Onderzoeksproject
Evaluatie 2de spoor reïntegratietraject in de agrarische sector
Ingrid Eckelmans Antwerpen, 31/01/2008 NSPOH Utrecht
0
Inhoudsopgave SAMENVATTING ....................................................................................................... 3 1
INLEIDING .......................................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
2
MATERIAAL EN METHODE ............................................................................ 19 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
ALGEMEEN ..................................................................................................... 5 ACHTERGROND: MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN ..................................... 5 WETTELIJK KADER .......................................................................................... 6 VORMGEVING SPOOR TWEE ............................................................................. 8 AANLEIDING.................................................................................................... 9 RELEVANTE LITERATUUR ............................................................................... 10 DOELSTELLING ............................................................................................. 18 ONDERZOEKSVRAGEN ................................................................................... 18 SOORT ONDERZOEK ...................................................................................... 19 ONDERZOEKSPOPULATIE ............................................................................... 19 MEETINSTRUMENT ........................................................................................ 19 OPZET 12 ...................................................................................................... 20 STATISTISCHE ANALYSE ................................................................................. 21
RESULTATEN .................................................................................................. 22 3.1 RESPONS ..................................................................................................... 22 3.1.1 Respons werknemers ......................................................................... 22 3.1.2 Respons werkgevers........................................................................... 22 3.1.3 Respons deskundigen ......................................................................... 22 3.2 RESULTATEN VAN WERKNEMERS EN WERKGEVERS .......................................... 23 3.2.1 Ervaringen: hoe is het traject ervaren? ............................................... 23 3.2.2 Het resultaat van het traject ................................................................ 28 3.2.3 Voorwaarden voor succes ................................................................... 30 3.3 RESULTATEN DESKUNDIGEN .......................................................................... 34 3.3.1 Inbreng ................................................................................................ 35 3.3.2 Samenwerking .................................................................................... 35 3.3.3 Mening over inzet 2e spoortraject ........................................................ 35 3.3.4 Voorwaarden voor succes ................................................................... 36 3.4 SCHADELASTBEPERKING ............................................................................... 38 3.5 KENMERKEN WERKVINDERS EN NIET-WERKVINDERS ......................................... 39
4
CONCLUSIES EN DISCUSSIE ......................................................................... 40
5
LITERATUUR ................................................................................................... 48
6
BIJLAGEN ........................................................................................................ 50 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST WERKNEMERS ......................................................... 50 BIJLAGE 2: VRAGENLIJST WERKGEVERS.......................................................... 53 BIJLAGE 3: VRAGENLIJST DESKUNDIGEN ......................................................... 55 BIJLAGE 4: AANKONDIGINGBRIEF WERKNEMER ................................................ 57 BIJLAGE 5: AANKONDIGING WERKGEVER ......................................................... 58 BIJLAGE 6: BESCHRIJVING GEHANTEERDE TOETSEN ......................................... 59
1
Dankwoord Ik wou graag Anja van de Zwan, statistisch analist Stigas en Ad de Rooy, bedrijfsarts en stafarts Stigas hartelijk bedanken voor de fijne samenwerking, de nuttige en ook heel prettige overlegmomenten en hun feedback op mijn scriptie. Verder had ik ook de werknemers, werkgevers, consulenten, bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen willen bedanken voor hun participatie aan het onderzoek. Tenslotte ook mijn dank aan Clair Fichtner, psycholoog en opleider NSPOH, voor haar
feedback
op
mijn
projectvoorstel
en
Ger
Kaldenberg,
bedrijfsarts,
verzekeringsarts en sportarts en tevens opleider NSPOH Utrecht voor zijn feedback op mijn scriptie.
2
Samenvatting Doel: Re-integratie tweede spoor houdt in dat de werkgever en werknemer er moeite voor doen om bij een andere werkgever passende arbeid te vinden. Het gaat dan om de periode van de eerste twee ziektejaren. Het doel van dit onderzoeksproject is evalueren hoe werknemers, werkgevers uit de agrarische sector maar ook de betrokken deskundigen (bedrijfsartsen, consulenten en reïntegratieadviseurs) de inzet van het tweede spoor hebben ervaren en welke factoren volgens de betrokken partijen van belang zijn om het tweede spoor traject naar tevredenheid af te ronden. Ook de herplaatsingresultaten zullen onderzocht worden. Tenslotte zullen er verbetervoorstellen worden gedaan.
Opzet: Het betreft een inventariserend onderzoek.
Methode: 62 werknemers uit de agrarische sector die spoor twee hadden afgerond en ook diens werkgevers en betrokken deskundigen
werden telefonische benaderd
voor een enquête. Het waren de 62 werknemers uit het voormalige project: “Eerder reïntegreren andere werkgever” bij wie het spoor twee traject in 2004 nog niet was afgerond. Deze werknemers, werkgevers en betrokken deskundigen werden onafhankelijk van elkaar gebeld en verwerkt. De vragenlijsten van de deskundigen zijn minder uitgebreid omdat het evaluatie onderzoek met name de nadruk wilde leggen op de klant (werkgever en werknemer). Bovendien omdat de deskundigen in het voorgaande onderzoek “Eerder reïntegreren andere werkgever”al aan bod zijn geweest. De enquêtes bevatten gesloten en open vragen.
Resultaten: Het onderzoek heeft een goede respons van werkgevers en werknemers opgeleverd (meer dan 35% ). Het streven was een respons van 35%. Bij 42% van de trajecten heeft de betrokken bedrijfsarts meegedaan, bij 21% van de trajecten de betrokken consulent en bij 19% de betrokken reïntegratiebemiddelaar. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat duidelijkheid vooraf over wat er tijdens het reïntegratieproces van alle betrokkenen wordt verwacht, bijdraagt tot de tevredenheid over het traject. Hetzelfde geldt voor een op de werknemer gerichte aanpak (maatwerk) in plaats van een standaard aanpak. Verder vinden de betrokkenen heldere communicatie, korte lijnen, maatwerkdienstverlening en 3
aanbieden van scholing belangrijk. De factoren leeftijd, geslecht, herstel van ziekte en bedrijfsgrootte hebben geen invloed op het al dan niet vinden van werk. Wat betreft de resultaten van de herplaatsing: Al met al blijkt dat het herplaatsingpercentage met ca. 42% bij de onderzochte groep werknemers als bijzonder goed moet worden beschouwd. 32% is duurzaam herplaatst. In deze zin kan gesteld worden dat de inzet van het reïntegratie-advies en daaruit voortvloeiende 2e spoortrajecten effectief zijn en succesvoller zijn dan zonder reïntegratie advies.
