Toen kwamen wij hier naar toe (3). Hoe zit het daar mee? Want toen hebben we… Nee sorry, even wat anders want we zijn met jou onderzoek en niet met mensen hier laten komen in het kader van core stability training (2). Maar ik heb ondertussen al heel wat onderwerpen die op mijn lijstje staan zijn de revue gepasseerd. Dat is wel fijn als het zo’n gesprek kan zijn. Maar ik moet even de draad weer oppakken (1). Maar voor het aanbieden van FGT, stel er komt FGT, zijn jullie er dan ook voorstander van. Je moet.. (1) Ja. Je moet niks. En een hele groep zal niet gaan. Dat kan ik nu al vertellen. Want dat doen ze niet graag. Een aantal zullen het wel doen en dat is dan zeker hun brengen het leuk. Mondeling reclame is heel belangrijk, “we hebben een stukje training gehad”. Vorig week is iemand voor de eerste keer geweest, “een beetje gevoetbald, was hartstikke leuk”, en dat is belangrijk. Zolang er geen verplichting is kan ik allemaal zeggen “ik zou het doen”. Wij geven een mogelijkheid, zolang het bedrijf het toelaat. Je mag ook drie keer in de week gaan en we staan er voor open, maar dwingen kan ik niet. Het enige wat ik kan dwingen is de sporttest. Ik sta er helemaal achter, ik sport zelf wel graag. Ook belangrijk voor het personeel omdat ik andere mensen zie, dan mogen ze zich daar eens aan optrekken, die hun knieën versleten en hun rug versleten hebben. Ik kan ze nog drie keer vertellen “dat moet je doen, dat is goed voor je”. Als ik het vertel luisteren ze niet, maar als ze het van een collega, dan is het “ow shit”. Dat is ook iets voor de Ground Safety dag, van jongens kijk eens we zijn hier mee bezig, maar zeker daardoor zijn die knieën versleten. Wij staan er open voor, maar ja verplichten, ja goed tenzij op een gegeven moment van de baas zegt we gaan het verplichten. Dat kan, ook goed. Is in die zin, op een gegeven moment moeten we op een gegeven moment wel als zijnde verantwoordelijkheid als werkgever. Aan de andere kant je moet het eerst andersom proberen. Mensen moeten zelf willen. Dan hebben ze ook het enthousiasme en dan zijn ze ook op de trainingen bezig met om te doen wat ze moeten doen. Als je tegen iemand zegt dat ze moeten gaan, dan gaat ie misschien wel, maar dan staat ie daar. Dan heeft Johan weer een uitdaging. Misschien werkt het wel. De eerste vijf verplichten en dat ze het dan zo leuk vinden dat ze blijven komen, maar daar zou ik niet van uitgaan. We proberen daar wel de tijd en ruimte voor te maken. Maar wat er wordt gezegd we hebben daarnaast ook een productiebedrijf. Aan de andere kant, de helft van het personeel is iedere dag iets anders aan het doen als hier. Of naar de garage of opleiding of verlof of ziek, noem maar op.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
88
De helft van het personeel is maar aanwezig, als daar de helft van gaat sporten hebben we al heel wat bereikt. Het enige wat ik wel mee wil geven aan Johan om te kijken wie komen er wel bij het sporten (2)? We hebben nu een aantal mensen die onvoldoendes hebben gescoord op DCP. Die komen nu gericht sporten en zijn hartstikke enthousiast. Dus, natuurlijk als ze volgende week weg moeten, misschien dat ze nu wel hun sportspullen meenemen en daar waar ze naar toe gaan dat ze kunnen trainen (3). Iemand heeft daar zijn knieën naar de klote geholpen, die ging elke dag bijna sporten. Die ging te vaak. Zou je eens moeten kijken, ik denk een deel van de mensen, door het feit dat je aan gewichten kan trekken of zaalvoetbal, dan ben je al bezig en train je toch. Misschien niet heel specifiek die groep, maar daar doe je wel wat mee. Misschien moet je op dat moment wel eens aanhaken naar die mensen toe. “Hoe zit dat, wat doe je nou? Welke dingen doe je nou? Misschien doet ie al heel veel in core stability of wat dan ook. Of algemene fitheid. Het feit dat je al bezig bent, train je toch je lichaam ook. Met zaalvoetbal doe je toch meer als alleen met je voeten. De doelstelling is stelling is dat je handvaten krijgt om beter te kunnen tillen, betere houding. Als je ziet hoe wij het werk doen af en toe, over een stelling moeten hangen om ergens bij te kunnen en dan nog kracht moeten zetten. Dat gaat het meest verkeerd. Daar hoef je geen dokter voor te zijn. Er zijn ook situaties bij, daar is het dus zo, maar als je al alleen handvaten hebt van hier moet ik aan denken, dat is al handig om te weten. Sommige dingen ondervang je niet met de meest mooie tooling of wat dan ook. Die zitten zo onhandig. Een brake van een Hercules die weegt 80 kilo. Die moet er gewoon opgezet worden en dat is allemaal handmatig. Bij een DC10 is dat allemaal quick ** en dat kan je alleen doen. Bij een Hercules moet je zo’n rem erop zetten met allemaal schijven en die je, 16 bouten, met zo’n sleutel moet je die vast zetten. Dat is allemaal lomp werk, je kunt er amper bij, je zit in een moeilijke hoek, dat kan niet anders, klaar. Dat kan als je het helemaal anders wil doen, maar dan hebben we er het geld niet voor. Het torquen van de motor ophangbouten is een enorme klus, enorme krachten komen daarop. We hebben een enorme torque die is voor ons laten ontwikkelen. Staan ze op een stelling, een grote voet erop. Dat zijn zo grote sleutels waar ze bouten mee vast moeten zetten. Dat is fysiek heel zwaar, ondanks dat alle torque reducers ertussen zitten. Dat is nog steeds inspannend werk. Onder hele rare hoeken moet je dat vastzetten. Daar komt nu apparatuur voor, er wordt best wat aangedaan. Maar sommige dingen gaan gewoon niet. Klaar, heel simpel. Tenzij je het tegen een hele hoge investering doet, maar die hebben we er dan weer niet voor over. Hercules is een fysiek, zwaar belastend vliegtuig. A, alles is heel zwaar en lomp. Allemaal gebouwd en ontwikkeld in de jaren 50 dus toen werd er helemaal niet naar gekeken. En om 100 jaar mee te gaan. Als je moderne vliegtuigen pakt als een Fokker. Die zijn allemaal daar over na gedacht. Toen dachten ze daar niet over na. Een F16 zal wel iets meer aan dat soort dingen hebben nagedacht, hoe een mens met dat ding om moet gaan, dan een Hercules van de vijftigen jaren. Maar ook daar, als je kijkt sommige computers op welke hoogte die je eruit moet trekken (2). En naast fysieke belasting. Merken jullie ook dat er veel mentale belasting is? Werkdruk misschien hoog, hoge concentratie dat ze daar mentale belasting van krijgen (1)? Ik denk dat er mentale belasting is geweest, dat blijkt ook uit een onderzoek wat we hebben gehad, dat in de afgelopen 1,5 jaar te weinig werk hebben gehad. De reden is dat we meer personeel binnen kregen dan dat we vliegtuigen binnen kregen. Dat zat niet in dezelfde verhouding. Personeel kwam heel vlug binnen, vliegtuigen zijn allemaal uitgesteld. Ik denk dat de werkbelasting, maar dat zal nu ongeveer wel normaal zijn. Het zal niet meer zo zijn dat mensen vinden dat ze niks te doen hebben of heel erg belast worden. Die druk is ook veel minder aan het worden. Er wel wat piekmomenten voor specifieke personen, zeg maar personeelsleden. Zo heb je bijvoorbeeld, nu draaien we een inspectie, dan degene die de leiding hebben over de inspectie die is die week mentaal wel drukker bezig. “Doen we alles? Hebben wel alles gedaan?”