www.researchportal.be - 18 Jun 2016 00:22:50
Onderzoeksprojecten (1 - 500 van 640) Zoekfilter: Classificaties: Algemene biomedische wetenschappen
Stage geven over phytoplankton en macrofyten voor ABOS-studenten Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een stage over de biodiversiteit, ecologie, voortplanting en gebruik van waterplanten in het beher van meren wordt gegeven aan de hand van demonstratiemateriaal en case-studies. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Pathogenesis of pituitary tumors : a multipdisciplinary approach. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het ontcijferen van de mechanismen die leiden tot afwijkingen van de hormonale regulatie en adenomatische groei is een grote uitdaging. Dit projekt stelt voor een vergelijking te maken van de menselijke hypofyse en menselijke gezwellen door immunocytochmie, in situ hybridisatie en elektronenmicroscopie en het analyseren van moleculaire mechanismen die aan de basis van hPit-1 genexpressie liggen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • ELISABETH PETERS
De wetenschappelijke onderbouwing en verwezenlijking van de gespecialiseerde permanente tentoonstellingen inzake Natuureducatie en Boseducatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Herinrichting van het Bosmuseum te Groenendaal (Hoeilaart, Brabant). 2. Oprichting van het Bos- en Natuureducatief Centrum te Grimminge (Geraardsbergen, Oost-Vlaanderen) 3. Inhoudelijke voorstudie m.b.t. het Natuureducatief Centrum te Kalmthout (Prov. Antwerpen)In het kader van de herinrichting en de oprichting van milieu-educatieve centra in Vlaanderen worden de realisatie en de uitbouw van de permanente tentoonstellingen in die centra uitgevoerd steunende op een wetenschappelijke en didactische basis. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Sri Lanka : Development of the orientation Molecular Biology at the University of Ruhuna Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project beoogt de invoering en de ondersteuning van een richting moleculaire biologie aan de universiteit van Ruhuna (Sri Lanka), toegespitst op moleculaire interacties van hogere planten-bodemmicroflora, gekoppeld aan onderwijs en training van studenten en technisch personeel. Landbouw blijt in Sri Lanka een economische factor van de eerste orde. Ongeveer 75% van de inkomsten uit de export worden gegeneerd door de landbouwsector en 45% van de actieve bevolking is tewerkgesteld in de landbouwsector. De relatieve schaarste aan andere basisproduckten verantwoordt de inspanningen om tot een intensifiêring en een verbetering van de duurzame landbouwproduktie te komen. Naast de productie voor eigen gebruik, wordt een belangrijk deel van de landbouwopbrengst bestemd voor de export. Naast de grot eplantages, spelen vooral de kleinschallige boerenbedrijven een belangrijke rol in de landbouw in Sri Lanka. De optimalisatie van de landbouwopbrengsten door het gebruik van de resultaten van microbiologisch onderzoek inzake de potentiële eigenschappen van de Sri Lankese bodem is dus van belang voor de ganse landbouwsector. De samenwerking tussen de universiteit van Ruhuna en het Instituut voor Moleculaire Biologie van de VUB vindt zijn oorsprong in de bezorgdheid omwille van de groeiende kloof tussen de geindustrialiseerde werremd e,d e pntwikkelingslanden steeds meer afhankelijk van de transfert van technologie en de import van kapitaalintensieve toepassing uit de gïndustrialiseerde wereld. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Studies of the echanism of v-myb oncoprotein transactivation. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het programma beoogt de afzondering van kip cDNA's coderend voor regulatorische eiwitten nodig om v-Myb kontrole van promoters zonder Myb herkennings consensus elementen (MRE-vrije promoters) te bemiddelen. Een originele strategie steunend op het gebruik van de gistcel zal uitgebaat worden. De nieuwe geidentificeerde transcriptie factoren zouden bestudeerd worden: - op eiwit niveau - op gen niveau - op niveau van eiwit-DNA interacties. Verder zal een X-straal kristallografische benadering genomen worden om de driedimensionale struktuur op te lossen van de interagerende domeinen van beide v-Myb en de afgezonderde regulatorische eiwitten. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARJOLENE CRABEEL
European Master Degree 'Ecotechnie' in Postgraduate and Teacher training. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tempus programma onder coordinatie van de universiteit van Sgeged (HU) voor de ontwikkeling van een Master "Ecotechnic" Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • CHARLES SUSANNE
European Ph. D. in Biological Sciences. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mobiliteit voor vorsers en studenten.
Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • CHARLES SUSANNE
Struktuurstudie op chromatosomen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uit vorige experimenten (statistische analyse van het preferentieel voorkomen van bepaalde nucleotide sekwenties in chromatosomen, en de neutronenverstrooiing van chromatosoomdeeltjes) leiden we af dat de chromatosomale DNA uiteinden mogelijk asymmetrisch georganiseerd zijn, dit in tegenstelling tot de symmetrische nucleosoom core particle struktuur. De vergelijking van het theoretisch berekend elektrisch dichroism signaal voor verschillende mogelijke DNA organisaties in het chromatosoomdeeltje met de experimentele waarden moet uitsluitsel brengen. Een tweede reeks experimenten zal ons in staat stellen om na te gaan of de linker histonen preferenties vertonen voor binding op bepaalde DNA sekwenties in chromatosomen. Verder wensen we de struktuurbepaling van GHl met NMR te beëindigen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Moleculaire fysiologie.Samenwerking van Jacobs en Glansdorff. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Moleculaire fysiologie van planten en microorganismen Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • NICOLAS GLANSDORFF
ABOS-cursussenprogramma 96-97 'Marine Ecology' Vrije Universiteit Brussel Abstract: The foundation of this course package is an expression of the growing interest in comparative research on energy flow, structure, functioning and and response to human impact on marine ecosystems. The courses concentrate on stressed ecosystemssuch as mangroves, coral reefs, seaweed and seagrass beds, estuaries and beaches. Focusses are on the ecological aspects of the competitive utilisation of these tropical coastal zone systems. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
De rol van prolactine en groeihormoon in de ontwikkeling en functie van granulocyten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Groeihormoon (GH) en prolactine (PRL) worden voornamelijk geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse onder controle van de transcriptiefactor Pit-1. PRL en GH worden ook uitgedrukt in de decidua en respectievelijk de placenta. PRL is een belangrijke factor voor voor de regulatie van lactatie en GH speelt een essentiele rol in de regulatie van lichaamsgroei. In vivo experimentenmet ratten hebben aangetoond dat behandeling met PRL en GH zowel de ontwikkeling als de functie van leucocyten stimuleert. Verder hebben PRL en GH een groot aantal effecten op de in vitro ontwikkeling en functie van granulocyten. . PRL en GH worden ook uitgedrukt in cellen van het immuunsysteem. De receptoren voor PRL en GH behoren tot de cytokine receptor superfamilie, en worden door een aantal celtypen van het immuunsysteem uitgedrukt. De expressie van hormonen en receptoren in dezelfde leucocyten wijst op mogelijke autocriene en paracriene effecten in het immuunsysteem.Deze resultaten hebben aanleiding gegeven om het toekomstig onderzoek te richten op de regulatie en functie PRL en H in granulocyten. In het project zullen we speciaal ingaan op de rol van deze hormonen in het cytokine netwerk. Deze vraagstelling kan worden opgesplitst in een aantal deelvraagstellingen : 1 Regulatie van PRL en GH in granulocyten door cytokines en hormonen2 Onderzoek naar de expressie van receptoren voor PRL en GH3 Effecten van PRL en GH op de in vitro ontwikkeling en functie van granulocyten die receptoren uitdrukken. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN • ELISABETH PETERS
Benthos, nekton en plankton van de Noordzee en hert Deltagebied. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het uiteindelijk doel van het projekt is bij te dragen tot een beter begrip van materie- en energiefluxen doorheen de verschillende kompartimenten van een ecosysteem, en meer in het bijzonder de wisselwerkingen tussen het benthos, plankton en nekton, m.i.v. de parasietengemeenschappen die in de meeste ecologische studies over het hoofd gezien worden. De aandacht zal in hoofdzaak uitgaan naar de Westerschelde hoewel observaties en metingen in de Noordzzee worden verdergezet. Een element 'systematiek' is eveneens voorzien. Organisaties: • Biologie • Hydrologie en Waterbouwkunde • Rechtsontwikkeling - Rechtsvergelijking - Europees Recht
Onderzoekers: • FRANS OLLEVIER • MAGGY VINCK • MARIE-HERMANDE DARO
Centra voor Ontluikende Technologie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Studie van struktuur-funktie verwantschap in proteïnen door in vivo mutagenese. Ontwikkelen en toepassen van een strategie om mutanten te isoleren waar een welbepaald enzym een gewijzigd temperatuur activiteit en/of stabiliteit profiel vertoont (van mesofiel naar thermofiel en van thermofiel naar psychrofiel). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers:
• NICOLAS GLANSDORFF
Functionele stabilisatie van T-cel epitopen via conformatio nele verstrakking en isostere vervangingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het projekt heeft tot doel de minimale aminozuur sequentie van het T-cell epitoop van het Spre S2 oppervlakte eiwit van het Hepatitis B virus te modificeren om de interactie van het peptide met MHC klasse II moleculen en membranen van APC te verhogen en tevens de levensduur in de circulatie te verlengen. Op termijn moet dit kunnen leiden tot een methode voor optimalisatie van synthetische vaccins. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Scheikunde
Onderzoekers: • DIRK TOURWE • PATRICK DE BAETSELIER
Serotonine bindende proteinen : distributie in hersen regio's en perifere weefsels, identiteit en betrokkenheid bij pathologische mechanismen . Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fe2+- medieert de binding van serotonine en van catecholaminen tot "serotonin binding proteins" (SBP, 45 & 58 KDa) die o.a. aanwezig zijn in oplosbare ekstrakten van hersenen. Initieel werd vermoed dat SBP verantwoordelijk zouden zijn voor de opstapeling, transport en/of bescherming van monoamines in neuronen, maar onze recente gegevens pleiten echter voor een alternatief mechanisme: nl. Fe2+-gemedieerde oxidatie van deze monoaminen (via vorming van superoxide radikalen) en covalente koppeling van de oxidatieprodukten tot cysteine residus van SBP. Analoge mechanismen werden reeds voorgesteld om de neurotoxiciteit van o.a. 6-hydroxydopamine en 5,6-dihydroxytryptamine te verklaren. Catecholamine- en serotonine- SBP interakties vormen dus een potentieel in vitro model voor monoamine- geassocieerde cytotoxiciteit. We wensen daarom de identiteit van SBP en hun mogelijke betrokkenheid bij verschillende pathologieen grondig te onderzoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
Morfologische analyse van hypofysaire adenomen : rol van de Pit-transcriptiefactoren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Studie van de morfologische analyse van hypofysaire adenomen. Organisaties: • Farmacologie • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX • ELISABETH PETERS
Study of the fate and impact of organic and inorganic polluants in the Costa Rican coastal zone. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Objektieven: 1) een beter inzicht verkrijgen in de faktoren die het lot, de verdeling en impakt regelen van organissche en inorganische polluenten in de kustregio van Costa Rica 2) het ontwikkelen van nuttige normalisatieprocedures voor organische en inorganische vervuilingsmonitoring in tropische regionen 3) het ontwikkelen van akkumulatiemodellen voor organische en inorganische polluenten, in het belang van studies naar de impakt hiervan 4) het verkrijgen van informatie over de toestand van het mariene milieu van Costa Rica door verbeterde managementtechnieken. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • PHILIP POLK
Development of new methods for safety evaluation of transgenic. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het objektief is de ontwikkeling van analytische en toxicologische methodologieën voor een strategie voor voedselveiligheid van transgene voedselgewassen. Meer specifiek worden methodes ontwikkeld om potentiële secundaire effecten op plantmetabolisme als gevolg van genetische modifikatie van voedselgewassen te ontdekken en om de potentiële allergische kwaliteiten van nieuw-geïntroduceerde proteïnen en aangepaste gewassen te onderzoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SONIA BEECKMANS
Lectine-carbohydraat interacties: van structurele studies naar interpretatie in termen van thermodynamische parameters Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eiwit-suiker interacties zijn fundamenteel in een heleboel biologische processen. Gebruik makend van een aantal bacteriële plant lectinen als modelsystemen zullen deze principes worden ontrafeld via X-traal kristallografie. deze structurele data zullen dan worden getoetst aan thermodynamische bindingsdata. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS • REMY LORIS
Ontwikkeling van geattenueerde Salmonella als antigen presentatie systeem voor orale vaccinatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent onderzoek heeft aangetoond dat geattenueerde Salmonella stammen kunnen gebruikt worden als drager voor de productie van recombinante levende vaccins die immuniteit induceren tegen vreemde antigenen van verschillende oorsprong. De immunogeniciteit en stabiliteit van deze vaccinstammen moet echter nog verder verbeterd worden. In dit project worden systemen voor de gereguleerde expressie van vreemde antigenen aan het celoppervlak uitgewerkt met de bedoeling deze problemen op te lossen. ... De mucosale opperv1akten van de darm, de lucht- en de urinewegen zijn voor vele pathogen de eerste plaatsen van actie en invasie naar interne weefsels. Om een effectieve, lokale en systemische
beschermende immuniteit te bekomen, moeten niet-parenterale vaccins ontwikkeld worden voor de immunizatie van de mucosale oppetvlaken. Orale immunizatie met vaccins bestaande uit of wel afgedode pathogenen ofwel subeenheid proteïnen als atigenen resulteert meestal in een lage immunologische respons, een gebrek aanbescherming en afwezigheid van een irnmunologisch geheugen.Dit product wil een bijdrage zijn tot de ontwikkeling van veilige en effectieve niet-parenterale geattenueerde levende vaccins. De meeste informatie over mucosale en syslemische immune respons tegen vreemde antigenen werd bekomen gebruik makend van geattenueerde Salmonellae als drager. Reoonbinante vaccins moeten nniet alleen voor de gastheer maar ook voor de omgeving veilig zijn en eenvoudig toe te dienen. Daaom zullen de levende bacterien als drager van een epitoap presentatiesysteem otnwikkelen voor het 1ymfreefsel van de darm. Tijdens dit project zullen we levende geattenueerde Salnonella typhimurium stammen, die de Escherichia coh Fl7 fimbriac met rotavirus epitopen tot expressie brengen, gebruiken om een lokale en systemische immuunresponstegen rotavirus op te wekken. De mogelijk ontwikkeling van een inunuuntolerantie zal nagegaan worden alsook de ontwikkeling van een immuuntespons in andere mucosale weefsels. Indien zo een immuunrespons wordt waargenomen zal getracht worden dit te verbeteren door de juiste antigenen en prcsentatiesystemen te gebruiken. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Isolatie en karakterisatioe van induceerbare virulentiegenen van Salmonella Vrije Universiteit Brussel Abstract: Genen verantwoordelijk voor de pathogeniciteit van de facultatief intracellulaire bacterie Salmonella zullen geÔsoleerd worden. Recent onderzoek heeft aangetoond dat een aantal virulentiegenen van Salmonella niet constitutief tot expressie komen, maar geÔnduceerd worden bij contact met de gastheer. Wij zullen ons hierop baseren voor de isolatie van nieuwe virulentiegenen bij Salmonella. RNA zal geextraheerd worden uit Salmonella cellen geisoleerd uit verschillende organen van geinfecteerde proefdieren en de geinduceerde genen zullen afgezonderd worden door "subtractieve cloning". Als alternatief zal mutagenese met transposons die genfusies genereren worden getest. Om specifieke virulentiegenen te identificeren zullen alleen de genen die niet uitgedrukt worden onder standaard groeicondities en die niet in het genoom van de verwante bacterie Escherichia coli voorkomen verder onderzocht worden. Deze zullen door gerichte in vitro mutagenese of door transposon insertie geïnactiveerd worden en de interactie van de resulterende mutanten met hun gastheer zal in detail onderzocht worden. Interessante nieuwe virulentiegenen zullen gesequeneerd worden en verder onderzocht. Dit werk kan bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en vaccins. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • HENRI DE GREVE
Moleculaire analyse van 3 mannelijk-specifieke transcripten bekomen via subtractieve cDNA clonering in MELANDRIUM ALBUM L. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Reproduktiebiologie is de laatste jaren uitgegroeid tot een van de belangrijkste onderzoeksdomeinen bij hogere planten. De ontrafeling en moleculaire identificatie van processen en genen die aan de basis liggen van de geslachtsbepaling en eslachtsdifferentiatie zijn niet alleen uit fundamenteel standpunt van belang maar wekken ook de interesse van de lantbreeders. Melandrium species (tweehuizig) werden reeds sinds lange tijd beschouwd als zijnde een modelsysteem voor studies i.v.m. sexdeterminatie en sexdifferentiatie aangezien er een strikte correlatie is tussen de fenotypische sex en de aanwezigheid van X of Y geslachtschromosomen (XX=vrouwelijk XY=mannelijk). Wij hebben recentelijk (zie OZR verslag samenvatting erkzaamheden 1994-199S, in bijlage) aangetoond dat subtractieve cDNA clonering in Melandnum leidt tot de succesvolle isolatie van mannelijk- specifieke transcripten. In totaal werden 226 clonen geïsoleerd die vervolgens verder geclassificeerd werden viaeen PCR/screening approach. In totaal blijven er 76 interessante cbnen over die, op basis van hun expressiepatroon in Norlhern blots, voor verdere analyses in aanmerking komen. Voor 3 van deze clonen werd reeds de "full length" cDNA geisoleerd en werden reeds (vb. CCLS4) of dienen nog verdere analyses (in situ hybridisabe op weefselcoupes, cross-hybridisatie studies, promotor-studies, functionele analysen dm.v. sense en antisense constructen...) uitgevoerd te worden. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHEL JACOBS
Transfer en expressie van grote DNA-sequenties gekloneerd in Yeast chromosomes via fusie tussen plantprotoplasten en gifferoplasten Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het is de bedocling een modclsysteem te ontwikkelen dat toelaat ornvangrijke DNA- sequenties over te dragen naar en tot expressie le brengen in hogere planten. In een eerste fase hebben we aangetoond dat somatische hybridisatie tussen plantprotoplasten en gistsferoplasten voozien van YAC-kloon. een mogeliik systeern was orn DNA over te dragen . Er werden reeds fusies met een kanamycineresistentie ingebouwd in de YAC-kloon. uitgevoerd en transforrranten werden geregenereerd. Een aantal F1- nakomelirgen bevatten de volledigc YAC-kloon F2 en backcrosses moeten nog verder gekarakteriseerd worden. We hebbcn somatische hybridisatie ook aangewend om te pogen nitraatreductase deficientie le complementeren. Hiertoe werden nitraatreductasse deficiente protoplasten van N plumbaginifolia gefusioneerd met sferoplasten waarin een YAC-kloon voorkomt die het nia-gen van maïs bevat. Analyses vergelijkbaar met deze uitgevoerd voor de Nptll YAC-kloon zullen gebeuren en het expressieniveau van het overgedragen nia-gen zal bestudeerd worden. Tenslotte willen we een alternatieve methode uittesten orn YAC-kknen over te dragen naar plantencellen narnelijk 'direct gene transfer' van gezuiverd en geamplificeerd YAC-DNA. Deze technologie zal kunnen aangewend worden voor een aantal toepassingen: YAC positionele klonering identificatie van volledige promotoren- met alle elementen. nodig voor expressie identificatie van gendichtheid en organisatie in een domein van het plantgenoom. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHEL JACOBS
Onderzoeksaktiviteiten in het domein van de plantengenetica plantenfysiologie en genetische virologie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het projekt'omvat de'verbetering van de klirnatisatieinifrastruktuur-van de serre,waarvan door hogergenoemde eenheden gebruik wordt gemaakt bij een groot aantal projekten (zie. bijlage). Hierbij is het noodzakelijk dat de kweek van de planten. kan gebeuren binnen gekontroleerde temperatuurgrenzen. Daarom dient een minimum.aantal.kompartimenten voorzien te worden van een degelijke klimaatregelaar (koeling is.absoluut noodzakelijk tijdens de zomermaanden). Daarnaast wordt een algemene koeling van de serre voorzien d.m.v. uitwendige waterverstuiving die moet beletten dat in de niet geklimatiseerde delen de temperatuur oploopt tot extreme waarden (> 50° C die elk praktisch gebruik onmogelijk maken. Verder wordt eveneens een budget werking voorzien, nodig voor onderhoud en/ofvervanging van bestaande verlichtingsonderdelen en
klimaatregelaar. Hogergenoemde,infrastruktuuraanpassingen kunnen onmogelijk financieel worden gedragen door deze eenheden. Daarom wordt een beroep gedaan op subsidiering via OZR- en SF-gelden. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • MICHEL JACOBS • Kristiaan DEMEYER
Interactie tussen GH1 of GH5 en DNA cruciforms Vrije Universiteit Brussel Abstract: Cruciform DNA structuren en het linkshandige Z-DNA zijn frequent voorkomende niet-B-DNA structuren waarvan het lgemeen/aanvaard wordt dat ze een functionele rol spelen respectievelijk in DNA recombinatie en transcriptie regulatie. De manier waarop ze die rol vervullen is echter nog speculatief. Aangezien deze niet-B-DNA structuren niet verpakt worden met oktameerhistonen in nucleosomen worden ze uitsluitend gevormd en teruggevonden in het linker DNA (=DNA tussen de nucleosomen). We slaagden erin om in nucleoprotein gel electrophorese het bestaan aan te tonen van specifieke interacties met een hoge affiniteit tussen het globulaire gedeelte van H1 of H5 en cruciform DNA structuren. We wensen de structuur van deze specifieke complexen te analyseren met de standaard 'footprinting' technieken om deze kennis over te dragen naar de chromatosoom structuur of om een beter inzicht te krijgen in de functionele rol van cruciform DNA. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Farmacologische karakterisatie van imidazoline receptoren in post-mortem menselijk hersenweefsel en andere species. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent ondenoek heeft aangetoond dat bepaalde a2-adrenerge agonisten en antagonisten via hun imidazoline structuur kunnen binden op een niet-adrenerge bindingssite. Deze sites werden imidazoline receptoren genoemd en ondergebracht in 2 groepen: de I, en 12 receptoren. De rol van de I, receptoren in de bloeddruk homeostase is wel gedocumenteerd en de antihypertensieve werking van Il liganden zoals clonidine, rilmenidine en moxonidine is in verschillende klinische trials bevestigd. De rol van de I2 receptoren alsook hun relatie tot de I, receptoren blijft tot op heden onduidelijk. Het doel van ons project is de relatie tussen beide bindingssites op te helderen en de I2 receptoren verder te investigeren alsvolgt: a. diepgaande farmacologische karacterisatie van beide receptoren dmv radioligand bindingstechnieken in post-mortem menselijk striataal weefsel (competities met ongemerkte liganden, saturatie, kinetische studies bij verschillende ncubatietemperaturen). b. vergelijken van bindingskarakteristieken van menselijke striatale receptoren met andere hersenregio's (wat ons informatie kan leveren over hun mogelijke functie). c. opsporen van interspecies verschillen via radioligand binding op muis, rat, kalf en konijn Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN • Anja FLAMEZ
Catalytisch mechanisme van aspartaat transcarbamylase AT(ase) : energetische bijdrage en functionele wisselwerkingen tussen actieve site residu's in het R vorm enzym Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aspartaat transcarbamylase (ATCase) catalyseert de eerste reactie van de pyrimidine biosynthese : de carbamylatie van de amino-groep van aspartaat door carbamylfosfaat.Het ATCase van E. coli (E.C 2.1.3.2) is een allosterisch enzym dat verschillende types wisselwerkingen tussen catalytische en regulatorische subeenheden vertoont. Dit enzym ondergaat veel van de conformationele herschikkingen die met de activiteit en met de regulatie van proteinen samengaan. Deze modificaties van 3aire en 4aire structuur zijn verbonden met cooperativiteit en allosterie. Deze verschillende signalen worden geintegreerd op het niveau van de catalytische site waardoor zowel de affiniteit van de site voor het substraat aspartaat als de catalytische activiteit gemoduleerd worden. Onze doelen zijn : -1. de biidraqe van actieve site residu's tot substraatsbindinq en tot catalyse in termen van enerqie van interactie te bepalen en de functionele wisselwerkinqen tussen de betrokkene residu's te analyseren. -2. de mechanismen van de requlatie door de effectoren in detail te ontrafelen, en meer in het biizonder de enzym-substraatinteracties in de catalytische site die door de requlatorische signalen qetroffen worden te identificeren. Functionele wisselwerkingen tussen catalytische residu's zullen geanalyseerd worden door de kinetiek van enkelsubstitutie mutanten en corresponderende dubbele en driedubbele mutanten in dubbele of driedubbele mutantecyclussen volgens het formalisme van Horowitz en Fersht (J. Mol. Biol. 214, 613-617, lqqn~ te verqeliiken Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RAYMOND CUNIN
Landschapsecologische kartering op gemeentelijk niveau Vrije Universiteit Brussel Abstract: Voor plan- en besluitvorming inzake natuuraspecten bestaat er in Vlaanderen geen methodologie. De kaarten die voor atuurbehoud tot op heden aangewend worden zijn te globaal, bezitten een inadequate schaal en zijn vaak niet recent genoeg. Vandaar de nood aan de opstelling van een methodologie waarmee objectieve evaluaties kunnen gerealiseerd worden. Deze methodologie omvat het opstellen van een databank en een serie kaarten waarmee de betekenis en de gevoeligheid van de landschapsecologische eenheden voor een bepaald type ingreep aangegeven wordt. Hieruit vloeit voort dat ook wetsbaarheden welke een combinatie zijn van de gevoeligheid en natuurbetekenis bepaald kunnen worden. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • STEVEN STRUYF
Verderzetting van het Vlaams Aktieprogramma Biotechnologie "Centra voor Ontluikende Technologie" Vrije Universiteit Brussel Abstract: Biotechnologisch onderzoek in het kader van het VlAB 'Centra voor Ontluikende Technologie'. Organisaties: • Algemene Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS • PATRICK DE BAETSELIER
Verderzetting van het Vlaams Aktieprogramma Biotechnologie 'Centra voor Ontluikende Technologie'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Biotechnologisch onderzoek in het kader van het VlAB 'Centra voor Ontluikende Technologie'. Organisaties: • Algemene Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RAYMOND HAMERS • PATRICK DE BAETSELIER
Verrderzetting van het Vlaams Aktieprogramma Biotechnologie 'Centra voor Ontluikende Technologie' Vrije Universiteit Brussel Abstract: Biotechnologisch onderzoek in het kader van het VlAB 'Centra voor Ontluikende Technologie'. Organisaties: • Algemene Biologie • Cellulaire Immunologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RAYMOND HAMERS • LODE WYNS • PATRICK DE BAETSELIER
Moleculaire elementen in de pathogenese en progressie van humaan ovarium kanker : analyse van specifieke genen met tumor suppressor activiteit en identificatie van nieuwe relevante genen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Moleculaire elementen in de pathogenese en progressie van humaan ovarium kanker. Organisaties: • Centrum Medische Genetica • Farmacologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • INGEBORG LIEBAERS • ELISABETH PETERS • JACQUES DE GREVE
Studie van recessieve genen ter hoogte van de p-arm van chromosoom 1 in vrouwelike tumoren Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tumor specifieke (cyto-)genetische deleties of verlies van heterozygositeit (OOH) waargenomen in verschillende premaligneen maligne lesies bij de mens wijzen op de aanwezigheid van suppressor- en/of mutatorgenen op de p-arm van chromosoom 1(meer bepaald lp36). Dit project beoogt de verfijnde identificatie en localisatie van deze recessieve allelen inendometrium carcinoma's van de uterus door middel van comparative genomic hybridization, primed in situ hybridization en loss ofheterozygosity. Organisaties: • Cellulaire Genetica • Pathologische Anatomie • Biologie
Onderzoekers: • INGE HAUSPIE • MICHELINE VOLDERS • CLAIRE BOURGAIN
Struktuur- en dynamicastudie van biologische, bioorganische en metaal(bio)organische verbindingen door multidimensionele, gradient-ondersteunde hoge resolutie nucleaire magnetische resonantie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Implementatie, oppuntstelling en ontwikkeling van multidimensionele homonukleaire en heteronukleaire NMR-technieken, met gebruik van gradiëntpulsen in het kader van conformatie-, struktuur- en dynamika-onderzoek of biologische en bio-organische verbindingen zoals peptiden, suiker- en metaalbindende proteïnen, tinhoudende bio-organische derivaten, alsook de studie van metabolische processen in de glycolyse (diercellen) en het proteïnemetabolisme (plantengenetica). Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum • Scheikunde
Onderzoekers: • RUDOLPH WILLEM • MONIQUE BIESEMANS
Multidimensionele proteine-NMR : studies van lectine-carbohydraatinteracties en van de hapteenbinding in een-domein antistoffen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Projekt dat zich tot doel stelt de structuur en de functie te onderzoeken van eiwitten in twee belangrijke gebieden van de proteine-chemie: suiker bindende lectines en één-domein antilichamen. De structuren worden onderzocht in waterige oplossing door gradient gepulste multidimensionele NMR, ondersteund door moleculaire modelling. Lectines zijn belangrijk in de immune antifungale respons van planten, terwijl één domein-antilichamen recent ontdekt werden in zoogdieren (camelidae) en belangrijke toepassingsmogelijkheden vertonen in de biotechnologie. De mechanismen van de functie van deze eiweitten blijft in ruime mate te ontrafelen. Het projekt wordt thans uitgebreid in het kader van een geconcerteerde aktie en een interuniversitair attraktiepoolprojekt tot andere systemen, waaronder een arsenaat bindend eiwit.Dit project, datL in nauwe samenwerking met de eenheden ULTR en ALBI van de VUB zal plaats vinden, stelt zich tot doel de struktuur in oplossing van praktisch belangrijke eiwiltten op te helderen, door toepassing en oppuntstelling van multidimensionele, homo- and heteronucleaire, gradient-ondersteunde NMR technieken. Twee vraagstukken zullen aangeroerd worden. Enerzijds, zal de struktuur van een aantal lectines onderzocht worden. Lectines zijn kleine proteïnes zonder enzymatische aktiviteit die carbohydraten binden en een rol spelen in de antifungale respons van planten. Hun
conformaties, interacties met verschillende types van solvatatiewater en binding met carbohydraten, van belang in de farmacodynamiek, dienen opgehelderd in omstandigheden die zo goed mogelijk het intracellulair medium nabootsen. De door NMR te onderzoeken lectines zijn afkomstig van Urtica Dioica en Amaranthus Caudatus. Anderzijds zullen de strucluureigenschappen van één-domein antistoffen onderzocht worden. Zij zijn van belang in biotechnologische toepassingen, vooral in strategieën die vereenvoudiging van hun genetische expressie in bacterieën nastreven. De NMR-studies zullen uitgevoerd worden met 13C en 15N aangerijkte één-domein antistoffen afkomstig van zoogdieren. De concrete vraagstukken die onderzocht zullen worden zijn: 1. de 3D structuur van hun VH domeinen, teneinde hun waterstructuur en de dynamica van hun CDR loops te karakteriscren; 2. een ligand bindingsanalyse met enkele haptenen of gedetermineerde peptide-epitopen uit het lysozyme modelsysteem. 3. de conformalie van de hinge peptiden, hetzij geïsoleerd of deel uitmakende van een groter VH-CH2 construct. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RUDOLPH WILLEM • LODE WYNS
Genetische diversiteit van wilg, eik en Europese zwarte populier t.b.v. natuurontwikkeling (BG/17/1995) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een inleidend onderzoek naar de genetische diversiteit van inheemse boomsoorten wordt verricht d.m.v. enzyme-electroforese en DNApolymorfisme (RAPD). Het bepalen van de hoeveelheid, aard en verdeling van de genetische diversiteit moet toelaten prioriteiten te stellen bij heraanplantingen. Het doel is een dynamische vorm van genenbehoud te ontwikkelen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Project Vuilbeekvallei (een experimenteel "natuurherstel" gepaard aan een milieusensibilisatie en een beperkt vegetatieonderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een experimenteel " natuurherstel " gepaard aan een milieusensibilisatie en een beperkt vegetatie - onderzoek Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Cursus in kustecologie, -beheer en -bescherming. Vrije Universiteit Brussel Abstract: The foundation of this course package is an expression of the growing interest in comparative research on energy flow, structure, functioning and and response to human impact on marine ecosystems. The courses concentrate on stressed ecosystemssuch as mangroves, coral reefs, seaweed and seagrass beds, estuaries and beaches. Focusses are on the ecological aspects of the competitive utilisation of these tropical coastal zone systems. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
Identificatie van virulentiefactoren bij salmonelle als basis voor een nieuwe generatie diagnostica en vaccins. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het project is de ontwikkeling van meer efficiente diagnostica en vaccins. Deze zullen ontwikkeld worden aan de hand van de identificatie en isolatie van virulentiefactoren die geïnduceerd worden bij contact van de bacterie met zijn gastheer. Deze factoren worden door moleculair-genetische technieken (genfusies, insertiemutagenese, recombinant DNA, PCR) geïdentificeerd. Dit onderzoek zal dus ook bijdragen tot een beter begrip van de biologie van Salmonella infecties. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • HENRI DE GREVE
Centrum voor de studie van de ziekteresistentie bij het varken (Alg. titel). "In vitro fenotypering van varkens op aanwezigheid van K88ab, -ac en ad- darmreceptoren"(tit.VUB) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het uiteindelijke doel van het project is de ontwikkeling van een goedkope, snelle, betrouwbare non-invasieve DNA-test voor genotypering van individuele varkens met betrekking tot hun K88-receptortypes voor neonatale K88-Coli-diarrhee.Op deze wijze zullen varkens met een genetische resistentie-aanleg kunnen onderscheiden worden van verschillende types van gevoelige varkens.Met behulp van deze test zal vervolgens kunnen geselecteerd worden naar K88-resistente varkens-populaties, die aldus een hogere gezondheidsstatus verwerven.Het innoverende van het project berust hierin, in tegenstelling tot vroegere benaderings-wijzen, dat het probleem aangepakt wordt op het DNA-niveau van de gastheer zelf. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Planten als flexibele biomonitoren van bodem-, water- en luchtverontreiniging dankzij een (geno)toxische effectenanalyse met behulp van de komeettest. (Single Cell Gel Elcetrophoesis Assay) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De komeettest is een snelle en gevoelige techniek ter analyse van DNA-schade in eucaryote cellen. Planten zijn standplaatsgebonden en kunnen als polyvalente bio-indicatoren fungeren. De "Single Cell Gel Electrophoresis Assay" wordt gevalideerd op planten door vergelijking met bestaande cytotoxicologische testen. De toepassing in landbouw, verontreinigde sites, werk- en leefomgeving wordt nagegaan a.h.v. case-studies. Organisaties:
• Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
ICP 'Ecomama' (1997-1998) Vrije Universiteit Brussel Abstract: The foundation of this course package is an expression of the growing interest in comparative research on energy flow, structure, functioning and and response to human impact on marine ecosystems. The courses concentrate on stressed ecosystemssuch as mangroves, coral reefs, seaweed and seagrass beds, estuaries and beaches. Focusses are on the ecological aspects of the competitive utilisation of these tropical coastal zone systems. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
Vegetatiedynamiek in mangrovegebieden: vergelijking van de huidige toestand en van de evolutie gedurende de laatste 50 jaar aan de hand van luchtfotografie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mangrovebossen komen voor op alle tropische kusten en in lagunaire systemen van tropische gebieden (ongeveer tussen 30e breedtegraden), waar aan een aantal omgevingsvoorwaarden voldaan is (substraathelling, -type, watersamenstelling, golfslagbeschutting enz.). Ondanks hun grote ecologische en afgeleide economische rol (kustvisserij, erosiebescherming) en rechtstreekse economische rol (bv. houtontginning) worden zij onvoldoende beschermd en beheerd. Voor een rationeel beheer is een begrip van de dynamiek van dit vegetatietype noodzakelijk. In de vegetatiekunde is het onmogelijk deze op korte termijn of retrospectief te bepalen, tenzij dankzij luchtfotografie in tijdseries een beeld van de vroegere toestand verkregen kan worden. Dit is het geval voor mangrovegebieden die door de VUB onderzocht worden. Het voorgestelde programma heeft tot doel de analyse van de mangroven van Zuidwest Sri Lanka op basis van luchtfotoseries (1956-1994) uit te diepen. Voor de noodzakelijke positiebepaling binnen de vanaf de grond zeer onoverzichtelijke mangrovegebieden wordt een global positioning system aangevraagd. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Ontwikkeling Cryokristallografie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkeling van cryokristallografische methoden op biologische samples. Ontwikkeling in het algemeen en heel in het bijzonder naar synchrotron data-acquisitie toe.Heel in het bijzonder wensen we netwerken van conservatieve watermoleculen in eiwitstructuren nauwkeurig te documenteren alsook de rol van H2O moleculen in hoog-resolutie proteïne-carbohydraat complexen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Natuurkunde
Onderzoekers: • FREDDY POORTMANS • REMY LORIS • DOMINIQUE MAES
Kwantificering van het transfer: 'rietafval-zooplankton' in de Zeeschelde. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksvoorstel kadert in de bredere context van het OMES-project, waarbij de rol van de schorre-vegetatie in het ecosysteemcentraal staat. Mocht er in de toekomst een belangrijke toename van rietvegetaties kunnen gerealiseerd worden, dan wordt het uiteraard belangrijk te weten wat er gebeurt met het rietafval dat jaarlijks geproduceerd wordt. Een deel van dit organisch materiaal ondergaat omvormingen tot opgeloste organische en anorganische verbindingen; de studie hiervan vormt een deelaspect van het huidig OMES-project.Een ander deel is mogelijk een voedingsbron voor zooplankton, en de studie van deze transfer is niet vervat in de objectieven van het OMES-project. Om de stofstroom rietafval-zooplankton beter te omschrijven en te kwantificeren wensen we gebruik te maken van de 15Ntracer methodologie (waarvoor de expertise bestaat in ANCH) in combinatie met de kennis van het zooplanktonmetabolisme (waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij ECOL). Cultuurplanten, geteeld op voedingsbodems aangerijkt in 15N, vertonen na afloop van tijd zelf een aanrijking in 15N, die zich eveneens manifesteert in het organisme dat zich voedt met de plant. De conversiesnelheden worden bepaald met de geeigende massabalansvergelijkingen. Organisaties: • Biologie • Scheikunde
Onderzoekers: • LEO GOEYENS • MICHELE TACKX
Paracriene en autocriene functies van prolactine en groeihormoon in het immuunsysteem. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Groeihormoom(GH) en prolactine(PRL) worden voornamelijk geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse onder controle van de transcriptiefactor Pit-1. PRL is een belangrijke factor voor de regulatie van lactatie en GH speelt een essentiële rol in de regulatie van lichaamgroei. PRL en GH worden ook uitgedrukt in de decidua en de respectievelijk de placenta. De receptoren voor PRL en GH behoren tot de cytokine receptor superfamilie,en worden,evenals GH en PRL,door een aantal celtypen van het immuunsysteem uitgedrukt. Er zijn sterke aanwijzigingen dat PRL en GH een belangrijke rol spelen in de functie en ontwikkeling van het immuunsysteem.Het project behelst onderzoek naar de rol van PRL en GH in de ontwikkeling en functie van het immuunsysteem. De te testen hypothesen luidt dat PRL en GH een paracriene en autocriene effecten hebben op de ontwikkeling en functie van leukocyten. Hierbij zou de expressie van PRL en GH in leukocyten geregeld worden door het immuunsysteem. In het project zullen we de aandacht richten op:1-De regulatie van PRL en GH expressie in leukocyten (in vitro regulatie door hormonen,cytokines en ontwikkelingstadium; moleculaire regulatie).2-De regulatie van hypofysair PRL en GH door het immuunsysteem (vergelijkend onderzoek naar de in vitro en in vivo effecten van cytokines op de PRL-en GH-secretie door de hypofyse). 3-De functies van PRL en GH in het immuunsysteem (met name effecten of ontwikkeling en functie van granulocyten). Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers:
• RON KOOIJMAN • ELISABETH PETERS
Bepaling van multicomponent synergetische effecten in microporeuze kristallijne katalysatoren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens vorig werk op synzymes (o.a.cytochroom P450 mimic in zeoliet y ingebouwd) werd aangetoond dat adsorptieeffecten in sterke mate de kinetiek van omzettingen bepalen. Meer nog, lnspectie van een aantal systemen toont dat multicomponent reacties vaak totaal andere selectiviteiten vertonen dan verwacht uit proeven met afzonderlijke reagentia. Een aantal type systemen wordt onderzocht door: - batch en continue reacties - adsorptiemetingen - moleculaire modellering. Er zal een methode worden ontwikkeld om het gedrag van de sysbemen te voorspellen met zo weinig mogelijk metingen van adsorptie en reactie. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • GINO BARON • GERT DESMET
Voorbereiding van de Vlaamse wetenschappelijke activiteiten aan de Europese Synchrotronstralingsfaciliteit ESRF te Grenoble. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De Europese synchrotronstralingsfaciliteit (ESRF) werd op 16 december 1988 door 11 Europese landen opgericht: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Zwitserland, Groot Brittanië, Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden. In de loop van 1991 besloot de Nederlandse regering ook deel te nemen aan het ESRF project. In het kader van het BENESYNC consortium nemen België en Nederland gezamenlijk 6% van de ESRF investerings- en werkingskosten voor hun rekening. De constructie van de ESRF werd aangevat in 1990; gepland wordt dat de eerste experimentele faciliteiten operationeel zullen worden begin 1994. Parallel aan het Europese initiatief lopen in de V.S. en in Japan analoge projecten; deze synchrotronfaciliteiten zullen echter pas in de periode 1995-2000 in gebruik worden genomen. Onderhavig onderzoeksproject, dat door promotoren van vijf Vlaamse Universiteiten en van het VITO ingediend wordt, beoogt de Belgische inspanning (80 M BEF/jaar) geleverd in de opbouwfase van de ESRF, optimaal te valoriseren door een actieve deelname aan de opbouw van een CRG, waarvoor het initiatief uitgaat van verschillende Nederlandse onderzoeksgroepen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Natuurkunde
Onderzoekers: • FREDDY POORTMANS • LODE WYNS
Ontwikkeling van een in vitro model voor de studie van de pathogenese van hypofysaire prolactine en groeihormoon secreterende cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hypofysaire tumoren zijn frekwente letsels, en maken ongeveer 10% uit van alle intracraniele tumoren. De incidentie in ongeselecteerde autopsie en bereikt 21%25. De tumoren zijn meestal benigne. Talrijke van deze tumoren synthetiseren en secreteren hormonen. Het aanmaken van de hormonen door de tumor verbreekt het hormonaal evenwicht, en geeft aanleiding tot een aantal klinische syndromen, die de manifestaties zijn van hyper- en hypofunctie van de hypofyse ,met soms compressieverschijnselen gebonden aan invasie van de omgevende strukturen door de tumor. Organisaties: • Farmacologie • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • LUC VANHAELST • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX • ELISABETH PETERS
Vegetatie katering Zoniënwoud Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project heeft de fytosociologische studie van verschillende biotopen in een bosecosysteem tot doel, met een bijzondere aandacht voor de mogelijke invloed van het stadsmilieu.I. Ecologische studie van de Pinnebeek- grondige inventarisatie van de flora- opstellen van de fytosociologische kaart- onderzoek naar waterkwaliteit- opstellen van beheersplannenII. Ecologische studie van verschillende beukenbestanden o.a. in verband met het effect van een "niets-doen" - bosbeheer in bepaalde percelenIII. Opvolgen van de evolutie en successie in de reeds beheerde gebieden (Vuilbeekvallei, Verdronken Kinderenvallei, Rood Klooster, Grote Flossendelle + kalkhellingen)IV. Wetenschappelijke begeleiding bij het uitvoeren van de beheerswerken in de natuurrreservaten. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Structuur- en functieanalyse in het primaire en secundaire metabolisme. Vrije Universiteit Brussel Abstract: STRUCTUUR- EN FUNCTIE-ANALYSE IN HET METABOLISME : Het programma betreft een structuur-functie analyse van specifieke aspecten van het metabolisme, zowel bij planten als bij E.coli. Enerzijds bij planten: 1° de studie van gen-enzym-verbanden die de biosynthese van de van aspartaat afgeleide aminozuren controleren door een gecombineerde biochemische, moleculaire en genetische benadering; 2° de studie van de invloed van de minerale voeding op alkaloiden produktie, alkalöïden die vanaf bepaalde aminozuren gesynthetiseerd worden. Anderzijds, bij bacteriën fysico-chemische studies van fimbriae van enterotoxigene E.coli stammen, opgebouwd uit verschillende eiwitten waaronder i.h.b. adhesines die na zuivering voor hun aminozuursamenstelling geanalyseerd zullen worden. Het project associeert drie laboratoria van het Instituut Moleculaire Biologie (Laboratorium voor Plantengenetica, Laboratorium voor Plantenfysiologie, Laboratorium voor Scheikunde der Proteinen) en berust op het gebruik van een aminozuuranalyser. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • MICHEL JACOBS • SONIA BEECKMANS
Neuropeptide Y: interaktie met receptoren en bindenden proteinen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tamir en medewerkers hebben sinds 1974 gepostuleerd dat specifieke serotonine bindende proteinen (SBP, 45 en 58 kDa) instaan voor de opstapeling, het transport en/of de bescherming van serotonine in serotoninerge neuronen. Initieel onderzoek, uitgevoerd op kalf hersen cortex, toonde aan dat SBP ook in staat zijn om catecholaminen met hoge affiniteit te binden. Tevens werden SBP in catecholamine- rijke weefsels (retina, chromaffine cellen) waargenomen. Dit liet ons verrnoeden dat SBP ook betrokken zijn bij de opstapeling van catecholaminen. De binding van serotonine en catecholaminen geschiedt slechts in de aanwezigheid van Fe2+, en dit werd initieel verklaard door een model waarin de monoaminen via een coördinatiebinding tot een SBP-ijzer complex koppelen. Onze recente gegevens pleiten echter voor een alternatief mechanisme: nl. Fe2+-gemedieerde oxidatie van serotonine en catecholaminen (via vorming van superoxide radikalen) en covalente koppeling van de gevormde oxidatieprodukten tot cysteine residus van SBP. Dit stelt de fysiologische rol en zelfs de identiteit van SBP in vraag.Deze studies beogen het bekomen van een betere kennis over peptide neurotransmitter Neuropeptide Y (NPY) en zijn receptoren. Deze receptoren omvatten ten minste 3 subtypes (Y1, Y2, Y3) en niet-peptide antagonisten zijn van medisch belang omwille van hun potentiële hypotensieve en eetlustremmende eigenschappen. A) Vergelijking van de binding van gemerkt NPY met deze van recent ontwikkelde niet-peptide antagonisten op cellijnen van humane oorsprong (Y1: SK-N-MC, Y2: SK-N-BE). B) Humane Y1-receptoren zijn in hun oorspronkelijke "omgeving" in SK-N-MC cellen doch niet in getransfecteerde CHO cellen. We willen de invloed hiervan op de respons nagaan op niveau van de cyclisch AMP- en calcium concentratie en de vrijmaking van zure metabolieten. C) Bepaling van dichtheid van de NPY receptor subtypes in membraan preparaten en vriescoupes van verschillende hersenregio's van mens in normale en pathologische omstandigheden kan de rol van NPY in het centraal zenuwstelsel verder ophelderen. D) We ontdekten recent een peptide conotoxine dat nanomolaire affiniteit voor (3H)NPY vertoont. We beogen de zuivering en strukturele karakterisering van dit peptide en vergelijking van zijn bindingseigenschappen met deze van anti-NPY antilichamen en de NPY receptor subtypes. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
ICP 'Ecomama' (1998-1999) Vrije Universiteit Brussel Abstract: The foundation of this course package is an expression of the growing interest in comparative research on energy flow, structure, functioning and and response to human impact on marine ecosystems. The courses concentrate on stressed ecosystemssuch as mangroves, coral reefs, seaweed and seagrass beds, estuaries and beaches. Focusses are on the ecological aspects of the competitive utilisation of these tropical coastal zone systems. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
De waterkwalitiet in het Woluwe bekken zal beoordeeld worden door gebruik te maken van natuurlijke en artificiële substraten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De waterkwaliteit in het Woluwe bekken zal beoordeeld worden door gebruik te maken van artificiële substraten. Het colonizeren van benthische diatomeen zal ons toelaten een gestandardiseerd indicator systeem toe te passen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Regulatie, mechanisme en moleculaire organisatie van carbamoylfosfaat synthese in mesofiele en thermofiele bakterien. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ons laboratorium is een lid van het Europees netwerk dat ingericht werd om het genoom van gist volledig te sekweneren. Het doel van dit projekt is de identificatie van de nieuw gesekweneerde genen dit door dit onderzoek aan het licht zullen worden gebracht, met speciale aandacht voor de funkties die betrokken zijn in het metabolisme van stikstof (biosynthese van arginine en lysine, catabolisme van arginine). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • NICOLAS GLANSDORFF • RAYMOND CUNIN
Biomoleculaire Herkenning - Het strukturele luik. Biomolecular Recognition - The structural approach. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aanvraag van een X-straal generator en image-plate detector centraal voor de waaier van projekten binnen de groep. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Genetisch onderzoek t.b.v. het natuurbehoud in Vlaanderen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een inleidend onderzoek naar de genetische diversiviteit van plantenpopulaties wordt verricht d.m.v. enzyme-electroforese en DNApolymorfise (RAPD). het bepalen van de hoeveelheid, aard en verdeling van de genetische diversivirteit moet toelaten prioriteiten te stellen bij natuurbehoud. Het doel is een dynamische vorm van genenbehoud te ontwikkelen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Fysiologische en farmacologische eigenschappen van angiotensin II receptoren in getransfecteerde cellen. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Angiotensin II receptoren van het AT1-type zijn van medisch belang omwille van hun hypertensieve eigenschappen. Ze worden vooral bestudeerd d.m.v. contractiestudies (aorta) en bindingsstudies op membranen (oa. lever). AT1 receptoren van de mens werden onlangs tot expressie gebracht in CHO cellen. Deze CHO AT1 cellen (ons bezorgd door Prof. V; Chhajlani) laten radiogland binding en enfunctionele experimenten onder strikt dezelfde condities toe. Ze vormen een ideaal systeem om de fysiologische en farmacologische eigenschappen van de AT1-receptoren nauwkeurig te omschrijven. Voorgestelde functionele experimenten omvatten de meting van de calcium concentratie, fosfatidylinositol (4,5)-bifosfaat hydrolyse en vrijmaking van zure metabolieten. Aandacht zal besteed worden aan (1) agonist-specifieke eigenschappen zoals receptor desensitizatie en internalisatie en (2) de inwerking van "insurmountable" antagonisten (di antagonisten die de maximale respons verminderen). Dit laatste fenomeen is wel gekend voor AT1 receptoren maar de beschikbaarheid van CHO-AT1 cellen laat nu voor het eerst toe om de moleculaire basis hiervan grondig te bestuderen. Dit zal toelaten om reeds voorgestelde modellen (oa. allosterische en (pseudo)irreversibele interactie, effect op internalisatie-, desensitisatie-, en conformatiewijzigingen van de receptor) te toetsen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
Farmacologische karakterisatie van imidazoline receptoren in hersenweefsel en cellijnen van de mens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bepaalde alfa2-adrenerge liganden kunnen ook binden tot imidazoline receptoren. Deze zijn onderverdeeld in 2 groepen: l1 en l2 receptoren. De rol van de l1 receptoren in de bloeddruk horneostosc is wel gedocumenteerd en de antihypertensieve werking van l 1liganden zoals clonidine en rilmenidine is in verschillende klinische trials bevestigd. De implikatie van l 1 receptoren in de antihypertensieve werking van moxonidine werd aangehanld maar dit wordt niet d.m.v. in vitro studes bevestigd. Ook blijft de rol van de 12 receptoren en hun relatie tot de l1 receptoren tot op heden nog onduidelijk. Het doel van ons project is om, bij de mens, het farmacologisch profiel en de potentiële heterogeneiteit van beide bindingssites, evenals hun relatie, op te helderen als voigt: A) Vergelijkende farmacologische karakterisering van beide receptoren in verschillende hersenregio's van de mens en in humane cellijnen d.m.v. radioligand binding (competities, saturatie, kinetieken). B) Opsporing van regionale distributie van receptor subtypes in het CZS van de mens d. m.v. autoradiografie (gebruik ma kend van het diskriminerend vermogen van subtype- selektieve liganden) C) vergelijking van verschillende theoretische modellen (o.a. allosterische inte, akties) om de relatie tussen l1 en l2 receptoren te achterhalen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • GUY EBINGER • GEORGES VAUQUELIN • Anja FLAMEZ
Funktionele analyse van de onbekende genen voortkomend uit de systematische sequentie van het gistgenoom (S. cerevisiae); genen die betrokken zijn in het stikstof matabolisme Vrije Universiteit Brussel Abstract: Als gemeenschappelijk voorloper van de biosynthese van een aminozuur-arginine - en van één familie van nucleotiden-de pyrimidinescarbamoylfosfaat (CP) is een belangrijke tussenstap in het metabolisme. We bestuderen op molekulair niveau de regulatorische mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de uitgebalanceerde produktie van CP alsook de patronen van metabolische organisatie die instaan voor bescherming van deze stof tegen thermisch afbraak in extreem- en hyperthermofielen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • NICOLAS GLANSDORFF
Fundamenteel ecologische aspecten van het mangroveecosysteem en hun evolutie onder toenemende anthropogene druk. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bijdrage tot een betere inzage in de ecologische processen die mangrove-ecosystemen karakteriseren. Gebruik van stabiele koolstof- en stikstof-isotopen om de koolstof en nitraat flow doorheen het systeem te achterhalen en om de tropische relaties in het systeem te beschrijven. Organisaties: • Biologie • Scheikunde
Onderzoekers: • PHILIP POLK • FRANK DEHAIRS • NICO KOEDAM
Toepassingen van electrospray massaspectrometrie in moleculair biologisch onderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In tegenstelling tot de meeste andere technieken van massaspectrometrie kan electronspray ionisatie gebruikt worden als een detectie systeem. Dit leidt naar een revolutionaire doorbraak in de moleculaire biologie van de studie van bindingskurven tot het bepalen van een eiwitstruktuur. Enkele voorbeelden illustreren dit zeer goed. Of een proteme sequentie wel klopt met de computer vertaling van de cDNA sequentie wordt eenvoudig bepaald door een trypsine of andere protease digest te scheiden op HPLC waarna het eluent rechtstreeks in de massaspectrometer ingespoten wordt. Door geschikte software kan men zoeken of alle voorziene peptides aanwezig zijn op basis van hun massa. Elke peptide kan dan nog opgevangen worden voor verdere analyse. Fosforylatie, en andere posttranscriptionele wijzingen kunnen eveneens direct bepaald worden door de massa increment te meten. Hieruit volgt dat deze algemene techniek tenminste een grootte orde verschil maakt niet alleen in het type maar ook in de kostprijs van de analyse. In tegenstelling tot andere technieken moet het binnenhuis gevestigd zijn. Inderdaad, integenstelling met Edman degradatie of MALDI massaspectrometrie moet het toestel aangeloten zijn op de scheidingsuitrusting, gewoonlijk HPLC. Deze aanvraag betreft dus een gecombineerde opstelling HPLC/Massas-pectrometrie. Slechts het gedeelte massaspectrometrie wordt aan het FONDS gevraagd. De instelling staat in voor een belangrijke HPLC uitrusting. Deze uitrusting zal als ondersteuning dienen voor een reeks aan de gang zijnde projekten alsook nieuw projekten. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • EDILBERT VAN DRIESSCHE
• LODE WYNS • GEORGES VAUQUELIN
Genetische veranderingen, celproliferatie en apoptose in T- lymfocyten van Chronisch Fatigue Syndrome (CFS) patienten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Preliminaire resultaten bekomen in het laboratorium wijzen op een verhoogde profileratie van T-lymfocyten in CFS patiënten. Dit project beoogt de grondige analyse van de proliferatie versus geprogrammeerde celdood (apoptose) in deze patiënten aan de hand van cytologische en moleculaire fluorescente immunodetectie methoden. Genoom instabiliteit te wijten aan dit onevenwicht zal door mutageniteitstesten geëvalueerd worden. Organisaties: • Cellulaire Genetica • Biologie
Onderzoekers: • INGE HAUSPIE • MICHELINE VOLDERS
Studie van de interactie tussen de waterkolom en het intertidaal in de Zeeschelde: partim kwalificatie en kwantificatie van organisch materiaal en plankton. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het uiteindelijk doel van het projekt is bij te dragen tot een beter begrip van materie- en energiefluxen doorheen de verschillende kompartimenten van een ecosysteem, en meer in het bijzonder de wisselwerkingen tussen het benthos, plankton en nekton, m.i.v. de parasietengemeenschappen die in de meeste ecologische studies over het hoofd gezien worden. De aandacht zal in hoofdzaak uitgaan naar de Westerschelde hoewel observaties en metingen in de Noordzzee worden verdergezet. Een element 'systematiek' is eveneens voorzien. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
ICP 'Ecomama' (1999-2000) Vrije Universiteit Brussel Abstract: The foundation of this course package is an expression of the growing interest in comparative research on energy flow, structure, functioning and and response to human impact on marine ecosystems. The courses concentrate on stressed ecosystemssuch as mangroves, coral reefs, seaweed and seagrass beds, estuaries and beaches. Focusses are on the ecological aspects of the competitive utilisation of these tropical coastal zone systems. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
Causale factoren van biodiversiteit : Gemeenschapsstructuur Fylogenie en Biogeografie. Een vergelijkend onderzoek van de fauna van tropische en subtropische estuariene en lagunaire systemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De bedoeling van voorliggend project is om een aantal (sub)tropische biotopen op een volledig analoge manier te onderzoeken zodat de structurele biodiversiteit in een groot aantal facetten kan vergeleken worden Structurele biodiversiteit behelst de vergelijkende kwantitatieve beschrijving van verschillende gemeenschappen die tot op het niveau van de species worden gekarakteriseerd. De samenstelling van deze gemeenschappen kan echter op verschillende ecologische (o.a. trofische) en taxonomische niveau's worden onderzocht. De kennis van de complexiteit van een ecosysteem (=structurele biodiversiteit) moet betere inzichten kunnen verschaffen in de wisselwerking van de biota met elkaar en met hun omgeving. Daarom is standaardisatie van zowel verzamelen als verwerken van de gegevens een absolute noodzaak. De systematiek en het fylogenetisch onderzoek vormen de onderbouw van de structurele biodiversiteit en zullen een belangrijk deel uitmaken van de activiteiten. Het al dan niet voorkomen van soorten is weliswaar gebonden aan omgevingsfactoren maar heeft tevens historische gronden: de biogeografie als bepalende factor is dan ook het derde luik van het project. De relatie fylogenie en biogeograrie is bovendien onmiskenbaar: ze zijn in grote mate oorzaak en gevolg van elkaar. Hoewel de soortenrijkdom en diversiteit van de geselecteerde localiteiten concentratiepunten vormen, zijn de geografische limieten voor de fylogenetische en biogeografische aspecten noodzakelijkerwijze breder. Organisaties: • Biologie • Rechtsontwikkeling - Rechtsvergelijking - Europees Recht
Onderzoekers: • MAGGY VINCK • MARIE-HERMANDE DARO
Opstellen syntheseverslag over 10 jaar onderzoek op gebied van industriële toxicologie en arbeidsgeneeskunde verricht in kader van DWTC-programma's. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In 1990 werd door de Diensten voor Programmatie van het Wetenschapsbeleid (DPWB, de huidige Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden (DWTC), een eerste onderzoeksprogramma inzake milieuhygiëne opgezet. Onderzoek op het gebied van de menswetenschappen was immers hoognodig om te kunnen inspelen op de disfuncties en de vragen die de technologische mutaties en de toepassing ervan in onze moderne samenleving oproepen. Centraal in dit programma stonden de studie van het industrieel risico en de studie van de invloed van milieufactoren op de gezondheid. Het onderzoek terzake wordt sindsdien beter geprogrammeerd en heeft een nieuwe start genomen. Er werden sinds 1998 namelijk 2 wetenschappelijke ondersteuningsprogramma's voor de gezondheidsbescherming van de werknemers op touw gezet. De verschillende projecten in die programma's vloeien voort uit het onderzoek op de 3 kernpijlers van die programma's: (1) industriële en omgevingstoxicologie (toepassingsluik van dit laboratorium), (2) ergonomie, (3) studie van psychosociale risico's. Het voor dit DWTC-project op te stellen verslag beschrijft het verloop van de activiteiten van die projecten, en maakt een balans op van het wetenschappelijk onderzoek dat sinds 10 jaar verricht is. Het bevat een omschrijving van de programma's, de wetenschappelijke activiteiten, en de projecten die de voorbije 10 jaar werden opgezet (er werden 56 onderzoekprojecten voor een totaalbedrag van 833 MBEF gefinancierd). Er wordt ook voorgesteld welk onderzoek in de toekomst noodzakelijk is. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers:
• MICHELINE VOLDERS
Ontwikkelen van sorghum varieteiten met hoge voedingswaar de (Bobo Dioulasso) - Burkina Faso. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkelen van sorghumvariëteiten met hoge voedingswaarde - Burkina Faso. Het project situeert zich in het kader van een algemeen sorghum-verdelingsprogramma uitgevoerd door de INErA te Burkina Faso onder de coördinatie van het CNRST en met ondersteuning van het ICRISAT-netwerk in West-Afrika. De INERA heeft als opdracht de onderzoeksprograama's betreffende de plantenproductie te bepalen en uit te voeren, en zowel de valorisatie van de resultaten als de opleiding van het wetenschappelijk en technisch personeel te verzekeren. Het researchcentrum van ICRISAT in Samanco mali werkt nauw samen met de INERA verantwoordelijke voor het Sorghum-Mil-Maïs project. Bovendien, zullen de bekomen resulaten en variëteiten een toepassing kunnen vinden voor een bredere zone in West Afrika dan Burkina zelf, o.a. in Mali en Niger, waar bepaalde landbouwkundige gebieden door dezelfde agro-climatische voorwaarden gekarakteriseerd zijn en waar Sorghum ook het belangrijkste voedingsgewas en de belangrijkste bron van energie en proteïnen voor de plattelandsbevolking is. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Nieuwe aanpak voor diagnose en behandeling van leukemie en andere kwaadaardige ziektes. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aangezien SOCS faktoren een mogelijke invloed zouden kunnen hebben op celdeling, wordt aandacht besteed aan de mogelijke therapeutische waarde van bepaalde SOCS faktoren.De expressie van CIS/JAB en PIAS-factoren wordt geanalyseerd(Western blotting, DNA micro-arrays, RT-PCR) in witte bloedcellen (granulocyten, mononucleaire cellen) van gezonde donoren en patiënten met leukemie. Daarbij worden SOCS-eiwitten derivaten (gekoppeld aan korte peptide-sekwenties) gesynthetiseerd. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX • ELISABETH PETERS
Biodiversiteitsstudies van zeewieren en stekelhuidigen in de transitiezone tussen gematigd zuidelijk Afrika en de tropische westelijke Indische Oceaan. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De fylogenetische relaties tussen de levende klassen echinodermen (Holothuroidea, Asteroidea, Echinoidea, Crinoidea en Ophiuroidea) zijn voor evolutionaire biologen nog steeds grotendeels enigmatisch. De fylogenie van de Asteroidea, Crinoidea Ophiuroidea en Echinoidea werden door middel van vergelijkend morfologisch en moleculair onderzoek grotendeels opgelost. De fylogenie en de evolutie van de zeekomkommers daaerentegen berust nof steeds grotendeels op vergelijkend morfologisch onderzoek en heeft tot op heden geen consensus opgeleverd. Door middel van sequentievergelijking van mitochondriale en nucleaire eiwit-coderende genen zal dit onderzoek ten eerste de evolutie en fylogenie van de Holothuroidea binnen de Echinodermata en ten tweede de evolutie en fylogenie van de Aspidochirotida binnen de Holothuroidea ophelderen. Deze data zullen ons derhalve in staat stellen om de huidige systematische relaties binnen de Echinodermata en de Holothuroidea in het bijzonder te herzien. deze informatie is essentieel bij het opstellen va beheersplannen voor deze overgeëxploiteerde fauna. Zo zal als onmiddelijke toepassing van deze moleculaire systematiek de herkenning van echinodermenlarves mogelijk worden, waardoor reële populatiestructuren beter ingeschat zullen kunnen wordne. Het studiemateriaal zale reeds bestaande collecties uit Oostelijk-Africa omvatten, naast aangevraagde collecties uit Zuid-Africa Indonesië en Ecuador. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Yves SAMIJN
Morfologisch en biochemisch onderzoek van de ontogenese van de darm van caenorhabditis elegans. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Over de ontogenie en de post-embryonale differentiatie van de darm bij nematoden is niets gekend. De behaalde resultaten met vitaalkleurstoffen bij C. elegans wijzen duidelijk in de richting van communicatiekanalen tussen sommige van de blastomeren tijdens de embryonale ontwikkeling. Niettemin is over de aard en structuur van deze kanalen en de aard van de communicatie niets gekend bij C. elegans Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
Molecular genetics and pathology of signal transduction Vrije Universiteit Brussel Abstract: De voornaamste krachtlijnen van ons onderzoek zijn: - Identifikatie en karakterisering van hormoon en neurotransmittor receptoren. Onderzoek van de mechanismen van receptor regulatie door fysiologische en patho- fysiologische condities met bijzondere aandacht voor pathologieen van hel menselijk zenuwstelsel. - De interactie tussen natuurlijke produkten van planten en dierlijke venijnen (conotoxines) met receptoren en hun liganden. - Onderzoek van de fysiologische en clinische relevantie van membraan proteinen met een potentiele receptorgelijkende aktiviteit. We willen in het bijzonder Neuropeptide Y receptoren (NPY receptoren, d.i. gevestigde receptoren met recent ontdekte subtypes) en imidazoline receptoren (d.i. proteinen met een potentiele receptor functie maar met noch niet acterhaalde endogene boodschappers) onderzoeken. Reeds aanwezige en bijkomende expertise zal met de andere deelnemers aan dit project gedeeld worden om onderwerpen van mutuele interesse te onderzoeken Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
Growth and development of higher plants Vrije Universiteit Brussel Abstract: Genen die betrokken zijn bij de bladmorfogenese zullen door twee complementaire benaderingen geïdentificeerd worden.(ii) Genfusievectoren die random genfusies genereren met het gus gen zullen toegepast worden om bij Arabidopsis thaliana genen te identificeren die specifiek uitgedrukt worden op verschillende stadia van de bladmorfogenese. Deze genen zullen afgezonderd worden door de inverse polymerase chain reactie in combinatie met moleculaire cloning. De functie van de genen zal bepaald worden door observatie van het fenotype van
homozygote mutantplanten. (ii) In parallel zal de mutagenese met endogene petunia transposons die tijdens het huidige IUAP contract (P3 nr.38) werd ontwikkeld verder verfijnd worden en toegepast voor de identificatie van genen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van Petunia bladeren. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • HENRI DE GREVE
Gebruik van mtDNA-sequenties en ùmicrosatelliet merkers voor onderzoek naar de fylogeografie in relatie tot de voortplantingswijze bij Ranidae (Amphibia) op het Indisch subcontinent. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Allopatrische speciatie wordt nog altijd verantwoordelijk geacht vaar het grootste deel van de huidige biodiversiteit. Een historisch perspectief op populatie-structuren en stratificatie kan ons helpen om de parameters en processen te identificeren, die populatie-differentiatie en soortvorming drijven. Het voorgestelde project is erop gericht om met twee types moleculaire merkers (mtDNA-sequenties en microsatellietgegevens) een resolutie zonder weerga te bekomen in de bepaling van fylogeologische en populatie-genetische parameters. Door een combinatie van klimatologisch en geografisch historische gebeurtenissen (vb. postglaciale droogte, geïsoleerde bergketens, een vroegere landbrug tussen India en Sri Lanka, ...) bestaat er op het Indisch subcontinent een ideale situatie voor een dergelijk onderzoek. De grootste impact van bovenvermelde gebeurtenissen wordt gevonden bij amfibieën, waardoor de Indisch-Lankese amfibieën-fauna niet alleen de meest diverse, maar tevens één van de sterkst bedreigde van de orientaalse regio is. Het doel van het voorgestelde project is daarom om, via fylogeografische en populatie-genetische analyses, de invloed na te gaan van natuurlijke habitatfragmentatie op de genetische diversiteit van Zuid-Indische en Sri Lankese amfibieën. Gezien vele processen verantwoordelijk kunnen zijn voor soortvorming, zal een methode ontwikkeld worden voor moleculair linken van larven met adulten, wat niet alleen het gebruik van larven voor deze studie zal toelaten, maar tevens methodologieën verschaffen voor soort-identificatie met behulp van larven. Deze gegevens zullen ons helpen om fundamentele evolutie-mechanismen te verstaan en tevens een objectief beschermingsprogramma voor deze amfibieën op te stellen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
De rol van groeihormoon in de ontwikkeling en functie van granulocyten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Groeihormoon (GH) wordt voornamelijk geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse onder controle van de transcriptiefactor Pit-1. De expressie van GH in leukocyten en de effecten op lymfohematopoietische cellen hebben geleid tot de hypothese dat GH een autocrine of paracrine rol speelt in de ontwikkeling en functie van cellen in het immuunsyteem. Doelstelling In 1996 hebben we aangetoond dat humane granulocyten verschillende varianten van GH expresseren waaronder 20 kD en 44 kD GH. Het doel van onze studie is de rol van GH varianten na te gaan in de ontwikkeling en functie van granulocyten. Organisaties: • Farmacologie • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten • Specialiteiten (KNO, Dermatologie, Oftalmologie, Psychiatrie)
Onderzoekers: • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX • RON KOOIJMAN • ELISABETH PETERS
Convergente adaptieve radiaties in Ranidae: implicaties voor biogeografie, overleven van de Krijt-Tertiair extinctie, en de evolutie van boomkikkers. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Na de splitsing van Gondwana kende India een langdurige geïsoleerde evolutie tot een botsing met het continent (ca. 55 miljoen jaar geleden) de vorming van de Himalaya tot gevolg had. Gezien het enorme vulkanisme op geïsoleerd India tijdens de Krijt-Tertiair overgang,wordt algemeen aanvaard dat de Indische herpetofauna bestaat uit een radiatie van Afrikaanse en Orientaalse elementen, die zich over het subcontinent verspreid hebben via een Noord-Zuid migratie. Onze preliminaire moleculaure resultaten wijzen er echter heel sterk op dat de Indische Amphibia niet via het Noorden zin binnengekomen, maar reeds op India aanwezig waren tijdens de drift van dit continent van Africa naar Eurasia. recent toonden we aan dat endemisme op hogerniveau op het Indische subcontinent minsten drie verschillende oorsprongen heeft, ondanks de gemeenschappelijke adaptaties aan het leven stromend water in die genera. Met dit onerzoek willen we dmv cladistische analyse van moleculaire data volgende hypotheses te testen: 1) de huidige Ranidae zijn het gevolg van een beperkt aantal adaptieve radiaties op Africa, Madagascar en India. 2) Het endemise op India is het gevolg van de lange isolatie van Indie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
7th Benelux congress of zoology (Brussel 24-25 november 2000) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Jaarlijks congres georganisserd in samenwerking met de Koninklijke Belgische Vereniging voor Dierkunde (KBVD). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
Antagonist- angiotensin II receptor interacties in getransfecteerde cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Angiotensin II AT1-receptor antagonisten zijn van medisch belang voor hun hypotensieve eigenschappen. AT1 receptoren van de mens, tot expressie gebracht in CHO cellen, laten radioligand binding en functionele experimenten onder strikt dezelfde condities toe. We hebben
aangetoonddat 1) deze receptoren twee antagonistgebonden toestanden kan aannemen en dat 2) verhouding van receptoren dat zich in beide toestanden bevindt afhankelijk is van de natuur van de antagonist. Deze fenomenen zijn nieuw voor antagonisten in het algemeen, en we wensen na te gaan of ze verband houden met receptorconformatiewijzigingen of met hun internalisatie. Hiervoor zullen we de subcellulaire localozatie van antagonistgeasocieerde receptoren nagegaan. Anderzijds zal beroep gedaan worden thermodynamische analyse en mutagenese van de AT1 receptor om het otreden van antagonist-gemedieerde receptor conformatiewijzigingen te onderzoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
MINI-GOA : De rol van inter-en intra-moleculaire bij het determineren van de structuur en functie van de proteïnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar de rol van inter-en intra-moleculaire bij het determineren van de structuur en functie van de proteïnen Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RUDOLPH WILLEM • LODE WYNS
Study and Modelling Eutophication-related Changes in Coastal Planktonic Food-webs Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project 'Eutrofiëring en de structuur van kust-plankton-voedselwebben: mechanismen en modellisatie' is een interdisciplinair onderzoeksproject over de interacties tussen continentale bronnen van nutrienten en de structuur en het fucntioneren van kustecosystemen. Het toepassingsgebied wordt de Belgische kustwaters. Het project spitst zich toe op de impact van de nutrienten uitstoot van de Schelde (vergeleken met atmosferische en Atlantische input) op de structuur en het functioneren van het Belgisch continentaal plat Phaeocystis-gedomineerd plantonisch ecosysteem Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO
Prolactin: from Gene to Protein - New Physiological and Pathological Approaches Vrije Universiteit Brussel Abstract: PRL is een belangrijk hormoon van de hypofyse, dat ook voorkomt in niet-hypofyse weefsels. Het is vooral betrokken bij de regulatie van de vruchtbaarheid, de lactatie en de controle van het groeiproces.Het voorgestelde onderzoek is opgesplitst in drie intergerelateerde onderwerpen:1/van PRL afscheidende cel tot prolactinoom (celbiologiegroep)2/ontwikkeling van nieuwe hulpmiddelen om een nieuw inzicht te verkrijgen in de menselijke PRL gen regulatie (moleculaire biologiegroep)3/de biologische functie van PRL in weefsels buiten de hypofyse (immunologiegroep)Elk thema zal onderzocht worden via verschillende doch complementaire manieren van aanpak. Het voorgestelde onderzoek heeft als uiteindelijk doel een beter inzicht te verkrijgen in de complexe mechanismen die de productie, afscheiding en actie van één belangrijk hormoon beheersen. de verkregen informatie zal een hulpmiddel zijn bij de ontwikkeling van therapeutische strategieën voor vruchtbaarheid, lactatie, adenomen en sommige immunodeficiëntiesyndromen. Organisaties: • Farmacologie • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX • ELISABETH PETERS
Analyse van de bijdrage van de celdeling in organogenese van Arabidopsis thaliana. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De bijdrage van de celdeling in de morfogenese van Arabidopsis thaliana wordt onderzocht door in transgene planten aan de hand van induceerbare of weefselspecifieke promotors de RNAi methode de uitdrukking van voor de celdeling belangrijke genen op een zeer specifieke wijze te inhiberen in bepaalde weefsels of na inductie met steroïden. Het effect van de uitdrukking van deze transgenen wordt zowel moleculair als microscopisch bepaald. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Studie van enterohemorragische Escherichia coli : het landbouwbedrijf als mogelijke bron van infectie voor de mens, karakterisatie van pathogenen en ontwikkeling van nieuwe diagnostische testen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Er worden methoden uitgewerkt voor de moleculaire typering van pathogene Escherichia coli stammen die Shiga toxine produceren. Meer bepaald wordt de rol van getemperde bacteriofagen bij de verspreiding en uitdrukking van de toxinegenen onderzocht. Met dit doel worden de genomen van deze bacteriofagen gekarakteriseerd door PCR en sequentieanalyse. Tevens wordt het verband tussen de genomen van de E. coli stammen en de erin aanwezige bacteriofagen door genotypering (AFLP, PFGE) en fenotypering van de E. coli isolaten onderzocht. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Expressie en functie van prolactine in het immuunsysteem Vrije Universiteit Brussel Abstract: Prolactine (PRL) worden voornamelijk geproduceerd in de voorkwab van de hypofyse onder controle van de transcriptiefactor Pit-1, en is betrokken bij lactatie, de ontwikkeling van borstklierweefel en vele andere effecten. Uit tal van in vitro en in vivo experimenten is gebleken dat PRL tal van leukocyten functies kan moduleren. De beschreven effecten van PRL op de ontwikkeling van verschillende typen hemopoietische cellen duiden er op dat dit hormoon belangrijke hemopoietische groei en differentiatie factoren is. PRL wordt ook uitgedrukt in een aantal leukocyten subpopulaties. PRL-receptoren behoren tot de cytokine receptor superfamilie, en worden door een aantal celtypen van het immuunsysteem uitgedrukt. De expressie van hormonen en receptoren in dezelfde leukocyten subsets wijst op mogelijke autocriene en paracriene effecten in het
immuunsysteem. De algemene doelstelling van het onderzoek bij de Eenheid Farmacologie is om de functie van door leukocyten geproduceerd PRL in het immuunsysteem te onderzoeken. Vanwege de grote hoeveelheden PRL die door leukemische cellijnen kunnen worden geproduceerd en de verhoogde PRL niveaus in serum van patienten met een myeloide leukemie zullen we ons ook richten op de rol van PRL in leukemie. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN • ELISABETH PETERS
Vergelijkend 'in vitro' en in 'vivo' farmakologische studie van AT1 receptor antagonisten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Angiotensine II is het voornaamste peptide in het renine-angiotensine systeem en vervult een belangrijke rol in de regulatie van het cardiovasculair systeem via de AT1 receptoren. De ontwikkeing van selectieve, potente en langdurige werkende AT1 antagonisten is daarom kinisch zeer relevant. In voorgaande studes, met behulp van CHO cellen waarin humane AT1 receptoren tot zeer relevant. In voorgaande studies, met behulp van CHO cellen waarin humane AT1 receptoren tot expressie gebracht zijn, hebben we aangetoond dat het antagonist-receptor complex twee toestanden kan aannemen met resp, snelle en trage dissociatie. In dit project wordt onderzocht in welke mate de verhouding van bide toestanden bijdraagt tot de langdurige werking van deze verbindingen. Eerst zullen we nagaan of de hierboven beschreven fenomenen ook aantoonbaar zijn in cellen van doelwitorganen van het renine-angiotensine systeem. Hiervoor zullen we de fysiologische responsen in deze cellen bepalen. Vervolgens zullen we de 'in vivo' receptor bezetting bestuderen. Na orale toediening van AT1 antagonisten bij de rat wordt hun aanwezigheid in het plasma bepaald alsook de resulterende AT receptorbezetting metbehulp van recemptor-autoradiografe met I-angiotensine II. Organisaties: • Moleculaire en Biochemische Farmacologie
Onderzoekers: • GEORGES VAUQUELIN
Werkingskrediet FWO-aspirant: Roelants Kim. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoewel de Archaeobatrachia qua soortenaantal slechts 4% van de levende Anura uitmaken, spelen zij een sleutelrol in het ophelderen van de vroege evolutie van de amphibia. Als gevolg van de aanwezigheid van een aantal ancestrale anatomische kenmerken, werden vertegenwoordigers van deze groep namelijk beschouwd als de evolutieve link tussen de salamanders en wormsalamanders enerzijds en de overige 96 % van de Anura (= Neobatrachia) anderzijds. In werkelijkheid is de exacte positie en belang van de Archaeobatrachia in de evolutie van anura nog steeds niet gekend. Door tegenstrijdige resultaten in voorgaande studies werd een consensus nooit bereikt . Een diepgaande moleculaire analyse gpeaard met een statitsch betrouwbare grondslag, kan een doorbraak betekenen in het onderzoek naar de evolutie en biogeografie van de Archaeobatrachia en als dusdanig aanlaiding geven tot het ontsaan van een algemene evolutieve synthese vooor de amphibia. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Kim ROELANTS • Franky BOSSUYT
Modulatie van signaaltransductie na stimulatie van prolactine- en groeihormoonreceptoren door CIS-moleculen (cystokine-induced inhibitors of signalling) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Receptoren voor GH en PRL (resp. GH-R en PRL-R) behoren tot de cytokine-hemomoietine-receptorenfamilie. Signaaltransductie gebeurt via Jak-Tyk receptor-geassocieerde tyrosinekinases en Stat (signal transducers en activators of translation) transcriptiefactoren. Verder werd recent aangetoond dat cytokines ook nog de uitdrukking van PIAS- en CIS-moleculen induceren (PIAS = protein inhibitor of activated stat; CIS = cytokine-inducible signal inhibitor). Deze factoren binden aan de receptor, Jak of Stat en zorgen voor inhibitie van signaaltransductie. Het is onze bedoeling effecten van GH en PRL in het cytokine-signaaltransductie netwerk te onderzoeken. Zowel GH als PRL en erythropoietine (EPO) gebruiken vooral Jak 2 en Stat5 als secundaire boodschappers. Er bestaan evenwel geen gegevens over inductie van PIAS of CIS factoren door GH of PRL in leukocyten. De eerste vraag is : welke CIS factorener door GH en PRL geïnduceerd worden? De volgende vraag is dan welke de effecten zijn van de geïnduceerde CIS-moleculen. Kunnen bvb. CIS factoren, geïnduceerd door GH, de signaaltransductie van receptoren voor EPO inhiberen (receptor cross-talk)? Daarom worden cellen geïncubeerd met GH (of PBS) en daarna met bvb. EPO (en andersom). Signaaltransductie wordt onderzocht (op niveau van Jak en Stat) met de bedoeling de interacties (antagonisme, synergie) tussen hormonen en cytokines na te gaan. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • BRIGITTE VELKENIERS-HOEBANCKX • ELISABETH PETERS
Homeostase en stamcellen in de darm : de rol van de Wnt-signalisatie pathway. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstellingen van dit project zijn: 1) Het identificeren en valideren van specifieke genetische merkers voor de verschillende celtypen die bijdragen tot het functionele darmepitheel van de muis (in dunne en dikke darm); 2) Het ontwikkelen van nieuwe testen zoals in vitro culturen van embryonale darm-explants en induceerbare transgene muizen, die kunnen gebruikt worden als modelsystemen voor het onderzoek over stamcellen in de darm; 3) Het bepalen van de bijdrage van de Wnt-signalisatiepathway (en meer specifiek van de verschillende gesecreteerde Wnt-factoren) tot de homeostase in de darm van de muis. De specifieke rol van deze factoren in het behoud van stamcellen, de progressie van de stamcelzone naar het proliferatieve compartiment en de differentiatie van de epitheelcellen in het colon en in de dunne darm zullen geëvalueerd worden via de studie van de effecten van deze factoren op de inductie van celproliferatie, celtype-specifieke genproducten en apoptose; 4) Het bestuderen van de gevolgen van de ontregeling van de Wnt-signalisatiepathway op de inductie van ongecontroleerde celproliferatie en carcinogenese: up- en/of downregulatie van de Wnt-pathway via de doelgerichte uitdrukking van Wnt-proteïnen of dominant-negatieve mutanten van een geassocieerde factor, TCF-4. Organisaties: • Cellulaire Genetica • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS • MICHELINE VOLDERS
Begrijpen, optimaliseren en wijzigen van proteïne-ligand interactie en specificiteit : een benadering door middel van multivariaat analyse. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS • LODE WYNS • REMY LORIS
Onderwijsverniewingsproject (OVP) 2001 : Conceptbegrip in Ontwikkelingsbiologie . Vrije Universiteit Brussel Abstract: De doelstelling is het bevorderen van de zelfstudie. Hiervoor zal ik de cursus 'Functionele Dierkunde' van de tweede kandidatuur Biologie als pilootproject gebruiken. Ikzelf ben verantwoordelijk voor het doceren van deze cursus (30HOC en 25 WPO). In het bijzonder onderwijs ik 'Ontwikkelingsbiologie'. Deze tak van de wetenschap is bijzonder geschikt voor een ICT aanpak daar deze gebaseerd is op het visuele en er heel wat materiaal beschikbaar is op het Internet. Met dit project is het de bedoeling om de HOC aan te vullen met ZELFwerk, enkele WPO te vervangen door ZELF en zelfs ZELFwerk te gebruiken voor het examen Organisaties: • Cellulaire Genetica
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Microarray analyse van B cellen: regeling der genexpressie door glucose en incretine hormonen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Pancreatische B cellen worden gestimuleerd door een synergistische interactie tussen glucose en incretines. in dit project onderzoeken we de rol die glucose speelt op het incretine effect en meer specifiek opde GIP en CCK-A receptoren en e hiermee geassocieerde signaal transductiesystemen en transcriptiefactoren. Een onderscheid zal worden gemaakt tussen effecten van fysologische en pathologische glucose concentraties. Voor dit onderzoek zullen we verder gebruik maken van de microarray techniek, eerst op rat B cellen daarna op humane cellen. Dankzij het humaan genproject is het aantal gekende sequenties op de humane arrays veel groter dan op de rat arrays. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie • Medische Biochemie
Onderzoekers: • DAISY FLAMEZ • DANIEL PIPELEERS • Franciscus SCHUIT
Regulatie van de B-celmassa: een evenwicht tussen neogenese en apoptose Vrije Universiteit Brussel Abstract: Glucose homeostatie wordt gekontroleerd door de B-celmassa. De B-celmassa wordt bepaald door een evenwicht tussen neogenese vanaf precursor cellen en gereguleerde celdood. Om de B-celmassa te vergroten is het dus nodig de signalen te identificeren die enerzijds differentiatie van de endocriene precursorcellen stimuleren en anderzijds apoptose van gedifferntieerde B-cellen tegengaan. De uitdrukking van differnetiatiemerkers en de activering van signaal transductiewegen zal worden geanalyseerd in klandidaat precursor celpopulaties. Inductie van neogenese zal onderzocht worden door de precursor celpopulaties. inductie van neogenese zal onderzocht worden door de precursor cel populatie tot differentiatie te stimuleren door toedienen van groeifactoren en door transgenexpressie van intracellulaire signalen. Signaal transductie van glucose geïnduceerde apoptose zal worden bestudeerd door de activiteit van apoptose regulatoren als Bad, PI3K en PKB na te gaan. Eiwitten die mogelijk een sleutelrol spelen in de inhibitie van apoptose zullen worden tot overexpressie gebracht om hun effect te analyseren. Door modulatie van de uitdrukking van c-myc zullen we de rol van deze transcriptiefact voor apoptose nagaan. Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Biomoleculaire herkenning - het structurele luik. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Proteïnevouwing is een kernvraagstuk zowel fundamenteel als biotechnologisch: 3 topics worden in dit voorstel bestudeerd - Oxidatieve vouwing: voor eiwitten met een reeks disulfide bruggen. Ontwikkeling van een in vitro vouwingstechnologie. - Lipase-Lipase foldase: studie van structuur en mechanisme van dit "sterisch chaperone" - Mechanismen van vorming van Amyloide fibers: gebruik van één-domein antistoffen als inhibitoren van ontvouwing en als werktuigen voor studie van amyloide fiber vorming. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Allosterische regulatie en thermodynamische stabiliteit in het aspartaat transcarbamylase van het hyperthermofiele archaeon Pyrococcus abyssi. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Studie van de kinetiek, de thermostabiliteit en de cooperatieve en allosterische regulatie van een sleutelenzym van de pyrimidinebiosynthese. De structuur zal bepaald worden door X-straalkrystallografie om structuur/functie/regulatie analyse door de constructie en
analyse van mutanten. In het bijzonder, zal de potentiële invloed van adaptatie aan hoge temperatuur over het type regulatorische mechanisme bestudeerd worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RAYMOND CUNIN
Een moleculaire tijdschaal voor de vroegere evolutie van de levende amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MARIE-HERMANDE DARO • Franky BOSSUYT
Structuur-functie analyse van eiwit-carbohydraat interacties in bacteriële en plant lectinen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Abstract niet beschikbaar Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Werkingskrediet bj onderzoeksmandaat 1e jaar Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mijn onderzoeksmandaat ald BOF-ZAP spitst zich toe op twee onderzoeksdomeinen: plasmide addictie systemen en bacteriele adhesine. Plasmid addictie systemen verzekeren de stabiele overerving van laag copy-nummer plasmiden. Ze coderen voor twee eiwitten: een toxine en diens tegengif. Hier bestudeer ik het werkingsechanisme van het CcdB toxine en het CcdA antitoxine. Adhesines zijn suikerbindende eiwitten op de tips van bacteriele pili en verantwoordelijk voor de initiële anhechting van de bacterie aan haar gasthercel. Hier wordt in de deeste plaats het F17G adhesine van E. coli bestudeerd. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
insectencellen als bioassay voor nieuwe milieuvriendelijke insecticide componenten Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een eerste fase werd het onderzoek opgestart met stamcellen van de darm afkomstig van rupsen (Insecta: Lepidoptera). Na optimalisatie van de kweekomstandigheden en condities, werd een aantal groeifactoren en hormonen getest op hun werking. Hierbij werd specifiek het effect op celmitose en -differentiatie onderzocht. In de darm van insecten komen naast stamcellen ook bekercellen, columnaire cellen en secretorische cellen voor. In een tweede luik werd aanvang genomen met het testen van de biologische werkig van een aantal nieuwe bioratinele insectengroeiregulatoren die kunnen gebruikt worden in de bestrijding van schadelijke en resistente plaaginsecten, in bijzonder rupsen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Signaaltransductie door prolactine: functionele analyse van 'Suppressor of cytokine signaling (SOCS)-7': karakterisatie van de biochemische en biologische eigenschappen Vrije Universiteit Brussel Abstract: De studie staat naar de functionele eigenschappen van SOCS7. SOCS7 is uitgedrukt in humane leukocyten, hersenen, fibroblasten en hematopoïetische cellen. SOCS7 interageert met de EGF-R, fosfolipase G gamma en EGF-R en de adaptor molecule NCK en Ash/Grb2. De werkingswijze van SOCS7 in epitheliale en lymfoide cellen wordt gekarakteriseerd. De subcellulaire localisatie van SOCS7 wordt geidentificeerd; de eiwitten waarmee SOCS7 interageert worden bepaald en de in vitro rol van SOCS7 wordt onderzocht. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • ELISABETH PETERS
Het ontwikkelen van nieuwe transformatiestrategieën voor planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een hele reeks methodologieën die gebaseerd zijn op plantentransformatie zullen een grote rol spelen bij de grootschalige functionele analyse van plantengenen; hiertoe behoren o.a. er gerichte transgenintegratie ('gene targeting') voor het uitschakelen of modificeren van genen en het aanleggen van grote aantallen transformanten waarin genen uitgeschakeld zijn (insertiemutagenese) of verhoogd en/of ectopisch aangeschakeld worden ('activation tagging'). Deze technieken zijn voor hogere planten ofwel helemaal niet ontwikkeld ofwel beperkt tot een klein
aantal plantensoorten; ze vereisen daarenboven het genereren van grote aantallen getransformeerde planten, wat zeer tijdrovend en voor de meeste plantenspecies praktisch niet te verwezenlijken is. De belangrijkste doelstelling van dit onderzoek is daarom het uitwerken van nieuwe transformatiestrategieën om op eenvoudige wijze grote aantallen onafhankelijke transformanten te bekomen. Hiertoe zal een methode uitgewerkt worden, waarbij transgenen voor integratie ter beschikking gesteld worden in sporocytische of gametofytische cellen. Dit zou vervolgens moeten leiden tot nieuwe 'functional genomics' methodologieën voor bvb. de landbouwkundig belangrijke graangewassen en vlinderbloemigen. In parallel zal ook aan verdere optimalisatie van transformatie van een aantal vlinderbloemigen en graangewassen gewerkt worden. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Genetische verbeteringen van voedingskwaliteit van sorghumgraan. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het project is het creëren van transgene sorghum lijnen met een verhoogd lysine en methionine gehalte. Hiertoe worden genen die coderen voor lysine- of methionine-rijke eiwitten via Agrobacterium in het sorghum genoom geïntroduceerd. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Identificatie van de migratoire subpopulatie in de multipel myeloma tumor kloon en de betrokkenheid van CD44v, MMP-9 en uPA in de homing van de multipel myeloma cellen naar het beenmerg. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Multipel myeloom (MM) cellen in het beenmerg (BM) vertonen een heterogene expressie van de plasmacel maturatiemerkers CD45 en CD49e. Op basis van de expressie van deze antigenen kunnen de MM cellen gegroepeerd worden in vershillende subpopulaties. Het is echter niet gekend welke subpopulaties initieel in het BM binnen komen en de ziekte veroorzaken. In het huidige project worden de verschillende subpopulaties gesorteerd en worden de invaderende capaciteiten vergeleken. De expressie van een aantal sleutelmoleculen wordt nagegaan in de verschillende subgroepen. Organisaties: • Immunologie en Microbiologie
Onderzoekers: • Karin VANDERKERKEN
Identificatie van nieuwe genen verantwoordelijk voor preseniele dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project gaat de aandacht voornamelijk uit naar de identificatie van nieuwe genetische factoren verantwoordelijk voor neurodegeneratieve dementies. Met behulp van familie- en populatie gebaseerd patiëntenmateriaal worden zowel nieuwe causale dementie genen, als genetische variaties verantwoordelijk voor een predispositie voor dementie opgespoord. Het labo beschikt over 10 autosomaal dominante families met klinisch gediagnosticeerde Alzheimer dementie (AD), afkomstig uit een grote Nederlandse epidemiologische studie. Nadat in deze families mutaties in de gekende AD-genen worden geëxcludeerd, toonden we aan dat 2 families (F1083 en F1270) in staat zijn om onafhankelijk van elkaar tot significante genetische koppeling te leiden. Op een totaal van 66 stalen werd vervolgens een genomische zoektocht uitgevoerd met 400 microsatelliet merkers verspreid over het volledige genoom op een gemiddelde onderling afstand van 10 cm. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Rosa Rademakers
Een nieuw muismodel voor alzheimer dementie : diffuse N-getrunceerde amyloïd ß42 pathologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Neurodegeneratieve hersenziekten zoals bijvoorbeeld Alzheimer dementie (AD) en de ziekte van Parkinson (PD), komen voornamelijk sporadisch voor terwijl familiale gevallen eerder zeldzaam zijn. De betrokken genetische factoren zijn bijvoorbeeld de APP- en presenilinegenen in AD en het a-synucleine en het parkin gen in PD. Mutaties in deze genen zullen zowel in vitro, met behulp van celcultuurexperimenten, als in vivo ,met behulp van transgene muismodellen, geanalyseerd worden. Op deze manier wordt getracht een inzicht te bekomen in de pathogene mechanismen die aan de basis liggen van zowel de genetische als de sporadische vormen van deze aandoeningen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh • Bianca Van Broeck
Effecten van langdurige pensionering op welzijn, gezondheid en sociale integratie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project is het vervolg op het explorerend toekomstgericht onderzoek 'De gemobiliseerde samenleving' dat werd verricht in 1996 voor de Koning Boudewijn Stichting. Het project onderzoekt het fenomeen van de 'busy age' en de evolutie van tijdsdruk over de levensloop. Het project gaat na wat het verband is tussen tijdsbesteding en het het gevoel van tijdsdruk aan de ene kant, en welzijn en gezondheid aan de andere kant. Binnen dit project wordt er ook aandacht besteed aan de tijdsbesteding van jong gepensioneerden en aan de gevolgen van langdurige pensionering op welzijn. Een ander aspect dat binnen dit project wordt onderzocht is de manier waarop de jongere generaties omgaan met hulpbehoevende ouders en de manier waarop de diensteneconomie zich ontwikkelt in Vlaanderen. België kent een lange traditie van brugpensioenregelingen. Wanneer mensen op de leeftijd van 50-55 jaar op pensioen gaan, hebben zij nog één derde van hun leven in het vooruitzicht, aangezien de gemiddelde levensverwachting in België rond de 85 jaar ligt. Er rijzen dan ook vragen over de manier waarop mensen omgaan met een dergelijke lange post-active fase. We weten zo goed als niks over de gevolgen van zo een uitgerekte fase van inactiviteit. Het project tracht volgende vragen te beantwoorden: hoe actief zijn de gepensioneerden, leidt een lange post-actieve fase tot meer of minder welzijn, een betere of slechtere gezondheid en meer of minder sociale participatie? Binnen dit project worden 1500 Vlaamse 75-jarigen bevraagd om een deskundig antwoord te kunnen formuleren op de vragen omtrent de effecten van langdurige pensionering. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van een geconcerteerde onderzoeksactie (GOA 19). Organisaties:
• Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie • Farmacologie • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • ASTRID FAELENS • IGNACE GLORIEUX • INGRID KRISTOFFERSEN • JEAN BERNHEIM • SASKIA DE GROOF
Optimising nutritional quality of crops. Vrije Universiteit Brussel Abstract: The aim of this project is to improve the nutritional quality of crop plants. This crop improvement will be achieved via specifically targeted genetic manipulation of corps, and a substantial proportion of the proposed research is directed at two major European crops, maize and potato. Exploitation of the results in these crops is facilitated by the involvement of the commercial participants. The crop improvement will be via genetic modification of inherent plant biosynthetic pathways to improve flux through precursor synthesis and amino acid biosynthesis pathways. In addition, the transgenic expression of novel proteins or enhanced expression of endogenous proteins with high content of these speficif amino acids will further pull flux through these pathways. it is anticipated that the best performance will be achieved by a combination is being given to safety aspects and consumer acceptence, and every ffort will be made to utilise acceptable genetic manipulation technologies and to identify pleiotropic effects. The inclusion of breeders as partners serves to help focus the project on these traits and the public acceptance of product and will ensure the essential transfer of knowledge and product to the marketplace. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Ontwikkeling, farmakokinetische, in-vitro en in-vivo evaluatie van 'multi-component' direct gecoate endovasculaire stents. Universiteit Antwerpen Abstract: Het optreden van in-stent restenose is een beperking van de percutane behandelingstechnieken van coronaire atheromatose. Dit project is gericht op de ontwikkeling van 'enkelvoudige' en 'meervoudige' direct bedekte, farmaca afgevende coronaire stents. Selectieve modulatie van oxidatieve stress, gladde spiercelmigratie en proliferatie, en endotheelcelregeneratie door enkelvoudige of combinaties van locaal via stent toegediende molecules worden met dit doel onderzocht. Het project omvat zowel materiaalkundige, farmacokinetische als in-vitro en in-vivo biologisch onderzoek. Organisaties: • Cardiologie • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Johan Bosmans • Christiaan Vrints
Studie van KCNQ4, een gen voor gehoorverlies. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de functionele studie van KCNQ4, een gen voor een progressieve vorm van gehoorverlies. De voornaamste doelstellingen van deze studie zijn: de identificatie van de promoter elementen en de constructie en karakterisatie van een knock-out muis. Tevens zal worden nagegaan of KCNQ4 een rol speelt bij complexe vormen van gehoorverlies. Organisaties: • Centrum medische genetica • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Guido Van Camp • Els Van Eyken
Geïntegreerde studie van het Arginine regulon in gist : (1) werking van transcriptie initiatie bij een TATA-loze promoter, (2) structurele studies van enzymactivatie door autoproteolyse, (3) onderzoek over een mitochondriaal metabolon. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is tweevoudig: enerzijds streven naar een volledig, geïntegreerde kennis van het arginine metabolisme in het model eukariotisch organisme Saccharomyces cerevisiae, en anderzijds dit modelsysteem aanwenden om basisvragen van fundamenteel belang grondig te bestuderen. 1) hoe gebeurt initiatie van transcriptie in afwezigheid van een TATA-box? Wij hebben aangetoont dat de promotor van het ARG11, gen atypisch is, en wij wensen de cis- en trans-elementen te identificeren die betrokken zijn in deze alternatieve uitdrukkingsmechanisme. 2) Wij toonden aan dat het ARG7 gen product een inactief eiwit is dat in twee subeenheden moet geprocesses worden om een actief ornithine acetyltransferase te vormen. Deze activatie gebeurt heel waarschijnlijk via en autoproteolyse. Wij wensen dit op structureel niveau te bestuderen en zuiveren met dit opzicht het wild-type enzym en een inactief precursor mutant. 3) Bepaalde gegevens laten ons vermeoden dat het eerste enzym betrokken in arginine biosynthese een complex moet vormen met de tweede en/of de derde enzymen van het pad om catalytisch actief te worden. Deze mogelijkheden nieuwe metabolon willen we verder onderzoeken. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS • MARJOLENE CRABEEL • DOMINIQUE MAES
Onderzoek naar nieuwe cytokine-geïnduceerde genen betrokken bij pancreatische B-celdood in type 1 diabetes mellitus (T1DM) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De vroege pathogenese van T1 DM wordt gekenmerkt door een lange periode van autoimmuniteit gericht tegen de B-cellen van pancrea. Evolutie van dere prediabetische fase naar klinische DM kan zich voordoen bij verstoring van het wankel evenwicht tussen afbraak en herstel van B-cellen. Een gedetailleerde karakterisatie van zowel de effectoren van autoimmune B-celdestructie als van mogelijke verdedgings- en of herstelmechanismen die in beschadigds cellen geactiveerd worden, is cruciaal voor het ontwikkelen van nieuwe strategiën gericht op Bcelpreservatie. In knaagdiemodellen voor T1 DM lijkt apoptose de voornaamste vorm van B-celdood te zijn volgens op de autoimmune agressie der
B-celdood is het resultaat van de expressie van groepen van genen, die momenteel nog niet geïdentificeerd zijn. Het doel van dt onderzoeksproject is het karkterizeren van nieuwe B-celgenen met een IL-1B en IFN-y gereguleerde expressie en een mogelijke rol in B-celapoptose. Voor dit onderzoek zullen we op FASC -gezuiverde rat B-cellen twee strategiën toepassen: &) differential display van messenger RNA door middel van de polymerase kettingreactie en é) high density oligonucleotinde probe arrays. Met behulp van DDRT_PCR techniek wilen we de nieuwe cytokinegeïnduceerde genen identificeren, terwijl de high density oligonucleotide array aanpak ons een breder inzicht zal verschaffen in de reeds gekende genen betrokken bij dit proces. Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers: • DECIO EIZIRIK
Onderzoek van het effect van TGF-b1 en TAM67, een transdominante mutant van c-jun, op de groei en celdood van ovariumkanker cellen in vitro, in vivo, gebruikmakend van recombinante virale constructen efgeleid van Adenoassociated Virus Adu Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wij willen de efecten van TGF-B1 en c-jun manipulatie op de groei van ovariumkanker nagaan. In het ovariumcarcinoom vormt TGF-B1 en zijn receptoren een autocrien groei onderdrukkend circuit. Soms is dit circuit dysfunctioneel omdat te weinig TGF-B1 wordt aangemaakt. Wij willen nagaan welk effect een bioactieve mutant van TGF-B1 op de groei van ovariumkanker heeft. Hiervoor worden plasmide transfectie experimenten alsook infectie met rAAV-TGF-B1 gebruikt. Dir model werd reeds in vitro gedeeltelijk ontwikkeld in ons laboratorium. We willen nu de in vivo effecten nagaan op xenograften. In voorafgaand werk hebben we ook aangetoond dat de transdominante mutant van c-jun (overexpressie in ovariumkanker), TAM67, wanneer ingebracht in ovariumkankercellen dmv gentransfer de groei van OVCAR3 cellen kan in belangrijke mate inhiberen. Met recombinante AAV partikels die TAM67 bevatten willen we ook in vivo op xenograften het effect op de groei nagaan. Om de limieten op transductie-efficiëntie te omzeilen willen we een TAM67-VP22 exporteerbaar fusieproteïne aanmaken. Dit fusieproteïne zal toelaten om TAM67 te exporteren naar de kern van naburige cellen. Deze fusiegenen en TGF-B1 zulen eveneeens worden ingebracht in recombinant adenovirus om zo de hoeveelheid partikels te kunnen aanmaken die nodig zijn voor de bestudering van grotere tumoren. Organisaties: • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • JACQUES DE GREVE
Epidemiologie van mucoviscidose in België Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mucoviscidose wordt beschouwd als één van de meest frequente autosomaal recessieve ziekte bij Caucasische populaties. Het CFTR-gen (Cystic Fibrosis transmembrane conductance regulator) bevindt zich op chromosoom 7. Er zijn meer dan 800 gendefecten gekend, waarvan de meest voorkomende de DF508 deletie is. Ze vooroorzaken ernstige weefselbeschadigingen, voor in long (infecties) en pancreas (insufficiëntie). De incidentie van mucoviscidose is nog niet goed gekend. De cijfers variëren van 1:2.000 tot 1:25.000. Het Belgisch Mucoviscidoseregister (BMR-REM) werd opgestart in 1998 om de natuurlijke evolutie van de ziekte te kunnen volgen, en epidemiologische en klinische studies te kunnen doen. In 2000 waren er 735 patiënten in opgenomen, wat een toename van 27% betekende. De eerste frequentieverdelingen vertonen veel gelijkenis met deze van omringende landen. De gegevens (antropometrie, longfunctieparameters, longinfecties, aard van de behandelingen, socio-economische achtergrond, enz.) worden jaarlijks verzameld en verwerkt in de VUB en die de coördinator van het register is. Met dit onderzoek wensen we 1) te verzekeren dat dit register een epidemiologisch verantwoord onderzoeksinstrument met solide basisgegevens is 2) te bewaken dat het register 'population-based' is 3) een betrouwbaar en geautomatiseerd terugkoppelingsinstrument te maken voor de aangevende artsen 4) internationale samenwerking uit te breiden 5) de kolonisatie van longweefsel door Pseudomonas Aeruginosa na te gaan 6) een studie over de groei bij Belgische muscoviscidose patiënten 7) een studie over de resultaten van hart-longtransplantatie te verwezenlijken. Het project loopt met de medewerking van de 6 erkende Belgische Centra voor de behandeling van mucoviscidose en enkele andere clinici. De patiënten en hun ouders zijn er actief bij betrokken. Organisaties: • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • ANNE-MARIE DEPOORTER
Karkaterisering van doelwitgenen van neurogenine 3 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Karakterisatie van het doelwitgen neurogenine 3 Organisaties: • Medische Biochemie
Onderzoekers: • Henry HEIMBERG
Een analyse van de karakteristieken en de ontwikkeling van wushu (de Chinese vechtsporten) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een analyse van de karakteristieken en de ontwikkeling van wushu (de Chinese vechtsporten) Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • MARC THEEBOOM
Rol van de CaCO3 cyclus in de klimaatsverandering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het relatief belang van de mariene productie van carbonaten ten opzichte van de globale koolstofcyclus met uitwisseling tussen continenten, atmosfeer en oceanen in beschouwing genomen, wordt geschat op niveau van geologische tijdschaal. De verschillende chemische processen die het gedrag van carbonaten in een marien systeem bepalen worden beschreven in termen van evenwichtsreacties. Deze benadering laat toe de chemische toestand van de koolstofcyclus te beschrijven voor zeewater en om de invloed van biologische activiteit te voorspellen op de distributie van opgelost carbonaat en op saturatiegraad van het systeem ten opzichte van calciet, aragoniet en Mg-calciet. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers:
• Pascale-Emmanuelle LAPERNAT • MARIE-HERMANDE DARO
Identificatie van nieuwe genen en risicofactoren voor de ziekte van Alzheimer. Universiteit Antwerpen Abstract: Dementie is een progressieve, neurodegeneratieve hersenziekte en wordt gekenmerkt door een cognitieve achteruitgang van de patiënt. Dementie komt voornamelijk voor bij ouderen en vormt een belangrijk gezondheids- en socio-economisch probleem. Daarenboven is er nog geen therapie ontwikkeld die de ziekte een halt kan toeroepen. De ziekte van Alzheimer (AD) is de frequentste vorm van dementie. De ziekte treedt bij de meeste patiënten pas op latere leeftijd op, hoewel er een kleine groep patiënten met jonge aanvangsleeftijd is. In deze groep vertoont de ziekte dikwijls een familiaal karakter en positionele klonering heeft tot de identificatie van 3 causale genen (amyloïde precursor proteïne, APP; preseniline 1 en 2, PS1 en PS2) voor autosomaal dominante vormen van AD geleid. Naast causale genen is ook een risicogen (apolipoproteïne E, APOE) geïdentificeerd. Deze 4 genen verklaren echter minder dan 30% van de genetische variatie voor AD en er zijn nog families met autosomaal dominante AD waarin geen mutaties in de causale genen worden teruggevonden. Het doel van dit project is via moleculair genetische aanpak een bijdrage te leveren in het ontrafelen van de etiologie en de epidemiologie van AD en neurodegeneratie. Hiertoe worden volgende stappen ondernomen: (1) Genetische karakterisatie en uitbreiding van een AD patiëntenpopulatie, hiervoor zal een mutatieanalyse van de gekende dementiegenen en een APOE-genotypering uitgevoerd worden, en verzamelen van multiplex families en patiëntentrio's vanuit deze populatie. (2) Identificatie van nieuwe causale AD genen in de multiplex families dmv positionele klonering. (3) Identificatie van nieuwe AD risicogenen in de patiëntentrio's via associatiestudies. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van familiegebaseerde (in patiëntentrio's) en klassieke patiënten/controle associatiestudies. (4) Bepaling van Ab42/Ab40 ratio's in plasma om niet symptomatische 'at risk' individuen te identificeren, of als co-variant in associatiestudies te gebruiken. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Nathalie Brouwers
Moleculaire karakterisatie van veelvoorkomende neurologische aandoeningen in een Bulgaarse populatie. (beurs A. JORDANOVA, Bulgarije) Universiteit Antwerpen Abstract: Deze studie heeft als doel degeneratie in het perifeer zenuwstelsel te bestuderen op basis van de identificatie van genen voor erfelijke perifere zenuwaandoeningen, zoals de ziekte van Charcot-Marie-Tooth. Deze neuropathieën hebben vaak een aanvang tijdens de kinderjaren, een leeftijds gebonden component met een impact op de levenskwaliteit en socio-economische gevolgen. De toepassingen van het fundamenteel onderzoek in dit netwerk situeert zich in de biomedische wetenschappen, in het bijzonder de diagnostiek en behandeling van leeftijdsgebonden aandoeningen. Het project heeft als doel de moleculaire gendefecten in gekende genen te karakteriseren, alsook de identificatie van nieuwe loci en genen, die twee veelvoorkomende aandoeningen veroorzaken in Bulgarije en wereldwijd: erfelijke perifere zenuwaandoeningen en epilepsie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Identificatie van nieuwe genen voor dementie Universiteit Antwerpen Abstract: Hoewel dementie, vierde doodsoorzaak in westerse landen, een typische ouderdomsziekte is, bestaan er ook vormen met een vroege aanvangsleeftijd. Deze hebben meestal een familiaal karakter, soms met autosomaal dominante overerving. Hoewel dementiegenen gekend zijn, is de genetische oorzaak in ongeveer 80% van dementiefamilies ongekend. In deze families zal gezocht worden naar nieuwe dementiegenen, hetgeen relevant is voor het begrijpen van de biologie van dementie in het algemeen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven • Veerle Bogaerts
Integratief competitiegericht lijnproject voor studenten apotheker. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van belang voor competentiegericht onderwijs en voor motiverend en zelfstandig leren is dat studenten niet alleen weet hebben van algemene eindtermen, maar dat zij gedurende het onderwijs- en leertraject een concreet zicht hebben op de te bereiden beheersingsniveaus. Nodig is om op gezette momenten van de opleiding te onderzoeken welke competenties de studenten bereikt hebben en hoe ze kunnen aantonen dat ze die competenties bereikt hebben. We stelden vast dat met het invoeren van probleemgestuurd onderwijs als eerste onderwijsvernieuwing, wel de beoogde initiele doelen (oplossen van multidisciplinaire problemen, communicatief zijn, werken in teamverband en attitude van lifelong learning) werden bereikt, maar dat het onderwijs nog niet voldoende integratief was om de beoogde, nieuw gedefinieerde competenties te bereiken. In het voorliggende project wordt, voortbouwend op reeds opgedane ervaringen met probleemgestuurd onderwijs, projectonderwijs en portfolio, via het zogenoemde lijnproject de verbinding gelegd met alle groepen van eindtermen (geneesmiddelgerichte-, patientgerichte- en academische eindtermen) en worden studenten in staat gesteld om aan het einde van elk jaar de verworven (kern)competenties aan te tonen. Doel van dit vernieuwingsproject is het invoeren van een lijnproject en een portfolio in de opleiding, zodanig dat voor docenten en studenten te achterhalen is of ze op het einde van elk jaar de beoogde competentieniveaus bereikt hebben en hoe ze die bereikt hebben. Het project start met het invoeren van projectonderwijs in het 1ste jaar kandidaat (toekomstige bachelor) en loopt door als lijnproject in de volgende jaren. Het (elektronisch) portfolio vormt een verbindende schakel. Opzet is dat het gebruik van leerstijltest en aanbod van studiebegeleiding in de eerste fase van de studie mede condities schept voor ene succesvolle studieloopbaan. Het project is geslaagd als : - de opzet van het lijnproject en het portfolio voor drie opleidingsjaren gereed is ; - het lijn project en het portfolio in de eerste twee opleidingsjaren is ingevoerd, dat wil zeggen dat studenten via deze aanpak kunnen laten zien dat ze het beoogde compententieniveau bereikt hebben ; - de opzet van het lijnproject positief wordt gewaardeerd door zowel docenten als studenten ; - de studeerbaarheid en de doceerbaarheid qua tijdbelasting binnen aanvaardbare grenzen blijft. Organisaties: • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers:
• BARTHOLOMEUS ROMBAUT
VIB-Genotyperingen van polymorphismes (SNPs) geassocieerd met de ziekte van Parkinson - Michael J.F. Fox Validatie studie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van de MJFF Validatie studie is om na te gaan of de 13 SNPs die eerder werden geïdentificeerd in een MJFF gefinancierde genomische associatie studie ("Perlegen/Mayo Studie") geassocieerd zijn met de ziekte van Parkinson. De kracht van deze validatie studie is gelegen in het gebruik van meerdere onafhankelijke patiënt/controle groepen die beschikbaar zijn via de door MJFF gefinancierde Edmond J. Safra Genetische Consortia of via andere bronnen. De resultaten (positieve of negatieve) van deze collaboratieve studie zullen gepubliceerd worden in een groepspublicatie. Door de bundeling van krachten, hoopt de MJFF een wetenschappelijk aanvaardbare test te voorzien van de originele resultaten verkregen in de Perlegen/Mayo studie om op die manier klaarheid en inzicht te verkrijgen in de genetische etiologie van de ziekte van Parkinson. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Ontwikkeling van een contextuele theorie voor concepten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Als algemeen doel wensen we een formalisme te ontwikkelen voor de beschrijving van concepten dat expliciet hun contextuele aard in rekening brengt. Als specifieke doelen willen we het tralietheoretisch wiskundig formalisme dat oorspronkelijk werd ontwikkeld in veralgemeende quantummechanica voor de beschrijving van contextuele interacties in de microwereld aanpassen om een formele bechrijving uit te bouwen van de contextuele manier waarop concepten worden gebruikt om betekenis te genereren; de performantie van deze contextuele theorie voor concepten vergelijken met de bestaande prototype-en exemplaartheorieën, door gebruik te maken van reeds bestaande datasets voor typicaliteitsbeoordelingen, responstijden van categorisatiebeslissingen, exemplaargenereer-frequenties, frequenties in een categoriebenoemingstaak voor zowel enkelvoudige concepten als conjunctieve concepten; onderzoeken van de performantie van de contextuele theorie voor concepten op nieuwe datasets voor zeer contextuele situaties waar hetzelfde concept deeluitmaakt van verschillende conjuncties. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
Onderzoekers: • Diederik AERTS
Ontwikkeling van een contextuele, niet-deterministische evolutietheorie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het algemeen doel is de ontwikkeling van een wiskundig formalisme voor de beschrijving van evolutie dat haar zelforganiserende, contextuele, en niet-deterministische aspecten beschrijft. De specifieke doelen zijn de uitbouw van de neo-Darwinistische formele beschrijving van evolutie rekening houdend met emergentie en niet-determinisme, gebruik makend van het wiskundige tralietheoretisch formalisme dat oorspronkelijk werd ontwikkeld voor de beschrijving van contextuele en niet-deterministische interactie in de microwereld; dit formalisme implementeren in een computermodel; dit computermodel gebruiken om korte en lange-termijn gevolgen te voorspellen voor artificieel geïntroduceerde contextuele interacties, zoals (1) genetische manupulatie, en (2) introductie van allochtone soorten in een ecosysteem. Organisaties: • Centrum Leo Apostel • Biologie
Onderzoekers: • PHILIP POLK • Diederik AERTS
Functionele enkelinstabiliteit. Gerandomiseerd meerdimensionaal klinisch ondrezoek van de effectiviteit van oefentherapie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Functionele enkelinstabiliteit. Gerandomiseerd meerdimensionaal klinisch ondrezoek van de effectiviteit van oefentherapie Organisaties: • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie
Onderzoekers: • PETER VAES
In vivo karakterisatie van de interactie tussen angiotensine fragmenten met de centrale neurotransmittersystemen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naast het gekende renine-angiotensine systeem (RAS) thv de nier bestaat er ook een RAS in de hersenen. Dit centraal systeem staat ook in voor de regeling van de bloeddruk, maar functies op de motoriek, cognitie en gedrag zijn beschreven. Het belangrijkste peptide van het RAS is angiotensine II (Ang II), dat zijn werking uitoefent via AT1 en AT2 receptoren. Recentelijk zijn er fragmenten van Ang II beschreven zoals Ang IV en Ang (1-7) die het RAS zouden beïnvloeden, en dit elk met specifieke functies in de hersenen. Zo zou centraal Ang II het dopaminerg systeem in de basale ganglia beinvloeden wat een rol van dit peptide in de motoriek impliceert. Dit kan in verband gebracht worden met pathologiëen zoals de ziekte van Parkinson en Huntington. Ang II en Ang IV zouden een rol spelen in de hippocampale fysiologie en in epilepsie, via modulatie van Glu en GABA. De rol in cognitie zou via een Ang IV-acetylcholine interactie gebeuren. Er zijn echter weinig in vivo gegevens gekend die de exacte rol van deze neuropeptiden weergeeft. Daarom gaan we in dit project de effecten van Ang II en zijn fragmenten Ang IV en Ang (1-7) op de neurotransmittervrijgave (noradrenaline dopamine, serotonine, glutamaat, GABA en acetylcholine) in het striatum, de hippocampus of de prefrontale cortex van de vrijbewegende rat bestuderen mbv in vivo microdialyse. Deze fundamentele studie zal ons toelaten de interactie van Ang II en zijn fragmenten met verschillende neurotransmittersystemen in vivo te karakteriseren. In een tweede fase kunnen de vastgestelde interacties in relatie gebracht worden met verschillende ziektebeelden. Het effect van de Ang fragmenten kan worden bestudeerd in diermodellen (ziekte van Parkinson en limbische epilepsie) die in het laboratorium werden ontwikkeld en die gekenmerkt worden door belangrijke afwijkingen in bepaalde neurotransmittersystemen. Organisaties: • Experimentele Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis • Inwendige Geneeskundige Specialiteiten
Onderzoekers: • GUY EBINGER • Bart STRAGIER • YVETTE MICHOTTE
• SOPHIE SARRE
Onderzoek naar structuur en eigenschappen van organometalen aan het grensoppervlak van polymeren of nanodeeltjes door middel van nieuwe diffusie en grenslaag geresolveerde NMR-methoden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: High resolution Magic Angle Spinning (hr-MAS) NMR en Diffusion Ordered SpectroscopY (DOSY) NMR worden verkend als innovatieve onderzoeks- en analyse-instrumenten in de anorganische en de metaalorganische chemie. Hr-MAS NMR laat toe gevorderde structuurkarakteriseringen door te voeren van moleculen die verankerd zijn op onoplosbare polymeren, rechtstreeks in situ, aan de grenslaag vloeistof-materiaal, wat NMR spectra levert die zeer vergelijkbaar zijn met hoge resolutie spectra bekomen in homogene oplossing. Organotinderivaten verankerd op onoplosbare vernette polystyrenen (P-H) van het type (P-H)(1-t)(P-(CH2)nSnBuX2)t en (PH)(1-2t)([P-(CH2)nSnBuY]2O)t (n = 4, 6; X = Ph, Cl; Y = Cl, OH; t = functionalisatiegraad) zullen onderzocht worden met de doelstelling na te gaan in welke mate 1H, 13C en 119Sn, 1D of 2D hr-MAS NMR technieken een doorbraak kunnen forceren in de gekende problematiek van de ontoereikende structuurkarakterisering van zulke materialen die door hun onoplosbaarheid slechts in beperkte mate gekarakteriseerd kunnen worden door enkele vaste stof analysemethodes (CP-MAS NMR, IR, TGA). DOSY NMR onderscheidt structuureenheden in mengsels op basis van hun verschillende translationele diffusiesnelheden. Verschillen in diffusiesnelheidsconstanten worden in DOSY NMR spectra tegelijk ontrafeld voor alle structuureenheden in een mengsel zonder dat voorafgaandelijke scheiding hiervoor vereist wordt, wat toelaat rechtstreeks intermoleculaire interacties te detecteren tussen macromoleculaire structuren en substraten in oplossing. Het potentieel van deze klasse technieken zal verkend worden in de bepaling van de diffusiesnelheidsconstanten, zowel voor het kationisch modelnanocluster [(BuSn)12O14(OH)6]2+ dat interageert met verschillende anionen, als voor tin- en titaandioxide gebaseerde nanostructuren die met chelaterende organische liganden in oplossing behandeld worden teneinde, voor toepassingen, perfect op maat gebrachte metaaloxide deeltjes te vervaardigen via goedkope sol-gelprocessen. Op deze wijze wordt verhoopt om een beter begrip te verwerven van de chemische mechanismen die de vorming van zulke deeltjes bepalen, wat aldus moet leiden tot optimalisatie van de bijhorende syntheseprocessen. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum
Onderzoekers: • José MARTINS • RUDOLPH WILLEM • MONIQUE BIESEMANS
Onderzoek naar structuur en eigenschappen van organometalen aan het grensoppervlak van polymeren of nanodeeltjes door middel van nieuwe diffusie en grenslaag geresolveerde NMR-methoden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: High resolution Magic Angle Spinning (hr-MAS) NMR en Diffusion Ordered SpectroscopY (DOSY) NMR worden verkend als innovatieve onderzoeks- en analyse-instrumenten in de anorganische en de metaalorganische chemie. Hr-MAS NMR laat toe gevorderde structuurkarakteriseringen door te voeren van moleculen die verankerd zijn op onoplosbare polymeren, rechtstreeks in situ, aan de grenslaag vloeistof-materiaal, wat NMR spectra levert die zeer vergelijkbaar zijn met hoge resolutie spectra bekomen in homogene oplossing. Organotinderivaten verankerd op onoplosbare vernette polystyrenen (P-H) van het type (P-H)(1-t)(P-(CH2)nSnBuX2)t en (PH)(1-2t)([P-(CH2)nSnBuY]2O)t (n = 4, 6; X = Ph, Cl; Y = Cl, OH; t = functionalisatiegraad) zullen onderzocht worden met de doelstelling na te gaan in welke mate 1H, 13C en 119Sn, 1D of 2D hr-MAS NMR technieken een doorbraak kunnen forceren in de gekende problematiek van de ontoereikende structuurkarakterisering van zulke materialen die door hun onoplosbaarheid slechts in beperkte mate gekarakteriseerd kunnen worden door enkele vaste stof analysemethodes (CP-MAS NMR, IR, TGA). DOSY NMR onderscheidt structuureenheden in mengsels op basis van hun verschillende translationele diffusiesnelheden. Verschillen in diffusiesnelheidsconstanten worden in DOSY NMR spectra tegelijk ontrafeld voor alle structuureenheden in een mengsel zonder dat voorafgaandelijke scheiding hiervoor vereist wordt, wat toelaat rechtstreeks intermoleculaire interacties te detecteren tussen macromoleculaire structuren en substraten in oplossing. Het potentieel van deze klasse technieken zal verkend worden in de bepaling van de diffusiesnelheidsconstanten, zowel voor het kationisch modelnanocluster [(BuSn)12O14(OH)6]2+ dat interageert met verschillende anionen, als voor tin- en titaandioxide gebaseerde nanostructuren die met chelaterende organische liganden in oplossing behandeld worden teneinde, voor toepassingen, perfect op maat gebrachte metaaloxide deeltjes te vervaardigen via goedkope sol-gelprocessen. Op deze wijze wordt verhoopt om een beter begrip te verwerven van de chemische mechanismen die de vorming van zulke deeltjes bepalen, wat aldus moet leiden tot optimalisatie van de bijhorende syntheseprocessen. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum
Onderzoekers: • José MARTINS • RUDOLPH WILLEM • MONIQUE BIESEMANS
Endocrine regulatie van de groei en ontwikkeling van de stamcellen van de middendarm tijdens metamorfose bij insecten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project onderzoekt de mechansimen van endocrine regulatie van de groei en ontwikkeling van de stamcellen van de middendarm tijdens metamorfose bij insecten. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Een cultureel antropologisch onderzoek naar de verhouding tussen 'verbondenheid' en 'individuele vrijheid' bij twee ontwikkelingsprojecten van Aymara- en Quechua gemeenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door contact met de westerse leefwijze werden de Aymara en Quechua Indianen van Zuid-Amerika (Peru en Noord-Chili) geconfronteerd met de notie 'individuele vrijheid'. 'Individuele vrijheid' heeft minstens 2 connotaties: een positieve, waarbij de ruimte die het individu krijgt om zichzelf te ontplooien als positief wordt ervaren, een negatieve waarbij 'individuele vrijheid' mee verantwoordelijk wordt gesteld voor een toenemende individualisering en de afbrokkeling van de traditionele samenlevingsverbanden. Binnen de Quechua en Aymaragemeenschappen laat de relatie van de leden met de groep en de ruimere omgeving zich best onder de noemer 'verbondenheid' beschrijven. Door de confrontatie met de Westerse levenswijze kwamen deze gemeenschappen in een spanningsveld dat hen voorheen onbekend was, en dat een negatieve invloed lijkt te hebben op de leefkwaliteit van hun traditionele cultuur, waar verbondenheid met de groep en de natuur een centraal gegeven was. In dit onderzoek willen we dieper in gaan op het spanningsveld tussen 'verbondenheid' en 'individuele vrijheid', weerspiegeld in de confrontatie tussen de Westerse werkelijkheidsbenadering en deze van de hoger vermelde indianengemeenschappen. Hierbinnen onderscheiden we twee onderzoeksdelen. De definiëring van de begrippen 'individuele vrijheid' en 'verbondenheid' is een eerste luik. In
een tweede onderzoeksluik gaan we in op de praktijk, waarbij we de ontwikkelde kaders willen toetsen aan het huidig wereldbeeld van de indianengemeenschappen. Organisaties: • Centrum Leo Apostel
Onderzoekers: • Diederik AERTS
Exchange training programme : verblijf Peter AKA(15/2/2006-17/4/2006) ikv ECNIS-contract N° 513943 (EU234) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Binnen het ECNIS contract ('Network of Excellence' dat enkele van de beste Europese onderzoeksgroepen samenbrengt in een gezamelijke poging om een beter inzicht te krijgen in de omgevingsoorzaken van kanker, het vermogen van het dieet om kanker te voorkomen en de manieren waarop erfelijkheid de individuele gevoeligheid voor carcinogenen kan beïnvloeden, met het uiteindelijke doel het aantal kankergevallen in Europa te verminderen)zal Peter Aka in het "Department of Public Health, Section of Environmental Health, University of Copenhagen" verblijven in het kader van één van de doelstellingen van het ECNIS project, namelijk het zich aansluiten bij de rest van de Europese en wereld onderzoeksgemeenschap om trainingsmogelijkheden te voorzien voor nieuwe en jonge onderzoekers en om wetenschappelijke steun en advies te verschaffen aan regulatoren, de industrie en het algemene publiek. Hij zal onderzoek verrichten op het niveau van DNA repair genotype en fenotype. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Identificatie van susceptibiliteitsgenen voor affectieve stoornissen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit doctoraatsproject beoogt de identificatie van susceptibiliteitsgenen die betrokken zijn in de etiologie van de psychiatrische aandoeningen schizofrenie (SZ) en bipolaire stoornis (BP). Beide zijn ernstige psychiatrische ziekten met een prevalentie van ongeveer 1% wereldwijd. Bipolaire stoornis is een stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door het cyclisch optreden van manische en depressieve periodes, schizofrenie kenmerkt zich door het optreden van psychoses (perioden waarin het contact met de realiteit is verstoord), affectieve en cognitieve symptomen. Het zijn complexe aandoeningen, waarbij het optreden van de ziekte een resultante is van de interactie tussen verschillende genetische factoren en omgevingselementen. Ondanks de hoge prevalentie, morbiditeit en socio-economische kosten zijn de pathofysiologie en etiologie van BP en SZ nog ongekend. In dit project zullen we gebruik maken van een positionele kloneringsstrategie. Aan de hand van een genomische zoektocht zullen chromosomale gebieden afgebakend worden die gekoppeld zijn met de ziekten en positionele kandidaatgenen worden geëvalueerd voor hun bijdrage in de etiologie van de aandoeningen d.m.v. associatiestudies. Ook reeds gekende functionele kandidaatgenen zullen geanalyseerd worden aan de hand van populatie-gebaseerde associatiestudies. Voor de genomische zoektocht beschikken we over een unieke familie-gebaseerde patiëntenpopulatie uit de Skellefteå regio van de provincie Västerbotten (Noord-Zweden). Deze Skellefteå populatie is een geografisch geïsoleerde populatie, gesticht in 1320 en gekarakteriseerd door lage immigratie en emigratie en een hoge expansiesnelheid. Voor de associatiestudies hebben we patiënten-controle populaties bestaande uit 276 SZ patiënten en 500 gezonde onverwante individuen en 276 BP patiënten en 500 gezonde onverwante individuen. Organisaties: • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven • Maaike Alaerts
Positionele klonering en karakterisering van nieuwe dementiegenen. Universiteit Antwerpen Abstract: De belangrijkste oorzaken van dementie zijn de neurodegeneratieve hersenaandoeningen zoals Alzheimer en frontotemporale dementie. Genetische factoren spelen een grote rol en in sommige families segregeert dementie als een autosomaal dominante aandoening. Door positionele klonering in deze families heeft men reeds 5 dementiegenen geïdentificeerd. Niet alle patiënten met familiale dementie hebben een mutatie in deze genen zodat andere, nog ongekende dementiegenen moeten bestaan. Dit project heeft als doel het identificeren van nieuwe dementiegenen door positionele klonering in genetisch bezwaarde dementiefamilies. Dit zal bijdragen tot de kennis van de biochemie van dementie en ontwikkeling van een therapie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Ilse Anne-Maria Leo Gijselinck
Een nieuw muismodel voor alzheimer dementie : diffuse N-getrunceerde amyloïd ß42 pathologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Neurodegeneratieve hersenziekten zoals bijvoorbeeld Alzheimer dementie (AD) en de ziekte van Parkinson (PD), komen voornamelijk sporadisch voor terwijl familiale gevallen eerder zeldzaam zijn. De betrokken genetische factoren zijn bijvoorbeeld de APP- en presenilinegenen in AD en het a-synucleine en het parkin gen in PD. Mutaties in deze genen zullen zowel in vitro, met behulp van celcultuurexperimenten, als in vivo ,met behulp van transgene muismodellen, geanalyseerd worden. Op deze manier wordt getracht een inzicht te bekomen in de pathogene mechanismen die aan de basis liggen van zowel de genetische als de sporadische vormen van deze aandoeningen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh • Bianca Van Broeck
"Hubble Proteomics": een gevoelige, kwantatieve, versatiele, breed spectrum en automatiseerbare gel-vrije proteoomtechnologie Universiteit Gent Abstract: Een nieuwe gel-vrije proteoomtechnologie zal ontwikkeld worden. Deze gaat uit van een complex peptide-mengsel waaruit een subset van peptiden geselecteerd wordt. De gesorteerde peptiden gelden als representatief voor hun moedereiwitten. Het systeem is gebaseerd op het
principe van diagonaal chromatografie en laat toe van verschillende types van peptiden te selecteren. Een hoge gevoeligheid en automatisatie is voorspelbaar Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Joël Vandekerckhove • Kris Gevaert
Impact van de spatiale en temporele variabiliteit van de macrofyten en de diatomeën op het behalen van het maximale ecologische potentieel van de Woluwe zoals bepaald in de KaderRichtlijn Water 2000/60/EG. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Impact van de spatiale en temporele variabiliteit van de macrofyten en de diatomeën op het behalen van het maximale ecologische potentieel van de Woluwe zoals bepaald in de KaderRichtlijn Water 2000/60/EG. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Studie van KCNQ4, een gen voor gehoorverlies. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de functionele studie van KCNQ4, een gen voor een progressieve vorm van gehoorverlies. De voornaamste doelstellingen van deze studie zijn: de identificatie van de promoter elementen en de constructie en karakterisatie van een knock-out muis. Tevens zal worden nagegaan of KCNQ4 een rol speelt bij complexe vormen van gehoorverlies. Organisaties: • Menselijke moleculaire genetica
Onderzoekers: • Lutgart Van Laer • Guido Van Camp • Els Van Eyken
Gebruik van HIV-1 pseudovirussen voor het monitoren van HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen. Universiteit Antwerpen Abstract: Sinds de ontdekking van HIV werd nog steeds geen effectief vaccin ontwikkeld. Algemeen wordt aangenomen dat zowel cellulaire en humorale immuunresponsen deelnemen aan bescherming tegen infectie met HIV. De huidige methoden voor de analyse van HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen maken gebruik van HIV-1 recombinante vaccinia virussen, proteïnen of peptiden. Deze methoden meten de cellulaire activiteit tegen een fractie van het HIV. Nochtans is het aangewezen om tijdens de eerste screening cellulaire immuunresponsen te meten tegen het gehele virus.Uit de literatuur blijkt dat dit probleem kan omzeild worden door gebruik van HIV-1 pseudovirus partikels als HIV-1 antigenen om ex vivo HIV-specifieke CD4+ en CD8+ T cell responsen op te wekken. HIV pseudovirus partikels worden momenteel gebruikt voor de monitoring van in vitro HIV neutralisatie en de efficiëntie van anti-HIV drugs. De bedoeling van dit project is om HIV-1 pseudovirussen aan te maken die kunnen dienen als bron van HIV-1 antigenen als eerste brede screening van in vitro HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen. Opdat HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen kunnen gestimuleerd worden tegen een maximum aan HIV-1 epitopen via MHC classe I en II, willen we HIV-1 pseudovirussen aanmaken die alle HIV-1 proteinen bevatten alsook een genoom dat codeert voor alle HIV-1 proteinen. De drie belangrijkste objectieven van dit project zijn: 1.Een technologie ontwikkelen voor de aanmaak van subtype specifieke HIV-1 pseudovirussen om de 'natuurlijke antigeenprocessing' van alle HIV1 antigenen toe te laten. 2.Het evalueren van de sterkte en de aard van de cellulaire immuunresponsen gestimuleerd met pseudovirussen en gemeten in HIV-1 patiënten door ze te vergelijken met de cellulaire immuunresponsen na stimulatie met synthetische HIV-1 peptiden, recombinante HIV-1 proteïnen en HIV-1 recombinante vaccinia virussen. 3.Nagaan of de cellulaire immuunresponsen gemeten met behulp van HIV-1 pseudovirussen correleren met bescherming tegen ziekteprogressie na HIV-1 infectie. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Luc Kestens • Dominique Beels
VIB-Afwijkende eiwitten in de pathogenese van neurodegeneratieve aandoeningen (APOPIS). Universiteit Antwerpen Abstract: Neurodegeneratieve hersenziekten, waaronder de ziekte van Alzheimer, Parkinson en Huntington, en motorneuron- en prionziekte, vormen een zware budgettaire last voor sociale en gezondheidszorg in Europa. Tijdens het ziekteverloop gaan alle functies van het centrale zenuwstelsel progressief verloren en uiteindelijk sterven de patiënten in een staat van volledige afhankelijkheid. Een klein deel van de patiënten wordt verklaard door een eenvoudige genmutatie, maar over het algemeen is de onderliggende etiologie van de ziekten slecht gekend. Een gemeenschappelijk kenmerk van alle neurodegeneratieve ziekten is de depositie van abnormale proteïneaggregaten. Er is geen behandeling beschikbaar die de degeneratie van de neuronen kan stopzetten, voorkomen of omkeren. Het APOPIS project is ontworpen om de unieke informatie die voortvloeit uit de kennis van de humane genoomsequentie toe te passen om deze verwoestende ziekten beter te begrijpen en behandelingen te ontwikkelen. Door integratie van Europa's meest excellente wetenschapscentra voor klinisch onderzoek, humane genetica, celbiologie, genomica, proteomica en bioinformatica, heeft de VERUM-stichting een consortium verwezenlijkt om de betrokken genen te identificeren, hun biologische functies te onderzoeken, hun rol in de pathofysiologische processen te bepalen en nieuwe opportuniteiten te ontwikkelen voor vroege diagnose, behandeling en preventie. De benadering is gebaseerd op humane genetica en identificatie van risicogenen in modelorganismen die wildtype en mutante varianten van gekende ziektegenen expresseren. Het consortium voldoet aan de hoge eisen die dit project stelt: toponderzoek in functionele genomica van de menselijke gezondheid, samenbrengen van nationale onderzoeksprojecten en biotechnologische en farmaceutische bedrijven voor de ontwikkeling van diagnostische tools en nieuwe geneesmiddelen, en voorzien in opleiding en mobiliteit om de vaardigheden van jonge onderzoekers te verbeteren. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh
Rol en mechanismen van proteïne-aggregatie in neurodegeneratieve ziektes. (APOPIS) Universiteit Antwerpen Abstract: Neurodegeneratieve hersenziekten, waaronder de ziekte van Alzheimer, Parkinson en Huntington, en motorneuron- en prionziekte, vormen een zware budgettaire last voor sociale en gezondheidszorg in Europa. Tijdens het ziekteverloop gaan alle functies van het centrale zenuwstelsel progressief verloren en uiteindelijk sterven de patiënten in een staat van volledige afhankelijkheid. Een klein deel van de patiënten wordt verklaard door een eenvoudige genmutatie, maar over het algemeen is de onderliggende etiologie van de ziekten slecht gekend. Een gemeenschappelijk kenmerk van alle neurodegeneratieve ziekten is de depositie van abnormale proteïneaggregaten. Er is geen behandeling beschikbaar die de degeneratie van de neuronen kan stopzetten, voorkomen of omkeren. Het APOPIS project is ontworpen om de unieke informatie die voortvloeit uit de kennis van de humane genoomsequentie toe te passen om deze verwoestende ziekten beter te begrijpen en behandelingen te ontwikkelen. Door integratie van Europa's meest excellente wetenschapscentra voor klinisch onderzoek, humane genetica, celbiologie, genomica, proteomica en bioinformatica, heeft de VERUM-stichting een consortium verwezenlijkt om de betrokken genen te identificeren, hun biologische functies te onderzoeken, hun rol in de pathofysiologische processen te bepalen en nieuwe opportuniteiten te ontwikkelen voor vroege diagnose, behandeling en preventie. De benadering is gebaseerd op humane genetica en identificatie van risicogenen in modelorganismen die wildtype en mutante varianten van gekende ziektegenen expresseren. Het consortium voldoet aan de hoge eisen die dit project stelt: toponderzoek in functionele genomica van de menselijke gezondheid, samenbrengen van nationale onderzoeksprojecten en biotechnologische en farmaceutische bedrijven voor de ontwikkeling van diagnostische tools en nieuwe geneesmiddelen, en voorzien in opleiding en mobiliteit om de vaardigheden van jonge onderzoekers te verbeteren. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh
Moleculaire genetica en celbiologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit netwerk voorstel heeft als hoofd thema de Moleculaire genetica en celbiologie van erfelijke ziekten bij de mens. Dit netwerk verenigt 11 excellente onderzoeksgroepen werkzaarn op de Universiteit Antwerpen rond moleculaire genetica vam ziekten zoals Alzheimer dementia, psychiatrische ziekten, mentale retardatie, perifere neuropathieen, doofheid en botziekten. Het beschikbaar komen van de mens genoom sequentie vooziet niet alleen moleculaire genetici in een aantal nieuwe instrumenten (bv. Bio-informatica, SNPs, etc.), die hun werk versnellen, maar veroorzaakt ook een verschuiving naar functionele analyses van de respectievelijke ziektegenen. De post genoom era vereist dan ook de integratie van 'high-throughput' analyse technieken en bio-informatica, maar eveneens het samengaan met excellente celbiologie groepen in het netwerk werkzaam op andere Belgische universtiteiten. Organisaties: • Moleculaire genetica • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Vincent Timmerman • Peter De Jonghe • Joseph Merregaert • Dirk Snyders
Eerste generatie Steunpunt : Milieu en gezondheid. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Steunpunt Milieu en Gezondheid is een consortium waarbij alle Vlaamse universiteiten betrokken zijn en bovendien instellingen zoals VITO, PIH en OPZ-Geel en de universiteit van Maastricht. Concreet beoogt de uitdaging van het onderzoek een verdere uitdieping van de vraagstelling naar de impact van het milieu op de gezondheid van de samenleving. De Vakgroep focust zich vooral op de ontwikkeling van milieuen gezondheidsindicatoren als beleidsondersteunende elementen. Organisaties: • Menselijke Ecologie • Scheikunde
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS • WILLY BAEYENS
Steunpunt : Sport, beweging en gezondheid. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Steunpunt : Sport, beweging en gezondheid. Organisaties: • Artrokinematica • Experimentele Anatomie • Menselijke Fysiologie en Algemene Biologische Scheikunde • Motorische Revalidatie en Kinesitherapie • Menselijke Fysiologie • Biometrie en Biomechanica
Onderzoekers: • WILLIAM DUQUET • PETER VAES • BARTOLD VAN GHELUWE • Pierre VAN ROY • JAN BORMS • JAN PIETER CLARYS • ROMAIN MEEUSEN • KENNY DE MEIRLEIR
Capillaire LC-MS/MS van neurofarmaka en neuropeptiden in microdialysaten in 'in vivo' neurofarmacologisch Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de ontwikkeling van analytische methodes voor de kwantitatieve bepaling van een aantal neuropeptiden en farmaka in microdialysaten door middel van capillaire LC, gekoppeld aan triple quadrupool electrospray MS/MS. Omwille van de lage concentraties die
verwacht worden in de microdialysaten (pM range), streven we naar maximale gevoeligheid van de ontwikkelde methodes. Hiervoor moeten we een aantal parameters optimaliseren, zowel op het vlak van de microdialyse staalname zelf, als op het vlak van de vloeistofchromatografie. We wensen de ontwikkelde methodes dan verder toe te passen in een aantal specifieke projecten binnen het onthaallaboratorium In het kader van PK/PD studies van anti-epileptica, levert de combinatie van microdialyse en nano-LC-MS/MS het voordeel dat in elk dialysaat (max. 40 µl) zowel de concentratie aan PD merker als de concentraties aan het farmakon en zijn metaboliet(en) simultaan worden bepaald. Het spreekt voor zich dat het gebruik van LC-MS/MS in dit tijdsrovende maar originele werk ook een enorme tijdswinst en informatiewinst zal opleveren. We zullen ook een LC-MS/MS methode ontwikkelen voor de bepaling van neuropeptiden (somatostatine, dynorfine, galanine, ...) in hippocampale microdialysaten om de in vivo neuropeptidevrijgave te bestuderen tijdens en na experimenteel geïnduceerde convulsies. Nadien zullen we onderzoeken hoe deze neuropeptidevrijgave gemoduleerd wordt door een aantal selectieve peptiderge liganden, maar vooral ook door subtypeselectieve liganden van zowel de ionotrope als de metabotrope glutamaatreceptoren. Op dezelfde manier zal van peptidevrijgave (enkefaline, dynorfine, substantie P, ...) in diermodellen van de ziekte van parkinson worden bestudeerd om hun rol in de motoriek beter in kaart te brengen. Tot slot zijn we ook geïnteresserd in de in vivo metabolisatie van Ang II en zijn fragmenten in verschillende hersenkernen (hippocampus, striatum en cortex). Door lokale en continue toediening van Ang II via de microdialyse probe zullen we in de dialysaten tijdens en na perfusie de verschillende fragmenten bepalen met LC-MS/MS. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE • Ilse Julia SMOLDERS • Katrien LANCKMANS
Hippocampale neuropeptide-glutamaat-serotonine interacties, relevantie voor limische epilepsie en depressie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Epilepsie treft ongeveer 1% van de bevolking wereldwijd en hiervan is nog steeds een kwart van de patiënten niet aanvalsvrij met de huidig beschikbare medicatie. Dikwijls zijn de patiënten met partiële aanvallen van temporale of frontale oorsprong het moeilijkst te behandelen. De zoektocht naar vernieuwende anti-epileptica met originele actiemechanismen en/of minder neveneffecten blijft dus actueel. Sommige neuropeptiden en peptidereceptorantagonisten voldoen waarschijnlijk aan deze 2 criteria en vandaar dat we in dit project een aantal neuropeptiden en peptiderge liganden willen onderzoeken op hun anticonvulsieve eigenschappen. Peptiderge liganden hebben modulerende effecten op de klassieke neurotransmittersystemen en worden preferentieel vrijgesteld in pathologische omstandigheden. Daarom interfereren peptiden niet rechtstreeks met de basale snelle synaptische transmissie en dit zou zich kunnen uiten in weinig of geen bijwerkingen. Moeilijk controleerbare limbische epilepsie gaat bovendien zeer dikwijls gepaard met psychiatrische stoornissen, vooral depressie en angst. Ondanks deze klinische relevantie blijft het zoeken naar moleculen en/of strategieën met zowel anti-epileptische als antidepressieve activiteit een verwaarloosd onderzoeksdomein. Daarom willen we in dit project een aantal eerder geteste, veelbelovende subtype-selectieve glutamaatreceptorliganden en een aantal peptiderge liganden onderzoeken op hun interacties met de monoaminerge neurotransmitters. Het is immers algemeen aanvaard dat wijzigingen in serotoninerge en noradrenerge systemen aan de basis liggen van depressies en depressieve symptomen. Eventueel kunnen interessante moleculen vervolgens gescreend worden in diermodellen voor depressie en angst. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • Ilse Julia SMOLDERS
Gerichte genmodifcatie in planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Current transgene technology in plants involves integration of foreign DNA at essentially random positions in the genome and hence results in either the addition of new genes or in random gene disruption. In situ modification or directed disruption of a particular gene (gene targeting) is not yet feasible, despite considerable interest from industry and academia and the far-reaching application potential of such technology. Indeed, the possibility to modify genes in a directed way would offer unprecedented opportunities for rational modification of crop plant genomes, for crop improvement through the creation of new variability and for generation of modified plants that are more readily accepted than the current GMOs. Moreover, gene targeting is also the method of choice for analysis of gene function through reverse genetics, as witnessed by its application in species for which a gene targeting system is well established (e.g. the mouse, several lower eukaryotes and prokaryotes). We aim to develop technology for targeted mutation of genes in plants following two novel strategies. One is based on homologous recombination through presentation of a targeting construct during meiosis. In meiosis the chromatin architecture, homology searching functions and recombination enzymes are available and adapted to homologous recombination, whereas illegitimate recombination should be restricted. These features are expected to favour homologous over illegitimate recombination. A second strategy is based on the interaction between the genomic sequence to be modified and RNA derived from a silencing locus. Cross-talk between genomic DNA and RNA during post-transcriptional silencing has been documented. Organisaties: • Plantengenetica
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (WOG) : Gevorderde NMR toepassingen in de materiaal-, chemische en biomedische wetenschappen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: NMR (Nucleaire Magnetische Resonantie) is een vrij jong wetenschappelijk vakgebied dat nauwelijks meer dan een halve eeuw bestaat. Niettemin werd zijn razendsnelle ontwikkeling bekroond met liefst twee Nobelprijzen in de natuurkundige en scheikundige wetenschappen. Dit is te danken aan de ongewoon uitgebreide toepassingsmogelijkheden die NMR biedt in de chemie, de fysica, de biologie en de geneeskunde, en dit via spectroscopie, beeldvorming of microscopie, vaak zelfs een combinatie hiervan. NMR levert frequentiesignalen die een karakteristiek patroon van één (of meerdere) chemische stof(fen) vertegenwoordigen, en/of ruimtelijk geresolveerde informatie voortbrengen die aanleiding geeft tot beeldvorming in minerale, organische of levende materie en materialen. NMR werd in de loop van de laatste decennia gekenmerkt door een uitzonderlijke technologische vooruitgang, op een markt met een zeer beperkt aantal 'high-tech' bedrijven, maar ook een zeer hoge toegevoegde waarde. De daaruit voortvloeiende hoge kostprijzen voor investeringen, werking en onderhoud maken dat een NMR-labo principieel als een 'large scale facility' (LSF) moet beschouwd worden, wat in de meeste omringende landen ook erkend werd met de oprichting van grootschalige NMRlabos met baanbrekende onderzoeksresultaten. De voornaamste doelstelling van de opgerichte wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (WOG) rond NMR, is het ontegensprekelijk waardevol NMR-onderzoekspotentieel in Vlaanderen en België, dat in talrijke toepassingsgebieden (materiaal- en polymeerwetenschappen, bio-organische structuurbepalingen, multidimensionele eiwit-NMR, in vivo NMR, biomedische toepassingen, kwantitatieve signaalverwerking, multinucleaire NMR in de organometaalchemie, hyperpolarisatietoepassingen in de NMR, e. a.) bedrijvig is, beter te integreren en de bestaande krachten te bundelen.