Conclusie: De tevredenheid van de betrokkene partijen (werknemers, werkgevers en deskundigen) hangt niet zo zeer samen met de herplaatsingresultaten, maar met de onderlinge communicatie, betrokkenheid en afstemming van wederzijdse verwachtingen, maatwerkdienstverlening en aandacht voor scholing. Indien deze verbeterpunten zouden meegenomen kunnen worden als verbetervoorstel in de aanpak van het spoor twee beleid, zou dit wellicht kunnen leiden tot een nog beter ervaren samenwerking, grotere tevredenheid en nog betere herplaatsingresultaten. Geconcludeerd kan worden dat het spoor twee reïntegratie traject in de agrarische sector tot gunstige plaatsingsresultaten heeft geleid van 42% en 32% duurzaam.
Trefwoorden: reïntegratie EN onderzoek, spoor twee EN onderzoek, vernieuwde wet poortwachter
4
1 Inleiding 1.1 Algemeen In deze scriptie is het de bedoeling om het onderzoeksproject “Evaluatie 2 de spoor reïntegratietraject in de agrarische sector” te beschrijven en te bespreken. Zo wordt een eerder ingezet 2de spoor traject geëvalueerd. Aan dit onderzoek dat in september 2006 van start ging, heb ik meegewerkt in het kader van mijn afstuderen aan de NSPOH Utrecht waar ik de opleiding tot geregistreerd bedrijfsarts volgde.
De scriptie is als volgt opgebouwd: In de Inleiding zal eerst ingegaan worden op maatschappelijke ontwikkelingen. Hierna komt het zogenaamde wettelijk kader van spoor twee reïntegratie aan bod. Daarna zal aan de orde komen hoe de spoor twee reïntegratie wordt vorm gegeven. Vervolgens wordt de aanleiding van het onderzoeksproject weergegeven waarna relevante literatuur zal worden beschreven. Hierna zullen de doelstelling en vraagstellingen worden verwoord . Na de Inleiding zal in hoofdstuk 2 “Materiaal en Methoden” het soort onderzoek, de onderzoekspopulatie, het meetinstrument, opzet van het onderzoeksproject en statistische analyse worden weergegeven. Hierna zullen in hoofdstuk 3 de resultaten worden gepresenteerd. In hoofdstuk 4 “Discussie en conclusies” tenslotte zullen de belangrijkste resultaten naar voren komen en zal mijn persoonlijke visie worden verwoord. De scriptie wordt uiteindelijk afgesloten met het literatuuroverzicht en de bijlagen.
1.2 Achtergrond: maatschappelijke ontwikkelingen Door de jarenlange bestaande arbeidsongeschiktheidsproblematiek werd veel beroep gedaan op de sociale zekerheid. Hiervoor werden veel beleidsmaatregelen genomen zoals Wet verbetering Poortwachter en de invoer van Wia 1. Nederland wordt dan ook als verzorgingsstaat gezien waarbij veel zieken een uitkering
hebben1.
Wil
Nederland
van
een
verzorgingsstaat
naar
een
participatiemaatschappij ontwikkelen, dan zal het streven zijn dat minder mensen met een uitkering, gepaard gaat met meer mensen aan het werk, aldus Jehoel-Gijsbers. Deze
ontwikkeling
is
zichtbaar
in
de
verzuimcijfers,
instroom
in
5
arbeidsongeschiktheid
en
arbeidsparticipatie
van
zieken
met
een
gezondheidsbeperking. De verzuimpercentages zijn de afgelopen jaren sterk gedaald: aanvankelijk lopen de verzuimcijfers in de jaren 70 sterk op tot 10% in 1980. Hierna, in de periode 19801997 daalt deze weer naar 4,6%. In 2004 en 2005 bedraagt het verzuimcijfer 4 tot 4,5%. Voor de instroom in arbeidsongeschiktheid, blijkt er ook een dalende trend: tot 2001 bleef de instroom stijgen tot 13,2 promille om daarna te dalen tot 4,5 promille in 2006. In tegenstelling tot deze positieve ontwikkelingen in dalende verzuimcijfers alsook verminderde instroom in arbeidsongeschiktheid, is de arbeidsparticipatie van mensen met een gezondheidsbeperking echter niet toegenomen. Er is zelfs sprake van een afname. Werkgevers blijken terughoudender te zijn geworden in het aanwerven van mensen met een gezondheidsbeperking. Verder bestaat er twijfel over de effectiviteit van re-integratietrajecten, aldus Jehoel-Gijsbers.
De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) constateert in een onderzoek naar mislukte re- integratie trajecten dat er weinig aandacht is voor mensen van wie het reintegratietraject is mislukt.2 Betrokken instanties, zoals gemeenten, UWV en reintegratiebedrijven hebben hierover niet of nauwelijks informatie beschikbaar. De RWI drukt dan ook zijn bezorgdheid hierover uit en roept gemeenten, UWV en reintegratiebedrijven op meer aandacht te besteden aan de oorzaken van en het vervolg op niet-succesvolle re-integratie. Staatssecretaris van Sociale Zaken Aboutaleb verwoordt het als volgt in zijn speech (04/02/08) “Zet reïntegratie in bij die mensen waarvan je van tevoren kunt bedenken dat het zinnig kan zijn. En houdt de mogelijkheid voor ogen dat iemand misschien bij een heel ander soort hulp gebaat kan zijn. Dat kan de effectiviteit zomaar flink vergroten”.