. Maar goed dat is een periode van een week en dan heb je dat bijvoorbeeld weer twee maanden niet. Dus ik denk dat het zich over de tijd wel uitdempt.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
89
Die week ben je mentaal even veel drukker dan fysiek, maar dat is ook wat zich beperkt in de tijd. Het is niet iets wat doorloopt. Ik weet niet of jij uitzending in die zin mentale belasting van het personeel vind. Dat is heel erg afhankelijk van de persoon. Maar niet in de zin van, we moeten ineens zo erg pieken, constant zijn we mentaal bezig. Op het moment dat ze vijf, zes vluchten achter elkaar, dan heeft dat ook mentaal, maar ook fysiek. Dan gaan we terug naar de temperatuur en alles. Met Mirage Voorbereiding. Dat zijn ’s zomers 50, 60 graden. Daar zijn we helemaal niet op getraind, daar zijn we zo naar toe gegaan. Terwijl in de voorbereiding had daar best iets over nagedacht, meer, mogen worden. Maar goed aan de andere kant, dat is gewoon zo. Temperatuur verander je niet. Maar fysiek is dat wel weer belasting. Ik betwijfel of daar voor mannen met een dubbele aflossing iets aan gedaan worden. Ik weet dat die Landmachtfiguren langzaam daar gaan opwerken om te trainen. Die lopen gewoon. (2). Die beginnen weer in mei (3). Maar niet vergeten wat die mannen doen hè. Als wij dat doen zeggen ze “hou eens op jongens, je bent gek”. Die gaan gewoon marsen en dan nog eens zeven kilometer marsen. Nee dat wil ik niet, maar als je bijvoorbeeld kijkt hoe wij naar Afrika gingen. Toen werd een hele briefing geven van “jongens, dat is gevaarlijk, let daar op met eten, met spinnen en alles.”. Ik heb geen briefing meegemaakt dat daar iets over werd verteld. In principe krijg je dingen thuis. Alleen welke gevaren er zijn in het gebied, allemaal randzaken. Maar qua fysiek heb je een overlap. Je moet daar gewoon acclimatiseren en wij doen dat voornamelijk **, we hebben niet een heel programma. Nee dat absoluut niet. En dat programma wat de Landmacht draait hoef je bij ons niet te doen. Je kan er wel over nadenken. We doen het vooral van je bent er samen een week en wen maar aan de temperaturen en doe af en toe is wat (2). Voor mij is het wel herkenbaar. Toen ik met die Apaches naar Youguthi ging. Toen speelde dat ook zo. Toen werkte dat ook zo. Het was niet zo als bij de Landmacht dan gaan we.. Om maar een voorbeeld te noemen, er gaat wel weer een sportinstructeur van ons naar Tarin Kowt toe, Tarin Kowt zeg ik, nee, Kandahar toe, een van de twee. Daar zit de Apache natuurlijk. Die gaat daar drie weken met de club die binnenkomt wat wandelen daar. Wat wandelen en niet teveel gekke dingen doen. Die acclimatiseren dus daadwerkelijk, in dit geval Kandahar en Tarin Kowt wel. De Landmacht eenheden sowieso (3). Die zijn ook anders gewend, die gaan echt de poort uit (2). Wij gaan de poort niet uit (3). Bij ons hoef je echt niet te vertellen “we gaan vijf kilometer marsen”. Dan beginnen ze meteen allemaal te stuiteren. En de vraag of dat op dat moment, voor de werkzaamheden die wij doen, wat toevoegt. Maar acclimatiseren op zich is wel belangrijk en als je kijkt, soms is het midden in de zon. Jullie hebben net al aangegeven dat jullie niet echt een overzicht hebben van de klachten die er zijn. Maar horen jullie wel geluiden van het verschil tussen uitzending en hier. Met andere geluiden terugkomen van we hebben meer last (1). Puur fysiek (2). Of mentaal (1). Heel soms uitdroging. We hebben een keer echt een probleem gehad daarmee. Maar die had gewoon te weinig gedronken. Maar dat heeft meer met de eigen discipline te maken dan met.. (2). Zeker in het gebied, wat hij net aangeeft, daar zijn tabellen voor. Dan mag je in de zon werken en dan moet je zoveel liter water drinken. Als je dat niet doet en je bent te laat. Ik zeg altijd de kleur van je urine is bepalend. Op het moment dat je hoofdpijn krijgt of de urine is donker dan weet je al, dan ben je eigenlijk al te laat. Dan heb je gewoon veel en veel te weinig gedronken. Je drinkdisciplines is heel belangrijk. Daar moet je elkaar ook op triggeren (3). Als ik nou echt kijk naar uitzending,. Nou ja goed, sommige mensen die zich vervelen gaan te veel doen. Dat is dan ook wel weer zo. Mensen die niet sporten, dat moet ik doen. De hele club gaat sporten dan moet ik ook mee. Die sporten hier nooit en daar gaan ze iedere week op de loopband (2). Dat vind ik wel, dan moet een sportinstructeur die daar zit van ons, in dit geval nu de Landmachtjongens, die moeten daar vind ik de vinger aan de pols houden. Die moeten eens bij de mensen informeren want dat vind ik wel heel belangrijk, want zoveel man zitten daar niet. Maar die moeten wel eens informeren “ik zie je daar rondhuppelen, maar volgens mij doe je teveel van het goede”.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
90
Dus dat moet je wel.. belasting belastbaarheid (3). Als die mannen er voor open staan en of die daar überhaupt kijk op hebben. Als je dan kijkt wat is gerelateerd aan uitzending, dat soms leegloop resulteert in teveel doen (2). Dan is het wel fijn als een van ons meegaat, die hebben dan gelijk in de gaten “ik zie je bij ons nooit, dus laten we maar even stapje terug, anders gaat het niet goed” (3). Dat vind ik ook. Dat moet een andere sportinstructeur ook kunnen zien. Fysiek is het zwaar qua temperatuur, maar qua werkzaamheden doen ze niet ander werk dan hier (2).
