www.researchportal.be - 26 Oct 2015 04:12:58
Onderzoeksprojecten (60 - 80 van 111) Zoekfilter: Classificaties: Orthopedagogiek
Executief functioneren, zelf-efficiëntie en deelname aan behandeling van cocaineafhankelijke personen met en zonder ADHD Universiteit Gent Abstract: Het doel van deze studie is om verschillen na te gaan in het neuropsychologische profiel en behandelingsgerelateerde variabelen (zelfefficiëntie, alliance) van cocaine afhankelijke individuen met comorbide ADHD versus cocaine afhankelijke individuen zonder ADHD en de rol van deze neuropsychologische en behandelingsgerelateerde variabelen in de behandelingsuitkomsten. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Eric Broekaert
Rekenvaardigheid bij kinderen met een autismespectrumstoornis Universiteit Gent Abstract: Twee studies werden opgezet om de rekenvaardigheden bij kinderen met een ASS te onderzoeken. In de eerste studie worden de rekenmoeilijkheden van kinderen met ASS en hun brussen nauwkeurig beschreven. De link met enkele belangrijke onderliggende processen wordt onderzocht. In de tweede studie worden de prenumerische vaardigheden van drie groepen kleuters longitudinaal opgevolgd en gerelateerd aan hun rekenvaardigheden. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Anne Desoete
Ouderlijk gedrag bij kinderen met een autismespectrumstoornis. KU Leuven Abstract: Er is nog maar weinig onderzoek verricht naar ouderlijk gedrag bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS). Ouderlijk gedrag wordtmeestal onderverdeeld in twee domeinen: de warmtedimensie en de controledimensie. Gezien ouders van kinderen met ASS voor specifieke uitdagingen staan in de opvoeding, stellen we ons de vraag hoe hun ouderlijk gedrag getypeerd kan worden. Ouderlijke gedragingen worden vaak in relatie gebracht met probleemgedrag. Ook bij kinderen met ASS is probleemgedrag een veelvoorkomend fenomeen. Factoren die een rol kunnen spelen in het verband tussen ouderlijk gedrag en gedragsproblemen zijn communicatieproblemen bij de kinderen en stress bij de ouders. Het belangrijkste doel van deze studie is dan ook het in kaart brengen van de ouderlijke gedragingen bij kinderen met ASS. Verder willen we op zoek gaan naar verbanden metgedragsproblemen en eventuele mediërende of modererende invloeden van communicatieproblemen bij het kind en stress bij de ouders. Aan de h Organisaties: • OE Gezins- en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Beatrijs Maes • Ilse Noens • Karla Van Leeuwen
Middelengebruik bij personen met verstandelijke beperkingen. De ontwikkeling van een doelgroepspecifiek instrumentarium voor screening en assessment. Hogeschool Gent Abstract: 1. Probleemstelling Hoewel er reeds een aantal eerdere studies verschenen zijn, wordt pas sinds de jaren tachtig specifiek (wetenschappelijke) aandacht geschonken aan middelenmisbruik en/of -afhankelijkheid bij personen met verstandelijke beperkingen. De bevindingen van deze onderzoeken zijn (vrij) recent in een aantal internationaal gepubliceerde overzichtsartikelen bij elkaar gebracht (zie bijvoorbeeld Burgard, Donohue, Arzin & Teichner, 2000; Coco & Harper, 2002a en 2002b; Degenhardt, 2000; McGillicuddy, 2006). Hoewel het moeilijk is om de prevalentie van middelengebruik bij personen met verstandelijke beperkingen in te schatten, wordt aangenomen dat personen met verstandelijke beperkingen evenveel of iets minder alcohol en andere middelen gebruiken in vergelijking met personen zinder beperkingen (zie bijvoorbeeld Edgerton, 1986; Westermeyer, Kemp & Nugent, 1996). Zij vertonen wel vaak 'andere' gebruikspatronen, die onder andere gepaard gaan met 'binging' episodes (Cocco & Harper, 2002a). Tot op heden is er nog maar weinig onderzoek verricht naar de behandelingsresultaten van interventies bij personen met verstandelijke beperkingen die middelen misbruiken (Bugard et al., 2000). Meer klinische aandacht en (hieraan gekoppelde) wetenschappelijke studies zijn dan ook nodig, bijvoorbeeld om na te gaan of en in hoeverre personen met verstandelijke beperkingen toegang hebben tot de reguliere drughulpverlening (Lottman, 1993), wat de effecten zijn van programma's die gericht zijn op het vergroten van sociale vaardigheden (McGillicuddy & Blane, 1999), hoe cliënten kunnen worden geörienteerd naar de meest geschikte vorm van behandeling of begeleiding (client matching) en welke veranderingen - op basis van specifieke noden en behoeften - aan bestaande hulpverlenersmodaliteiten mogelijks effect zouden kunnen hebben op het behandelingsresultaat van personen met verstandelijke beperkingen (Paxon, 1995). Een noodzakelijke voorwaarde voor het creëren van dit aanbod en het verder onderzoeken van de effectiviteit ervan is een gedegen doelgroepspecifieke screening en assessment door middel van gestandaardiseerde en gevalideerde instrumenten. Verschillende onderzoekers wijzen op de absolute noodzaak van het ontwikkelen van een dergelijk instrumentarium, waarbij aangegevne wordt dat bestaande instrumenten (zoals de (Europese versie van de) Addiction Severity Index (Europ-Asi), één van de meest gebruikte instrumenten binnen de verslavingszorg) niet of nauwelijks bruikbaar zijn (cf. McGillicuddy, 2006) en mogelijks leiden tot een onderrapportage van de werkelijke prevalentie. Een bijkomende moeilijkheid is dat de reeds beschikbare onderzoeksgegevens met betrekking tot deze doelgroep zeer moeilijk vergelijkbaar zijn omwille van grote methodologische verschillen in de gepubliceerde studies, gaande van onduidelijkheden en inconsistenties met betrekking tot gehanteerde definities (voor zowel het begrip 'verstandelijke beperking' als het begrip 'druggebruik en -misbruik'); de representativiteit van de geselecteerde steekproeven; de gehanteerde criteria om verstandelijke beperking te operationaliseren; het gebrek aan longitudinale studies en het ondoordacht gebruik van bestaande instrumenten en de hieraan verbonden (te) hoge cut-off scores (zie bvb. Burgard et al., 2000; Coco & Harper, 2002a en 2002b; McGillicuddy, 2006).
2. Onderzoeksvragen en doelstellingen
De prevalentie en aard van middelengebruik, -misbruik en verslaving bij persoenen met verstandelijke beperkingen is in de Vlaamse context tot op heden niet of uiterst weinig onderzocht. Verder studie met betrekking tot deze onderwerpen in ons inziens echter zeer belangrijk, niet in het minst om zo een duidelijk beeld te krijgen op de omvang en aard van voornoemde moeilijkheden. Het is pas wanneer deze vragen afdoend beantwoord zijn, dat o.i. kan nagegaan worden welke behandelingsmodaliteiten het best aansluiten bij de specifieke noden van cliënten met verstandelijke beperkingen (cf. supra). Voorliggend onderzoek richt zich dan ook op het in kaart brengen van het middelengebruik en -misbruik bij personen met verstandelijke beperkingen in Vlaanderen. De studie heeft hierbij twee belangrijke doelstellingen: 1) Het ontwikkelen van een - aan de doelgroep aangepast - gestandaardiseerd instrumentarium, met aandacht voor de psychometrische eigenschappen ervan (validiteit en betrouwbaarheid). 2) Het in kaart brengen van de prevalentie en aard van het middelengebruik bij personen met verstandelijke beperkingen (met inbegrip van belangrijke leefgebieden waarop middelengebruik invloed kan hebben, cf. Europ-Asi). Deze doelstellingen kunnen worden vertaald in volgende onderzoeksvragen: 1) Welke instrumenten voor screening en assessment van middelengebruik, -misbruik en -afhankelijkheid worden momenteel gebruikt bij personen met een verstandelijke beperking? 2) Wat zijn voor- en nadelen van de gehanteerde instrumenten en in welke mate kunnen/dienen deze aangepast worden aan specifieke noden van de doelgroep? 3) Wat zijn de psychometrische eigenschappen van het ontwikkelde instrumentarium? 4) Wat is de prevalentie van middelengebruik bij personen met verstandelijke beperkingen in Vlaanderen? 5) Wat zijn belangrijke kenmerken van middelengebruik bij personen met verstandelijke beperkingne in Vlaanderen (aard gebruik, frequentie, soort middel, motieven tot gebruik, invloed op andere leefgebieden gerelateerd van (Kwaliteit van Bestaan, etc.) en hoe percipiëren de personen zelf het gebruik en de gevolgen ervan?