Het is de bedoeling dat alle geïnteresseerde groepen beter vertrouwd geraken met de activiteiten, deskundigheden, resultaten, beschikbare instrumentatie en computerfaciliteiten van de groepen binnen en buiten de WOG, in binnen- en buitenland. Zo zullen de gevorderde NMRtoepassingen die in alle NMR toepassingsgebieden in ons land ontwikkeld worden betere bekendheid en uitstraling genieten in de toepassingsgebieden van andere groepen, en dit in een geest van transdisciplinair gebruik van apparatuur, software en know how. Dit zal op termijn leiden tot een grotere wetenschappelijke zichtbaarheid en appreciatie van NMR-gebonden onderzoek in ons land, en dit, met de opkomst van jongere generatievorsers, in de geest van een wetenschappelijk instrumentatiebeleid met ruim overleg. De voorgestelde onderzoeksgemeenschap in de NMR zal als ontwikkelingspool terzake functioneren dankzij regelmatige ontmoetingen van de WOG-partners, en de organisatie van microsymposia in een ruime waaier van interessegebieden, waarbij topsprekers van het vakgebied uit de ganse wereld, samen met talentvolle jonge vorsers uit eigen land, zullen uitgenodigd worden. Ter verdere bekwaming van jongere NMR-vorsers zullen ook wetenschappelijke zendingen naar befaamde NMR-laboratoria in het buitenland georganiseerd worden. De leden van de WOG zijn: Prof. Rudolph WILLEM, Vrije Univesiteit Brussel, woordvoerder en kerngroep; Prof. Jan GELAN, Limburgs Universitair Centrum, Prof. Roger DOMMISSE, Universiteit Antwerpen, RUCA, Prof. Anne-Marie VANDERLINDEN, Universiteit Antwerpen, RUCA, Prof. José C. MARTINS, Universiteit Gent, Prof. Paul VAN HECKE, Katholieke Universiteit Leuven, allen leden van de stuurgroep van de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Prof. Robert N. Muller, Université Mons-Hainaut, Prof. Michel LUHMER, Université Libre de Bruxelles, partners van de franstalige gemeenschap van België. Prof. Guy LIPPENS, Institut Pasteur Lille, Frankrijk, Prof. Bernd WRACKMEYER, Universität Bayreuth, Duitsland, buitenlandse partners. Organisaties: • Hoge Resolutie NMR Centrum • Fiscaal Recht
Onderzoekers: • PATRICK WILLE • RUDOLPH WILLEM
Onderzoek naar het mechanische van endocriene verstoring door pesticiden met insecten vanuit ecotoxicologisch standpunt. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project onderzoekt het mechanisme van endocriene verstoring door pesticiden met insecten vanuit ecotoxicologisch standpunt. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Moleculaire genomica van neurodegeneratieve hersenziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject beoogt de identificatie van gendefecten in nieuwe loci die door voorafgaand moleculair genetisch onderzoek in patiënten met neurodegeneratieve hersenziekten geïdentificeerd werden. Identificatie van nieuwe genetische defecten zal resulteren in het beter begrijpen van de pathobiologie van neurodegeneratieve hersenziekten, waarvan de frequenties nog sterk zullen stijgen in de nabije toekomst ten gevolge van de vergrijzing van de westerse bevolking. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven
Farmacogenetische analyse van genen betrokken in medicijn absorptie, distributie, metabolisme, excretie en toxicologie (ADMET) in de Afrikaanse populatie en de evolutionaire implicaties op interetnische genetische variatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Departement voor Moleculaire Genetica (VIB8) verricht onderzoek naar de identificatie van genen en risicofactoren betrokken in hersenziekten zoals: Alzheimer dementia; psychiatrische aandoeningen en epilepsie. Deze genen en risicofactoren kunnen gebruikt worden in farmacogenetische studies teneinde genetisch homogene patiënten groepen te identificeren voor klinische studies naar positieve en negatieve effecten van geneesmiddelen. Om snel deze genen en risicofactoren te identificeren beschikt VIB8 over een hoge doorvoer faciliteit met de modernste apparatuur, bv.: pyrosequencing en Sequenom voor SNP analyse, capillaire sequencers, robots, enz.. (see http://www.vibgeneticservicefacility.be/). Daarenboven is er de ondersteuning van een bioinformatica groep voor data analyse (LIMS) en het ontwikkelen van software voor analyse automatisatie, bv.: novoSNP voor automatische variatie detectie in sequenties, SNPbox voor geautomatiseerded batch primer design. De aanwezige technologie en informatie platform is cruciaal voor het farmacogenetica project dat als doel heeft het analyseren van genen betrokken in medicatie opname, verdeling, metabolisme, excretie en toxicologie in de Afrikaanse populatie en de evolutionaire implicaties van interetnische genetische variatie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Christine Van Broeckhoven
Moleculaire genetica van neurodegeneratieve hersenziektes. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het opsporen van genen en genetische risicofactoren voor de ziekte van Parkinson (PD), parkinsonisme en mengvormen van parkinsonisme en dementie, zoals dementie met Lewy bodies (DLB). Om deze genetische factoren te identificeren worden families en patiëntenpopulaties gebruikt in respectievelijk koppelings- en associatiestudies. Familie AD-V, een Vlaamse multiplex familie met parkinsonisme en dementie, werd verzameld nadat onderzoek van de indexpatiënt van deze familie uitwees dat de patiënt geen mutaties droeg in de gekende genen voor Alzheimer dementie, noch in SNCA, PARK2, DJ1 en de exonen van LRRK2 waarin reeds mutaties beschreven werden. Van 22 familieleden, waaronder 8 patiënten, werd DNA verzameld en hiermee werd een genomische zoektocht gestart. Hierbij werd suggestieve koppeling gevonden op chromosoom 2. Haplotypereconstructie en de identificatie van obligate recombinanten lieten toe een minimaal kandidaatgebied van 9.2 Mb af te bakenen. Binnen dit kandidaatgebied liggen 73 genen. Voor deze genen werd een prioriteitslijst opgesteld op basis van hun expressie in hersenen en hun biologische relevantie met betrekking tot de pathogenese van DLB. Met behulp van directe sequentieanalyse worden alle exonen, de intron-exon grenzen en de promotorregio van deze genen op mutaties onderzocht. Vergelijking van de
sequenties van patiënten en controle individuen laat toe de pathogene mutatie te identificeren. Karakterisatie van de normale en gemuteerde functies van het causale gen zal gebeuren in vitro in getransfecteerde cellen en in vivo in relevante diermodellen. De gebruikte methodologie zal afhangen van de aard van de mutatie en het gen. Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar genetische risicofactoren voor PD. Hiervoor beschikken we over DNA van PD patiënten uit de Middelheim Prospectieve Dementiestudie (Engelborghs et al., 2003) en uit een Belgische retrospectieve epidemiologische patient-controle studie in het kader van onderzoek naar omgevings- en genetische risicofactoren voor PD (Pals et al., 2003). Voor de associatiestudies worden single nucleotide polymorphisms (SNPs) geanalyseerd. Deze SNPs zijn gekende SNPs of SNPs die we zelf identificeerden in een pilootstudie van 25 patiëntentrio's. Op basis van deze SNPs wordt de haplotype blokstructuur van de kandidaatgenen bepaald. Vervolgens worden haplotype tagging SNPs (htSNP) geselecteerd die de maximale (sub)haplotype diversiteit van de kandidaatgenen capteren. Met behulp van high throughput genotyperingstechnieken worden deze htSNPs dan getest in populaties patiënten en controle individuen. Op deze manier worden (sub)haplotypes geïdentificeerd die het risico op PD beïnvloeden. Ook verder onderzoek met behulp van sequentieanalyse in het minimale geassocieerde gebied kan varianten identificeren die functioneel relevant zijn voor de pathogenese van PD. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven • Veerle Bogaerts
Genetische epidemiologische analyse van een prospectieve Alzheimer populatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is via moleculair genetische aanpak een bijdrage te leveren in het ontrafelen van de etiologie en de epidemiologie van AD en neurodegeneratie. Hiertoe worden volgende stappen ondernomen: (1) Genetische karakterisatie en uitbreiding van een AD patiëntenpopulatie, hiervoor zal een mutatieanalyse van de gekende dementiegenen en een APOE-genotypering uitgevoerd worden, en verzamelen van multiplex families en patiëntentrio's vanuit deze populatie. (2) Identificatie van nieuwe causale AD genen in de multiplex families dmv positionele klonering. (3) Identificatie van nieuwe AD risicogenen in de patiëntentrio's via associatiestudies. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van familiegebaseerde (in patiëntentrio's) en klassieke patiënten/controle associatiestudies. (4) Bepaling van Ab42/Ab40 ratio's in plasma om niet symptomatische 'at risk' individuen te identificeren, of als co-variant in associatiestudies te gebruiken. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Nathalie Brouwers • Kristel Sleegers
Identificatie van nieuwe genen en risicofactoren voor de ziekte van Parkinson. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Parkinson (PD) is de tweede meest voorkomende progressieve neurodegeneratieve hersenaandoening. De meerderheid van de patiënten zijn sporadisch, toch heeft een minderheid (~15%) een familiehistoriek van PD. Hoewel er verschillende genen voor PD gekend zijn, wordt nog 80% van de genetische variatie in PD veroorzaakt door ongekende genetische factoren. Er zal gezocht worden naar nieuwe causale genen en risicogenen via respectievelijk koppelingsstudies in PD families en patient/controle associatiestudies. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Karen Nuytemans
Moleculaire genetische analyse van chromosoom 17-gekoppelde frontotemporale dementie en gerelateerde neurodegeneratieve hersenziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: De belangrijkste doelstelling van dit project is de identificatie van het gendefect op chromosoom 17q21 verantwoordelijk voor taunegatieve FTD. Identificatie van dit gendefect zal in grote mate bijdragen tot de huidige kennis van de biochemische processen die betrokken zijn bij het ontstaan van FTD. Door uitgebreid moleculair genetisch onderzoek van MAPT, het belangrijkste kandidaatgen op 17q21, zal ook worden bijgedragen tot een betere kennis van andere vormen van dementie die geassocieerd zijn met tau pathologie, zoals AD, PSP en CBD. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Rosa Rademakers
Begroten van de regionale spanningsverdeling in de hartspierwand door koppeling van medische beeldvorming en strucuurmechanische modellering Universiteit Gent Abstract: Doel is om de (regionale verdeling van) spanningen in de hartspier te begroten door combinatie van numerieke modellering en MR en/of ultrageluid beeldinformatie. De ontwikkelde methodieken zullen worden toegepast voor de studie van de evolutie van de hartfunctie en van de ventriculaire wandspanning in een chronisch dierenmodel van mitraalklepinsufficiëntie (degeneratieve hermodellering) en in patiënten behandeld voor hartfalen (positieve progressie hermodellering) Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Pascal Verdonck • Patrick Segers
Rol van connexines, InsP3 en calcium bij de overdracht van apoptotische signalen Universiteit Gent Abstract: Gap juncties laten de passage toe van moleculen kleiner dan 1,5 kDa tussen naburige cellen. Ze zijn belangrijk in de uitbreiding van apoptotische celdood, waartoe ook hemikanalen, 'halve gap junctie kanalen', via een paracriene weg kunnen bijdragen. Het doel is de modulerende apoptotische signalen, doorgegeven via gap juncties, te identificeren en de rol van hemikanalen te onderzoeken. Organisaties: • Vakgroep Fysiologie en fysiopathologie
Onderzoekers: • Luc Leybaert
VIB-Frontotemporale dementie met ubiquitine-positieve neuronale inclusies. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project ligt de nadruk op het identificeren en karakteriseren van genetische defecten die depositie van tau-negatieve, ubiquitinepositieve neuronale inclusie pathologie veroorzaken in frontotemporale dementia gekoppeld aan chromosoom 17q21 (FTDU-17). Frontotemporale vormen van dementie vormen met Alzheimer dementie (AD) de meest frequent voorkomende types van neurodegeneratieve dementies. Om de pathofysiologie in cellen en diermodellen te modelleren is een betere kennis van de moleculaire oorzaken van neurodegeneratie in FTDU noodzakelijk. Deze modellen vormen de basis voor onderzoek naar de biologie van neurodegeneratie en de ontwikkeling van afdoende therapieën. Ongeveer 5% van patiënten met dementie lijdt aan FTD. Bij patiënten met een aanvangsleeftijd beneden 65 jaar is dit 10-20%. FTD-patiënten presenteren persoonlijkheidstoornissen en disinhibitie, vaak met graduele en progressieve taalstoornissen. Neuropathologisch onderscheidt men 3 types van FTD: patiënten met tau-positieve pathologie of FTD¿, patiënten met tau-negatieve, ubiquitine-positieve pathologie of FTDU en patiënten zonder typische histopathologische kenmerken of DLDH. Ongeveer 1/3de van alle FTD-patiënten heeft FTD¿. De relatieve frequenties van FTDU en DLDH variëren significant in verschillende studies. Ongeveer 40% van FTD-patiënten heeft een positieve familiegeschiedenis van dementie en in de meeste families wordt de ziekte autosomaal dominant overgedragen. Recente studies toonden aan dat 10-43% van alle familiale FTDpatiënten geassocieerd zijn met mutaties in het gen dat codeert voor het tau-eiwit (MAPT), gelegen op chromosoom 17q21. Wereldwijd zijn er zijn 36 verschillende MAPT mutaties gevonden in 106 dementie families. In ten minste 4 autosomaal-dominante FTD-families gekoppeld aan 17q21 werd geen MAPT-mutatie gevonden. Dat stimuleerde veel onderzoekers om grote FTD-families met ongekende genetische oorzaak te onderzoeken, wat leidde tot een groeiend aantal FTDU-17 families. Dit was suggestief voor een hogere frequentie van FTDU-17 dan oorspronkelijk voorspeld. Ook uitgebreide neuropathologische studies toonden aan dat de meeste, zoniet alle tau-negatieve families tot het FTDU type behoren. De identificatie van het gendefect in FTDU-17 kan dus significant bijdragen tot onze begrip van het pathomechanisme dat leidt tot neurodegeneratie in dit type van dementie. Wij zullen moleculair genetische en neuropathologische studies ondernemen om het defect in FTDU-17 te identificeren. Eerder definieerden we het kleinste kandidaatgebied van 4.8 cM in de Nederlandse FTDU-17 familie 1083. Recent identificeerden we 3 Belgische FTDU-17 families en toonden door haplotype-analyse de aanwezigheid van een foundereffect aan in Vlaanderen, het Nederlands taalgebied van België. Daarnaast streven we naar de karakterisering van de inclusiepathologie en proteïnopathie door immunohistochemie en/of massaspectrometirsche analyses van door laser-dissectie aangerijkte ubiquitine-positieve aggregaten van bevroren FTDU-17 hersenen. We verwachten dat de identificatie van het moleculair defect in FTDU-17 zal bijdragen tot een betere differentiële diagnose van FTD en het ontwikkelen van cel- en diermodellen van FTDU-17. Uiteindelijk zal dit leiden tot een betere kennis van het neurodegeneratieve proces in het algemeen en zal het bijdragen tot de ontwikkeling van een meer effectieve therapie voor dementie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh
Pathogenese van CNS neurodegeneratie: moleculair genetische analyse van Alzheimer's en frontotemporale dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: Neurodegeneratieve dementia vertegenwoordigen de meest frequente ouderdomsziektes en vormen een majeur medisch, sociaal en economisch probleem. De ziekteprocessen die leiden tot dementie zijn niet volledig gekend en er bestaat geen efficiënte therapie. Dit project doelt op de identificatie en karakterisatie van nieuwe genen voor neurodegeneratieve dementia meer specifiek voor Alzheimer en frontotemporale dementia. Dit zal helpen pathologische processen te begrijpen en efficiënte therapieën te ontwikkelen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh
Moleculair genetisch onderzoek van Alzheimer Dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Alzheimer (AD) is de meest voorkomende vorm van dementie bij ouderlingen. Bij de meerderheid van de AD patiënten is de moleculaire oorzaak van de neurodegeneratie ongekend. Eens AD optreedt, is dit een eindpunt van een cascade aan ziekteprocessen die het onderzoek naar de exacte etiologie bemoeilijken. Intermediaire fenotypes, zoals het episodische geheugen, die reeds vroeg in het pathologische proces veranderen, staan directer onder invloed van de onderliggende genetische factoren en kunnen daardoor het genetische onderzoek naar AD ondersteunen. Via een moleculair genetische aanpak zal in dit project een bijdrage geleverd worden aan het onderzoek naar het neurodegeneratieve proces in AD, om op deze manier een beter inzicht te verwerven in de etiologie van de dementie. Zowel genetische associatiestudies op geselecteerde kandidaatgenen als genomische associatiestudies zullen worden uitgevoerd in een grote en goed gekarakteriseerde Belgische AD populatie. Verder zal onderzocht worden of de geïdentificeerde risicogenen in AD, de ontwikkeling van "Mild Cognitive Impairment (MCI)" naar AD kunnen voorspellen bij MCI patiënten. Bevindingen uit het AD onderzoek zullen tevens geanalyseerd worden in een groep gezonde individuen afkomstig van een Zweedse geheugenpopulatie. Nieuwe biomerkers in plasma of cerebrospinaal vocht zullen geïdentificeerd worden a.d.h.v. amyloid beta kwantificaties en proteomics profiling experimenten. Bij het beschikbaar worden van genetisch informatieve multiplex families zullen genomische koppelingsstudies worden uitgevoerd. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Karolien Bettens
Onderzoek in verband met het Zoniënwoud. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project heeft de fytosociologische studie van verschillende biotopen in een bosecosysteem tot doel, met een bijzondere aandacht voor de mogelijke invloed van het stadsmilieu.I. Ecologische studie van de Pinnebeek- grondige inventarisatie van de flora- opstellen van de fytosociologische kaart- onderzoek naar waterkwaliteit- opstellen van beheersplannenII. Ecologische studie van verschillende beukenbestanden o.a. in verband met het effect van een "niets-doen" - bosbeheer in bepaalde percelenIII. Opvolgen van de evolutie en successie in de reeds beheerde gebieden (Vuilbeekvallei, Verdronken Kinderenvallei, Rood Klooster, Grote Flossendelle + kalkhellingen)IV. Wetenschappelijke begeleiding bij het uitvoeren van de beheerswerken in de natuurrreservaten. Organisaties:
• Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Regulatie van proinflammatoire cytokines en apoptose door de insuline-achtige groeifactor IGF-I. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De insuline-achtige groeifactor IGF-I is een belangrijke endocriene en paracriene mediator van door groeihormoon (GH) gereguleeerde lichaamsgroei. IGF-I heeft daarnaast ook een essentiële functie als overlevings-, proliferatie- en differentiatie-factor voor tal van verschillende celtypes. IGF-I is van belang voor het functioneren van een aantal verschillende organen en weefsels. De verschillende effecten, afhankelijk van het orgaan of weefseltype, worden in het algemeen door een zelfde receptor gemediëerd waarbij gebruik wordt gemaakt van aparte signaaltransductie pathways, zoals de mitogen-activated protein kinase (MAPK) pathway en de fosfatidylinositol (PI)3-kinase pathway. Celspecifieke effecten bestaan ook binnen het immuunsysteem. Functionele receptoren voor IGF-I zijn aangetoond op monocyten en lymfocyten subpopulaties. Specifieke signaaltransductie mechanismen in verschillende subsets of stadia van leukocyten zijn aangetoond en worden bijvoorbeeld bepaald via de cytoplasmatische expressie van substraten voor de receptor tyrosine kinase. De algemene doelstelling van het project is om tot meer inzicht te komen in de werkingsmechanismen waarmee IGF-I het immuunsysteem moduleert. Het in dit project voorgestelde onderzoek naar het mechanisme waarmee IGF-I de secretie van proinflammatoire cytokines reguleert kan leiden tot meer inzicht in hoe IGF-I op cellulair niveau inflammatoire processen kan beinvloeden. Dit zal meer inzicht geven in hoe in vitro en in vivo effecten van elkaar kunnen verschillen. Dit inzicht is ook van belang in verband met overwegingen om bepaalde patiënten (brandwonden, beenmergtransplantatie, AIDS, catabole staat) met IGF-I te behandelen. Vergelijkend onderzoek naar IGF-I signaaltransductie in monocyten en neutrofielen zal bijdragen tot meer fundamentele kennis over hoe IGF-I in verschillende celtypes uiteenlopende effecten kan induceren. Verder zal het onderzoek naar apoptose bij neutrofielen meer inzicht geven in hoe IGF-I ontstekingsreacties kan moduleren via deze cellen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
Evaluatie van gene flow door pollen en bestuiversbewegingen in biologische corridors : Primula vulgaris als modelsoort. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Evaluatie van gene flow door pollen en bestuiversbewegingen in biologische corridors : Primula vulgaris als modelsoort. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST • Fabienne VAN ROSSUM
De ontwikkeling van een virtueel en moleculair controlebord voor de omzetting van kankerstamcellen naar niet kwaadaardigheid. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens de laatste jaren werd er bewijs verzameld dat de hypothese ondersteunt dat de robuustheid van kanker zou te wijten zijn aan een klein deel van de tumormassa, de kankerstamcellen (KSC). Onze aanpak is gericht op de toevoeging van Master Switch factoren in de microomgeving van de KSC die tot de differentiatie in non-prolifererende en niet-kwaadaardige cellen zal leiden. Deze Master switch factoren zijn normaal aanwezig in de normale stamcellen niche om de homeostase te reguleren. Ons voorstel is onderverdeeld in in vitro studies en in vivo tests van stamcellen die een type solide tumoren vertegenwoordigen: hersenkankers. Teneinde ons doel te bereiken zullen de master switch factoren geïndentificeerd en lokaal geleverd worden in en rond de tumor. Hiervoor zullen we gebruik maken van microkralen geladen met de master switch proteïne(n) die, enkel lokaal, geleverd moeten worden, een hoge concentratie van de differentiërende factor(en), aldus een normale micro-omgeving creërend. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Onderzoek naar het mechanisme van endocriene verstoring door pesticiden met insecten vanuit ecotixicologisch standpunt. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De schadelijke effecten van hormaanverstorende stoffen voor het milieu staan reeds geruime tijd in de belangstelling van wetenschappers, beleidsmakers en de industrie. Er is een duidelijke consensus dat de ecotoxicologische risco-evaluatie van stoffen dienst gesteund te zijn op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek/biotoetsen die relevante hormonale mechanismen en eindpunten evalueren end it zowel bij invertebraten als vertebraten. Omdat invertebraten 95% van alle gekende diersoorten op aarde omvatten, bestaat er een toenemende interesse om ook bij deze groep de effecten van potentieel hormoonverstorende milieucontaminanten te bestuderen. Anderzijds is er groeiende bezorgdheid omwille van de neveneffecten op het milieu en de groeiende resistentie ten opzichte van conventionele neurotoxische insecticiden. Andere targetsites voor de bestrijding van plaaginsecten zijn dus wenselijk: interferentie met de hormonale regulatie van de groei, ontwikkeling en reproductie van economische-belangrijke plaaginsecten, in het bijzonder het insect-specifieke proces van metamorfose, biedt unieke mogelijkheden. Dit project heeft tot doel meer fundamentele inzichten te verwerven over de mechanismen van hormoonverstoring bij insecten vanuit ecotoxicologisch standpunt. Vanuit de biodiversiteit in het dierenrijk zijn de verkregen inzichten van bijzondere interesse om beter het werkingsmechanisme van endocriene verstoring te begrijpen bij vertebraten, in het bijzonder de mens. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Protocolakkoord inzake partenariaat 2007 : Opleiding en informatie van de werknemers en de hiërarchische lijn over chemische risico's (project n° 23). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project sluit aan bij doelstelling 3 van het federaal EPD ESF (consolidering van de werkgelegenheid) en betreft de ontwikkeling van een strategie inzake de opleiding en de informatie van de werknemers over chemische risicos door de preventieadviseurs van de onderneming met participatie van de werknemers /werkneemsters en de leden van hiërarchische lijn. De ontwikkelde methode doet beroep op de participatie van de werknemers door hun de gelegenheid te geven om hun bekwaamheden te valoriseren (in het bijzonder voor de oudere werknemers) en hun kennis te vergroten (voor de jongere werknemers). Het informaticaluik van de methode kan eveneens een toegangspoort naar nieuwe technologieën openen. Het rekening houden met de genderdimensie en de psychosociale aspecten van de arbeidsvoorwaarden laat synergiën toe met andere projecten betreffende gender en veiligheid/gezondheid op het werk. Informatie- en sensibiliseringssessies zullen georganiseerd worden met het
doel de ontwikkelde instrumenten over te brengen naar concrete arbeidssituaties, het is te zeggen op de werkplaatsen. De verspreiding van deze methodologie omvat een essentieel aspect van het partenariaat. Een tweede belangrijk aspect van het partenariaat betreft het onderzoekscontract tussen het Fonds voor Beroepsziekten enerzijds en anderzijds de Université Catholique de Louvain, De Vrije Universiteit Brussel en l'Université de Liège. Deze partners zullen naast hun betrokkenheid bij het project Toxtrainer een bijzondere aandacht schenken aan de integratie van het instrument TOXPRO. Dit instrument moet een concreet antwoord geven aan de sensibiliseringscampagne door een massa feitelijke gegevens over de risicos van chemische agentia ter beschikking te stellen op een informaticadrager Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Onderzoek naar ontwikkeling v/e gebruiksvriendelijk informatiesysteem v/h chemisch risico in beroepsomgeving IKV Europees project "Risques chimiques" (n° 23 - DOCUP fédéral FSE) (zie ook FTW14) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project sluit aan bij doelstelling 3 van het federaal EPD ESF (consolidering van de werkgelegenheid) en betreft de ontwikkeling van een strategie inzake de opleiding en de informatie van de werknemers over chemische risicos door de preventieadviseurs van de onderneming met participatie van de werknemers /werkneemsters en de leden van hiërarchische lijn. De ontwikkelde methode doet beroep op de participatie van de werknemers door hun de gelegenheid te geven om hun bekwaamheden te valoriseren (in het bijzonder voor de oudere werknemers) en hun kennis te vergroten (voor de jongere werknemers). Het informaticaluik van de methode kan eveneens een toegangspoort naar nieuwe technologieën openen. Het rekening houden met de genderdimensie en de psychosociale aspecten van de arbeidsvoorwaarden laat synergiën toe met andere projecten betreffende gender en veiligheid/gezondheid op het werk. Informatie- en sensibiliseringssessies zullen georganiseerd worden met het doel de ontwikkelde instrumenten over te brengen naar concrete arbeidssituaties, het is te zeggen op de werkplaatsen. De verspreiding van deze methodologie omvat een essentieel aspect van het partenariaat. Een tweede belangrijk aspect van het partenariaat betreft het onderzoekscontract tussen het Fonds voor Beroepsziekten enerzijds en anderzijds de Université Catholique de Louvain, De Vrije Universiteit Brussel en l'Université de Liège. Deze partners zullen naast hun betrokkenheid bij het project Toxtrainer een bijzondere aandacht schenken aan de integratie van het instrument TOXPRO. Dit instrument moet een concreet antwoord geven aan de sensibiliseringscampagne door een massa feitelijke gegevens over de risicos van chemische agentia ter beschikking te stellen op een informaticadrager Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Evaluatie van de ecologische staat van sterk veranderde en artificiële waterlichamen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals bepaald in de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Evaluatie van de ecologische staat van sterk veranderde en artificiële waterlichamen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals bepaald in de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Ecologische opvolging van het actief biologisch beheer van sommige vijvers beheerd door het BIM. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ecologische opvolging van het actief biologisch beheer van sommige vijvers beheerd door het BIM. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
VIB-Rol van de AMPA sub-eenheid GluR2 in de pathogenese van ALS. Universiteit Antwerpen Abstract: Er zijn resultaten die aantonen dat excitotoxiciteit een rol speelt in de pathogenese van amyotrofe laterale sclerose (ALS). Excitotoxische dood van motorische neuronen wordt gemedieerd door de influx van Ca2+ via het AMPA-type van de glutamaat (Glu) receptor. De Ca2+ permeabiliteit van het AMPA receptor ionenkanaal wordt bepaald door de aanwezigheid van de GluR2 subeenheid: hoe meer GluR2 aanwezig is in het complex hoe lager de Ca2+ permeabiliteit is. Men kan dan ook verwachten dat hoe beter we de regulatie van de expressie van GluR2 begrijpen, hoe meer we weten van de pathogenese van ALS, en in het bijzonder over de oorzaak van de selectieve dood van de motorische neuronen in ALS. In dit project bestuderen we drie aspecten van de regulatie van GluR2 expressie. We onderzoeken het mechanisme van de gliale-neuronale regulatorische interactie. We onderzoeken de rol van VEGF in de GluR2 expressie in vitro en in vivo. En we evalueren de potentiële rol van GluR2 expressie niveaus in sporadische ALS door middel van genetische associatie studies met GluR2 promotor polymorfismen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Oorspronkelijk aangemaakt als IWT376 => 1ste jaar wordt WDGO721. Study in the field of functional starter cultures for cocoa fermentation Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel is de ontwikkeling van goed gefermenteerde cacaobonen met een specifieke smaak, met verbeterde proces-functionele eigenschappen en een verhoogd gehalte aan functionele en gezondheidsbevorderende componenten door de volledige controle van het cacaoboonfermentatieproces. Dit kan op zijn beurt leiden tot gezondheidsbevorderende chocoladeproducten en een duurzame ontwikkeling van bestaande cacaoprocestechnologieën. Daarom heeft dit onderzoeksproject tot doel een nieuwe generatie chocoladeproducten te ontwikkelen door beïnvloeding van het cacaofermentatieproces door middel van selectief gekozen starterculturen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Identificatie van susceptibiliteitsgenen voor affectieve stoornissen en schizofrenie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit doctoraatsproject beoogt de identificatie van susceptibiliteitsgenen die betrokken zijn in de etiologie van de psychiatrische aandoeningen schizofrenie (SZ) en bipolaire stoornis (BP). Beide zijn ernstige psychiatrische ziekten met een prevalentie van ongeveer 1% wereldwijd. Bipolaire stoornis is een stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door het cyclisch optreden van manische en depressieve periodes, schizofrenie kenmerkt zich door het optreden van psychoses (perioden waarin het contact met de realiteit is verstoord), affectieve en cognitieve symptomen. Het zijn complexe aandoeningen, waarbij het optreden van de ziekte een resultante is van de interactie tussen verschillende genetische factoren en omgevingselementen. Ondanks de hoge prevalentie, morbiditeit en socio-economische kosten zijn de pathofysiologie en etiologie van BP en SZ nog ongekend. In dit project zullen we gebruik maken van een positionele kloneringsstrategie. Aan de hand van een genomische zoektocht zullen chromosomale gebieden afgebakend worden die gekoppeld zijn met de ziekten en positionele kandidaatgenen worden geëvalueerd voor hun bijdrage in de etiologie van de aandoeningen d.m.v. associatiestudies. Ook reeds gekende functionele kandidaatgenen zullen geanalyseerd worden aan de hand van populatie-gebaseerde associatiestudies. Voor de genomische zoektocht beschikken we over een unieke familie-gebaseerde patiëntenpopulatie uit de Skellefteå regio van de provincie Västerbotten (Noord-Zweden). Deze Skellefteå populatie is een geografisch geïsoleerde populatie, gesticht in 1320 en gekarakteriseerd door lage immigratie en emigratie en een hoge expansiesnelheid. Voor de associatiestudies hebben we patiënten-controle populaties bestaande uit 276 SZ patiënten en 500 gezonde onverwante individuen en 276 BP patiënten en 500 gezonde onverwante individuen. Organisaties: • VIB DMG - Toegepaste Moleculaire Genomica
Onderzoekers: • Jurgen Del-Favero • Maaike Alaerts
Positionele klonering en karakterisering van nieuwe dementiegenen. Universiteit Antwerpen Abstract: De belangrijkste oorzaken van dementie zijn de neurodegeneratieve hersenaandoeningen zoals Alzheimer en frontotemporale dementie. Genetische factoren spelen een grote rol en in sommige families segregeert dementie als een autosomaal dominante aandoening. Door positionele klonering in deze families heeft men reeds 5 dementiegenen geïdentificeerd. Niet alle patiënten met familiale dementie hebben een mutatie in deze genen zodat andere, nog ongekende dementiegenen moeten bestaan. Dit project heeft als doel het identificeren van nieuwe dementiegenen door positionele klonering in genetisch bezwaarde dementiefamilies. Dit zal bijdragen tot de kennis van de biochemie van dementie en ontwikkeling van een therapie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Ilse Anne-Maria Leo Gijselinck
Een nieuw muismodel voor alzheimer dementie : diffuse N-getrunceerde amyloïd ß42 pathologie. Universiteit Antwerpen Abstract: Neurodegeneratieve hersenziekten zoals bijvoorbeeld Alzheimer dementie (AD) en de ziekte van Parkinson (PD), komen voornamelijk sporadisch voor terwijl familiale gevallen eerder zeldzaam zijn. De betrokken genetische factoren zijn bijvoorbeeld de APP- en presenilinegenen in AD en het a-synucleine en het parkin gen in PD. Mutaties in deze genen zullen zowel in vitro, met behulp van celcultuurexperimenten, als in vivo ,met behulp van transgene muismodellen, geanalyseerd worden. Op deze manier wordt getracht een inzicht te bekomen in de pathogene mechanismen die aan de basis liggen van zowel de genetische als de sporadische vormen van deze aandoeningen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Samir Kumar-Singh • Bianca Van Broeck
Onderzoek in het domein van de ontwikkeling van een niet-invasieve biomerker voor respiratoire toxiciteit door proteoomanalyse van uitgeademde lucht. Universiteit Antwerpen Abstract: Er bestaat een stijgende trend in het voorkomen van astma vooral bij kinderen. De exacte oorzaak van astma is nog niet gekend, maar waarschijnlijk gaat het om een complexe interactie van verschillende factoren zoals genetische aanleg en levensstijlfactoren maar ook luchtverontreiniging en roken. Om een beter inzicht te krijgen is het nodig om de vroege biologische effecten te identificeren die later resulteren in astma. Hiervoor moeten biomerkers ontwikkeld worden die, ook bij de meest gevoelige populaties (kinderen'), toepasbaar zijn. Bovendien is er nood aan niet-invasieve testen die in grootschalige bevolkingsonderzoeken toegepast kunnen worden en die toelaten om de relatie tussen milieufactoren en ontsteking en beschadiging van de luchtwegen te evalueren. Tot nu toe werd in het onderzoek naar biomerkers voor astma gebruik gemaakt van invasieve methoden zoals broncheoalveolair lavage, sputum of bloed. In dit project willen we een niet-invasieve methode ontwikkelen toepasbaar op het condensaat van uitgeademde lucht. Er zijn reeds enkele onderzoeken uitgevoerd waarbij gebruik gemaakt werd van de gasfase en vloeibare fase van uitgeademde lucht. In het condensaat werden biologische moleculen gemeten die in verband konden gebracht worden met de status van de luchtwegen. Het niet-invasieve karakter van deze meetmethode heeft tot gevolg dat de techniek ook kan worden toegepast bij kinderen en een enorm potentieel heeft om toegepast te worden in grootschalige biomonitoringsonderzoeken naar de effecten van luchtverontreiniging op de ontwikkeling van astma en luchtwegproblemen. Dit doctoraatswerk is erop gericht om de collectietechnieken voor uitgeademde lucht te optimaliseren en toepasbaar te maken voor biomonitoringsonderzoek in het kader van onderzoek naar de relatie tussen milieu en gezondheid. Een eerste doel bestaat uit de optimalisatie van de methode voor de collectie van uitgeademde lucht. Vervolgens zullen in het condensaat biomerkers voor longontsteking en oxidatieve schade geïdentificeerd worden. Gezien de complexiteit van ontsteking en oxidatieve stress en hun interactie in ziekten zoals astma, verwachten we dat verschillende biologische effecten kunnen bijdragen tot beschadiging van de luchtwegen. Het is de bedoeling om het eiwitpatroon van uitgeademde lucht te onderzoeken met proteoomanalyse. Dit is momenteel de meest krachtige techniek om op een snelle wijze in biologische weefsels veranderingen in het eiwitprofiel te detecteren als reactie op veranderde blootstellings- of fysiologische condities. Technieken zoals tweedimensionele gelelectroforese, vloeistofchromatografie en massaspectrometrische analyse zullen gebruikt worden. om verschillen in eiwitpatronen op te sporen in uitgeademde lucht na blootstelling aan specifieke omgevingspolluenten. Tijdens dit project zullen stalen van rokers en niet-rokers vergeleken worden. De eiwitten die differentieel aanwezig zijn in de uitgeademde luchtstalen zullen geselecteerd worden voor
verdere studie waarbij aandacht zal gaan naar meer eenvoudige bepalingstechnieken, reproduceerbaarheid van de meyhode en de toepasbaarheid voor onderzoek bij kinderen. Organisaties: • Departement Biomedische Wetenschappen - overige
Onderzoekers: • Greta Schoeters • Karolien Bloemen
Moleculair genetische en functionele analyse van 'heatshock' proteïne 22 (HSP22) mutaties geassocieerd met distale hereditaire motorische neuropathie. Universiteit Antwerpen Abstract: Moleculair genetische en functionele analyse van 'heatshock' proteïne 22 (HSP22) mutaties geassocieerd met distale hereditaire motorische neuropathie. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Joy Ijeoma Irobi-Devolder • Vincent Timmerman
Identificeren van genetische factoren die in PGRN - gekoppelde frontotemporale dementie de aanvangsleeftijd beïnvloeden. Universiteit Antwerpen Abstract: Recent identificeerden we mutaties in het gen dat codeert voor de groeifactor progranuline (PGRN) die frontotemporale dementie (FTD) veroorzaken in ~10% van FTD-patiënten. In een grote Belgische founder familie waarin op dit moment al 41 patiënten gekend zijn, segregeert eenzelfde PGRN mutatie die resulteert in 50% productie van het eiwit. De aanvangsleeftijd in deze familie is zeer variabel wat wijst op de invloed van andere genetische factoren. De grootte van deze familie geeft ons de wereldwijd unieke gelegenheid om deze factoren te identificeren. Dit kan inzicht verschaffen in mechanismen die het optreden van deze ernstige ziekte kunnen uitstellen of mogelijk zelfs voorkomen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Kristel Sleegers
Gebruik van HIV-1 pseudovirussen voor het monitoren van HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen. Universiteit Antwerpen Abstract: Sinds de ontdekking van HIV werd nog steeds geen effectief vaccin ontwikkeld. Algemeen wordt aangenomen dat zowel cellulaire en humorale immuunresponsen deelnemen aan bescherming tegen infectie met HIV. De huidige methoden voor de analyse van HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen maken gebruik van HIV-1 recombinante vaccinia virussen, proteïnen of peptiden. Deze methoden meten de cellulaire activiteit tegen een fractie van het HIV. Nochtans is het aangewezen om tijdens de eerste screening cellulaire immuunresponsen te meten tegen het gehele virus.Uit de literatuur blijkt dat dit probleem kan omzeild worden door gebruik van HIV-1 pseudovirus partikels als HIV-1 antigenen om ex vivo HIV-specifieke CD4+ en CD8+ T cell responsen op te wekken. HIV pseudovirus partikels worden momenteel gebruikt voor de monitoring van in vitro HIV neutralisatie en de efficiëntie van anti-HIV drugs. De bedoeling van dit project is om HIV-1 pseudovirussen aan te maken die kunnen dienen als bron van HIV-1 antigenen als eerste brede screening van in vitro HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen. Opdat HIV-specifieke cellulaire immuunresponsen kunnen gestimuleerd worden tegen een maximum aan HIV-1 epitopen via MHC classe I en II, willen we HIV-1 pseudovirussen aanmaken die alle HIV-1 proteinen bevatten alsook een genoom dat codeert voor alle HIV-1 proteinen. De drie belangrijkste objectieven van dit project zijn: 1.Een technologie ontwikkelen voor de aanmaak van subtype specifieke HIV-1 pseudovirussen om de 'natuurlijke antigeenprocessing' van alle HIV1 antigenen toe te laten. 2.Het evalueren van de sterkte en de aard van de cellulaire immuunresponsen gestimuleerd met pseudovirussen en gemeten in HIV-1 patiënten door ze te vergelijken met de cellulaire immuunresponsen na stimulatie met synthetische HIV-1 peptiden, recombinante HIV-1 proteïnen en HIV-1 recombinante vaccinia virussen. 3.Nagaan of de cellulaire immuunresponsen gemeten met behulp van HIV-1 pseudovirussen correleren met bescherming tegen ziekteprogressie na HIV-1 infectie. Organisaties: • Laboratorium voor Microbiologie, Parasitologie en Hygiëne (LMPH)
Onderzoekers: • Luc Kestens • Dominique Beels
Fylogeografie van submerse watyerplanten : Najas , Ruppia en Zannichellia in Europa. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fylogeografie van submerse waterplanten : Najas , Ruppia en Zannichellia in Europa. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Gene flow, zelf-incompatibiliteit en temporele evolutie in gefragmenteerde plantenpopulaties : Primula vulgaris als modelsoort. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Gene flow, zelf-incompatibiliteit en temporele evolutie in gefragmenteerde plantenpopulaties : Primula vulgaris als modelsoort. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Peri-urbane mangrovewouden als filters en potentiële fytorenmediëring voor huishoudelijk afvalwater in Oost-Afrika. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project is een ruim samenwerkingsproject tussen 7 Europese partners en 5 Afrikaanse partners en zal de bruikbaarheid van mangroveformaties in de zuivering en fytoremediatie van afvalwaterstromen in een ruime interdisciplinariteit onderzoeken. Hoewel het principe van
remediatie van vervuiling een bronaanpak zou moeten zijn en een optimalisatie van zuivering met minimale impacten op de menselijke en natuurlijke omgeving, is dit op middellange termijn geen realistische en haalbare aanpak in de snel groeiende metropolen van ontwikkelingslanden. Nu reeds, maar inefficiënt en zonder enige effectief beheer dat de duurzaamheid garandeer, dienen de mangroven reeds als afzetgebied voor huishoudelijk en industrieel afvalwater. Noch is de functionaliteit van zulke systemen (voldoende) gekend, noch verdienen zij enige bescherming om deze taken te kunnen volbrengen Het consortium van partners in dit EU-project beoogt via de zeer ruime waaier aan expertise de studie, het gebruik, de optimalisatie, de aanleg van deze systemen aan te pakken. De twee VUB-groepen, APNA en ANCH treden hier samen vanuit hun internationaal erkende expertise: mangrove-ecologie, mangrove dynamiek m.b.v. ruimtelijke analysemethodes en teledetectie resp. analytische scheikunde, biogeochemie van het mariene milieu. door voorwaarden gesteld door de EU is in een late fase een belangrijker aandeel van de toe te kennen subsidie naar de Afrikaanse partners moeten gaan , hetgeen de werking vanuit en voor België in geen geval vergemakkelijkt heeft. Het voorstel heeft tot doel de VUB partners de gelegenheid te blijven geven de essentiële wetenschappelijke meerwaarde te realiseren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Diversificatie van huidpeptiden tijdens een ecolutieve radiatie van amfibieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Twee mechanismen die hebben bijgedragen tot de versnelde soortvorming in modelradiaties bij vertebraten zijn ecologische diversificatie (ecologische adaptatie) en differentiatie van seksuele signalen (seksuele selectie). Omdat de huidklieren van amfibieën een belangrijke rol spelen bij zowel ecologische adaptie als seksuele communicatie, zijn ze uitermate geschikt om het relatief belang van beide mechanismen in evolutieve radiaties van amfibieën te testen. Door een parallelle screening van peptidoom en transcriptoom van de huidklieren bij een gekozen radiatie van amfibieën, beogen we door integratie van ecologische, biochemische en fylogenetische analyses de volgende objectieven: 1. Identificatie en karakterisatie van nieuwe antimicrobiële-en feromoonpeptiden geproduceerd door de huidklieren een grote fylogenetische diversiteit aan amfibieën. 2. Bepalen van het relatief belang van verschillende genetische mechanismen die aan de basis liggen van de antimicrobiële peptide en feromoon diversiteit. 3. Bepalen van de mate waarin de evolutie van antimicrobiële- en feromoonpeptiden de versnelde oorsprong van soorten in een representatieve evolutieve radiatie heeft beïnvloed. 4. Onderzoek naar bewijzen van adaptieve evolutie in antimicrobiële- en feromoonpeptiden. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Sleutelrol van het foerageerbedrag van hommels in de biologische bestrijding van plantpathogenen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De moderne glastuinbouw gebruikt al verschillende decennia hommels als bestuivers om groenten en fruit te bestuiven zoals aardbei. Het voordeel van natuurlijke bestuiving is een betere vruchtkwaliteit. Omwille van het gebruik van bestuivers, het publieke wantrouwen ten opzichte van de conventionele fungiciden/pesticiden en de ontwikkeling van resistentie, is er vraag naar een duurzame oplossing om veel voorkomende/belangrijke plant pathogenen zoals Botrytis cinerea of grijsrot te bestrijden. Een veel belovend alternatief voor deze problemen zijn de biologische controle agentia (BCAs). Bijvoorbeeld Trichoderma soorten hebben bewezen B. cinerea infecties efficiënt te kunnen controleren onder laboratorium-omstandigheden. Echter spuittoepassingen in veldproeven slaagden er niet in B. cinerea onder controle te houden. In dit project zullen we de efficiëntie onderzoeken waarmee hommels de conidia van T. harzianum en T. polysporum verspreiden in aardbeien om B. cinerea te controleren. Er zal gewerkt worden met de vier belangrijkste hommelsoorten: Bombus terrestris, Bombus ignitus, Bombus canadiensis en Bombus occidentalis. In verschillende fasen zullen we de compatibiliteit nagaan van deze BCAs met hommels, de transportcapaciteit van hommels en de viabiliteit van de conidia in de bloemen. Tot slot zal het biologische systeem getest worden onder praktijkomstandigheden. Dit onderzoeksproject is uniek omdat de bestuiver-vector technologie een volledig nieuwe uitdaging is voor de implementatie van een geïntegreerd milieuvriendelijke/biologische bestrijdingsstrategie om zo het fungicidengebruik te reduceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Beheer, biodiversiteit en voorspellingsmodel voor hypereutrofe watergebieden met blauwalgenbloei. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Blauwalgengroei, de snelle en massale ontwikkeling van cyanobacterië, aan het wateroppervlak van ondiepe watergebieden, zijn een terugkerend en toenemend fenomeen in zoetwatergebieden tijdens de laatste decennia. In België (ook Brussel) werd aangetoond dat bloeien van toxische cyanobacte¨riën frequent voorkomen in zomer en herfst. Tachtig % van de blauwalgen bloeien bevatten toxische soorten met het genetisch potentieel om microcystine te produceren. Deze vorming van blauwalgengroei is sterk gerelateerd aan de eutrofiëring en de beheersmaatregelen van watergebieden. In dit project over het beheer en biodiversiteit van hypereutrofe ondiepe meren, gevoelig voor blauwalgengroei, zullen we stads- en parkvijvers in Brussel onderzoeken. Na gebruik van gestandariseerde meetmethoden voor inzameling, fysico-chemische- en biologische analyse, zullen we in dit project nieuwe expertise opbouwen voor de ontwikkeling van een statisch voorspellingspodel voor een geselecteerde reeks van vijvers. Beheersscenario's zullen ontwikkeld worden op basis van omgevingsfactoren die een sterk negatief effect vertonen op de vorming van blauwalgengroei tijdens de periode van monitoring en in functie van biomanipulatie tussenkomsten. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Protocolakkoord inzake partenariaat 2008 : Opleiding en informatie van de werknemers en de hiërarchische lijn over chemische risico's (project n° 23). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project sluit aan bij doelstelling 3 van het federaal EPD ESF (consolidering van de werkgelegenheid) en betreft de ontwikkeling van een strategie inzake de opleiding en de informatie van de werknemers over chemische risicos door de preventieadviseurs van de onderneming met participatie van de werknemers /werkneemsters en de leden van hiërarchische lijn. De ontwikkelde methode doet beroep op de participatie van de werknemers door hun de gelegenheid te geven om hun bekwaamheden te valoriseren (in het bijzonder voor de oudere werknemers) en hun kennis te vergroten (voor de jongere werknemers). Het informaticaluik van de methode kan eveneens een toegangspoort naar nieuwe technologieën openen. Het rekening houden met de genderdimensie en de psychosociale aspecten van de arbeidsvoorwaarden laat synergiën toe met andere
projecten betreffende gender en veiligheid/gezondheid op het werk. Informatie- en sensibiliseringssessies zullen georganiseerd worden met het doel de ontwikkelde instrumenten over te brengen naar concrete arbeidssituaties, het is te zeggen op de werkplaatsen. De verspreiding van deze methodologie omvat een essentieel aspect van het partenariaat. Een tweede belangrijk aspect van het partenariaat betreft het onderzoekscontract tussen het Fonds voor Beroepsziekten enerzijds en anderzijds de Université Catholique de Louvain, De Vrije Universiteit Brussel en l'Université de Liège. Deze partners zullen naast hun betrokkenheid bij het project Toxtrainer een bijzondere aandacht schenken aan de integratie van het instrument TOXPRO. Dit instrument moet een concreet antwoord geven aan de sensibiliseringscampagne door een massa feitelijke gegevens over de risicos van chemische agentia ter beschikking te stellen op een informaticadrager Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
IUS : Activity programme 2008 (2de fase - jaar 1) : van de Universidad Central de Marta Abreu de Las Villas (UCLV)-Cuba. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Programmatie van partnerprogramma's, jaarprogramma's en activiteitenprogramma's Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
Blootstelling aan ultrafijne deeltjes van verkeer: ontwikkeling van een methode van blootstellingsbepaling in omgevingslucht. Universiteit Antwerpen Abstract: Blootstelling aan ultrafijne deeltjes van verkeer: ontwikkeling van een methode van blootstellingsbepaling in omgevingslucht. Organisaties: • Milieu Ecologie en Microbiologie (ENdEMIC)
Onderzoekers: • Jean Kretzschmar • Vinit Kumar Mishra
Het identificeren van genen betrokken bij variatie in geheugen en Alzheimer dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Alzheimer (AD) wordt gekarakteriseerd door een progressieve verslechtering van cognitieve functies. Verlies van herinneringen voor persoonlijke gebeurtenissen (episodisch geheugen) is een van de meest prominente klachten van patiënten met AD. Het pathologisch proces dat leidt tot AD is al jaren gaande voordat de ziekte zich klinisch manifesteert. In dit subklinische stadium hebben mensen mogelijk al milde cognitieve beperkingen. Ons doel is genetische factoren te vinden die het risico om AD te krijgen beïnvloeden. Daarnaast willen we onderzoeken of deze genetische factoren ook al geassocieerd zijn met verschillen in geheugen capaciteit voordat de ziekte manifest wordt. Kennis omtrent genen die een rol spelen in AD en geheugen zal inzicht verschaffen in de moleculaire processen die cruciaal zijn in de pathogenese van AD. Dit inzicht kan in de toekomst mogelijk bijdragen in de ontwikkeling van therapie. Verder willen we onderzoeken of er een verband bestaat tussen de nieuw geïdentificeerde genetische risicofactoren en biomerkers, zoals hersenvolume of activiteit op MRI scans, of compositie van liquor cerebrospinalis. Als we in staat zijn genetische factoren te identificeren die het risico op AD verhogen en tevens gecorreleerd zijn met een specifiek biomerker profiel, zou dit in de toekomst kunnen bijdragen aan het opstellen van risico profielen voor preventieve strategieën. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Kristel Sleegers
Moleculair genetische onderzoek van Alzheimer dementie. Universiteit Antwerpen Abstract: De ziekte van Alzheimer (AD) is de meest voorkomende vorm van dementie bij ouderlingen. Bij de meerderheid van de AD patiënten is de moleculaire oorzaak van de neurodegeneratie ongekend. Eens AD optreedt, is dit een eindpunt van een cascade aan ziekteprocessen die het onderzoek naar de exacte etiologie bemoeilijken. Intermediaire fenotypes, zoals het episodische geheugen, die reeds vroeg in het pathologische proces veranderen, staan directer onder invloed van de onderliggende genetische factoren en kunnen daardoor het genetische onderzoek naar AD ondersteunen. Via een moleculair genetische aanpak zal in dit project een bijdrage geleverd worden aan het onderzoek naar het neurodegeneratieve proces in AD, om op deze manier een beter inzicht te verwerven in de etiologie van de dementie. Zowel genetische associatiestudies op geselecteerde kandidaatgenen als genomische associatiestudies zullen worden uitgevoerd in een grote en goed gekarakteriseerde Belgische AD populatie. Verder zal onderzocht worden of de geïdentificeerde risicogenen in AD, de ontwikkeling van "Mild Cognitive Impairment (MCI)" naar AD kunnen voorspellen bij MCI patiënten. Bevindingen uit het AD onderzoek zullen tevens geanalyseerd worden in een groep gezonde individuen afkomstig van een Zweedse geheugenpopulatie. Nieuwe biomerkers in plasma of cerebrospinaal vocht zullen geïdentificeerd worden a.d.h.v. amyloid beta kwantificaties en proteomics profiling experimenten. Bij het beschikbaar worden van genetisch informatieve multiplex families zullen genomische koppelingsstudies worden uitgevoerd. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Kristel Sleegers • Karolien Bettens
Identificatie van nieuwe genen en risicofactoren voor de ziekte van Parkinson. Universiteit Antwerpen Abstract: Aan de basis van genetische susceptibiliteit voor complexe ziekten zoals de ziekte van Parkinson (PD) ligt een ander spectrum van sequentievariaties dan dat van de klassieke coderende mutaties die monogenische ziekten veroorzaken. Tot dit complexe mutatiespectrum behoren exon- en gen- kopijnummervariaties (CNVs) en variaties in regulatieve sequenties die genexpressie beïnvloeden, zoals al gerapporteerd werd voor SNCA, PARK2 en DJ-1. Het is duidelijk dat differentiële expressie, hetzij via DNA dosage hetzij via regulatie van transcriptie of translatie, kan leiden tot variabele aanvangsleeftijden, ziekteprogressie en fenotypes beschreven voor complexe neurologische aandoeningen. We hebben daarom het moleculair genetisch onderzoek van PD uitgebreid van de standaard mutatieanalyse van coderende sequenties naar deze complexe
variaties. Op dit ogenblik voeren we een extensieve analyse uit van de SNCA 5'regulatieve regio. We identificeren de genetische varianten die verantwoordelijk zijn voor het verhoogde risico op PD via directe sequentiebepaling van gDNA van patiënten en controlepersonen. De rol van deze variaties in de pathogenese wordt nagegaan m.b.v. reportergen assays in humane neuronale en niet-neuronale celmodellen en andere standaard moleculair biologische technieken. Kortelings starten we ook met een vergelijkbare analyse van de PARK2 promotor en andere geconserveerde regulatieve regio's. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Karen Nuytemans
Bilaterale samenwerking in he kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUBULB_Mohamed Omar Said Mohamed. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bilaterale samenwerking in he kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-ULB_Mohamed Omar Said Mohamed. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Mohamed OMAR SAID • NICO KOEDAM
Structurele basis van plasmide addictie en geprogrammeerde celdood in bacteriën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het is algemeen aanvaard dat een functioneel eiwit gekarakteriseerd is door een unieke driedimensionale structuur. Toch bestaat er een klasse van eiwitten die intrinsiek ontvouwen zijn en slechts een gevouwen structuur aannemen wanneer zij interageren met een functionele partner. Het C-terminaal domein van CcdA, het antitoxine van het ccd toxine-antitoxine (TA) module is zulk een eiwitdomein. De ccd module codeert voor twee eiwitten: CcdA en CcdB. CcdB legt het celmetabolisme lam door gyrase te inhiberen. CcdA kan dit proces omdraaien via een mechanisme dat rejuvenatie genoemd wordt en waarvan de werkingswijze niet goed is begrepen. We hebben recent de kristalstructuur van CcdB in complex met CcdA bepaald en samen met een reeks biofysische en in vivo experimenten komt een allosterisch model naar voren voor het rejuvenatiemechanisme van CcdA (N. De Jonge, ongepubliceerde resultaten). Dit model is des te interessant omdat hier voor het eerst wordt aangetoond dat een intrinsiek ontvouwen eiwit een actieve rol kan spelen en de conformatie van zijn bindingspartner dicteren eerder dan een louter een passieve speler te zijn. Dit model roept een aantal verdere vragen op aangaande de oorsprong van affiniteit en specificiteit in zulke systemen. Het zijn deze vragen die we via een combinatie van kristallografie, biofysica en NMR wensen verder uit te diepen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Bewijs voor een Nieuwe Efflux Pomp die Telithromycine-Resistentie in Macrolide-Resistente Streptococcus pyogenes medieert. Universiteit Antwerpen Abstract: Telithromycine (Tel) is een nieuw macrolide dat ontwikkeld werd om macrolide-resistente pathogenen te bestrijden. Tel resistentie (Tel-R) is echter verschenen in enkele S. pyogenes die het erm(B) methylase bevatten. We hebben Tel efflux, gemedieerd door een reserpine-gevoelige pomp, aangetoond bij S. pyogenes met hoog niveau Tel-R die ook erm(B) bevatten. Gen-expressie studies zullen de bijdrage van deze efflux pomp tot Tel-R vaststellen. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Surbhi Malhotra
VIB-Moleculaire genetica van Lewy Body hersenziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: 'Lewy body' pathologie is aanwezig in meer dan 40% van de onderzochte Alzheimer hersenen en vice versa, Alzheimer pathologie wordt in verschillende gradaties gedetecteerd in DLB hersenen. Dit suggereert overlappende of interagerende pathogene mechanismen. DLB is een autosomaal dominante vorm van dementie met een tot nog toe ongekende oorzaak en is de tweede meest frequente vorm van dementie bij ouderen. Het doel van deze studie is de identificatie van het genetisch defect dat leidt tot DLB in de Belgische familie DR246 via het gebruik van een positionele kloneringstrategie. Deze bevindingen zullen onze kennis over het onderliggende pathophysiologisch proces van DLB en andere neurodegeneratieve hersenziekten met klinische en pathologische overlap verder verbeteren. Er wordt verwacht dat de nieuwe (aspecten van) pathways ook een rol kunnen spelen in de genetische susceptibiliteit voor andere dementies zoals de ziekte van Alzheimer. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns
Het gebruik van een brain-computer interface in een sensorimotorische integratietaak. Universiteit Antwerpen Abstract: Met behulp van een brain-computer interface of BCI kan men in theorie een prothese accuraat laten bewegen met hersensignalen, neuroprotheses genoemd. Samengevat komt het hierop neer: neurale signalen worden geregistreerd en door een computer in een bruikbaar signaal vertaald waarmee een prothese bestuurd kan worden. Het BCI-onderzoek heeft al interessante resultaten geboekt, maar veelal zonder realistische toepassingen. Het probleem bij vorige studies is voornamelijk de afwezigheid van somatosensorische feedback en daardoor het ontbreken van sensorimotorische integratie, dat onmisbaar is bij het uitvoeren van complexe handelingen. In dit project gaan we een BCI gebruiken in een sensorimotorische integratietaak bij getrainde ratten en gaan we onderzoeken welke hersensignalen en hersengebieden daar het best toe kunnen dienen. Het zal het eerste onderzoek zijn waarbij een BCI gebruikt wordt in een taak waarbij motorische controle ondergeschikt is aan sensorische dataverwerving. Vanwege de betrokkenheid van het cerebellum in sensorimotorische integratie is deze structuur van bijzondere interesse.
Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Erik De Schutter • Koen Tahon
Watertransport in mangrovebomen: de plasticiteit van de hydraulische architectuur, zijn ecologische en functionele betekenis Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wateropname en -transport tegen het zwaartekrachtveld in zijn vanaf het ontstaan van het landleven een van de grootste uitdagingen voor planten. Water is daardoor de meest bepalende factor in de verspreiding van soorten en vegetaties op aarde. Het hoofddoel van dit project is bij te dragen tot het doorgronden van het watertransport in bomen als basis van hun ecologische verspreiding. Hoewel watertransport een grondslag is van het leven van landplanten en reeds lang een veelbesproken onderzoeksitem, heerst er nog steeds een diepe controverse rond fundamentele vragen over 'de motor' van het watertransport en de functionaliteit van de watergeleidende weefsels (de xyleemvaten). De regulatie van het watertransport streeft naar een evenwicht tussen efficiëntie en veiligheid. Hoe hoger de efficiëntie, hoe lager de veiligheid ten opzichte van het ontstaan en het verspreiden van luchtbellen in het geleidingsweefsel die de waterstroom blokkeren. Het ontstaan van luchtbellen (cavitatie) kan veroorzaakt worden door watertekort of door vorst. De beste manier om hier inzicht in te verwerven is het bestuderen van bomen, waaraan hoge eisen worden gesteld daar de anatomische en fysiologische regulatiemechanismen hier als het ware 'uitvergroot' zijn. Mangroven zijn een aangewezen studieobject daar voor hen permanent watertekort dreigt: hoge zoutconcentraties hebben een effect op het watertransport vergelijkbaar met bodemdroogte. Daarenboven kunnen mangroven ook voorkomen onder extreme (lucht)droogte, warmte en soms zelfs vorst. Bij droogte-geïnduceerde cavitatie zorgt de extreme droogte of hoge saliniteit van het bodemwater voor een scherpe onderdrukgradiënt in het geleidingsweefsel. Als de spanning op de waterkolom te groot wordt, kunnen luchtbellen ontstaan die uitzetten om vaten of delen ervan te blokkeren (geëmboliseerde vaten). Vorst-geïnduceerde cavitatie treedt op bij het ontdooien van bevroren xyleemsap wanneer de erin opgeloste gassen vrij komen. Vrieskou werd recent gesuggereerd als oorzaak van de latitudinale grens van mangroven in Australië en Florida (Stevens et al. 2006; Stuart et al. 2007). Of de verhoogde cavitatiefrequentie veroorzaakt werd door de combinatie van vorst en het bereiken van een limiet aan de plasticiteit van de hydraulische architectuur en/of fysiologie blijft echter onduidelijk. Het ophelderen van het watertransport in mangroven, zal dus ook licht werpen op de anatomisch-fysiologische achtergrond van de limieten van het mangrove-areaal en de ecologische betekenis van de onderzochte hydraulische kenmerken. Geëmboliseerde vaten kunnen omzeild worden via kleine kanalen in de vatwand (stippels). In het midden van een dergelijk kanaal tussen twee vaten bevindt zich een min of meer poreus stippelmembraan dat opgebouwd is uit restanten van de primaire celwanden en de middenlamel. Volgens recente hypotheses zou het watertransport gereguleerd worden via het (ont)zwellen van gelachtige substanties langs de randen van de poriën in deze stippelmembranen als reactie op veranderingen in ionsamenstelling en/of concentratie van het xyleemsap (Gascó et al. 2006, 2007; Canny et al. 2007; van Ieperen 2007). Een gelijkaardig fenomeen zou zich voordoen in de vaten (Zimmermann et al. 2002, 2004). Zo zouden gelachtige afzettingen op de vatwanden, zoals waargenomen in de mangrove Rhizophora mangle (Zimmermann et al. 1994), het opwaartse watertransport ondersteunen waardoor de noodzaak voor grote onderdrukgradiënten als 'motor' voor het watertransport vervalt en de kans op cavitaties verkleint. Daarnaast zouden osmotische gradiënten in gels in gesegmenteerde vaten het watertransport kunnen drijven. Indien er toch cavitaties optreden kunnen de vaten soms terug gevuld worden met water. Hoewel het exacte mechanisme van het herstel van embolismen nog onduidelijk is, wordt het floëem verondersteld hier een belangrijke rol in te spelen (Salleo 2006; Schmitz et al. 2007b, 2008). Dit zou kunnen verklaren waarom Avicennia-soorten het meest stresstolerante mangrove-genus vormen. Het hout van Avicennia is immers gekenmerkt door een opeenvolging van banden floëem en banden xyleem in tegenstelling tot de meeste bomen met slechts een dun laagje floëem langs de buitenkant van de stam. De ecologische betekenis van deze zeldzame structuur in plantenweefsels werd tot dusver echter niet benaderd. Als inleiding op de studie naar het watertransport van mangroven is er dus nood aan een review naar de ecologie van mangroven, voorkomend in hun uiterst stressvolle omgeving voor het watertransport: van wortels tot bladeren, van anatomie tot fysiologie en van ecologie tot biogeografie. Vertrekkende van deze stevige basis in de huidige kennis over het watertransport in mangroven, berust de strategie van dit project zich op het zoeken naar patronen in de anatomische en fysiologische aanpassingen van verschillende mangrovesoorten. Dit stelt ons in staat volwassen bomen te bestuderen, opgegroeid onder natuurlijke omstandigheden en in voldoende groot aantal om interne variaties in rekening te brengen. De patronen zullen gezocht worden door zowel inter- als intraspecifiek mangrovebomen te vergelijken, onderhevig aan omgevingsomstandigheden die verschillende eisen stellen aan het watertransportsysteem. In het eerste jaar worden verschillende mangrovesoorten onderling vergeleken om inzicht te verwerven in het watertransport onder droogte- en zoutstress met een hoog risico op droogtegeïnduceerde cavitatie. In het tweede jaar richten we ons tot het achterhalen van de oorzaak van de latitudinale grenzen van het mangroveareaal en de verschillen hierin voor de verschillende mangrovesoorten. In het derde jaar zullen we de regulatie van het watertransport onder vrieskou en dus verhoogd cavitatiegevaar door vorst proberen op te helderen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • NELE SCHMITZ
Rol van microbiële biodiversiteit in de aromatische kwaliteit van artisanale gefermenteerde levensmiddelen Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding Fermentatie van levensmiddelen is gebaseerd op de inwerking van nuttige micro-organismen (bacteriën, gisten en/of schimmels) op rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt, zoals melk, vlees, vis, granen, groenten en fruit, waarbij de productie van microbiële metabolieten zorgt voor gewijzigde producteigenschappen met betrekking tot textuur, aroma en smaak en een verbeterde houdbaarheid en veiligheid van het geproduceerde voedsel (bvb. Wood, 1997; Leroy & De Vuyst, 2004; Leroy et al., 2006). Dergelijke levensmiddelen zoals kaas, yoghurt, gefermenteerde worst en vis, zuurdesembroden, gefermenteerde groenten en fruit en alcoholische dranken worden van oudsher door de mens geconsumeerd, oorspronkelijk voornamelijk omwille van hun opmerkelijke stabiliteit bij omgevingstemperatuur. Hoewel levensmiddelenfermentatie in bepaalde regio's nog steeds een primaire rol speelt als preservatietechniek, is deze technologische functie in de Westerse wereld (waar gebruik van koeltechniek en voedseladditieven de standaard is) obsoleet geworden. Niettemin genieten gefermenteerde producten nog steeds een opvallende populariteit en nemen ze vaak een vooraanstaande plaats in het gastronomisch landschap in omwille van hun unieke smaak- en textuureigenschappen. Zij vormen bovendien almaar meer het onderwerp van bescherming op regionaal, nationaal en Europees niveau (zie bvb. de Food Quality Certification, sinds 1992 een officiële erkenning van de Europese Commissie; http://ec.europa.eu/agriculture/foodqual/ quali1_nl.htm). Het wekt daarom geen verwondering dat in binnen- en buitenland bijzonder veel interesse gaat naar streekproducten, die het resultaat zijn van artisanale bereidingen (zie bvb. voor België, de Academie voor Streekgebonden Gastronomie [http://www.asg.be]; voor Frankrijk, Le Guide du terroir, [http://www.leguideduterroir.com/]). 2. Probleemstelling Hedendaagse commerciële starterculturen die gebruikt worden voor industriële productie van gefermenteerde levensmiddelen en dranken zijn armer aan biosynthetisch potentieel in vergelijking met de "wilde" microorganismen die overheersen in spontane, ambachtelijke fermentaties (Leroy & De Vuyst, 2004), wat leidt tot de idee dat onze voeding smaak verliest, minder divers wordt en dus verschraalt. De consument grijpt daarom graag naar levensmiddelen die gekoppeld worden aan streekspecialiteiten en oorsprongsbenamingen (het juridische concept 'Appellation d'Origine Contrôlée' is vooral gekend voor wijn, maar is hier lang niet toe beperkt), waarin ze vertrouwde smaken lijken te vinden. Producenten en kleinhandelaars spelen hier op in door dergelijke elementen, al dan niet terecht, in hun marketingstrategie op te nemen. Centraal staat het concept "artisanaal" dat wordt gekwantificeerd door accurate bepaling van de vorming en stabiliteit (onder invloed van omgevingsfactoren) van de betrokken laagmoleculaire microbiële
metabolieten (afkomstig van het energiemetabolisme, het anabolisme en interconversiereacties). De link tussen deze artisanale kwaliteit en de oorspronkelijke microbiota is niet altijd even duidelijk. Deze informatie is evenwel noodzakelijk voor de ontwikkeling van interessante commerciële starterculturen. 3. Doelstelling Onderhavig project zal zich inlaten met het onderzoek naar de relatie tussen de microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen van het artisanale type en de aanwezigheid van bacteriële aromacomponenten die bijdragen tot de eindkwaliteit. Dit impliceert twee benaderingen: (1) staalname van artisanale producten en analyse van de microbiële diversiteit van het gefermenteerde product in functie van de tijd, wat dan gelinkt kan worden aan de organoleptische en sensorische kwalitatieve eigenschappen van het eindproduct, en (2) het uitvoeren van in vitro laboratoriumfermentatie-experimenten ter bepaling van de kinetiek van aromaproducten. Dergelijke informatie is essentieel, indien microbiële culturen dienen samengesteld te worden die aan de verwachtingen (lees: natuurlijk, gezond en veilig voedsel) van de "moderne", veeleisende consument kunnen voldoen. De microbiële diversiteit van gefermenteerde levensmiddelen en dranken op basis van rauwe grondstoffen afkomstig van landbouw en veeteelt omvat zowel bacteriën, gisten als schimmels. Gezien de ervaring van de onderzoeksgroep zal voornamelijk aandacht worden besteed aan met melkzuurbacteriën, azijnzuurbacteriën en staphylococcen geproduceerde fermentatieproducten, doch waar nodig zal de nodige aandacht besteed worden aan gisten en schimmels. De onderzoeksgroep heeft, naast eigen veldexperimenten, contacten met verscheidene onderzoeksgroepen doorheen Europa (Italië, Roemenië, Griekenland, Ghana, Ivoorkust, Ecuador, ...) die in staat zijn plaatselijke artsinaal gefermenteerde levensmiddelen te bemonsteren in samenwerkingsverband. Afhankelijk van de beschikbaarheid van stalen zal voornamelijk worden ingegaan op levensmiddelen die behoren tot de volgende categorieën: zuivelproducten, gefermenteerde vleeswaren, zuurdesems, cacao en chocolade en gefermenteerde groenten. Op elk van deze producten heeft de onderzoeksgroep momenteel projecten lopen. Het onderzoek zal staalnamen (veldexperimenten in binnen- en buitenland), innovatieve microbiële identificaties (cultuurafhankelijk en cultuuronafhankelijk), geavanceerde metabolietbepalingen (chromatografie en massaspectrometrie), genexpressiestudies (o.a. real-time PCR en microroosteranalyse) en statistische analysen (o.a. PCA) omvatten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST • FREDERIC LEROY
Evolutie van faunale verspreidingspatroneen in India en Zuid-Oost Azië tijdens het Cenozoicum : een fylogenetische benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De huidige Aziatische fauna en flora vormen een smeltkroes van evolutieve lijnen die hun oorsprong en vroege diversificatie zowel op Laurasia (Centraal en Zuid-Oost Azië) als op Gondwana (Indisch subcontinent) kenden. De jongere verwantschappen (Cenozoïsch, 65 miljoen jaar geleden tot heden) binnen Aziatische biota zijn echter gevormd door meerdere golven van dispersie tussen en binnen deze respectievelijke regio's. Om de distributie van bepaalde biota te verklaren, werden een reeks hypotheses voorgesteld, waaronder de Satpura-, de Brij-, en Eastern Ghats hypothese, die allen bepaalde migratieroutres vooropstellen. Deze theoriën zijn uitsluitend gebaseerd op oppervlakkig waargenomen morfologische gelijkenissen en werden nog nooit getest in dispersie-vicariantie analyses, met voldoende sampling, binnen een gekend tijdskader, en/of op moleculaire data. Zonder een gedetailleerde kennis van de fylogenetische verwantschappen van een aantal grote, evolutieve groepen, zijn de verschillende hypotheses over de oorsprong van de fauna op het Indisch subcontinent en delen van Azië moeilijk te achterhalen. Met dit project bestuderen we (1) de fylogenetische verwantschappen binnen een aantal representatieve evolutieve lijnen van Natatanura (Ranidae, Dicroglossidae, Nyctibatrachidae) en Bufonidae (Indische Adenomus radiatie) (2) de biogeografische patronen binnen deze groepen om de relatieve bijdrage van de verschillende voorgestelde hypotheses in te schatten, en (3) bestuderen we of gelijkaardige patronen binnen de verschillende evolutieve groepen waarneembaar zijn. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Ecologische opvolging van het hydraulisch ontwerp van verbinding van de vijvers Mellaerts, Parmentier & Hertoginnedal. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ecologische opvolging van het hydraulisch ontwerp van verbinding van de vijvers Mellaerts, Parmentier & Hertoginnedal. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Bepaling van internal loading van het water van de vijvers met nutriënten vanuit de sedimenten. Caractérisation du relarguage de nutriments (azote et phosphore) dans l'eau des étangs par les vases. VERLENGING: mise enplace d'un outil intégré de monit... Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bepaling van internal loading van het water van de vijvers met nutriënten vanuit de sedimenten. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Stellaatcellen in de niercortex: karakterisering en embryologische oorsprong. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In cirrose zijn de leverstellaatcellen verantwoordelijk voor de overmatige productie van extracellulaire matrixeiwitten. Stellaatcellen worden ook vermeld in andere organen zoals de pancreas en de nier. In de nier zijn er slechts weinig gegevensover deze cellen bekend. Elke nieraandoening wordt gekenmerkt door een progressieve achteruitgang van de nierfunctie en door een toenemende graad van sclerose, zowel in de glomeruli als in het interstitium. Het doel van dit project is een inzicht te verkrijgen in de karakteristieken van quiescente en geactiveerde nierstellaatcellen, hun distributie in de renale cortex en hun patentiële rol in het ontstaan van tubulo-interstitiële en glomerulaire fibrose bij de rat. Morfologische karakterisatie zoals de opslag van retinylesters, aanwezigheid van intermediaire filament- en andere eiwitten typisch voor (lever)stellaatcellen worden bestudeerd in 2 experimentele modellen van nierziekte bij de rat (het adriamycine model voor glomerulosclerose en het aristolochinezuur model voor tubulo-interstitiële fibrose). Naast de activatie van nierstellaatcellen speelt het EMT (Epithelial to Mesenchymal Transition) proces een belangrijke rol in renale fibrose. EMT is een proces van omgekeerde embryogenese waarbij renale epitheelcellen hun epitheliaal fenotype verliezen en mesenchymale eigenschappen beginnen vertonen. De Distibutie van CRBP-I is hierbij indicatief. (Voor dit project werd al 2 maal een werkingskrediet van EURO10.000/jaar toegekend. Wij vragen nu het derde deel van dit werkingskrediet.) Organisaties: • Anatomie
Onderzoekers:
• MARINA PAUWELS • CHRISTIANE VAN DEN BRANDEN • Katrien VAN BENEDEN
Functionale studie van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens fibrose en cirrose van de lever. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fibrotische aandoeningen worden gekarakteriseerd door littekenvorming ten gevolge van een overmatige productie en afzetting van extracellulaire matrix. De overgang van quiescente naar geactiveerde stellaatcellen is de dominante factor in lverfibrogenese en cirrose. Histon deacetylase inhibitoren (HDAC-Is) kunnen het activeringsproces van stelaatcellen remmen. Het moleculaire mechanisme van deze inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC-Is is slechts gedeeltelijk gekend. Dit project heeft als objectief om stellaatactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACs of HDAC complexen te inhiberen. We gaan HDAC-complexen indentificeren en karakteriseren die van belang zijn tijdens stellaatcelactivatie in vitro? Hun functie tijdens deze activitie zal onderzocht worden door gebruik te maken van siRNAs (in vitro) en shRNAs (in vivo) gericht tegen individuele HDACs en HDAC-complex componenten. Voor dit laatste zulle, stellaatcelspecfieke lentivirale vectoren ontwikkeld worden die we kunnengebruiken in het CCI4 geïnduceerde leverfibrose model in de muis. Dit zal leiden tot de identificatie van potentiële transcriptiefactorcomplexe, die belangrijk zijn tijdens de lever fibrogenese. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Virulentiefactoren van uropathogene Escherichia Coli stammen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uropathogene Escherichia coli (UPEC) stammen verwekken infecties van de urinewegen. Recent heeft men vastgesteld dat UPEC kunnen binnendringen en intracellulair overleven in de cellen van het blaasepitheel, wat allicht het chronische karakter van de infecties en de moeilijke behandeling verklaart. In dit project wordt de genetische basis van de pathogenese van UPEC bacterien bepaald door random mutagenese met transposons die B-lactamase of alkalisch fosfatase genfusies vormen en daardoor een efficiente identificatie van genen coderend voor geëxporteerde eiwitten mogelijk maken. Daarnaast worden er ook deletiemutaties ingevoerd van kandidaat-genen die geïdentificeerd worden door analyse van de bij de publieke databases beschikbare sequenties van UPEC genomen. Potentiele mutanten in virulentiegenen worden geïdentificeerd door een reeks snelle tests (biofilmvorming, invasie in celculturen van blaasepitheelcellijnen, infectie van de nematode Caenorhabditis elegans, ...). Dit heeft reeds geleid tot de identificatie van een eerste reeks genen die betrokken zijn bij biofilmvorming en bij het doden van Caenorhabditis elegans. De rol van de aldus geïdentificeerde genen bij de in vivo infecties zal bevestigd worden in dierlijke weefselkulturen en in het muismodel voor cystitis. Het project focust op genen die betrokken zijn bij de bacteriele adhesie, wat nauw aansluit bij de expertise die aanwezig is in de groep van Prof. H. De Greve (Vrije Universiteit Brussel, Onderzoeksgroep Ultrastructuur), waarmee voor dit aspect wordt samengewerkt. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Sleutelrol van het foerageergedrag van hommels in de biologische bestrijding van plantpathogenen (Byotritis cinerea). Vrije Universiteit Brussel Abstract: De moderne glastuinbouw gebruikt al verschillende decennia hommels als bestuivers om groenten en fruit te bestuiven zoals aardbei. Het voordeel van natuurlijke bestuiving is een betere vruchtkwaliteit. Omwille van het gebruik van bestuivers, het publieke wantrouwen ten opzichte van de conventionele fungicidenlpesticiden en de ontwikkeling van resistentie, is er vraag naar een duurzame oplossing om veel voorkomende/belangrijke plant pathogenen zoals Botrytis cinerea of grijsrot te bestrijden. Een veel belovend alternatief voor deze problemen zijn de biologische controle agentia (BCAs). Bijvoorbeeld Trichoderma soorten hebben bewezen B. cinerea infecties efficient te kunnen controleren onder laboratoriumomstandigheden. Echter spuittoepassingen in veldproeven slaagden er niet in B. cinerea onder controle te houden. In dit project zullen we de efficientie onderzoeken waarmee hommels de conidia van T. harzianum en T. polysporum verspreiden in aardbeien om B. cinerea te controleren. Er zal gewerkt worden met de vier belangrijkste hommelsoorten: Bombus terrestris, Bombus ignitus, Bombus canadiensis en Bombus occidentalis. In verschillende fasen zullen we de compatibiliteit nagaan van deze BCAs met hommels, de transportcapaciteit van hommels en de viabiliteit van de conidia in de bloemen. Tot slot zal het biologische systeem getest worden onder praktijkomstandigheden. Dit onderzoeksproject is uniek omdat de bestuivervector technologie een volledig nieuwe uitdaging is voor de implementatie van een geïntegreerd milieuvriendelijk/biologische bestrijdingsstrategie om zo het fungicidengebruik te reduceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Genetische susceptibiliteit van premature kinderen voor oxidatieve schade. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De geboorte op zich brengt oxidatieve stress met zich mee: pasgeborenen komen van een hypoxische (intra-uterus) in een normoxische, relatief hyperoxische (extra-uterus), omgeving terecht. Efficiente verdedigingsmechanismen, zoals antioxidanten en DNA-repairenzymen, beschennen hun tegen oxidatieve schade. Prematuren daarentegen beschikken door hun vroeggeboorte over lagere concentraties aan antioxidanten en antioxidantenzymen en worden, naast de geboorte zelf, ook met andere situaties van toegenomen oxidatieve stress geconfronteerd, zoals de toediening van extra zuurstof. Het doel van dit project is 1) de efficiëntie van de DNA-repairenzymes betrokken in het herstel van oxidatieve DNA-schade te onderzoeken in prematuren en te vergelijken met deze van volwassenen en voldragen babies; 2) deze prematuren gedurende het eerste jaar na de geboorte op te volgen in nauwe samenwerking met de pediaters om na te gaan hoe hun DNA-herstelsysteem zich verder ontwikkelt. Hiervoor zullen we het DNA-repairfenotype en de genotoxische effecten van H²O² bestuderen, rekening houdend met het genotype voor enkele belangrijke genen uit de enzymatische antioxidant- en DNA-repairsystemen, de leeftijd, en het geboortegewicht. Dit project maakt deel uit van een EU-lntergrated project (FOOD-CT-
2005-01 6320-2. "NewGeneris") en beoogt aanvullende financiele ondersteuning (matching fund). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
Rol van aminozuurmetabolisme en peroxisomale enzymes in ziekteresistentie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze aanvraag betreft co-financiering bij het Onderzoeksproject FWOAL411 met als onderwerp "Rol van aminozuurmetabolisme en peroxisomale enzymes in ziekteresistentie" Aanwijzingen voor een verband tussen aminozuurmetabolisme en ziekteresistentie werd verkregen in onderzoek naar ziekteresistentie van de tomatenmutant sitiens uitgevoerd aan het Laboratorium voor Fytopathologie (UGent, Prof. M. Höfte) en het Departement Planten Systeem Biologie (VIB-UGent, Dr. F. Van Breusegem). De ABA deficiënte sitiens mutant, die geraakt is in de laatste stap in de ABA-biosyntheseweg, heeft verhoogde resistentie tegen de necrotrofe schimmel Botrytis cinerea en de biotrofe schimmel Oidium neolycopersici. Wild type en sitiens planten werden met elkaar vergeleken 0 en 8 u na bladinfectie met B. cinerea met behulp van de Tom1 tomatenarrays. Hieruit bleken 240 genen significant verschillend geïnduceerd te worden ten gevolge van B. cinerea infectie, waaronder een reeks genen betrokken bij aminozuurmetabolisme. Veel van deze genen worden ook in Arabidopsis thaliana geïnduceerd na infectie met B. cinerea, en sommige genen tevens bij verschillende vormen van abiotische stress. Het doel van dit project is na te gaan of deze genen rechtstreeks betrokken zijn bij afweer tegen biotische en abiotische stressfactoren in Arabidopsis thaliana. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Wisselwerkingen tussen RNA-polymerase moleculen, regulatorische processen DNA-topologie bij het tandem paar van promotors van het carbamoylfosfaatsynthetase operon carAB van Escherichia coli. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het carAB operon codeert voor de unieke carbamoylfosfaatsyntase van E. coli. Transcriptie van dit operon gebeurt in functie van de noden aan carbamylfosfaat, een gemeenschappelijke precursor voor de de novo synthese van arginine en pyrimidine-nucleotiden. Met twee promoters en talrijke targets voor DNA-bindende regulators en co-regulators, en de verscheidenheid aan regulatorische mechanismen (arginine,,purine- en pyrimidine-specifieke repressie, UTP-concentratie afhankelijke reïteratieve transchriptie-initiatie (stuttering) en globale stringent control) vormt dit operon een paradigma voor de studie van regulatorische processen; in het bijzonder van de wisselwerkingen ertussen (initiatie heeft automatisch een effect op de topologie van het DNA) beter te begrijpen zullen wij een uitgebreide studie maken van de carP1 en P2 promoteractiviteiten in vivo en in vitro Mutaties zullen aangebracht worden om; (I) de afstand tussen promoters te vergroten of verkleinen, (II) de discriminator box (betrokken in stringent control) uit te schakelen, specifieke targets voor DNA-bindende proteïnen of voor de RNA-polymerase te wijzigen. Wilde type en verscheidene gemuteerde DNA's zullen als template (lineair en supercoiled) gebruikt worden voor in vitro transcriptiestudies in verschillende condities (met en zonder ppGpp, bij verschillende zoutconcentraties, in aanwezigheid van regulatorisceh proteïnen, met en zonder heparine, single round, enz.). Structurele vervormingen (bending, wrapping) van het DNA geïnduceerd door de DNA-bindende proteïnen zullen geanalyseerd worden door middel van AFM (Atomic Force Microscopy). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Bestrijden van bederf door beheersing van de specifieke microbiota van verpakte kwaliteitskookham door middel van bioprotectieve culturen, combinaties van alternatieve natuurlijke bewaarmiddelen en een geoptimaliseerde thermische processing. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hoofddoelstelling van het project is om te komen tot een verbeterde bewaarbaarheid van versneden kwaliteitskookham, verpakt onder gemodificeerde atmosfeer en bewaard in de koelketen, via een betere beheersing van de hammicrobiota. Gebaseerd op de eerder bepaalde aard, oorsprong en populatiedynamica van de bederfmicrobiota en de contaminatiepunten in de productieketen, zal - gebruik makend van simulatiemedia, modelsystemen en pilootschaalproeven- de toepassing van bioprotectieve culturen en natuurlijke bewaarmiddelen onderzocht worden, al dan niet in combinatie. In het bijzonder zal gekeken worden naar de inhibitorische activiteit op Brochothrix thermosphacta. Ook de effecten van de processing, meer bepaald de thermische behandeling (pasteurisatie en postpasteurisatie), op de afdodingskarakteristieken van de bederfmicrobiota zullen bekeken worden. Steeds zal de invloed van de bewaringsstrategie op de aard en populatiedynamica van de bederfmicrobiota gevolgd worden aan de hand van de cultuurafhankelijke (rep-PCR) en -onafhankelijke methoden (PCR-DGGE). Fingerprints van de bederfmicrobiota (genomische fingerprint) en (bederfveroorzakende) metabolieten (chemische fingerprint) zullen opgesteld worden met aandacht voor de variabiliteit in de tijd. Experimenten op pilootschaal zullen worden uitgevoerd om de nieuw ontwikkelde strategieën te valideren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Productiekinetiek van geconjugeerde vetzuren door melkzuurbacteriën tijdens in vitro fermentaties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent gaat veel aandacht naar de gezondheidsvoordelen van geconjugeerde vetzuren (CFA), In het bijzonder de geconjugeerde linolzuren (CLA). CLA-isomeren komen van nature vooral voor in weefsels en producten van herkauwers, wat ondermeer te wijten is aan de specifieke biohydrogenatie en enzymactiviteiten van de pensbacterïen( isomerasen). Via een gerichte diervoeding kan het pensmetabolisme gestuurd worden naar een verhoogd CLA-gehalte in de melk. Ook zouden een aantal melkzuur-, bifido- en propionzuurbacteriën over linolzuurisomeraseactiviteit beschikken. Als alternatlef voor de interventies via de diervoeding zou bacteriële vorming van CLA in melk na de winning (via geschikte microbiële isomerase/desaturase-activiteiten) zeer interessant kunnen zijn. Indien deze aanpak succesvol blijkt kan in de toekomst industrieel gebruik van deze bacteriën als starterculturen voor de zuivelindustrie
beoogd worden. In dit project zullen daarom een aantal computergecontroleerde in vitro fermentaties uitgevoerd worden met micro-organismen die in staat zijn dergelijke geconjugeerde vetzuren te produceren. De productiekinetiek van de vetzuurgeneratie zal bestudeerd worden in functie van de bacteriële populatiegroei en de omgevingscondities in gecontroleerde fermentaties gebruik makend van geschikte melkzuurbacteriën. Een beter begrip van de productiekinetiek zal toelaten om dergelijke bacteriën in te zetten in industriële fermentatieprocessen in de zuivelsector, wat de bereiding en commercialistie van nieuwe producten met gezondheidsbevorderende eigenschappen zal mogelijk maken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
Customized intelligent life-inspired arrays (CILIA). Universiteit Antwerpen Abstract: Het ClLIA project onderzoekt het gebruik van arrays van haarsensoren in drie sensing scenario's: in lucht, in water en in een met vloeistof gevuld compartiment dat met de lucht gekoppeld is via een impedantie transformator en bundelvormende reflektoren. Voor elk scenario worden adaptaties over phylogenie en ontogenie bestudeerd. Het tweevoudige doel van het ClLIA project is het identificeren van de gemeenschappelijke principes die ten grondslag liggen aan het wijdverspreid gebruik in de natuur van arrays van mechanische sensor cellen voor het extraheren van signalen in ongunstige omstandigheden en het beschikbaar maken van deze principes voor het ontwerp van door de mens gemaakte systemen. Over het algemeen wordt er van uit gegaan dat organismen en hun omgeving nauw gekoppelde interagerende systemen vormen waarin alle componenten -omgevingskarakteristieken en hun dynamiek, sensor en physische morphologie, periphere en centrale neurale verwerking en gedragspatronen- een significante rol spelen in het extraheren van betekenis uit opgedane ervaringen. Bovendien is kennis van de transformaties en processen uitgevoerd door periphere systemen is essentieel voor het begrijpen van de organisatie en werking van centrale neuronale verwerking, aangezien periphere systemen de input voor het centrale brein verzorgen. De verworven kennis zal de taken die moeten uitgevoerd worden door het centrale systeem verduidelijken en het mogelijk maken krachtigere geintegreerde mode's van centrale en periphere verwerking te ontwerpen. Organisaties: • Engineering Management
Onderzoekers: • Herbert Peremans
Evaluatie van Hu-SCID model om de werkzaamheid van anti-OX40L Nanobodies te testen Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Bart Lambrecht
Een feromoonfunctie voor seksueel dimorfe klieren in Anura. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Feromooncommunicatie is een wijdverspreid fenomeen in gans het dierenrijk, nochtans is er nog steeds weinig geweten over het gebruik van feromonen bij kikkers. Er zijn tegenwoordig echter meer en meer aanwijzingen dat ook kikkers gebruik maken van feromonen, maar studies van deze chemische signalen zijn schaars vergeleken met de overvloed aan data over visuele en acoustische signalen. Nochtans zijn er redenen om aan te nemen dat seksferomonen bij kikkers een algemeen communicatiemiddel zijn. Vele soorten bezitten geslachtsspecifieke klieren met een uitgesproken activiteit tijdens de voortplantingsperiode. Het doel van deze studie is om de functie van twee verschillende seksueel dimorfe klieren bij kikkers na te gaan, en in het bijzonder het testen van de hypothese dat ze feromonen produceren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Diensten in het kader van het opstellen van het eerste federaal milieurapport Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Group One vzw' hebben voor het project ' Diensten in kader van het opstellen van het eerste federaal milieurapport. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT
Stakeholdersbevraging : Bevraging van alle relevante stakeholders die centraal peilt naar visie van die stakeholders op de toekomstige plaats en rol van de openbare omroep in de samenleving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Stakeholdersbevraging : Bevraging van alle relevante stakeholders die centraal peilt naar visie van die stakeholders op de toekomstige plaats en rol van de openbare omroep in de samenleving. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • PIETER BALLON • Jo Renate BAUWENS
Evaluatie van de overleving en groei van andere MCAs op het lichaam van werksters van de hommel van Bombus terrestris. Zie ook WDV74
Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project wordt de overleving en groei van andere MCAs op het lichaam van werksters van de hommel van Bombus terrestris onderzocht. Zie ook WDV74 Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Genetisch risico voor frontaalkwab dementie: Een genoomwijde aanpak. Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene veroudering van de wereldbevolking heeft er toe geleidt dat ouderdomsziekten zoals dementie één van de belangrijkste oorzaken van ziekte en sterfte zijn geworden. Bovendien is er nog steeds geen therapie beschikbaar die dementie kan genezen of voorkomen. Voor dit onderzoeksproject leggen we de focus op frontaalkwab dementie (frontotemporal lobar degeneration, FTLD). FTLD vormt na de ziekte van Alzheimer één van de belangrijkste oorzaken van dementie en vertegenwoordigd 5 à 10% van alle dementiepatiënten en tot 20% van de patiënten jonger dan 65 jaar. Tot 40% van de FTLD patiënten hebben een positieve familiehistoriek van dementie. De voorbije jaren werd enorme vooruitgang geboekt in het in kaart brengen van de genetische etiologie van FTLD. Reeds vier genen werden geïdentificeerd voor autosomaal dominante FTLD ¿ MAPT, PGRN, CHMP2B, VCP ¿ die bijdragen tot de ziekte in 20% van de FTLD patiënten. Ondanks deze grote inspanningen kan de meerderheid van de FTLD patiënten nog steeds niet verklaard worden. Er wordt verwacht dat bij deze patiënten de ziekte complex in oorzaak is, i.e. het gevolg van interactie van genetische en omgevingsfactoren. De doelstelling van dit onderzoeksproject is dan ook de identificatie van dergelijke genetische factoren die bijdragen tot het risico om FTLD te ontwikkelen in een substantieel aandeel van de patiënten via een genoomwijde associatie aanpak. Hiertoe zullen we investeren in het uitbouwen van een uitgebreide, goed gekarakteriseerde collectie van biologische materialen ¿ DNA/RNA, plasma/serum, EBV cellijnen, fibroblasten, CSF, hersenmateriaal ¿ van FTLD patiënten, families en gezonde controle individuen om zodoende een krachtig instrument creëren om genoomwijde associatiestudies te ondernemen. Dit project zal toelaten uitgebreide klinische, pathologische en biologische informatie te koppelen aan genoomwijde informatie welke op zijn beurt de mogelijkheid zal bieden om meer inzicht te krijgen in the pathogenese van FTLD en aangrijpingspunten zal aangeven voor vroegtijdige diagnose, preventie en therapie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Julie van der Zee
Een geïntegreerde moleculaire aanpak om de etiologie van hersenziekten met Lewy inclusies te ontrafelen. Universiteit Antwerpen Abstract: Een vroege differentiaaldiagnose in LBD patiënten is zeer belangrijk voor prognose en behandeling. Via een moleculaire genetische analyse van fenotypisch zeer goed gekarakteriseerde patiënten willen we bijdragen tot het ontrafelen van de onderliggende mechanismen van deze hersenziekten. De identificatie van nieuwe genen en risicofactoren en de studie van het mutatiespectrum van gekende genen in combinatie met een gedetailleerde klinische en functionele fenotypering zal leiden tot een beter inzicht in de moleculaire etiologie van PD en aanverwante aandoeningen. Gezien het belang van gendosage en expressie van gekende PD genen in de pathogenese van zowel familiale als sporadische PD zal er in dit project een belangrijke focus gelegd worden op de detectie van kopijnummer variaties en andere regulatieve variaties die een effect hebben op de ontwikkeling van LBD via een intracellulaire verandering van de concentratie van het functionele eiwit. Uiteindelijk zullen deze nieuwe inzichten bijdragen tot de ontwikkeling van meer effectieve gepersonaliseerde behandelingen en preventieve maatregelen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven
Functional starter cultures: predictive modelling Vrije Universiteit Brussel Abstract: De onderzoeksgroep Industriële Microbiologie en Voedingsbiotechnologie (IMDO) werd opgericht in oktober 1994. IMDO's centrale onderzoeksthema is "Onderzoek naar en Ontwikkeling van gezonde voeding". Het luik "Modelleren van functionele starterculturen" Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
"Interuniversiteit Programma (ICP) Moleculaire Biologie" (2009-2010). Vrije Universiteit Brussel Abstract: "Interuniversiteit Programma (ICP) Moleculaire Biologie" (2009-2010). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUBUGent_Gorissen Lara Vrije Universiteit Brussel Abstract: De interesse van consumenten in gezondere voedingsproducten, zoals vetarme producten, is enorm toegenomen gedurende de afgelopen jaren, omwille van het algemeen besef dat een te hoge inname van vetten bijdraagt tot chronische aandoeningen, zoals obesitas, arteriosclerose en hart- en vaatziekten. Het is echter belangrijk in te zien dat niet alle vetten dezelfde effecten veroorzaken. Veel aandacht in het vetgerelateerd onderzoek wordt besteed aan geconjugeerde vetzuren, zoals geconjugeerde linolzuur (CLA) en geconjugeerde linoleenzuur (CLNA), omwille van hun mogelijke isomeerspecifieke effecten op de gezondheid. Verschillende CLA- en CLNA-isomeren komen van nature voor in weefsels en producten van herkauwers als gevolg van het specifiek vetmetabolisme van de micro-organismen in de pens. Tijdens de biohydrogenatie in de pens worden linolzuur (LA) en ?-linoleenzuur (LNA) in de pens omgezet tot respectievelijk c9t11-CLA en c9t11c15-CLNA door het linoleaatisomerase (linoleate isomerase, LAI) van bacteriën. Het c9t11-CLA-isomeer kan ook gevormd worden door de introductie van een dubbele binding in t11-C18:1, een intermediair van de biohydrogenatie, door het ?9-desaturase dat aanwezig is in verschillende dierlijke weefsels, zoals het uierweefsel. De concentraties van CLA en CLNA blijven evenwel te laag in voedselproducten afkomstig van herkauwers om hun
biologische functie te kunnen uitoefenen. Het verhogen van de CLA- en CLNA-concentraties in voedingsmiddelen kan mogelijk bereikt worden door het gebruik van voedseleigen bacteriën die LAI- of desaturase-activiteit vertonen tijdens levensmiddelenproductie. De specifieke doelstellingen van het huidige proefschrift waren: [1] om mogelijke LAI- en ?9-desaturase-activiteiten in bifidobacteriën en melkzuurbacteriën aan te tonen, [2] om een gedetailleerde identificatie van de geproduceerde CLA- en CLNA-isomeren te bieden, [3] om de kinetiek van CLA- en CLNA-vorming door deze bacteriën te bestuderen, [4] om een moleculaire karakterisering van de bacteriële isomerase- en desaturasegenen te geven, en [5] om de CLA- en CLNA-productie door bifidobacteriën en melkzuurbacteriën in gefermenteerde voedingsmiddelen, zoals gefermenteerde melk en vlees, in te schatten. Hoofdstuk 1 geeft een overzicht van de microbiële aspecten van CLA- en CLNA-productie. Het omvat de productie, de gezondheidsaspecten en de aanwezigheid van CLA- en CLNA-isomeren in levensmiddelen. Het vermogen van verschillende bacteriën om LA en LNA om te zetten naar verschillende CLA- en CLNA-isomeren, zowel in groeimedium als in zuivelproducten, werd behandeld. De mogelijkheid van verschillende Bifidobacterium-stammen tot het produceren van CLA- en CLNA-isomeren uit vrij LA en LNA werd onderzocht (Hoofdstuk 2). De stammen werden opgegroeid in de Man-Rogosa-Sharpe (MRS) medium, waaraan LA of LNA (0,50 mg ml-1) werd toegevoegd na 7 h groei. De culturen werden vervolgens geïncubeerd bij 37°C gedurende 72 h. Van de 36 geteste bifidobacteriën waren slechts vier Bifidobacterium breve-stammen, een Bifidobacterium bifidum-stam en een Bifidobacterium pseudolongum subsp. pseudolongum-stam in staat om twee verschillende CLA-isomeren en twee verschillende CLNA-isomeren te produceren. Omzettingspercentages tussen de verschillende stammen varieerden van 19,5% tot 53,5% voor CLA-productie en van 55,6% tot 78,4% voor de productie van CLNA-isomeren. De geproduceerde CLAisomeren werden verder geïdentificeerd met Ag+-HPLC als c9t11-CLA en t9t11-CLA. De CLNA-isomeren werden geïdentificeerd door middel van GC-MS als c9t11c15-CLNA en t9t11c15-CLNA. De kinetiek van de productie van CLA-isomeren (c9t11-CLA en t9t11-CLA) en CLNA-isomeren (c9t11c15-CLNA en t9t11c15-CLNA), uit respectievelijk LA en LNA, door bifidobacteriën (B. bifidum LMG 10645, B. breve LMG 11040, B. breve LMG 11084, B. breve LMG 11613, B. breve LMG 13194 en B. pseudolongum subsp. pseudolongum LMG 11595) werd beoordeeld in laboratoriumfermentaties in MRS-medium waaraan 0,50 mg ml-1 LA of LNA was toegevoegd (Hoofdstuk 2B). Omzetting van LA en LNA naar respectievelijk CLA- en CLNA-isomeren, begon onmiddellijk na toevoeging van de precursor vetzuren. De isomeren die eerst werden gevormd waren c9t11-CLA en c9t11c15-CLNA in respectievelijke hoeveelheden tot 0,16 mg ml-1 en 0,34 mg ml-1. Ze werden gevormd tijdens de actieve groeifase van de bifidobacteriën en hun productie stopte wanneer de cellen aan de stationaire groeifase begonnen. Een tweede reeks isomeren, namelijk t9t11-CLA en t9t11c15-CLNA, verschenen na de productie van de c9t11-isomeren en werden in kleinere hoeveelheden gevonden (respectievelijke hoeveelheden tot 0,09 mg ml-1 en 0,05 mg ml-1). In de stationaire groeifase werd een lichte daling in c9t11-isomeren en een toename van t9t11-isomeren waargenomen, wat de vorming van deze t9t11-isomeren uit de c9t11-isomeren suggereerde. Modellering van de groei- en metabolietdata toonde verschillen in productiekinetiek aan tussen de verschillende Bifidobacterium-stammen. Sommige stammen vertoonden een hoge specifieke omzetting van LA of LNA ondanks hun slechte groei, terwijl andere stammen goed groeiden maar een lagere omzetting vertoonden. Net als voor de bifidobacteriën werd een screening van 48 verschillende melkzuurbacteriën uitgevoerd om hun vermogen tot omzetting van LA en LNA naar verschillende CLA- en CLNA-isomeren aan te tonen (Hoofdstuk 3A). Een Lactobacillus curvatus-, vijf Lactobacillus plantarum- en vier Lactobacillus sakei-stammen vertoonden LAI-activiteit. Grote verschillen in CLNA-omzettingspercentages (van 0,9% tot 60,1%) werden waargenomen tussen de stammen. De omzetting van LA naar CLA was veel lager (van 1,6% tot 4,6%) en werd slechts waargenomen bij drie stammen. De sequenties van de potentiële LAI-genen van de CLA- en CLNA-producerende melkzuurbacteriestammen werden geamplificeerd met PCR en gesequeneerd. De bekomen sequenties waren voor 75% tot 99% identiek met een gekende sequentie van een LAI-gen van een Lb. plantarum-stam. Vervolgens werd de invloed van pH en temperatuur op CLA- en CLNA-productie door Lb. sakei LMG 13558 beoordeeld in laboratoriumfermentaties in MRS-medium gesupplementeerd met 0,50 mg ml-1 LA of LNA (Hoofdstuk 3B). De CLA-isomeren gevormd uit LA waren c9t11-en t9t11-CLA. LNA werd omgezet tot c9t11c15- en t9t11c15-CLNA. De optimale condities voor CLA- en CLNA-productie uit respectievelijk LA en LNA door Lb. sakei LMG 13558 werden bekomen bij 30°C en pH 6,2. Fermentaties uitgevoerd bij een lagere pH (5,5) bij 30°C en een hogere temperatuur (37°C) bij pH 6,2 zorgden dat geen conversie van LA naar CLA-isomeren plaats vond en slechts een beperkte conversie van LNA naar CLNA-isomeren werd waargenomen. Fermentaties uitgevoerd bij lagere temperaturen (20 en 25°C) bij pH 6,2 hadden een licht verminderde LAI-activiteit van Lb. sakei LMG 13558 als gevolg. In een volgende stap werden bifidobacteriën en melkzuurbacteriën met LAI-activiteit gebruikt als functionele starterculturen, met als doel de productie van CLA- en CLNA-isomeren in gefermenteerde levensmiddelen te verhogen (Hoofdstuk 4). Melkfermentaties werden uitgevoerd na toevoeging van CLA- en CLNA-producerende bifidobacteriestammen, terwijl voor de vleesfermentaties een CLA- en CLNA-producerende Lb. sakeistam (LMG 13558) werd gebruikt. Beide soorten levensmiddelen werden bereid zonder toevoeging van externe bronnen van LA of LNA. Helaas werd geen toename in CLA- en CLNA-hoeveelheden gevonden in de gefermenteerde eindproducten. De concentraties van LA en LNA in zowel melk als vlees waren gelijkaardig aan of hoger dan de concentraties van deze vetzuren die gebruikt werden tijdens de screening van bifidobacteriën en melkzuurbacteriën in MRS-medium gesupplementeerd met vrij LA en LNA. In melk was echter niet genoeg LA en LNA aanwezig in de vrije vorm. In de vleesfermentaties waren de temperatuur en pH waarschijnlijk de beperkende factor voor omzetting van LA en LNA naar de respectievelijke CLA- en CLNA-isomeren. Hoofdstuk 5 geeft de resultaten weer van de screening voor ?9-desaturase-activiteit in bifidobacteriën en melkzuurbacteriën. In eerste instantie werd de aanwezigheid van ?9-desaturase-activiteit onderzocht door middel van een genotypische screening. Primers werden ontwikkeld gebaseerd op geconserveerde regio's in de eiwitsequenties van ?9-desaturase-enzymen. Door de hoge graad van degeneratie van de primers bleef de beoogde PCR zonder succes. Ten tweede werden geen gelijkaardige ?9-desaturasesequenties gevonden in de beschikbare genoomsequenties van melkzuurbacteriën en bifidobacteriën. Ten derde werd C18:0 aan het groeimedium toegevoegd voor een fenotypische screening. Na 72 h incubatie werd geen transformatie van C18:0 tot c9-C18:1 waargenomen met behulp van gaschromatografie. Uit deze resultaten kon geconcludeerd worden dat noch de bifidobacterie- noch melkzuurbacteriestammen ?9-desaturase-activiteit bezaten. Tot slot werd in een algemene discussie gezocht naar een verband tussen de bekomen resultaten. Hieruit bleek dat bifidobacteriën efficiënter waren dan melkzuurbacteriën in het omzetten van LA en LNA naar respectievelijk CLA- en CLNA-isomeren. De selectie van een geschikte Bifidobacterium-stam, in combinatie met aangepaste procescondities voor groei en bijhorend vetzuurmetabolisme, kan leiden tot de productie van een gewenste isomeer. Het gebruik van bifidobacterie- en melkzuurbacteriestammen als functionele starterculturen in de productie van gefermenteerde levensmiddelen met verhoogde concentraties aan CLA en CLNA kent echter vele beperkingen. Aandacht moet besteed worden aan de concentraties van vrij beschikbaar LA en LNA in deze levensmiddelen, alsook aan de intrinsieke en omgevingsfactoren van hun fermentatieproces. Verdere studies blijven noodzakelijk om de relevantie van de productie van CLA en CLNA door micro-organismen in levensmiddelen te onderzoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers:
• FREDERIC LEROY
Oorsprong, evolutie en adaptieve rol van feromonen bij Anura. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding In tegenstelling tot Caudata (salamanders), hebben Anura (kikkers en padden) in hun evolutie een efficiënte akoestische communicatie tussen de geslachten ontwikkeld. Daardoor werd tot recent aangenomen dat chemische communicatie bij kikkers grotendeels aan belang verloren heeft. Hoewel slechts één feromoon bij Anura geïsoleerd en gekarakteriseerd is1, 2, geven gedragstests sterke aanwijzingen dat deze molecules nog bij alle grote evolutieve lijnen van kikkers aktief zouden kunnen zijn3-6. Die feromonen worden heel waarschijnlijk uitgescheiden door sexueel dimorfe klieren, i.e., klieren die enkel verschijnen bij mannetjes tijdens de voortplantingsperiode. Dergelijke klieren bestaan in een groot aantal onverwante families, wat wijst op meerdere evolutieve oorsprongen (convergentie) en/of verlies in onafhankelijke lijnen van Anura. Voorbeelden van sexueel dimorfe klieren zijn femorale klieren (fig. 1a, vb. Nyctibatrachidae, Mantellidae, Petropedetidae, ...) en humerale klieren (fig. 1c, vb. Ranidae). Ook de zogenaamde paarkussens (fig. 1b) op de binnenste vinger (in veel families) delen verscheidene structurele en functionele karakteristieken met huidklieren, en zijn waarschijnlijk evolutief ontstaan uit dezelfde parentale klieren7. Alhoewel de aanof afwezigheid, en de vorm van deze klieren gebruikt worden voor taxonomische classificatie, blijven de secreties, en dus de functie van deze klieren nog zo goed als onbekend. Bovendien werd recent aangetoond dat bij soorten die ogenschijnlijk geen klieren hebben, toch sexueel dimorfe, en gespecialiseerde dorsale huidkliertjes aanwezig zijn, die volgens histochemische proeven vooral proteïnen uitscheiden6. Chemische communicatie zou dus toch algemeen kunnen zijn bij Anura, en kan vooral aan belang gewonnen hebben bij soorten die leven in luidruchtige habitats, zoals bergriviertjes, waar ook visuele communicatie - footflagging, het signaleren met kleuren op de onderzijde van de poten verscheidene keren onafhankelijk ontstaan is. Dit mag blijken uit twee voorbeelden: (1) In Europese bruine kikkers (Rana), die geen kwaakblazen hebben en slechts een knorrend geluid kunnen voortbrengen, blijken mannetjes tijdens de voortplanting microscopische, dorsale huidkliertjes te ontwikkelen. Dergelijke klieren zijn niet aanwezig bij vrouwtjes, noch bij de nauwverwante roepende kikkers.6 (2) In tegenstelling tot de meeste kikkers, is bij sommige stroombewonende kikkers (Nyctibatrachidae) van de Western Ghats bergketen van India geen amplexus (i.e., mannetje dat vrouwtje met zijn armen omklemt) aanwezig tijdens de ei-afzetting (persoonlijke observatie). Het blijft echter wel noodzakelijk dat er kort voor de eiafzetting fysiek contact is tussen mannetje en vrouwtje. Dit gedrag zou kunnen gelinkt zijn met het afscheiden van feromonen ter stimulatie van eiafzetting. Doelstellingen 1) Identificatie en karakterisatie van nieuwe feromoonpeptiden bij amfibieën. 2) Testen van de exacte functie van die feromonen (courtship, rechtstreeks stimuleren ei-afzetting, ...). 3) Bepalen of feromonen eigen zijn aan het soort klier (femoraal, humeraal, paarkussens, ...), aan de fylogenetische positie van de soort, of aan hun levenswijze (vb. terrestrisch versus aquatisch). 4) Onderzoeken van het relatief belang van verschillende genetische mechanismen die aan de basis liggen van de feromoonpeptide diversiteit. 5) Bepalen van de mate waarin de evolutie van feromoonpeptiden (via seksuele signaaldifferentiatie) de versnelde oorsprong van soorten in een representatieve evolutieve radiatie heeft beïnvloed. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
HEPADIP : Hepatic and adipose tissue and functions in the Metabolic Syndrome. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent onderzoek suggereert dat vetopstapeling in de lever (onder meer een gevolg van obesitas) een cruciale rol speelt in de ontwikkeling van het Metabool Syndroom, dat een belangrijke risicomerker is voor type 2 diabetes en voor cardio-vasculaire aandoeningen. De hypothese van het HEPADIP project stelt dat dit een verandering reflecteert in de metabole interacties of signaaltransductie tussen vetweefsel en de lever. De doelstellingen van het project richten zich daarom op de rol van en interacties tussen vetweefsel en de lever, in de ontwikkeling van een verstoord vetmetabolisme, insuline signaaltransductie, en glucose homeostase met als doel de identificatie, validatie en ontwikkeling van nieuwe targets voor diagnose, preventie en behandeling van het Metabool Syndroom. Aanzienlijke hoeveelheden gegevens van transcriptomics, proteomics en metabolomics zullen worden gegenereerd. Deze data zullen worden geïntegreerd en geanalyseerd met de nieuwe 'omics' en bioinformatica technologieën. Het Hepadip Project verenigt 19 Europese, academische laboratoria en 7 industriële partners in een consortium dat haar doelstellingen wil realiseren in 5 Onderzoekslijnen, elk met hun specifieke objectieven. CYTO-VUB zal een prominente rol spelen in Onderzoekslijn 2 : Biology van het Leverweefsel. CYTO-VUB zal de verschillende celpopulaties in de lever isoleren en daarna zuiveren met een celsorteerder, uitgerust met UV laser. Ons specifiek doel is de effecten van insuline resistentie en niet-alcoholische steatotische leverziekte ("non-alcoholic fatty liver disease" NAFLD) in specifieke levercelpopulaties te karakteriseren. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Fysiologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Hendrik REYNAERT • Leonardus VAN GRUNSVEN
Theoretische voorstudie ter analyse van de haalbaarheid van een beoogd project met betrekking tot de toepassing van probiotica in gefermenteerde vleeswaren Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Contactica' hebben voor het project ' Theoretical pre-study, providing an analysis of the feasibility of an intended project on the application of probiotics in fermented meat products. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
Vlaams interuniversitair project voor sructuurstudie van harde en zachte gecondenseerde materie met behulp van synchrotronstraling - De rol van viscositeit en onzuiverheden in de kinetiek van eiwitkristalisatie (tijdelijke titel) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit betreft een breed project rond materiaalstudies, die gebruik maken van Europese synchrotron faciliteiten. Het is geformuleerd door de groepen die reeds in het verleden het voortouw hadden genomen voor de implementatie van synchrotron-radiatie in een waaier van disciplines. Op Europees vlak gaan een aantal baanbrekende initiatieven van start. Voor de ESRF, de eerste 6 GeV derde generatie "storage-ring" lichtbron, werd door de RvB een upgrade goedgekeurd en de argumenten hiervoor zijn gesteld in een "Long Term Strategy" (LTS) schema; 2007-2014 (zie ESRF document 2006). Ook het EMBL-outstation Hamburg (DESY-ring), waarop zoals voor ESRF federaal wordt ingetekend, heeft recent grote nieuwe initiatieven afgewerkt en op de PETRA-III ring werden belangrijke nieuwe ontwikkelingen goedgekeurd. Het Grenoble LTS voorziet in de bouw van
een reeks nanofocus bundellijnen, implementeert en vernieuwt detectoren en optiek, construeert unieke sample omgevingen en positioneringsmethoden. De in deze aanvraag voorgestelde projecten kaderen in een aantal van deze hoofdlijnen. Technologisch is een rode draad deze van de ontwikkeling van nanofocus technieken (bundels tot 20nm), een essentiele ontwikkeling in vele wetenschapsgebieden ("designed" nano-materialen, electronische componenten, in de soft condensed matter-biologische of synthetische, hierarchisch gestructureerd zijn, is een begrijpen van structuur en dynamiek op alle schaalgroottes tot aan het moleculaire, en atomaire toe een vereiste. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Moleculaire genetica en biologie van charcot-Marie-Tooth Neuropathieën. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit onderzoeksproject beogen we de verdere identificatie van loci en genen voor erfelijke perifere zenuwaandoeningen door middel van geavanceerde moleculair genetische technieken. Daarnaast zullen we mutaties opsporen in nieuwe en gekende genen in families en geïsoleerde personen met verschillende vormen van de neuropathie van Charcot-Marie-Tooth (CMT). We voeren een gedetailleerde neurologische studie uit van onze CMT patiënten met gekende en nieuw geïdentificeerde mutaties. Deze analyses zijn belangrijk om na te gaan of mutaties geassocieerd zijn met een specifiek ziektebeeld (fenotype) of betrokken zijn in een breder ziektespectrum. De identificatie van mutaties is essentieel voor functionele studies en het begrijpen van hun effect op proteïne niveau en dus het functioneren van onze perifere zenuwen. Uiteindelijk moet dit onderzoek resulteren in de ontwikkeling van diagnostische richtlijnen en de identificatie van mogelijke doelwitten voor de behandeling van CMT en andere erfelijke perifere zenuwaandoeningen. Organisaties: • VIB DMG - Perifere Neuropathieën
Onderzoekers: • Vincent Timmerman
Bepalen van PGRN serum waarden in Belgische frontotemporale dementie patiënten. Universiteit Antwerpen Abstract: Recent toonden we aan dat mutaties in PGRN een significant aandeel van de genetische etiologie van frontotemporale dementie (FTLD) verklaren en verder onderzoek leidde tot de identificatie van serum PGRN als potentiële biomarker voor FTLD met onderliggende PGRN pathologie. In dit project willen we deze initiële bevindingen uitbreiden en versterken door PGRN serum waarden te bepalen via ELISA in een grote groep Belgische FTLD patiënten. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Julie van der Zee
Eiwit modificaties geassocieerd met oxidatieve en nitratieve stress: een gel-vrije proteoom analyse Universiteit Gent Abstract: Stijgende concentraties van "reactive oxygen species" induceren verschillende modificaties in cellulaire eiwitten. Sommige daarvan zijn oxidaties, terwijl andere te wijten zijn aan reactieve NO-derivaten. Dit kan leiden tot verandering van functie en ageert vaak als signaal. Gebruik makend van een nieuwe gel-vrije proteoom benadering, zullen we zowel de natuur van de doeleiwitten als de plaatsen van modificatie identificeren. Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Kris Gevaert
Synthese van potentieel biologisch actieve aza-heterocyclische verbindingen via organometaal-bemiddelde reacties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching FWO Project: Reactiviteitsstudie van polyfunctionele gehalogeneerde aminen, gesynthetiseerd via de Lewiszuur bemiddelde boor-Mannich reactie van gehalogeneerde aldiminen. De 1,2- additie van nucleofielen aan iminen is een belangrijke en ingeburgerde reactie in de organicsche synthese. Hierbij worden nieuwe C-C bindingen en stereogene centra gevormd in dezelfde stap. Allylaminen, propargylaminen en homoallylaminen zijn zeer belangrijke synthons in de organische synthese. De Petasisreactie of de organoboorzuur Mannich reactie (BAM) is een één-pots reactie van een amine, een aldehyde en een alkenylboorzuur, en wordt gebruikt voor de synthese van allylaminen en alkenyl-aminozuren. In dit project zal een systematische uitbreiding van dez lexiszuur bemiddelde Mannichreactie uitgewerkt worden, die gebruik maakt van niet-enoliseerbare halogeen, dihalogeen en trihalogeenaldiminen. De synthese van gehalogeneerde iminen met een chirale stikstofsubstituent zal eveneens aan bod komen met de bedoeling de asymmetrische additie aan de C=N binding te evalueren. In een volgend luik zal de tandem kationische 2-aza-Cope omlegging -Lewis zuur bemiddeld organoboor-Mannich reactie van N-homoallyl iminen onderzocht worden. Een derde deel van dit project zal de condensatiereacttie van fenylacetyleen met N-alkyliminen, onderzoeken. Op deze wijze zouden immers gesubstitueerde allylaminen beschikbaar komen. Deze fundamentele reacties zullen verder toegepast worden bij de synthese van enkele specifieke doelmoleculen zoals polyoximezuur en anisomycine (fungiciden), brood- en rijstaroma, lactams, aza-suikers en Asperparaline A analoga. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Kourosch ABBASPOUR TEHRANI
Leverfibrose als doelwit voor niet-virale gentherapie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Littekenvorming door de overmatige productie van extracellulaire matrix, is het gemeenschappelijk kenmerk van fibrotische aandoeningen. Leverbeschadiging induceert de transdifferentiatie van leverstellaatcellen naar myofibroblastachtige cellen die beschouwd worden als de primaire bron van deze extracellulaire matrixeiwitten. Histondeacetylases (HDACs) spelen een belangrijke rol tijdens deze transitie en het ophelderen van hun functie kan dan ook leiden tot een beter inzicht in de pathologie. Overexpressie en neerregulatie van specifieke HDACs laat toe hun functie tijdens stellaatcelactivatie te karakteriseren. Bij deze aanpak moet er siRNA of pDNA in de stellaatcellen geïntroduceerd worden. Het doel van dit mandaat is het construeren en evalueren van niet-virale dragers, die zowel in vitro als in vivo stellaatcellen efficiënt kunnen transfecteren. Deze dragers zullen initieel worden ingeschakeld in het onderzoek naar de rol van HDAC-repressorcomplexen tijdens stellaatcelactivatie, maar kunnen ook ingezet worden voor ander onderzoek in het gastlaboratorium. De nucleïnezuren zullen gecomplexeerd worden met kationische liposomen tot lipoplexen. Stellaatcelspecificiteit verhogende modificaties die we gaan doorvoeren zijn de koppeling van
lipoplexen met moleculen die opgenomen worden door stellaatcellen (Vitamine A), koppeling van de lipoplexen aan ultrasound gevoelige gasbellen (microbubbles) en het gebruik van stellaatcelspecifieke promotoren. Alle lipoplexen zullen getest worden op hun gentransfer efficiëntie en specificiteit in vitro en in vivo. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN • Liesbeth PEETERS
Studie naar de rol van onzuiverheden bij de kristallisatie van biologische macromoleculen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is om op zowel kwantitatieve als kwalitatieve wijze het effect van onzuiverheden na te gaan op de kinetiek en kwaliteit van eiwitkristallen. We willen een nieuw onzuiverheidsmodel ontwikkelen en inzicht verkrijgen in de mechanismen van onzuiverheidincorporatie in kristallen en de effecten op de kristalkwaliteit. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT • DOMINIQUE MAES
In vivo studie van transcriptieregulatie in hyperthermoacidofiele archaea behorende tot het genus Sulfolobus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ss-LrpB van Sulfolobus solfataricus is een ideel modelsysteem voor de studie van transcriptieregulatie bij hyperthermoacidofiele archaea van het genus Sulfolobus. De succesvolle aanmaak van een gendisruptiemutant betekende een doorbraak in die analyse. Het was tevens de allereerste gendisruptiemutant van een transcriptieregulator bij S. solfataricus. Op basis van dit succes willen we de fysiologische rol van van SsLrpB verder analyseren door het maken van gendisruptiemutanten van de doelwitgenen, het maken van reportergenfusies en het maken van een Ss-LrpB overexpressiestam. Bovendien zal de implementatie van deze genetische technieken nieuwe perspectieven openen voor de studie andere archaeale transcriptieregulators in ons laboratorium. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Eveline PEETERS • DANIEL CHARLIER
Moleculair onderzoek naar een ecologische adaptatie: zuignappen bij Anura. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het meermaals onafhankelijk ontstaan en verdwijnen van een complex orgaan zoals de zuignap is misschien wel één van de boeiendste aspecten van adaptieve radiaties bij kikkers. De doelstellingen van dit project zijn: 1. Isolatie en identificatie van onwikkelingsgenen die distaal in vingers en tenen uitgedrukt worden. 2. Identificatie en annotatie van genen die rechtstreeks betrokken zijn bij de ontwikkeling van zuignappen. 3. Onderzoek naar kwantitatieve en spatiale verschillen in genexpressie. 4. Onderzoek naar de evolutie van zuignapspecifieke genen binnen kikkers. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Cyanobacteriële bloeien: toxiciteit, diversiteit, modelleren en beheer - B-BLOOMS2.(Fase 1 en Fase 2) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogd om de kennis rond bacteriële bloeien in België te verdiepen, om de voorspelling van vroegtijdige waarschuwingen te verbeteren, om operationele monitoringsstructuren en instrumenten te ontwikkelen, en om strategieën om deze impact voor te stellen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Impact van sterk invasieve exotische planten op de biodiversiteit: mechanismen, amplificerende factoren, en risicoanalyse - ALIEN IMPACT (Fase 1 + Fase 2) Biodiversity impacts of highly invasive alien plants: mechanisms, enhancing factors and risk as... Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het ALIEN IMPACT project beoogd om een eerste geïntegreerde studie over de patronen en mechanismen van de impact van sterk invasieve exotische planten in België. Het zal sterk invasieve plantensoorten onderzoeken, en een combinatie maken van grootschalige screening van invasie-impact op verschillende ruimtelijke schalen (om patronen te karakteriseren) met hoog mechanische studies op vaste plaatsen. Zowel de ecosystemen aan land als in waterbronnen zullen onderzocht worden. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
IUS : Activity programme 2010 (2de fase - jaar 3) : van de Universidad Central de Marta Abreu de Las Villas (UCLV)-Cuba. Vrije Universiteit Brussel Abstract: programmering partner programma's, jaarprogramma's en activiteitenprogramma's Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
Dienstenovereenkomst
Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Freiberger Compound Materials GmbH' hebben voor het project ' Services Agreement' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • MICHELINE VOLDERS
3D4Health : Protection structures for health: Structural biology of therapeutic membrane proteins as a starting point for effective rational drug design. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 3D4Health zal nieuwe werktuigen ontwikkelen en gebruiken om structurele en functionele eigenschappen van therapeutische membraan eiwitten (GPCR's en MDR's) te bestuderen, en nieuwe intellectuele eigendom, nieuwe selectie technieken en nieuwe karakteriseringsmethodes voor de farmaceutische industrie te valoriseren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS • JAN STEYAERT • LODE WYNS
BruStem: Regeneratieve geneeskunde van de lever met synergetische mengsels van onvolwassen of volwassen menselijke hepatocyten met mesenchymale stamcellen/voorlopercellen of met hepatische Notti cellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het onderzoeken van alternatieve celkandidaten voor regeneratieve lever geneeskjunde. Mesenchymale stam/progenitor cellen van intra en extrahepatiscbe bronnen zijn specifiek onderzoek met betrekking tot hun proliferatie en hepatogenische differentie potentieel. Lever Notti cellen zullen ook onderzocht worden en ontwikkeld voor de screening van anti-fibrogenische medicatie. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie • Fysiologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Hendrik REYNAERT • Leonardus VAN GRUNSVEN • Laurent DOLLE • VERA ROGIERS
L'évaluation et le suivi de l'état écologique des cours d'eau et des étangs de la Région de Bruxelles-Capitale pour la période 2009-2010, en application de l'Ordonnance Cadre-Eau du 20/10/2006. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient een analysemethode rond de ecologische kwaliteit van wateren op punt te stellen om te kunnen beantwoorden aan de milieuvereisten van de directieve Cadre EAU Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Enhancing Activity through Sleep improvement (EASI). Universiteit Antwerpen Abstract: Een persoon van zestig jaar heeft daarvan zo'n 20 jaar geslapen. Slaap moet dus voor het organisme wel een zeer belangrijke functie vervullen. Bij een acuut of chronisch slaaptekort ondervinden we snel de gevolgen: slaperigheid tijdens de dag, problemen met de aandacht en het geheugen en wisselingen in het gemoed. Goed slapen is een noodzakelijke voorwaarde voor optimaal functioneren overdag. We weten dat onze slaapkwaliteit bepaalt wordt door drie belangrijke factoren: m.n. psychologische, fysiologische en fysieke factoren. Deze factoren interageren met elkaar, maar op een zeer complexe wijze. Merkwaardig genoeg weten we weinig of niets over deze interactie. Dit project heeft als eerste doelstelling inzichten te bekomen in het complexe en multidisciplinaire karakter van de interacties tussen omgevingsfactoren en slaapkwaliteit. Dit zal gebeuren in 4 fasen waarvan de eerste twee sterk wetenschappelijk en de laatste twee eerder technologisch georiënteerd zijn: In fase één worden de effecten van relevante omgevingsfactoren op de slaap bestudeerd en in kaart gebracht. Door middel van experimentele beïnvloeding en simulaties in de omgeving wordt het effect van de omgevingsvariabelen op de slaapkwaliteit nagegaan. In fase twee gaan we de inter-relatie tussen de relevante omgevingsvariabelen na, trachten we zo een reductie uit te voeren om een model te ontwikkelen om slaapkwaliteit te vorspellen. In fase drie wordt deze wetenschappelijke kennis dan omgezet naar technologie en worden toestellen ontworpen om die de omgevingsfactoren continu monitoren en in staat zijn deze te moduleren om een optimale slaapkwaliteit te bekomen/behouden. In de vierde fase worden dan tenslotte de ontwikkelde toestellen gevalideerd en op een aangepaste wijze verder ontwikkeld om ze ter beschikking te stellen van de maatschappij. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Johan Verbraecken
Inflammatrack: nieuwe macrofaag- en myeloide dendritische celmerkers voor in vivo beeldvorming en therapie van inflammatoire aandoeningen + Oorsprong, fenotype en functie van verschillende monocyt en macrofaag subpopulaties in muis borst tumoren. (Alge... Vrije Universiteit Brussel Abstract: Macrofagen en myeloide dendritische cellen spelen een cruciale rol in talrijke ziekten warin ontstekingreacties aan de basis liggen van het ziektebeeld, zoals chronische infectieziekten, reumatoïde artritis en astma. Deze cellen voeren talrijke gespecialiseerde functies uit, die sterk verschillen volgens de aard van de aandoening, zijn stadium en anatomische lokatie en die zich uiten in de aanmaak van verschillende sets van
solubele mediatoren en oppervlaktereceptoren. Het aflezen van deze specifieke sets biedt bijgevolg tal van mogelijkheden voor diagnose en therapie. Partners in dit consortium hebben een kennisplatform ontwikkeld met informatie over moleculaire merkers die in diverse inflammatoire aandoeningen uitgedrukt worden door myeloide cellen. In dit project zal dit kennisplatform worden gebruikt om geselecteerde macrofaag- en myeloide dendritische celmerkers te evalueren voor het direct doelwitten van inflammatoire myeloide cellen. Meer specifiek wensen we in eerste prioriteit radioactieve tracers of reportergenen te doelwitten van inflammatoire myeloide cellen. Meer specifiek wensen we in eerste prioriteit radioactieve tracers of reportergenen te doelwitten naar macrofagen en dendritische cellen die bepaalde celmerkers uitdrukken, om het gedrag van deze cellen op te volgen en zo een beeld te vormen van het verloop van de ontstekingsreactie (diagnostische toepassing). In tweede prioriteit zullen celmerkers gevalideerd worden als doelwitten voor het moduleren van de activiteit van de inflammatoire cellen, om zo het verloop van de ontstekingsreactie op een gunstige wijze te beïnvloeden (therapeutische toepassing). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Eiwitdomeinen als informatieverwerkende eenheden Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eén van de uitdagingen in moleculaire biologie bestaat erin te bepalen hoe informatie in cellen wordt gecodeerd, gewijzigd en doorgestuurd. Niettegenstaande deze fundamentele rol van informatie, werd er tot nu toe geen manier ontwikkeld die op een directe en kwantitatieve manier informatieoverdracht in eiwitten bestudeerd. Recent werd door de aanvrager van dit project een systeem ontwikkeld, op basis van Shannon's informatie theorie, dat bepaald hoeveel informatie verstuurd wordt tussen de residuen in een eiwitstructuur als het gevolg van peptidenbinding. Meer specifiek werd voor het SH2 domein van Fyn aangetoond dat informatie wordt overgedragen vanuit de bindingssites naar specifieke residuen aan de andere kant van het eiwit. Het doel van het FWO voorstel is om dit raamwerk te vervolledigen zodat we 1) op een realistische manier de informatiestromen in eiwitten kunnen analyseren, voorspellen en aanpassen en 2) na kunnen gaan in hoever de communicatiekanalen evolutionair bewaard zijn in verschillende eiwitten van dezelfde structurele klasse en wat de biofysische eigenschappen zijn van de aminozuren waaruit deze kanalen zijn samengesteld. Dit werk wordt experimenteel gevalideerd door zowel lokale als internationale partners. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • TOM LENAERTS
De grenzen van grensvegetatie: wat bepaalt de latitudinale areaalgrenzen van mangrovewouden? Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek heeft als overkoepelende doelstelling om op globale schaal te onderzoeken of Afrikaanse en Aziatische areaalgrenzen van mangroven gekoppeld zijn aan het huidige klimaat, en om, voor zover traceerbaar, te onderzoeken of dit ook zo was in het recente verleden. De vraagstellingen die daarbij worden aangepakt zijn de volgende: 1. Welke klimatologische determinanten (temperatuur, neerslag, relatieve vochtigheid, etc...) zijn gekoppeld aan de huidige verspreiding van mangroven op wereldschaal? Belangrijk daarbij is het onderscheid tussen eurytopische soorten zoals de vertegenwoordigers van het wijdverspreide genus Avicennia, en de meer stenotopische soorten zoals de vertegenwoordigers van de Rhizophoraceae, die kleinere arealen hebben. Deze laatste familie bevat immers de meest kwetsbare en functionele soorten vanuit ecologisch oogpunt (Hogarth, 1999; Saenger, 2002; Dahdouh-Guebas et al., 2005b), de meest waardevolle en beïnvloede vanuit socio-ecologisch oogpunt (Bandaranayake, 1998; Ewel et al., 1998), en als meest karakteristiek ondervonden voor volwassen bestanden vanuit esthetisch oogpunt (Hogarth, 1999; Saenger, 2002; Duke, 2006). Bovendien speelt de proportie tussen eurytopische en stenotopische soorten een belangrijke ecologische rol naar functionaliteit van mangroven (Dahdouh-Guebas et al., 2005a, 2005b). 2. Welke klimatologische of andere determinanten zijn gekoppeld aan de huidige verspreiding van mangroven op regionale of lokale schaal? In te selecteren landen of regio's met duidelijke klimaatzones zoals bv. Sri Lanka is er ook een duidelijke Noord-Zuid verspreiding van mangroven, met als het ware binnen de landsgrenzen bestaande latitudinale grenzen voor de boomsoorten (Jayatissa et al., 2002). Zijn deze gekoppeld met de klimaatzones? 3. Heeft de verspreiding van mangroven eventuele veranderingen in klimatologische determinanten (zie vraag 1 en 2) in het verleden gevolgd? Deze vraag wordt zowel actief (door stratigrafische analyses, biogeochemische analyses en eventueel dateringen) als passief (door historisch archiefonderzoek binnen onze onderzoeksgroep en door samenwerking met experten inzake mangrove-palynologie voor analyse van bodemboringen) behandeld. Retrospectie i.v.m. welke soorten waar voorkwamen wordt nu al in onze onderzoeksgroep gevoerd op basis van oude tekst-, beelden kaartarchieven. Daarnaast zijn bepaalde historische gegevens ook beschikbaar vanuit de wetenschappelijke literatuur (e.g. Tomlinson, 1986) of vanuit terrein-gebonden observaties zoals de afdruk van Mauretaanse (sub)fossiele Rhizophora specimens in paleolithische 'middens' (Gowthorpe, 1993). I.k.v. meer gestandaardiseerde analyse van bodemmateriaal werd reeds contact gelegd om diepe bodemboringen (reeds gemaakt voor Sri Lanka) te analyseren aan de Universiteit van Tasmanië (Australië) o.l.v. Dr. Joanna Ellison (School of Geography and Environmental Studies), met hulp van Promotor en Co-Promotor. Daarnaast zal onder eigen beheer ook de stratigrafie en biogeochemische samenstelling van deze stalen onderzoecht worden. 4. Welke biotische en abiotische milieuomstandigheden zijn mede-bepalend in de begrenzing van het areaal van een soort? Een gedetailleerde kennis van de biologie van mangrovesoorten is noodzakelijk (en ook beschikbaar in onze onderzoeksgroep) om areaalgrenzen te begrijpen. Beperkende factoren zoals de fysische omgeving, de frequentie en de tijd beschikbaar om zich voort te planten, de verspreiding van diasporen, de invloed van biota (andere planten of dieren), en zo meer doorkruisen meteorologische en klimatologische determinanten, en kunnen subtiel, maar bepalend zijn (cf. Gaston, 2003). Hetzelfde geldt voor retrospectie i.v.m. deze gegevens, voor zover beschikbaar. Deze vraag wordt zowel i.k.v. globale als regionale of lokale arealen gesteld. De gegevensverwerking zal in twee stappen gebeuren: (1) areaalanalyse d.m.v. een geografisch informatiesysteem (GIS) en (2) analyse van oorzakelijke biotische en abiotische determinanten d.m.v. multivariate technieken. GIS leent zich bijzonder goed om de ruimtelijke structuur van arealen te analyseren, om het samenvallen van patronen, te onderzoeken en om geografische gegevens omtrent klimaatgegevens te archiveren. Echter, causaliteit uit samenvallende patronen is zoals hierboven vermeld onzeker. Interferentie van suboptimale andere ecologische en fysische factoren dienen gedetecteerd te worden door multipele regressie, ordinatietechnieken en andere statistische technieken. De voor de hand liggende software die hiervoor wordt gebruikt en aanwezig is in de onderzoeksgroep is resp. ArcGIS en PRIMER (Plymouth Routines in Multivariate Ecological Research). Ook eventueel gebruik van teledetectiemethoden en software (Erdas, Definiens) wordt door de onderzoeksgroep ondersteund.
Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
In vitro onderzoek naar het actiemechanisme van Angiotensine IV met behulp van cellijnen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Het hormoon angiotensine II is gekend voor zijn stimulerende werking op G proteine gekoppelde receptoren van het AT1- en AT2 type en zijn controle op de bloeddruk en natrium- en waterbalans [1]. Toch heeft een van zijn metabolieten, angiotensine IV (Ang IV of Ang II(3-8)), op zichzelf invloed op cardiovasculaire en renale functies, en belangrijker nog, een positief effect op leer- en geheugenprocessen [review in 2-4]. Het exacte mechanisme waarbij Ang IV dit positief effect uitoefent, is nog niet gekend, maar de betrokkenheid van een nieuwe angiotensine receptor, de AT4 receptor, werd gepostuleerd op basis van twee reeksen van in vitro resultaten. [125I]Ang IV bindt met hoge affiniteit tot membraanbereidingen van relevante weefsels en cellijnen [5-7]. Ook medieert Ang IV signaaltransductie: d.i. stijging van cytosolische Ca2+ concentratie, stijging van NO* en cGMP productie, activatie van verschillende kinases en NfkB evenals stimulatie van DNA synthese [review in 3]. Een aantal van deze effecten verschijnt bij nanomolaire Ang IV concentraties en worden niet geblokkeerd door antagonisten met hoge affiniteit voor AT1- en AT2 receptoren. Recent werd aangetoond dat het insuline gereguleerd aminopeptidase (IRAP) hoge affiniteit voor [125I]Ang IV vertoont. Hierop steunende werd gepostuleerd dat dit eiwit de AT4 receptor vertegenwoordigt [8]. IRAP is een Zn2+ afhankelijk membraangebonden aminopeptidase en zowel Ang IV als LVV-hemorphine (endogeen peptide in het CZS) inhiberen zijn catalytische activiteit [8-11]. IRAP komt samen met de GLUT4 glucose transporter voor in gespecialiseerde intracellulaire vesikels en, in aanwezigheid van insuline, transloceren beide snel naar het celoppervlak. Hierdoor reguleert insuline glucose homeostase [12-14]. Onze bijdrage tot de huidige staat van kennis. Het achterhalen van de ware natuur van de hoge affiniteitsbinding van [125I]Ang IV tot IRAP vertegenwoordigt de belangrijkste bijdrage van mijn doctoraat. We ontdekten dat de chelatoren EDTA en 1,10-phenantroline op een synergetische manier de catalytische Zn2+ uit IRAP verwijderen en dat dit nodig is om hoge affiniteitsbinding van [125I]-Ang IV te bekomen [10,15]. Dit verklaart waarom vorige binding studies telkens in aanwezigheid van deze chelatoren uitgevoerd werden. Vermits het IRAP apo-enzym niet langer actief is in deze conditie [15,16], zijn [125I]Ang IV binding studies van weinig fysiologische en farmacologische relevantie. Toch vertoont deze binding een hoge specificiteit voor IRAP [11] en kan ze voor de detectie en quantificatie van dit enzym aangewend worden. Op basis hiervan, waren we in staat om een eenvoudige methode te ontwikkelen om de insuline gemedieerde translocatie van IRAP naar het celoppervlak te meten in verschillende celtypes waaronder adipocyten [17]. In het verleden was dit een complexe en arbeidsintensieve taak. Gebaseerd op [125I]Ang IV binding, ontwikkelden we eveneens een methode om de metabolische stabiliteit van Ang IV, aanverwante peptiden en synthetische analogen te onderzoeken [18]. Ang IV wordt snel afgebroken door AP-N en andere proteasen [19,20]. Dit kan tenminste gedeeltelijk verklaren waarom Ang IV en aanverwante peptiden een tot 20 keer lagere potentie vertonen voor inhibitie van de enzymatische activiteit van IRAP vergeleken met de verplaatsing van [125I]Ang IV binding (waar afbraak door de chelatoren verhinderd wordt) [9-11,21]. Ang IV afbraak belemmert ook de interpretatie van in vivo resultaten daar afbraakproducten evengoed kunnen verantwoordelijk zijn voor de waargenomen effecten. In onze zoektocht om deze handicap te omzeilen, vonden we dat Ang IV afbraak in grote mate geïnhibeerd is in aanwezigheid van lage concentraties van de AP-N inhibitor '7B' [22, 23, niet gepubliceerde resultaten]. Dankzij deze informatie, gebruikten onze collega's van het EFAR-VUB team 7B in hun in vivo experimenten op ratten. Aanwezigheid van 7B deed de Ang IV gemedieerde vrijmaking van dopamine in het striatum aanzienlijk stijgen [23]. Samenwerkingen met twee chemie departementen (Prof. D. Tourwe - DSCH, VUB en Prof. M. Hallberg - Uppsala, Zweden) werden opgestart om nieuwe, stabiele en hoge affiniteitsliganden te ontwikkelen. Screening van deze synthetische Ang IV analogen [18,24,25] leidde reeds tot de ontdekking van een dergelijk product ('AL11' genoemd) [25]. Recent werd dit product getritieerd (samenwerking met Prof. G. Toth - Szeged, Hongarije) en zijn bindingseigenschappen zullen uitvoerig onderzocht worden. Doelstellingen van het project. 1) De belangrijkste doelstelling is om de betrokkenheid van IRAP in de Ang IV-gemedieerde effecten in intacte cellen te onderzoeken door gebruik te maken van nieuwe verworven/ontwikkelde tools. In dit verband werden 3 mechanismen vooropgesteld via dewelke IRAP de cognitieve effecten van Ang IV zou kunnen bewerkstelligen. Ten eerste, via inhibitie van de catalytische activiteit van IRAP, zou Ang IV de levensduur van IRAPsubstraten zoals oxytocine en vasopressine (waarvan geweten is dat ze leer- en geheugenprocessen stimuleren) verlengen [review in 2,3]. Vervolgens, via vertraging van de IRAP/GLUT4 recycling, zou Ang IV de glucose opname in neuronen kunnen verhogen en zo een positief effect uitoefenen op leer- en geheugenprocessen [2,26,27]. Tenslotte, laat de dimere vorm van IRAP toe om informatie doorheen het celmembraan over te dragen en zo intracellulaire effecten te mediëren op dezelfde wijze als een receptor [28-30]. Mijn aandacht zal vooral gaan naar de laatste 2 hypotheses. Recent hebben we met onze nieuwe bindingsmethode de translocatie van IRAP naar het celoppervlak o.i.v. insuline rechtstreeks kunnen meten in 3T3-L1 adipocyten. De grootteorde van dit effect was vergelijkbaar met de insuline gemedieerde 2-deoxy-[3H]glucose ([3H]DG) opname [17]. Hoewel minder uitgesproken, werden gelijkaardige effecten van insuline nu ook (voor de eerste maal) geobserveerd in een hippocampale cellijn (P40H1, niet gepubliceerde resultaten). In beide cellijnen zal het effect van Ang IV en nieuw gesynthetiseerde analogen op [3H]DG opname hierop bestudeerd worden. Bijzondere aandacht zal hierbij gaan naar het effect van insuline (ter verhoging van de IRAP concentratie aan het celoppervlak) en van 7B (om afbraak tegen te gaan). Bij positieve resultaten, zal de implicatie van IRAP bestudeerd worden door de [3H]DG opname te vergelijken in hersencoupes van controle en IRAP-KO muizen (verkregen van Prof. Chai - Melbourne, Australië, studie zal uitgevoerd worden door onze collega's van het EFAR-VUB team). Vergelijkbare experimenten zullen uitgevoerd worden met HEK293 cellen getransfecteerd met recombinant GLUT4 en al dan niet met recombinant IRAP. Het effect van Ang IV (en analogen) op IRAP en GLUT4 internalisatie zal bestudeerd worden door deze proteïnen aan het celoppervlak te quantificeren met specifieke antilichamen. Op dit ogenblik zijn er echter nog geen performante IRAP antilichamen beschikbaar [17]. In afwachting van hun ontwikkeling (i.s.m. Prof. S. Bottari - Grenoble, Frankrijk (monoclonale) en Prof. S. Muyldermans - VUB voor nanobodies), hebben we het V5 epitoop aan het C-terminale deel van IRAP gekoppeld (i.s.m. Le - MBFA, niet gepubliceerde resultaten). Dit construct laat reeds toe om IRAP expressie op het celoppervlak te volgen i.f.v. de tijd en het effect hierop van stoffen die de endocytose beïnvloeden. Wij hebben als eersten een receptorfunctie voor IRAP bovenop zijn enzymfunctie voorgesteld [28]. We toonden aan dat Ang IV niet- AT1 receptor gemedieerde signaaltransductie veroorzaakt in CHO cellen (stijging van thymidine incorporatie [31]) en vasculaire gladde spiercellen (activatie van NF-?B en opregulatie van proinflammatorische genen, i.s.m. Prof. M. Ruiz-Ortega - Barcelona, Spanje [32]). Deze studies zullen worden verder gezet door reeds gepubliceerde responsen van Ang IV te onderzoeken waaronder vnl. activatie van kinases zoals Erk1/2, JNK and Akt. We zullen 1) deze responsen in verschillende celsystemen zoals CHO, 3T3- L1, P40H1, vasculaire gladde spiercellen en HEK293 cellen met recombinant humaan IRAP (natieve HEK293 cellen drukken slechts weinig IRAP uit en kunnen als negatieve controle gebruikt worden) vergelijken, 2) onderzoeken hoe 7B de Ang IV (en onstabiele aanverwanten) responsen beïnvloedt (om na te gaan of deze effecten door de liganden zelf of via hun metabolieten veroorzaakt worden) en 3) onderzoeken of sommige van de nieuw ontwikkelde stoffen in staat zijn de Ang IV gemedieerde effecten met hoge potentie te blokkeren. Vermits het actiemechanisme van de traditionele AT4 receptor antagonist divalinal twijfelachtig is omwille van zijn lage potentie [2], zou de ontdekking van hoge potentie antagonisten de receptorhypothese verder bekrachtigen. 2) Het bestaan van alternatieve aangrijpingspunten voor Ang IV werd door sommigen voorgesteld [28,33] en, in principe, zou hun farmacologisch profiel van dat van IRAP moeten verschillen. Slechts weinig aandacht werd aan dit aspect in eerdere studies i.v.m. Ang IV signaaltransductie besteed. Door gebruik te maken van onze collectie van Ang IV analogen [10,18,24,25], kunnen we nu de farmacologische profielen opstellen van de cellulaire aangrijpingspunten die verantwoordelijk zijn voor de Ang IV gemedieerde responsen (zie boven). Extra aandacht zal besteed worden aan bindingsstudies met het gemerkte Ang IV analoog [3H]-AL11. Vermits AL11 stabiel is [25], zou dit nieuw radioligand het bestaan van IRAP- verschillende aangrijpingspunten eventueel kunnen aantonen. Tot nog toe was dit niet mogelijk met de traditionele [125I]-Ang IV binding studies, eventueel omwille van de hierbij noodzakelijke aanwezigheid van chelatoren, een overmaat aan IRAP of andere oorzaken. Preliminaire experimenten duiden inderdaad op het bestaan van hoge affiniteits [3H]-AL11 binding sites in CHO celmembranen in afwezigheid van chelatoren [niet gepubliceerde resultaten]. Deze aanpak is ook in overeenstemming met een preliminaire waarneming [4] dat het gemerkt Ang IV analoog [125I]-norleual met hoge affiniteit tot c-Met, een hepatocyt groeifactor (HGF) tyrosine kinase receptor, bindt. Vermits deze binding door HGF geblokkeerd wordt, zullen we nagaan of deze groeifactor 1) de effecten van Ang IV kan nabootsen (of inhiberen) in zowel
glucose-opname- en functionele experimenten en 2) de binding [3H]AL11 tot niet-IRAP hoge affiniteitssites kan verplaatsen. 3) Omwille van de positieve effecten van Ang IV op leer- en geheugenprocessen, kan de studie van stabiele niet-peptide analogen aanleiding geven tot de verdere ontwikkeling van geheugen stimulerende geneesmiddelen. Met dit doel voor ogen blijven we de stoffen die we van twee chemie departementen verkrijgen (zie boven) voorlopig verder toetsen op hun metabolische stabiliteit en hun affiniteit voor de AT1 receptor (deze interfereert in sommige in vivo effecten van Ang IV [34]) en hun potentie om de catalytische activiteit van IRAP en AP-N (ook gevoelig voor Ang IV [11,33]) te inhiberen. Afhankelijk van de resultaten, kunnen de glucose opname-, functionele- en [3H]-AL11 bindingsexperimenten leiden tot de ontwikkeling van robuste testsystemen. Deze zullen dan aan het screeningsprogramma toegevoegd worden. Tenslotte, kan de reeds verworven informatie en technologische knowhow in "spin-off" research projecten i.s.m. andere geïnteresseerde groepen en/of als thesis toegepast worden. De quantificatie van IRAP aan het celoppervlak is dankzij de binding van gemerkt Ang IV eenvoudig geworden. Deze techniek kan nu aangewend worden om verschillende factoren (o.a. experimentele diabetes modellen) die de insuline- gemedieerde IRAP translocatie in cellijnen beïnvloeden, te bestuderen en dit onafhankelijk van GLUT4 expressie. Voorgesteld werd dat de concentratie van de in het bloed aanwezige IRAP een biomerker is voor vroegtijdige bevallingen [35]. Vergeleken met de tamelijk niet-specifieke enzym activiteitsbepalingen in die studies, kan radioligand binding (eventueel in combinatie met immuno-precipitatie) een meer betrouwbare quantificatie geven. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Heidi DEMAEGDT
Watertransport in mangrovebomen: de plasticiteit van de hydraulische architectuur, zijn ecologische en functionele betekenis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wateropname en -transport tegen het zwaartekrachtveld in zijn vanaf het ontstaan van het landleven een van de grootste uitdagingen voor planten. Water is daardoor de meest bepalende factor in de verspreiding van soorten en vegetaties op aarde. Het hoofddoel van dit project is bij te dragen tot het doorgronden van het watertransport in bomen als basis van hun ecologische verspreiding. Hoewel watertransport een grondslag is van het leven van landplanten en reeds lang een veelbesproken onderzoeksitem, heerst er nog steeds een diepe controverse rond fundamentele vragen over 'de motor' van het watertransport en de functionaliteit van de watergeleidende weefsels (de xyleemvaten). De regulatie van het watertransport streeft naar een evenwicht tussen efficiëntie en veiligheid. Hoe hoger de efficiëntie, hoe lager de veiligheid ten opzichte van het ontstaan en het verspreiden van luchtbellen in het geleidingsweefsel die de waterstroom blokkeren. Het ontstaan van luchtbellen (cavitatie) kan veroorzaakt worden door watertekort of door vorst. De beste manier om hier inzicht in te verwerven is het bestuderen van bomen, waaraan hoge eisen worden gesteld daar de anatomische en fysiologische regulatiemechanismen hier als het ware 'uitvergroot' zijn. Mangroven zijn een aangewezen studieobject daar voor hen permanent watertekort dreigt: hoge zoutconcentraties hebben een effect op het watertransport vergelijkbaar met bodemdroogte. Daarenboven kunnen mangroven ook voorkomen onder extreme (lucht)droogte, warmte en soms zelfs vorst. Bij droogte-geïnduceerde cavitatie zorgt de extreme droogte of hoge saliniteit van het bodemwater voor een scherpe onderdrukgradiënt in het geleidingsweefsel. Als de spanning op de waterkolom te groot wordt, kunnen luchtbellen ontstaan die uitzetten om vaten of delen ervan te blokkeren (geëmboliseerde vaten). Vorst-geïnduceerde cavitatie treedt op bij het ontdooien van bevroren xyleemsap wanneer de erin opgeloste gassen vrij komen. Vrieskou werd recent gesuggereerd als oorzaak van de latitudinale grens van mangroven in Australië en Florida (Stevens et al. 2006; Stuart et al. 2007). Of de verhoogde cavitatiefrequentie veroorzaakt werd door de combinatie van vorst en het bereiken van een limiet aan de plasticiteit van de hydraulische architectuur en/of fysiologie blijft echter onduidelijk. Het ophelderen van het watertransport in mangroven, zal dus ook licht werpen op de anatomisch-fysiologische achtergrond van de limieten van het mangrove-areaal en de ecologische betekenis van de onderzochte hydraulische kenmerken. Geëmboliseerde vaten kunnen omzeild worden via kleine kanalen in de vatwand (stippels). In het midden van een dergelijk kanaal tussen twee vaten bevindt zich een min of meer poreus stippelmembraan dat opgebouwd is uit restanten van de primaire celwanden en de middenlamel. Volgens recente hypotheses zou het watertransport gereguleerd worden via het (ont)zwellen van gelachtige substanties langs de randen van de poriën in deze stippelmembranen als reactie op veranderingen in ionsamenstelling en/of concentratie van het xyleemsap (Gascó et al. 2006, 2007; Canny et al. 2007; van Ieperen 2007). Een gelijkaardig fenomeen zou zich voordoen in de vaten (Zimmermann et al. 2002, 2004). Zo zouden gelachtige afzettingen op de vatwanden, zoals waargenomen in de mangrove Rhizophora mangle (Zimmermann et al. 1994), het opwaartse watertransport ondersteunen waardoor de noodzaak voor grote onderdrukgradiënten als 'motor' voor het watertransport vervalt en de kans op cavitaties verkleint. Daarnaast zouden osmotische gradiënten in gels in gesegmenteerde vaten het watertransport kunnen drijven. Indien er toch cavitaties optreden kunnen de vaten soms terug gevuld worden met water. Hoewel het exacte mechanisme van het herstel van embolismen nog onduidelijk is, wordt het floëem verondersteld hier een belangrijke rol in te spelen (Salleo 2006; Schmitz et al. 2007b, 2008). Dit zou kunnen verklaren waarom Avicennia-soorten het meest stresstolerante mangrove-genus vormen. Het hout van Avicennia is immers gekenmerkt door een opeenvolging van banden floëem en banden xyleem in tegenstelling tot de meeste bomen met slechts een dun laagje floëem langs de buitenkant van de stam. De ecologische betekenis van deze zeldzame structuur in plantenweefsels werd tot dusver echter niet benaderd. Als inleiding op de studie naar het watertransport van mangroven is er dus nood aan een review naar de ecologie van mangroven, voorkomend in hun uiterst stressvolle omgeving voor het watertransport: van wortels tot bladeren, van anatomie tot fysiologie en van ecologie tot biogeografie. Vertrekkende van deze stevige basis in de huidige kennis over het watertransport in mangroven, berust de strategie van dit project zich op het zoeken naar patronen in de anatomische en fysiologische aanpassingen van verschillende mangrovesoorten. Dit stelt ons in staat volwassen bomen te bestuderen, opgegroeid onder natuurlijke omstandigheden en in voldoende groot aantal om interne variaties in rekening te brengen. De patronen zullen gezocht worden door zowel inter- als intraspecifiek mangrovebomen te vergelijken, onderhevig aan omgevingsomstandigheden die verschillende eisen stellen aan het watertransportsysteem. In het eerste jaar worden verschillende mangrovesoorten onderling vergeleken om inzicht te verwerven in het watertransport onder droogte- en zoutstress met een hoog risico op droogtegeïnduceerde cavitatie. In het tweede jaar richten we ons tot het achterhalen van de oorzaak van de latitudinale grenzen van het mangroveareaal en de verschillen hierin voor de verschillende mangrovesoorten. In het derde jaar zullen we de regulatie van het watertransport onder vrieskou en dus verhoogd cavitatiegevaar door vorst proberen op te helderen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NELE SCHMITZ
Detachering Kim Kuypers: Drugs & driving: integrating epidemiological and experimental data on drug induced driver impairment and crash risk Universiteit Gent Abstract: Huidig onderzoek combineert epidemiologische data en experimentele data met betrekking tot rijden onder invloed en ongevalrisico. Hoofddoel is het berekenen van odd ratio?s (ongevallenrisico) bij gebruik van alcohol, drugs en medicijnen. Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Alain Verstraete
Drugs & Driving: het integreren van epidemiologische en experimentele gegevens over door drugs veroorzaakte tekortkomingen van de bestuurder en de kans op een ongeval
Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Alain Verstraete
Biocompatibiliteit van koolstof nanotubes in chronische multielectrode implantaten in het centrale zenuwstelsel van de rat. Universiteit Antwerpen Abstract: Multielectrode hersenimplantaten vertegenwoordigen een boeiende verwezenlijking van neuroengineering. Chronische toepassing wordt beperkt door de vreemd lichaam afweerreactie van hersenweefsel. Koolstof nanotubes (CNTs) zijn interessante nieuwe nanomaterialen gebruikt om een interface te vormen tussen de elektroden en de hersenen. Het doel van dit project is het verhelderen van lange-termijn weefsel reacties op CNTs-gecoate multielektroden. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Emanuele Cilia
Studie van de intracellulaire signalizatiewegen en genregulatiemechanismen in zoogdiercellen Universiteit Gent Abstract: Extracellulaire signalen worden herkend door specifieke receptoren, waarna het signaal doorgegeven wordt naar de kern. Dit resulteert in een gewijzigd genexpressiepatroon, en recent is duidelijk geworden dat veranderingen in chromatinestructuur hierbij een belangrijke rol spelen. Wij willen nu de chromatineveranderingen bestuderen ter hoogte van specifieke promotor-enhanceosomen en dit in relatie tot signalen afkomstig van de TNF-receptor of neurotransmitterreceptoren. Ook het repressieve effect van glucocorticoïden en plantaardige producetn zal bestudeerd worden. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Guy Haegeman
Effect van de verhouding van de verschillende lengtes van het Alzheimer beta peptide op de stabiliteit van de toxische oligomeren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Effect van de verhouding van de verschillende lengtes van het Alzheimer beta peptide op de stabiliteit van de toxische oligomeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT
Opstartkrediet ZAP Faculteit Wetenschappen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek in de organische synthese met focus op de ontwikkeling van niuewe synthesemethoden en de ontwikkeling van efficiënte synthesen van verbindingen met nut in de medicinale chemie en de matrialenchemie. Belangrijke onderzoeksdomeinen zijn: 1) Organometaal katalyse Alkyn transformaties Gooudkatalyse Carbeenchemie Photoredox katalyse 2) Heterocyclische synthese N-houdende (poly)cyclische heterocycli en analogen van natuurproducten met toepassingen binnen de medicinale chemie 3) Hernieuwbare chemie Synthese van bouwstenen voor gebruik in de polymeerchemie, gebruik makende van hernieuwbare grondstoffen Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Guido VERNIEST
Verbetering van de uiergezondheid en de melkkwaliteit in Vlaanderen : onderzoek naar relevante microbiotica en geassocieerde factoren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mastitis of uierontsteking bedreigt het imago van de melkveehouderij via de negatieve impact op het dierenwelzijn en het massaal gebruik van antibiotica. Dit laatste kan leiden tot resistentie van commensalen en tot de aanwezigheid van residuen in de melk. Mastitis veroorzaakt ook extra arbeid en stress bij de melkveehouders. Het blijft ook een groot economisch probleem onder andere door de ermee geassocieerde melkderving, geneesmiddelen- en dierenartskosten, acute sterfte en vervroegd opruimen van (vaak nog jonge) dieren. In Vlaanderen wordt de laatste jaren een stijgend celgetal en coligetal waargenomen met als gevolg een stijging van de beboetingen. Meer dan 40% van alle melkkoeien maken per lactatie een subklinische infectie door en 25-35% een klinische mastitis; één derde van de vaarzen kalft af met een (sub)klinische infectie. Een verschuiving in de verdeling van de mastitisverwekkers naar de coagulase negatieve stafylococcen (CNS) en de coliformen wordt vastgesteld en zou aan de basis kunnen liggen van de recente problemen. CNS worden vanouds bestempeld als milde pathogenen maar worden toch gevonden in 15% van de melkstalen van klinische gevallen wat een toegenomen virulentie suggereert. Anderzijds blijkt een chronische uierinfectie veroorzaakt door coliformen bijna onmogelijk te behandelen. Dit project beoogt aan de hand van praktijkonderzoek in combinatie met wetenschappelijk en technologisch onderzoek antwoorden te geven op de hierboven vermelde problemen die zich momenteel in de Vlaamse melkveehouderij stellen. In zijn geheel wil het project tot inzichten leiden over het potentieel van mastitispreventie via een aangepast bedrijfsmanagement, een
oordeelkundig gebruik van antibiotica en biociden en gebaseerd op de gunstige eigenschappen van commensale microbiota en/ofhun inhiberende producten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
VIB-Moleculaire genetica van Lewy Body dementies. Universiteit Antwerpen Abstract: De 'Lewy body' hersenziekten vormen een spectrum gaande van de ziekte van Alzheimer (AD) tot de ziekte van Parkinson (PD). Centraal binnen dit spectrum situeert zich dementie met Lewy bodies (DLB), de tweede meest frequente vorm van neurodegeneratieve dementie na AD. Ondanks de hoge prevalentie blijft de moleculair genetische etiologie van deze aandoening tot op heden onbekend. We identificeerden recent een nieuwe locus voor DLB op chromosoom 2q35-q36 in een Belgische autosomaal dominante DLB familie. In deze studie zullen we met behulp van 'state of the art' sequencing technologieën het causale gendefect in deze familie identificeren. Dit zal leiden tot de identificatie van het eerste DLB gen en een toegangspoort vormen tot het ontrafelen van onderliggende ziektemechanismen, niet alleen voor DLB maar ook voor overlappende hersenziekten zoals AD. Deze studie zal op lange termijn dus ook nieuwe targets en aangrijpingspunten opleveren voor diagnostiek en therapie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns
Mechanistische ondersteuning van commerciële gezondheidsclaims: implementatie van een colonspecifiek metagenoomanalysekader in dieetinterventiestudie met pré- en probiotica (Type 3)- Onderzoeksmandaat Dhr. Gwen FALONY. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel van dit project is het ontwikkelen van een specifiek op het menselijk colon gericht metagenoomanalysekader dat toelaat verschuivingen binnen de colonmicrobiota - niet enkel aangaande microbiële diversiteit, maar tevens wat betreft metabolisch potentieel - op te volgen gedurende dieetinterventiestudies met functionele levensmiddeleningrediënten. Het project bevat 5 doelstellingen: - De ontwikkeling van een colonspecifieke metabolisch model dat zowel sacharolytische als proteolytische colonfermantatieprocessen in kaart brengt. - De ontwikkeling van een funtioneel metagenoomanalysekader door het koppelen van het metabolisch model aan een metagenoomanalysepijplijn. - De validatie van het ontwikkelde functioneel metagenoomanalysekader gebruik makend van metagenomen verkregen uit zowel publieke databanken als verscheidene internationale onderzoeksprojecten waarbij de onderzoeksgroep Bio-informatica en (Eco-)Systeembiologie nauw betrokken is. - De implementatie van het gevalideerde functioneel metagenoomanalysekader in dieetinterventiestudies gericht op het effect van de consumptie van probiotica op gezonde vrijwilligers en individuen die lijden aan Irritable Bowel Syndrome, constipatie of obesitas. - De identificatie van moleculaire metagenoombiomerkers voor welzijnsparameters die een objectieve evaluatie van het gastheerwelzijn toelaten. Het project zal resulteren in 3 concrete verwezenlijkingen: - De ontwikkeling van een publiekelijk te consulteren, webgebaseerde, grafische gebruikersinterface van het colonspecifiek, dynamische metabolisch model van microbiële fermentatieprocessen. - De ontwikkeling van een modulaire uitbreiding van bestaande metagenoomanalysepijplijnen, specifiek gericht op het monitoren van verschuivingen in metabolische activiteit en/of speciessamenstelling binnen de colonmicrobiota. - De identificatie van objectieve, moleculaire, metagenoomgebaseerde biomerkers gecorreleerd met gastheerwelzijn. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES
Afwerkmandaat (3 maanden): Investigation of the neuroprotective effect of hypothermia in the endotheline-1 rat model for transient focal cerebral ischemia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Afwerkmandaat 3 maanden Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • YVETTE MICHOTTE
Molecules in confined spaces: adsorption, diffusion and reaction Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching BNTW-WE: Scheiding van binaire mengsels op metaal-organische roosters. De doelstellingen van het project zijn om het potentieel van MOFs in scheiding van binaire mengsels (gas, vloeistof) aan te tonen door het opsporen van combinaties van {MOF+ binair mengsel} die resulteren in hoge scheidingsfactoren. In geselecteerde gevallen, zullen we de interactie volgen tussen het MOF-oppervlak en de adsorbaten (zuiver of als binair mengsel) door spectroscopische of diffractiemethodes. Hierbij zullen we relaties opstellen tussen de adsorptievoorkeur van MOFs en hun fysicochemische karakteristieken, bv.: de grootte en vorm van poriën en kooien, de functionaliteit van de poriewanden: aromatische of alifatische groepen, -OH groepen, andere functionele groepen en de oen coördinatiesites op metaalinonen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JOERI DENAYER
Magnetische Resonantie in de materiaal-, chemische en biomedische wetenschappen. Universiteit Antwerpen Abstract: Deze WOG groepeert verschillende Vlaamse magnetische resonantie specialisten uit verschillende disciplines (fysica, scheikunde, biomedische wetenschappen, ... ). Magnetische resonantie is een breed onderzoeksgebied, zowel wat de technieken betreft (NMR, MRI, EPR) als wat de toepassingen betreft. Deze diversiteit is ook terug te vinden binnen de WOG en samen met de geassocieerde (Waalse en internationale)
onderzoeksgroepen streeft de WOG naar sterke samenwerkingsverbanden waarbij ook de toegankelijkheid tot de NMR, MRI en EPR faciliteiten binnen het netwerk verhoogd worden en de complementariteit van deze faciliteiten ten volste gebruikt kan worden. Verder wil de WOG door het organiseren van jaarlijkse symposia jonge wetenschappers in het vakgebied een platform bieden om hun onderzoek voor te stellen. In dit kader wordt ook actieve deelname van de leden aan Europese activiteiten ondersteund. Organisaties: • Biofysica en Biomedische Fysica
Onderzoekers: • Sabine Van Doorslaer
Het putatieve effect van cortistatine en neuropeptiden van de CRF-familie op interacties tussen visceraal afferente zenuwbanen, mestcellen en dendritische cellen tijdens intestinale imflammatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is na te gaan (1) of naast UCN1 en CST, ook SRF, UCN2 en UCN3 anti-inflammatoire effecten hebben op intestinale inflammatie; (2) wat enerzijds het effect is van deze neuropeptiden op de neuro-immuuninteractie tijdens inflammatie, en anderzijds het belang van dit effect in de therapeutische werking van deze neuropeptiden; en (3) welke receptoren hierbij effectief betrokken zijn. Organisaties: • Laboratorium voor celbiologie en histologie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Luc Van Nassauw
Studie naar de rol van autofagie in atherosclerose. Universiteit Antwerpen Abstract: Intensief onderzoek in het Laboratorium Farmacologie heeft uitgewezen dat autofagie ook optreedt in vergevorderde onstabiele plaques. Ondanks de toenemende kennis over autofagie, blijft de betekenis ervan in atherosclerose onduidelijk. In dit project zullen we dan ook in detail het belang van celspecifieke autofagie (macrofaag of gladde spiercellen) voor plaquestabiliteit bestuderen in een muizenmodel voor atherosclerose. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Dorien Schrijvers
Identificatie en karakterisatie van nieuwe causale genen en risicofactoren voor 'Lewy body' hersenziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: De Lewy body hersenziekten (LBD) vormen een klinisch en pathologisch spectrum gaande van de ziekte van Alzheimer (AD) over Lewy body dementie (DLB) tot de ziekte van Parkinson (PD). Ondanks de relatief hoge prevalentie van LBD, blijft de genetische etiologie van deze neurodegeneratieve hersenziekten grotendeels onverklaard. Het ontrafelen van de genetische factoren betrokken in complexe aandoeningen is een van de belangrijkste uitdagingen in het domein van de moderne menselijke genetica. Met dit onderzoeksproject willen we een significante bijdrage leveren aan het onderzoek naar LB geassocieerde neurodegeneratie door gebruik te maken van state-of-the-art moleculair genetische en functioneel genomische technologieën. De identificatie van nieuwe causale genen (familie-gebaseerd) en genetische risicofactoren (populatiegebaseerd), alsook de verkenning van het mutatiespectrum van gekende LBD geassocieerde genen in een gedetailleerd gefenotypeerde patiëntenpopulatie, zal ons een beter inzicht verschaffen in de moleculair genetische etiologie van LBD. Bovendien zal een grondigere kennis van de onderliggende oorzaken van LBD een grote stap voorwaarts zijn in de ontwikkeling van doeltreffende behandelingen en/of preventieve maatregelen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven • Bram Meeus
VIB-Identificatie van nieuwe FTLD-TDP genen door moleculaire genomische analyse van een 9p-gekoppelde FTLD-TDP familie. Universiteit Antwerpen Abstract: Frontotemporale kwab degeneratie (FTLD) is een ernstige neurodegeneratieve hersenziekte met een gelijkaardige prevalentie als de ziekte van Alzheimer in patiënten met een vroege aanvang van de ziekte. Een therapie is echte nog niet beschikbaar. Klinische kenmerken van FTLD gaan dikwijls gepaard met symptomen van amyotrofe lateraal sclerose (ALS). Pathologisch vertonen de meeste patiënten TDP-43-positieve inclusies in de hersenen (FTLD-TDP). Genetische factoren spelen een essentiële rol in the etiologie van de ziekte aangezien mutaties geïdentificeerd werden in verschillende sleutelgenen MAPT, GRN, VCP en CHMP2B en koppeling gevonden werd met een regio op chromosoom 9p13-p21 in verschillende FTLD-ALS families wereldwijd. FTLD-TDP neuropathologie werd beschreven in GRN en VCP mutatie dragers en in 9p13-p21 gekoppelde families. Daarom zijn deze genen waarschijnlijk betrokken in gemeenschappelijke ziektemechanismen. Verder worden niet alle patiënten met TDP-43 inclusies verklaard door mutaties in één van de gekende genen wat er op wijst dat er nog andere ongekende genen moeten betrokken zijn in de pathway(s) die tot TDP-43 pathologie leiden. Het doel van dit project is om een nieuw FTLD-TDP gen te identificeren als een belangrijke factor van de FTLD-TDP pathway(s). Dit zal bekomen worden via de identificatie van het genetisch defect in een FTLD-ALS familie met FTLD-TDP pathologie, gekoppeld met de gekende FTLD-ALS locus op chromosoom 9p, door middel van een moleculair genomische aanpak. Dit onderzoek zal sterk bijdragen tot de opheldering van biologische processen en ziektemechanismen betrokken in FTLD, ALS en aanverwante neurodegeneratieve aandoeningen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Ilse Anne-Maria Leo Gijselinck
Karakterisering van nieuwe muismodellen voor frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) en amyotrofe laterale sclerose (ALS). Universiteit Antwerpen Abstract: Recent werden geubiquitineerde en N-terminaal getrunceerde vormen van het TAR DNA-bindend eiwit (TDP-43) geïdentificeerd als voornaamste eiwitcomponent van nucleaire en cytoplasmatische inclusies bij patiënten met frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) en amyotrofe laterale sclerose (ALS). Tot nu toe zijn haast alle gekende TDP-43 mutaties geïdentificeerd in patiënten met sporadische en familiale vormen van ALS. Daarnaast veroorzaken mutaties in het valosine bevattend eiwit (VCP) en progranuline (GRN) gen eveneens FTLD, waarbij pathologisch ook TDP-43 positieve inclusies worden aangetroffen. Onze onderzoeksgroep heeft al een aantal transgene muismodellen ontwikkeld voor deze genen om onderzoek te kunnen voeren naar de onderliggende mechanismen van neurodegeneratie of TDP-43 opstapeling bij deze patiënten. De
specifieke doelstellingen van dit project bestaan uit de karakterisering van mutant mens TDP-43 (M337V) en mutant mens VCP (R159H) overexpressie muizen als een potentieel FTLD en/of ALS model. Deze muizen zullen zowel op het vlak van gedrag, biochemie en neuropathologie geanalyseerd worden om na te gaan of ze voornamelijk in corticale en/of ruggenmerg motorneuronen neuronaal verlies vertonen en of ze beweging, cognitieve of andere gedragstoornissen ontwikkelen die ernstiger zijn dan bijwt-hTDP-43 of wt-hVCP muizen respectievelijk. Tenslotte zal ook een progranuline knock-out (Grn-/-) x wt-hTDP-43 overexpressie muismodel ontwikkeld worden om de relevantie van Grn verlies te begrijpen t.o.v. een gehumaniseerde TDP-43 achtergrond. Deze muizen kunnen dienen als belangrijk ziektemodel voor FTLD of ALS. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Jonathan Janssens
Alternatieve Steroid Profiling deel II Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Peter Van Eenoo
Karkasclassificatie 2011 Universiteit Gent Abstract: Sommige slachthuizen zijn verplicht de karkassen van de geslachte runderen die ten minste 8 maanden oud zijn in te delen volgens een indelingsschema dat vastgesteld is door de Europese Unie. Erkende classificeerders voeren de indeling uit. Het slachthuis moet aan de leverancier van de geslachte runderen alle informatie over de indeling en weging bezorgen. De producent van de geslachte runderen kan alle informatie van zijn geslachte runderen krijgen via de website van de vzw IVB. Het departement Landbouw en Visserij controleert de toepassing van de wetgeving en wordt hierin bijgestaan door de vzw Interprofessionele Vereniging voor het Belgisch Vlees (IVB) en de cel Begeleiding Karkasclassificatie (CBKc) van de Universiteit Gent. - De vorming en evaluatie van de classificeerders/indelingsverantwoordelijken - De uitvoering van de certificeringsproef en analyse van de resultaten - Adviesverlening aan het slachthuis Organisaties: • Vakgroep Dierlijke productie
Onderzoekers: • Stefaan De Smet
Differentiatie van stamcellen en embryo's. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 2010 Matching project: Antero-posterieure patroonvorming door signalisatie factoren in een muis model van de gastrulatie. Gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten en onze vergaarde kennis door studies in andere organismen stellen we voor dat Nodal een bonafide morfogen is in de muisgastrula dat ontstaat in de anterieure primitieve streep en ageert als een gradiënt om verschillende soorten mesoderm te induceren langsheen de antero-posterieure as. We stellen ook voor dat de antero-posterieure patroonvorming van het embryo vastgesteld is door de gecoördineerde actie van Bmp4 en Nodal met een rol van FGF signalen in de epithelial-mesenchymal transitie. Dit model is gebaseerd op onze gepubliceerde resultaten met ES. Ons eerste doel is nieuwe genen identificeren die betrokken zijn in deze A/P patroonvorming en in de inductie van de verschillende celtypes tijdens gastrulatie. Ten tweede, zullen we de rol van deze genen functioneel bestuderen door het gebruik van cDNA overuitdrukking of siRNA aanpakken om ze te op-en onderreguleren tijdens de ES differentiatie. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Aquatische en moleculaire plantenecologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: geen NL abstract Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Hazard assessment of genotoxicants. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project is een matching fund op verscheidene nationale en internationale projecten van het laboratorium voor Cellulaire Genetica en is gericht op het ontrafelen van de genetische veranderingen die leiden tot mutagenese/carcinogenese. De variaties in genotype en fenotype, celdelingspathways, celdood en genetische veranderingen relevant voor de toename aan kanker bij de mens worden bestudeerd. Genotoxiciteitstests laten toe de inductie van DNA schade, genmutaties, en structurele en numerieke aberraties te bestuderen. De genotoxiciteitstesten en genotypering die uitgevoerd worden in het laboratorium worden gebruikt om de werkingsmechanismen van mutagenen/carcinogenen te bestuderen (e.g. indirecte mechanismen van genotoxiciteit door verstoring van de spoelfiguur proteïnen, DNA-repair enzymen en cellulair transport), om predictive biomerkers van humane genetische susceptibiliteit te ontwikkelen door combinatie met genotypering en geïntegreerde fenotypering, voor de identificatie van mogelijk gevoeligere sub-populaties (e.g. kinderen) , en voor risicobepaling van omgevings/beroepsblootstelling aan nieuw ontwikkelde stoffen/materialen (e.g. nanopartiekels). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers:
• MICHELINE VOLDERS
Watertransport in mangrovebomen: de plasticiteit van de hydraulische architectuur, zijn ecologische en functionele betekenis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Watertransport is bepalend en beperkend voor het plantenleven op Aarde. Toch blijven er onopgeloste fundamentele vragen: Wat is de motor van het watertransport? Hoe gebeurt de regulatie van het watertransport om luchtbelblokkades door droogte of vorst te beperken en te hervullen? Liggen de vorst-geïnduceerde luchtbelblokkades aan de basis van de areaalgrenzen van mangroven? Momenteel zijn er verschillende hypotheses die op deze vragen antwoord proberen te geven. Naast onderdrukgradiënten zouden gelachtige substanties de watertoevoer ondersteunen en zo de kans op de vorming van luchtbellen verkleinen. Bovendien zouden gelachtige substanties langs vatwanden en poriën in stippelmembranen bijdragen aan de regulatie van de watergeleiding door (ont)zwellen als reactie op fluctuaties in de ionensamenstelling en/of concentratie. Ook floëem wordt gesuggereerd een belangrijke rol te spelen in het heropvullen van met lucht gevulde vaten. Om deze hypotheses te testen, zijn mangroven een aangewezen model doordat hun watertransportsysteem permanent blootgesteld staat aan hoge eisen en ze duidelijke areaalgrenzen hebben zowel latitudinaal als aan de grens kust-land. Door een combinatie van houtanatomie en fysiologie zal er getracht worden inzicht te verwerven in (1) de functionele betekenis voor het watertransport van gels in vaten en stippelmembranen en van floëemweefsel en (2) de anatomische en fysiologische achtergrond van de areaalgrenzen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Moleculaire plantenfysiologie en biotechnologie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching FWO project: Meiotische restitutie in microsporen van hogere planten. De vorming van haploïde (n) mannelijke gameten bij bloeiende planten volgt een goed gedefinieerd ontwikkelingspatroon waarbij een twee- of driecellig pollen wordt gevormd. De meïose of reductiedeling zorgt voor de vorming van een haploïde cel die tijdens de microgametogenese verder mitotisch deelt waarbij een vegetatie cel ontstaat die twee spermacellen insluit. Afwijkingen van de meïotische reductiedeling, waarbij het chromosomen aantal behouden blijft (2n), liggen aan de basis van natuurlijke polypliïdisatie en dragen bij tot de evolutie van plantengenomen. Ook voor de veredeling van gewassen zal de mogelijkheid om ongereduceerde (2n) gameten te bekomen zeer interessant zijn. Welke genen verantwoordelijk zijn voor de reductie van het chromosomenaatal tijdens meïose is echter grotendeels onbekend. Het onderhavige project heeft als doel genetische elementen uit Petunia en Arabidopsis te identificeren die door mutatie of misexpressie aanleiding geven tot de vorming van gameten die een chromosomen aantal bevatten dat gelijk is aan dat van somatische cellen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Genetische basis van fenotypische tolerantie in Pseudomonas aeruginosa. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Pseudomonas aeruginosa is een pathogeen van de mens waarbij multidrug-resistente stammen in toenemende mate verantwoordelijk zijn voor nosocomiale infecties (20). De bacterie veroorzaakt sepsis bij brandwonden, catheder- en urinewegen-infecties, pneumonia en chronische longontstekingen in personen die lijden aan cystische fibrosis (CF) (24). P. aeruginosa bezit een brede metabolische diversiteit die zich onder meer weerspiegelt in de vele soorten gastheren die de pathogeen kan infecteren. Het infectiegevaar in ziekenhuizen schuiilt ondermeer in de mogelijkheid tot vorming van biofilmen in medische toestellen zoals katheders en mechanische ventilatietoestellen of bij infecties in de longen van CF patiënten. In dit projectvoorstel wensen we determinanten verantwoordelijk voor fenotypische tolerantie van P. aeruginosa in de aanwezigheid van verschillende klassen van antibiotica te identificeren en karakteriseren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PIERRE CORNELIS
Interactie van Escherichia coli fimbriae met de koolhydraatreceptoren van bigenterocyten en het fimbriae-specifiek micosaal immuunantwoord. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Gram-negatieve micor-organismen, zoals Escherichia coli, bezitten een variëteit aan adhesieve organellen (pili of fimbriae) met verschillende suikerbinding-specificiteiten, die de bacteriën toelaten aan te hechten aan verschillende oppervlakten. Pathogene E. coli stammen die F4, F5, F6, F17 of F41 fimbriae op hun oppervlak uitdrukken kunnen de dunne darm van zogende biggen koloniseren, terwijl expressie van zowel F4 als F18 de kolonisatie toelaat van de dunne darm van gespeende biggen. Wanneer de pathogene E. coli een enterotoxine (enterotoxigene E. coli of ETEC) procduceert resulteert dit in neonatale- of speendiarree; indien de pathogene E.coli een shigatoxine (shiga-producerende E.coli of STEC) produceert, resulteert dit in slingerziekte. Voor de meeste hierboven vermelde fimbriae zijn de suikerreceptoren niet gekend. Het is de bedoeling deze fimbriële receptoren, aanwezig op glycoproteïnen of glycolipiden van de dunne darm van biggen, te identificeren en hun moleculaire interactie met fimbriële adhesinen te bestuderen. Zuivere en actieve adhesines van F4, F5, F17 en F18 zijn reeds voor handen en kunnen dus gebruikt worden voor het opvissen van de suikers. Deze suikers werden bekomen uit glycaanmengsels na behandeling van glycolipiden geïsoleerd uit de dunnen darm van biggen. Van de opgeviste adhesine-bindende suikers zullen de complete sequentie (s) en glycosidische binding(en) bepaald worden. De moleculaire interacties zullen bestudeerd worden aan de hand van kristalstructuren van proteïne-koolhydraat complexen en in vitro bindingsexperimenten. We willen alzo een dieper inzicht krijgen in de adhesiemechanismen tussen specifieke suikermoleculen en welbepaalde fimbriële adhesinen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • HENRI DE GREVE
Food fermentation processes: ecosystem analysis
Vrije Universiteit Brussel Abstract: De alliantieonderzoeksgroep heeft tot doel nieuwe, onontgonnen gefermenteerde levensmiddelenecosystemen te ontrafelen met het oog op: Screening naar en isolatie en classificatie/identificatie van food-grade micro-organismen, alsook de beschrijving van nieuwe taxa (melkzuurbacteriën, azijnzuurbacteriën, stafylococcen, bacillen, gisten, ...). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Studie van het kristallisatieproces van biologische macromoleculen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching Funds: De invloed van massa transport en groeiprocessen op de perfectie van een kristal van een biologisch macromolecuul. Alle processen in de cel gebeuren via macromoleculaire netwerken. Om de werking van deze netwerken te begrijpen is het belangrijk over structurele informatie te beschikken. De structuren van biologische macromoleculen worden heden ten dage in hoofdzaak bepaald via W-straal diffractie technieken. Voor het gebruik van deze techniek is het bekomen van een goed diffracterend kristal de bottleneck. In dit project willen we bijdragen tot een beter begrip van de fundamentele processen die de nucleatie en de kristalgroei bestuderen en in het bijzonder hun effect op de kristalkwaliteit. Het project omvat studies in micrograviteit (International Space Station: Protein Crystallisation Dagnostic Facility mission), experimentele studies in ons laboratorium en theoretische studies. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DOMINIQUE MAES
Afrikaanse trypanosomiase: diagnose, behandeling en analyse van inflammatorische complicaties Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching Fund: NANOTRYP: exploitatie van Nanobodies in de ontwikkeling van nieuw diagnostica en behandelingsmethodes voor trypanosomiase (EU-FP7) Voor de efficiënte bestrijding van Afrikaanse trypanosomiase zijn dringend nieuwe diagnostica en behandelingsmethodes nodig. Vandaag de dag is diagnose gebaseerd op detectie van parasieten met een microscoop, of door middel van een agglutinatie test die kruisreagerende antilichaam/antigen interacties detecteert. Nanobodies werden voor het eerst aan de VUB aangemaakt en zijn kleine recombinante eiwitfragmenten, oorspronkelijk afkomstig van de zware keten van kameel antilichamen. Deze moleculen kunnen gebruikt worden om op een zeer specifieke manier andere eiwitten te binden of detecteren. Deze eigenschappen willen we in het NANOTRYP project gebruiken. Het is de bedoeling een grote bibliotheek van Nanobies aan te maken gericht tegen de 4 belangrijk Afrikaanse trypanosoom species i.e. T. brucei, T. congolense, T. evansi en T. vivax. Vervolgens zullen deze Nanobodies gebruikt worden voor het ontwikkeling van (i) een fluorescente detectie assay voor trypanosomen, (ii) een dip-stick assay voor trypanosomiasis en (III) een pick-pan assay waarbij een combinatie van magnetische beads en Nanobodies gebruikt zouden worden om trypanosomen uit geïnfecteerd bloed te concentreren. De andere partners in hte project zouden Nanobodies gebruiken voor specifieke drug-targeting, en zijn betrokken bij het testen van Nanobodies in veldcondities, zowel voor diagnose als behandeling. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Structuur-functie relatie van eiwitten Vrije Universiteit Brussel Abstract: geen abstract beschikbaar Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
3D4 Health: Protection structures for health: Structural biology of therapeutic membrane proteins as a tarting point for effective rational drug design Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met 3D4Health wensen we nieuwe werktuigen te genereren om de structurele en functionele eigenschappen van therapeutische membraaneiwitten te bestuderen. Hiertoe zullen we collecties van Nanobodies, (enkel domein antilichaamfragmenten van kameelachtigen) genereren tegen GPCR's en MDR'sd (G-Protein Coupled Receptors en Multidrug Resistance proteins). De agonstische/antagonistische werking van deze nanobodies tegen GPCR's, of hun capaciteit om MDR's te blokkeren zal nagegaan worden. De Nanobodies zullen ontwikkeld worden als nieuwe werktuigen om deze membraaneiwitten te zuiveren en als kristallisatie werktuig. De structuurbepaling van deze moeillijk toegankelijke GPCR's en MDR's moet toelaten nieuwe patentaanvragen in te dienen waarin tevens de door rationeel drug design technieken vooropgestelde therapeutische drugs beschermd worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS
Nanobodies as chaperones to study Biomedical Targets Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching project: Nucleoside hydrolasen: van recycling enzymen tot generische prodrug targets. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Structuur/functie analyse van tRNA modificerende enzymen en enzymcomplexen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Posttranscriptionele modificaties van tRNA moleculen komen frequent voor en spelen een belangrijke rol in de herkenning van het juiste codon, de stabilisatie van de codon-anticodon wobblbasenparing en de correcte aminoacylatie van het tRNA. Het voorgestelde project heeft tot doel om inzicht te verwerven in de structuur en het katalytisch mechanisme van tRNA modificerende enzymsystemen van zowel eukaryote als prokaryote oorsprong. Aangezien deficiënties in de genen coderende voor een aantal van deze enzymsystemen van zowel eukaryote als prokaryote oorsprong. Aangezien deficiënties in de genen coderende voor een aantal van deze enzymsystemen leiden tot verscheidene (veelal neurologische) aandoeningen, zal dit onderzoek bovendien een beter begrip in de moleculaire basis van deze ziekte verschaffen. Binnen het kader van dit project zal onderzoek verricht worden naar drie verschillende (klassen van) tRNA modificerende enzymsystemen: (1) de MnmE /GidA gekatalyseerde wobble modificaties; (2) het Elongator complex en zijn rol in tRNA wobble modificatie; en (3) tRNA methylatie door SAMafhankelijke methyltransferases van de SPOUT familie. Om deze multi-subeenheid systemen en hun interacties met de tRNA substraten te onderzoeken zal een geïntegreerde strategie gevolgd worden, bestaande uit X-straal kristallografie, enzymkinetiek en verschillende biofysische methoden om de proteïne-proteïne en proteïne-nucleinezuurinteracties te bestuderen (fluorescentie spectroscopie, ITC, SPR). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Wim VERSEES
Food fermentation processes: (meta)genomics and microarray analysis Vrije Universiteit Brussel Abstract: Matching Fund: De invloed van micrograviteit op cellulaire adhesie, biofilmvorming en invasieve groei in de modeleukaryoot Saccharomyces cerevisiae. De invloed van micrograviteit op "Flo processen", cel-oppervlakte-interactie op vaste media (biofilmvorming en invasieve groei) en cel-celinteracties in vloeibare media, in Saccharomyces cerevisiae zal onderzocht worden. De globale doelstelling is om een gedetailleerd inzicht te bekomen in het belang van graviteit en en schuifspanning op de vorming van georganiseerde celstructuren, zoals gistvlokken, biofilmen en filamenten die van belang zijn in zowel het fundamenteel onderzoek als de industrie en in de geneekunde. De specifieke doelstellingen van het project zijn: de invloed van micrograviteit op (i) cel-cel-interactie (flokkulatie), (2) biofilmvorming, (3) invasieve groei van S. cerevisiae en (4) Floprocessen (systeembiologisch niveau). Microgrraviteitsexperimenten zullen vergeleken worden met 1g-graviteitsexperimenten zodat het effect van graviteit op cellulaire bindingsmechanismen kan bestudeerd worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • RONNIE WILLAERT
Ontwikkeling van een positiespecifiek herkenningsprofiel voor moleculaire chaperones. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eiwitten bestaan uit aminozuren die verschillende interacties met elkaar aan kunnen gaan, daardoor ontstaat er een driedimensionele structuur. Ieder eiwit heeft een specifieke structuur om zijn functie uit te oefenen. Het gebeurt echter vaak dat de aminozuren niet de juiste interacties aangaan waardoor het eiwit onjuist gevouwen wordt. Deze onjuist gevouwen eiwitten kunnen geen functie uitoefenen en kunnen schadelijke aggregaten vormen. Om eiwitten tijdens de vouwing te begeleiden en om slecht gevouwen eiwitten te hervouwen zijn zowel pro- als eukaryoten uitgerust met chaperonne-eiwitten. Vooral in een te warm milieu kunnen eiwitten onjuist vouwen en wordt de productie van chaperonnes door de cel verhoogd. Daarom zijn de meeste chaperonne-eiwitten ook heat shock proteins. Ondanks de activiteit van de chaperonnes zal slechts 20% van de nieuw gevormde aminozuurketens zijn juiste vouwing krijgen en als eiwit gaan werken. Chaperonne-eiwitten assisteren ook bij de assemblage van nucleosomen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Nico VAN NULAND
Opstartkrediet ZAP Faculteit Wetenschappen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Opstartkrediet ZAP Faculteit Wetenschappen Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Marc KOCHZIUS
De lever progenitorcelniche in experimentele condities en in humane leverziekte. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Adulte somatische progenitorcellen (ASPCs) in de lever behouden, op zijn minst gedeeltelijk, hun embryonale plasticiteit. Een aantal van deze cellen zijn van endodermale oorsprong. Deze cellen zijn bipotentieel : ze kunnen differentiëren tot hepatocyten of tot galwegepitheelcellen. Andere cellen zijn van mesodermale oorsprong en kunnen differentiëren tot stellaatcellen en mogelijks ook tot sinusoïdale endotheelcellen met fenestrae. In welke mate de endodermale en mesenchymale celcompartimenten strict gescheiden zijn, en of transdifferentiatie mogelijk is, is een belangrijke vraag die we in dit project willen beantwoorden. De ASPCs staan in nauw contact met de zogenaamde 'transit amplifying cells' (TACs) (ovale cellen, kleine hepatocyt-achtige cellen, voorbestemde mesenchymale cellen), niet-stamniche cellen (mogelijks periductulaire fibroblasten en stellaatcellen), parasympathische zenuwuiteinden en met de extracellulaire matrix. Deze intacte micro-omgeving inhibeert proliferatie en differentiatie van ASPCs. Veranderingen in deze micro-omgeving zullen deze inhibitie opheffen. Naast recrutering van levercellen uit lokale niches, zullen we ook onderzoeken of bepaalde progenitorcellen afkomstig zijn van bronnen buiten de lever, en indien dit het geval is, of deze cellen zich nestelen in de lever en tot welke cellen ze zullen differentiëren. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Vlaams interuniversitair project voor structuurstudie van harde en zachte gecondenseerde materie met behulp van synchrotronstraling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: structuurstudie van harde en zachte gecondenseerde materie met behulp van synchrotronstraling. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Faag-gecodeerde endolysines als nieuw bestrijdingsmiddel tegen methicilline resitente staphylococcu aureus bij varkens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Faag-gecodeerde endolysines als nieuw bestrijdingsmiddel tegen methicilline resitente staphylococcu aureus bij varkens. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS
Fysiologie en regulatie van de lysine/arginine biosynthese bij het hyperthermoacidofiel crenarchaeon Sulfolobus solfataricus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Lysine wordt op twee manieren gesynthetiseerd: (i) via de diaminopimelaat pathway die gebruikt wordt door de meeste bacteriën en planten, (ii) via de alpha-aminoadipaat weg (AAA) die voorkomt bij schimmels en gisten. Bij de thermofiele bacterie Thermus thermophilus werd een variante van de AAA pathway ontdekt waarbij de omzetting van AAA tot lysine totaal verschillend is maar gelijkaardig verloopt aan de omzetting van glurtamaat tot ornithine in de arginine biosynthese. Een gelijkaardige pathway zou op basis van in silico studies ook kunnen voorkomen in de hyperthermoacidofiele crenarchaeoot Sulfolobus solfataricus, waar deze enzymen een dubbele rol zouden kunnen uitoefenen in de biosynthese van arginine en van lysine, dit in tegenstelling tot Themus, waar de beide patways naast mekaar bestaan. Om uit te maken hoe de biosynthese van deze aminozuren verloopt in S. solfataricus zullen knock-out mutanten van S. solfataricus gebouwd worden, genen zullen geamplificeerd worden, tot overexpressie gebracht in E. coli en de gezuiverde recombinante eiwitten gekarakteriseerd. Verder zal de LysM-afhankelijke genexpressie verder bestudeerd worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
In vivo studie van transcriptieregulatie in hyperthermoacidofiele archaea behorende tot het genus ulfolobus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In vivo studie van transcriptieregulatie in hyperthermoacidofiele archaea behorende tot het genus ulfolobus. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Eveline PEETERS
Productie van geconjugeerde vetzuren in melk door een gerichte selectie van starterculturen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent gaat veel aandacht naar de gezondheidsvoordelen van geconjugeerde vetzuren (CFA), in het bijzonder de geconjugeerde linolzuren (CLA). CLA-isomeren komen van nature vooral voor in weefsels en producten van herkauwers, wat ondermeer te wijten is aan de specifieke biohydrogenatie en enzymactiviteiten van de pensbacteriën (isomerasen). Via een gerichte diervoeding kan het pensmetabolisme gestuurd worden naar een verhoogd CLA-gehalte in de melk. Ook zouden een aantal melkzuur-, bifido- en propionzuurbacteriën over linolzuurisomeraseactiviteit beschikken. Als alternatief voor de interventies via de diervoeding zou bacteriële vorming van CLA in melk na de winning (via geschikte microbiële isomerase/desaturase-activiteiten) zeer interessant kunnen zijn. Indien deze aanpak succesvol blijkt kan in de toekomst industrieel gebruik van deze bacteriën als starterculturen voor de zuivelindustrie beoogd worden. In dit project zullen daarom een aantal computergecontroleerde in vitro fermentaties uitgevoerd worden met micro-organismen die in staat zijn dergelijke geconjugeerde vetzuren te produceren. De productiekinetiek van de vetzuurgeneratie zal bestudeerd worden in functie van de bacteriële populatiegroei en de omgevingscondities in gecontroleerde fermentaties gebruik makend van geschikte melkzuurbacteriën. Een beter begrip van de productiekinetiek zal toelaten om dergelijke bacteriën in te zetten in industriële fermentatieprocessen in de zuivelsector, wat de bereiding en commercialistie van nieuwe producten met gezondheidsbevorderende eigenschappen zal mogelijk maken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • FREDERIC LEROY
Sleutelrol van de odorant-bindende eiwitten in de communicatie en het sociaal gedrag van hommels (Bombus Terrestris) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sociale insecten hebben een complex communicatiesysteem dat van cruciaal belang is voor de interacties tussen de insecten onderling en ook met de omgeving (bv. insect-plant). Inderdaad, voor deze optimale werking tussen soortgenoten/leden van de kolonie, en ook voor het vinden van voedsel (foerageren en bestuiven van planten), beschikken ze over een goed ontwikkeld geursysteem (olfactie). De chemische geurstoffen of semiochemicals worden opgedeeld in feromonen, kairomonen, allomonen en synomonen, en voor hun perceptie beschikt het insect over een groot aantal verschillende odorant-bindende eiwitten (OBPs) die talrijk aanwezig zijn in de vele chemosensilla verspreid over het lichaam (exoskelet) van het insect. Het doel van dit multidisciplinair onderzoeksproject is inzicht te verwerven in de regulatie van olfactie en de sleutelrol die ze speelt in de communicatie en het sociale gedrag van de hommel Bombus terrestris. Hiervoor zal er in een eerste fase getracht worden de OBPs van hommels te karakteriseren waarna hun rol in de verschillende levenstadia en de kolonie onderzocht zal worden. Vervolgens zullen ook de rol en impact (biosensing) van verschillende natuurlijke liganden (semiochemicals) en van pesticiden en millieucontaminanten/polluenten worden onderzocht. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Guy SMAGGHE
Onderzoek naar de relatie tussen pakkingskwaliteit en gradient-piekcapaciteit van gepakte en monolitische kolommen voor vloeistofchromatografie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Om aan de vraag naar scheidingen van meer complexe mengsels te kunnen beantwoorden, vormen capillaire kolommen een mogelijk antwoord. Voor complexe scheidingen kan niet meer gewerkt worden onder isocratische condities, maar zal op de samenstelling van het solvent een gradiënt in de tijd worden opgelegd. Het opzet is om een gedetailleerde studie te maken van het effect van de pakkingstructuur die verschillend zal zijn ten opzichte van normal-bore kolommen, op de piekcapaciteit onder gradiënt-elutie-condities van capillaire kolommen. Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • Jeroen BILLEN
Kosten ikv ICP Master of Human Ecology and Master of Advanced Studies in Human Ecology (2010-2011) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Kosten ikv ICP Master of Human Ecology and Master of Advanced Studies in Human Ecology (2010-2011) Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Diversificatie van huidpeptiden tijdens een evolutieve radiatie van amfibieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Recent moleculair-fylogenetisch onderzoek van onze onderzoeksgroep heeft aangetoond dat de huidige diversiteit aan amfibieën (kikkers, salamanders en wormsalamanders) het resultaat is van een reeks van "explosieve" evolutieve radiaties die samenvielen met invloedrijke geologische en ecologische veranderingen in de geschiedenis van de aarde. Bovendien heeft de parallelle radiatie van voorouderlijke lijnen herhaaldelijk geleid tot het onafhankelijk onstaan van zeer gelijkaardige ecomorfen. Deze resultaten doen vragen rijzen over de rol die zowel natuurlijke als seksuele selectie-mechanismen hebben gespeeld in het verloop van deze radiaties. Technieken voor peptidoomanalyses maken het mogelijk om alle peptiden in een biologisch staal te identificeren zonder elk peptide eerst op te zuiveren. Deze technieken kunnen gebruikt worden om het peptidoom van huidklieren van verschillende amfibieën te vergelijken. Door een integratie van ecologische, biochemische en fylogenetische analyses beogen we de volgende objectieven: 1) Identificatie en karakterisatie van nieuwe antimicrobiële- en feromoonpeptiden geproduceerd door de huidklieren bij een grote fylogenetische diversiteit aan amfibieën. 2) Bepalen van het relatief belang van verschillende genetische mechanismen die aan de basis liggen van de antimicrobiële- en feromoonpeptide diversiteit (bvb. rekrutering van genen met andere functies, zoals feromonen gerecruteerd uit antimicrobiele peptiden en vice versa, tandem duplicaties, genconversies, ...). 3) Bepalen van de mate waarin de evolutie van antimicrobiële- en feromoonpeptiden (via ecologische adaptatie en/of seksuele signaaldifferentiatie) de versnelde oorsprong van soorten in een representatieve evolutieve radiatie heeft beïnvloed. 4) Onderzoek naar bewijzen van adaptieve evolutie in antimicrobiële- en feromoonpeptiden: in welke mate weerspiegelt de evolutie en de expressie van deze peptiden fylogenetische, ontogenetische (aquatische larve vs. terrestrische kikker) of seizoenale/reproductieve (aquatische vs. terrestrische salamanderfase) verschuivingen in ecologische niches? Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Kim ROELANTS • Franky BOSSUYT
Kolonisatie van mangroven: onderzoek naar de sturende factoren in propaguleverspreiding en -vestiging. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vraagstelling De vraag hoe kolonisatie van mangroven nu juist gebeurt laat twee interpretaties toe, die beide behandeld worden in dit projectvoorstel: Ten eerste, welke attributen van de propagulen, van de vegetatie en van de mgeving bepalen of een mangrovepropagule zich in een bepaalde site kan vestigen? Ten tweede, welke van deze attributen bepalen in welke mate een bestaand mangrovewoud gekoloniseerd kan worden door mangrovepropagulen of door niet-mangrovevegetatie? In dit projectvoorstel kiezen we voor een aanpak waarbij we vanuit reële terreinsituaties met accurate beschrijvingen van milieu en gedrag van propagulen algemene inzichten wensen te genereren. Ecologische en wetenschappelijke probleemstelling Mangrovebossen worden gekapt om plaats te ruimen voor dorpen, landbouw, aquacultuur, irrigatiesystemen en toeristische en recreatieve infrastructuur (Farnsworth and Ellison, 1997; Alongi, 2002). Hierbij komt eveneens dat snelle zeeniveaustijging, zeker in de huidige ruimtelijke ordening, mangroven kan bedreigen. De respons van mangrove op wijzigende omgevingsomstandigheden zoals een stijgend zeeniveau kunnen onvoldoende voorspeld worden. De oorzaken van de dynamiek van dit vegetatietype, ongetwijfeld verschillend in verschillende geografische contexten, zijn niet goed gekend. Mangrovesoorten verspreiden zich via grote, drijvende propagulen (hydrochorie), maar er zijn nauwelijks publicaties beschikbaar betreffende het verspreidingsproces per se. Dit is dus bij uitstek ook de eerste stap voor de verspreiding van dit systeem. Vestiging en overleven van de propagulen is een tweede kritisch proces. Onderzoek naar de fenologie (incl. reproductie) genereerde resultaten van de vorming van blad- en bloemknoppen tot de rijping van propagulen. Vegetatiekundig en fysiologisch onderzoek begint pas bij een gevestigde jonge of volwassen mangroveplant. De gebeurtenissen tussen de rijpe, vallende propagule en de vestiging ervan vormt op een handvol publicatie na (e.g. Thampanya, 2002a, 2002b, 2006) dus een lacune, die het huidig voorstel voor het eerst poogt op te vullen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • Farid DAHDOUH-GUEBAS
Successieve cambia als basis voor een ecologisch succesvol watertransportsysteem in de mangrove Avicennia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Successieve cambia als basis voor een ecologisch succesvol watertransportsysteem in de mangrove Avicennia. Organisaties:
• Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Rol van connexine kanalen in de overdracht van apoptotische signalen Universiteit Gent Abstract: Gap juncties laten de passage toe van moleculen kleiner dan 1,5 kDa tussen naburige cellen. Ze zijn belangrijk in de uitbreiding van apoptotische celdood, waartoe ook hemikanalen, 'halve gap junctie kanalen', via een paracrienen weg kunnen bijdragen. Het doel is de rol van beide kanalen in apoptose te onderzoeken alsook de modulerende apoptotische signalen te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Fysiologie en fysiopathologie
Onderzoekers: • Luc Leybaert
Moleculaire pathogenese en behandeling van MNGIE. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Volgend op de modellen gebouwd van polymere nanodeeltjes met ingekapsuleerde menselijke thymidine waarvoor in in vitro studies blijkt dat de TP-nanoreactors enzymatisch actieve en stabiel in bloed zijn. We blijven farmacokinetische studies voeren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Dienstenovereenkomst HPLC kolom en verpakking optimalisatie informatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Bio-Rad Laboratories Inc.' hebben voor het project ' Services Agreement HPLC column and packing optimalization information' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GERT DESMET
Productie en analyse van kleine biochar monsters Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Biosysteemtechniek
Onderzoekers: • Wolter Prins
Moleculair genomische analyse van TDP-43-positieve frontotemporale kwab degeneratie (FTLD-TDP) : opheldering van ziektepathways via een geïntegreerde aanpak. Universiteit Antwerpen Abstract: Frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) is een ernstige neurodegeneratieve hersenaandoening met een gelijkaardige prevalentie als die van de ziekte van Alzheimer (AD) bij patiënten met een vroege aanvangsleeftijd. Een geschikte therapie is echter nog niet beschikbaar. Klinische FTLD kenmerken gaan dikwijls gepaard met symptomen van amyotrofe laterale sclerose (ALS). Pathologisch vertonen de meeste patiënten TDP-43-postieve herseninclusies (FTLD-TDP). Genetische factoren spelen een essentiële rol in de etiologie van de ziekte aangezien mutaties geïdentificeerd werden in verschillende sleutelgenen MAPT, GRN, VCP en CHMP2B en koppeling werd gevonden met een locus op chromosoom 9p13-p21 in verschillende FTLD-ALS families wereldwijd. FTLD-TDP neuropathologie werd beschreven in GRN en VCP mutatiedragers en in 9p13-p21 gekoppelde families. Daarom zijn deze genen waarschijnlijk betrokken in gemeenschappelijke ziektemechanismen. Daarenboven wordt de ziekte niet in alle patiënten met TDP-43 deposities verklaard door mutaties in één van de gekende genen wat er op wijst dat er nog andere genen moeten betrokken zijn in de pathway(s) die leid(t)en tot TDP-43 pathologie. We zullen aan de hand van transcriptoomanalyses en via in silico co-expressiestudies en interactoomanalyses, interactiepartners identificeren van de gekende FTLD-TDP genen/eiwitten GRN, VCP en TARDBP (TDP-43) die betrokken kunnen zijn in biologische pathways die leiden tot FTLDTDP pathologie. Moleculair genetische analyse van deze interactiepartners zal genetische varianten opsporen die bijdragen tot de genetische etiologie van FTLD. Zo willen we mogelijke processen opsporen die betrokken zijn bij het ontstaan van de ziekte. Er zal ook specifiek gezocht worden naar een nieuw gen voor FTLD-TDP in een FTLD-ALS familie met FTLD-TDP pathologie, gekoppeld met de gekende locus op chromosoom 9p, aan de hand van genomische benaderingen. Het onderliggend gen zal hoogst waarschijnlijk een belangrijk deel van de FTLD etiologie verklaren. Met dit onderzoek zullen we verder de complexe genetische heterogeniteit van FTLD ontrafelen en de link tussen mutaties in de FTLD-TDP genen en TDP-43 pathologie beter begrijpen. Dit zal sterk bijdragen tot het begrip van de pathways betrokken in FTLD en aanverwante neurodegeneratieve ziektes zoals ALS, AD en de ziekte van Parkinson, en tot de identificatie van nieuwe therapeutische aangrijpingspunten die leiden tot relevante therapieën die het ziekteproces tegenhouden of voorkomen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Ilse Anne-Maria Leo Gijselinck
Schenking aan de dienst ter ondersteuning wetenschappelijk onderzoek (zonder tegenprestatie) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Schenking aan de dienst ter ondersteuning wetenschappelijk onderzoek (zonder tegenprestatie) Organisaties: • Biologie
Onderzoekers:
• Franky BOSSUYT
Onderzoeksovereenkomst : begeleiding doctoraat Nada Mkarkab Samari : Effect of low dose radiation on neural plasticity and connectivity. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Effect lage dosis straling op neurale plasticiteit en verbindingen Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
Analyse van trypanosomiase-geassocieerde inhibitie van B-cel lymphopoiese en mogelijke interventie strategieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding en onderzoekssituering binnen CMIM: Afrikaanse trypanosomiase wordt veroorzaakt door een parasitaire infectie en vormt een zware last voor zowel de sociale, als economische ontwikkelingen in Sub-Sahara Afrika. Jaarlijks veroorzaakt deze ziekte meer dan 500.000 menselijke slachtoffers en doodt ongeveer 2 miljoen stuks vee, wat gepaard gaat met een economische schade die geschat wordt op meer dan 1 miljard euro per jaar. Preventieve vaccinatie tegen trypanosomiase is tot op heden onmogelijk daar trypanosomen het immuunsysteem van de gastheer ontwijken door een ingenieus systeem van oppervlakte-eiwit variatie. Het oppervlak van een Afrikaanse trypanosoom is namelijk bedekt met 10 miljoen identieke Variant Surface Glycoproteïnen (VSG) die aan het buitenmembraan vastgehecht zijn via een Glycosylphosphatidyl inositol (GPI) anker. Daar de parasiet beschikt over een batterij van een 1000-tal verschillende VSG genen, die afwisselend tot expressie kunnen worden gebracht, is hij steeds instaat het gastheer antilichaam antwoord te ontlopen. De aanwezigheid van VSG op het trypanosoom oppervlak heeft echter ook nog andere directe bijkomende effecten op de gastheer. Tijdens infectie knipt een endogeen phospholipase C (PLC) enzym namelijk het GPI anker, waardoor VSG vrijkomt in de circulatie van de gastheer. Dit vrijgemaakte VSG is op zijn beurt betrokken in de inductie van Tumor Necrosis Factor (TNF), een inflammatoir cytokine geproduceerd door het immuunsysteem van de gastheer. De productie van TNF draagt in grote mate bij tot de ontwikkeling van het ziektebeeld van trypanosomiase (1). De onderzoekseenheid Cellulaire en Moleculaire Immunologie (CMIM, VUB) specialiseert zich reeds jaren in het bestuderen van de trypanosoom-gastheer interacties. Hierbij wordt in hoofdzaak gebruik gemaakt van een Trypanosoma brucei model, waar bijzondere aandacht uitgaat naar de rol van TNF in zowel de infectiecontrole, als bij de ontwikkeling van het ziektebeeld van trypanosomiase (1,2). Een cruciaal aspect van de infectie waar CMIM zich recent heeft op toegespitst, is het feit dat de infectiegeassocieerde TNF inductie aan de basis ligt van de anemie die optreed tijdens T. brucei infecties. De oorzaak hiervoor wordt momenteel onderzocht op het niveau van het effect van TNF op (i) erythrophagocytose, (ii) de modulatie van het vetzuurmetabolisme en (iii) de modulatie van het rode bloedcel (RBC) membraan. Nieuwe resultaten uit mijn thesis tonen aan dat TNF ook inwerkt op erythropoiese en dat tijdens trypanosoom infecties dit proces onderdrukt wordt op het niveau van de beenmerg stamcel (3). Gekoppeld aan het TNF onderzoek wordt sinds kort bij CMIM aandacht besteed aan de rol van dit cytokine in B-cel gemedieerde controle van trypanosomiase. Hierbij werd recent ontdenkt dat samen met het verdwijnen van RBCs, ook B-cellen verdwijnen tijdens infectie (4,5). Uit de initiële resultaten van mijn doctoraatsonderzoek dat ik als BAEF bursaal geïnitieerd heb aan de Universiteit van Massachusetts (UMASSAmherst, USA) blijkt dat ook dit defect in grote mate te wijten zou kunnen zijn aan een blokkering van beenmerg stamcel differentiatie of B-cel lymphopoiese. Hierdoor zou de gastheer geen nieuwe B-cellen meer kunnen aanmaken tijdens infectie. Deze hypothese vormt het startpunt van het hieronder voorgestelde onderzoeksproject. 2. Probleem- en doelstelling: Bcellen zijn cruciaal voor Trypanosoma brucei parasietcontrole, maar deze beschermende arm van het immuunsysteem lijkt zeer snel zijn efficiëntie te verliezen tijdens infectie. Terwijl bij CMIM reeds onderzoek is gestart naar de negatieve effecten van trypanosomiase op gedifferentieerde Bcellen, is het onderzoek dat we hier voorstellen gericht op een fundamentele analyse van modulaties van pre-B-cellen. Het doel is het mechanisme te ontrafelen dat T. brucei parasieten instaat stelt het proces van hematopoise te onderdrukken, en de aanmaak van nieuwe B-cellen te verhinderen. Het project zal nagaan: (i) of infectie virulentie, inductie van inflammatie en inhibitie van B-cel lymphopoiese gekoppeld zijn, (ii) welke intracellulaire B-cel signaaltransductie kaskades hierbij betrokken zijn, (iii) of nieuwe interventie strategieën kunnen uitgewerkt worden die de infectie-geassocieerde inhibitie van B-cel lymphopoiese kunnen tegengaan. Hierdoor zou het mogelijk worden (i) het ziektebeeld van trypanosomiase sterkt te verminderen, en (ii) zou dit de gastheer toelaten zijn adaptief (B-cel) immuunsysteem efficiënter te gebruiken in het gevecht tegen de trypanosoom. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Biomacromoleculaire interacties van polyadhesinen bij de fimbriële biogenese aan het buitenmembraam van Escherichia coli, in biofilms en met hun eukaryote receptoren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Adhesie is een eerste en kritische stap in de kolonizatie van zoogdierepithelium door commensale en pathogene bacteriën. Bacteriën maken hiervoor op hun celoppervlak lange, harige polymere organellen aan, bestaande uit een aanéénschakeling van proteïnesubeenheden met een immunoglobuline(Ig)-vouwing. Deze pili of fimbriae zijn primaire aanhechtingswerktuigen van de bacteriën die ook aanleiding kunnen geven tot bacteriële invasie, afhankelijk van de receptoren herkend op het geïnfecteerde weefsel [1]. Fimbriae spelen ook een belangrijke rol in homotypische interacties zoals in biofilms, zowel buiten [2] als binnenin de geïnfecteerde cellen [3], en vormen aldus een belangrijk onderdeel van de pathogene cyclus die de bacteriën doorlopen. Er bestaat een grote verscheidenheid in het voorkomen van fimbriae en pili, alsook in de aard van de receptoren die ze herkennen. Type 1 en P pili zijn rigide staafjes van ongeveer 1 ?m lang die gevormd worden door een rechtsdraaiende helix met zo'n 3.2 Ig-subeenheden per draai. Op het fibrillair uiteinde van deze pili bevindt zich een bacterieel adhesine dat specifieke glycoproteïnen en/of -lipiden herkent. Deze tip adhesinen hebben twee domeinen (two-domain adhesin, TDA), een suikerbindend- en een pilinedomein. Daarnaast hebben pili en fimbriae een affiniteit voor componenten van de extracellulaire matrix (ECM, bvb collageen) of lumen (bvb Tamm-Horsfall glycoproteïne, THP, in urine) op een manier die meer dan alleen het adhesine aan de tip omhelst. Fimbriae zijn flexibeler en verschillende ?ms-lang en blijken beter geschikt om aan te hechten aan onregelmatige celoppervlakken zoals microvilli in de darm. Sommige fimbriae zijn zo fijn dat ze oorspronkelijk waargenomen werden als kapsules (bvb. K88, de oude benaming voor F4) of sheets (het F1 antigen van Yersinia pestis). Bacteriële adhesie van enterotoxigene Escherichia coli (ETEC) stammen door fimbriae (bvb F4, F5, F6, F17, F18 en F41) veroorzaakt diarrhea in pasgeboren kalfjes, lammetjes en geitjes (F17) of pasgespeende varkentjes (F4), terwijl bvb de relatie tussen F18 fimbriae en het Shiga-toxine Stx2e tot de gevaarlijke slingerziekte bij varkens kan leiden. F4 en F5 fimbriae zijn polyadhesinen, wat wil zeggen dat het hoofdpiline (= SDA, single domain adhesin) de adhesieve eigenshap draagt. De kristalstructuur van het F4 polyadhesine toont een lineaire suikerbindingssite die zich als een gordel rond de molecule slingert [4]. Dit komt goed overeen met de voorkeur voor de Glc(?1-4 of - 6)Glc disaccharide-eenheden van natuurlijke polysacchariden, zoals bepaald op een glycaan microarray. In de biogenese van pili en fimbriae in Gramnegative bacteriën is enerzijds genexpressie sterk gereguleerd, anderzijds zijn er helperproteïnen onder de vorm van periplasmatische chaperons en een buitenmembraan portier, genaamd usher, voorzien binnen het pilus operon. De grote gemeenschappelijke factor van pili en fimbriae is het missen van de 7de, C-terminale ?-streng in de Ig-vouwing van hun structurele eiwitten, de pilinen. De sterische chaperon voorkomt dat het piline misvouwt ten gevolge van het gebrek aan de C-terminale ?-streng. Het stabiliseert het piline door het verlenen van een donorstreng en presenteert het piline assemblage-competent aan de usher, klaar voor donorstrenguitwisseling van de chaperon donorstreng met de N-terminale donorstreng van het piline afkomstig van een volgend inkomend chaperon-piline complex aan de usher. De finale, vervolledigde Ig-vouwing van de pilinen bepaalt meteen ook de stabiliteit van de fimbriae. Pili worden verder gestabilizeerd door quaternaire interacties tussen de subeenheden. Een
recombinant, donorstreng-gecomplementeerd piline kan wel op zichzelf vouwen, zonder de hulp van een chaperon [5]. Recente tot heet-van-denaald structuren van celadhesieproteïnen, die stabiele interacties of signaaltransductie bemiddelen tussen zoogdiercellen, laten ons verbazingwekkende gelijkenissen zien met fimbriae, zoals het belang voor adhesie van het aantal Ig-modules en inter-Ig-domein interacties in deze fibrillaire structuren [6-8]. Het belang van het aantal Ig-modules in cel-cel contacten wordt stilaan ook duidelijker met kristalstructuren zoals deze van het receptorproteïne tyrosine phosphatase ? (RPTP?). RPTP? ageert als een spacer-clamp in celadhesie met een afstand tussen de cellen die bepaald wordt door het aantal Ig-modulen in zijn ectodomein [6]. Zo ook wordt de lengte van fimbriae gecontroleerd door minor pilinen, zoals FedE en FedF voor F18 [9], maar de relatie van fimbriële lengte met celadhesie is niet bestudeerd. De defosfatase activiteit van het cytoplasmatische gedeelte van RPTP? stabilizeert de celadhesie, in tegenstelling tot fosforylatie dat typisch celsignalizatie triggert. Bacteriën maken handig gebruik van gastheercelreceptoren die betrokken zijn in signalizatie en celadhesie. Recent werd ontdekt dat het FimH 2 - 2 - tipadhesine op een glycaanafhankelijke manier aan ?3?1 integrinen bindt, wat invasie van blaascellen door uropathogene E. coli vergemakkelijkt [1]. ?3?1 integrinen komen universeel op het blaasepithelium voor. Integrinen zijn heterodimere, integrale membraanproteïnen die de ECM linken aan het cytoskeleton via een transmembranaire helix. Ze interageren met intercellulaire celadhesiemoleculen (ICAMs), fibronectine of laminine, die een geconserveerd glutamaat dragen voor de interactie met het ? metaalion afhankelijk domain (MIDAS), alsook een RGD motief (ArgGlyAsp) voor de interactie met het ? MIDAS domein. Voor een aantal fimbriae is geweten dat ze glycaan-afhankelijk interageren met fibronectine of laminine, wat onrechtstreeks hun interacties met integrinen zou kunnen bemiddelen. Algemene vraagstellingen 1) Wat is de structurele rol van proteïne-koolhydraat interacties en van de glycosylatie van de celreceptoren van de gastheer in de specificiteit en affiniteit van fimbriae van enterotoxigene E. coli (ETEC) en in E. coli biofilms? 2) Welke zijn de macromoleculaire, structurele aspecten van de interacties gemaakt tussen de fimbriële, multi-Igmodulaire polyadhesinen en hun receptoren en van de homotypische interacties in biofilms? 3) Hoe richt de fimbriële biogenese machinerie met de donorstreng complementatie en -uitwisseling zich naar celadhesie en -signalizatie? In hoeverre zijn er parallellen te trekken met eukaryote celadhesie en in welke mate maken pathogene bacteriën van dezelfde celadhesie en -signalizatie mechanismen en -toegangspoorten gebruik? Studieonderwerpen en uitvoering in functie van de algemene vraagstellingen en de voorziene technieken ETEC fimbriae die darminfecties veroorzaken bij dieren vormen het studieonderwerp om twee hoofdredenen. Langs de kant van de bacterie wordt er met ETEC fimbriële systemen al meteen een grote voorsprong gemaakt door het bestaan van de bijzondere polyadhesinen (F4, F5), waarvan de hoofdpilinen (SDAs) de adhesieve eigenschappen dragen. Een aantal ETEC fimbriae (F4, F5, F6, F17 en F18) zijn reeds onder studie in het laboratorium. Tevens bestaat er de mogelijkheid om polyadhesinen aan te maken via het aaneenrijgen van TDA suikerbindende domainen (F17, F18). Periplasmatische chaperons, de usher, en de adhesinen zullen deel uitmaken van deze doctorale studie. Het aanwenden van meerdere fimbriële systemen verhoogt de slagingskansen op voldoende expressie van deze moeilijke constructies. Er is evenwel een focus op F4 (fae, Fig. 1) en F6 (fas, Fig. 2) fimbriae. F6 fimbriae hebben het FasG TDA, waarvan het stabiele suikerbindingsdomein aangemaakt kan worden. F4 fimbriae lenen zich tot het construeren van multimodulaire polyadhesinen van donorstreng-gecomplementeerde SDAs. Langs de kant van de gastheer wordt de keuze voor fimbriae van dierlijke enterotoxigene E. coli gemotiveerd door de toegang tot intestinale microvilli van receptor-positieve biggetjes en enterocytculturen [10]. Zowel monolagen van enterocyten als het intestinaal epithelium gedifferentiëerd met microvilli zullen gebruikt worden voor het testen van de interacties met de ETEC stammen. Dat is belangrijk voor de studie van bacteriële adhesie, invasie en signaaltransductie in hun celbiologische context. 1) Rol van glycosylatie van receptoren voor de fimbriae in ETEC adhesie. Asparagine-gebonden glycanen worden geëxtraheerd vanaf de relevante intestinale microvilli, gezuiverd met behulp van HPLC en gekoppeld op microarrays, in samenwerking met Dr. Manfred Wuhrer aan het Leids Universitair Medisch Centrum [11]. Met deze unieke glycaan arrays zal er gezocht worden naar de natuurlijke koolhydraatreceptoren voor de fimbriae. Simultaan wordt voorkomen dat de meest specifieke glycaanreceptoren gemist worden, wat een probleem is met synthetische glycaan arrays. Eerst wordt er met de microvilli zowel bacteriële adhesie als inhibitie daarvan getest. Hemagglutinatie, Western blots en ELISAoverleganalyses laten toe dieper in te gaan op de opgepikte of eerder geïdentificeerde receptoren. Eén van de reeds beschreven glycoproteïnereceptors voor F4 fimbriae is het lactadherine, aanwezig in zeugenmelk [12]. Het draagt het RGD motief voor integrinen dat onrechtstreeks celadhesie zou kunnen bemiddelen. Surface plasmon resonance (SPR), dual polarization interferometrie (DPI) en isothermische titratie calorimetrie (ITC) zullen gebruikt worden om de thermodynamische en kinetische parameters van de interacties tussen de adhesinen en hun suikerreceptor en hun conformationele veranderingen, volgend op de binding, te meten. 2) Multi-Ig-domeinen van het F4 SDA. De Ig-vouwing, die typisch is voor adhesiemoleculen van eukaryoten [13], werd veelvuldig geadopteerd in virulentiefactoren van de bacteriële celenvelope. Fimbriae of pili zijn opgebouwd uit Ig-modules en zijn ondanks hun niet-covalente natuur uiterst stabiel. Het mechanisme van donorstreng complementatie geeft hen bovendien bijkomende voordelen, zoals de flexibiliteit om via inter-Ig-domein interacties 3 - 3 - structurele veranderingen te dirigeren die een invloed hebben op de affiniteit voor hun receptoren [7]. Fimbriae associëren immers graag met gelijkaardige, lineaire assemblages van eukaryote celadhesie en/of -signaalmoleculen, zoals CD55, een Dr fimbriae receptor op humane uroepitheliale cellen, of CD48 herkend door type 1 pili. We vermoeden dat er ook zo'n associatiegedrag bestaat tussen fimbriae in biofilms [2]. Het is momenteel absoluut onduidelijk welke rol glycanen spelen in deze interacties en waarom ze deze interacties inhiberen. Een combinatie van de benaderingen op de algemene vraagstellingen kunnen ongetwijfeld bijdragen tot meer inzicht. Er zal getracht worden om multi-Ig-adhesinen van het F4 SDA met een gecontroleerde lengte aan te maken. Het obstakel van het donorstreng mechanisme kan daarbij overkomen worden door de juiste donorstreng complementatie te kennen zowel in het chaperon-SDA complex als in de finale, veranderde conformatie van het SDA in de fimbria. Een recente grote doorbraak in het laboratorium was het zuiveren van een covalent donorstrenggecomplementeerd F4 SDA, dat zal gebruikt worden als bouwsteen voor de multimodulaire, lineaire associaties. Er zal nagegaan worden hoe de F4 multi-Ig-domein genproducten interacties bewerkstelligen met hun receptoren door middel van de SPR, DPI en ITC technieken. Mogelijk bemiddelen polyadhesinen hogere ordes van oligomerizatie met de (geglycosyleerde) receptorproteïnen (trans) of in biofilms (cis), waardoor er een dimensie aan de specificiteit kan worden toegevoegd zoals modulatie van intracellulaire [13] of immunologische reacties [14]. Tussen type 1 pili en het 1-2 ?m-lange fibervormende THP vinden hoogstwaarschijnlijk zulke interacties plaats [15]. Structurele karakterizatie van dit alles zal gebeuren enerzijds door kristalstructuren van de Ig-modulen en anderzijds door de combinatie van technieken die toelaten om de grootte, vorm, conformationele veranderingen en interactiedomeinen in grote, macromoleculaire complexen te bestuderen. Instrumentatie en expertise daartoe voorhanden zijn gelfiltratie, multihoek statische lichtscattering, dynamische lichtscattering, ultracentrifugatie, kleine-hoek X-stralen verstrooïng in oplossing aan de synchrotron, electronenmicroscopie en atomische krachtmicroscopie. 3) Fimbriële biogenese. De bedoeling is om ook de invloed van reeds covalent aaneengeschakelde F4 SDAs op de fimbriële biogenese te gaan bekijken. Het is waarschijnlijk dat reeds gecomplementeerde SDAs de usher permanent blokkeren en dus geen openen en sluiten van de usher meer toelaten (na te gaan met de black lipid membrane (BLM) technologie) wegens het wegvallen van de donorstrenguitwisseling. In onze opinie heeft dat als voordeel dat het gevormde, geblokkeerde complex mogelijk beter gekristalliseerd kan worden dan de usher op zich, en bovendien een eerste beeld kan geven van de doorgang van pilinen doorheen een usher. F6 fimbriae (fas, Fig. 2) zijn een mooi studieonderwerp voor fimbriële biogenese met nog twee extra, kleine chaperons naast het klassieke chaperon FasB. FasC is een adhesine-specifiek chaperon, terwijl FasE zorgt voor de optimale export van FasG doorheen de usher [16]. Adhesine-specifieke chaperons zijn uniek voor fas en CS (humane ETEC) fimbriële operons. De interacties van FasC en FasE met FasG zullen bepaald worden onder andere in kristalstructuren Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • HENRI DE GREVE
Dynamische studie van allosterische modulator antilichamen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Antilichamen zijn een belangrijk soort molecule. Huidige klinische therapeutische antilichamen doden cellen, remmen celinteracties af, of voorkomen effector moleculen om hun prooien aan te vallen. Organisaties:
• Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • David OYEN • JAN STEYAERT
Rol van myeloïde suppressor cel (MDSC) subpopulaties in tumor-geassocieerde immunosuppressie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Situering van het project Dankzij de ontdekking van tumorantigenen is immunotherapie van kanker de voorbije jaren een steeds belangrijker onderzoeksdomein geworden. Hoewel duidelijk aangetoond werd dat immuniteit tegen tumorantigenen opgewekt kan worden in kankerpatiënten met behulp van verschillende therapeutische benaderingen, zijn betekenisvolle klinische resultaten tot nu toe zeldzaam. Eén van de problemen bij het induceren van een efficiënte anti-tumor immuunrespons is de mogelijke aanwezigheid van zogenaamde CD11b+Gr-1+ myeloïed-afgeleide suppressor cellen ("Myeloid-derived suppressor cells" of MDSC) in het perifeer bloed en de lymfoïede organen van kankerpatiënten en tumordragende muizen1-3. Zo werd in onze onderzoekseenheid een correlatie gevonden tussen de progressie van subcutane BW-Sp3 en EG7 T-cel lymfoma tumoren en de expansie van CD11b+Gr-1+ MDSC in de milt4-6. Recente bevindingen van ons labo toonden voor het eerst aan dat MDSCs kunnen onderverdeeld worden in 2 belangrijke subpopulaties, gebaseerd op de differentiële expressie van de Ly6G oppervlaktemerker. Magnetische opzuivering van Ly6G- en Ly6G+ MDSCs, in combinatie met morfologische analyse en de expressie van oppervlaktemerkers, identificeerden een CD11b+Ly6G-F4/80+CD115+ monocytaire MDSC fractie (MO-MDSC) en een CD11b+Ly6G+F4/80CD115- neutrofiele polymorfonucleaire MDSC fractie (PMN-MDSC)6. Zowel MOMDSCs als PMN-MDSCs ondrukken antigen-specifieke CD8+ T-cel responsen in vitro, maar gebruiken daartoe verschillende effector molecules en signalisatiewegen. MO-MDSC-gemedieerde suppressie hangt deels (50%) af van de IFN-?/STAT1-geïnduceerde expressie van induceerbaar NO synthase (iNOS). PMN-MDSC-gemedieerde suppressie is daarentegen volledig IFN-?-afhankelijk doch STAT1 en iNOS-onafhankelijk6. Globaal geven onze huidige resultaten een eerste inzicht in de cellulaire compositie en CD8+ T-cel suppressieve functie van MDSC subpopulaties, doch belangrijke vragen omtrent hun effect op CD4+ T cellen, hun moleculair profiel, hun suppressief mechanisme en hun in vivo gedrag blijven onopgelost. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat bovenop de accumulatie van immature MDSC, tevens de efficiënte werking van mature antigen-presenterende dendritische cellen (DCs) aangetast kan zijn in tumordragers7. In deze context, tonen preliminaire data van ons labo een potentiële "cross-talk" tussen MDSCs en milt DCs, resulterend in een sterke productie van het DC-deactiverend cytokine interleukine (IL)-10. Deze data suggereren de intrigerende mogelijkheid dat MDSCs de antitumor T-cel activiteit onderdrukken op 2 manieren: (i) een rechtstreekse interactie met de T cel, en (ii) een inactivering van antigen-presenterende cellen. 2. Doelstelling van het project Dit project beoogt een ontrafeling van de T-cel suppressieve activiteit van MDSC subpopulaties (MO-MDSCs versus PMN-MDSCs) in tumordragende muizen. Dit impliceert in eerste instantie een diepgaand onderzoek naar de bidirectionele interacties tussen MDSC subpopulaties en CD8+ of CD4+ T cellen, resulterend in een gewijzigd moleculair en functioneel profiel van deze drie celtypes. Tevens zal de impact van MDSCs op antigenpresenterende cellen (DCs) geëvalueerd worden. Tenslotte zal nagegaan worden of MDSC-gemedieerde suppressie therapeutisch kan benaderd worden in vivo. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Structurele en functionele karkaterisering van het hipBA operon van de bacterie Escherichia coli. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen Dit doctoraatsproject heeft als doel een bijdrage te leveren tot het begrijpen van de moleculaire basis van persistentie en multi-drugtolerantie in biofilms. Hiervoor zal de structuur-functie relatie van de eiwitten van het hipBA operon worden onderzocht via een zo breed mogelijke structurele, biofysische en functionele karakterisatie. Dit werk kadert in een breder project van de onderzoeksgroep m.b.o. TA modules. De kristalstructuren van de eiwitten (of eiwitdomeinen) en hun complexen zullen worden bepaald door middel van X-straal diffractie. De resulterende kristalstructuren zullen ons niet enkel een beeld geven van de vouwing van de HipA en HipB eiwitten en hun interactie, maar door vergelijking met andere structuren in de Protein Data Bank ook informatie over hun functie. De structuren zullen toelaten hypothesen op te stellen die experimenteel zullen worden getoetst en zullen bijgevolg de startbasis vormen voor de design en/of interpretatie van verdere experimenten. In een later stadium zal, indien tijd dit toelaat ook gewerkt worden naar kristalstructuren van HipB:DNA en HipAB:DNA complexen. De biofysische eigenschappen van de eiwitten en hun domeinen, in het bijzonder hun thermodynamische stabiliteit en hun onderlinge interacties zullen worden geanalyseerd m.b.v. een aantal biofysische technieken. Dit zal verdere informatie verschaffen over het werkingsmechanisme van de HipAB module en diens regulatie op eiwitniveau. Bijvoorbeeld in het geval van CcdAB leidde zulk een aanpak tot de identificatie van een nieuw regulatorisch mechanisme, de intrinsiek ontvouwen allosterische rits (N. De Jonge en R. Loris - ongepubliceerde resultaten). Een derde doel van dit doctoraatswerk ten slotte is het plaatsen van de HipAB activiteit in een biologische context. Hiervoor zal worden gekeken in welke in vivo regulatorische cascades HipA een rol speelt door de invloed van HipA expressie en activiteit na te gaan op de expressie van andere eiwitten. Verder zal worden gekeken in welke mate de twee individuele domeinen van HipA en de connectie met bona fide TA modules zoals relBE en mazEF hier toe bijdragen. Het model van Korch dat hipAB stroomopwaarts plaatst van de klassieke TA modules zal hierbij worden gevalideerd. Verder zal worden gezocht naar mogelijke cellulaire doelwitten van de kinase activiteit van HipA. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Regulators van aminozuurmetabolisme en stressrespons bij Arabidopsis thaliana. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstellingen De algemene doelstelling van dit project is een beter inzicht te krijgen in de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor regulatie van de biosynthese van de aminozuren afgeleid van aspartaat, en specifiek voor de interactie tussen de verschillende vertakkingen van de pathway en voor de wijze waarop biotische en abiotische stress de pathway beïnvloeden. Daartoe zal ten eerste een transcriptoom-analyse uitgevoerd worden van planten die ofwel geïnhibeerd zijn in de lysine-biosynthesetak ofwel in de threonine/methionine tak. Verder zullen mutanten geïsoleerd worden waarin de inductie van AKLys1 door biotische stress verstoord is. In een verder stadium van het onderzoek zullen interessante genen bekomen uit de transcriptoomanalyse of uit de mutantenscreening verder via moleculaire en fysiologische studies onderzocht worden. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Protein-associated mechanisms in tumor cell invasion: linking novel proteomics with cell biology Universiteit Gent Abstract: Aan de hand van recent ontwikkelde gel-vrije proteomics technieken (COFRADIC), wensen we een inzicht te verwerven en nieuwe moleculen te identificeren die betrokken zijn in signaalmechanismen die leiden naar tumor invasie en b-cel destructie in diabetes.
Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Joël Vandekerckhove • Jan Gettemans • Katia Vancompernolle • Christophe Ampe • Kris Gevaert
Moleculaire mechanismen bij tumorcel invasie en diabetes: koppeling van nieuwe proteomics technieken aan celbiologie Universiteit Gent Abstract: Aan de hand van recent ontwikkelde gel-vrije proteomics technieken (COFRADIC), wensen we een inzicht te verwerven en nieuwe moleculen te identificeren die betrokken zijn in signaalmechanismen die leiden naar tumor invasie en b-cel destructie in diabetes. Organisaties: • Vakgroep biochemie
Onderzoekers: • Joël Vandekerckhove
Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2010:Aanleren van klinisch denken en medisch handelen in de artsopleiding: Klinische stages ondersteund door geïntegreerd onderwijs en vakoverschrijdende toetsing. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2010:Aanleren van klinisch denken en medisch handelen in de artsopleiding: Klinische stages ondersteund door geïntegreerd onderwijs en vakoverschrijdende toetsing. Organisaties: • Anatomie
Onderzoekers: • Nicole POULIART
Geïntegreerd platform voor target identificatie, validatie en drug discovery met toepassingen voor neurodegeneratieve ziekten (Neuro-TARGET). Universiteit Antwerpen Abstract: Het algemene doel van deze studie is het opzetten van een geïntegreerd platform voor target identificatie, validatie en drug ontwikkeling dat zal leiden tot nieuwe therapieën voor neurodegeneratieve hersenziekten, meer bepaald de ziekte van Parkinson (PD). Hiervoor werd een interdisciplinair consortium samengesteld met complementaire expertise en 'cutting-edge' technologieën. Het doel van dit consortium is om modelsystemen te ontwikkelen en toe te passen ter identificatie en validatie van moleculaire sleutelprocessen en -targets die de aanvang van de pathologie definiëren en de merkers bij uitstek zijn voor een vroege diagnose. Gevalideerde targets en nieuwe assays zullen leiden tot een drug ontwikkelingsplatform. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns • Christine Van Broeckhoven
Implicaties van prolyl oligopeptidase en prolyl oligopeptidase remmers op de ontwikkeling van synucleïnopathieën Universiteit Antwerpen Abstract: Voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat prolyl oligopeptidase (PREP) en a-synucleïne interageren. Deze interactie versnelt de aggregatie en fibrilvorming van a-synucleïne in een proces dat kan worden verhinderd door toevoegen van specifieke PREP remmers. In dit project zal de modulerend werking van PREP en PREP inhibitoren op de interactie en aggregatie van a-synucleïne en gemodificeerde varianten verder worden gekarakteriseerd. Organisaties: • Medische biochemie
Onderzoekers: • Roos Van Elzen
Biomerkeranalyse voor astma en luchtwegallergieën in niet-invasieve matrices Universiteit Antwerpen Abstract: Astma is een chronische luchtwegaandoening waarvan de eerste symptomen vaak op jonge leeftijd optreden. Momenteel is het nog niet mogelijk om de diagnose van astma te stellen bij kinderen jonger dan 6 jaar. Dit onderzoek richt zich op het zoeken naar nieuwe biomerkers voor deze aandoening die gemeten kunnen worden door middel van niet-invasieve staalname. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de differentiële analyse van proteïnen in speeksel, nasale lavage matrix en uitgeademende lucht condensaat bij astmapatiënten en gezonde controlepersonen. Door het niet-invasieve karakter van de staalname, is een diagnostische test gebaseerd op deze biomerkers zowel voor kleine kinderen als volwassenen mogelijk en ethisch meer verantwoord. Organisaties: • Departement Biomedische Wetenschappen - overige
Onderzoekers: • Greta Schoeters • Mieke Goris
Is endoplasmatisch reticulum stress fuctioneel betrokken bij inflammatoire darmziekten? Universiteit Gent Abstract: Inflammatoire darmziekten (IBD) zijn chronische inflammatoire aandoeningen die de darmmucosa aantasten. Een belangrijk kenmerk van IBD is toegenomen epitheliale celdood, wat leidt tot een verstoring van de intestinale barrière en ongecontroleerde influx van antigenen en aanhoudende ontstekingsreacties. Recent werd IBD in verband gebracht met een dysfunctionele unfolded protein response (UPR), de adaptieve cellulaire reactie die optreedt ten gevolge van stress in het endoplasmatisch reticulum (ER). De UPR induceert cytoprotectieve pathways, hoewel het bij langdurige ER stress aanleiding geeft tot geprogrammeerde celdood. Tot op heden is niet geweten of de UPR bijdraagt tot IBD pathogenese. Eerdere data van onze onderzoeksgroep tonen aan dat ER stress genexpressie profielen sterk gestegen zijn in biopten van patiënten met IBD. We wensen in deze projectaanvraag na te gaan of we de ontwikkeling van darminflammatie in diermodellen ook geassocieerd is met verhoogde ER stress genexpressie profielen en of we dit kunnen tegengaan door het interfereren met de UPR.
Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • Debby Laukens • MARTINE DE VOS
Connexine kanalen en celdood Universiteit Gent Abstract: Evidentie toont aan dat een directe koppeling van cellen via gap juncties de uitbreiding van apoptotische celdood kan promoten, waartoe ook hemikanalen, ?halve gap junctie kanalen?, via een paracriene weg kunnen bijdragen. Het doel is de rol van hemikanalen en gap juncties in spreiding van apoptose en necrose te onderzoeken, alsook modulerende signalen, doorgegeven via deze kanalen, te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Fysiologie en fysiopathologie
Onderzoekers: • Luc Leybaert
Structuur/functie analyse van tRNA modificerende enzymen en enzymcomplexen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene doelstellingen en situering van het project In de voorbije jaren heeft mijn onderzoek binnen het Departement Ultrastructuur van de Vrije Universiteit Brussel zich toegespitst op de gedetailleerde analyse van de structuur en functie van een aantal modelenzymen die inwerken op relatief eenvoudige substraten, zoals de nucleoside hydrolasen en de thiamine difosfaatafhankelijke decarboxylasen (8;9). Deze expertise zal nu verder gebruikt en uitgebreid worden om de technisch meer uitdagende tRNA modificerende enzymen van prokaryote en eukaryote oorsprong te bestuderen. Om deze, dikwijls multi-subeenheid, systemen en hun interacties met de tRNA substraten te onderzoeken zal een geïntegreerde strategie gevolgd worden bestaande uit X-straal kristallografie, enzymkinetiek en verschillende biofysische methoden (fluorescentie spectroscopie, ITC, SPR) om de proteïn-proteïn en proteïnnucleïnezuurinteracties te bestuderen. De biochemische experimenten om de tRNA modificatie te volgen zullen uitgevoerd worden in samenwerking met het laboratorium van Prof. Louis Droogmans (ULB, Institut de Recherches Microbiologiques J.-M. Wiame), een expert in dit veld. In het kader van het voorgelegde project zullen we ons onderzoek toespitsen op de ontrafeling van de structuurfunctie relatie van drie belangrijke tRNA-modificerende enzymsystemen: * De door MnmE en GidA gekatalyseerde carboxymethylaminomethylatie van uridine op de tRNA wobble positie. Dit onderzoeksproject werd opgestart in de onderzoeksgroep van Prof. Alfred Wittinghofer (Max Planck Institute for Molecular Physiology, Dortmund, Germany), waar ik gedurende een eenjarig verblijf betrokken ben in de studie van de interactie tussen de enzymen MnmE en GidA en hun tRNA substraat. Dit onderzoek zal verder gezet worden in het Departement Ultrastructuur, in een intensieve samenwerking met Prof. Wittinghofer. * tRNA methylatie door S-adenosylmethionine-afhankelijke enzymen van de SPOUT familie. Dit onderzoeksproject is een directe samenwerking met Prof. Droogmans, die reeds sinds verschillende jaren onderzoek doet naar tRNA methyltransferasen. * De rol van het Elongator complex in de methoxycarbonylmethyl en carbamoylmethyl modificatie van uridine op de wobble positie van tRNA van eukaryoten. De kristalstructuren van deze eiwitten en complexen met hun tRNA substraten, in combinatie met de biochemische en biofysische studie van hun interactie en de modificatiereactie, zal verder licht werpen op de mechanismen van deze enzymen en tRNA modificatie in het algemeen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Wim VERSEES
Structurele en biofysische karakterisatie van toxische oligomeren van het Alzheimer's beta-peptide. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De ziekte van Alzheimer is een van de voornaamste neurodegeneratieve aandoeningen die de vergrijzende bevolking treft. Een belangrijk pathologisch kenmerk van deze ziekte is de depositie van onoplosbare amyloïde plaques in de hersenen van Alzheimerpatiënten. Deze plaques ontstaan door de zelfassociatie en aggregatie van amyloïd-beta (Abeta) (Iwatsubo et al., 1994). Dit Abeta is een klein eiwitfragment (variërend van 39 tot 43 aminozuren) dat amyloïde fibrillen vormt, die op hun beurt afgezet worden in zulke plaques. Daarnaast kan Abeta ook oligomerizeren tot kleinere oplosbare partikels. Sinds kort worden deze Abeta oligomeren erkend als de voornaamste oorzaak van neurotoxiciteit: een toenemende bewijslast onderschrijft immers dat de Abeta oligomere toestand de meest schadelijke vorm is die aanleiding geeft tot synaptische dysfunctie (Lesne et al., 2006; Haass & Selkoe, 2007). Zeer recent werd in het Switch laboratorium, onder leiding van Prof. Joost Schymkowitz, een in vitro methode op punt gesteld om zulke toxische Abeta oligomeren te genereren (Martins et al., 2008). Deze methode berust op de observatie dat natuurlijke lipiden de stabiliteit van de mature Abeta fibrillen reduceert en een snelle ontbinding induceert. Het oplossen van de fibrillen resulteert echter niet in monomere Abeta peptiden, maar geeft rechtstreeks aanleiding tot oplosbare oligomeren die zeer schadelijk zijn voor primaire neuronen (Martins et al., 2008). Deze oligomeren interageren met antilichamen die specifiek gericht zijn tegen de toxische conformatie van Abeta (Kayed et al., 2003). Complementaire technieken zoals dynamische lichtverstrooiing (DLS), gelfiltratie chromatografie met detectie van lichtverstrooiing onder verscheidene hoeken (MALS) en cryo-elektronenmicroscopie (cryo-EM; in collaboratie met Prof. Louise Serpell) brachten echter aan het licht dat de lipide-geïnduceerde oligomeerbereidingen niet monodispers zijn. Fourier getransformeerde infrarood spectroscopy (FTIR) onthulde dat de oligomeren een gelijkaardige intermoleculaire beta-uitgestrekte structuur hebben als mature fibrillen, hoewel een zekere mate van ontvouwing in de oligomeren werd opgemerkt. Dit stemt overeen met de bevinding dat de interne structurele orde toeneemt van oligomeren naar mature fibrillen (Kheterpal et al., 2006). Ondanks een beter begrip van de architectuur van de mature amyloïde fibrillen Makin et al., 2005; Makin et al., 2006) en biofysische en functionele studies blijven de structurele eigenschappen van de toxische oligomeren en het mechanisme van zelfassociatie onopgehelderd. Mede door een beperkte stabiliteit, lage oplosbaarheid in water, de aanleg tot aggregatie en hun tijdelijke karakter in het amylïdoseproces, vormt een gedetailleerde structurele karakterisering een moeilijke opgave (Temussi et al., 2003). Ook het gebrek aan een consistente en reproduceerbare methode om Abeta oligomeren te produceren, vormde tot nu toe een knelpunt (Hepler et al., 2006; Martins et al., 2008). De opbrengst en eigenschappen van onze lipide-gebaseerde werkwijze biedt een unieke mogelijkheid om een grondige structurele karakterisering uit te voeren zoals we dat in dit onderzoeksproject voorstellen. Dit project heeft als doel de structurele kenmerken die eigen zijn aan de Abeta oligomeren te identificeren. Zoals reeds vermeld, bemoeilijken verscheidene factoren de structuuropheldering. Daarom staat de ontwikkeling van efficiënte perturbatiemethoden centraal om die problemen te omzeilen: een vergelijkende studie van de destabilisatie van Abeta oligomeren en mature fibrillen zal structurele gelijkenissen en verschillen tussen de conformationele vormen aan het licht brengen. Organische solventen zoals HFIP (hexafluoroisopropanol), DMSO (dimethylsulfoxide) en TFE (trifluoroethanol) zijn vermaard als krachtige denaturantia voor amyloïde fibrillen (Stine et al., 2003). In overeenstemming met de bepaling van de conformationele stabiliteit van globulaire eiwitten gebruik makend van urea of guanidinium, kan de stabiliteit van de Abeta oligomeren bepaald worden door hun resistentie tegen het denaturerend effect van HFIP of TFE. Naast deze chemische denaturantia kunnen ook thermische energie, de pH of kleine liganden gebruikt worden om de oligomere architectuur te ontwrichten. Daarentegen vertonen mature Abeta fibrillen een hoge thermostabiliteit en zijn zij vrijwel niet onderhevig aan de nefaste invloed van urea of guanidinium (O'Nuallian et al., 2005), wat zulk een vergelijkende studie wellicht bemoeilijkt. Verscheidene kleine moleculen werden ontdekt als efficiënte inhibitoren van het proces van amyloïdvorming (Kodali & Wetzel, 2007). Naar analogie beschikt het Switch laboratorium over een hexapeptide-inhibitor bibliotheek en kan eender welke peptide inhibitor tegen eender welk zelfassocierende regio van het Abeta peptide ontworpen worden. Zulke moleculen zullen getest en gebruikt worden om de integriteit van de oligomeren te verstoren en inzicht te verwerven in de structuur en stabiliteit ervan. Gelimiteerde proteolyse is een uitstekende methode om flexibele
en ongestructureerde regio's in eiwitten te identificeren (Park & Marqusee, 2004). Proteolyse van een eiwitsubstraat kan slechts plaatsgrijpen wanneer de polypeptideketen kan binden met en zich aanpassen aan de specifieke stereochemie van de actieve site van het protease. Zo'n partiële digestie kan ook onder milde denaturerende omstandigheden plaatsgrijpen en levert, in combinatie met een massaspectrometrische analyse, meer gedetailleerde structurele data omtrent de structuur en flexibiliteit van het eiwit (Park & Marqusee, 2005). Ook antilichamen zijn in staat om Abeta fibrillogenese te inhiberen of mature fibrillen te dissociëren (McLaurin et al., 2002; Solomon et al., 1996). Bovendien stroken deze resultaten met de antilichaam-gemediëerde omkering van cognitieve dysfunctie in muizen zonder wijziging van de Abeta hoeveelheden in de hersenen (Dodart et al., 2002). Dit impliceerde dat antilichamen de oplosbare Abeta vormen kunnen neutraliseren, wat ook experimenteel werd bevestigd (Klyubin et al., 2005). Naast het perspectief om Abeta oligomeren of multimeren te destabiliseren, bieden de antilichamen ook de mogelijkheid om de Abeta conformaties rechtstreeks structureel te karakteriseren. Een brede waaier aan antilichamen is immers beschikbaar die gericht zijn tegen bepaalde peptideregio's. Via een blotting procedure kan dus eenvoudigweg achterhaald worden welke peptideregio's toeganklijk zijn voor het antilichaam. In combinatie met de perturbatiemethodes die hierboven vermeld worden, zal waterstof-deuterium uitwisseling (HDX) opgetekend via NMR een uniek beeld opleveren van de Abeta oligomeren en fibrillen. Het toekennen van het NMR HSQC-spectrum van de Abeta monomeer (Hou et al., 2004) en de ontleding van de verschillen in de HDX protectiefactoren zal een zeer gedetailleerde vergelijking van oligomeren en fibrillen toelaten. De kinetiek van HDX van de amidegroepen van de peptide backbone wordt immers bepaald door lokale stabiliteit en solventtoegankelijkheid en is zeer gevoelig voor structurele veranderingen. Op die manier zal een nauwkeurig beeld verkregen worden van de intermoleculaire hydrofobe interacties en het waterstofbruggen die de oligomeerstructuur stabiliseren. Additioneel kan het directe effect van genetische mutaties in het Abeta peptide onderzocht worden en inzicht verworven worden in de rol van de individuele zijketens in de oligomeerstructuur en -stabiliteit. Recente literatuur duidt er ook de betrokkenheid van de relatieve ratio van Abeta-40/Abeta-42 in de progressie van Alzheimer-dementie, eerder dan de absolute hoeveelheid Abeta in de hersenen (Wang et al., 2006). Preliminaire experimenten die in het Switch laboratorium werden uitgevoerd, bevestigen dat verschillende Abeta peptide ratio's een opvallend verschillend aggregatiegedrag vertonen. Een uitgebreide vergelijking van de stabiliteit en structurele aspecten van verschillende oligomeer/fibril samenstelling zal waardevolle informatie leveren die in direct verband staat met pathologische fenotypes. In dat opzicht zal selectieve isotoop labeling (bvb een mengsel van Abeta-40 of Abeta-42 en 15N-gelabeled Abeta-42 of Abeta-40) een groot voordeel bieden om de twee peptiden van elkaar te onderscheiden. Daarenboven zal aggregatie van Abeta gevisualiseerd kunnen worden door het verdwijnen van HSQC signalen wanneer de peptiden aggregeren in fibrillen die onzichtbaar zijn in NMR experimenten. Alsdusdanig omzeilt de vooropgestelde werkwijze met de perturbatie van de oligomeren, een van de grote problemen die NMR analyse onmogelijk maken. Bijkomend kan deuteriumincorporatie in de peptiden via massaspectrometrie worden geanalyseerd, maar dit verschaft slechts lage resolutie informatie. De ontwikkeling van een globale en systematische perturbatiemethode vormt dus een mijlpaal binnen dit onderzoeksproject, evenals de tijdsafhankelijke HDX en NMR analyse. Alle perturbatie-experimenten zullen uitgevoerd en gecoördineerd worden in het Switch laboratorium, gezien de promotor van dit project over een uitgebreide expertise hieromtrent beschikt (zie bibliografie Prof. Joost Schymkowitz). Om de perturbatie van de oligomeren in beeld te brengen, beschikt het Switch laboratorium over een breed gamma aan biofysische technieken (DLS, gelfiltratie met MALS-detectie, Field Flow Fractionation, fluorescentie-polarisatie...) en kan het zich beroepen op een goede samenwerking met de onderzoeksgroep van Prof. Louise Serpell (University Sussex) voor toepassing van cryoelectronenmicroscopie. De NMR experimenten zullen uitgevoerd worden in samenwerking met Prof. Annalisa Pastore (NIMR, London). Samenvattend behelst onze voorgestelde strategie het ontleden van de Abeta oligomeren/fibrillen in hun structurele subseenheden door het op punt stellen van een (of meerdere) geschikte perturbatietechniek(en). Het nauwgezet bestuderen van de aldus gegenereerde monomere peptiden zal rechtstreeks gecorreleerd worden met de globale structuur en stabiliteit van de lipide-geïnduceerde oligomeren en fibrillen. De uitkomst van dit onderzoeksproject zal een belangrijke doorbraak betekenen in het begrijpen van de moleculaire pathogenese in de ziekte van Alzheimer. Een accurate structuurbepaling van de toxische Abeta oligomeren zal namelijk inzicht verschaffen in hoe deze oligomeren interageren met biologische lipiden of andere eiwitten die betrokken zijn in de aandoening en hoe deze directe schade aan hersencellen kan toebrengen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Joost SCHYMKOWITZ
Rol van angiogenese en angiogenetische groeifactoren (VEGF, PLGF) in portale hypertensie en fibrosevorming in diermodellen van cirrose, steatose en portale hypertensie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doel Het doel van dit project is de rol van placental growth factor (PLGF) in het ontstaan van portale hypertensie en zijn complicaties, in het ontstaan van cirrose en steatose/NASH verder te bestuderen. - We zullen ons focussen op de rol van PLGF in de vorming van angiogenese in het mesenterium, van collateralen (shunten) in de perifere, splanchnische en pulmonale circulatie, waarbij ook de initiërende factoren zoals hypoxie (HIF cascade) zullen worden bestudeerd. De klinische complicaties van cirrose zullen worden nagegaan wanneer cirrose geïnduceerd wordt in PLGF-/- muizen. Er zal worden onderzocht of deze klinische complicaties kunnen voorkomen worden (preventie studies) door het toedienen van anti-angiogenetische farmaca (anti-PLGF); kan de vorming van collateralen worden geïnhibeerd (zie orale presentatie C. Van Steenkiste), de longfunctie worden beïnvloed, de vorming van ascites worden verhinderd en meest belangrijk of de overleving kan worden verbeterd. Gezien patiënten zich meestal reeds in een stadium van cirrose of duidelijke PHT in de kliniek aanmelden, zal worden gekeken of elk van deze klinische complicaties reversibel zijn onder behandeling met anti-angiogenetische agentia. - De relatie tussen HSC, die fibrose induceren bij chronische leverschade, en angiogenese zal verder worden bestudeerd. Het effect van PLGF op HSC wordt bekeken, maar ook omgekeerd, of de HSC PLGF produceren en zo angiogenese kan induceren. Het gebruik van PLGF-/- muizen, anti-PLGF en recombinant PLGF zal ons helpen om de rol van PLGF in fibrose te bestuderen. - In het muismodel van steatose en NASH zal de expressie (proteine/ mRNA) van VEGF en PLGF met hun respectievelijke receptoren worden bepaald op verschillende tijdstippen in de lever, long en peritoneum. Het effect van het ontstaan van steatose, steatohepatitis en fibrose op de microcirculatie van peritoneum en lever (intravitaal microscopie en histologie), op collateraal vorming, portale druk en hemodynamica zal worden onderzocht. In een tweede tijd zal de rol van anti-angiogenetische factoren (anti-VEGF, anti-PLGF) in het ontstaan van steatohepatitis/fibrose in de NASH muismodellen worden bestudeerd. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Fysiologie
Onderzoekers: • ALBERT GEERTS • Hendrik REYNAERT • Leonardus VAN GRUNSVEN
Structuur en werkingsmechanismen van lectine-achtige bacteriocinen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 3. Objectieven LlpA vormt het prototype van een nieuwe familie van proteïnen met antibacteriële activiteit. Dit projectvoorstel beoogt een inzicht te verwerven in het nog ongekende en wellicht nieuwe werkingsmechanisme van deze bacteriocinen. Het ophelderen van dit mechanisme kan leiden tot de identificatie van een nieuw doelwit voor het bestrijden van pathogene bacteriën. De hierbij verworven kennis zal ook bruikbaar zijn voor het ophelderen van de functie van de MMBL-achtige modules in de diverse 'hypothetische proteïnen' die gecodeerd worden in de genomen van fylogenetisch zeer verschillende bacteriën, als eerste stap in het identificeren van de fysiologische rol van deze proteïnen in de respectieve bacteriën.
Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Analyse van HDAC repressorcomplexen die een rol spelen tijdens leverfibrogenese. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Doelstelling en benadering. Het moleculaire mechanisme van de inhibitie van stellaatcelactivatie door HDAC inhibitoren (HDAC-I) is slechts gedeeltelijk gekend (11,12) ondermeer omdat de beschikbare HDAC inhibitoren niet specifiek zijn (er zijn 11 HDACs). Daarnaast wordt het onderzoek naar HDAC- en andere repressorcomplexen voornamelijk uitgevoerd in geïmmortaliseerde cellijnen waardoor zelfs de aanwezigheid van deze complexen niet is aangetoond in de meerderheid van primaire cellen zoals de HSCs. De karakterisatie van de HDACcomplexen en het ontrafelen van hun actiemechanisme tijdens stellaatcelactivatie, zou een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van een efficiënte anti-fibrogene therapie. Deze vaststellingen onderstrepen de nood aan een grondige analyse van de rol van specifieke HDAC bevattende repressorcomplexen tijdens fibrogenese. Dit project heeft als objectief om stellaatcelactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDACbevattende repressorcomplexen te inhiberen. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • Tony LAHOUTTE • ALBERT GEERTS • Leonardus VAN GRUNSVEN
Meiotische restitutie in microsporen van hogere planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Inleiding De vorming van haploïde (n) mannelijke gameten bij bloeiende planten volgt een goed gedefinieerd ontwikkelingspatroon waarbij twee- of driecellig pollencel wordt gevormd. De meiose of reductiedeling zorgt voor de vorming van een haploïde cel die tijdens de microgametogenese verder mitotisch deelt waarbij een vegetatieve cel ontstaat die twee spermacellen insluit. Afwijkingen van de meiotische reductiedeling, waarbij het chromosomen aantal behouden blijft (2n), liggen aan de basis van natuurlijke polyploïdisatie en dragen bij tot de evolutie van plantengenomen (Leitch en Bennett, 1997). Voor de veredeling van gewassen zijn vooral de productie van ongereduceerde gameten en diplospory (apomixis) interessant omdat ze de mogelijkheid biedt om wilde varianten met lagere polyploïdieniveau in te kruisen of om heterosis van F1 hybride te fixeren (Koltunow en Grossniklaus, 2003; Ramanna en Jacobsen, 2003). De toepassing van meiose mutaties is echter niet algemeen. Dergelijke mutaties komen namelijk weinig voor in landbouwgewassen en zijn moeilijk te implementeren via klassieke genetische technieken (Consiglio et al., 2004). 2. Probleem- en doelstelling De vorming van 2n gameten is genetisch bepaald en komt voor bij een aantal species (Mok en Peloquin, 1975; Bretagnolle en Thompson, 1995), maar ondanks grote inspanningen is men tot op vandaag er nog niet in geslaagd om die erfelijke elementen te identificeren. De meiose is een complex fenomeen en dit is waarschijnlijk de oorzaak waarom er tot nog toe maar weinig toepassingen zijn. Sinds enkele jaren hebben we echter technologische doorbraken gekend waarbij genen werden geïdentificeerd die specifiek tijdens sporogenese tot uiting komen. Uit dit onderzoek blijkt dat massale verandering van genexpressie en translatie optreedt en dus kunnen we verwachten dat er heel wat gespecialiseerde mechanismen in gang worden gezet om meiose tot een goed einde te brengen (Petunia: Cnudde et al., 2006). Welke van deze genen zijn nu verantwoordelijk voor de reductie van het chromosomenaantal tijdens meiose? Het onderhavige project heeft als doel genetische elementen te identificeren die door mutatie of misexpressie aanleiding geven tot de vorming van gameten die een chromosomen aantal bevatten dat gelijk is aan dat van somatische cellen. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Nanobodies in Health : Next generation Antibody fragments for Medical Applications Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naturally occurring camelid Heavy-chain antibodies have evolved to be fully functional in the absence of a light chain. In a previous VUBfunded GOA project, a network consisting of the research groups of S. Muyldermans, J. Steyaert and P. De Baetselier has built on fundamental research into the properties of Heavy-chain antibodies to develop medical applications of Heavy chain antibody-derived single-domain antibody fragments referred to as Nanobodies. Collaborative scientific achievements of this network include proof-of-principle experiments into the use of Nanobodies for antibody-directed enzyme prodrug therapy of cancer, for therapeutic targeting of trypanocidal proteins to conserved moieties on the variable surface glycoprotein coat of African trypanosomes and against amyloidogenic proteins. In addition, the expertise combined in the network has allowed to attract additional peripheral funding and to extend the network by allowing the generation of additional collaborative networks. By further integrating and stabilizing the collective expertise in the groups of S. Muyldermans, P. De Baetselier, J. Steyaert and S. Magez, and setting up research that is complementary to - but different from - peripherally funded research programmes the current project aims at consolidating the development of Nanobodies as next generation therapeutic along four major lines of research: 1) Identification and engineering of Nanobodies 2) Applications of Nanobodies in protein structure and conformation 3) Applications of Nanobodies in targeting of African trypanosomes 4) Applications of Nanobodies for tracking inflammatory responses Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ • SERGE MUYLDERMANS • JAN STEYAERT • PATRICK DE BAETSELIER
De rol van de insuline-achtige groeifactor IGF-I in de bescherming en regeneratie van hersenweefsel na inductie van transiënte focale ischemie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Cerebrale ischemie is de meest voorkomende oorzaak van invaliditeit bij volwassenen. Hersenbeschadiging door ischemie wordt veroorzaakt door necrose en apoptose van hersencellen, en leidt tot opregulatie van IGF-I expressie in het CZS, maar de maximale concentraties worden pas bereikt na 5 dagen of zelfs enkele weken. Uit de literatuur blijkt dat toediening van de anti-apoptische insulineachtige groeifactor IGF-I tot enkele uren na inductie van cerebrale ischemie in proefdieren leidt tot een aanzienlijke vermindering in celdood en weefselschade.
Deze studie onderzoekt de rol van IGF-I in neuroprotectie en regeneratie van neuraal weefsel na inductie van een tijdelijke focale ischemie. Hierbij richten we ons voornamelijk op: 1) Het mechanisme betrokken bij de neuroprotectieve effecten van exogeen IGF-I na inductie van tijdelijke focale ischemie door toediening van endotheline-1. 2) De directe effecten van IGF-I op inflammatoire reacties in het CZS. 3) De rol van lokaal in het CZS geproduceerd IGF-I in overleving van neuronen en regeneratie. Dit zal worden onderzocht in een cel speciefieke knock out muizen voor IGF-I. 4) het therapeutisch potentieel van IGF-I in cerebrale ischemie. Hiertoe zullen we in ratten de effecten van intraveneus toegediend IGF-I vergelijken met de effecten van centraal toegediend IGF-I, en de distributie van IGF-I in de hersenen van deze dieren bepalen na beide toedieningswijzen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
Studie van de pathogenische/anti-pathogenische functies van de p50 NF-kappaB comonent met de Afrikaanse trypanosoominfectie als werkmodel. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tijdens inflammatoire immuun antwoorden tegen pathogenen, is de rekrutering van immuun cellen naar de plaats van infectie noodzakelijk. Deze infiltratie kan echter resulteren in weefselschade door een aanhoudende inflammatie. Daarom is het belangrijk om de mechanismen die aan de basis liggen van deze rekrutering en activatie van inflammatoire immuun cellen beter te begrijpen. Experimentele infectie met Afrikaanse trypanosomen, een extracellulaire parasiet die slaapziekte veroorzaakt bij mensen en nagana bij runderen in sub-Sahara Afrika, vertegenwoordigt een waardevol model om lever pathogeniciteit en leverinflammatie in het algemeen te bestuderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Regulatie van de moleculaire en functionele heterogeniteit van tumor-geassocieerde macrofaag (TAM) populaties in borst- en longcarcinoommodellen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Tumoren dienen beschouwd te worden als orgaanachtige structuren, waarin een complexe bidirectionele interactie bestaat tussen getransformeerde en niet-getransformeerde (stromale) cellen. In deze context werd vastgesteld dat vooral cellen van het mononucleair fagocyt systeem (monocyten en macrofagen) bijdragen tot verschillende aspecten van tumorbiologie. De relevantie van tumor-geassocieerde macrofagen (TAM) voor het verloop van tumorgroei wordt bevestigd door klinische studies, die een duidelijke correlatie aantonen tussen een sterke intratumorale aanwezigheid van TAM en een slechte prognose. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Soortdiversiteit, populatiedynamica en metabolietanalyse van melkzuurbacteriën betrokken bij de fermentatie van groenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van oudsher worden fermentatietechnieken zoals spontane fermentatie en backslopping toegepast ter verbetering van de houdbaarheid, de organoleptische eigenschappen en de veiligheid van levensmiddelen. In bepaalde bedrijfssectoren (bijvoorbeeld zuivel en vlees) wordt reeds gebruik gemaakt van bulkstarterculturen, wat de fermentatie beter controleerbaar en voorspelbaar maakt. Wat de groentesector betreft bevindt het gebruik van starterculturen zich eerder in een experimenteel stadium. In tegenstelling tot deze industriële starterculturen vertonen de natuurlijk voorkomende wild-type stammen, die traditionele fermentaties domineren, een hogere competitiviteit en een uitgebreidere metabolische capaciteit om aromacomponenten te vormen. Om uitgaande van deze wild-type stammen een geschikte startercultuur te ontwikkelen voor industrieel gebruik zijn een uitgebreide kennis van de soortdiversiteit van het ecosysteem, van de populatiedynamica van het fermentatieproces, en van de substraatconsumptie en metabolietproductie in relatie tot de organoleptische eigenschappen en microbiële interacties onontbeerlijk. Hoewel de interesse in gefermenteerde groenten, onder meer omwille van het gezonde imago van gefermenteerde levensmiddelen, toeneemt, zijn dergelijke studies van groentefermentatie-ecosystemen nog schaars. Daartoe zal in dit project getracht worden om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica van gefermenteerde groenten, in het bijzonder gefermenteerde paprika en prei, in kaart te brengen. Daarnaast zal de methode om het metaboloom van gefermenteerde levensmiddelen in een vaste matrix te analyseren, geoptimaliseerd worden om het metaboloom van gefermenteerde groenten te bestuderen. Tenslotte zullen geselecteerde (autochtone) melkzuurbacteriën toegepast worden als functionele startercultuur voor gerichte, gecontroleerde groentefermentaties. Om de microbiële soortdiversiteit en populatiedynamica te bestuderen zullen zowel cultuurafhankelijke (selectieve uitplatingen, gevolgd door repPCR-fingerprinting) en cultuuronafhankelijke methoden (PCR gevolgd door denaturerende gradiëntgelelectroforese) gehanteerd worden. De metaboloomanalyse zal hoofdzakelijk gebeuren door middel van de geoptimaliseerde gaschromatografie-massaspectrometrie-methode (GC-MSmethode). Staalname van de verschillende metabolieten zal plaatsvinden door middel van statische headspace (SH) of solid phase micro-extraction (SPME). Indien bepaalde interessante verbindingen niet of nauwelijks detecteerbaar zijn met de GC-MS-methode zal gebruik gemaakt worden van andere geschikte (geoptimaliseerde) analysetechnieken zoals bijvoorbeeld hogedruk-vloeistofchromatografie en vloeistofstofchromatografie-MS. Deze methodologieën zullen gebruikt worden voor het onderzoek naar de aan- of afwezigheid van specifieke bacteriële metabolieten met (potentiële) rol in de kwaliteitsaspecten van gefermenteerde groenten. Dit in zowel gefermenteerde groentestalen uit Roemenië, als in bacteriële culturen, verkregen uit de isolaten van gefermenteerde groenten. Vervolgens zal de kinetiek van de interessant bevonden starterculturen onderzocht worden door middel van laboratoriumfermentaties (10 l werkvolume) in een groentesimulatiemedium. Bovendien zullen kleinschalige fermentaties uitgevoerd worden in groente-extracten om na te gaan in welke mate de groentesimulatiemedia de realiteit benaderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Structurele karakterisatie van het HIV-Rev proteïne. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Het bestaan van van bona fide antilichamen zonder lichte keten in Camelidae is één van de meest in het oog springende ontdekkingen van het VUB-labo. In samenwerking met het Rega instituut hebben wij het laatste jaar een vijftiental nanobodies geselecteerd die HIV-Rev specifiek kunnen binden. Met dit project willen we nanobodies identificeren die interfereren met de multimerisatie van Rev en deze recombinante nanobodies gebruiken om het proces van HIV-Rev multimerisatie te valideren als terapeutische target. Tegelijk zullen deze nanobodies gebruikt worden om het Rev eiwit te vangen in een one-to-one complex, om aldus de structuur van dit eiwit te bepalen via X-straal diffractie of NMR. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
De invloed van antilichaamfragmenten op de fibrilogenese van beta 2-microglobuline. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar het moleculaire mechanisme van de fibrillogenese van B2-microglobuline door gebruik te maken van single-domain fragmenten van kameelantilichamen (nanobodies). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Regulatie van de novo pyrimidine biosynthese in hyperthemoacidofiele Archaea. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de ontrafeling van de regulatorische mechanismen die de expressie moduleren van de genen die instaan voor de novo pyrimidine biosynthese in hyperthermoacidofiele Archaea. Archaea vormen een apart fylogenetisch domein van het leven, naast de Bacteria en de Eukarya. Enerrzijds delen zij een aantal kenmerken met de Bacteria, zoals de morfologie en de organisatie van het genoom. Anderzijds zijn de archaeale informatieverwerkende processen zoals o.a. de replicatie van het DNA, transcriptie en translatie nauwer verwant met de eukaryotische processen. Vele gekarakteriseerde archaeale soorten zijn extremofielen, zo ook de hyperthermoacidofielen die optimaal groeien bij hoge temperatuur en lage pH. Deze organsimen zijn zeer interessant zowel vauit fundamenteel als industrieel perspectief. Het pyrimidine gencluster van de Sulfolobales is met zijn unieke organisatie een interessant modelsysteem zowel voor de studie van basale archaeale gentranscriptie als van pyrimidione-specifieke regulmatie, waarvan nog niets geweten is bij archaea. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Gebruik van innovatieve strategiën voor betacel beeldvorming in diabetes mellitus. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project wenst innovatieve benaderingswijzen te vinden en toepassen voor gesofistikeerde in vivo en in vitro live betacel beeldvorming, vooral betacelmassa regulatie (verlies en nieuwvorming) met het vooruitzicht om eerste klinische trials te beginnen. De algemene beoogde en verwezenlijkingen zijn suksesvolle klinische betacel beeldvorming gebaseerd op nieuwe Glp1-receptor tracers en VMAT2 tracers via positronemissie tomografie (PET), identificatie van nieuwe betacel-specifieke merkers en tracers geschikt voor beeldvorming, ontwikkeling van sleuteltechnologie en methodes voor efficiënte karakterisatie van tracers voor betacel-beeldvorming, ontwikkeling van nieuwe optische beeldvormingsmethodes voor toekomstige onderzoekstoepassingen. Ons aandeel in dit EU-project (deze aanvraag) richt zich op de indentificatie, evaluatie en validatie van nieuwe betacel-tracers in dierlijke modellen van diabetes en betacel-regeneratie, en in menselijke pancreascellen, met het oog op betacelmassa-bepaling. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • LUC BOUWENS
Integratie van high-throughput benaderingen om kweekbare microbiële diversiteit te linken aan metabolisch potentieel in traditionele gefermenteerde levensmiddelen: een nieuwe strategie voor het screenen naar functionele startersculturen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Traditionele gefermenteerde levensmiddelen worden door de consument sterk geapprecieerd omwille van hun organoleptische kwaliteiten en potentiële gezondheidsbevorderende eigenschappen. In vele van deze producten is het onduidelijk welke micro-organismen daadwerkelijk een rol spelen in het fermentatieproces en welke metabolieten verantwoordelijk zijn voor hun kenmerkende sensorische eigenschappen. Onderhavig project beoogt de ontwikkeling en validatie van een nieuwe strategie om dit microbiologisch en metabolisch potentieel sneller en efficiënter te analyseren, met het oog op de ontwikkeling van functionele starterculturen met toepassingsmogelijkheden in de voedingsindustrie. De focus zal hierbij liggen op de industrieel erg belangrijke melkzuurbacteriën (MZB). Een intelligente high-throughput (IHT) strategie zal worden ontwikkeld voor de inventarisatie van de kweekbare MZB-populaties in traditionele gefermenteerde levensmiddelen van diverse biologische en geografische oorsprong. Deze IHT-aanpak is gebaseerd op het geïntegreerde gebruik van een automatische koloniepikker voor isolaties en MALDI-TOFmassaspectrometrie voor dereplicatie en identificatie. In parallel zal op dezelfde stalen een functionele analyse gebeuren, enerzijds via een polyfasische en kwantitatieve metabolietanalyse, anderzijds via een transcriptoombenadering door gebruik te maken van een thematisch microrooster voor MZB. Tenslotte zullen beide strategieën aan elkaar worden gelinkt door via functionele screening deze MZB-isolaten te identificeren die genen bevatten welke verantwoordelijk zijn voor de productie van unieke metabolieten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Onderzoek naar de kwaliteit van de gymnastiekclubs, aangesloten bij Gymnastiekfederatie Vlaanderen vzw, dmv het IKGym instrument. (deze ov. vervangt WDGO184 dewelke vervalt op 1/1/2003 : zie art 8 ov) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar de kwaliteit van gymnastiekclubs Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • JO VAN HOECKE • PAUL DE KNOP
Ontwikkelen en fundamentele evaluatie van hoge efficiëntie capillaire vloeistofchromatografie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoge performantie vloeistof chromatografie (HPLC) is de meest verspreide scheidingstechniek. De techniek vindt toepassing in bijna elke in elke tak van de industrie en is van cruciaal belang voor chemisch, biologisch en farmaceutisch onderzoek. Het scheidend vermogen van HPLC is slechts een fractie van wat mogelijk is met GC zoals voorgesteld word in Figuur 1 voor een mengsel van polychloorbifenyl (PCB) componenten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GERT DESMET
Onderzoeksbeurs: EHA Fellowship (Dr. Janka Matria) - Hepatisch gentherapie for hemofilie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatische gentherapie voor hemofilie met behulp van integratie-defecte lentivirale vectoren: Effect van miRNA verordening betreffende inductie van immuun tolerantie. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE • Marinee CHUAH • Janka MATRAI
Verbeteren van de anti-tumor immuniteit door intranodale injectie van boodschapper RNA dat codeert voor tumor antigen en immuunstimulerende moleculen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Actieve immuuntherapie onder de vorm van tumor antigen gebaseerde vaccinatie wordt volop onderzocht. Boodschapper RNA dat codeert voor tumor antigenen en immuunstimulerende proteïnen is mogelijks een immunogeen reagent voor kanker immuuntherapie. Onlangs werd aangetoond dat intranodale injectie van vaccins een sterkere immuunrespons opwekt in vergelijk met vaccinatie via andere routes. Tot op heden werd geen onderzoek naar intranodale injectie van mRNA uitgevoerd. In dit project wensen we na te gaan of mRNA als gebruiksklaar vaccin kan dienen. Een voorwaarde voor het succes van RNA gebaseerde vaccins is dat deze in situ dendritische cellen (DCs) modificeren opdat deze een sterke immuunrespons kunnen induceren. Dit zal onderzocht worden. Indien de pre-klinische evaluatie van RNA als antikanker vaccin succesvol is, zal dit toelaten om een RNA gebaseerd klinisch vaccin te ontwikkelen. Organisaties: • Fysiologie
Onderzoekers: • Karine BRECKPOT
Nieuw financieringsmodel onderzoek: ZAP-startkrediet 2010 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het in voege treden van het nieuw financieringsmodel onderzoek ontvangen nieuwe ZAP leden die voldoen aan de criteria voor de BOF-parameter 'mobiliteit en diversiteit' een startkrediet van EURO 50.000. Deze ZAP startkredietfinanciering wordt retroactief opgestart en toegekend aan nieuw ZAP aangesteld in 2010 en later. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Marinee CHUAH
Nieuw financieringsmodel onderzoek: ZAP-startkrediet 2010 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het in voege treden van het nieuw financieringsmodel onderzoek ontvangen nieuwe ZAP leden die voldoen aan de criteria voor de BOF-parameter 'mobiliteit en diversiteit' een startkrediet van EURO 50.000. Deze ZAP startkredietfinanciering wordt retroactief opgestart en toegekend aan nieuw ZAP aangesteld in 2010 en later. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Marc KOCHZIUS
Biometals 15 juli - 19 juli 2012 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het samenbrengen van wetenschappers uit de hele wereld die gespecialiseerd zijn in de rol van metalen in de biologie. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PIERRE CORNELIS
Lange-termijn monitoring van drivers bepalend voor de areaalgrenzen van mangroven. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek legt zich toe op het verklaren welke de drivers zijn voor de latitudinale mangrovegrenzen. Aangezien de beschikbare klimatologische en meteorologische gegevens toereikend zijn (zowel in tijd als in ruimte) om het nodige inzicht te bekomen is het specifieke doel van dit project het uitbouwen van een datalogger netwerk op wereldschaal, en wel uitgezet in de directe buurt van de latitudinale grens van mangroven op alle continenten. Uit deze gegevens, meer bepaald uit de gelijkenissen en verschillen tussen areaalgrenzen aan weerszijden van een continent of van een oceaan, tussen klimaatgordels binnen een eiland of land enz. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • Farid DAHDOUH-GUEBAS
Analyse van de rol van centrale macrofagen in inflammatie-geassocieerde anemie(AI) Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project beogen we het isoleren, karakteriseren en bepalen van de rol van een raadselachtige deelverzameling van macrofagen, centrale macrofagen, voorgesteld om een cruciale rol te spelen in Erytropoëse Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • BENOIT STIJLEMANS • PATRICK DE BAETSELIER
Organisatie Virus of Microbes II Brussel 16/07/2012 - 20/07/2012 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze EMBO conferentie in Brussel zal de diversiteit, evolutie, ecologisch en milieugerelateerde impact van microbiële virussen aankaarten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • HENRI DE GREVE
Nederlandse versie van de internetsurvey van het EUMARR FWO-project : Toward a European Society: Single Market, Binational Marriages, and Social Group Formation in Europe. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Universiteit Groningen - NIDI' hebben voor het project ' Nederlandse versie van de internetsuvey van het EUMARR project' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Helga DE VALK
The role of angiotensin IV and identification of its targets. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 4.1. Working hypothesis and aim of the project Evidence is accumulating that Ang IV, a major metabolite of Ang II, exerts physiological effects in its own right. Its central actions are already wellknown to include the increase of memory recall and learning in passive and conditional avoidance behavioural studies. Additionally, we also found that i.c.v. administered Ang IV protected rats against pilocarpine-induced seizures. In the periphery, in vivo as well as in vitro studies with vascular smooth muscle cells have also pointed at the propensity of Ang IV to affect the cardiovascular system. The beneficial effects of Ang IV on memory and learning may herald new therapeutic strategies to help patients with cognitive deficits. In the same vein, the anticonvulsant properties of Ang IV could also lead to novel therapeutic applications. Central to these issues is the unequivocal identification of the cellular targets that are implicated in these beneficial effects of Ang IV as well as in its potential side-effects. During these last four years, we have made substantial progress in this respect (see part 2.) and we are now in a comfortable position to re-actualise the initial working hypotheses. The initial proposal for the existence of "AT4 receptors" as cellular targets for Ang IV (DeGasparo et al., 2000) was based on radioligand binding studies, namely on the discovery of high affinity binding sites for radioiodinated Ang IV (and analogues) in the CNS as well as in peripheral tissues and cells thereof. Subsequently, Albiston et al. (2001) reported that these binding sites correspond to the insulin-regulated aminopeptidase (IRAP) enzyme. Our studies on native and recombinant cell lines confirmed the widespread occurrence of IRAP and also that it constitutes the major (if not the sole) high affinity binding site of Ang IV. While these binding studies represent a most helpful tool for the purpose of IRAP detection and quantification, we also clearly established that this high affinity binding only takes place to the apo-form (i.e. inactive, catalytic zinc-depleted form) of IRAP. We therefore believe that, unless apo- IRAP acts as a cellular receptor, Ang IV-based binding studies are inadequate screening tools for the detection of Ang IV-derivatives with potential therapeutic interest. Nonetheless, we and others (Lew et al., 2003) have clearly established that Ang IV can also be recognised by the physiologically relevant (i.e. catalytically active) form of IRAP, albeit with ± 20-fold lower potency than the apo-enzyme. Yet, we have also become increasingly aware that Ang IV is rapidly degraded in vivo as well as in vitro and that some of its (patho)physiological effects could also involve its interaction with other cellular targets. While Ang IV produces a full, dose-dependent decrease of IRAP's catalytic activity, similar effects of Ang IV have now also been observed while studying the related aminopeptidases AP-N (Garreau et al., 1998) and AP-A (Goto et al., 2006). Moreover, as we found that some of the in vivo effects of Ang IV (e.g. on the hippocampal acetylcholine concentration and on renal blood flow) can be blocked by the AT1 receptor-selective antagonist candesartan, due attention should also be paid to the potential contribution of the by now "classical" AT1 and AT2- receptors. The present project is based on two highly complementary approaches/strategies. (i) The first is based on the now well documented role of IRAP as an Ang IV target and will further explore by which mechanisms the Ang IV-IRAP interaction is able to trigger physiologically relevant intra- as well as extracellular processes (outlined in parts 4.3 to 4.5). This approach will be intially focussed on intact-cell experiments and relevant outcomes will serve as a rationale (or tools) for dedicated in vivo tests. (ii) Secondly and in parallel the investigations aim to acquire a better understanding of the physiological role of Ang IV in the CNS (outlined in part 4.6). This will be carried out in the spirit that IRAP may not be the (sole) physiological target for Ang IV. Here, in vivo research will first focus on comparative studies with wild-type vs. KO animals and with Ang IV versus its most interesting synthetic analogs. Mechanism of action underlying the physiological effects of Ang IV via IRAP So far, three potential mechanisms have been put forward to explain the role of IRAP in the increased cognitive performance after Ang IV administration (summarised in Chai et al., 2004). We aim to elucidate which of these mechanisms is involved and what is their relative contribution in the in vivo effects of Ang IV, with particular emphasis on those effects that were already disclosed in our previous work. This approach thus allows to to perform a critical evaluation of the (patho)physiological relevance and molecular peculiarities of each of these working hypotheses. As outlined in the individual descriptions hereunder, the outcome of these studies will have a profound impact on the screening strategies to be adopted in our quest for useful therapeutic drugs. (i) The ability of Ang IV to inhibit the catalytic activity of IRAP has already been well documented in in vitro conditions and some of the IRAP substrates in those studies (somatostatin, vasopressin and oxytocin) are known for their memory-facilitating or anticonvulsant properties. According to this hypothesis, any compound that selectively inhibits the catalytic activity of IRAP could increase cognitive performance. In addition to the already obtained indirect evidence that Ang IV also prevents neuropeptide degradation in vivo, we wish to obtain direct/conclusive evidence for
such mechanism. Therefore, we will monitor changes in various neuropeptide concentrations in hippocampal and striatal dialysates (microdialysis experiments in combination with LC-MS/MS detection) following the in vivo administration of Ang IV and synthetic analogues of interest to control and knock-out animals. Similar experments will also be done in vitro with cultured cells either under native or IRAP-overexpressing conditions. (ii) As second hypothesis, we have been the first to propose that IRAP should be capable of triggering intracellular events on top of its enzymatic activity (Vauquelin et al., 2002). This hypothesis was based on the structural properties of IRAP (i.e. its occurrence as dimers at the cell surface and, hence, the presence of 2 membrane-spanning _-helices) and on previously reported receptor-like properties of other aminopeptidases (AP-N and dipeptidase IV). Meanwhile, we have gathered robust evidence in favor of this receptor-hypothesis by showing that Ang IV elicits non-AT1 receptor mediated signalling events in CHO cells (increased thymidine incorporation) and vascular smooth muscle cells (collaboration with Prof. Ruiz-Ortega - Spain). This could imply that the in vivo effects of Ang IV analogues should not be simply dependent on their ability to bind to IRAP but also on propensy to stimulate cell signalling. To this end, in vitro experimental systems will be further developed to test Ang IV analogues for their intrinsic activity (i.e. agonistic vs. antagonistic properties), to elucidate the chain of IRAP-mediated cell signalling events and to compare these events in different cell types. (iii) Finally, the possibility arises that the beneficial effects of Ang IV on memory and learning involve an increased glucose uptake in hippocampal neurones. The potential contribution of IRAP in such mechanism is based on the demonstration that IRAP and the GLUT4 glucose transporter coexist in hippocampal neurones (Fernando et al., 2005) and on the rationale that both proteins are co-transported between intracellular stores and the cell surface. This opens the possibility for Ang IV to interfere with IRAP recycling and by this way to enhance/prolong the exposure of GLUT4 at the cell surface. To explore this intriguing possibility, in vitro experiments will first explore the ability of Ang IV to affect IRAP transport on intact cells. To this end, we will develop an immunochemical approach (collaboration with Prof. Bottari - France) and already established a radioligand binding approach for the dectection of IRAP at the cell surface. We will also explore for the aptitude of Ang IV and related ligands to trigger glucose uptake into GLUT4 containing cells and into the hippocampus of rodents (collaboration with Prof. Albiston and Chai - Australia). The (patho)physiological role of Ang IV in the CNS The further in vivo investigations are, in the first place, aimed to acquire a better understanding of the (patho)physiological role of Ang IV in the CNS with special reference to memory, epilepsy, neuroprotection and central modulation of blood pressure. Since the initial demonstration by Braszko et al. (1988) that i.c.v. injection of Ang IV enhances memory retention in a passive avoidance task, numerous other studies further stressed the positive role of this peptide in memory and cognition. We wish to inquire whether IRAP is truly a central player in these processes and, if so, by which molecular mechanism(s). Our interest in the link between Ang IV and epilepsy sprouted from our observation that i.c.v. Ang IV infusion attenuates the severity of limbic seizures in a pilocarpine-induced rat model for limbic epilepsy (Stragier et al., 2006). In this respect, we would especially like to test our hypothesis that this effect of Ang IV are mediated by augmentation of DA and 5-HT levels in the hippocampus. The possible role of Ang IV in neuronal regeneration/protection is based on the finding that Ang IV promotes cell survival in the hippocampus (Kakinuma et al. (1997; 1998) and, more recently, that it confers neuroprotection in a model for experimental ischemic stroke (Faure et al., 2006). To get more insight in this potential therapeutically important issue, we plan to test neuroprotective effects of Ang IV in established models of cerebral ischemia and Parkinson's disease along with the in vivo role of IRAP in the regulation of cell survival and proliferation. Related to our preceding work in renal blood flow, we would like to address the potential implication of central Ang IV in the regulation of blood pressure. Finally we will further elucidate the mechanism(s) by which Ang IV affects renal function. Obviously we will also remain very attentive to applications in alternative therapeutic area`s (such as diabetes) that could emerge in the literature or during the elaboration of our research program. Also, some of the newly developed research tools could find a potential use as diagnostic tools. Because of the complexity inherent to in vivo models, doubt may be raised whether IRAP represents the only cellular recognition site for the abovementioned actions/implications of Ang IV. In preceding work, we have tried to tackle this problem by using selective antagonists/inhibitors for known non-IRAP targets such as AP-N and AT1 and AT2- receptors. Being aware of the sometimes limited efficacy of this approach, we have now initiated collaborative efforts with other research teams to acquire/develop additional tools (outlined in part 4.2) to discriminate IRAP from the other targets and to increase the in vivo stability of Ang IV. In the first place, we will conduct parallel studies on KO mice either lacking IRAP (collaboration with Prof. Albiston and Chai - Australia) or AT1 /AT2- receptors (collaboration with Prof. T. Walther - Univerisity of Berlin, Germany). These studies will obviously also include a behavioural phenotyping of the knock-out mice. The use of organ-specific knock-out mice could represent a most valuable extension to these studies. We can now also count on the collaboration of three chemistry departments (Prof. Tourwé - VUB, Prof. Hallberg Sweden, Prof. Yiothakis - Greece) to provide us with novel synthetic Ang IV analogues. After an initial in vitro screening for stability, targetselectivity and potency, the most interesting ones will be studied in vivo for their ability/inability to mimick Ang IV-mediated responses. Obviously, these collaborations are of mutual benefit as our feedback to the chemists may lead to the synthesis of potential lead compounds for the development of therapeutic drugs. Efforts have also been undertaken to decrease the metabolic breakdown of Ang IV and, in this respect we have been the first to show that selective AP-N blockade (by compound 7B, provided by Prof. Yiothakis - Greece) increases the stability of Ang IV in vitro and amplifies the Ang IV elicited increase in striatal extracellular dopamine concentration. This strategy will certainly be extended to all in vivo studies to come. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT • Bart STRAGIER • YVETTE MICHOTTE • SOPHIE SARRE • Ilse Julia SMOLDERS • PATRICK VANDERHEYDEN • RON KOOIJMAN • GEORGES VAUQUELIN
Vlaams Interuniversitair project voor structuurstudie van harde en zachte gecondenseerde materie met behulp van synchrotronstraling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit betreft een breed project rond materiaalstudies, die gebruik maken van Europese synchrotron faciliteiten. Het is geformuleerd door de groepen die reeds in het verleden het voortouw hadden genomen voor de implementatie van synchrotron-radiatie in een waaier van disciplines. Dit opzet weerspiegelt het extreem brede spectrum van materiaalstudies die deze mega-apparaten mogelijk maken. Partim Proteïnekristallografie / Biomoleculaire structuur en functie (Prof. Lode Wyns - VUB) In dit project wensen we twee aspecten te benadrukken: * Ontwikkelingen rond nano-manipulatie * Betreffende de kristallisatie aspecten per se - Nano-manipulatie: sample behandeling, observatie, van microkristallen vereist ontwikkeling van een bijzonder platform. Dit is voor de ESRF mede als een prioriteit van eerste orde gedefinieerd. - Het kristallisatieplatform van het PSB (Partnership for Structural Biology) zal ons toegang verlenen tot "nano-drop" kristallisatie gekoppeld aan een geïntegreerd beeldvormings platform. - De bundellijn gedediceerd voor functionele biologie en toegepaste soft condensed matter studies zal in dezelfde context (PSB) snelle screening
mogelijkheden bieden voor het begeleiden van de kristallisatieprotocols van moeilijke systemen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
Novel macrophage and myeloid dendritic cell markers for in vivo imaging and therapy of inflammatory diseases; inflammation tracking "inflammatrack". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Macrofagen en myeloide dendritische cellen spelen een cruciale rol in talrijke ziekten waarin ontstekingreacties, chronisch of acuut van aard, aan de basis liggen van het ziektebeeld. Deze omvatten ondermeer chronische infectieziekten, auto-immune aandoeningen zoals reumatoïde artritis en de ziekte van Crone, en aandoeningen van allergische oorsprong met astma en hooikoorts als meest frequente voorbeelden. In deze aandoeningen voeren de cellen talrijke gespecialiseerde functies uit. Deze functies kunnen sterk verschillen volgens de aard van de aandoening, zijn stadium en anatomische lokatie. De verschillende functionele eigenschappen van de betrokken macrofagen en dendritische cellen uiten zich in de aanmaak van verschillende sets van solubele mediatoren en oppervlaktereceptoren. Het aflezen van deze specifieke sets biedt bijgevolg tal van mogelijkheden voor diagnose en therapie. Partners in dit consortium hebben een kennisplatform ontwikkeld met informatie over moleculaire merkers die in muismodellen voor diverse inflammatoire aandoeningen uitgedrukt worden door myeloide cellen. In dit project zal dit kennisplatform worden gebruikt om geselecteerde macrofaag- en myeloide dendritische celmerkers te evalueren voor het direct doelwitten van inflammatoire myeloide cellen. Meer specifiek: * In een eerste prioriteit wensen we radioactieve tracers of reportergenen te doelwitten naar macrofagen en dendritische cellen die bepaalde celmerkers uitdrukken, om het gedrag van deze cellen op te volgen en op die manier een beeld te vormen van het verloop van de ontstekingsreactie (diagnostische toepassing). * In een tweede prioriteit zullen celmerkers gevalideerd worden als doelwitten voor het moduleren van de activiteit van de inflammatoire cellen, om zo het verloop van de ontstekingsreactie op een gunstige wijze te beïnvloeden (therapeutische toepassing). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Fysiologie • Medische Beeldvorming en Fysische Wetenschappen
Onderzoekers: • KRISTIAAN THIELEMANS • AXEL BOSSUYT • PATRICK DE BAETSELIER
Combinatie van bacteriofagen en disinfectantia als alternatieve bestrijdings- en preventiemiddelen voor Escherichia coli infecties bij kippen: werkzaamheid, veiligheid en stabiliteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de preventie en bestrijding van de infectie van kippen door aviaire pathogene Escherichia coli (APEC) stammen. Voor dit doel zullen bacteriofagen samen met desinfectantia worden ingezet. Er zal gebruik gemaakt worden van APEC-specifieke bacteriofagen die reeds door het CODA (copromotor 4) werden geïsoleerd of in de literatuur beschreven zijn. Daarnaast zullen nieuwe fagen geïsoleerd worden met een activiteit tegen de in België geïsoleerde APEC stammen. De efficiëntie waarmee de fagen APEC doden en de stabiliteit van de fagen zullen in vitro onderzocht worden. De genomen van de fagen, die op deze basis geselecteerd worden, zullen volledig gesequeneerd worden en aan een grondige bio-informatische analyse onderworpen, om aan te tonen dat deze fagen strikt lytisch zijn en geen ongewenste genen bezitten. Fagen die gunstige eigenschappen vertonen zullen gecombineerd worden in een enkel preparaat, om resistentievorming te voorkomen. Na controle van de toxiciteit zal dit preparaat getest worden in een in vivo infectiemodel in kippen, waarbij de fagen zullen oraal en door verstuiving toegediend worden. Om desinfectantia rationeel te kunnen gebruiken zal de gevoeligheid van een representatieve reeks APEC stammen voor de toegelaten en commercieel beschikbare desinfectantia worden onderzocht. Verder zal getest worden of de verneveling van H202, een niet toxisch desinfectans dat kan toegepast worden in aanwezigheid van levende dieren, toelaat de overdracht van APEC tussen kippen te beperken. Er zal ook worden nagegaan of de combinatie van desinfectantia en fagen voor de controle van APEC synergie vertoont. Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • HENRI DE GREVE
HIV - 1 postintegration latency : van moleculaire mechnisms om potentiële therapeutische strategieën Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Linos Vandekerckhove
FC MICROCHEMOLOGY - Vlaamse open innovatie Consortium voor microchemie Technology (FFMC). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project heeft als doel de ontwikkeling en integratie van microfluidica toepassingen in de Vlaamse bedrijfswereld te stimuleren. Het kenbaar maken van het potentieel van deze technologie zal gebeuren door: - Door partnermatching innovatieve projecten op te starten rond microfluidica toepassingen - Het organiseren van workshops rond specifieke thema's of probleemstellingen binnen de microfluidica toepassingen. Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • JOERI DENAYER • GERT DESMET
OZR opvangmandaat: afwerking doctoraat Vrije Universiteit Brussel Abstract: Regulators van aminozuurmetabolisme en stressrespons bij Arabidopsis thaliana. De algemene doelstelling van dit project is een beter inzicht te krijgen in de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor regulatie van de biosynthese van de aminozuren afgeleid van aspartaat, en specifiek voor de interactie tussen de verschillende vertakkingen van de pathway en
voor de wijze waarop biotische en abiotische stress de pathway beïnvloeden. Daartoe zal ten eerste een transcriptoom-analyse uitgevoerd worden van planten die ofwel geïnhibeerd zijn in de lysine-biosynthesetak ofwel in de threonine/methionine tak. Verder zullen mutanten geïsoleerd worden waarin de inductie van AKLys1 door biotische stress verstoord is. In een verder stadium van het onderzoek zullen interessante genen bekomen uit de transcriptoomanalyse of uit de mutantenscreening verder via moleculaire en fysiologische studies onderzocht worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Internationale W&T samenwerking: postdocbeurs aan niet-EU onderzoeker -Selectie 2011: Dhr. SUNIL Adavanal Peter Vrije Universiteit Brussel Abstract: Postdocbeurzen aan niet-EU onderzoekers In een notendop... Het stimuleren van de mobiliteit en het aantrekken van externe onderzoekers is een van de prioriteiten van de Europese Onderzoekruimte. In die context en met het oog op het bevorderen van W&T-samenwerkingen, stelt het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO), met cofinanciering door de "Marie Curie Actions" , beurzen ter beschikking aan hooggekwalificeerde onderzoekers uit niet-EU-landen (doctors of een gelijkwaardige ervaring) om gedurende 6 tot 18 maanden te werken in een Belgische onderzoekeenheid. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JOERI DENAYER
Gliomarker - CSC Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Foundation Fournier Majoie pour l'Innovation - FFMI' hebben voor het project ' Development of new diagnostic and prognosis tools for human glioblastoma cancer stem cells. ' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
VERLENGING : 3D4Health : Protection structures for health: Structural biology of therapeutic membrane proteins as a starting point for effective rational drug design. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geneesmiddelen die gericht zijn tegen GPCRs vertegenwoordigen een jaarlijkse wereldwijde omzet van 60 miljard EURO, wat ongeveer overeenkomt met 25% van de globale omzet. Ion-kanalen en transporters vertegenwoordigen de tweede belangrijkste groep van drugtargets en de verwachting is dat membraaneiwitten ook in de toekomst belangrijke doelwitten zullen blijven om de eenvoudige reden dat signaaltransductie hoofdzakelijk plaatsgrijpt op en in het membraan. Nu de groei van de farmaceutische industrie vertraagt, vooral omdat het aantal nieuwe blockbusters daalt, richten de grote farmaceutische bedrijven hun focus op structuur-gebaseerde drugontwikkeling. Spijtig genoeg blijft het uitzonderlijk moeilijk om de structuur van membraaneiwitten te bepalen, voornamelijk omdat ze zich moeilijk laten behandelen buiten hun natuurlijke omgeving van het membraan. In de eerste fase van 3D4Health hebben wij de kracht van Xaperones aangetoond om diffracterende kristallen te groeien van de meest uitdagende membraaneiwitten, inclusief GPCRs en MDRs. Xaperones zijn enkeldomein antigen bindende fragmenten van zware keten antilichamen van kameelachtigen. Door flexibele delen te immobiliseren en aggregerende oppervlaktes af te schermen garanderen Xaperones conformationeel uniformere stalen welke essentieel zijn voor structuurbepaling door X-straal diffractie. We deden ook de onverwachte maar belangrijke vinding dat Xaperones selectief unieke conformaties van flexibele eiwitten kunnen bevriezen. Sommige van deze conformationeel selectieve antilichamen gericht tegen GPCRs functioneren als antagonist, andere binders gedragen zich als allosterische activators en verhogen de affiniteit voor agonisten in de orthosterische bindingssite. Het hoofdoel van fase II van 3D4Health bestaat eruit om ons XaperonesTM technologie platform te vertalen in een competitieve productie-eenheid van Xaperones welke unieke therapeutische conformaties van een groot aantal therapeutische targets stabilisere. Wij willen deze activiteiten valoriseren in een nieuw op te richten bedrijf volgens twee mogelijke bedrijfsmodellen: een platformbedrijf dat diensten verleent in structurele biologie of een geïntegreerd drug discovery bedrijf met focus op kleine therapeutische moleculen. De twee volgende jaren zal al onze aandacht gaan naar vier objectieven. Ten eerste willen we meer structuren bepalen van GPCRs en (ion)kanalen door gebruik van Xaperone geassisteerde X-straal diffractie. Dit moet de visibiliteit van onze activiteiten verhogen en de brede toepasbaarheid van onze technologie verhogen. Ten tweede willen we onze Xaperone discovery strategiëen welke onafhankelijk zijn van gezuiverd eiwit stroomlijnen. Ten derde willen we het potentieel van allosterische modulators en hun gebruik in hoge doorvoer screening verder onderzoeken en ten slotte zullen we ons nieuw bedrijf bouwen op basis van het meest geschikt bedrijfsmodel. De focus van ons toekomstig bedrijf zal in grote mate bepaald worden door de sterkte van onze IP portfolio, maar ook door de beschikbaarheid van (risico)kapitaal, het vertrouwen van de investeerders en de kwaliteit van de toekomstige bedrijfsleiding. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Speciale Project Award: Immuun stealth AAV nanodeeltjes voor gentherapie van hemofilie A. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bayer Award: gentherapie van hemofilie Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE • Marinee CHUAH
De positieve effecten van stille gevels en rustige stedelijke gebieden op verkeerslawaai hinder en slaapverstoring
Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Dick Botteldooren
Studie van het verouderingsproces: de rol van N-glycosylatie, hormonen en het Klotho gen. Universiteit Gent Abstract: N-glycosylatie fluctueert tijdens het verouderen. Specifieke glyco-genen zijn hiervoor verantwoordelijk. Wij willen de gen-expressie regulatie van deze glyco-genen onderzoeken adhv in silico analyze en functionele promoter studies. Daarnaast willen we nagaan hoe Nglycosylatie fluctuaties het verouderingsproces en verouderings gerelateerde signalisatiewegen beïnvloeden. Dit zal onderzocht worden in vitro (hepatocyten) en in vivo (muizen). Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Claude Libert
Identificatie en validatie van moleculaire mechanismen betrokken in necrotische celdood Universiteit Gent Abstract: We zullen gereguleerde necrosis verder onderzoeken, adhv high througput (GT) technieken and high content screening (HTS), steunend op geautomatiseerde microscopie. De geindentificeerde mechanismen zullen vervolgens gevalideerd worden in in vivi ziekte-modelsystemen waarbij necrotische celdood een significante rol kan spelen (TNF-geinduceerde shock en enteritis, IBD, diabetes, ischemia/reperfusie). Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Peter Vandenabeele
Moleculaire scheiding in nanoporeuze materialen: ketenlengte-exclusie en moleculaire pakking in kooi- en vensterstructuren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het ontwikkelen van selectieve adsorptieve scheidingsprocessen als alternatief voor de energie-intensieve scheidingsprocessen zoals distillatie kadert in de nood aan duurzame chemie. In dit project worden moleculaire stapelingseffecten in materialen met een geordende poriestructuur van moleculaire dimensies bestudeerd, met het oog op de ontwikkeling van nieuwe scheidingstechnologieën en de sturing van selectiviteit in katelytische processen. De aandacht wordt toegespitst op adsorptie en scheiding van kleine moleculen in kleinporige zeolieten en Metaal-organische-roosters (MOFs). De adsorptie van C1-C6 alkanen, alcoholen en alkenen zal bestudeerd worden. Adsorptie-eigenschappen zullen experimenteel bepaald worden om vervolgens gebruikt te worden in de ontwikkeling van modellen voor scheidingsprocessen gebaseerd op moleculaire stapeling. Adsorptie van zuivere componenten en mengsels zal bepaald worden met behulp van pulschromatografie, gravimetrie en volumetrie. Het scheidend vermogen van de materialen wordt bepaald aan de hand van doorbraakexperimenten. Deze studie zal bijdragen tot (I) het ontwikkelen van processen voor selectieve verwijdering van bepaalde alcoholen uit waterige fases of mengsels met andere alcoholen en organische solventen (II) selectieve scheiding van alkeen-isomeren en (III) het beter begrijpen van competitieve adsorptiefenomenen en gerelateerde reactieprocessen zoals bv. in het MTO proces. Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • JOERI DENAYER
Interactie tussen angiotensine IV, IRAP en macrofagen: implicaties in atherosclerose. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Atherosclerose of aderverkalking maakt deel uit van de verzameling van hart- en vaatziektes, de voornaamste doodsoorzaak wereldwijd. Elk jaar sterven niet minder dan 17,5 miljoen mensen (waarvan 2 miljoen in de EU) aan de gevolgen van hart- en vaataandoeningen. Monocyten/macrofagen zijn betrokken in alle stadia van deze pathologie, van de initiatie (rekrutering) over de progressie (accumulatie en differentiatie tot schuimcellen) tot het losbreken van een trombus. Recent werd een vasoprotectieve werking van angiotensine IV (Ang IV) in diermodellen voor atherosclerose aangetoond. Ang IV is een bio-actief peptide-fragment van het cardiovasculaire hormoon angiotensine II. Het vertoont een aantal interessante biologische effecten (waaronder leer- en geheugenbevordering) door interactie met de AT4-receptor. Deze receptor werd geïdentificeerd als het insuline-gereguleerde aminopeptidase (IRAP, EC 3.4.11.3); i.e. een membraangebonden zink-afhankelijk aminopeptidase. Naast de cerebrale effecten van Ang IV, wordt bovendien een perifere rol voor Ang IV/IRAP in inflammatie gesuggereerd. Een potentieel pro-inflammatoire activiteit van Ang IV is zeer interessant in het licht van onze bevindingen, die de aanwezigheid van AT4-bindingsplaatsen aantonen in zowel muis-macrofaagcellijnen als in ex vivo primaire macrofagen (niet-gepubliceerde gegevens bekomen in het onthaallaboratorium). Vertrekkende van de waarnemingen dat macrofagen een sleutelrol vervullen in atherosclerose, Ang IV een rol kan spelen tijdens atherosclerose, en Ang IV-bindingsplaatsen aanwezig zijn op macrofagen, wensen we de driehoeksrelatie Ang IV-macrofagen-atherosclerose verder uit te diepen. De strategie van dit project is daarom opgesteld rond drie zwaartepunten: (i) de karakterisering en regulatie van IRAP in macrofagen, (ii) de functionele consequenties van de interactie tussen Ang IV/Ang IV-analogen en IRAP in macrofagen en (iii) de toepassing van IRAP-modulatie met Ang IVanalogen voor de ontwikkeling van een innovatieve behandeling voor atherosclerose Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK VANDERHEYDEN
Transcriptieregulatie van het Escherichia Coli carAB operon dat codeert voor de carbamoylphosphaatsynthase: de rol van PepA, RutR, Fis en DNA remodeling. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project zullen we (i) de precieze topologie van gereguleerde pepA-DNA complexen ontrafelen (ii) PepAPyrH proteïne-proteïne contacten analyseren (iii) de bijdrage en de werkingswijze van de uracil-gevoelige allosterische transcriptionele regulator RutR in de controle van PI activiteit bepalen, en (iv) de interactie tussen nucleoïde geassocieerde factor Fis ontleden met de carAB controle regio en de gelijktijdige effecten op PI en P2 activiteit in vitro en in vivo analyseren. Organisaties:
• Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PHU NGUYEN LE MINH • DANIEL CHARLIER
Cytokinetisch signalisering als potentieel therapie voor langetermijn diabetes bij muizen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: EFSD/JDRF/Roche Young investigator Award in Innovative Therapy for Type 1 Diabetes) PhD scholarship for Lemper Marie. Organisaties: • Betacel Neogenese
Onderzoekers: • LUC BAEYENS
Stabiliteit en robuustheid van de humane darmmicrobiotica in gezondheid en Prikkelbare Darm Syndroom Vrije Universiteit Brussel Abstract: Wij zullen de rol bestuderen van natuurlijke darmflora verstoring en enterotype verschuivingen in de Prikkelbare Darm Syndroom. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES
VUB Onderzoekscontingent Sabbatical Leave 2012 (Call 2011). Toekenning aan Prof. dr. Jan Steyaert : Nanobody aided crystallograhpy: a worldwide standard in research and industry. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door flexibele delen van eiwitten te stabiliseren en hun aggregerende oppervlakken of the schermen garanderen nanobody-complexen homogenere stalen welke essentieel zijn voor de structuurbepaling van eiwitten door X-straal crystallografie. Recent hebben we de eerste structuur van een GPCR in zijn actieve conformatie bepaald door gebruik van een conformationeel specifiek nanobody. Dit resultaat toont aan dat ons platform ingezet kan worden om diffracterende kristallen te bereiden van de moeilijkste eiwitten inclusief membraan eiwitten, flexibele eiwitten, aggregerende eiwitten en eiwit complexen.Twee recente publicaties in Nature hebben gezorgd voor wereldwijde aandacht voor ons technologie platform. Een 'sabbatical leave' zal mij toelaten om deze internationale aandacht maximaal uit te buiten om ons 'nanobody-aided X-ray crystallography' platform uit te bouwen tot een interantionale standaard voor de onderzoekswereld en de industrie. Daarom wens ik mijn tijd voor één jaar maximaal in te zetten voor drie activiteiten: 1) Een wereldwijd academisch netwerk uitbouwen met de focus op Nanobody-aided X-ray crystallography 2) Structurele analyse van GPCRs en GPCR* G protein en GPCR* ?-arrestin complexen door middel van Nanobody assisted X-ray crystallography 3) Uitbouw van een geintegreerd pharmaceutisch bedrijf Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Structural and functional characterization of a novel family of plant-specific CDK inhibitors Vrije Universiteit Brussel Abstract: Op het meest fundamenteel niveau kan het leven worden gedefinieerd als een verschil tussen orde en wanorde. Binnen een cel dienen alle processen te worden georchestreerd binnen een correcte plaats en tijd. Binnen alle processen die dienen te worden gereguleerd is de cel cyclus het meest fundamenteel. De cel cyclus bepaalt wenneer een cel dient te delen. Dit dient te gebeuren op het juiste moment en onder de juiste omstandigheden. Fouten zullen hier immer leiden tot ofwel celdood, of alternatief tot ongecontroleerde kankergroei. De cycline-afhakelijke kinases (CDKs) spelen hierbij een cruciale rol. Hun aktiviteit wirdt gereguleerd via een aantal specifieke inhibitoren die reageren op de vopltooing van een eerdere fase in de cel cyclus en/of op eventuele beschadiging van het DNA. Recent werd een nieuwe stress-geinduceerde familie van CDK inhibitoren ontdekt in planten: de SIAMESE (SIM) and SIAMESE-gerelateerde (SMR) eiwitten. Deze zijn niet verwant met andere geke,nde CDK inhibitorten en hun werkingsmechanisme is onbekend. In dit project zal gefocussed worden op de structurele characterizatie van SIM/SMR eiwitten gebruik makend van een combinatie van NMR spectroscopie, kleine hoek verstrooiing (SAXS) en molecular modeling. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Ariel TALAVERA PEREZ • REMY LORIS
Cross-talk tussen myeloïde afkomstige suppressor cel subpomulations en dentritische cellen in de tumor-drainage van de lymfeklieren als nieuw mechanisme van kanker-mediated immuun evasio, Vrije Universiteit Brussel Abstract: Cross-talk tussen myeloïde afkomstige suppressor cel subpomulations en dentritische cellen in de tumor-drainage van de lymfeklieren als nieuw mechanisme van kanker-mediated immuun evasio, Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jo VAN GINDERACHTER
De integratieve eiwitwetenschappen : van kleine moleculen tot complexe biologische systemen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eiwitten zijn de hoofdproducten van de genetische informatie en zijn de essentiële biologische macromoleculen die de structuur en functie van alle levende celsystemen bepalen. Eiwitten sturen de ontwikkeling van organismen, het metabolisme en de responsen op omgevingsstimuli. Ze interageren met liganden met diverse grootte dewelke substraten, inhibitoren, effectoren, nucleïnezuren, lipide dubbellagen of andere eiwitten kunnen zijn. Ongewenste wijzingen van deze interacties kunnen een normaal cellullair proces omzetten naar een aberrante vorm, met verschillende types van pathologieën als gevolg. Alternatief kan het ontwikkelen van kleine moleculen die kunnen interfereren met cruciale eiwitfuncties in de levende cellen een belangrijke bijdrage leveren aan menselijke therapie en antimicrobiële chemotherapie, die gebaseerd zijn op het verstoren van metabole processen.