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
91
Bijlage 18: Interview HPVE 5 10 jaar geleden is het convenant fysieke belasting opgesteld en sindsdien is er heel veel gedaan. Veel aanpassingen en dergelijke en al heel veel verbeterd qua fysieke belasting. Alleen bij sport was nou de vraag “er zullen nu vast nog wel steeds klachten zijn, maar we weten niet welke. We bieden FGHT aan en om de vakoudste te overtuigen dat FGT nodig is, willen we graag kunnen onderbouwen met cijfers welke klachten er zijn en hoeveel klachten er zijn”. Toen kwamen ze bij mij, met een stageopdracht. Ik heb hier vorig jaar ook stage gelopen. “Zou jij een protocol op kunnen stellen die we kunnen doorlopen om tot die cijfers te komen”. Dus ik ben gaan kijken, welke personen kunnen erbij betrokken worden. De arts, VKAM. Ik heb met de arts gesproken, met VKAM gesproken voor RI&E. Kijken of er al een lijst fysieke belastingen waren. VKAM kon me niet helpen, maar toen kwam ik erachter dat er ook een KAM functionaris zat bij elk squadron. Die weten wat meer over VO. En zo ook een interview met alle HPVE’s. Vandaar dat ik hier ben. Prima. Het zal niet echt een vraag antwoord gesprek worden, dus het liefst zo uitgebreid mogelijk antwoorden. Ik heb hier een paar antwoorden staan die ik wil doorlopen. Wat verstaat u onder functiegerichte fitheid verstaat. Dus waaraan moeten u medewerkers voldoen. De mannen moeten lichamelijk in staat zijn om hun werkzaamheden uit te voeren. Dat is soms op het vliegtuig, soms in het vliegtuig moeten ze werk uitvoeren. Bij de ** van het vliegtuig, brengt met zich mee dat je soms bijzondere werkhoudingen aan moet nemen. Als een man in de cockpitvloer moet werken, betekent dat heel vaak dat de mannen bijna op de kop in het vliegtuig liggen. Of op de vleugel staan en opgevouwen staan. Als je lichamelijk wat probleempjes hebt dan kan dat best wel eens, het vlot uitvoeren van de werkzaamheden in de weg staan. En dan loop je weer de kans dat als je lichamelijke beperkingen hebt dat het werk niet goed uitgevoerd wordt. Dan kan de luchtvaardigheid in het geding kunnen raken. Wij hebben daarvoor afgesproken dat als je wat beperkingen hebt dat je zegt van “op dit moment gaat dit niet”. Meld dat dan, dan kunnen we er misschien wel iemand anders voor inzetten om op die manier risico’s uit te sluiten. Voor de rest hebben we voor een aantal zware klussen die we hebben, hebben we hulpmiddelen aangeschaft. Vliegtuigbatterij, ongeveer 25 kilo, daar hebben we een liftje voor. Die kunnen we op hoogte brengen van de accu. Dan kunnen we de accu er gewoon uittrekken. Hij moet dan uiteindelijk een keer in de krat gezet worden. Dat doen we met twee man, bij voorkeur. Een batterij die zo uit het vliegtuig getild word, want dan praat je toch al gauw over borsthoogte dat je dat moet tillen, nee. In het ergste geval, als die tilhulp niet beschikbaar zou zijn, om wat voor reden dan ook, dan doen we het minimaal met twee man. Voor de rest hebben we ook een tilhulp voor de zuurstof flessen. Het vliegtuig heeft ook zuurstof aan boord wat vanuit grote cilinders geladen word. Die grote cilinders, grote gasflessen, je kent ze wel. Die zitten per vier op een wagentje. Daar hebben we ook een tilhulp voor. Een systeem waarmee de fles tussen twee bekken ingeklemd worden en op die manier kan je dus ook een stukje fysieke belasting, van met name de rug, terugdringen. Hetzelfde geld voor de stikstofflessen waarmee de banden gevuld worden, op spanning gebracht worden. Dat gebeurt met hetzelfde hulpmiddel, ook behandeld. Of een mobiel treintje of in de andere hangar de grote takel gebruiken. Dus er wordt gekeken naar hoe kunnen we de belasting terugdringen. U gaf net aan van als het niet gaat dan moeten ze dat aangeven, weet u zo ook of registreert u ook ergens hoeveel meldingen van bepaalde klachten zijn. Nee.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
92
Heeft u dan wel contact met een arts of fysio over hoeveel klachten er op dit moment zijn of zijn er op dit moment geen klachten? Er zijn een aantal mensen die rugklachten hebben. Eentje, maar dat is niet op uitvoerend niveau, die is aan een flinke hernia geopereerd. Dat blijft gewoon een zwak punt die rug. Die man heeft een aantal oefeningen meegekregen. Tijdje geleden heeft ie daar relatief weinig aandacht aanbesteed en probleem ging zich weer voordoen. Tot dat hij zich realiseerde “ik doe die oefeningen al een tijdje niet, laat ik maar weer gaan beginnen”. Hij is daar mee begonnen en binnen de kortste keren was ie er weer. En dan is er nog een die wel wat eens rugproblemen heeft. Dat is een van de gereedstellers die relatief weinig met zwaar uitrusting bezig is. Ik denk niet dat, dat terug te leiden is tot het werk. Sommige mensen hebben een sterke rug standaard. En stel dat ze die problemen hebben worden dan met sport die oefeningen bepaald? Meestal in overleg met fysio wordt er gekeken wat kan. Dus niet direct met sport. Maar ik weet dat mogelijkheden bij fysio zijn om, wat is het, medi** sport te doen, medi** fitness. Daarbij hebben ze wel een opening richting sport. Naast fysieke klachten, fysieke handelingen, zijn er ook mentaal zware handelingen bij? Bijvoorbeeld een hoge werkdruk of hoge concentratie. De werkdruk is hier over het algemeen niet altijd even hoog. Zeker de mensen die op lijn staan. ’s Ochtends willen we binnen drie kwartier het vliegtuig buiten hebben staan. Dat is soms wel eens aanpoten, zeker als tijdens de inspectie tekortkomingen geconstateerd worden en die verholpen moeten worden. Dan heb je wat meer tijd nodig. Maar over het algemeen, nee. Wat we wel merken, nu heb ik een vacature op het bedrijfsbureau, en vooral aan de bovenkant van de club die hier zit, daar merken we het verlies van die man heel erg. Dan moeten we met zijn alle wel even wat harder lopen. Nu zien we eigenlijk pas hoeveel werk die man verzet heeft. Nee, ik heb nog niet ervaren dat dit leidt tot probleempjes in de bovenkamer bij de mensen. Heeft u wel verschillen geconstateerd tussen het werk wat ze hier doen of op uitzending. Dat ze met meer klachten terug komen of mentale klachten. Of dat ze last hebben van warmte, kou. Dit vliegtuig is een lesvliegtuig. Daar gaan we niet mee op uitzending. Maar er gaat ook niemand van hier mee op uitzending? Er gaat wel eens een keer iemand op uitzending, maar van mijn club heb ik.. Ja, ik heb één iemand op uitzending gehad. Dat was een jaar of anderhalf geleden. Die is twee maanden naar Kandahar geweest. Daar heb ik niks gehoord of gemerkt van problemen. U geeft aan dat er vrij weinig problemen zijn, maar als er FGT zou komen, zou u uw personeel stimuleren om preventief heen te gaan? Ja. Als er iets is van.. Stel dat je een structureel rugprobleem zou hebben en er is iets aan te doen om te voorkomen dat. Dan zou ik dat zeker willen overwegen. Stimuleert u op dit moment ook al om te gaan sporten? Nee, als mensen aangeven dan is daar wel over het algemeen wat ruimte voor. Nee geen actief beleid om mensen. We hebben hier wel een soort van verkapt krachthok waar mensen wel eens naar toegaan. Maar we zitten ook met het issue. We hebben drie keer per dag dat we moeten vliegen. Dan hebben we de mensen gewoon kei en kei hard nodig. Tussen het vertrek van een vliegtuig en de aankomst van een vliegtuig, daar zit globaal een uur. Als je hier wat wilt hardlopen, dan kan dat. Wil je naar sport, je hebt enig idee hoe ver het rijden is, sport zit bijna bij de hoofdpoort.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