1.3 Wettelijk kader Zoals in het voorgaande hoofdstuk al werd vermeld, zijn er veel beleidsmaatregelen genomen om het verzuim terug te dringen. Er zijn nu ook recent beleidsmaatregelen genomen ten aanzien van de inzet van spoor twee. In het hier onderstaande hoofdstuk zal hier nader op worden ingegaan. De laatste jaren heeft de overheid steeds meer verantwoordelijkheden van de UWV naar de werkgever overgedragen: sinds invoering van de Wet Verbetering
6
Poortwachter in april 2002 zijn het bestrijden van het verzuim en/ of de gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid nu neergelegd bij de individuele werkgever 3 . De werkgever wordt conform de Wet Verbetering Poortwachter verantwoordelijk geacht voor het aanbieden van passend werk aan zijn zieke werknemer. Dit betekent dat de werkgever de verantwoordelijkheid heeft dat zijn zieke werknemer reïntegreert in passend werk bij de eigen werkgever. Deze zorgplicht van de werkgever wat betreft de arbeidsreïntegratie van zijn zieke werknemer is sinds 1 januari 2004 verder uitgebreid: de werkgever dient sindsdien ook te bemiddelen voor ander werk bij een andere werkgever indien er geen passend werk bij de eigen werkgever is. Dit onderbrengen van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers bij een andere dan de eigen werkgever wordt spoor twee reïntegratie genoemd 3. Verder zijn ook sinds 1 januari 2004
de loondoorbetalingverplichting van de werkgever aan zijn zieke
werknemer en parallel hieraan ook het ontslagverbod van de zieke werknemer verlengd van een naar twee jaar3. Het UWV toetst of wordt voldaan aan de wettelijke eis of werkgever en werknemer “in redelijkheid konden komen tot de reïntegratie-inspanningen die zijn verricht” 4,5 . Een werkgever kan gesanctioneerd worden door het UWV mocht deze onvoldoende inspanningen verrichten om zijn werknemer elders te plaatsen. Hoewel de verantwoordelijkheid om een werknemer te bemiddelen primair bij de werkgever ligt kan deze slechts succesvol zijn indien er een goede samenwerking is met de andere betrokken partijen zoals werknemers, UWV, reïntegratiebureaus en nieuwe werkgevers. Een werknemer dient eveneens conform de Wet Verbetering Poortwachter reïntegratie inspanningen te verrichten. Diens werkgever kan de betrokken werknemer hierop aanspreken door middel van een second opinion , een zogenaamd deskundigen oordeel bij het UWV mocht de werkgever van mening zijn dat zijn zieke werknemer onvoldoende reïntegratie-inspanningen verricht. Dit geldt ook voor de werknemer: indien deze van mening is dat diens werkgever onvoldoende reïntegratie inspanningen verricht, kan ook hij zich beroepen op een deskundigenoordeel bij het UWV.
7
1.4 Vormgeving spoor twee Gezien het feit dat werkgevers recent verantwoordelijk zijn voor het bemiddelen van hun gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, zijn heel wat werkgevers hierin nog zoekende hoe de spoor twee reïntegratie doeltreffend aan te pakken. Het biedt vooral voordelen voor de kleine werkgevers, zoals agrariërs, omdat zij minder mogelijkheden hebben om passend werk in het eigen bedrijf aan te bieden. Vanwege deze recente datum van invoering (2004) zijn er dan ook nog weinig evaluatie studies bekend over de vormgeving van spoor twee. In Trommel en Lantink
3
wordt getracht een overzicht te geven hoe deze invulling
van spoor twee wordt vorm gegeven. Daartoe worden drie benaderingen onderscheiden: 1) De corporatische benadering 2) de marktgeoriënteerde benadering 3) De werkgever georiënteerde benadering
Trommel geeft echter aan dat in de praktijk deze scheiding niet altijd zo scherp te trekken is. De agrarische sector past wat betreft de benadering van spoor twee het beste met de corporatische manier, aldus Trommel. Ad 1: Er is dan sprake van een integrale samenwerking tussen werknemers- en werkgevers-
organisaties
(de
sociale
partners)
en
een
speciaal
daartoe
geselecteerde verzekeraar, Arbo-dienst en reïntegratiebedrijf. Door het inschakelen van een verzekeraar kunnen werkgevers alles wat komt kijken bij verzuim en reïntegratie uitbesteden. De sociale partners hebben immers de stichtingen STIGAS/SAZAS opgericht . En deze laatste voeren in belangrijke mate de regie over het sectorale beleid rond ziekte en arbeidsongeschiktheid: van preventie, ziekte tot reïntegratie, de zogenaamde ketenaanpak. STIGAS staat voor “Stichting Gezondheidszorg Agrarische Sectoren” . STIGAS ontwikkelt activiteiten om de werkomstandigheden zo optimaal en gezond mogelijk te maken waardoor uitval kan worden voorkomen (preventie). SAZAS ofwel “Stichting Aanvullingsfonds bij Ziekte Agrarische en Aanverwante Sectoren” voorziet in loondoorbetaling bij ziekte. De verzuimbegeleiding is uitbesteed aan Commit . Bij een spoor twee indicatie wordt verwezen naar een reïntegratiebedrijf dat SAZAS vergoedt mits aan specifieke 8
voorwaarden is voldaan. Dus ook het tweede spoor valt onder de sectorale regie. In onderstaande figuur is dit schematisch weergegeven. Tabel 1: Corporatische aanpak
Chain from prevention to insurance Social partners in Agricultural sector
Stigas for prevention
SAZAS for sick leave and interventions
Interventions to other work
Colland health Insurance
Ad 2: Met de markt georiënteerde benadering worden individuele werkgevers bedoeld die spoor twee oppakken via reïntegratiebedrijven en Arbo-dienst. Ad 3: In de werkgevers georiënteerde benadering tenslotte trachten de werkgevers op eigen dan wel gebundelde kracht te voldoen aan de tweede spoor verplichting. Dit doen ze door zelf de nodige expertise op te bouwen dan wel gebruik te maken van netwerken.
1.5 Aanleiding De aanleiding tot dit onderzoeksproject was een eerder verricht onderzoekstraject, genoemd: “Eerder reïntegreren naar een andere werkgever in de agrarische sector”. Dit werd uitgevoerd door Bart Vullings6 en werd uitgevoerd in het kader van het arboconvenant Agrarische Sectoren. In dit traject werd geëxperimenteerd met het voortijdig inzetten van een reïntegratieadviseur
voor
werknemers
uit
de
agrarische
sector.
De
reïntegratieadviseur werd ingeschakeld, op het moment dat twijfel ontstaat over de mogelijkheid van terugkeer bij de eigen werkgever, en voerde een arbeidsdeskundig onderzoek en advies uit. Dit traject liep van 1 juli 2003 tot 1 juli 2004. Er liepen aan het eind van het project echter 62 2e spoor-trajecten, waarvan de resultaten op dat
9
moment nog niet bekend waren. In het eindverslag werd voorgesteld deze na verloop van tijd te evalueren. In 2006 is vervolgens, eveneens in het kader van het arboconvenant, besloten om een evaluatieonderzoek te doen onder de deelnemers aan het project om na te gaan wat er uiteindelijk van de 62 geadviseerde en gerealiseerde 2 e spoortrajecten is terechtgekomen, het huidige onderzoek dus. Had het eerder inzetten van een reïntegratie advies geleid tot een langdurige en succesvolle plaatsing en leidde dit zodoende dan ook tot schadelastvermindering? Daarnaast wou men een beeld verkrijgen van de ervaringen van de werknemers, werkgevers en de betrokken deskundigen bij de trajecten waarbij de nadruk zou liggen op de ervaringen van de werknemers en werkgevers. De ervaringen van de deskundigen werden al onderzocht in het traject van Bart Vullings Het project werd in opdracht van het SAZAS-bestuur uitgevoerd door STIGAS. Ikzelf participeerde dus aan dit onderzoek namens STIGAS.