3. Methodologie Het onderzoek bestaat uit vier verschillend werkpakketten, tijdens dewelke zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden zullen worden gebruikt (triangulatie), met hetoog op het ontwikkelen van een aangepast instrumentarium en het in kaart brengen van prevalentie en kenmerken van middelengebruik bij personen met verstandelijke beperkingen. De beschrijving in werkpakketten garandeert een flexibel verloop van ht onderzoek, gezien de onderzoeksresultaten van één werkpakket de organisatie en aanpak van de andere werkpakketten kunnen beïnvloeden. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Wing Ting To • Stijn Vandevelde
Onderzoek tot implementatie van het bestaande screenings- en assessmentmethodiek voor druggebruik en psychopathologie in de gevangenissen Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek sluit aan bij de studie ?Druggebruik en psychopathologie in gevangenissen: Een exploratieve studie naar methodiekontwikkeling? uitgevoerd in opdracht van de FOD Wetenschapsbeleid tussen 1/12/2005 en 31/12/2006. De belangrijkste doelstelling is na te gaan welke factoren de afname van het instrumentarium in een reële gevangeniscontext beïnvloeden, met het oog op het succesvol implementeren van de methodiek. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Eric Broekaert
Prevalentie en preventie van middelengebruik in het uitgangsleven Hogeschool Gent Abstract: Reeds jaren worden muziekstijlen gelinkt aan bepaalde levensstijlen en hiermee gepaard gaand druggebruik. Zo stelt het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EWDD) dat het gebruik van drugs onder mensen die uitgaansgelegenheden bezoeken veel wijder verbreid is dan onder de totale bevolking (EWDD, 2002a). Enkele onderzoeken concluderen dat er een verband bestaat tussen drugs, muziek en nachtleven (Bellis e.a., 2002; Club Health, 2002; Riley e.a., 2001; Tossmann e.a., 2001). Dit uit zich concreet in het recreatief gebruik van uitgaansdrugs door jonge mensen. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakt zich zorgen over de toenemende populariteit van bepaalde drugs en hun associatie met bepaalde jongerensubculturen, meer bepaald de dance scene (WHO, 1997). Hoewel er dus een wereldwijde ongerustheid groeit over het druggebruik bij uitgaanders, is het onderzoek naar deze doelgroep nog beperkt (Winstock et al., 2001). Vaak blijft het bij een korte vragenlijst naar het gebruik van drugs in het laatste jaar. Maar welke factoren bepalen mee het druggebruik van deze uitgaanders? Bestaan er risicogroepen binnen de algemene groep van uitgaanders? Het doel van deze studie is het op zoek gaan naar socio-demografische factoren die een relatie hebben met het druggebruik van de uitgaanders. Internationaal onderzoek wijst immers op de geslachtsverschillen in het druggebruik van uitgaanders (Calafat et al., 1999; Measham et al., 2001), terwijl andere onderzoeken wijzen op de gemeenschappelijke factoren (Parker et al., 1998; Holmila & Raitasalo, 2005; Zilberman et al., 2003). Ook de leeftijd en het dragen van verantwoordelijkheden speelt volgens sommige studies een belangrijke rol (Van Havere et al., 2005; Measham et al., 2001; Plant et al., 2002). Ten tweede zoeken we naar correlaties tussen muziek, uitgaanslocaties en het druggebruik dat hiermee gepaard gaat. Zoals Shapiro (1988) het reeds uitgebreid beschreven heeft, is de link tussen muziek en druggebruik al heel wat jaren aanwezig. Meer recent bevestigen onderzoekers de link tussen druggebruik en muziek in hun land (Riley et al. 2001, Tossmann et al., 2001) of tussen bepaalde muziekstromingen zoals elektronische muziek en druggebruik (Forsyth et al., 1997). Uitgaan betekent voor velen een moment om zich te ontspannen, zich eens goed uit te leven of gewoon met vrienden een losse babbel te hebben. De aanvaarding van genotsmiddelen is er vaak groter dan wat wettelijk getolereerd wordt en deze middelen krijgen vaak een centrale plaats in het uitgaansleven (DeVriendt, 2003). Uit de literatuur en contacten met sleutelfiguren blijkt dat in er de gayscene en de GOA-scene meer en vaker drugs gebruikt worden (Van Havere et al., 2005; Ross et al., 2003; Mattison et al., 2002; Van der Elst, 2009). Inzicht in het gebruik van één van deze groepen kan een meerwaarde betekenen om ook hier preventie- of harm reduction-initiatieven op maat te organiseren. Vervolgens is het belangrijk om trends en evoluties in het druggebruik te verzamelen (EWDD, 2002a). Zo kan preventie en hulpverlening op deze trends anticiperen. Volgens Golub en zijn collega’s(2005) bestaan er vijf verschillende fasen in een “drug era”: incubation, expansion, plateau and decline phase.