93
Als je je aan de snelheid houdt, dan ben je minimaal 10 minuten bezig om je te verplaatsen. Dat is 10 minuten heen, 10 minuten terug. Dan blijft er van het uur 40 minuten over. Dan moet je nog een keer omkleden van militair naar sport, dan moet je nog een keer terug kleden en laat je dat heel snel doen en in 7,5 minuut doen inclusief douchen, dan ben je al weer een kwartier kwijt. Dan hou je effectief een minuut of 30 over. Dan zeggen mensen “voor die 30 minuten ga ik niet die kant op”. We zitten hier gewoon op een uithoek van het veld. Het is wezen de weg rechtdoor volgen van de hoofdpoort. Maar het is ruim 5 kilometer. Hebben jullie ook een KAM functionaris? We hebben geen KAM functionaris. We hebben wel in de stafgroep een KAM functionaris die aan het squadron gekoppeld is. En heeft u daar ook regelmatig contact mee over mogelijk een onderzoek van een RI&E? Nee, er is wel verleden jaar, toen zijn we naar een gehoortest geweest. Je werkt hier toch met gasturbine motoren en propellers die flink wat geluid produceren. Het is vergeleken met andere vliegtuigen relatief laag. Maar er is toch een testje gedaan, maar daar heb ik nog geen terugkoppeling van gekregen wat de uitslag is. Zou u de samenwerking met sport, arts, fysio of VKAM op een andere manier ingevuld willen zien? Nee, op het ogenblik is de relatie met die club goed. Ik heb een aantal jaar geleden een knaap gehad, die wou hier weg want die wou een vliegende functie krijgen. Dan moet ie in principe zelf gaan zoeken. Als je een andere functie wil moet je zelf initiatief nemen. Dat liep op een gegeven moment niet. Al zijn pogingen liepen spaak. Toen kwam ie op een gegeven moment bij de dokter terecht, die heeft gezegd “jongens kijken jullie even”. Mijn mogelijkheden zijn in principe beperkt. Ik ga niet voor mijn personeel de hele vacaturebank doorlopen om te kijken waar ik ze kwijt kan. Ik heb ** dat ze blijven. Maar goed een vent die dat op een gegeven moment niet lekker in zijn vel zit, daar moet wat mee gebeuren. Toen hebben we op een gegeven moment contact opgenomen met P&O organisatie om te kijken wat voor mogelijkheden er wel of niet zijn. Toen hebben we hem ook een aantal tips aangedragen. Als je nou echt weg wil, kijk die en die mogelijkheden eens. Zeg niet ik wil daar naar toe en gelijk op die functie komen. Zorg eerst dat je in de organisatie terecht komt en profileer je dan en probeer op die manier in aanmerking te komen. Maak een tussenstap. Dat heeft ie toen in harte genomen en uiteindelijk is het toch gelukt om een vliegende functie te krijgen. In eerste instantie met een tussenstap, maar die tussenstap duurde veel korter dan de bedoeling was. Maar of die nou echt gelukkig is in die functie, dat weet ik ook niet. Maar als je niet weet wat je wilt wordt het heel moeilijk. Maar op die manier probeer ik waar mogelijk mensen wat handvaten te geven om verder te komen. Maar nee, ik ga natuurlijk geen actief beleid voeren om iedereen weg te helpen. Dat is helemaal niet in mijn eigen belang. Misschien heeft u nog aanvullingen? We werken hier over het algemeen met relatief, als je het over fysieke belasting hebt, lage gewichten. Daar waar wat we wat zwaardere gewichten hebt hebben we hulpmiddelen.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
94
Bijlage 19: Interview HPVE 6 Dan zal ik eerst uitleggen waarom ik hier ben. Tien jaar geleden is het convenant fysieke belasting geweest en er zijn natuurlijk al heel veel aanpassingen geweest en hulpmiddelen en dergelijk gekomen. Nu was de vraag bij sport, die bieden FGT aan, er zullen nu toch nog wel steeds klachten zijn. Hoe krijgen we die klachten boven water. Of ik dan kon kijken of ik een protocol op kan stellen. Wie komen dan bij sport in beeld om klachten boven water te halen. Zo heb ik al met VKAM’s gesproken. Dat was in eerste instantie niet zo’n succes, tot dat ik er achter kwam dat elke squadron een KAM functionaris had. Dat is een VKAM medewerker die fysiek hier geplaatst is maar gewoon bij VKAM hoort inderdaad. Ik heb steeds hoofd VKAM ARBO gebeld en een RI&E VO, waar ik dan naar vroeg en daar staan als het goed is fysieke belastingen in, hebben we niet. Sommige KAM functionarissen zijn wat nauwer betrokken bij hun squadron, sommige niet. En toen was het kijken bij HPVE wat die weten. Wat hun verstaan onder militaire fitheid. Misschien kunnen hun inderdaad wel aangeven welke klachten er zijn en welke handelingen fysiek zwaar zijn. Dus vandaar dat ik hier zit. En het is inderdaad een afstudeeropdracht voor HBO sportmanagement. Ik heb hier een paar onderwerpen staan/. Het is niet een vraag, meer onderwerpen, dus het liefst zo uitgebreid mogelijk antwoorden. De eerste is wat u onder functiegerichte militaire fitheid verstaat. In eerste instantie kennen we binnen Defensie die algemene fitheid. Die wordt zover ik weet alleen getoetst met een militaire sporttest één keer per jaar. Daar toetsen we op de algemene fitheid van de militair. Zoals je weet zijn we nu bezig met een vertaalslag van de oude sporttest naar de nieuwe sporttest. Dat is een stukje fitheid. Daarnaast zie ik inderdaad wel dat er specifiek functiegericht een programma zou kunnen of moeten zijn om specifiek mensen te trainen voor fysieke belastingen. Een voorbeeld van wat ik wel weet van wat gerealiseerd is zijn brandweertrainingen en dat soort zaken, die dan specifiek een aantal trainmomenten in de week hebben waarin ze sporten of trainen voor fysieke belasting. Ik weet dat in het verleden hier op het squadron hier ook gespeeld heeft inderdaad, dat er bepaalde begeleiding is geweest op Bureau Sport, twee momenten in de week waar mensen zich konden melden waar dan inderdaad training werd gegeven. Denk aan de houding en bijvoorbeeld het