In de afgelopen jaren is door diverse organisaties onderzoek gedaan naar het resultaat van spoor twee trajecten en naar de ervaringen van werkgevers en werknemers die betrokken waren bij spoor twee trajecten. In paragraaf 1.6 wordt een overzicht gegeven van de voor deze scriptie relevante onderzoeken en van de raakvlakken met het scriptieonderwerp.
1.6 Relevante literatuur Projectrapportage “Eerder reïntegreren naar een andere werkgever in de agrarische sector”6 Zoekstrategie: van opdrachtgevers gekregen gezien het huidige onderzoek voortborduurde op dit onderstaande onderzoek.
Onderwerp:
Onderzocht
wordt
wat
de
ervaringen
van
bedrijfsarts
en
arbeidsdeskundige zijn over het eerder inzetten van een reïntegratie adviseur bij ziekte van een werknemer uit de agrarische sector. Hierin worden met name de ervaringen over het tijdstip van inzetten van het reïntegratieadvies alsook de meerwaarde van de inzet van de reïntegratieadvies besproken . Ook wordt bestudeerd of dit leidt tot een snellere reïntegratie en dus tot verkorting van de verzuimduur.
10
Onderzoeksopzet: In het kader van het arboconvenant Agrarische Sectoren had SAZAS in 2003 aan Commit en een reïntegratiebedrijf gevraagd een project uit te voeren waarin een arbeidsdeskundige werd ingezet zodra er twijfel over terugkeer in eigen werk ontstond. Bedrijfsartsen zijn benaderd in het brancheartsen overleg, dan wel via mail of telefoon en hebben een werkprotocol gekregen. De betrokken bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen zijn geïnterviewd over hun ervaringen. In totaal zijn 250 trajecten gestart en reïntegratie adviezen uitgebracht.
Relevante resultaten: Ten aanzien van verzuimduurbekorting kan nog geen antwoord gegeven worden gezien er nog 62 trajecten lopende waren. Er worden knelpunten
genoemd
die
de
bedrijfsartsen
en
arbeidsdeskundigen
zijn
tegengekomen . De belangrijkste hiervan zijn: - Werknemers hechten aan de zekerheid van de eigen baan ten opzichte van de onzekerheid van het zoeken naar nieuw werk. Er wordt geaarzeld, dit vergt uitgebreide voorlichting en tijd. - Bij kleine werkgevers in de agrarische sector zijn de reïntegratiemogelijkheden in het eigen bedrijf beperkt. - De communicatie tussen Arbo-dienst en werkgever kan nog beter Wat betreft het tijdstip van inzetten van het reïntegratieadvies blijkt de inzet bij 13 weken meer reëel dan 6 en 9 weken waar men aanvankelijk vanuit ging. Eigen mening7: Validiteit: naar mijn mening een goed en valide onderzoek. Belang: De ervaringen van de bedrijfsarts en arbeidsdeskundige inzake het eerder inzetten van een reïntegratie advies zijn niet statistisch onderbouwd, echter, ik denk dat de gevonden resultaten van hun ervaringen wel belangrijke aandachtspunten zijn, die meegenomen kunnen worden ter verbetering. Toepasbaarheid: De resultaten zijn niet zonder meer extrapoleerbaar op een andere populatie dan de agrarische sector. Het afscheid nemen tussen werkgever en werknemer is een emotioneel proces omdat men elkaar goed kent en bij elkaar in de buurt woont. Interessant zou zijn, mochten ook andere doelgroepen dit onderzoeken en interessant is om na te gaan of deze ervaringen overeenkomsten vertonen met de ervaringen van het huidige onderzoek. 11
Rapport: Onderzoek naar de reïntegratie van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn (C. van Horssen ed al )8 Zoekstrategie: via Google met de zoektermen reïntegratie en onderzoek.
Onderwerp: Het is een onderzoek uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van de Stichting van de Arbeid. Het betreft een onderzoek naar re- integratie onder een groep werknemers (1.153) en werkgevers (225) van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard in de maanden maart tot en met juli 2006. Onderzoeksopzet: 1153 werknemers zijn schriftelijk geënquêteerd, geselecteerd uit UWV bestanden; 225 werkgevers zijn telefonisch geënquêteerd en een aantal zijn tevens geïnterviewd.
Relevante Resultaten: De voor dit onderzoek mogelijk interessante resultaten zijn de volgende: Voor de werknemers zijn met name de ervaren gezondheid en de opleiding van invloed op het al dan niet werk hervatten. Zowel werkenden als nietwerkenden noemen gezondheid, gebrek aan werk bij de eigen werkgever en tevens de werknemer- werkgever relatie bepalend voor de mate van succes in reïntegratie. De leeftijd is niet van invloed op werkhervatting. Werkgevers ervaren ook de beperkte belastbaarheid van de werknemer en een gebrek aan geschikt werk als belangrijkste belemmering in reïntegratie. Als belangrijkste redenen voor het slagen in de reïntegratie worden
de
belastbaarheid maar ook de motivatie van de werknemer genoemd. Eigen mening 7: Validiteit: Het is naar mijn mening een goed en valide onderzoek. . De resultaten zijn statische goed onderbouwd. Wel opgemerkt is dat de werkgevers slechts een lage respons hebben van 19% terwijl deze bij de werknemers 40% is. De reden hiertoe wordt echter niet vermeld. Belang: De resultaten zijn van belang gezien ze kunnen bijdrage aan een verbetering van de reïntegratie. Ze zijn bovendien statistisch significant. Interessant is te 12
vernemen dat de leeftijd in deze groep niet van invloed is op de werkhervatting. Dat kan een opsteker zijn voor de oudere werknemers. Toepasbaarheid: De resultaten zijn niet zonder meer extrapoleerbaar op andere onderzoeksgroepen: Deze onderzoekspopulatie omvat werknemers die al gekeurd zijn en minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden zijn. Deze zijn dus al minstens 1,5 jaar ziek. Het betreft dus niet die groep mensen die minder dan 1.5 jaar ziek zijn. Deze onderzoekspopulatie kan dus ook niet zonder meer geëxtrapoleerd worden op werknemers die door een reïntegratie traject in een vroeg ziektestadium worden begeleid (voor 1.5 jaar ziekte): factoren als aard ziekte, leeftijd, opleidingsniveau hebben hier namelijk wellicht invloed op. Verder dient opgemerkt te worden dat slechts 2% van de respondenten uit de agrarische sector afkomstig is. De uitkomsten kunnen derhalve niet zonder meer worden geëxtrapoleerd naar de agrarische populatie van het huidige onderzoek. Interessant is wel om te onderzoeken of bovengenoemde resultaten ook in het huidige onderzoek gevonden kunnen worden. Onderzoeksrapport: Voldoende, nog niet afdoende (C. van Horssen ed al)9 Zoekstrategie: via Google met de zoektermen reïntegratie en onderzoek.