De resultaten van de doctoraatsstudie zullen hertaald worden naar pratijkhandvatten voor preventie in het uitgaansleven gebruik makende van literatuur en bestaande databanken zoals Healthy Nightlife Toolbox, Democracy, cities and drugs, and Club Health network. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Tina Van Havere
. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OE Gezins- en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Pol Ghesquière • Jan Wouters • Sophie Dandache
Impact van pre, peri- en posttrauma factoren op het ontstaan en het verloop van PTSD bij minderjarige slachtoffers van extra-familiaal interpersoonlijk trauma. Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek stelt zich als centrale doelstelling het nagaan van de impact van een aantal pre-, peri- en posttrauma factoren op het ontstaan en verloop van PTSD bij minderjarige slachtoffers van extra-familiaal interpersoonlijk trauma. Hiertoe worden vier studies uitgevoerd: een systematische literatuurreview, een baselinemeeting bij niet- begeleide buitenlandse minderjarigen, een lonitudinaal onderzoek en een integratie van de voorgaande studies. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Eric Broekaert
Impact van pre-, peri- en posttrauma factoren op het ontstaan en het verloop van PTSD bij minderjarige slachtoffers van extra-familiaal interpersoonlijk trauma Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek stelt zich als centrale doelstelling het nagaan van de impact van een aantal pre-, peri- en posttrauma factoren op het ontstaan en verloop van PTSD bij minderjarige slachtoffers van extra-familiaal interpersoonlijk trauma. Hiertoe worden vier studies uitgevoerd: een systematische literatuurreview, een baselinemeeting bij niet-geleide buitenlandse minderjarigen, een longitudinaal onderzoek en een integratie van de voorgaande studies. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Eric Broekaert
Stress proliferatie bij informele zorgverleners van mensen die middelen misbruiken. Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek focust op het fenomeen stress proliferatie bij informele zorgverleners van volwassen met een chronische, door de sociale context gemedieerde problematiek nl. middelenmisbruik. Hierbij wordt allereerst het proces van stress proliferatie bestudeerd bij significante anderen (ouders, broers/zussen, partners) van mensen die middelen misbuiken. Daarnaast wordt ook gekeken naar de samenhang tussen stress proliferatie en het formele behandelingsproces van druggebruikers. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Eric Broekaert
Endofenotypering bij autismespectrumstoornissen: neurocognitie en brainimaging.nbsp;nbsp; KU Leuven Abstract: Mensen met een autismespectrumstoornis (ASS) hebben beperkingen in de sociale interactie en de sociale communicatie. Bovendien vertonen ze repetitieve gedragingen of zeer uitgesproken en beperkte interesses. Onderzoek heeft aangetoond dat ASS in sterke mate te wijten is aan mutaties in de genen, maar tot op heden weten we nog niet welke genen allemaal een rol spelen. Dit komt voornamelijk doordat mensen met ASS onderling zeer sterk van elkaar verschillen. Ze verschillen niet alleen sterk in de gedragingen die ze vertonen, maar ook in de genetische mutaties die aan de oorzaak liggen. Deze grote variatie (of heterogeniteit) tussen mensen metASS maakt het moeilijk om de genetische mutaties die bijdragen tot de stoornis te vinden. Daarom zijn wetenschappers op zoek gegaan naar kenmerken die ons meer inzicht kunnen verschaffen in de oorzaken van ASS dan de gedragskenmerken op basis waarvan de diagnose wordt gesteld. Een voorbeeld van meer informatieve kenmerken zijn endofenotypes. Endofenot Organisaties: • OE Gezins- en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Johan Wagemans • Jean Steyaert • Lien Van Eylen • Ilse Noens
Narratief interpretatief onderzoek met mensen met psychische problemen vanuit de theoretische lenzen disability lenzen disability studies en recovery Universiteit Gent Abstract: Met dit exploratieve onderzoeksproject wordt een aanzet tot theorievorming over de inclusie van mensen met psychische problemen in disability studies beoogd. Er wordt gezocht naar 'sociale interpretaties' (identiteit, lichaam, cultuur & sociaal model) van het fenomeen 'psychische problemen' vanuit diverse perspectieven, met nadruk op de invulling door ervaringdeskundigen aan de hand van onderzoek in het recovery-paradigma. Organisaties:
• Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Geert Van Hove • Griet Roets
Bruggen bouwen voor gelijke onderwijskansen Hogeschool Gent Abstract: Dit project wil de afstemming tussen het secundair onderwijs en de lerarenopleiding optimaliseren met het oog op gelijke leerkansen. Omgaan met diversiteit in het hele curriculum en beleid van de lerarenopleiding staan hierbij centraal. Organisaties: • Departement Lerarenopleiding Ledeganck • Vakgroep Talen en Onderwijs • Vakgroep Pedagogiek en Agogiek
Onderzoekers: • Hanne Vandenbussche • Rosa David
Opzetten studie- en documentatiecentrum voor vergeten kinderen (kindsoldaten, straatkinderen, kinderen in oologssituaties) (Children Uganda) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Om te voorkomen dat de veelheid aan informatie over kindsoldaten en de locale expertise in de opvang en begeleiding van deze kinderen zou verloren gaan bij de afsluiting van het project, zal het resterend bedrag worden benut voor de uitbouw van een interuniversitair centrum dat op korte termijn zal zorgen voor een inventarisering, het beheer en de mogelijkheid tot de wetenschappelijke studie van het archief van het Rachele Rehabilitatiecentrum en van de lokale expertise in de opvang en begeleiding van kindsoldaten. De inventarisering, het beheer en de wetenschappelijke studie van het archief en de expertise zullen op middellange termijn worden ingebed in de verdere uitbouw van een interuniversitair studiecentrum voor 'vergeten kinderen'. Het betreft de studie van de opvang en begeleiding van kinderen die worden geconfronteerd met geweld en oorlogssituaties, waaronder kindsoldaten, straatkinderen en niet begeleide minderjarige vluchtelingen. Op lange termijn moet het studiecentrum leiden tot een expertise- en documentatiecentrum dat de kennis en deskundigheid op het vlak van opvang en begeleiding van kinderen geconfronteerd met geweld bundelt en integreert in samenwerkingsverbanden. Organisaties: • Pedagogiek en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • GERRIT LOOTS
Evaluatie van het ESF-project "Ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting" Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek beoogt de evaluatie van het ESF-pilootproject 'Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting binnen de Federale Overheidsdiensten'. Aan de hand van documentanalyse, kwalitatieve diepte-interviews en focusgroepen met de sleutelfiguren van het project wordt een kritische sterkte-zwakte-analyse van het bestaande project uitgevoerd. Deze analyse dient te resulteren in concrete aanbevelingen om het project bij te sturen. Organisaties: • Vakgroep Sociale agogiek
Onderzoekers: • Maria De Bie
Werken in klassen met leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Methodieken ter ondersteuning van leraren / Klassewerk. Het gericht ondersteunen van leraren in het leren omgaan met diversiteit in de klas. Het GOL(L)D-concept. Hogeschool Gent Abstract: Onze huidige maatschappij kenmerkt zich steeds meer en meer door haar diversiteit. Dit weerspiegelt zich op alle vlakken van de samenleving, ook in het onderwijs. Meer en meer leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften worden opgenomen in de reguliere school, waardoor de toenemende diversiteit een reëel onderdeel is van de dagelijkse onderwijspraktijk. Dit betekent dat de leraar hiermee rekening zal moeten houden en genoodzaakt zal zijn om zijn aanpak aan te passen. Nochtans blijkt uit onderzoek dat leraren vaak niet voorbereid zijn en zich niet competent voelen om les te geven in een klas met kinderen met specifieke behoeften. Bovendien ervaren ze in vele situaties een tekort aan ondersteuning op de werkvloer. De Hogeschool Gent, Departement Lerarenopleiding, Ledeganck in samenwerking met Departement Sociaal-Agogisch Werk werkte binnen een PWO (Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek) een ondersteuningsconcept uit: het “GOL(L)D-concept” (Gericht Ondersteunen van Leraren in het Leren omgaan met Diversiteit ). Hierin worden de reeds bestaande competenties van leraren als vertrekpunt genomen om ze door middel van een activerende ondersteuning verder uit te bouwen. Het concept is bruikbaar voor leraren, zorgcoördinatoren, pedagogisch begeleiders, CLBmedewerkers,… maar ook voor betrokkenen uit andere beroepsvelden kan het inspiratie bieden rond ondersteuning en