tillen. Ik merk wel dat het de afgelopen jaar met al die uitzendingen helemaal verwaterd is. Wat dat betreft leeft het niet echt op dit moment omdat, ze vinden gewoon niet de tijd om daar adequaat invulling aan te geven. Maar voor mij is militaire fitheid inderdaad, in eerste instantie wordt het alleen getoetst met de sporttest en andersom is het hier ieders eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat we fit zijn om te kunnen functioneren. Er is hier op het squadron wel een programma opgesteld, we hebben twee momenten gepakt, en dan spreek ik puur namens de technische dienst (TD), mijn afdeling gereedstelling en onderhoud, en daar is wel een planning gemaakt dat we twee momenten in de week waarin we kunnen, de mensen de ruimte bieden om te sporten. Dan is dat inderdaad onder begeleiding van Bureau Sport. Een soort van trajectachtige sport waarin bepaalde vaste facetten in terugkomen. Dat is er nu op dit moment? Dat is er inderdaad, dan moet ik zeggen dat de beleving bij de mensen wel wisselend is. Er zijn mensen bij die zeggen echt van dat is echt nodige en die kijken er echt naar uit, maar er zijn ook mensen die zeggen “als ik van de baas een uurtje mag sporten in de week, dan ga ik liever iets doen wat ik zelf wil. Een partijtje voetbal, een partijtje badminton of zo, maar liever geen trajectachtige opdracht waar ik een soort van programmaatje moet doen met allerlei rugbelastingsoefeningen. Wat dat betreft is voor iedereen de beleving anders. Dat zal ook zo blijven wat dat betreft.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
95
En qua klachten vraagt u dan ook aan uw medewerkers.. Ja ik moet zeggen dat ik op zich heel erg subtiel eens iemand heb met rugklachten. Maar niet structureel dat we zeggen van “we hebben echt een probleem”. Ik moet ook zeggen dat we qua infra kijkend afgelopen jaar heel veel geïnvesteerd hebben in tilmiddelen wat dat betreft. Ik moet zeggen, vroeger was de vakgroep bewapening, wapentechniek binnen het squadron, dat was vroeger de vakgroep die met raketten leip te sjouwen en ook met zwaar materieel liep te sjouwen. De gun van een apache was redelijk zwaar. Maar op dit moment hebben we heel veel hijs en tilmiddelen of ondersteuningsmiddelen waarmee die zware werkzaamheden verricht worden en waarmee de belasting op het personeel zelf minder is geworden. En als iemand dan klachten heeft, komt die dan gewoon naar u toe? Nee, in eerste instantie komen ze bij de directe chef wordt er een melding gemaakt en zal menbij j de arts hier te rade gaan en een mogelijk gevolg is de fysio. Ik zal in ieder geval op het moment dat dat gaat spelen zal ik in ieder geval door de leidinggevende benaderd worden van “hè dit speelt er”. Het is niet zo dat mensen rechtstreeks naar mij gaan omdat ik in principe afdelingshoofd ben. Iemand die rugklachten heeft komt niet rechtstreeks naar mij, maar naar zijn directe chef. Daar heb ik wekelijks of dagelijks contact mee, maar in ieder geval wekelijks, op personeelsbasis om te kijken hoe het staat met het personeel. Ik moet zeggen op dit moment weinig klachten op één iemand die een vorm van een hernia hebben thuiszitten, maar dat is in principe verholpen. Maar dat is ook niet echt naar aanleiding van de werkzaamheden of gewoon algemeen de bouw van de persoon zelf. Registreert u dat dan ook als een soort trendanalyse? Of het meer of minder wordt? Nee, ik moet zeggen dat ik concreet, ik zit nu vanaf 1 april één jaar op functie, en ik heb maar één voorbeeld van iemand die met rugklachten thuis heeft gezeten. Dus voor de rest te gaan bespreken “we hebben hier een trendanalyse”. Buiten die ene persoon valt het best wel mee. Kunt u verder wel zeggen wat voor fysiek zware handelingen zijn? Ja, als ik binnen de werkzaamheden, ik moet zeggen dat ik zelf ook oud onder officier ben en dat ik ook gesleuteld heb aan vliegtuigen, en ik heb zo wel een beeld wat binnen onze afdeling de zware taken zijn. Kom je met name terug op bewapening. Ik ben er wel bewust van het feit dat we hier in de hangar hefmiddelen kunnen gebruiken, als we ergens in het veld staan zijn niet alle hefmiddelen te gebruiken die we hier gebruiken. Maar daar zijn ook wel alternatieve oplossingen met bijvoorbeeld opblaasbare kussens die je iets de hoogte in kan brengen. Alleen zal blijven dat het hangen van een rocket of een raket, daar heb je dan geen hefmiddelen voor. Dat zal deels wel fysiek werk blijven. En is het ook bij een apache zo dat ze in lastige werkhoudingen zitten? Op sommige plekken wel ja. Als je in de cockpit bijvoorbeeld een stoel moet verwijderen, dat is een lastige werkhouding. Daar hebben we ook een tilsysteem voor, zou je in het veld zo’n stoel moeten verwijderen uit het cockpit dan heb je hulpmiddelen niet voor handen. Dat is een redelijk complex groot apparaat. Dan zal je toch met mankrachten dat moeten doen. Dan zijn we wel bewust dat we risicovolle handelingen moeten doen om daar werkzaamheden aan te verrichten. Op mentaal gebied? Bijvoorbeeld qua werkdruk of concentratie. Kent u daar mensen met klachten? In principe is het vaak een combinatie van uitzenddruk, de frequentie. We hebben pak en beet een club van een man of 100 personeel. In tegenstelling tot andere wapensystemen is de apache een wapensysteem dat continue op uitzending is. We gaan niet een half jaar op en een half jaar af. We zijn vol continue op uitzending de afgelopen vier tot zes jaar. Dus mentaal is het **.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
96
De mensen zien er tegen op om weer om weer even naar huis te gaan en om weer op uitzendingen te gaan. Daar merk je wel dat het meespeelt. Dat speelt zeker wel een rol. En ook qua warmte dan.. Dat ligt er van af in welk seizoen je gaat. Ga je in het winterseizoen dan valt het wel mee, maar zit je bijvoorbeeld de komende periode vooruitzicht, dan is het zeker iets wat meespeelt. De warmtebelasting en dat in combinatie met werken aan helikopters. En in Afghanistan, hebben jullie die hulpmiddelen daar niet? Wel in de hangar hebben we die deels inderdaad. Die zitten in principe op een klein oppervlak. Daar heb je die tilmiddelen wel. Maar sta je bijvoorbeeld ergens klaarstaan op het vertrekplatform. Dan is dat vaak zo’n terugsleep en dan alsnog daar uitvoeren. Dan zijn die hefmiddelen wel aanwezig. Maar het blijft inderdaad dat je daar toch ** moet gaan hangen. Dan gebruik je dat tilmiddel toch niet want die ** vang je op een flightline. Dat blijft zwaar werk. Voor die klachten die er mogelijk zijn, wel of niet dan. Die FGT die er nu al deels is en later misschien uitgebreider, bent u daar voorstander van dat ze erheen gaan? Ik