Onderwerp: Dit onderzoeksrapport gaat over de tevredenheidcijfers van cliënten en opdrachtgevers over reïntegratiebedrijven.
Onderzoeksopzet: Het betreft opdrachtgevers van 105 bedrijven en cliënten van 106 bedrijven die zijn onderzocht. De cliënten hebben schriftelijke vragenlijsten gekregen
en
de
opdrachtgevers
deels
schriftelijke
vragenlijsten
en
deels
vragenlijsten via internet.
Relevante Resultaten: Cliënten en opdrachtgevers geven gemiddeld een zelfde rapportcijfer van 6.7 voor de dienstverlening. De reden hiertoe hoeft echter niet dezelfde te zijn: cliënten vinden zowel het resultaat als het proces belangrijk. Statische analyse laat zien dat met name de tevredenheid over de informatie over wat van het bedrijf verwacht mocht worden, tevredenheid over de medewerkers, en de tevredenheid over de inhoud van de ingezette activiteiten bepalend zijn voor het cijfer van de cliënten. Opdrachtgevers 13
vinden vooral het eindresultaat belangrijk. Met name de tevredenheid over het behaalde resultaat, de klantgerichtheid en de prijs- kwaliteitsverhouding zijn bepalend voor het cijfer. Tenslotte worden de reïntegratiebedrijven hoger gewaardeerd naarmate het reïntegratiebedrijf kleiner is en dus meer maatwerk biedt. Eigen mening7: Validiteit: Dit is mijns inziens een goed en valide onderzoek. De tevredenheidcijfers zijn bovendien statistisch onderbouwd. Wel vind ik het cijfer van 6,7 aan de lage kant. Het kan dus een stuk beter met de dienstverlening. Belang: De resultaten zijn van belang gezien ze een beeld geven over de ervaringen van cliënten en opdrachtgevers over reïntegratiebedrijven en zijn statistisch significant. Toepasbaarheid: Het betreft met name tevredenheidcijfers van UWV, Gemeente en Private bedrijven. Die zijn niet zonder meer extrapoleerbaar op een specifieke sector zoals de agrarische sector. Wel is het uiteraard interessant om te bestuderen of er overeenkomsten zijn tussen deze gevonden onderzoeksresultaten en de resultaten van het huidige onderzoek. Onderzoeksrapport: Tijdpaden van reïntegratie (Vijgen J ed al)10 Zoekstrategie: via Google met de zoektermen reïntegratie en onderzoek.
Onderwerp: Dit onderzoeksrapport gaat over de korte en lange termijngevolgen van de reïntegratiebegeleiding van arbeidsgehandicapten. Een voor het huidige onderzoek interessant hoofdstuk gaat over hoe de cliënten die een reïntegratietraject hebben gevolgd, achteraf bezien de kwaliteit en effectiviteit van de genoten reïntegratiebegeleiding hebben gevonden.
Onderzoeksopzet: Het betreft reïntegratiekandidaten die in 1999 tot en met 2001 een reïntegratietraject hebben gevolgd via het UWV. De vragenlijst is opgesteld door de Inspectie Werk en Inkomen. Het betreft cliënten uit het GAK, Cadans en USZO. De respons was 44%. Relevante onderzoeksresultaten: De voor het huidige onderzoek interessante onderzoeksresultaten zijn de volgende: 14
Van de arbeidsgehandicapten die een begeleiding van een reïntegratie bureau hebben gehad geeft 46% aan tevreden te zijn in vergelijking met 42% die ontevreden zijn. De overigen zijn “niet tevreden, niet ontevreden”. De tevredenheid heeft met name te maken met de klantvriendelijkheid (82%). Knelpunten worden met name gevonden bij de persoonlijke bemiddeling en bij de kwaliteit van de geboden voorzieningen. Ook
de
samenwerking
tussen
het
reïntegratie
bureau
en
de
uitvoeringsinstantie wordt als problematisch ervaren. De invloed van de reïntegratie begeleiding op de uiteindelijke arbeidsmarktsituatie wordt door de meerderheid van de kandidaten niet hoog ingeschat: 24% van de reïntegratie kandidaten ervaart een verbetering. Terwijl 71% geen verandering ervaart. 5% vindt zelfs dat hun kansen zijn verslechterd na tussenkomst van de reïntegratie begeleiding. Het effect van de reïntegratie begeleiding wordt positiever ingeschat indien het reïntegratie traject is afgesloten met werkhervatting. Eigen mening7: Validiteit: Dit is mijns inzien een goed en valide onderzoek. Belang: De resultaten zijn niet statistisch onderbouwd, maar kunnen wel aandachtspunten laten zien over ervaringen van cliënten van Cadans, Gak en USZO die een reïntegratie traject hebben ondergaan. Toepasbaarheid: gezien het cliënten betreft van Cadans, Gak en USZO zijn deze niet zondermeer extrapoleerbaar op een andere populatie, zoals bijvoorbeeld de agrarische sector. Deze populatie heeft dit reïntegratie traject verder aangeboden gekregen door de UWV. Dit betekent dus dat de cliënten al minstens 1.5 jaar ziek zijn. Het betreft dus niet die mensen die minder dan 1.5 jaar ziek zijn. Deze onderzoekspopulatie kan dus ook niet zonder meer geëxtrapoleerd worden op werknemers die door een reïntegratie traject in een vroeg ziektestadium worden begeleid (voor 1.5 jaar ziekte): factoren als aard ziekte, leeftijd, opleidingsniveau hebben hier namelijk wellicht invloed op. De cliënt waardeert klantvriendelijkheid bijzonder. Dat blijkt ook uit andere onderzoeken die hier vermeld zijn. Onderzoeksrapportage: reïntegratie in het MKB11 Zoekstrategie: via Google met de zoektermen reïntegratie en onderzoek. 15
Onderwerp: Deze onderzoeksrapportage gaat over de (on-) mogelijkheden voor herplaatsing van (voormalig) gedeeltelijk arbeidsgehandicapte werknemers in het MKB. Onderzoeksopzet: MKB- Nederland heeft dit onderzoek verricht bij haar aangesloten branche organisaties. Het geeft inzicht in de knelpunten van reïntegratie in de MKB. De bevindingen vertegenwoordigen 70.000 bedrijven en instellingen en zijn representatief voor alle sectoren van het MKB, dus ook voor de agrarische sectoren.