ondersteuningsmethodieken. Het GOL(L)D-concept wordt zo concreet mogelijk voorgesteld in drie producten zodat de brug naar de praktijk gemakkelijk kan worden gemaakt: een inleidend boek, een DVD en een verdiepingsboek. Het inleidend boek is het basiswerk waar een beknopte beschrijving is terug te vinden van het GOL(L)D)-concept met bijhorende uitgangspunten en zes praktijkvoorbeelden. Deze praktijkvoorbeelden vertrekken vanuit een leervraag van de leraar. De lezer kan aan de hand van zijn interesses een keuze maken om met een bepaalde leervraag verder kennis te maken. De uitgeschreven trajecten zijn beeldend gemaakt in de DVD. Dit maakt het geheel sprekend en praktijkgericht. In het verdiepingsboek wordt meer duiding gegeven over bepaalde aspecten van het GOL(L)D-concept en zijn er werkinstrumenten en documenten terug te vinden. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Departement Lerarenopleiding Ledeganck • Vakgroep Orthopedagogiek • Vakgroep Pedagogiek en Agogiek
Onderzoekers: • Rosa David • Helena Vanhuysse • Stijn Vandevelde • Inge Van De Putte
Dyslexie als auditief temporeel informatieverwerkingsprobleem: een longitudinale studie. KU Leuven
Abstract: Developmental dyslexia is a learning disorder that affects around 5 to 10% of children and adults. It is characterised by severe reading and spelling difficulties that are persistent and resistant to usual teaching methods and remedial efforts (Gersons-Wolfensberger Ruijssenaars,1997). The predominant aetiological view postulates that dyslexia results from a phonological deficit (Snowling, 2000). Research in the underlying neuro(psycho)logical dysfunction of dyslexia suggests that the phonological processing problems as such may result from a more fundamental deficit in the basic perceptual mechanisms that are responsible for auditory temporal information processing. Dyslexics tend to have difficultiesprocessing linguistic and non-linguistic stimuli that are short and enter the nervous system in rapid succession (for a review see Farmer Klein, 1995). Recent studies in this context focus more specifically on an impaired perception of dynamic aspects in the auditory signal itself, like a Organisaties: • Onderzoeksgroep Psychiatrie
Onderzoekers: • Johan Wagemans • Stefan Sunaert • Bart Boets • Jean Steyaert • Ilse Noens
Kwaliteit van Leven van broers en zussen van personen met een beperking Universiteit Gent Abstract: Kan het concept Kwaliteit van Leven van broers en zussen (brussen) de dynamische invloed van een kind met een beperking op de brussen in het gezin beschrijven en de ondersteuning aan deze brussen mee vorm geven en/of evalueren? De ontwikkeling van een specifiek instrument, dat de Kwaliteit van Leven van Brussen in kaart brengt, is noodzakelijk om deze vragen te beantwoorden. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Herbert Roeyers
De gevolgen van complex trauma bij minderjarige slachtoffers van extrafamiliaal geweld: naar een nieuw diagnostisch concept? Universiteit Gent Abstract: Traumatische ervaringen kunnen tot ernstige problemen leiden, meestal omschreven met het concept ?posttraumatische stressstoornis?. Dit syndroom volstaat echter niet om de uiteenlopende problemen ten gevolge van het meemaken van een trauma te omvatten, zeker niet bij het meemaken van ?complex trauma?. Onderzoek bij volwassenen heeft geleid tot het conceptualiseren van het symptomencomplex kenmerkend voor de gevolgen van complex trauma als ?Complex PTSD?. Bij kinderen en adolescenten die slachtoffer zijn van complex trauma is dit nieuwe concept echter weinig bruikbaar. Daarom stellen van der Kolk en collegae (2005) het concept ?Developmental Trauma Disorder? voor als het geheel van problemen die kinderen als gevolg van complex trauma problemen kunnen ontwikkelen. Het voorliggend onderzoek wil nagaan of dit nieuwe concept eveneens toepasbaar is bij kinderen die het slachtoffer waren van complexe, meervoudige traumatische ervaringen van extrafamiliale aard (oorlog, geweld, vluchtervaringen, foltering,?), gezien onderzoek tot nu zich beperkt heeft tot complex trauma van intrafamiliale aard. Hiertoe zullen drie opeenvolgende onderzoekslijnen worden uitgevoerd. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Eric Broekaert
Vredesopvoeding in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vredesopvoeding in Vlaanderen. Organisaties: • School en Politiek (SeP)
Onderzoekers: • Dimokritos Kavadias