ben er wel voorstanderd van. Het blijft altijd risicovol. De eerste winst is al te halen op het feit dat je weet dat je lichaamshouding, dat je daar gepast mee om moet gaan. Niet me kromme rug gaan tillen en dat soort zaken. De eerste winst valt te halen uit het trainen van je personeel. En daarbij je fysieke gesteldheid is heel belangrijk en dat je mensen er op blijft hameren om te blijven trainen, in ieder geval te blijven sporten om je lichaam intact te houden Dat blijft u inderdaad zeggen tegen hun? Ik merk wel dat de waan van de dag heerst en dat we met zijn alle zo druk bezig zijn dat we ons zelf geen tijd gunnen, maar de ruimte is wel beschikbaar om te sporten. Hoe is het contact met sport zelf of de arts of fysio? Heeft u daar ook contact mee? Nee zelden, ik weet wel, de fysio helemaal niet, dat zijn vaak individuele bezoeken daar. Ik heb zelf geen contact met de fysio. Binnen het squadron hebben we wel overlegstructuur dat we op regelmatige basis, voor de mensen die ziek thuis zijn, overleg hebben met squadron commandant met zijn staf. En daar worden alle personeel die wat mankeert, fysiek, die worden daar besproken. En het zal zeker ook iemand zijn die daar met een hernia thuis zit of met rugklachten thuis zit. Die wordt wel in het proces besproken. Dat wordt teruggekoppeld door.. Ja dat wordt teruggekoppeld door de commandant van “we hebben in het SMT die en die medewerker besproken, dit is zijn status”. Ik zal ook vooraf aan het SMT met die commandant spreken om eventueel updates te geven of iets te vertellen over de medewerker zelf die daar besproken wordt. Vindt u dat een fijne manier of zou u ook er zelf ook bij.. In sommige gevallen heb ik wel zo iets van “ik zou er ook bij willen zijn”, bij zo’n SMT bespreking. Afhankelijk natuurlijk van de persoon zelf die besproken wordt en de status ervan. Als het een lang traject is en we weten met zijn alle hoe het staat, dan hoef ik er niet bij ieder SMT bij te zitten. Maar bij sommige gevallen heb ik wel zo iets van “ik vraag me af of de commandant wel voldoende op de hoogte is van hoe het met de voortgang staat van de medewerker”. En dan is het makkelijk om een diensthoofd erbij te roepen en in zijn geheel een SMT te bespreken. Dat zou wel een optie zijn.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
97
Jullie hebben hier ook een KAM functionaris zitten. Ja. En wat is uw contact daar mee? Die zit hier tegenover in de gang. De huidige KAM functionaris is op uitzending, waardoor er een tijdelijk iemand zit. De normale KAM functionaris zit hier vijf dagen in de week en deze zit hier één dag in de week om uit te helpen. Maar de contacten met de huidige KAM functionaris zijn heel positief. Het positieve daarvan is, hij hoort eigenlijk wel op de VKAM staf, maar omdat hij fysiek in het squadron zit weet ie precies wat op het squadron speelt. Hij ziet in de hangar alle ontwikkelingen, mocht daar iets spelen waarbij hij zijn expertise kan gebruiken, dan zal hij zeker ons actief benaderen. Dat is op zich een hele goede ervaring. Ik weet niet over u verder nog iets over dit onderwerp heeft? De valkuil bij de technische dienst is, ga je op een staf afdeling kijken dan zie je best wel de ruimte in je weekagenda om sport in te plannen. Dan zie je een onderhoudsbedrijf die zowel hier als op oefengebied of uitzendgebied bezig is. Dan zie je dat sport toch een onderschoven kindje is wat dat betreft. Met het huidige personeelsbezetting moet je blij zijn dat je je weekprogramma qua onderhoud kan waarmaken ten opzicht van de commandant om zijn vliegprogramma weer te realiseren. Dan valt sport meestal als eerste van het bordje af, dat is wel jammer. U zegt op uitzending dat ze daar ook weinig sporten. Daar sporten ze inderdaad wel. Hier heb je natuurlijk je thuissituatie, je werkt van half 8 tot 4 of van 8 tot half 5. Daarna ga je naar huis, je sociale verplichtingen vervullen. In zo’n uitzendgebied zie je heel veel meer dat de mensen de tijd krijgen en de tijd zelf invullen door te gaan sporten. Daar heb je een fitnessruimte daar kun je gebruik maken van en daar wordt heel veel gesport. Wat dat betreft hebben we ook wel eens mensen die blij zijn dat ze op uitzendingen mogen, die zeggen “eindelijk tijd voor mezelf en alles in goed gareel te laten gebeuren, inclusief het sporten”. Ik heb ook al geluiden gehoord dat sommige oversporten. Dat ze hier nooit sporten en daar vijf dagen in de week. Ik heb er zeker voorbeelden van mensen die hier in het dagelijks werk nooit aan sporten toekomen en daar, je hebt gewoon een dag te vullen, die gewoon gaan sporten. Of je wordt door gestimuleerd door je collega’s die gaan sporten, dat je mee gaat doen. Dat zie je zeker gebeuren.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
98
Bijlage 20: Interview KAM Functionaris Martijn is wat zaken in kaart aan het brengen en met name als het gaat om fysieke klachten bij het vliegtuig technisch personeel, ik noem het altijd VO, maar B1 en B2 in de gaten houden, om eens te kijken van hé verrek. Ik weet natuurlijk dat er een aantal RI&E’s gemaakt zijn de afgelopen jaren. En ik weet niet in hoeverre met de fysieke klachten met Carine daarover gesproken is. En hij wil dat eigenlijk een klein beetje in kaart te brengen, als het gaat om het feit.. Hij zit vanuit zijn HBO studie, zit ie dus bij Sectie Militaire Sport in Breda. Die zijn nou bezig om al die functiegroepen in kaart te brengen en om die ook FGT te laten krijgen. En zeker als het gaat om, in dit geval, mensen die in ieder geval op langere termijn geen klachten ondervinden. We hebben natuurlijk wat mensen die wat klachten hebben. Hij is de specifieke klachten in kaart te brengen en dat proberen te koppelen aan FGT (2). Medische klachten (3)? Het gaat met name om rugklachten, knieklachten. Hij heeft de VKAM’s allemaal aangesproken, heeft een gesprek gehad met Willy Barten. Hij is begonnen in de toren. Daarnaast heeft ie de VKAM’s aangesproken en hij wil gewoon eens weten wat er in het kader van RI&E, welke klachten en met name naar voren komen (2). Maar ook in het kader van FGT is het wel handig om te weten welke handelingen fysiek zwaar zijn. Stel dat bijvoorbeeld een bepaalde handeling waar veel getild wordt en waaruit blijkt dat er rugklachten voorkomen. Daar zit de VKAM tussen van de RI&E (1). Dat snap ik. Ik mag alleen niks zeggen over de medische klachten want dat mag alleen de dokter, het GC. Is mij ook heel weinig bekend dus dat er mensen rondlopen van “ik loop hartstikke krom of mijn elleboog of mijn schouder”. Ik heb daar geen inzicht in. Dat is meer richting het GC en eventueel SMT. Die zou dat kunnen