Relevante resultaten: 1. De mogelijkheden voor reïntegratie langs het eerste en tweede spoor zijn beperkt als gevolg van de specialistische aard van werkzaamheden en de kleinschaligheid van bedrijven en instellingen in het MKB. 2. Het huidige reïntegratie- instrumentarium schiet tekort in het dekken van de financiële risico‟s die werkgevers lopen wanneer zij te maken krijgen met een arbeidsgehandicapte werknemer. 3. Op maat gesneden branchespecifieke informatie voor het MKB ontbreekt. 4. De bureaucratie en onpersoonlijke benadering van UWV belemmert een goede samenwerking met werkgevers gedurende reïntegratie trajecten. 5. Er ontbreekt goede informatievoorziening voor bedrijven en instellingen in het MKB
Er worden in het rapport ook een aantal aanbevelingen gedaan. 1. Zo wordt geadviseerd dat de overheid een ondersteunende rol vervult in sectoroverstijgende regionale samenwerkingsverbanden. 2. Verder is MKB-Nederland van mening dat de wet- en regelgeving ten aanzien van de reïntegratie aangepast dient te worden zodat het financiële risico van werkgevers
in
het
MKB
afneemt
bij
het
aannemen
van
een
arbeidsgehandicapte werknemer: zo kunnen subsidie-instrumenten zoals loondispensatie of loonsuppletie (opnieuw) worden ingevoerd. Een ander voorstel is om de duur waarin de no-riskpolis en premiekorting geldt, moet worden verlengd. In het rapport wordt tenslotte ook gepleit voor een verbreding
van
het
huidige
reïntegratie-instrumentarium
waarmee
onvoorziene kosten kunnen worden vergoed. 16
3. In het rapport wordt aangegeven dat MKB- Nederland het erg belangrijk vindt dat UWV de effectiviteit en kwaliteit van de dienstverlening ten aanzien van de werkgevers van het MKB verbetert door meer maatwerk te bieden. 4. MKB- Nederland vindt dat bedrijfsartsen en Arbo-diensten hun werknemers en werkgevers zo snel mogelijk duidelijkheid dienen te verschaffen over beperkingen en mogelijkheden zoals bijvoorbeeld vroegtijdig spoor twee te adviseren. 5. Brancheorganisaties
kunnen
regionale
sectoroverstijgende
samenwerkingsverbanden of bestaande netwerken benutten in het kader van de reïntegratie langs het derde spoor. Hiermee wordt bedoeld dat brancheorganisaties netwerken buiten de sector kunnen benutten voor het vinden van een baan voor de arbeidsgehandicapte werknemer. Eigen mening7: Validiteit: Het is mijns inziens een valide onderzoek. Ik heb echter een aantal opmerkingen : uit de rapportage kan ik niet naar voren halen hoeveel vragenlijsten er nu verstuurd zijn naar de brancheorganisaties en hoe hoog de respons is. Noch is voor mij duidelijk of het om schriftelijke of telefonische vragenlijsten ging. In- en exclusie criteria zijn niet beschreven. Onduidelijk is ook of het oordeel gaat om de eerste twee ziektejaren of de periode erna, of beide. Belang: Er is geen overzicht van cijfermateriaal, noch zijn er statistische toetsen uitgevoerd. Wel kunnen de resultaten aandachtspunten zijn die bruikbaar zijn voor de verbetering van het reïntegratiebeleid. Het belang van maatwerk voor MKB-bedrijven is ook in andere aangehaalde onderzoeken naar voren gekomen. Toepasbaarheid: Gezien het grote aantal bedrijven en instellingen dat hiermee betrokken is, te weten 70.000 kunnen de resultaten een belangrijk aandachtspunt vormen voor het MKB. Jammer, voor mijn onderzoek is dat niet duidelijk is hoe groot het aandeel is van de agrarische sector. Deze resultaten zijn niet zonder meer toepasbaar op andere cliënten buiten het MKB. Interessant is om te kijken of de vermelde resultaten, of deze trends ook terug te vinden zijn in het huidige onderzoek.
17
1.7 Doelstelling Het doel van dit onderzoeksproject is evalueren hoe werknemers, werkgevers uit de agrarische sector maar ook de betrokken deskundigen (bedrijfsartsen, consulenten en reïntegratieadviseurs) de inzet van het tweede spoor hebben ervaren. Hierbij ligt de nadruk op de evaluatie van werkgevers en werknemers gezien de deskundigen al in het voormalige traject “Eerder reïntegreren naar een andere werkgever in de agrarische sector” zijn geëvalueerd. Verder is het de bedoeling om te evalueren welke factoren volgens de betrokkene partijen van belang zijn om het tweede spoor traject naar tevredenheid af te ronden. Ook de herplaatsingresultaten zullen onderzocht worden en welke factoren hier al dan geen invloed op hebben. Het beoogde eindresultaat is tenslotte dat de ervaringen van de betrokken partijen door agrarische sociale partners zullen meegenomen worden in verbetervoorstellen om de reïntegratie naar ander werk te bevorderen.
1.8 Onderzoeksvragen Bovenstaande doelstellingen leidden dan tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Hoe hebben werknemers, werkgevers en betrokken deskundigen het traject ervaren? 2. Welke factoren zijn belangrijk om het spoor twee traject volgens betrokken werknemers, werkgevers en deskundigen naar tevredenheid af te ronden? Noem vijf verbeterpunten. 3. In welke mate leidt een aanpak, waarbij in een vroegtijdig stadium een arbeidsdeskundige wordt betrokken bij reïntegratie naar spoor twee, tot terugkeer naar ander werk of werk bij een andere werkgever? 4. Hangt het vinden van werk samen met de factoren: leeftijd, geslacht, herstel van ziekte en bedrijfsgrootte waaruit zij afkomstig zijn? 5. Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan om de reïntegratie naar ander werk te bevorderen?