In dit post-genomische tijdperk, hebben we toegang tot een zeer grote hoeveelheid genomische informatie over een steeds groeiend aantal organismen. In schril contrast hiermee stellen we vast dat we nog steeds niet in staat zijn om deze data te integreren to een gedetailleerd beeld van het functioneren van levende cellen. Deze paradox kan verklaard worden door het feit dat het bepalen van de genoomsequenties veel sneller vooruitgaat dan onze kennis van de verwantschap tussen structuur en functie van en de interacties tussen macromoleculen. Traditioneel werden eiwitten als individuele entiteiten bestudeerd. In het post-genomische tijdperk ontwikkelt zich stilaan een nieuw soort eiwitonderzoek dat zich nog steeds toespitst op de atomaire en moleculaire aspecten maar waar men zich nu tot doel stelt om een meer geïntegreerd beeld te krijgen van de eiwitfunctie in de context van levende organismen. De moderne eiwitstudies richten zich dan ook op alle niveaus van de organisatie van het leven: van de kleine eiwitmoleculen tot grote eiwitcomplexen die de interacties tussen eiwitten met eiwitten bevorderen, maar ook die met kleine liganden en nucleïnezuren tot en met de dynamische netwerken in cellen en modelorganismen. Het is om deze reden dat een geïntegreerd project rond de wetenschap van eiwitten een grote uitdaging vormt en een sterk interdisciplinair onderzoeksveld opent dat gaat van biofysica over de chemie tot aan de celbiologie. Het doel van het iPROS project is om de integratieve eiwitwetenschappen te promoten en te versterken om een beter beeld te krijgen van de structuur en functie van eiwitten. Wij richten ons mede op de opleiding van jonge onderzoekers zodat zij zich kunnen opwerken tot vooraanstaande eiwitonderzoekers. Specifiek willen wij ons richten op 4 hoofdonderzoekslijnen: (i) eiwitopvouwing, (ii) eiwitengineering en eiwit-ligand interacties, (iii) targets in het kader van antibacteriële resistentie en (iv) eiwit supramoleculaire assemblage en cellulair metabolisme. Elk van deze thematieken vormt een werkpakket. Om op de meest efficiënte manier bij te dragen aan deze onderzoekslijnen werd een samenwerking opgezet tussen Belgische groepen die vooraan staan in het domein van de eiwitwetenschappen en complementaire disciplines. Deze groepen zullen hun beschikbare technologieën in het domein van de moleculaire biologie, structurele en cellulaire biologie, bacteriologie, biofysica, bioinformatica, eiwit- en membraanchemie, enzymologie en medicinale en theoretische chemie ter beschikking stellen. De bijdrage van de buitenlandse partners is precieus in het domein van de biofysica, structurele biologie, bacterieel celwandmetabolisme en prokaryote cellulaire regulatie en ontwikkeling. De IUAP partners gebruiken verschillende maar vooral complementaire benaderingen in hun eiwitstudies. Daarom beoogt dit netwerk een kruisbestuiving in het gebied van de studies van eiwitinteractie, waarvan alle partners kunnen profiteren. Op deze manier wordt een uniek en generisch instrument gecreëerd voor de studie van eiwitinteracties in België. Op kruissnelheid zullen studenten, onderzoeksgroepen (en bedrijven) in Belgie hun voordeel kunnen halen uit deze unieke expertise in het veld van de eiwitinteracties en -opvouwing. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT
Functionele Supramoleculaire systemen - FS2 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van het project is de ontwikkeling van nieuwe systemen, het begrijpen van de drijvende krachten die de organisatie van bi- en driedimensionele mogelijk maken, het ontwikkelen van methoden en instrumenten om supramoleculaire structuren te onderzoeken, manipuleren en exploiteren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JOERI DENAYER
De rol van de darmmicrobiota in obesitas geassocieerde inflammatie: ontwikkeling van een metagenoomanalysekader voor de studie van het microbieel inflammatiepotentieel Vrije Universiteit Brussel Abstract: Lange tijd werd aangenomen dat elk obees individu eenzelfde verhoogde risico liep op inflammatiegerelateerde aandoeningen. Recent onderzoek van Le Chatelier et al. wees echter uit dat dit vermoedelijk niet het geval is. Metagenoomanalyses van fecale stalen lieten toe een obese populatie in twee groepen te verdelen op basis van het aantal in hun colon aanwezige microbiële soorten en de daaraan gelinkte genetische variatie, waarbij enkel de groep met een lage microbiële rijkdom gekarakteriseerd bleek te zijn door verhoogde concentraties aan inflammatiemerkers11 In een eerste fase van het project zal een moduleset van inflammatiegerelateerde bacteriële moleculen opgesteld worden op basis van literatuur mining en database exploratie (TP1). Deze moduleset zal vervolgens uitgebreid worden met via metagenoomanalyses van bestaande of in opbouw zijnde datasets (MetaHIT, MetaCardis, Vlaamse Darmfloraproject) geïdentificeerde genen coderend voor bacteriële celcomponenten die gelinkt kunnen worden aan een al dan niet inflammatiegerelateerde microbiota. In samenwerking met het labo INRA-Micalis (Dr. Hervé Blottière, Jouy-enJosas, Frankrijk) zullen deze genen in een passende vector tot overexpressie gebracht worden om hun pro- of anti-inflammatoire karakter al dan niet te bevestigen (TP2). De verkregen moduleset zal de core vormen van een metagenoomanalysekader gericht op het identificeren van het inflammatiepotentieel van de darmmicrobiota. Via de analyse van fecale metagenoomdatabases (met gekoppelde metadata betreffende inflammatie) zal de bijdrage van dit potentieel tot Obesity Associated Inflammation in kaart gebracht worden. Tevens zal een publiekelijk te consulteren, webgebaseerde, grafische gebruikersinterface ontworpen worden gebaseerd op bovenstaand model (TP3). Vervolgens zal het ontwikkelde metagenoomanalysekader geïmplementeerd worden in een dieetinterventiestudie gericht op het effect van de consumptie van pre- of probiotica op het inflammatiepotentieel van de darmmicrobtiota en de hiermee mogelijkerwijs geassocieerde wijzigingen in de inflammatiestatus van de obese gastheer (TP4). . Dit wijst erop dat het lichaam van obese individuen met een minder diverse microbiota zich in een meer uitgesproken toestand van chronische inflammatie bevindt. Uit compositionele/functionele analyse van de metagenomen bleek verder dat naast een verschil in microbiële rijkdom, de darmmicrobiota van de twee groepen ook functioneel fundamenteel verschillend was. Dit doet de vraag rijzen of deze verschillen in microbiota de oorzaak of eerder het gevolg zijn van de geobserveerde shift naar een geïnflammeerde toestand. Op dit moment is het echter onmogelijk de bijdrage van de darmmicrobiota tot Obesity Associated Inflammation in kaart te brengen, daar de noodzakelijke tools om het inflammatiepotentieel van de microbiële darmgemeenschap op te volgen niet voorhanden zijn. Het is uiteraard, met de bij obese mensen vaak voorkomende inflammatiegerelateerde ziektes in het achterhoofd, van primordiaal belang dit potentieel op te kunnen volgen, gezien de implicaties wat betreft diagnose en behandeling van obesitasgeassocieerde ziektes. Dit project heeft dan ook als doelstelling een metagenoomanalysekader op te stellen dat toelaat het inflammatiepotentieel van de darmmicrobiota te evalueren zodat de rol van de microbiële darmgemeenschap bij de ontwikkeling van obesitasgeassocieerde inflammatie nauwkeuriger onder de loep genomen kan worden. Deze tool zal vervolgens aangewend worden in een dieetinterventiestudie om het inflammatiereducerend potentieel van een pre- of probiotisch levensmiddeleningrediënt op de darmmicrobiota van obese vrijwilligers na te gaan. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES
Horizon scanning van nieuwe plagen en invasieve soorten in België en naburige gebieden ALIEN ALERT Vrije Universiteit Brussel Abstract: Horizon scanning van nieuwe plagen en invasieve soorten in België en naburige gebieden - ALIEN ALERT
Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Evolutie en ecologische adaptatie van antimicrobiële huidpeptiden in een explosieve radiatie van amfibieën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: A. Achtergrond "Explosieve" radiaties worden beschouwd als uitgelezen modelsystemen om inzicht te krijgen in de evolutieve processen die aan de basis liggen van soortvorming en huidige biodiversiteitspatronen. Recente fylogenetische analyses van onze onderzoeksgroep hebben aangetoond dat de hedendaagse diversiteit aan amfibieën grotendeels onstaan is door een opeenvolging van relatief korte, intense radiatieepisodes2. Bovendien blijkt dat parallelle amfibieradiaties (o.a. Microhylidae, Natatanura, Noblobatrachia, Plethodontidae en Salamandridae) gecorreleerd waren met geologische gebeurtenissen en milieuveranderingen in het Laat-Krijt en Vroeg-Tertiair (o.a. platentectoniek, klimaatsveranderingen en biotische turnover)1-3. Deze waarnemingen doen vragen rijzen omtrent de ecologische en genetische adaptaties die bijdroegen tot versnelde soortvorming in amfibieën. Hoewel huidige amfibiesoorten die afstammen van oude explosieve radiaties een grote ecologische diversiteit vertegenwoordigen, weerspiegelt deze niet per se de adaptieve aard van de radiatie-periode zelf; de adaptieve diversificatie kan zich immers ook grotendeels gradueel of veel later voltrokken hebben en de intensiteit van de radiatie zelf kan bepaald geweest zijn door andere factoren (zoals allopatrische soortvorming of seksuele selectie)4. Deze mogelijkheid wordt ondersteund door de observatie dat sommige recente amfibieradiaties verrassend cryptisch zijn en weinig ecologische variatie vertonen (bvb. Srilankese boomkikkers en wormsalamanders)5. Een moleculair systeem dat inzicht kan verschaffen in de link tussen explosieve radiatie en ecologische adaptatie is het antimicrobieel peptidoom. Via granulaire klieren in de huid scheiden amfibieën een arsenaal van antimicrobiële peptiden (AMP's) uit die een primaire verdedigingslinie vormen tegen een breed spectrum aan pathogene micro-organismen (virussen, bacteriën, schimmels en Protozoa). Biochemische analyses tonen aan dat één amfibiesoort tot 20 unieke AMP's kan produceren6. De variatie in hun compositie, structuur en doelwitorganismen heeft geleid tot de voorspelling dat hun evolutie zeer dynamisch is en een adaptieve rol kan gespeeld hebben bij fylogenetische habitatverschuivingen, geografische dispersie6 en het overleven van kleine populaties na invasieve infecties7. In analogie kan het AMP-arsenaal belangrijk zijn bij ontogenetische habitatverschuivingen. De typische "amfibische" levensloop omvat immers een aquatisch larve-stadium gevolgd door een volwassen stadium met een voornamelijk terrestrische specialisatie, en beide brengen eenzelfde amfibie in contact met zeer verschillende microbiële gemeenschappen. Omdat AMP's amniozuursequenties vertegenwoordigen die door genen worden gecodeerd, kunnen ze vrij eenvoudig in een moleculair-fylogenetische context geanalyseerd worden. Indien een explosieve radiatie inderdaad gepaard ging met intense ecologische diversificatie, dan verwachten we een accumulatie van genetische en functionele veranderingen in het AMP-arsenaal tijdens de radiatie-periode. Dit patroon kan versterkt worden door evolutieve wisselwerkingen met huidpeptiden die andere functies uitoefenen maar ook betrokken zijn bij ecologische adaptatie en soortvorming. Zo kunnen zowel toxische peptiden (defensie tegen predatoren) als geslachtsferomonen genetisch gerecruteerd worden uit AMP's8. Gezien hun groot therapeutisch potentieel6 heeft het huidig onderzoek naar AMP's in amfibieën een uitgesproken farmacologische inslag. Bovendien is hun evolutieve achtergrond grotendeels onbekend gebleven door de sterke taxonomische limitatie van AMPonderzoek in amfibieën (grotendeels beperkt tot nauwverwante soorten in enkele kikkerfamilies) en het gebrek aan een robuste fylogenetische hypothese voor amfibieën. De recente beschikbaarheid van een statistisch onderbouwde moleculaire tijdschaal1-3 voor deze diergroep biedt echter de mogelijkheid om de evolutieve dynamiek van het AMParsenaal te bestuderen en belangrijke veranderingen in een paleobiologische context te plaatsen. Een uitgebreid evolutief raamwerk voor de AMP-diversiteit in amfibieën levert tevens een oriëntatiemiddel voor de exploratie van nieuwe farmacologische componenten in een meer gevarieerd biochemisch spectrum. B. Doelstellingen 1. Identificatie en karakterisatie van nieuwe antimicrobiële peptiden in een ruime amfibie-diversiteit. 2. Opsporen van adaptieve evolutie en gewijzigde expressie van AMP's gelinkt aan: (1) succesvolle kolonisatie van nieuwe habitats en geografiche regio's, (2) ontogenetische habitat-shift, (3) overleving van populaties na een invasieve infectie (chytridiomycose, veroorzaakt door een parasitaire huidschimmel die wereldwijd honderden amfibie-soorten bedreigd). 3. Fylogenetische en temporele reconstructie van evolutieve innovaties in het AMP-arsenaal in een representatieve amfibiegroep en analyse van hun associatie met de explosieve radiatie van deze groep. 4. Bepaling van de genetische mechanismen die aan de basis liggen van deze innovaties (bvb. rekrutering van AMP genen uit "house-keeping" genen, tandem duplicaties, genconversies). 5. Fylogenetische reconstructie van functionele wisselwerkingen tussen AMP's, huidtoxines en feromonen (zie aanvraag Post-Doc verlenging van Franky Bossuyt). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Kim ROELANTS
Functionele Menselijke HEPatocyten, Notti cellen en sinusvormige Endothelial cellen van stamcellen (HEPSTEM) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het overheersend doal van HEPSTEM is het ontwikkelen van, van menselijke pluripotente stamcellen (embryo stamcellen en geïnduceerde pluripotente stamcellen) tot volwassen functionele hepatocyten. Zulke cellen kunnen gebruikt worden voor: - de farmaceutische industire om medicatie metabolisme te evalueren - in bioartificiële lever toestellen die ontgiftingsfuncties ondersteunen om patiënten met acute leverfalen van een levertransplantatie te voorzien. - als bron van cellen met hepatocyte transplantatie Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Analyse van vaccin efficiëntie voor malaria en tuberculose in co-infectie settings relevant voor endemische regio's in subSahara Afrika Assessment of vaccine efficacy for Malaria and Tuberculosis in a co-infection setting relevant for disease endemic... Vrije Universiteit Brussel Abstract: Analyse van vaccin efficiëntie voor malaria en tuberculose in co-infectie settings relevant voor endemische regio's in sub-Sahara Afrika Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Ontwikkeling en klinische validatie van biologische markers voor beta cell destructie in vivo Vrije Universiteit Brussel Abstract: PhD Scholarship voor Lei Jiang Organisaties: • Pathologische Biochemie en Fysiologie
Onderzoekers:
• Geert MARTENS
Infrastructuurplatform Biophysics. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project behelst de aanvraag van een transmissie electronen Microscoop, een kristallizatierobot en een ITC toestel met als doel het uitbouwen en versterken van het gezamenlijk biofysisch infrastructuurplatform van SWIT en ULTR. Deze toestellen zijn noodzakelijk voor een brede waaier van wetenschappelijke projecten, meer bepaald: - structurele biologie van biomediche targets (membraan eiwitten, aggregerende en multimerizerende eiwitten en eiwitten uit bacteriele and protozoische pathogenen) - itrinsiek ontvouwen eiwitten - experimentele validatie van computationele design van eiwiiten Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Frederic ROUSSEAU • JAN STEYAERT • REMY LORIS
Faag-gecodeerde endolysines als nieuw bestrijdingsmiddel tegen methicilline resistente Staphylococcus aureus bij varkens. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Methicilline resistente Staphylococcus aureus (MRSA) zijn multiresistente kiemen die in de humane geneeskunde heel wat problemen veroorzaken. Onlangs werd een nieuw reservoir van MRSA gevonden, namelijk bij dieren. Dit reservoir werd eerst bij varkens ontdekt, maar uit verschillende binnen- en buitenlandse studies blijkt dat ook andere species gekoloniseerd zijn. Infecties met MRSA waren zelden beschreven bij andere diersoorten dan paarden. Bij runderen werd dit type recent aangetroffen bij enkele gevallen van klinische en subklinische mastitis (P. Butaye, ongepubliceerde data). Dit dierreservoir bestaat uit één specifiek type, het "diergerelateerde type", dat kan onderverdeeld worden in enkele verwante subtypes. Dit diergerelateerde type wordt ook bij landbouwers aangetroffen (Anoniem, 2007). Ook bij honden werden MRSA infecties waargenomen; deze MRSA infecties waren voornamelijk van humane oorsprong. Bij de mens zijn twee types beschreven, namelijk de hospitaal verbonden HA-MRSA en de MRSA geassocieerd met de gemeenschap (CA-MRSA). De kiemen veroorzaken ernstige infecties met niet zelden een fatale afloop. Zelden werden infecties door HA-MRSA bij paarden en honden beschreven, doch deze waren veroorzaakt door humane contaminatie tijdens chirurgie. Diergeassocieerde MRSA vormen een potentieel gevaar voor zowel de diergezondheid als voor de volksgezondheid. Deze diergeassocieerde MRSA compliceren in de eerste plaats de diagnostiek doordat ze moeilijk kunnen onderscheiden worden van de gevaarlijker humane HA-MRSA (MRSA isolatie en karakterisatie) en ten tweede doordat de virulentie van een kiem kan variëren. Verder kan deze diergeassocieerde MRSA kiem, die zich in verschillende ecosystemen kan handhaven, namelijk virulentiekenmerken verwerven,die gelegen zijn op mobiele genetische elementen, en aldus een hoogpathogene stam worden. Daarom dient deze problematiek proactief aangepakt te worden. Antibioticum therapie om dieren vrij te maken van deze kiem is moeilijk, gezien de brede resistentie, en lijkt daarenboven niet aangewezen wegens de kans dat de kiemen verder multiresistent worden. Andere maatregelen, zoals hygiëne maatregelen werken niet direct in op dieren, en hebben mogelijks slechts een partieel effect. Er zijn verder weinig alternatieven gekend om deze kiem te elimineren. Aangezien de MRSA die bij dieren gevonden wordt zeer klonaal zijn en aangezien fagen meestal een zeer strikte gastheerspecificiteit vertonen, zijn faag-gecodeerde endolysines een zeer geschikt middel om specifiek MRSA in het dierreservoir te bestrijden. Vermits S. aureus en aldus ook MRSA epitheliale weefsels zoals huid en neus koloniseren kunnen deze faagenzymen aangebracht worden op de huid of in de neus. Het doel van dit project is om varkens vrij te maken van MRSA, of minstens een substantiële reductie van de kolonisatie te bekomen, en zo de kans op infectie van de mens te verlagen of te voorkomen. Om dit te bereiken zullen faagendolysines overgeproduceerd in E. coli of Pichia pastoris. Ze zullen daarna opgezuiverd worden om te gebruiken bij de in vivo behandeling van experimenteel geïnfecteerde dieren. Het te ontwikkelen bestrijdingsmiddel is dus gebaseerd op enzymen geproduceerd door bacteriofagen en zal gebruikt worden om dieren vrij te maken van MRSA, dan wel een substantiële reductie te bekomen. De specifieke doelstellingen van dit project zullen zijn: * Isoleren en overproduceren van een representatieve verzameling van faag-gecodeerde lysines met activiteit tegen de specifieke MRSA klonen die voorkomen bij dieren, meer bepaald varkens * Karakteriseren van de gastheerspecificiteit van deze enzymen * Studie van de efficiëntie, in vitro en in diermodellen, van de bactericide activiteit van deze faagenzymen * Het uittesten van methoden voor het toedienen van het faagenzympreparaat in de neus en op de huid bij varkens * Het uittesten van de efficiëntie van de faagenzymbehandeling in het elimineren van MRSA kolonisatie bij varkens Organisaties: • Biologie • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JEAN-PIERRE HERNALSTEENS • HENRI DE GREVE
hyperpolarisatiegenerator voor xenon-129 nucleaire magnetische resonantie beeldvorming Universiteit Gent Abstract: Binnen dit onderzoeksproject zal een hyperpolarisatiegenerator geconstrueerd worden. Dit toestel moet het mogelijk maken om xenongas door middel van nucleaire magnetisch resonantie beeldvorming in beeld te brengen. Zo kunnen onder andere functionele beelden verkregen worden van de longen. Organisaties: • Vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek
Onderzoekers: • Yves De Deene • Kurt Tournoy
"Noisy" elektrische stimulatie van de hersenen, in vitro onderzocht door middel van haar synaptische, neuronale en microcircuit correlaten: een nieuw instrument voor fundamenteel onderzoek en neurologische therapieën. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Michele Giugliano
Identificatie van een nieuw causaal gen voor frontotemporale kwab degeneratie en amyotrofe laterale sclerose met behulp van volledige genoom sequencing. Universiteit Antwerpen Abstract: Frontotemporale kwab degeneratie (FTLD) en amyotrofe laterale sclerose (ALS) zijn twee ernstige neurodegeneratieve aandoeningen met een fatale afloop maar een gepaste therapie is nog niet beschikbaar. Ze behoren tot hetzelfde spectrum van aandoeningen, wat er op wijst dat ze veroorzaakt worden door gemeenschappelijke ziektemechanismen. Slechts een minderheid van deze patiënten kan echter verklaard worden door mutaties in de gekende genen zodat er andere ongekende genen moeten bestaan. Zo een niet-geïdentificeerd gen ligt op chromosoom 9p21, de ALSFTD2 locus, die wereldwijd gekoppeld is in 13 FTLD-ALS families. Wij hebben ook een FTLD-ALS familie (DR14) beschreven die significant gekoppeld is met de ALSFTD2 locus waarin alle genen werden geëxcludeerd. Dit wijst er op dat het genetisch defect buiten een gekend gen gelegen is of niet detecteerbaar met standaard technieken. We vonden ook koppeling met chromosoom14q31-q32, wat suggestief is voor de aanwezigheid van een belangrijk modificerend gen. In dit project zullen we volledige genoom sequencing uitvoeren van geselecteerde patiënten in DR14 en follow-up van de geïdentificeerde varianten in de gekoppelde regio's. Met deze strategie zullen we zowel simpele als complexe mutaties kunnen detecteren, wat de kans vergroot om de genen te identificeren. De karakterisering van deze genen zal sterk bijdragen tot meer inzicht in de ziektemechanismen van FTLD, ALS en aanverwante aandoeningen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Ilse Anne-Maria Leo Gijselinck
Translationeel onderzoek van pathomechanismen voor frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD) en amyotrofe laterale sclerose (ALS). Universiteit Antwerpen Abstract: TAR DNA-binding protein 43 (TDP-43) wordt beschouwd als de voornaamste eiwitcomponent van geubiquitineerde inclusies bij patiënten met frontotemporale kwabdegeneratie (FTLD-TDP) en amyotrofe laterale sclerose (ALS); aandoeningen die het primaire TDP-43 proteïnopathie spectrum vormen. De afgelopen jaren is onze onderzoeksgroep succesvol geweest in het genereren van verschillende muismodellen voor aandoeningen behorend tot het FTLD-ALS spectrum, waaronder progranuline knock-out (Grn-/-) en mens TDP-43 (hTDP-43) overexpressie muizen. Wij streven ernaar om onze onderzoeksfocus te heroriënteren van de karakterisering van FTLD/ALS muismodellen naar meer patiëntgericht translationeel onderzoek. Hiervoor zullen we stabiele neuronale en gliale cellijnen genereren uit Grn-/- muizen om meer inzichten te verwerven in de etiologie van FTLD-TDP en ALS pathologie. Om de genetische bevindingen snel te kunnen omzetten naar biologisch relevante inzichten, zullen we een procedure opstarten om geïnduceerde pluripotente stam (iPS) cellen te ontwikkelen uit patiënten met gekende mutaties die geassocieerd zijn met TDP-43 proteïnopathie. De sterkte van deze aanpak ligt in het feit dat we het effect van het gemuteerde eiwit kunnen bestuderen in celtypes die aangetast worden tijdens het verloop van de aandoening. We zullen deze cellen biochemisch karakteriseren om te verifiëren of de TDP-43 proteïnopathie kan nagebootst worden, en of ze gebruikt kunnen worden als een krachtig ziektemodel. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Jonathan Janssens
VIB-Identificatie van het eerste familiale DLB gen en dissectie van het mutatie-spectrum in Lewy body hersenziekten. Universiteit Antwerpen Abstract: Lewy body ziekten (LBD) zijn hersenziekten die zowel klinische symptomen als specifieke hersenletsels delen. Om vroeg-diagnostische tests te ontwikkelen en therapie die interventie toelaat in vroege ziektestadia hebben we een grondige kennis nodig van de onderliggende ziekteprocessen en efficiënte vertaling ervan naar verbeterde patiëntenzorg. Gezien de overlap in kliniek en hersenletsels postuleren we dat de ziekteprocessen overlappen en dat gemeenschappelijke erfelijke factoren het risico op de verschillende manifestaties kunnen beïnvloeden. Onze huidige kennis is beperkt en grotendeels gebaseerd op de identificatie van gendefecten die leiden tot het ontstaan van familiale vormen van LBD. De identificatie van nieuwe genen zal dan ook leiden tot nieuwe inzichten in de ziekteprocessen. Een interessante plaats om dit onderzoek te starten is dan ook het centrum van dit ziektespectrum, Dementie met Lewy bodies (DLB), met een gecombineerd ziektebeeld van cognitieve en motorische defecten. DLB is de tweede meest voorkomende vorm van dementie en de primaire oorzaak is tot op heden onbekend. We zullen gebruik maken van geavanceerde technologieën om het eerste DLB gen te identificeren en om de impact ervan op het ontstaan van andere LBD in de Belgische populatie te bestuderen. Dit zal leiden tot een verbeterd inzicht in het ontstaan van DLB maar ook inzicht geven in hoe deze defecten leiden tot de verschillende manifestaties van deze ziekte. We zullen ook het potentieel van dit nieuwe gen als kwantitatieve en specifieke biomerker exploreren om een vroege diagnose mogelijk te maken en om effecten van nieuwe therapieën op te volgen. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Jessie Theuns
Identificatie van biomerkers voor dendritische cellen in humane atherosclerotische plaques. Universiteit Antwerpen Abstract: Acute cardiovasculaire aandoeningen vormen de voornaamste doodsoorzaak in de westerse wereld. Aan de basis ligt de ruptuur van atherosclerotische plaques in de vaatwand van middelgrote en grote slagaders. Chronische ontsteking, gemedieerd door dendritische cellen (DC), is een belangrijke drijfveer in het ontstaan en de verdere ontwikkeling van atherosclerotische plaques. DC komen reeds voor in gezonde bloedvaten op plaatsen die gevoelig zijn voor plaque vorming, en accumuleren vervolgens in plaques waar ze steeds te vinden zijn in nabijheid van T lymfocyten. Volgens recente studies zijn DC de centrale regulatoren van de inflammatoire en immuunreacties in atherosclerose. Dit project maakt deel uit van een globaal onderzoeksplan om nieuwe therapeutische strategieën te ontwikkelen voor de stabilisatie van atherosclerotische plaques. Vermits DC bepalen of er een immuunrespons zal opgewekt worden, zijn ze een veelbelovend nieuw target voor immunomodulerende therapie. Het doel is biomerkers voor humane plaque DC te identificeren die specifieke immunotherapie zouden toelaten. Organisaties: • Fysiofarmacologie (FAR)
Onderzoekers: • Ilse Van Brussel
Actieve controle van neuronale netwerken in vivo middels het controleren van de exciteerbaarheid van individuele neuronen. Universiteit Antwerpen
Abstract: Een aloud punt van discussie in de neurowetenschappen betreft de vraag of de neurale code is gebaseerd op de frequentie van spiking of op de precieze timing waarmee actiepotentialen in een neuronaal netwerk optreden. In een alternatieve, gelijkwaardige formulering luidt de vraag; wat is belangrijker en relevanter voor cognitief, motorisch en sensorisch gedrag? Het aantal actiepotentialen dat een neuron uitzendt gedurende een bepaalde periode, of de exacte tijdstippen waarop deze optreden? Het doel van dit project is het moduleren van de vuur frequentie van een populatie neuronen in vivo doormiddel van het controleren van het vuurgedrag van een enkel neuron welk integraal toebehoort tot deze populatie. Om dit doel te bereiken, zullen we zowel een extracellulaire probe gebruiken om de momentane vuur frequentie van het netwerk te monitoren alswel een intracellulaire patch-clamp electrode die zal dienen om een aansturende stroom te injecteren in een enkel neuron uit het netwerk. De hoeveelheid te injecteren stroom wordt real-time berekend door een proportionele-integrale controller op basis van het verschil tussen de geschatte en de gewenste vuurfrequentie. De geïnjecteerde stroom en de pulstrein van de gecontroleerde neuron zullen inzicht geven van de mate waarin het netwerk gevoelig is voor de precieze tijdstippen waarop het neuron vuurt. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Daniele Linaro
De effecten van neuromodulatie op de neuronale netwerken ex vivo: het verkennen van leren en conditionering in onstoffelijke systemen, door real-time optogenetic stimulatie. Universiteit Antwerpen Abstract: De oprichting van een actieve controle en een volledige experimentele begrip van de activiteit van neuronale netwerken in vitro heeft een aantal belangrijke implicaties voor zowel fundamenteel als toegepast aspecten van de huidige neurowetenschappelijk onderzoek. Door recente technische ontwikkelingen, is ons laboratorium tot oprichting van routine optische controle van neuronale prikkelbaarheid door het implementeren van optogenetic methoden en in het huis van virale vector transfectie. Samen met de studie van cellulaire en netwerk-niveau elektrofysiologie, in vitro neuronale netwerken in staat stellen het aanpakken van een aantal belangrijke onopgeloste kwestie in de neurowetenschappen wanneer hun farmacologische, biochemische en celbiologische aspecten worden beschouwd. In dit voorstel richten we ons op neuromodulatie met specifieke betrekking tot gedrag, leren en neuroplasticiteit. We gericht op het karakteriseren van de rol van specifieke neuroactive biomoleculen zoals neurotrofinen, cannabinoïden, glucocorticods en dopamine, in het kader van een elektrofysiologische optogenetic-bediende stimulatie systeem van neurale netwerken in vitro. Door het leveren van deze moleculen in direct tijdsverband met specifieke patronen van elektrische activiteit nabootsen realistische fysiologische beloning gebaseerde en gedrags-resultaten gebaseerde interacties tussen elektrische activiteit en biochemische neuromodulatie van het centrale zenuwstelsel. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Gabriele Musumeci
Metaproteoom analyse van de distale darmmicrobiotica van mucoviscidosepatiënten Universiteit Gent Abstract: De darmmicrobiota speelt een belangrijke rol in gezondheid en ziekte van mensen. Mucoviscidosepatiënten lijden aan longinfecties die een vrij groot aantal antibioticumbehandelingen vereisen. Ook hun darmfysiologie en voedselvertering zijn zeer sterk verstoord. Dit project stelt zich tot doel om via metaproteoomonderzoek de samenstelling, dynamiek en andere eigenschappen van de distale darmmicrobiota van een groep van mucoviscidosepatiënten met die van gezonde siblings te vergelijken. Organisaties: • Vakgroep Biochemie en Microbiologie
Onderzoekers: • Peter Vandamme • Bart Devreese • Peter Dawyndt
8th Internationale Triticale Symposium Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Toegepaste biowetenschappen
Onderzoekers: • Geert Baert • Pascal Boeckx • Geert Haesaert
Intensieve training op mycotoxineanalyse Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Bioanalyse
Onderzoekers: • Sarah De Saeger
Directe urinecontrole voor steroiden Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Klinische biologie, microbiologie en immunologie
Onderzoekers: • Peter Van Eenoo
Seizure alert dog - project "Epidog" Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Voeding, Genetica en Ethologie
Onderzoekers:
• Alex Van Zeveren
Analyse van HDAC reressorcomplexen die een rol spelen tijdens fibrose en cirrose van de lever. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Fibrotische aandoeningen worden gekarakteriseerd door littekenvorming ten gevolge van een overmatige productie en afzetting van extracellulaire matrix.De overgang van quiescente naar geactiveerde stellaatcellen is de dominante factor in leverfibrogenese die, in vitro en in vivo, gepaard gaat met sterke veranderingen in genexpressie. We hebben aangetoond dat Histon Deactylase (HDAC) inhibitoren het activeringsproces van stellaatcellen kunnen remmen. HDACs, en transcriptionele repressorcomplexen die deze HDACs recruteren om hun functie uit te oefenen, kunnen dus belangrijke doelwitten zijn voor de therapeutische interventie in leverfibrogenese en meer algemeen in fibroproliferatieve aandoeningen. Dit project heeft als objectief om stellaatcelactivatie in vitro en in vivo te remmen door specifiek één of meerdere HDAC-bevattende repressorcomplexen te inhiberen. In vitro gaan we HDAC-complexen identificeren en karakteriseren die van belang zijn tijdens stellaatcelactivatie in vitro. Hun functie tijdens deze activatie zal onderzocht worden door gebruik te maken van siRNAs (in vitro) en shRNAs (in vivo) gericht tegen individuele HDACs en HDAC-complex componenten. Dit zal leiden tot de identificatie van potentiële transcriptiefactorcomplexen die belangrijk zijn tijdens lever fibrogenese. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Mycothiol redox pathways in Actinobacteria, and beyond. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In this HOA research project focus will go to the mycothiol reduction pathways in Actinobacteria and to the evaluation of these pathways as possible targets against Mycobacterium tuberculosis. Members of Actinobacteria are Gram-positive bacteria encountered in a wide range of ecosystems and are known to cause important human diseases, such as tuberculosis, diphtheria and Johne's disease in ruminants. As a starting point, we will investigate arsenate reductases (ArsC) of Actinobacteria. ArsC catalyses the reduction of arsenate to arsenite, and it works together with the components of the thiol/disulphide redox system of cells. Darwinian evolution adopted different protein folds for the reduction of arsenate to arsenite and the coupling to cysteine thiol cascades occurred more than once. This diversity makes arsenate reductases a highly interesting protein family to study the structure/function coupled to different thiol mechanisms. One of the features common to most Actinobacteria is the production of mycothiol, a small thiol that is often present in millimolar amounts and that has analogous redox homeostasis function to glutathione. Therefore, it is very inspiring to find out how the arsenate reductases in Actinobacteria are possibly linked to mycothiol. At the same time, we will learn which essential proteins are involved in the reduction pathways coupled to mycothiol. As soon as we understand the mycothiol redox pathway, which is specific for Actinobacteria and not present in humans, we can tackle the problem of how to inhibit this pathway. How can we interfere with the redox homeostasis in Actinobacteria? Here the focus will go to the thiol/disulfide pathway of Mycobacterium tuberculosis in order to find new specific drugs against pathogentic bacteria of the Actinobacteria group. All together, new microbiological and kinetic/mechanistic challenges are embedded within this project. As such, many expertises need to be brought together in order to reach our final goal. 1.Microbiological expertise with Actinobacteria to link arsenate resistance to the ars genes and to the genes of the thiol/disulfide pathway 2.Cloning and protein expression and purification expertise to obtain sufficient amount of recombinant protein 3.Biochemical and enzymology expertise with arsenate reductase and thiol/disulfide pathways to reconstitute the pathways in vitro 4.Expertise with arsenate and arsenite quantifications 5.Mass spectrometry to determine the nature of the recombinantly overexpressed proteins and products formed along the pathway 6.Crystallisation, X-ray crystallography and solving protein structures 7.Theoretical studies to scrutinize the enzyme and/or reacting partners to really understand the catalysis at the molecular level. 8.Syntheses of new small molecule drugs that specific inhibit the mycothiol pathway. 9.Antimicrobial sceening of small molecule drugs.
All the partners and collaborators for this project have been selected based on their specific expertises. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Scheikunde
Onderzoekers: • Joris MESSENS • Kourosch ABBASPOUR TEHRANI • SANDRA DE GALAN • Frank DE PROFT • Steven BALLET
Ontcijfering van de rol van twee LysR-type transcriptieregulaors van Pseudomonas aeruginosa, OxyR en PA4203. Vrije Universiteit Brussel Abstract: LysR-type transcriptieregulators (LTTR) komen voor in alle bacteriële genomen waar zij de grootste familie van bacteriële regulators vorman. LTTRs zijn gekend als activators van een enkel gen of operon maar ook van verafgelegen genen en kunnen een meer globale rol spelen in transcriptieregulatie. In het genoom van het opportunistisch pathogeen Pseudomonas aeruginosa PAO1 coderen meer dan 120 genen voor mogelijke LysR-type regulators waaronder twee, OxyR en PA4203 in dit project worden bestudeerd. Naast een cruciale rol in de opregulatie van de verdediging tegen oxidatieve stress draagt OxyR ook bij tot de virulentie van P. aeruginosa. Het PA4203 gen ligt stroomopwaarts van PA4204, dat voor een periplasmatische gluconolactonase codeert. Een deletiemutant van het PA4203 ge,n vertoont interessante fenotypes zoals een verhoogde swarming en swimming motiliteit, en een verhoogde autolyse, die gepaard gaat met een afscheiden van DNA in het groeimedium. Wij stellen voor om een beter onzicht te verwerven in de uitgestrektheid van de OxyR en PA4203 regulaons, de ligand(en) van PA4203 te identificeren, de interacties van beide regulators met hun respectievelijke targets te analyseren en hun moleculair werkingsmechanisme te bepalen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER • PIERRE CORNELIS
Nanobodies als chaperonnes voor de kristallisatie van complexe biomedische targets. Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Om de informatie die in steeds hogere snelheid vrijkomt uit de genoomprojecten optimaal te benutten voor biomedische doeleinden, is er nood aan gedetailleerde structurele en functionele informatie over de eiwitten die gecodeerd worden door de gesequeneerde open leesramen. Door de technische moeilijkheden die gepaard gaan met de experimentele behandeling van slecht oplosbare eiwitten, intrinsiek ongestructureerde eiwitten, membraaneiwitten en multi-proteïnecomplexen blijft de structuuropheldering van dergelijke, vaak medisch belangrijke eiwitten echter achter. Een van de belangrijke ontdekkingen in onze onderzoeksgroep was het bestaan van volledig functionele antilichamen zonder lichte ketens in Camilidae, die hun antigenen binden via één enkel variabel domein, het VHH domein of de Nanobody (Nb). In de voorbije jaren werd reeds de proof of principle geleverd dat Nanobodies gebruikt kunnen worden als kristallisatie-chaperonnes voor de structuuropheldering van intrinsiek ontvouwen eiwitten en voor de studie van het mechanisme van amyloid vormende eiwitten. Met van het huidige project willen we de unieke eigenschappen van de Nanobodies verder gaan aanwenden als hulpmiddel bij de productie, de zuivering, de kristallisatie en de functionele karakterisering van vertegenwoordigers van elk van de hierboven vermelde eiwitgroepen, waarvan de experimentele studie bepaalde specifieke technische moeilijkheden met zich meebrengt: GPCRs, MDRs, IDPs, protein-protein complexen en aggregerende eiwitten. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Analyse van de trypanosomiasis-geassocieerde destructie van het gastheer B-cel geheugen tijdens vaccinatie en infectie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Afrikaanse trypanosomiase is een infectieuze ziekte die zowel de mens als dieren bedreigt in grote delen van sub-Sahara Afrika. Tijdens infectie gebruikt de trypanosoom 'antigenische variatie' als verdediging tegen hetimmuunsysteem van zijn gastheer. Hierbij verandert de parasiet op zeer regelmatige tijdstippen de eiwitten waaruit zijn oppervlakte mantel zijn opgebouwd. Hiervoor beschikt de trypanosoom uit een bibliotheek vanmeer dan 1000 genen die voor de 'variant surface glycoproteins' (VSG) of variabele oppervlakte glycoproteïnen coderen. Belangrijk om hier te vermelden is dat alle VSGs in het membraan van de parasiet geankerd zijn meteen GPI anker (glycosylfosfatidylinositol). Hoewel GPI ankers ook voorkomen op het oppervlakte van zoogdiercellen, zijn de trypanozoom GPIs uniek door de aanwezigheid van een gallactose modificatie diebetrokken is bij het proinflammatorische karakter van de trypanozoom GPIs (1). Inflammatie geïnduceerde anemia is een belangrijk symptoom van trypanosomiase en is de meest voorkomende doodsoorzaak bij geïnfecteerde dieren. Vele inheemse Afrikaanse diersoorten hebben echter zo goed als geen last van deze complicatie, hoewel ze dus wel geïnfecteerd zijn met trypanosomen. Dit gegeven ligt aan de basis van het onderzoek dat bij CMIM (laboratorium voor Cellulaire en Moleculaire Immunologie, VUB) wordt uitgevoerd, omdat het suggereert dat ziektes zoals 'Nagana' (dierlijke trypanozomiase) en Slaapziekte (menselijke trypanozomiase) het gevolg zijn van een slecht gecontroleerd anti-parasiet immuun antwoord van de gastheer, en niet rechtstreeks veroorzaakt worden door de parasiet zelf. Reeds in 1980 werd gepubliceerd dat inflammatie tijden trypanosomiase aanleiding kon geven tot een verstoring van het vetzuurmetabolisme van de gastheer, door de inductie van 'cachectin' (2). Dit hormoon is verantwoordelijk voor het opstapelen van korte vetzuren in het serum van de geïnfecteerde gastheer. Zeer snel na deze ontdekking werden resultaten gepubliceerd dat hetzelfde 'hormoon' een negatieve activiteit vertoonde op de groei van tumorcellen. In dit onderzoek sprak men echter over TNF of tumor necrose factor. In 1985 bleek dat cachectin en TNF hetzelfde molecule waren (3), maar viel het onderzoek naar de rol van dit molecule in typanozomiase stil. Op CMIM heeft men echter sinds 15 jaren dit onderzoek verder gezet. Hierdoor waren wij de eerste die een mogelijk directe lytische functie van TNF op trypanozomen aantoonden (4), en vervolgens ook het verloop van trypanozoominfecties in TNFdeficiënte muizen bestudeerden (5). Ook werd bij CMIM ontdekt dat het trypanosoom GPI instaat voor TNF inductie tijdens infectie (1), en dat modulatie van het gastheer immuunsysteem met GPI kan leiden tot een vermindering van de ziektesymptomen zoals anemia (6). Hoewel het optreden van trypanosomiase-geassocieerde anemie zeer goed gedocumenteerd is, is het mechanisme dat aan de basis hiervan ligt nog steeds niet opgehelderd. Verschillende experimenten hebben nu bevestigd dat het aantal parasieten in de gastheer hierbij inderdaad niet belangrijk is, en dat ook antitrypanosoom antilichamen geen invloed hebben op het optreden van anemie, hoewel dit eerder werd voorgesteld (5,7,8). Recente (niet gepubliceerde) data van CMIM tonen aan dat de anemie van trypanozomiase het gevolg is van twee onafhankelijk problemen, zijnde (i) de inhibitie van erythropoiese op het niveau van het beenmerg, door tussenkomst van TNF-R1 signaaltransductie, en (ii) de verhoging van eryhtrofagocytose in de lever, door tussenkomst van TNF-R2 signaaltransductie. De erythrofagocytose zal in deze projectaanvraag verder onderzocht worden. Terugvallend op de invloed van cachectin/TNF hebben we recent sterke indicaties gevonden voor het feit dat dit gekoppeld zou kunnen zijn aan een verstoring van het vetzuurmetobolisme van de gastheer. Dit zou aanleiding geven tot een verstoring van de RBC (rode bloed cel) membraan integriteit, en zou ook betrokken kunnen zijn bij de TNF-R2 erythrofagocytose. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Co-financiering Odysseus Vrije Universiteit Brussel Abstract: Co-financiering Odysseus Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES
Structurele en Functionele Evolutie van een Feromoon/Verdedigingssysteem in Amphibia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Proteïnen kunnen tijdens hun evolutie een diversificatie van functies ondergaan aan de hand van duplicatie-events en neofunctionalisaties. Sodefrin Precursor Factor (SPF) is een proteïne dat tot nu toe alleen beschreven is in salamanders, waar het twee feromoonfuncties bezit. Om de structurele en functionele evolutie van SPF in amfibieën te ontrafelen, zullen nieuwe SPF-precursoren vooreerst geïdentificeerd worden aan de hand van transcriptoomanalyses. Een evolutieve reconstructie van het SPF-systeem zal, aan de hand van de geïdentificeerde SPF-precursoren en proteïnen in diverse amfibieën, en de functionele variatie geobserveerd in de modelsoorten, gemaakt worden. Evolutieve veranderingen in SPF-diversiteit, structurele veranderingen en functionele shifts zullen gereconstrueerd worden op recent gepubliceerde fylogenetische bomen voor amfibieën. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Ontwikkeling van informatie- en beslissingshulpsystemen voor rationele farmacotherapie in ziekenhuizen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkeling van informatie- en beslissingshulpsystemen voor rationele farmacotherapie in ziekenhuizen. Organisaties:
• Farmacologie
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT
Karakterisatie van T. vivax sialidase als doelwit in de bestrijding van trypanosomiase. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Karakterisatie van T. vivax sialidase als doelwit in de bestrijding van trypanosomiase. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Structurele en functionele karakterisering van het Elongator-complex van S. cerevisiae Vrije Universiteit Brussel Abstract: Structurele en functionele karakterisering van het Elongator-complex van S. cerevisiae Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Wim VERSEES
Relatieve groeisnelheid en strategie van invasieve exotische wateronkruiden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen NL abstract Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
PA14 koolhydraten-bindende domeinen van gist zelfklevende eiwitten: biofysische karakterisering en engineering naar klinische toepassingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: PA14 koolhydraten-bindende domeinen van gist zelfklevende eiwitten: biofysische karakterisering en engineering naar klinische toepassingen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • LODE WYNS
De rol van astrocytaire beta-2 adrenerge receptoren in fysiopathologische processen die relevant zijn voor multiple sclerose. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het onderzoek is gebaseerd op de hypothese dat disfunctionele astrocyten een belangrijke rol spelen in de pathogenese van Multiple Sclerose (MS). Het doel is om de pathogenetische effecten van astrocytische beta2-adrenergische receptor deficiëntie in vivo, op het niveau van zowel inflammatoire demyelinisatie en axonale degeneratie. Organisaties: • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis • Gerontologie
Onderzoekers: • Ralph CLINCKERS • JACQUES DE KEYSER
Ontwikkeling van data-miningtechnieken voor vergelijkende metagenoomanalyse Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project is het ontwikkelen van een computationele pijplijn dat statistisch metagenome-afgeleide functies analyseert, vergelijkt en visualiseert en die biomarkers voor groepen van monsters detecteert, zowel op een fylogenetisch als functioneel niveau. Deze pijplijn zal zowel multivariabele statistieken gebruiken als machinegestuurd benaderingen, de laatste is momenteel zelden gebruikt in vergelijkende metagenomics. Ik zal de functionele en fylogenetische patronen afgeleid van deze datasets bestuderen om de invloed van dieet evenals het immuunsysteem van de gastheer op de darmflora te onderzoeken, en haar relatie tot de ziekte. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES
Structurele analyse van beta2-Adrenoreceptor°G-protein en beta2-Adrenoreceptor° beta-arrestin complexen door nanobody geassisteerde x-straal kristallografie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Nanobodies zijn antigeen bindende fragmenten van zware-keten enige antilichamen van kameelachtigen. Op SBB hebben we ontdekt dat Nanobodies uitstekende instrumenten zijn om flexibel regio's en obscure aggregatieve oppervlakken van eiwitten te verstijven. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-ULB, Judith Auma Ochieng Vrije Universiteit Brussel Abstract: Mangrove houtformatie als basis voor duurzaam houtproductie in de huidige klimaatcontext Organisaties:
• Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Interacties tussen oestrogenen en de insulin-achtige growthfactor IGF-1 in neuroprotectie in focale cerebrale ischemie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ischemische beroerte is de meest voorkomende oorzaak van invaliditeit bij volwassenen en de 3e doodsoorzaak. Het wordt veroorzaakt door een verstopte bloedvat in de hersenen leidend tot neuronale celdood. Inductie van repersfusie via oplossing van het bloedstolsel door behandeling met weefsel-type plasminogeen activator is de enige effectieve behandeling to nu toe. De meeste patiënten worden echter niet op deze manier behandeld. Bij deze patiënten duurt herstel van de bloedtoevoer veel langer en nieuwe behandelingen zijn nodig om neuronen te beschermen vóór het herstel van de circulatie. Hersenischemie leidt tot een cascade van pathologische gebeurtenissen (bijvoorbeeld membraandepolarisatie, oxidatieve stress, ontstekingen, celdood) en het huidige concept is dat verschillende van deze cascades moeten worden getarget om tot een effectieve behandeling te komen. We al hebben gevonden dat de insuline-achtige groeifactor IGF-I en estradiol beide neuroprotectief zijn indien afzonderlijk toegediend na inductie van een ischemische beroerte. Bovendien zijn deze factoren nog effectiever wanneer ze samen toegediend. De huidige studie probeert te achterhalen doe deze twee hormonen werken samen, opdat we de behandeling kunnen te optimaliseren. We gebruiken een relevant preklinisch ratmodel en proberen ook de werkingsmechanismes van IGF-I, met speciale aandacht voor modulatie van neuroinflammatie en cytokine-expressie, te achterhalen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
Moleculaire en cellulaire karakterisering van de mechanismen betrokken bij intestinale B cel uitputting na Trypanosoma brucei infectie en het effect ervan op host overleving Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar de impact van een trypanosome brucei infectie op de maaggerelateerde immuunsysteem, microbiale homeostasis en metabolische functie. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ • Carl DE TREZ
Identificatie en karakterisatie van een macrofaag migratie inhiberende factor (MIF) homoloog in trypanosomen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel is het identificeren en karakteriseren van een macrofaag migratie inhiberende factor homoloog in trypanosomen. Studie rond Afrikaanse trypanosomiasis. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • BENOIT STIJLEMANS • PATRICK DE BAETSELIER
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-KUL, Greet De Baets Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een analyse van structurele en evolutionaire mechanismen tegen aggregatie van eiwitten Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Nico VAN NULAND
Samenwerkingsovereenkomst Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' University of Copenhagen' hebben voor het project ' Co-operation Agreement' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
iMarine - Subcontract Vrije Universiteit Brussel Abstract: iMarine is een open en gezamenlijke initiatief gericht op het ondersteunen van de implementatie van de ecosysteembenadering van het visserijbeheer en de instandhouding van de levende mariene hulpbronnen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Ontvangst Juliana BLECKWEDEL (Argentinië) van 7 november tot 9 december 2013: Exploring the microbial diversity of lactic and acetic acid bacteria in exotic fruits from the Northern Region of Argentina for the production of healthpromoting and/or indu... Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontvangst Juliana BLECKWEDEL (Argentinië) van 7 november tot 9 december 2013: Exploring the microbial diversity of lactic and acetic acid bacteria in exotic fruits from the Northern Region of Argentina for the production of health-promoting and/or industrially-relevant metabolites.
Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Structurele biologie van de virulentiefactoren van Helicobacter pylori Vrije Universiteit Brussel Abstract: Helicobacter pylori is een wijdverspreide menselijke pathogeen die de hoofdoorzaak is van chronische gastritis. Deze kiem wordt ook geassocieerd met de ontwikkeling van maagzweren en maagkanker. Hedendaagse medische behandelingen bestaan erin Helicobacter af te doden bij zowel maagzweren als bij maagkanker. Vermits H. pylori de grootste risicofactor is voor maagkanker, werd de uitroeiing van H. pylori vooropgesteld als een mogelijke preventieve strategie met antibiotica om het aantal maagkankers te verlagen. De toenemende antibioticum resistenties bij H. pylori stammen heeft echter ernstige gevolgen voor de huidige en toekomstige op antibioticum-gebaseerde therapieën. Bovendien zullen slechts tussen de 10% à 20% van de Helicobacter infecties resulteren in klinische symptomen en ziekte. Meer en meer gegevens wijzen er verder op dat het ziekteverloop afhangt van de infecterende H. pylori stam waarbij een beperkt aantal specifieke virulentiefactoren een bepalende rol spelen. Het project beoogt een structureel biologische studie van Helicobacter virulentiefactoren om te komen tot de ontwikkeling van nieuwe, tegen virulentiefactoren gerichte antibiotica en als selectie van epitopen in vaccin ontwikkelingsprogramma's. Bacteriële adhesie is een belangrijke factor in Helicobacter virulentie en zijn zeer langdurige infectie. Twee zeer belangrijke Helicobacter - gastheer interacties worden gevormd tussen de bloedgroep antigen-bindend adhesine BabA en de gefucosyleerde Lewis B en ABO bloedgroep antigenen, aanwezig op maagepitheel cellen, en tussen de siaalzuur-bindend adhesine SabA en de sialyl-Lewis x/a antigenen aanwezig op ontstoken maagweefsel, erythrocyten en geïnfiltreerde neutrophilen. Een chemische bibliotheek van pharmaco-achtige componenten zal onderzocht worden voor BabA of SabA adhesie-inhibitoren. De structurele karakterisatie van BabA en SabA in complex met hun overeenkomende suikerreceptoren door X-ray crystallographie zal een verdere doorgedreven optimalisatie toelaten en mogelijks resulteren in receptor-gebaseerde BabA en SabA inhibitoren. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT • JAN STEYAERT • LODE WYNS
Een multidisciplinaire analyse van aan de Ziekte van Alzheimer geassocieerde risicofactoren en de toxiciteit van Aß aggregatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aggregatie van het Aß peptide is mede verantwoordelijk voor het ontstaan van de Ziekte van Alzheimer. Recentelijk verschijnt er in toenemende mate bewijs in de literatuur om aan te tonen dat Aß kan voorkomen als kleine, oplosbare oligomeren. Deze oligomeren zijn toxisch voor de hersenen en kunnen verlies van synapsen en neuronale beschadigingen veroorzaken. Het onderzoek naar de generatie en het toxische effect van deze oligomeren wordt vertraagd doordat deze oligomeren zeer snel door reageren: Aß oligomeren zijn aanwezig in een te lage concentratie om gedetailleerde structurele informatie te vergaren die tevens relevant is om het moleculaire mechanisme van de toxiciteit voor de hersenen te begrijpen. Het Switch Laboratorium heeft recentelijk een methode ontwikkeld om in vitro toxische Aß oligomeren te concentreren: de toevoeging van lipiden die in de hersenen voorkomen transformeren inerte, volgroeide amyloïde fibrillen terug naar stabiele toxische oligomeren. Deze oligomeren zijn niet te onderscheiden van de oligomeren die met de ziekte worden geassocieerd. Deze vinding geeft ons de mogelijkheid om de structuur-activiteit relatie van Aß oligomeer toxiciteit te bepalen. We hebben als doel gesteld te bepalen welke structurele elementen van oligomeren de toxiciteit bepalen door middel van biofysische technieken en biologische experimenten zoals toxiciteits bepalingen in neuronale cel culturen en gedragsstudies in muizen. We zullen gebruik maken van eiwit-modificatie en perturbatie methoden om de vorming en structuur van toxische oligomeren van Aß te bestuderen. Parallel daaraan zullen we factoren bestuderen die van nature in de hersenen voorkomen en die eerder aangetoond zijn het ziekteverloop van Alzheimer's te beïnvloeden. Uiteindelijk zullen we de resultaten van deze karakterisatie gaan gebruiken om te beginnen met de ontwikkeling van een therapeutische strategie voor de Ziekte van Alzheimer. Het laboratorium heeft de beschikbaarheid over een grote hoeveelheid componenten om hiernaar te zoeken. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Frederic ROUSSEAU • Joost SCHYMKOWITZ • Kerensa BROERSEN • Nico VAN NULAND
Mitotische functie en regeling van het fosfatase stellage-eiwit Repo-Man KU Leuven Abstract: Omkeerbare eiwitfosforylering is één van de meest voorkomende posttranslationele modificaties in eukaryoten. Het is een proces dat zeer strikt geregeld wordt door eiwitkinasen en fosfatasen. Deze regeling door omkeerbare fosforylering geldt ook voor Histon 3, één van de meest uitgesproken gefosforyleerde eiwitten tijdens mitose. Heel wat eiwitkinasen voor Histon 3 zijn reeds gekend en functioneel gekarakteriseerd, terwijl overde eiwitfosfatasen die H3 defosforyleren nauwelijks iets geweten is. Wij hebben aangetoond dat PP1 het belangrijkste eiwitfosfatase is voorde defosforylering van de mitotische fosfosites van Histon 3 (ph): H3T3ph, H3S10ph, H3T11ph en H3S28ph. Bovendien hebben we Repo-Man geïdentificeerd als Histon H3T3ph targeting subeenheid voor PP1 en aangetoond dat het gevormde complex antagonistisch werkt aan het eiwitkinase Haspin. Overeenstemmend met deze bevinding toonden we aan dat het Repo-Man/PP1 complex de spreiding van H3T3ph op de chromosoomarmen tegenwer Organisaties: • Labo Biosignalering & Therapeutica
Onderzoekers: • Monique Beullens • Mathieu Bollen • Junbin Qian
Generation of myotonic dystrophy type 1 (DM1)-specific induced pluripotent stem cells (iPS): a novel platform for validation of therapeutic approaches specifically targeting pathogenic DM1 RNA Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' KONING BOUDEWIJNSTICHTING' hebben voor het project ' Generation of myotonic dystrophy type 1 (DM1)specific induced pluripotent stem cells (iPS): a novel platform for validation of therapeutic approaches specifically targeting pathogenic DM1 RNA' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden
overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE • Marinee CHUAH
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-KUL, Mariana Loperfido Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkeling van stamcel gebaseerde gentherapie voor Duchenne spierdystrofie Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Marinee CHUAH
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-KUL, Mario Di Matteo Vrije Universiteit Brussel Abstract: Rol van microRNA in het controleren van de lever carcinogenese: in vivo validatie, mechanismen en therapeutische implicaties Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-KUL, Melvin Yesid Rincon Acelas Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ontwikkeling van nieuwe therapeutische benaderingen voor hart-en vaatziekten door cel-en gentherapie Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE
IUS: Phase out Partner Programme van de Universidad Central de Marta Abreu de Las Villas (UCLV)-Cuba. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een IUS-partnerprogramma is een langetermijnverbintenis die team effort en een diepgaand partnerschap veronderstelt tussen Vlaamse universiteiten en hogescholen, en een universiteit in één van de partnerlanden van VLIR-UOS. Deze universiteit wordt niet beschouwd als een geïsoleerde begunstigde, maar wel als een belangrijke betrokkene op het vlak van universitaire ontwikkelingssamenwerking op landenniveau. Het IUS-partnerprogramma bestaat uit een samenhangend geheel van projecten rond een overkoepelend thema met daarbinnen een aantal afgebakende wetenschappelijke kerngebieden die bijdragen tot nationale prioriteiten rond ontwikkelingssamenwerking. Behalve onderzoek, onderwijs en dienstverlening ondersteunt het programma ook institutionele versterking van de partneruniversiteit voor wat betreft het beheer van de universiteit en ondersteunende diensten zoals ICT, bibliotheekbeheer of financieel beheer. De inhoud van het programma hangt af van de noden, op basis van de prioriteiten in de landenstrategie van VLIR-UOS en het strategisch plan van de partneruniversiteit, gelinkt aan de interesses en expertise die de Vlaamse instellingen kunnen bieden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • EDILBERT VAN DRIESSCHE
Ontwikkeling en exploitatie van testsystemen voor de evaluatie van therapieën voor peroxisomale leukodystrofieën. KU Leuven Abstract: Leukodystrofieën waaronder ook peroxisomale ziekten worden gekenmerkt door inflammatie, demyelinatie en axonale degeneratie in wisselende mate.Het is algemeen aanvaard dat axonale schade uiteindelijk zal leiden totfunctionele tekorten zoals ook in multiple sclerose. We beschikken over2 muismodellen (Nestin-pex5 en MFP2 knockout muizen) waarin deze drie pathologieën ontwikkelen. In dit project willen we op basis van deze modellen testsystemen ontwikkelen om potentiële nieuwe therapieën te testen.Om een redelijke throughput van testsubstanties te bereiken, is ons eerste doel in vitro systemen op te zetten waarin deze pathologieën ontwikkelen. We zullen zowel organotypische schijfculturen als aggregaatculturen optimaliseren. Het voordeel van deze systemen is hun driedimentionele structuur en het feit dat ze gedurende langere tijd kunnen bewaard worden. Vermits we in de laatste jaren duidelijk gekarakteriseerd hebbenwanneer pathologie ontwikkelt in vivo, zullen we deze informatie nu gebr Organisaties: • Cellulair Metabolisme
Onderzoekers: • Myriam Baes
Systeem-niveau analyse van het humane microbioom in gezondheid en ziekte Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het menselijk lichaam functioneert als een complexe samenwerking tussen humane processen en 'diensten' ons aangeboden door de 1000 triljoen microbiële cellen die we meedragen. De verstoring van deze natuurlijke flora wordt geassocieerd met infectie, auto-immuunziekten en kanker, maar gedetailleerde kennis over onze microbiële component blijft beperkt. Recente technologische doorbraken zoals metagenomics en 'next-generation' sequencing laten toe om de microbiota van het menselijk lichaam op een voorheen ongeziene schaal te bestuderen. Deze innovaties hebben geleid tot de initiatie van het 'International Human Microbiome Project', dat tot doel heeft de totaliteit van mensgeassocieerde micro-organismen genomisch te karakteriseren.
Tengevolge van de complexiteit van metagenomische datasets is analyse een belangrijke bottleneck geworden. Hierdoor is een nieuwe dynamische subdiscipline ontstaan binnen de bioinformatica die op termijn zal toelaten om interspecies communicatie, -competitie en collaboratienetwerken op moleculair niveau te ontrafelen. Deze 'eco-systems biology' aanpak zal de klassieke systeembiologie toelaten de grenzen van de cel te doorbreken en te groeien naar de modellering van volledige ecosystemen. Het project combineert grootschalige next-generation sequencing met nieuw te ontwikkelen computationele technieken om het gezonde humane microbioom op systeemniveau in kaart te brengen en de veranderingen bij ziekte te onderzoeken. Jeroen Raes zal het functioneren van de humane microbiële flora nagaan, haar intra- en inter-individuele variatie karakteriseren en onderzoeken welke fenotypische gastheerkenmerken (dieet, geslacht, leeftijd, etc.) haar functionele eigenschappen en samenstelling bepalen. Hij zal zich toeleggen op inflammatoire darmaandoeningen als model voor dysbiose-gerelateerde pathologieen, waarbij hij gastheer genotypering zal combineren met intestinaal metagenomische profiling. Hij zal de rol van onze natuurlijke microbiota in de pathogenese van deze complexe ziekte nagaan aan de hand van het onderzoek van de fylogenetische en functionele (e.g. metabolische) veranderingen van het intestinaal metagenoom in ziekte. De resultaten van deze studie zullen toelaten om nieuwe behandelingsstrategieën te ontwikkelen en nieuwe diagnostische en prognostische tools te ontwerpen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES • PIERRE CORNELIS
Onderzoeksovereenkomst voor de studie van synthesestrategiën voor dehydrosinefungin Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' JANSSEN Pharmaceutica N.V.' hebben voor het project ' Research Agreement to study synthetic strategies towards dehydrosinefungin for application in pharmaceutical research & development and for development of human and/or veterinarian medicines.' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Guido VERNIEST
Onderzoek naar de mechanismen van immuunmodulatie door Schistosoma mansoni proteïnen in chronische colitis bij de muis. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Laboratorium Experimentele geneeskunde en Pediatrie (LEMP)
Onderzoekers: • Nathalie Ruyssers
VERLENGING: BruStem 2: Regenerative medicine of the liver using synergistic mixtures of immature or mature human hepatocytes with mesenchymal stem/progenitor cells or with hepatic stellate cells. Vrije Universiteit Brussel Abstract: The aim of the project is to explore alternative cell candidates for liver regenerative medicine. Mesenchymal stem/progenitor cells from intra and extrahepatic sources are specifically studied with respect to their proliferation and hepatogenic differentiation potential. In parallel, the selected cells will be investigated regarding their possible use as an in vitro cell model for toxico-pharmacological screening tests. Liver stellate cells will also be studied and developed for screening of anti-fibrogenic drugs. The final objective of this project is to provide standard operation procedures for a technology transfer to GMP compliant processes and translational clinical use of these hepatocyte-derived stem cells. Organisaties: • Celbiologie en Histologie • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN • VERA ROGIERS
'Molecular Imaging' onmoet 'Imaging Molecules' Universiteit Antwerpen Abstract: Bij stamcelonderzoek speelt MRI beeldvorming een cruciale rol om te kunnen bepalen of toegediende stamcellen het doelwitorgaan bereiken, lokaal overleven, differentiëren en deel zullen uitmaken van het aangetaste weefsel. Echter, kennis m.b.t. de interactie van contrastpartikels met (sub)cellulaire structuren ontbreekt. In dit project zullen geavanceerde TEM technieken worden toegepast om verschillende types MRI contrastpartikels en opladingstechnieken voor neurale stamcellen te onderzoeken. Organisaties: • Elektronenmicroscopie voor materiaalonderzoek (EMAT)
Onderzoekers: • Anne Marie Van Der Linden • Sara Bals • Peter Ponsaerts
Ontwikkeling van innovatieve 'immunatieve stealth' nanotechnologie voor gentherapie van erfelijke bloedingsziektes: preklinische validatie en onderliggende mechanismen Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hemofilie is een ernstige bloedingsiekte die te wijten is aan erfelijke factoren. Wij willen de mogelijkheden onderzoeken van gentherapie bij hemofilie. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers:
• Marinee CHUAH
Eigen Initiatief 2008 (EI) : GREEN DYKE : The use of natural barriers for coastal protection in Sri Lanka. (University of Ruhuna-India) Vrije Universiteit Brussel Abstract: The project wishes to contribute to the reversal of the continuouss loss of natural coastal features, particularly mangroves, both in view of their possible role in protection against sea-bonre hazards and in their socio-economical role. It intends to combine existing at both institutions in assessing through scientific research the current situation, mapping the quality of coastal features (mangroves) and their role, evaluate protection and development potential, sthrengthening and generating local capacity in the process. Training of local PhD and MSc students at the University of Ruhuna will be an important capacity building aspect. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Farid DAHDOUH-GUEBAS
PREDI-NU Preventie van depressieve en sensibilisering door networking in de EU. KU Leuven Abstract: PREDI-NU is een Europees actie- en onderzoeksproject dat nieuwe interventies voor de preventie van depressie bij jongeren wil uittesten. Het project wordt uitgevoerd door een uitgebouwd netwerk van Europese expertenin de preventie van depressie en suïcide, die reeds eerder samenwerkte in de European Alliance Against Depression (EAAD) en Optimised Suicide Prevention and Implemention in Europe (OSPI) projecten. Het PREDI-NU project bouwt voort op deze ervaringen en wil specifiek inzoomen op de nodenvan jongeren met een beginnende of milde depressie. Er wordt gezocht naar nieuwe methodieken en technologieën om jongeren, voornamelijk jonge mannen, te bereiken die via de bestaande kanalen de weg naar gepaste hulpniet vinden. Het voornaamste doel van het PREDI-NU project is het ontwikkelen van een evidence based online zelfhulp instrument voor jongeren met een beginnende of milde depressie. Het tweede doel is het verbeteren van de deskundigheid van professionals die met jongeren in contact k Organisaties: • Acad. Centr. voor Huisartsgeneeskunde
Onderzoekers: • Chantal Van Audenhove
Postdocopleiding in België: een intercommunautair netwerk voor wetenschappelijke excellentie en communicatie Universiteit Hasselt Abstract: In dit project zullen de Universiteit Hasselt en de Université libre de Bruxelles gemeenschappelijk een postdoc-curriculum ontwikkelen om jonge wetenschappers doelgericht op hun carrière in universiteiten en bedrijven voor te bereiden, wetenschappelijke excellentie te bevorderen en de communicatie tussen de Belgische taalgemeenschappen te intensiveren door wetenschappelijke samenwerking. Organisaties: • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Sven HENDRIX
Analyse van de endosomale transportroute van ICAM-5 in hippocampale neuronen als strategie voor de identificatie van de gamma-secretase-onafhankelijke functie van preseniline 1 in proteïne transport. KU Leuven Abstract: Naast de katalytische rol in#947;-secretase draagt preseniline 1(PSEN1) ook bij tot calcium homeostase, apoptose en endosomaal transport. In PSEN1-/- hippocampale neuronen accumuleert ICAM-5 in degradatieve organellen wat een rol voor PSEN1 in endosomale sortering impliceert. Omdeze bevinding verder te ondersteuen willen we deze endocytotische route verder karakteriseren. Onze eerste data suggereren de betrokkenheid van ARF6 in deze sorteringsdynamica. Dit leidde tot onze werkhypothese datPSEN1 de ARF6-gemedieerde endosomale recyclage moduleert. Dit zal getest worden in co-lokalisatiestudies en live imaging van tagged eiwitten incombinatie met ARF6 transport blokkerende mutanten. Verder zullen we agonist- en groeifactor-geïnduceerde stimulatie van de ARF6 route gebruiken om ICAM-5 internalizatie te mediëren. Deze kennis zal ons toelaten om biogeconjugeerde superparamagnetische nanopartikels te genereren die ICAM-5/ARF6 positieve organellen als target hebben en die toelaten dergelijke e Organisaties: • Departement Menselijke Erfelijkheid
Onderzoekers: • Willem Annaert • Aleksandar Peric
De rol van de epigenetische regulator NIPP1 in differentitie en kankerbiologie KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo Biosignalering & Therapeutica
Onderzoekers: • Mathieu Bollen • Aleyde Van Eynde • Kathelijne Szekér
Moleculair genetisch en biomerker onderzoek naar frontotemporale kwab degeneratie ondersteund door robuuste biosampling en biobanking strategieën. Universiteit Antwerpen Abstract: De voorbije jaren werd enorme vooruitgang geboekt in het in kaart brengen van de etiologie van frontotemporale kwab degeneratie (frontotemporal lobar degeneration, FTLD), na de ziekte van Alzheimer één van de belangrijkste oorzaken van dementie. In scherp contrast hiermee staat echter het ontbreken van enige therapeutische strategie gebaseerd op deze nieuwe inzichten en het feit dat bij een aanzienlijk aandeel van de patiënten de oorzaak van de ziekte onverklaard blijft. Dit onderzoeksproject stelt een geïntegreerde aanpak voor om the genetische etiologie van FTLD verder te ontrafelen. Hiertoe zullen we gecentraliseerde biobank opbouwen van humane weefsels en lichaamsvloeistoffen afkomstig van medisch en moleculair sterk gekarakteriseerde FTLD patiënten alsook van gezonde personen. Deze krachtige biobank zal toelaten om state- of- the-art genetische studies van FTLD uit te voeren, waaronder het deelnemen aan internationale grootschalige genoom-wijde associatie studies (GWAS) op zoek naar genetische risico factoren voor FTLD. Bevindingen uit de GWAS zullen we verder onderzoeken in onze studiepopulatie van Vlaamse FTLD patiënten om populatie specifieke
risicoprofielen te onderzoeken. Bovendien zal de biobank de translatie bevorderen van doorbraken in het fundamenteel basisonderzoek naar klinische toepassingen voor betere diagnose en behandeling van toekomstige patiënten. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven • Julie van der Zee
Multilevel functionele karakterisering van de miRNome bij kanker Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Jo Vandesompele
Genetische defecten in chromatine regulatoren in T-cel acute lymfatische leukemie Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Pediatrie en genetica
Onderzoekers: • Franki Speleman
De rol van humane dentale pulp stamcellen (hDPSC) in angiogenese en beenweefsel reconstructie. Universiteit Hasselt Abstract: Het gebruik van stamcellen is een veelbelovende strategie in het veld van botweefselregeneratie. Terwijl de benutting van embryonale stamcellen het hoofd biedt aan grote technische en ethische moeilijkheden, zijn pogingen gestart om volwassen stamcellen toe te passen. Onlangs is gebleken dat menselijke volwassen stamcellen geïsoleerd van tandpulp (hDPSC) multipotente stamcellen zijn die in staat zijn om te differentiëren in botweefsel. Het succes van het bouwen van botweefsel hangt af van zuurstof-en voedingtransport van de ingeprente cellen. Dus is een geschikte vorming van bloedvaten (=angiogenese) rond het ingeprent weefsel onmisbaar voor de overleving van nieuw gevormd weefsel. Daarom beoogt mijn project het bestuderen van de bloedvaatvorming geïnduceerd door hDPSC in verschillende in vivo en in vitro modellen en het identificeren van angiogene eiwitten geproduceerd door hDPSC. De tweede doelstelling van mijn onderzoek is het verbeteren van de bloedtoevoer van bloedweefselentingen. Voor dit doel zal de hDPSC eerst worden gedifferentieerd in endotheliale cellen in vitro. Dan zullen co-cultuur systemen van endotheliale-gedifferentieerde hDPSC en ongedifferentieerde hDPSC in vivo worden onderzocht en de bloedvaatvorming in deze coculturen zullen worden vergeleken met culturen met alleen ongedifferentieerde stamcellen. De informatie verzameld van dit onderzoeksproject kan ondersteuning bieden bij de mogelijkheid van het gebruik van hDPSC voor het bouwen van gemineraliseerd weefsel. Organisaties: • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Ivo LAMBRICHTS
Brains (Back) to Brussels 2009 - verankering: systeemniveau analyse van de menselijke micriobiome in gezondheid en ziekte Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoek naar de werking van menselijke microbiale flora. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES • PIERRE CORNELIS
Karakterisatie van proteine-DNA bindingsinteracties a.d.h.v. vastestofnanoporien. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit werk is de ontwikkeling van een meettoestel waarmee zeer nauwkeurig, snel en goedkoop proteïne-DNA bindingsenergieën kunnen bepaald worden. De bedoeling is niet enkel om PMW's af te leiden, maar ook om coöperatieve bindingsenergieën in functie van de afstand in baseparen tussen verschillende bindingsplaatsen te kunnen bepalen. We hebben nl. reeds aangetoond dat a.d.h.v. deze energieën de methode om scores toe te kennen sterk verbeterd kan worden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • DANIEL CHARLIER
Ontwikkeling van Nanobody-afgeleide probes voor moleculaire, niet-invasieve imaging van onstabiele atherosclerotische plaques. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek beoogt het tewerkstellen van nanobody technologie om verklikstoffen te ontwikkelen voor de detectie van kwetsbare atherosclerotische laesies via niet-invasieve moleculaire beeldverwerking. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS
Genetische variatie in apolipoproteine E als veroorzakende factor in de ziekte van Alzheimer. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze studie zal zich richten op hoe ApoE isovorm elk van deze stappen lr-, de levenscyclus van AB beïnvloedt door een multidisciplinaire aanpak.De identiteit van de wisselwerking tussen AB en ApoE4 is niet bekend maar ApoE en AB zijn beide gevonden in de pathologische laesies karakteristiek voor Alzheimer.
Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Nico VAN NULAND
Bacterieel metabolisme en coöperatie tijdens de colonfermentatie, een in vitro benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De huidige studie zal de relatie versterken tussen prebiotica, probiotica, en de colon microbiota, en zal zich focussen op minder bekende bacteriesoorten, hun metabolieten, (propionaat en butyraat) en crossfeeding mechanismen, door kinetische, metaboliet doelgroep, en transcriptomische analyses. Het beoogt het in kaart brengen van de kinetiek van inuline-type fructaan afbraak door gisting analyse van een aantal nauwelijks gekenmerkt dikke darm bacteriën (bijvoorbeeld, Faecalibacterium prausnitzii). Het project is gericht op het onthullen van variaties in prebiotische afbraak systemen onder dikke darm bacteriën en het effect van dergelijke diversiteit op bacteriële interacties in co-culturele fermentaties. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Karakterisering van verschillende tumor-geassocieerde macrofaag subpopulaties en hun bidirectionele interactie met intratumorale lymfocyten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project onderzoek we de eo-localisatie van macrofage subsets en lymfocyte subsets in verschillende tumor types. Door het elimineren van lympfocyte subsets in tumoren testen we hun impact op het gedrag van TAMs. Vice versa, door het elimineren van specifieke TAM subsets in tumoren, kunnen we hun invloed beoordelen op tumor infiltrerende lympfocyte functies en op tumorgroei en verspreiding. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Structurele karakterisatie van de interacties tussen DBL en CSA in zwangerschap-gerelateerde Malaria. Vrije Universiteit Brussel Abstract: We stellen voor om het mechanisme van CSA erkenning door DBL3x en DBL6e domeinen NMR en kristallografie te combineren met biofysische studies. Het gebruik van nanobodies tegen DBLs zal voordelig zijn om ons structureel model van de DBLICSA interactie te correleren met de adhesie van Plasmodium (parasiet die Malaria draagt) naar placenta in vivo. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Nico VAN NULAND
Nanobodies als zuiverings-en kristallisatiechaperonnes voor G-proteïne gekoppelde receptoren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project beogen we het exploiteren van de unieke eigenschappen van single domein antilichamen of nanobodies om opstoppingen te voorkomen in structurele analyse van GPCRs. Ook wordt er getest of de co-expressie van de Nbs (nanobodies) tesamen met hun target CPCRs het rendement verbeteren van functionele receptoren voor structurele analyses. De finale goal van dit project is het oplossen van hoge resolutie 3D structuren van een van de target GPCRs. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Comparatieve metagenoom- en transcriptoomstudie van planktongemeenschappen in de oceaan: van virussen tot vislarven Vrije Universiteit Brussel Abstract: We zullen een combinatie maken van een op orthologie gebaseerde functie met multivariate statistiek, clustering en netwerk vertegenwoordigingen om gegevens te analyseren die uit monsters genomen werden van verschillende diepten over de oceanen door het Tara Oceans project waarbij Prof. Raes' lab betrokken is. Aangezien plankton essentieel is voor de mariene voedselketen, zal dit project ons dichter brengen bij het begrijpen van de biogeochemische cyclussen van onze planeet. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES • Gipsi LIMA MENDEZ
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUBUniversiteit Twente, Ellen Hubin Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-Universiteit Twente, Ellen Hubin Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Nico VAN NULAND
De rol van de Kupffer cel tijdens hepatocellulaire carcinoom ontwikkeling en progressie (Onderzoeker Jiri KEIRSSE) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De kupffer-cellen in de lever omvatten circa 70% van het totaalaantal mononucleaire fagocyterende cellen in het lichaam. Zij spelen een belangrijke rol bij de klaring van het portale bloed van bacteriën, virussen, bacteriële producten zoals endotoxinen (lipopolysacharidecomponenten van de celwand van gramnegatieve bacteriën, het zgn. LPS) en immuuncomplexen. De geactiveerde kupffer-cel is in staat tot fagocytose en intracellulair doden van micro-organismen en tot productie van diverse cytokines die ofwel lokaal de omringende parenchymcellen en non-
parenchymcellen kunnen stimuleren respectievelijk remmen, ofwel bij overmatige productie in de systemische circulatie komen en effect kunnen hebben op targetcellen elders in het lichaam, zoals long en nier. De kupffer-cel is dus niet alleen belangrijk als macrofaag, maar ook als initiator van immuunrespons op of inductor van immuuntolerantie voor antigenen die via het maag-darmkanaal het lichaam en de portale circulatie binnenkomen. Stimulatie van de kupffer-cel door bijvoorbeeld LPS leidt ook tot productie van prostaglandinen en leukotriënen, metabolieten van arachidonzuur en belangrijke intermediairen bij de inflammatoire reacties in de lever. Behalve met eerdergenoemde kupffer-celactiviteit speelt de lever ook een immunologische rol door bij te dragen aan de verwijdering van circulerende immuuncomplexen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Spermatogoniale stamceltransplantatie: (epi)genetische aspecten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In België ontwikkelen ongeveer één op 6000 kinderen kanker vóór de leeftijd van 15 jaar. Dankzij verbeterde behandelingsmethoden (chemo- en radiotherapie) is de overlevingskans nu meer dan 80%. Er wordt geschat dat tegen 2010 één jong-volwassene op 250 een overlever van kinderkanker zal zijn. Hoewel, als een gevolg van hun ziekte en behandeling krijgen deze lange-termijn overlevers hun verdere leven te maken met significante nevenwerkingen. Eén van de ongewenste effecten van de aggressieve kankerbehandelingen is dat patiënten hun fertiliteit verliezen. Chemotherapie vernietigt niet alleen de maligne cellen, maar ook andere delende cellen, oa spermatogene cellen, zodat subfertiliteit of infertiliteit optreedt. Een bepaalde groep van kinderen, vooral diegene die aggressieve behandelingen nodig hebben, waaronder chemotherapie en beenmergtransplantatie riskeren levenslange infertiliteit. Het is evident dat preventie van steriliteit speciale aandacht verdient zowel in de oncologische als in de reproductieve geneeskunde. Bij volwassenen mannen kan inbanken van sperma vóór aanvang van de behandeling een oplossing bieden. Voor pre-pubertaire jongens, daarentegen, is dit geen optie, wegens het compleet ontbreken van spermatogenese in hun testes. In vrouwelijke patiënten werd preventieve cryopreservatie van ovarieel weefsel reeds uitgevoerd en recentelijk heeft dit zelfs tot zwangerschappen geleid. In analogie met deze strategie zou het bewaren van pre-pubertair testisweefsel een potentiële oplossing kunnen bieden voor jonge kankerpatiëntjes. Na de behandeling, zou theoretisch gezien ingevroren en ontdooide stamcellen terug getransplanteerd kunnen worden met de bedoeling dat de spermatogenese terug opstart. Met onderzoeksgeld van het FWO en de Onderzoeksraad van de VUB werden de basistechnieken voor dit onderzoek geïntroduceerd. Tijdens de afgelopen jaren werd onderzoek verricht in een muismodel naar de efficiëntie en de veiligheid van testiculaire stamceltransplantatie na natuurlijke reproductie en na in-vitro fertilisatie en intracytoplasmatische sperma injectie. De studies betreffende efficiëntie en veiligheid van spermatogoniale stamceltransplantatie toonden verschillen aan in de pre- en postimplantatie embryonale ontwikkeling tov controles. Daarom is onderzoek naar de genetische en epigenetische aspecten van spermatogoniale stamceltransplantatie aangewezen alvorens over te gaan naar een eventuele klinische toepassing. In dit project zullen de genetische en epigenetische status van posttransplantatie spermatozoa en de nakomelingen van getransplanteerde mannetjes onderzocht worden in een muismodel. In eerste instantie zal nagegaan worden of spermatozoa verkregen na testiculaire stamceltransplantatie een normaal karyotype vertonen. Dit zal gebeuren door posttransplantatie spermatozoa te injecteren in een metafase-II eicel. Eicellen die pronuclei vertonen worden in nocodazole gebracht en een uur na het verdwijnen van de pronuclei worden de eicellen ontdaan van de zona pellucida en gefixeerd volgens de methode van Dyban (1983). Door middel van een Giemsa-kleuring wordt de chromosomale constitutie geëvalueerd. In tweede instantie zal nagegaan worden of bepaalde genen correct gemethyleerd zijn. Er zullen paternaal gemethyleerde genen (H19 en Igf2), maternaal gemethyleerde genen (Peg1/Mest en Lit1) en een 'non-imprinted' gen (?-actine) geanalyseerd worden dmv bisulfiet analyse, PCR en pyrosequencing. De resultaten zullen vergeleken worden met controle spermatozoa van fertiele mannetjesmuizen. Deze methylatie-analyse zal ook gebeuren op placenta, lever- en nierweefsel van eerste en tweede generatie nakomelingen van getransplanteerde muizen. Daarna zal de algemene methylatiestatus geanalyseerd worden op pre-implantatie embryo's van verschillende leeftijden (d1, d2, d3, d4 en d5). Deze analyse zal kwalitatief gebeuren adhv antilichamen gericht tegen gemethyleerd DNA en op een kwantitatieve manier adhv micro-array's. Aangezien de transcriptie ook beïnvloed wordt door de modificatie van histonen zal in een laatste fase de histonenmodificatie bestudeerd worden in post-transplantatie spermatozoa. Histonen zullen worden geëxtraheerd volgens de methode van Broday et al. (2000). De histonenpreparatie zal worden gescheiden op 15% SDS-PAGE gel, waarop een Western blot met antilichamen tegen verschillende histonenmodificaties zal gebeuren (oa. acetylatie van lysines in histon H3 en H4, methylatie, dimethylatie en trimethylatie van lysines in histon H3 en H4 en fosforylatie van serine 10 in histon H3). Organisaties: • Embryologie en Menselijke Genetica
Onderzoekers: • ELLEN GOOSSENS • HERMAN TOURNAYE
Baekelandmandaat Niels DE MEIRLEIR: Versnelde & gecontroleerde kristallisatie in microprocessoren Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met Baekeland-mandaten wil het IWT individuele onderzoekers de kans bieden een doctoraat uit te voeren in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. We voorzien in cofinanciering van de personeels- en werkingskosten die gepaard gaan met de projectuitvoering. Bij het Baekeland-mandaat is enerzijds een Vlaams bedrijf betrokken; dit bepaalt de strategische oriëntatie van het project en zorgt voor cofinanciering. Anderzijds staat een Vlaamse universiteit in voor de begeleiding naar en de toekenning van een doctoraat volgens de gangbare kwaliteitsnormen. Ook andere kennisinstellingen - strategische onderzoekscentra, onderzoeksinstituten, hogescholen, enz. - kunnen optreden als gastinstelling voor de doctorandus, indien zij samenwerken met een promotor verbonden aan een Vlaamse universiteit. Het bedrijf - dat een samenwerkingsovereenkomst afsluit met de kennisinstelling - treedt op als de hoofdaanvrager naar het IWT. Na goedkeuring wordt aan het bedrijf projectmatige steun toegekend. De werkzaamheden kunnen plaatsgrijpen bij zowel de kennisinstelling als het bedrijf. Organisaties: • Chemische Ingenieurstechnieken en Industriele Scheikunde
Onderzoekers: • Wim DE MALSCHE • GERT DESMET
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-ULB, Francisco Javier Benitez Capistros Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUB-ULB, Francisco Javier Benitez Capistros Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM
Cellulaire responsen op oxidatieve stress in peroxisomen KU Leuven Abstract: Peroxisomen zijn algemeen voorkomende celorganellen die een sleutelfunctie vervullen in diverse metabole processen zoals de a- en boxidatie van vetzuren, de biosynthese van docosahexaeenzuur en etherfosfolipiden en het metabolisme van reactieve zuurstofverbindingen (ROS). Tijdens de voorbije jaren werden in het onderzoek naar peroxisomen belangrijke doorbraken gerapporteerd. Zo werd er bijvoorbeeld aangetoond dat deze organellen actief participeren in signaaltransductiewegen die betrokken zijn bij inflammatie en aangeboren antivirale immuniteit. Bovendien iser groeiende evidentie dat (partiële) verstoringen in peroxisomale functies kunnen bijdragen tot cellulaire veroudering en de ontwikkeling en progressie van oxidatieve stress-gerelateerde aandoeningen. Toch is er nog bijzonder weinig geweten over hoe peroxisomen functioneren in subcellulaire signaal- en communicatienetwerken. De bedoeling van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in hoe zoogdiercellen reageren wanneer ze wor Organisaties: • Labo Lipidenbioch.& Proteïnen-interactie
Onderzoekers: • Marc Fransen • Bo Wang
Peroxisoomafbraak in zoogdiercellen: wie geeft het startschot? KU Leuven Abstract: Peroxisomen zijn celorganellen die in vrijwel iedere eukaryote cel voorkomen. Ze vervullen onder andere een sleutelrol in het cellulair metabolisme van lipiden, de aanmaak en afbraak van waterstof peroxide (H2O2) en antivirale immuniteit. Functionele peroxisomen zijn noodzakelijk voor een normale ontwikkeling van zoogdieren. Het niet of slecht functioneren van dit celorganel kan leiden tot ernstige groeiafwijkingenof een vroege dood. Om de homeostase van een cel niet te verstoren, dienen overbodige en niet-functionele peroxisomen selectief verwijderd te worden. Hoe dit proces gereguleerd wordt, is momenteel niet duidelijk. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de moleculaire mechanismen die aan de basis liggen van peroxisoomafbraak in zoogdiercellen. Hiervoor werd in eerste instantie nagegaan of oxidatieve beschadiging kan fungeren als triggerfactor. Door gebruik te maken van een peroxisomale variant van KillerRed (KR, een rood fluorescerend proteïne dat superoxi Organisaties: • Labo Lipidenbioch.& Proteïnen-interactie
Onderzoekers: • Marc Fransen • Marcus Nordgren
Visualisatie van nanoscopische interacties in levendesystemen met subdiffractie fluorescentiemicroscopie KU Leuven Abstract: The technical nature of the project excludes the panels ofthe life sciences. "Quantum optics" and "nonlinearsystems" in WT2 are not relevant to this project, neither is"molecular design" of WT4 applicable to fluorescentproteins. Organisaties: • Afd. Moleculaire Visualisatie & Fotonica
Onderzoekers: • Johan Hofkens • Peter Dedecker
Ontwikkelingsbiologisch engineeren van botweefsel. KU Leuven Abstract: Het doel van bot weefsel engineering is het herstellen van niet-helendebotdefecten door lokale en/of systemische regeneratie mechanismen. De huidige strategie, gebruikt tijdens de laatste twee decades, focustop het zaaien van embryonale, mesenchymale of progenitor cellen op biocompatibele draagstructuren, soms in combinatie met groeifactoren. Helaas heeft deze strategie tot op heden slechts geleid tot beperkte botvorming met onvoorspelbaren klinische resultaten. In dit project stellen we een innovatieve strategie voor die als doel heeft de fysiologische botvormingsprocesses nauwgezetter te imiteren, namelijk hetontwikkelingsbiologisch engineeren. In deze strategie zullen robustebotvormingseenheden, die of een intramembraneuze of een endochondrale pathway volgen, op een intelligente manier geassembleerd worden in een macrodraagstructuur en in vitro geproduceerd worden met behulp van modulaire kweekprotocols alvorens in vivo geimplantateerd te worden. De voorgestelde macrodraagstructuur, Organisaties: • Skeletale Biologie en Engineering
Onderzoekers: • Frank Luyten • Jan Schrooten • Inge Holsbeeks • Gertrudis Carmeliet • Hans Van Oosterwyck • Liesbet Geris • Maarten Moesen • Greet Kerckhofs • Scott Roberts
Herprogrammeren van adulte dermal fibroblasten tot kraakbeen- en beenvormende cellen voor botaugmentatie. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Skeletale Biologie en Engineering
Onderzoekers: • Frank Luyten • Scott Roberts
Ondersteuning instandhouding wetenschappelijke apparatuur. Universiteit Antwerpen Abstract: Ondersteuning instandhouding wetenschappelijke apparatuur. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Christine Van Broeckhoven
Neurale Stamcellen: moleculaire en fysiologische controle van in vivo migratie en differentiatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Philippe Jorens • Anne Marie Van Der Linden • Dirk Ysebaert • Peter Ponsaerts • Zwi Berneman • Michele Giugliano • Patrick Pauwels
De rol van autofagie in lethale reperfusie schade na een myocardinfarct en het effect van postconditioning in relatie tot de adiponectine plasmaspiegels. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Translationeel pathofysiologisch onderzoek (TPR)
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans • Christiaan Vrints • Guido De Meyer • Marc Claeys • Wim Martinet
Moleculaire genetica van Alzheimer dementie met aanvang op jonge leeftijd. Universiteit Antwerpen Abstract: Alzheimer dementie (AD) met aanvang op jonge leeftijd is een dodelijke neurodegeneratieve dementie (met aanvang meestal tussen de 30 en 65jaar) die ernstige inbreuk maakt op het leven van de patiënt zowel als de naasten. Er wordt geschat dat ongeveer 3000 tot 11000 mensen in België AD met jonge aanvangsleeftijd hebben. De aandoening heeft een sterke genetische component, maar het grootste deel van de genetische etiologie is nog niet gekend, aangezien mutaties in de bekende dementie genen en het genetisch risico afkomstig van APOE 4 niet meer dan 1020% kunnen verklaren van het voorkomen van AD met jonge aanvangsleeftijd. Het doel van dit project is de genetische etiologie verder te ontrafelen, door gebruik te maken van een goed gedocumenteerde studiepopulatie in combinatie met geavanceerde moleculair genetische technieken, om zo tot een beter begrip te komen van de pathogenese van AD. We zullen familiegebaseerde studies uitvoeren om nieuwe mutaties en zeldzame risicovarianten te identificeren, en we zullen populatiegebaseerde whole-genome studies uitvoeren om mogelijke recessieve oorzaken van AD te vinden, evenals frequente risicofactoren, zeldzame risicofactoren en genetische factoren die het verloop of de symptomen van de ziekte kunnen modificeren. Interessante genetische varianten zullen nader onderzocht worden door middel van genotype - fenotype correlatie studies, functionele karakterisatie en translatie naar biomarkers. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Marc Cruts • Christine Van Broeckhoven • Kristel Sleegers
DNA methylatie studie van de C9orf72 repeat expansie die frontotemporale kwab degeneratie (FTLD) en amyotrofe lateraal sclerose (ALS) veroorzaakt. Universiteit Antwerpen Abstract: Expansies van een G4C2 repeat in de C9orf72 promoter zijn de belangrijkste oorzaken van FTLD en ALS maar het mechanisme is ongekend. We zullen de rol van een verlies-van-functie mechanisme onderzoeken via methylatie studies van de C9orf72 promoter. We zullen nagaan of toenemende repeat lengte gecorreleerd is met methylatieniveau van de repeat regio. Als CpG methylatie een rol speelt, kan dit een belangrijk aangrijpingspunt zijn voor therapie. Organisaties: • VIB DMG - Neurodegeneratieve Hersenziekten
Onderzoekers: • Ilse Anne-Maria Leo Gijselinck
Kunnen slaapstoornissen leiden tot veranderingen in de functionele connectiviteit in muizenhersenen? Universiteit Antwerpen Abstract: Onlangs werd een duidelijke link aangetoond tussen slaapstoornissen en A depositie in de ziekte van Alzheimer. Echter, de kip-ei vraag blijft onopgelost. Met dit project willen we het effect van slaap deprivatie op functionele connectiviteit in muizenhersenen bestuderen door middel van magnetische resonantie beeldvorming. Zo zal dit project uiteindelijk de basis vormen voor toekomstig onderzoek om eerder genoemde kip-ei vraag te beantwoorden. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Jelle Praet
Het bestuderen van veranderingen in de neurovasculaire koppeling in een muismodel van de ziekte van Alzheimer: een in vivo MRI benadering. Universiteit Antwerpen Abstract: De neuro-vasculaire koppeling, essentieel voor een normale hersenfunctie, is reeds in een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer aangetast. In het huidige project willen we de hemodynamische koppeling en neuronale activiteit veranderingen bestuderen m.b.v. functionele magnetische resonantie beeldvorming. Vroege identificatie van deze pathologische processen is van uitermate belang voor de ontwikkeling van
nieuwe behandelingsstrategieën. Organisaties: • Bio-imaging
Onderzoekers: • Ines Blockx
Onderzoek naar anti-inflammatoire stammen voor het compenseren van de dysbiose bij inflammatoire darmziekten Universiteit Gent Abstract: Er is een duidelijk verband tussen de darmmicrobiota en inflammatie bij IBD bij mens en NE bij kippen, waardoor het selectief sturen van de samenstelling van de darmmicrobiota een interessante strategie lijkt. Boterzuur producerende kiemen hebben een anti-inflammatoire werking door productie van boterzuur en andere extracellulaire componenten. Het doel is het onderzoeken van de anti-inflammatoire eigenschappen van nieuw geïsoleerde boterzuurproduceerders voor toepassing in de behandeling van IBD en NE. Organisaties: • Vakgroep Pathologie, bacteriologie en pluimveeziekten
Onderzoekers: • Filip Van Immerseel
Onderzoek naar anti-inflammatoire stammen voor het compenseren van de dysbiose bij inflammatoire darmziekten Universiteit Gent Abstract: Er is een duidelijk verband tussen de darmmicrobiota en inflammatie bij IBD bij mens en NE bij kippen, waardoor het selectief sturen van de samenstelling van de darmmicrobiota een interessante strategie lijkt. Boterzuur producerende kiemen hebben een anti-inflammatoire werking door productie van boterzuur en andere extracellulaire componenten. Het doel is het onderzoeken van de anti-inflammatoire eigenschappen van nieuw geïsoleerde boterzuurproduceerders voor toepassing in de behandeling van IBD en NE. Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Filip Van Immerseel
Ontwikkeling van biosensors voor necrotische celdood Universiteit Gent Abstract: Dit project omvat fundamenteel onderzoek naar de moleculaire mechanismen van necrotische celdood en de ontwikkeling van cellulaire reporter systemen voor koolhydraatmetabolisme en RIP1/RIP3 activatie voor RNAi en small compound library screening. Als zodanig moet dit platform toelaten kritische knooppunten van het signalisatie-netwerk en merkers voor necrose met potentiële diagnostische, prognostische en therapeutische toepassing in fundamenteel en experimenteel therapeutisch onderzoek te identificeren. Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Peter Vandenabeele
Optimalisatie van aVB3 bindende Nanobodies voor kankertherapie, kankerdetectie en aflevering van chemotherapeutica Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Biomedische Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • Claude Libert
Immuunmodulerende therapie voor ruggenmergletsels gebruikmakende van IL-4 en IL-13 producerende celtransplanten Universiteit Hasselt Abstract: Er is meer en meer bewijs om te suggereren dat inflammatoire processen na traumatische schade aan het centraal zenuwstelsel beduidend bijdragen aan de neuroregeneratieve processen. Dit concept stimuleert het idee om het effect van therapeutisch toegediende stamcellen na ruggenmergschade te onderzoeken. Voorgaande data van onze groep hebben aangetoond dat de anti-inflammatoire cytokinen interleukine (IL)4 en IL-13 de axonale regeneratie in vitro significant bevorderen. Preliminaire data wijzen uit dat IL-4 ook een sterk pro-regeneratief potentieel heeft bij ruggenmergschade in vivo. Bovendien hebben we aangetoond dat neuronale stamcellen het klinisch herstel na ruggenmergschade verbeteren. Derhalve zullen we in dit project IL-4 of IL-13-secreterende neuronale stamcellen gebruiken om zowel de immuunmodulerende alsook de regeneratieve eigenschappen van IL-4, IL-13 en stamcellen te combineren. Om de effecten van deze cellen in vitro te karakteriseren zullen we testen voor celoverleving en neuriet uitgroei toepassen met zowel primaire neuronen alsook hersencoupes. IL-4/IL-13 secreterende neuronale stamcellen zullen in vivo worden geïnjecteerd in een goed gestandaardiseerd model voor ruggenmergschade. Verschillende parameters zullen worden geëvalueerd, zoals axonale regeneratie, immunologische parameters alsook gedragskenmerken (Basso Muis Schaal, Rotarod prestatietest). Met deze studie beogen we het therapeutisch potentieel aan te tonen van getransplanteerde stamcellen als dragers voor de locale aanvoer van anti-inflammatoire cytokinen om zo het herstel na ruggenmergschade te verbeteren. Organisaties: • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Sven HENDRIX
Wat is het beste apparaat om motor coordinatie te meten? Universiteit Hasselt Abstract: De Onderzoeksraad heeft het verblijf van dr. Alexander Cupido (Universität des Saarlandes, Institute of Physiology, Duitsland) aan de UHasselt goedgekeurd ten laste van het BOF-programma "Korte Verblijven". Gedurende dit verblijf zal dr. Alexander Cupido onderzoek uitvoeren in samenwerking met prof. Sven Hendrix (Onderzoeksgroep Morfologie). Het verblijf zal plaatsvinden in 2014. Organisaties: • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Sven HENDRIX
Moleculaire werkingsmechanismen van intrinsiek ontvouwen eiwitten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Eiwitten zijn kleine nanomachines die bijna alle taken uitvoeren binnen een levende cel: katalyze van enzymatische reacties, pompen en motoren, regulatie van genexpressie, ... Buiten de klassieke, goede gevouwen eiwitten bestaat er een tweede klasse die intrinsiek ontvouwen zijn. Hun intrinsiek ontvouwen aard laat hen ytoe een aantal functies uit te oefenen waarvoor gevpouewen eiwitten minder geschikt zijn. In dit project gebruik ik bacteriele toxine-antitoxine modules als modelsystemen om intrinsiek ontvouwen eiwitten te bestuderen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Bacteriële toxine-antitoxine systemen als drug targets. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Genomen van bacterien en archaea bevatten keline oerons doe coderen voor een toxionee en een antitoxine. Deze genparen vormen de zogenaamde TA modules waarvan de fysiologische rol onduidelijk blijft. ze worden geactiveerd tijdens perioden van stress en overexpressen van hettoxine leidt tot celdood. In dit project zal worden getracht om TA odules te valideren als moigelijke targets voor nieuwe antibiotica die werken als initiators van deze ingebouwde tijdbommen. In het bijzonder zal het mazEF module op het chromosomm van S. aureus worden onderzocht. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • HENRI DE GREVE • REMY LORIS
Heterogeniteit van monocytaire cellen: van Trypanosomen tot leverpathogeniciteit en terug. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een diep inzicht in de mechanismen die ten grondslag liggen aan de aanwerving en de activering van ontstekingscellen is van cruciaal belang om de wetenschappelijke basis te leggen voor het verlichten van weefselschade veroorzaakt door infectie of andere factoren Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Ontrafelen van het pilioom van Escherichia Coli. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project zullen we functioneel en structureel de E. coli 'piliome' in kaart brengen in een subklasse van pathogenische E. coli stammen, de uro - en avian pathogenese en ook de enterohemorrafic E. coli stammen. We zullen de specifieke kenmerken van zowel de receptor alsmede de moleculaire structuren van de zelfklevende subeenheden in kaart brengen als een middel om hun functie in ziekte te bepalen en om de route voor de ontwikkeling van anti-adhesieven te openen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Han Karel REMAUT • HENRI DE GREVE
Dissectie van de intratumorale signalen die de heterogeniteit bepalen van de tumor-geassocieerde macrofagen (TAM) en in vivo beoordeling van TAM deelverzameling functies. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Kankeronderzoek Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jo VAN GINDERACHTER • PATRICK DE BAETSELIER
De rol van Autofagie in leverfibrose. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Autofagie is een metabole proces dat intracellulaire organellen en eiwitten met vele verbindingen degradeert en recycleert naar menselijke ziekten en fysiologie. We bestudeerden de rol van autofagie tijdens de activering van hepatische Notti cel (HSC), een belangrijke gebeurtenis in leverfibrose Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Leonardus VAN GRUNSVEN
Preclinical research on the neuroprotective effects of the insulin-like growth factor IGF-I in a rat model for focal cerebral ischemia Vrije Universiteit Brussel Abstract: IGF-I is neuroprotective in different models of hypoxic/ischemic brain injury. Seven studies revealed that administration of IGF-I after induction of the injury reduces the infarct volume, increases cell survival or improves functional outcome. Our research addresses the therapeutic potential of IGF-I in neuroprotection after transient focal ischemic stroke using the endothelin-1 rat model. In the current proposal, we aim to study the working mechanism of IGF-I and the possible synergistic interaction with oestrogen treatment. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • RON KOOIJMAN
(Meta)genomic analyses of functional starter cultures for a technologic valorisation in the food industry Vrije Universiteit Brussel Abstract: Functional starter cultures for food fermentation processes are starter cultures that possess extensive metabolic capacities to be competitive in a food matrix and that guarantee food safety and flavor development in the end products, beyond for instance the production of lactic acid. This is in contrast with industrial starter cultures that are often poorly adapted to a specific food environment, exhibit limited flexibility, and almost exclusively aim at acidification. Typically, selection of a suitable functional starter culture is primarily based on phenotypic characteristics, based on data from metabolite analyses and kinetic and modeling studies. However, this is no guarantee of a successful selection, since microorganisms can adapt their metabolism to survive in certain niches or under certain stress situations, at least when they possess the appropriate genetic potential. In addition, microorganisms such as lactic acid bacteria may possess negative attributes, such as antibiotic resistance genes, virulence genes, and genes coding for the production of undesired compounds, such as biogenic amines. Until recently, these properties were not taken into account, but they should be thoroughly genetically characterized. Therefore, determination of the genome sequence of functional starter cultures is the ultimate methodology to completely characterize the genetic and phenotypic potential of a microbial strain. To identify suitable microbial strains as functional starter cultures that can control fermentation processes, it is necessary to profoundly characterize the species diversity and population dynamics of microorganisms present in artisan food fermentations, to link them with the metabolites formed, and subsequently, with the characteristics of the fermented end products. However, the current methods are unable to generate a complete overview of the species diversity and the metabolome. Therefore, a global overview of the population dynamics and metabolic potential of the microbiota involved in food fermentations is lacking. Determination of the metagenome of a sample originating from a given food fermentation will enable a unique insight into both the species diversity and the metabolic potential of the microorganisms present. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Development of novel anti-inflammatory strains to counterbalance dysbiosis in inflammatory bowel disorders. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De hoofddoelstelling van het huidige project is sde ontwikkeling van een product dat bestaat uit anaërobe, boterzuurproducerende bacterieën van Clostridium cluster IV en XIVa, met toepassing in de behandeling van IBD bij de mens en NE bij kippen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Jeroen RAES
Ontwikkeling van nieuwe synthesemethoden voor N-heterocyclische verbindingen via goud gekatalyseerde alkynfunctionalizaties Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project doelt op de ontwikkeling van nieuwe strategieën voor de synthese van polyheterocyclische verbindingen. Recent werd aan de onderzoeksgroep ORGC een nog onbekende klasse van geladen heterocyclische organogoudcomplexen gesynthetiseerd en gekarakteriseerd. De vorming van deze stabiele verbindingen wordt onderzocht en het principe wordt aangewend voor het verder onderzoek naar duale Au/Pdkatalytische reacties. De bekomen inzichten zullen worden gebruikt voor de synthese van gesubstitueerde dibenzoquinolizidinen en analogen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Guido VERNIEST
Bilaterale samenwerking in het kader van gezamenlijke doctoraatsprojecten_Bench fee i.h.k. van Joint PhD VUBUniversiteit Gent, Freek Spitaels. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Zure bieren van spontane gisting, ook lambiekbieren genoemd, zijn typische traditonele gefermenteerde producten. Deze lambiekbieren, zoals gueuze (verkregen door hergisting van lambiek op de fles), zijn unieke streekproducten voor België. Toch is vandaag vrij weinig geweten over de micro-organismen die de eigenheid van deze fermentaties bepalen. De kwaliteitscontrole bestaat vandaag nog steeds uit het opvolgen van de verschillende vaten door organoleptische beoordeling door de brouwer: kijken, ruiken en proeven. Op het einde van dit proces worden de vaten opnieuw versneden om uiteindelijk een homogeen product met min of meer dezelfde eigenschappen en dus een min of meer constante kwaliteit te verkrijgen. Het is duidelijk dat deze organoleptische beoordeling zeer subjectief is, geen gecontroleerd microbiologisch management toelaat en slechts laattijdig bericht over de evolutie van een vat. Daarom is er nood aan betaalbare, wetenschappelijk objectieve data die gecorreleerd kunnen worden aan de eigenschappen van een vat. De complexiteit van de lambiekfermentatie vereist tevens een snelle technologie die in staat is tot realtime controle van de totale microbiële populatie zodat afwijkende eigenschappen of effecten van ingrepen in het productieproces gecorreleerd kunnen worden aan de microbiële samenstelling, wat op zijn beurt bijsturing van het productieproces mogelijk maakt. Het voorliggend project komt hieraan tegemoet door de ontwikkeling en validering van een high-throughput massaspectrometrische identificatietechnologie. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Evaluatie van de ecologische staat van waterlichamen en vijvers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2013, (in toepassing van de Ordonnantie Water van 20/10/2006) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Artikel 51 § 2.2 van de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid (Kaderordonnantie Water van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest, hierna KOW genoemd) bepaalt het volgende: "[...] De Regering stelt, binnen dezelfde termijn, de lijst vast van de gewestelijke of gemeentelijke besturen, van de intercommunales of andere gewestelijke instellingen van openbaar nut en van de rechtspersonen die actief zijn in het beheer van de waterkringloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die haar, op haar verzoek en binnen de door haar vastgestelde termijn, de informatie over hun bevoegdheden moeten verstrekken die relevant is voor de opstelling van het plan". Die lijst moet bijgevolg worden bijgewerkt met het oog op de herziening van het Waterbeheersplan dat op 22 december 2015 afloopt. Er wordt voorgesteld om een basislijst voor te leggen aan de operatoren die een openbaredienstopdracht verzekeren en een uitgebreide lijst aan de andere actoren die op het vlak van waterbeheer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest actief zijn: ? De basislijst bevat de operatoren die een openbaredienstopdracht inzake water uitoefenen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gedefinieerd in artikel 17 van de KOW onder de bescherming van de bevoegde overheid: de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ? De uitgebreide lijst inventariseert de actoren, verschillend van de actoren vermeld in de basislijst, die actief zijn op het gebied van water en van wie de activiteit of de ervaring in het beheer van de waterkringloop relevant voor de belangrijke kwesties van het Waterbeheersplan (WBP) worden
geacht. Deze lijst vermeldt ook Leefmilieu Brussel (BIM) voor de openbaredienstopdrachten die het uitoefent in het kader van het beheer van de waterkringloop, maar die niet bij bedoeld artikel 17 van de KOW zijn toegewezen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beheert de overheidssector de waterkringloop globaal en geïntegreerd. De waterdiensten zijn van algemeen belang. We onderscheiden twee categorieën actoren die in de waterkringloop actief zijn: - de collectieve actoren (daaronder begrepen de operatoren en andere instellingen van openbaar nut die actief zijn in het beheer van de waterkringloop) zoals de gemeenten, intercommunales, industriële consortia en verenigingen. - de individuele actoren: (bewoners, zie enkele landbouwers) verbruiken water, lozen afvalwater, verspreiden eventueel diffuse verontreiniging (meststoffen, voertuigen). Ze betalen de waterfactuur en onttrekken soms rechtstreeks water aan de waterlaag. Ter informatie: de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt 1 132 781 bewoners (IBSA, 2012), wat neerkomt op een bevolkingsdichtheid van meer dan 7000 bewoners per km². Op zich vertegenwoordigt de Brusselse bevolking om en bij de 10% van de totale populatie van het Internationale Stroomgebiedsdistrict van de Schelde. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Gen therapie voor erfelijke spierziektes gebruik makend van nieuwe AAV immuun stealth nanotechnologie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Nanotechnologie is de techniek die het mogelijk maakt te werken met deeltjes in de grootteorde van nanometers (afkorting nm, een miljardste van een meter) Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE • Marinee CHUAH
Hepatische gentherapie voor hemofilie met behulp van integratie-defecte lentivirale vectoren: gevolgen van miRNA regulatie op inductie van immuuntolerantie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hepatische gentherapie voor hemofilie met behulp van integratie-defecte lentivirale vectoren: gevolgen van miRNA regulatie op inductie van immuuntolerantie Bij gentherapie wordt gebruikgemaakt van moleculair-biologische technieken om een functioneel, intact FVIII- of FIX-gen in een beperkt aantal lichaamseigen cellen van de patiënt te brengen. Deze cellen worden hierdoor aangezet tot de productie van de gewenste stollingsfactoren, waardoor de verhoogde bloedingsneiging voor een langere tijd kan worden onderdrukt. Wanneer deze genen permanent actief blijven in het lichaam, zou de ziekte geheel kunnen worden genezen. Organisaties: • Celbiologie en Histologie
Onderzoekers: • Thierry VANDENDRIESSCHE • Marinee CHUAH
Differentiatie van muis embryonale stamcellen tov skeletspieren precursoren via modulatie van signalering traject activiteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Differentiatie van muis embryonale stamcellen tov skeletspieren precursoren via modulatie van signalering traject activiteit. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Luc LEYNS
De ontwikkeling van een geÏntegreerd protocol voor monitoring van de vijvers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het WBP is erop gericht de impact van de menselijke druk op de aquatische ecosystemen te minimaliseren (verontreiniging voorkomen en beperken, duurzaam watergebruik bevorderen, het milieu beschermen, de toestand van de aquatische ecosystemen verbeteren, de gevolgen van overstromingen afzwakken enz.), om de milieudoelstellingen zoals die door de Europese en Brusselse wetgevingen worden beoogd te realiseren. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • LUDWIG TRIEST
Gebiedsvisie voor het grensoverschrijdende uitgebreide Zwin inclusief een beheerplan en monotoring voor het uitgebreide Zwin aan Vlaamse zijde. Universiteit Gent Abstract: De doelstellingen van deze studieopdracht zijn: 1° Een gebiedsvisie voor het grensoverschrijdende, uitgebreide Zwin 2° Een actueel beheerplan voor het uitgebreide Zwin aan Vlaamse zijde dat het vooropgestelde beheer voor de volgende 27 jaar weergeeft en een bondige synthesenota van dit beheerplan (inclusief belangrijke figuren). 3° Monitoring van de grootschalige werkzaamheden aan Vlaamse zijde in het kader van de uitbreiding van het Zwin en monitoring van het beheer dat wordt uitgevoerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Samenwerkingsovereenkomst tussen de Universiteit Gent en de West-Vlaamse Intercommunale (WVI). Deelopdracht Universiteit Gent = Marien Biotisch milieu (benthos en nekton fauna) Organisaties: • Vakgroep Biologie
Onderzoekers: • Magda Vincx
Microfocus X-ray source for macromlecular crystallography. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Microfocus X-ray source for macromlecular crystallography. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Wim VERSEES • Han Karel REMAUT
De ome-3 Jim Studie: n-3 LCPUFA voor een gezonde groei en ontwikkeling van zuigelingen in Ethiopië Universiteit Gent Abstract: niet beschikbaar Organisaties: • Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit
Onderzoekers: • Patrick Kolsteren
Identificatie van de mitotische histonen-fosfatasen KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Labo Biosignalering & Therapeutica
Onderzoekers: • Monique Beullens • Mathieu Bollen • Sofie De Munter
Stam-/progenitorcellen in hypofyse-remodellering en -tumorigenese KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Stamcelbiologie en Embryologie
Onderzoekers: • Hugo Vankelecom • Christophe Willems
Neuroelectronica en nanotechnologie: naar een multidisciplinaire aanpak voor de wetenschap en de techniek van neurale netwerken (NAMASEN). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Theoretische neurobiologie en neuroengineering
Onderzoekers: • Michele Giugliano
Endoplasmatisch reticulum stress en geassocieerde celdood in experimentele modellen voor inflammatoir darmlijden Universiteit Gent Abstract: Inflammatoire darmziekten (IBD) zijn chronische inflammatoire aandoeningen die de darmmucosa aantasten. Recent werd IBD in verband gebracht met een dysfunctionele unfolded protein response (UPR), de adaptieve cellulaire reactie die optreedt ten gevolge van stress in het endoplasmatisch reticulum (ER). De UPR induceert cytoprotectieve pathways, hoewel het bij langdurige ER stress aanleiding geeft tot geprogrammeerde celdood. Tot op heden is niet geweten of de UPR bijdraagt tot IBD pathogenese. Eerdere data van onze onderzoeksgroep tonen aan dat ER stress genexpressie profielen sterk gestegen zijn in biopten van patiënten met IBD. We wensen in dit project na te gaan of - de ontwikkeling van darminflammatie in diermodellen ook geassocieerd is met verhoogde ER stress genexpressie profielen en of dit kan worden tegengaan door het interfereren met de UPR. - er een verband bestaat tussen UPR activatie, epitheliale celdood en inflammatie - ERAP1, een functioneel kandidaatgen voor IBD, ook epitheliale functies heeft Organisaties: • Vakgroep Inwendige ziekten
Onderzoekers: • MARTINE DE VOS
Het ontrafelen van twee potentieel verschillende type 2 immuunreacties in neurotrauma en regeneratie Universiteit Hasselt Abstract: Toenemend bewijs, zij het meestal indirect, suggereert dat een type 2 immuunrespons bijdraagt tot regeneratie na centrale zenuwstelsel (CNS) trauma. Daarbij hebben we aangetoond dat het anti-inflammatoire cytokine interleukine-4 (IL-4), geproduceerd door T helper type 2 (Th2) cellen, neuronale overleving en neuriet groei in vitro en in vivo verbetert, samen met functioneel herstel van muizen met een dwarslaesie (SCI). In opvallend contrast verergerde, IL-13, een andere canoniek Th2 cytokine dat een aanzienlijke groei-bevorderende en pro-survival potentieel in vitro toonde, de functionele uitkomst na SCI. Vandaar betwisten we de gemeenschappelijke overtuiging dat Th2 cytokines zijn in het algemeen heilzaam zijn bij een neurotrauma. Inzichten in hoe het immuunsysteem bepaalt welke reactie het geeft op een CZS blessure ontbreekt nog. Onlangs nog zijn twee cytokinen aangetoond kritisch betrokken te zijn bij het induceren van een reactie type 2, namelijk IL-25 en IL-33. Hun betrokkenheid bij de immuunrespons na CZS trauma is grotendeels onbekend. In het voorgestelde project willen we onderzoeken of toepassing van (lokaal en systemisch) recombinant IL-25 of IL-33 na SCI het immuunsysteem buigt naar twee verschillende types van type 2 responsen, leidend tot ofwel positieve of negatieve effecten op respectievelijk histologisch en functioneel resultaat. De karakterisering van deze potentieel verschillende type 2 trajecten kunnen leiden tot revaluatie van meerdere eerdere studies, met vorming van nieuwe diagnostische en therapeutische benaderingen in neurotrauma. Organisaties:
• Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Evi LEMMENS • Sven HENDRIX
Tandstamcellen en angiogenese: nieuwe strategieën voor tandpulpa regeneratie Universiteit Hasselt Abstract: Ondanks de huidige technologische vooruitgang en de professionele gezondheidszorg, blijft tandverlies een belangrijk gezondheidsprobleem in de Westerse wereld. Aangezien de actuele tandprotheses vaak gevoelig zijn voor biologisch en mechanisch falen, en anorganische pulpavervangende materialen dikwijls leiden tot weefselnecrose, is er een dringende behoefte aan betere alternatieven. De menselijke tand bevat namelijk verschillende mesenchymaal-achtige stamcelpopulaties die een belangrijke rol kunnen spelen bij de regeneratie van pulpaweefsel, zoals pulpastamcellen, cellen van het parodontaal ligament, stamcellen van de apicale papilla van de ontwikkelende tandwortel en tandfollikel progenitorcellen. Vermits bloedvoorziening een belangrijk deel uitmaakt van weefselvorming, zal deze studie focussen op de angiogene kenmerken van tandstamcellen, meerbepaald de paracriene eigenschappen en het endotheliaal differentiatiepotentieel, en dit door middel van verschillende in vitro en in ovo modellen. Verder zal het gebruik van deze stamcellen geëvalueerd worden in een in vivo muismodel voor pulparegeneratie. Een meer gedetailleerde kennis van de angiogene karakteristieken van tandstamcellen en hun rol in de regeneratie van pulpaweefsel zal leiden tot de ontwikkeling van betere strategieën voor tandontwikkeling en - vervanging. Organisaties: • Morfologie • Biomedisch Onderzoeks Instituut
Onderzoekers: • Annelies BRONCKAERS • Ivo LAMBRICHTS • Petra HILKENS
Research Cooperation VUB - University of Ljubljana; thema - 'Structurele biologie en biofysica: functionele interacties met toxin-antitoxin netwerken betrokken bij bacteriële stress respons'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project stellen we voor om de regulatie van de HigBA2 module van Vibrio cholera te bestuderen door structurele biologie, biochemie en thermodynamica te combineren. Dit werk zal bijdragen aan ons begrip van verordening mechanismen in prokaryoten en met name de betrokkenheid van intrinsieke wanorde daarin. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Research Cooperation VUB - University of Ljubljana. Thema & project:'The role of bifidobacteria on prebiotic fermentation and butyrate production through cross-feeding to improve hut health'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Research Cooperation VUB - University of Ljubljana Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Rol van centrale angiotensine peptiden in de regulatie van sympathische activiteit en de bloeddruk: interactie met glutamaat, GABA en NO Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt om de kennis te vergroten mbt de centrale regulatie van bloeddruk door samenhangende alteraties in belangrijke hersen neurotransmitters bij wijzigende bloeddruk en activiteit van het zenuwstelsel, en door relevante reciprocale receptor - neurotransmitter interacties in de hersens te onderzoeken. Experimenten zullen uitgevoerd worden bij deels verdoofde maar grotendeels bij bewustzijnde ratten, alsook in hypertensieve dierlijke modellen. We zullen proberen om de centrale mechanismes betrokken bij de recentelijk bevestigde hypotensieve respons bij renale denervatie te verhelderen. Organisaties: • Farmacologie
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT
Ontrafeling van de cellulaire en moleculaire mechanismen verantwoordelijk voor de initiële inductie van inflammatie in experimentele trypanosomiase Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project tracht om de zeer vroege ontwikkelingen die leiden tot de inductie van trypanosomiasis-geassocieerde inflammatie te ontrafelen. Het doel is om een beter begrip te krijgen van de interactie van de gastheer-parasiet die het begin van een pathologische aandoening regelt, en om kennis te vergaren dat in de toekomst tot nieuwe interventiestrategieën kan leiden om trypanosomiasis-geassocieerde aandoeningen te bestrijden. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Stefan MAGEZ
Colonfermentatie van arabinoxylanen, een in vitro fysiologische en moleculaire aanpak Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van deze studie is om de relatie tussen prebiotics, probiotics en de menselijke colon microbiota verder te onderzoeken, door onze kennis te verruimen over inulin-type fructaan bij AXs, en door te focussen op geselecteerde colon bacteriële soorten, hun metabolieten (vooral butyraat en propionaat) en kruisende mechanismen, dmv kinetische, metaboliete targets, en transcriptome analyses, niet enkel om het degradatiemechanisme te begrijpen van AXs maar ook om de oorsprong van butyraat en propionaat te ontrafelen. Organisaties:
• Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Nieuwe zoekalgoritmes voor computer-geassisteerde methode ontwikkeling gebaseerd op variabele kolomlengte chromatografie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project heeft drie doelen: - Automatisch MD algoritmen ontwikkelen die de potentiële voordelen van VCLC exploiteren - Hun doeltreffendheid vergelijken met die van de huidige gebruikte fixed-length MD door beide technieken toe te passen bij het oplossen van honderden verschillende computergestuurde scheidingsproblemen. - De doeltreffendheid van verschillende algoritme componenten te testen door ze toe te passen in de bestaande farmaceutische monsters. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GERT DESMET
Regulatorische mechanismen binnen de mazEF toxine-antitoxine familie Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ik stel in dit project voor om de mechanismen van verordening achter de mazEF TA modules die aanwezig zijn in het genoom van Escherichia coli en Staphylococcus aureus, te bestuderen, zowel op niveau van transcriptie als op post-translationaal niveau. Er wordt speciaal gefocust op de verstrengeling van de verschillende niveaus van de verordening. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Bomen en watertekort: de vasculaire aspecten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Hoe is het watervervoersysteem in de boom aangepast aan het overlevingsproces tijdens droogte? In een eerste benadering, zal ik de binnenkant structuur van bomen bestuderen. Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • NICO KOEDAM • Elisabeth ROBERT
Een integratieve studie van seks feromonen in de axolotl (Ambystoma mexicanum) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een integratieve studie van seks feromonen in de axolotl (Ambystoma mexicanum). De axolotl (Ambystoma mexicanum) is een salamander uit de familie molsalamanders (Ambystomatidae). Organisaties: • Biologie
Onderzoekers: • Franky BOSSUYT
Realizeren van een paradigmashift in gaschromatografie: verbetering van de detectiegevoeligheid en scheidingssnelheid door middel van geordende micro-pillaarkolommen Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit project proberen we de detectiegevoeligheid en scheidingssnelheid te verbeteren door gebruik te maken van geordende micropillaarkolommen in gaschromatografie. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GERT DESMET
Structuur-functie analyse van een nieuwe plant specifieke inhibitor van het anafase-bevorderend complex Vrije Universiteit Brussel Abstract: Celdeling bij hogere organismen (Eukaryoten) is een zeer gecontrolleerd proces. Een cel kan zich pas delen nadat 2 belangrijke zaken gerealiseerd zijn: zijn volledige genoom is gekopieerd en zijn dubbele set chromosomen gesegregeerd is. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • REMY LORIS
Rol van Kupffer cellen gedurende niet-steriele en steriele inflammatie Vrije Universiteit Brussel Abstract: De kupffer-cellen in de lever omvatten circa 70% van het totaalaantal mononucleaire fagocyterende cellen in het lichaam. Zij spelen een belangrijke rol bij de klaring van het portale bloed van bacteriën, virussen, bacteriële producten zoals endotoxinen (lipopolysacharidecomponenten van de celwand van gramnegatieve bacteriën, het zgn. LPS) en immuuncomplexen. Bij dit project onderzoeken we de rol van de Kupffer cellen gedurende niet-steriele en steriele inflammatie. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • PATRICK DE BAETSELIER
Ontwikkeling van therapeutische nanobodies gericht tegen mens acuut myeloide stamcellen Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Voor dit project ontwikkelen we therapeutische nanobodies die gericht zijn tegen mens acuut myeloïde stamcellen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • SERGE MUYLDERMANS