weten. Wat wel in het verleden gebeurd is en waar we al op ingesprongen zijn vanuit het convenant fysieke belasting kan ik wel dingen over roepen. En eventueel wat er in het verleden al gedaan is aan tiltrainingen en dat soort zaken. En ik kan je ook al een beetje wijzen waar een convenant, RI&E of hulpmiddelen absoluut geen zin hebben. Want als ze een vliegtuig maken conform de ARBO wet dan vliegt ie niet. Want dan kunnen we niks kwijt. We kunnen niks alles op heup hoogte in een bakje douwen en dan ook nog vliegen. Dat werkt niet. Dat zijn zaken die ik wel kan bespreken. Heel lang geleden is het convenant fysieke belasting aangegaan met Defensie. Die is nu anderhalf jaar afgesloten, alleen daar lopen nog dingen daarvan. Daarin zijn in ieder geval knelpunten aangegeven en opgelost cq worden opgelost. Die punten kan ik je wel noemen. In het verleden zijn er wel ARBO onderzoeken geweest bij de cabine**, om dat een cabine** last had van schouderklachten (3). Die trainen nu dus ook bij ons (2). Precies, naar aanleiding van het onderzoek heb ik twee aanbevelingen gedaan: A – broek in plaats van rok en B – training. Maar, dat is meer lullig voor mij, ik krijg nooit geen terugkoppeling van “we doen het” (3). Ze trainen dus wel bij ons, ze komen regelmatig een groepje. Een stukje teambuilding en saamhorigheid, dat is ook zo’n club. Daar gaat het bij hem ook eigenlijk even om. Dan is het eigenlijk zo dat de HG&O, die moet aangeven “jij als KAM functionaris, wil jij een RI&E aanvragen of hoe gaat dat” en dan kom jij in aanraking met Carine. Want zo werkt dat bij ons (2). Dat is niet zo zeer RI&E, naar aanleiding van een klacht zou ik Carine een arbeidsomstandighedenonderzoek kunnen aanvragen. Dan komt Carine, die gaat testen doen, gooit het tegen de normen en krijgt een er een rapportage uit dit is mijn aanbeveling (3). Eigenlijk zo, wat Martijn nou doet me de VO, ik doe dat met de mechanica, ik heb dus ook de hoofd van de fysioclub, Colette, die hier ook een keer in de week zit. Die is daar van op de hoogte. Jan Terhedden moet via de KAM functionaris aangeven “ik wil een onderzoek hebben op de werkplek, want ik wil de klachten die mijn mensen hebben in kaart brengen”. Dat gebeurt, HG&O richting jou en jij doet dat richting Carine (2)? Of de mensen zelf. De mensen zelf, bijvoorbeeld de kantoorplekken. Ik heb zeker eentje pas geleden gehad en nu heb ik er weer een gehad waar ik geen onderzoek hoef te doen omdat ik weet wat de oplossing is. Een klein vrouwtje, altijd gewerkt met een voetsteuntje onder het bureau. We hebben ooit voor is er een speciale stoel gekomen en een voetsteuntje naar aanleiding van zo’n onderzoek.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
99
Sommige mensen willen niet via hun baas en dan direct naar mij toekomen met “ik heb een klacht, ik vermoed dat het aan mijn bureau ligt”. Te klein beeldscherm, te hoge tafels. Dan is één van de oplossingen, bijvoorbeeld voor het bureau, ze zijn verstelbaar. Is dat niet zo dan kunnen we daar weer op inspelen met dit zijn de voorschriften, dit is de klacht en het onderzoek van Carine wat onderbouwd dat je moet investeren (3). Maar in dit geval, voor Martijn, denk ik dat het niet verkeerd is, want dat onderzoek is er niet, om toch eens aan Carine te vragen naar werkplek gerelateerd onderzoek naar eventueel klachten bij vliegtuig technisch personeel (2). Dat hebben we ook gehad. Of die op papier stond weet ik niet want dat was nog in de tijd van Frank Maassen (3). Dat weet ik, Frank is ook vanuit het CML bezig geweest met Henk Boerstal om heel veel klachten in kaart te brengen, klachten, werkzaamheden die men doet waardoor men dus bepaalde klachten kan krijgen (2). Dat is eigenlijk, toen al hebben we een project gehad, Frank en Carine samen (3). Maar dat is meer vanuit het convenant fysieke belasting en meer vanuit voorlichting. Toen hebben we in beginsel getracht de mensen bij ons in de zaal te krijgen en ten tweede met het wel bekende pumpkarretje om de mensen hier aan de slag te krijgen, op de werkplek. Dat lukt ook niet (2). Dat project is in het begin, is iedereen verplicht: “je gaat erheen”. Na één of twee sessies of drie of vier sessies, geen idee, is dat vrijwillig geworden. Want Frank had elke vrijdagochtend zoveel uurtjes “kom naar het sportgebouw” of hier. Frank heeft hier verschillende vrijdagen voor een dagdeel de halve hangar ter beschikking, matten neergelegd, zat ie daar alleen (3). Ik ben dus nu bezig, Okke doet de VO kant, is daar project officier, ik doe dat van mechanica, mechanica is nu binnen. Vanuit VO krijgen we nu mondjes binnen. Dus allebei zeg maar, zowel B1 als B2 categorie. Er zijn een aantal bij die hebben van te voren al een mening en die zeggen al van bladiebladie. De mensen die tot nu toe gekomen zijn, die zijn heel enthousiast. Dus het werkt wel. We hebben nu een aantal uren voor vliegtuig technisch personeel opengesteld (2). Maar nog geen verplichting (3). Maar dat is wel moeilijk. Misschien gaat het wel komen, misschien zeg ik, maar voor alsnog niet (2). Daar zou ik wel voor pleiten in ieder geval. Je hebt altijd eentje die het hele jaar door komt en de ander gaat twee keer per jaar (3). Ik denk dat Okke met name nog even met ** gaat praten, met de bazen. Want daarvan moet het toch komen. Als die niet zeggen tegen de HG&O’s, want die zeggen “vliegen gaan eerst”. Dat is het belangrijkst. Maar we moeten even gaan kijken Martijn, want Carine is er dus twee weken niet. Dat kan ik ook aan jou vragen. Jij mag toch aan haar vragen of er binnen jouw vliegtuig technisch personeel veel mensen zijn met klachten. Mag je dat niet vragen? Ook in de algemene lijn niet (2). Dat zou ik gewoon via de lijn spelen. Kijk ik kan van Carine wel antwoord krijgen “ik heb er 10 per jaar”, maar dan kan ik absoluut niet zeggen voor jouw onderzoek het zijn er tien per jaar. Misschien zijn het wel 40. Die gaan buiten dienst naar de fysiotherapeut of wel bij de dokter klachten hebben maar nooit naar de fysio gaan. Dat moet je echt in de lijn doen, naar hoofd GC. “In verband met onderzoek, ik wil geen namen weten, het liefst functie gericht, zijn er klachten”. Doen hun überhaupt trendanalyses (3). Maar hoe gaan we dat in de lijn brengen (2)? Via jouw baas naar de H-GC en dan zou ik het via de SMT (3). Dus in dit geval om Okke, die zit toch in het SMO traject, om even in dit geval met Blikman dit in kaart te brengen (2). Proberen daar een uitspraak van te krijgen, blijft natuurlijk medisch geheim. Ik kan vragen wat ik wil, maar dan zegt ie geen antwoord, je hebt te weinig strepen (3). Maar het gaat inderdaad om die trendanalyse. Is er een bepaalde trend? Dat is het allerbelangrijkste (1). Ik denk niet dat het überhaupt bijgehouden wordt (3). Nee, ik heb al eens een keer met de staf arts gepraat, in Breda gewoon. We hebben een systeem, maar we kunnen het er eigenlijk niet uitkrijgen (1). Ik zou ook zo meteen met Okke, in het kader van SMO, eens even gaan vragen “Okke, kan je dat meenemen?”. Hij is de vakofficier als het gaat om VO. Dan heb je drie vliegen in één klap (2). En het hoofd GC kan ook bij fysio zeggen ik wil van jou absoluut antwoord hebben (3). Maar bij het SMO hebben ze toch al die driehoeksverhouding. Dus fysio, sport en H-GC zitten met z’n drieën bij elkaar. Ik ga dit aan Okke meegeven dat ie dat gewoon in kaart moet brengen daar. Is niet zo moeilijk (2). Wij hebben geen autoriteit binnen het squadron om naar het GC te gaan of naar fysiotherapie.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