18
2 Materiaal en methode 2.1 Soort onderzoek Het ging om een inventariserend onderzoek. Het leverde inzicht in enerzijds de ervaringen
van
de
werknemers,
werkgevers
en
betrokken
deskundigen
(bedrijfsartsen, consulenten en reïntegratieadviseurs) bij een vroegtijdig ingezet spoor twee traject en anderzijds geeft het een beeld van de concrete resultaten van de tweede spoor trajecten (plaatsing, duur traject, uitval na plaatsing) en welke factoren hier al dan niet van invloed op zijn.
2.2 Onderzoekspopulatie De personen die benaderd zijn voor deelname aan dit onderzoeksproject waren 62 werknemers uit de agrarische sector die in de periode van 1 juli 2003 tot 1 juli 2004 een spoor twee traject zijn gestart in het kader van het project “Eerder reïntegreren andere werkgever”. Hun traject was aan het eind van dat project (1 juli 2004) nog niet afgerond en de resultaten ervan konden niet in de eindevaluatie van het project worden meegenomen. Naast deze 62 werknemers zijn ook hun werkgevers, bedrijfsartsen, consulenten en reïntegratieadviseurs in het onderzoek betrokken. De werkgevers zijn klant bij Commit en de werknemers worden door de bedrijfsartsen en consulenten van Commit begeleid. De betreffende reïntegratieadviseurs hebben de werknemers begeleid naar spoor twee.
2.3 Meetinstrument Voor het benaderen van de werknemers, werkgevers en de betrokken deskundigen (bedrijfsartsen, consulenten en reïntegratieadviseurs) zijn telefonische enquêtes gehanteerd op basis van vooraf opgestelde vragenlijsten. Voor het opstellen en testen van de vragenlijsten werd met name samengewerkt met Anja van de Zwan, statistisch analist van STIGAS die dit vervolgens had afgestemd met Dic Wijnveen van
ACTOR
Sectoradviesbureau
en
de
leden
van
de
BBC
(Branche
Begeleidingscommissie Arboconvenant Agrarische Sectoren). Deze vragenlijsten zijn telefonisch afgenomen door mijzelf, Anja van de Zwan en twee STIGAS medewerkers (adviseurs). Hiertoe werden van te voren aankondigingen gestuurd naar de betreffende personen. De vragenlijsten voor de werknemers, werkgevers en deskundigen zijn te vinden in de bijlagen 1-5 alsook de verstuurde brieven. Werkgevers en werknemers hebben ieder die vragen gekregen die ze vanuit hun
19
eigen ervaring met het traject konden beantwoorden. Dat betekent dat werkgevers dus geen vragen hebben gekregen over de inhoud van het traject want zij hebben het zelf niet gevolgd. Vaak hadden zij daar ook een behoorlijke afstand van.
De vragenlijsten van de deskundigen zijn minder uitgebreid samengesteld omdat zij in het eerste onderzoek “Eerder reïntegreren naar een andere werkgever” van Bart Vullings al aan bod kwamen en zij in dit onderzoek een bescheiden rol spelen. De deskundigen zijn vooral ondervraagd over de onderlinge samenwerking, op verzoek van het agrarisch bestuur. Vandaar dat hun vragenlijst afwijkt van die van de werkgevers en werknemers.
De vragenlijsten bevatten naast gesloten ook een aantal open vragen. De open vragen betreffen met name de mening over de mogelijkheden van werkaanpassing bij de oude werkgever, de verwachtingen ten aanzien van werkhervatting, de redenen voor inzet van een spoor 2-traject, de inhoud van het traject, de informatiebehoefte en de belangrijke factoren voor succes van het traject en tevredenheid van de betrokkenen. Enkel de voor de onderzoeksvragen relevante vragen zijn in de bijgevoegde vragenlijsten vermeld. Zie bijlagen 1-5 voor de specifieke vragen in de vragenlijsten alsook de bijbehorende brieven. De afnameduur van de vragenlijsten was voor de deskundigen gemiddeld 15-20 minuten en voor de werkgevers en werknemers gemiddeld 20-30 minuten. Ikzelf heb alle werknemers gebeld en tevens een groot aandeel van de werkgevers.
2.4 Opzet 12 Er zijn in het project uiteindelijk 62 trajecten na advisering van start gegaan. Elk traject
bestond
uit
een
werknemer
(-neemster),
werkgever,
bedrijfsarts,
reïntegratieadviseur en consulent. Deze werden onafhankelijk van elkaar gebeld en verwerkt. Het was geen streefdoel om setjes van werknemer-werkgever- bedrijfsartsconsulent-reïntegratieadviseur te betrekken in het onderzoek. De werknemers die aan het traject hadden deelgenomen alsook hun werkgevers en de betreffende deskundigen werden eerst gemaild ofwel kregen ze thuis een brief met informatie over het onderzoek en met de opmerking dat zij vrijblijvend zouden worden opgebeld.
20
Uiteindelijk zijn alle betrokken personen telefonisch geënquêteerd van september tot en met december 2006. Er werden uiteindelijk maximaal vijf belpogingen ondernomen indien de betreffende personen niet bereikt konden worden. Hierbij werd gestreefd naar een respons van 35% werkgevers en werknemers.
2.5 Statistische analyse Voor het beantwoorden van de vierde onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van de volgende toetsen: Verschiltoets voor μ bij onbekende varianties en de Chi-kwadraattoets. Deze toetsen staan nader uitgelegd in bijlage 6.