100
Want voor hetzelfde geld zeggen ze “ik zet er meer bij, zodat ik kan aantonen dat ** te weinig is”. Ik kan dat niet bewijzen. Ja, er is al heel veel gedaan. Ik pleit ervoor dat de vrijwilligheid eraf gaat. Ik zie gewoon dat de één die doet er helemaal niks aan en de ander wil graag sporten dus die komt wel. Ja, we hebben als spullen om fysieke belasting te verminderen. Nee we kunnen niet de binnen het vliegtuigontwerp aanpassingen doen (3). We hebben net al iets gehoord over het wisselen van een wiel bijvoorbeeld. Dat daar nu een apparaat voor in de maak is (2). Nou vind ik, iedereen zeurt over 20 kilo, 25 kilo. Ik vind het helemaal niet erg dat je een keer in de week 25 kilo moet tillen van a naar b. Dat zie ik echt niet als probleem. Ik zie meer een probleem die frikadel de hele dag dit doen. Dat is veel erger dan een keer in de week 25 kilo. Daar wordt je groot en sterk van. De ARBO wet zegt ook ‘regelmatig’. Die omschrijft dat ook. Die zegt niet van “je mag niet meer dan 25 kilo tillen”. Dat vind ik ook niet. Dat wiel is ook maar een keer in de zoveel tijd. Heel sporadisch, sporadisch gezien de rest van de werkzaamheden. Wat ze vaker doen is op de knieën, krom om een of ander kastje eruit te halen en weer terug te stoppen. Dat geeft veel meer belasting, in een rare hoek dan een keer die wiel eraf. Daar zijn de spullen voor. Dat ze die spullen verkeerd gebruiken of überhaupt niet gebruiken want het is lastig, dat is punt twee. Dat soort zware dingen zijn toen in het convenant meegenomen. De rest van de normale werkzaamheden waar mensen best wel last van zouden kunnen krijgen, kan ik me goed voorstellen. A – we kunnen er niks aan doen, B – we kunnen geen hulpmiddelen geven, behalve training (3). Fysiek belasting, zorgen voor de juiste balans. Balans belasting belastbaarheid (2). Nog dan denk ik, hoe goed er ook bij sport getraind wordt op door je knieën zakken, is niet uitvoerbaar in een vliegtuig. Je moet je voorstellen dat je over een stoel, achter die kast een kastje weg moet halen en een nieuwe er weer inzitten. En dan nog vast maken. Lig je daar op je rug, rare belasting. Daar kan je niet op trainen en ook niet veranderen. Elke schroefje wat je van links naar rechts doet kost minstens twee ton plus engineering.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
101
Bijlage 21: Interview Arts Ik had dit voorbereid op het gebied van ziekteverzuim, maar net is te sprake gekomen dat Preventief Medisch Onderzoek nieuw is en zich richt op secundaire preventie. Dat klopt. In eerste instantie was er het Periodiek Gezondheidsonderzoek (PGO). Dit was eenmaal in de vijf jaar, maar bij zwaardere functie groepen als de brandweer en hondengeleide gebeurde dit vaker. PMO zal ook periodiek gebeuren met een interval van vijf jaar. Sommige functiegroepen krijgen het PMO vaker. Het PMO bestaat uit een basismodule en de zwaardere functies krijgen hier nog modules bij. Toch ben ik nog benieuwd naar hoe het ziekteverzuim verloopt binnen de Luchtmacht en of hier een beleid van ligt. Het beleid is voornamelijk op het gebied van P&O en ligt dus niet bij de Afdeling Gezondheidszorg (AGZO). Ik kan wel wat vertellen over hoe het beleid wordt uitgevoerd. Er zijn twee manieren waarop iemand zich (ziek) meldt. De eerste manier is zich gewoon ziekmelden omdat ze bijvoorbeeld griep hebben en daardoor thuis zitten. De tweede manier is zich melden bij de huisarts van de Koninklijke Luchtmacht met klachten. Daarnaast is de huisarts is zowel de huisarts als de bedrijfsarts. Als huisarts geef ik iemand medicijnen en maak ik daar een mutatie van in het systeem. Als bedrijfsarts geef ik de adviezen wat ze moeten doen om van een bepaalde klacht af te komen. Kan er uit de database van de artsen geen gegevens komen die gebruikt kunnen worden? In de database kan ik alleen zien welke klachten er bij de hele Luchtmacht aanwezig zijn. Ik kan hooguit zien wat bij Gilze-Rijen het aantal rugklachten zijn, maar daar lopen 2000 mensen rond. Daarnaast zie ik ook alleen dat ze rugklachten hebben en niets specifieker. En als er een nieuw beleid wordt ingevoerd waar het verplicht wordt gesteld om alle gegevens zoals squadron en exacte klachten te benoemen, zou dat dan niet meewerken aan de gegevens verzameling? Het beleid kan ik hier niet maken. Ik ben ervoor om het beleid te implementeren. Het gezondheidsbeleid wordt op ministerie niveau gemaakt. Dit is met alle Commando Strijdkrachten en de minister samen. Wij kunnen alleen ideeën aangeven. In de breedte kunnen we wel een aantal dingen zelf invoeren, zoals het PMO. De Landmacht heeft hiervoor TGTF (Training Geneeskunde, Training Fysiologie). Maar wat vindt u van het idee voor een nieuwe database? Persoonlijk denk ik dat het moeilijk wordt omdat in te voeren. Dit omdat alle systemen dan aangepast zullen moeten worden en de artsen meer tijd kwijt zijn met registratie. Dit is tijdens een afspraak van de cliënt bijna niet mogelijk om bij te houden. Daarom denk ik dat een alternatief als de PMO beter is dan een nieuw registratiesysteem. Tijdens de PMO worden vragenlijsten afgenomen, deze zouden wel verwerkt kunnen worden tot een systeem waarin alle gegevens voorkomen. Daarnaast zou je kunnen kijken wat de criteria zijn voor iemand om in het Sport Medisch Overleg (SMO) te komen. Hierin kunnen ook trends voorkomen. Dit zou ik eens bij Kapitein Burger navragen.
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
102
Bijlage 22: Coopertest
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
103
Bijlage 23: Betrouwbaarheid steekproef
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
104
Bijlage 24: Poster fysieke belasting
Onderzoeksrapport: Protocol voor het waarborgen van militaire fitheid door middel van FGT
105