21
3 Resultaten 3.1 Respons De respons onder werkgevers en werknemers was volgens verwachting (iets meer dan 35%). Omdat het om een verkennend en inventariserend onderzoek gaat is niet gestreefd naar representativiteit maar wel naar een zo goed mogelijke respons. De respondenten moesten wel vaak in de herinnering graven maar wilde toch graag een bijdrage aan het onderzoek leveren. Men vond het zinvol om op die wijze meer inzicht te geven in het proces van reïntegreren en een bijdrage te leveren aan de kwaliteit ervan. Werknemers en werkgevers zijn onafhankelijk van elkaar geënquêteerd. Dat heeft ertoe geleid dat bij 11 trajecten zowel de betrokken werkgever als de werknemer heeft meegedaan en daarnaast 13 „losse‟ werkgevers en 12 „losse‟ werknemers. Ook voor de deskundigen geldt dat zij onafhankelijk van de andere enquêtes zijn benaderd. De resultaten worden zoveel mogelijk per afzonderlijke groep (werkgevers, werknemers,
bedrijfsartsen,
consulenten
en
reïntegratiebemiddelaars)
gerapporteerd. 3.1.1 Respons werknemers Van de 62 voor het onderzoek geselecteerde trajecten wilden 23 werknemers meedoen aan de enquête (37%), 8 (13%) wilden niet meedoen ( met als redenen geen tijd of geen interesse) en 31 werknemers (50%) waren niet bereikbaar (er is maximaal 5 maal geprobeerd te bellen, zowel overdag als ‟s avonds). 3.1.2 Respons werkgevers Van de 62 trajecten wilden 24 werkgevers meedoen aan de enquête (39%), 5 werkgevers wilden niet meedoen (8%, met als reden geen tijd, te druk) en 33 werkgevers (53%) konden niet worden bereikt (na eveneens maximaal 5 belpogingen). 3.1.3 Respons deskundigen Bij 13 trajecten heeft de betrokken consulent meegedaan aan de enquête (21%), bij 24 trajecten werkte de betrokken consulent helaas niet meer bij Commit (39%). In totaal zijn 6 consulenten over 13 trajecten geënquêteerd. Bij 26 trajecten heeft de betrokken bedrijfsarts meegedaan aan de enquête (42%) . In totaal zijn 8 bedrijfsartsen over 26 trajecten geënquêteerd.
22
Bij 12 trajecten heeft de betrokken reïntegratiebemiddelaar meegedaan aan de enquête (19%). Bij 26 trajecten was de betrokken reïntegratiebemiddelaar niet meer in dienst (42%). In totaal zijn 7 reïntegratiebemiddelaars over 12 trajecten geënquêteerd. In het kader van het project “Eerder reïntegreren andere werkgever” zijn de arbeidsdeskundigen reeds uitvoerig geënquêteerd. Voor deze evaluatie zijn vooral de betrokkenen bij de aanbodkant en bij het daadwerkelijke traject bevraagd. De trajecten hebben in 2003 en 2004 plaatsgevonden en dat leverde voor de respondenten af en toe wel problemen op bij het herinneren van hoe het precies is verlopen. Maar het onderzoek heeft toch veel bruikbare inzichten opgeleverd. Het verslag van de resultaten vindt u in paragraaf 3.
3.2 Resultaten van werknemers en werkgevers 3.2.1 Ervaringen: hoe is het traject ervaren? Via de onderstaande vragen proberen wij een beeld te krijgen over hoe het traject is ervaren.
Vraag werknemers: Was aanpassing van de werk/werkomstandigheden mogelijk geweest? Een klein deel van de werknemers (3 van de 23) is van mening dat er nog wel aanpassingen aan het eigen werk mogelijk waren geweest (genoemd worden: aanpassen van een type handgreep, organisatorische aanpassingen, lichter werk aanbieden). In een enkel geval heeft die aanpassing ook daadwerkelijk plaatsgevonden. Het overgrote deel vindt echter dat dit niet (meer) kon (redenen die genoemd worden zijn: vanwege de klachten of: het is een klein bedrijf en er is geen ander werk beschikbaar).
Vraag werkgevers: Hebben er in het beginstadium van de ziekte aanpassingen aan het werk plaatsgevonden zodat de werknemer aan de slag kon blijven? Van hen geven 9 van de 24 aan dat het werk op een of andere wijze is aangepast, maar dat het niet mocht baten. Zij noemen als aanpassingen: verandering werkhouding, werk op therapeutische basis, lichtere werkzaamheden laten verrichten, ergo-stamatten, plateau, handvat mesje, werktijden aangepast. Bij de rest
23
is geen sprake geweest van aanpassingen. Als belemmeringen werden genoemd: het gezondheidsprobleem van de werknemer, het ontbreken van passend werk (te kleine bedrijven om veel verschillende soorten werk te kunnen bieden), het probleem om de zwaarte van het werk te beïnvloeden (bij bedrijfsverzorgingsdiensten waar men werkt als uitzendkracht).
Vraag werknemers en werkgevers: Waarom is uiteindelijk
besloten tot een 2 e
spoortraject? Hiertoe geven 20 van de 23 werknemers aan dat er geen mogelijkheden meer waren bij de eigen werkgever. Als reden waarom uiteindelijk is besloten tot een 2 e spoortraject geven 22 van de 24 werkgevers aan dat er geen mogelijkheden binnen het bedrijf waren om de werknemer binnen te houden.
Vraag werknemers en werkgevers: Is het reïntegratieadvies opgesteld in overleg met werkgever en werknemer? en was u het eens met dit advies? Volgens 18 werknemers is het reïntegratieadvies in overleg met hen tot stand gekomen, 4 zijn van mening dat dat niet het geval is en 1 weet het niet meer. Van de werknemers waren er 17 het eens met het reïntegratieadvies, 3 waren het oneens (redenen: cursusadvies niet geschikt voor werknemer, moest solliciteren maar vanwege klachten niet mogelijk, niet goed naar mogelijkheden bij eigen werkgever gekeken) en 3 weten het niet meer of hebben geen advies gehad. Volgens 23 werkgevers is het reïntegratieadvies in overleg met hen tot stand gekomen, 1 is van mening dat niet het geval is geweest. Alle werkgevers waren het eens met het reïntegratieadvies.
Vraag werknemers: Wat waren de verwachtingen van de werknemer ten aanzien van de werkhervattingmogelijkheden en zijn die verwachtingen uitgekomen? Van de werknemers hadden 12 een positieve verwachting ten aanzien van hun werkhervattingmogelijkheden (veelal bij een andere werkgever en/of in een andere functie), 11 hadden een negatieve verwachting, met als genoemde redenen: de aard van hun klachten, opleiding, leeftijd, gebrek aan relevante werkervaring, slechte arbeidsmarkt). Van de positieve verwachtingen zijn er 9 ook daadwerkelijk uitgekomen en 3 niet. Van de negatieve verwachtingen zijn er 8 uitgekomen en 3 niet. 24
In totaal hebben 12 van de 23 werknemers werk gevonden tijdens of na afloop van het traject; 2 van hen hebben dat werk inmiddels weer verloren omdat de klachten terugkwamen. Van de 11 werknemers die geen werk hebben gevonden zijn er inmiddels 5 voor 80100% afgekeurd door het UWV. In één geval zijn zowel de werkgever als de werknemer geënquêteerd. Beiden waren verontwaardigd dat de werknemer een 2 e spoortraject kreeg aangeboden gezien de ernst van zijn gezondheidsproblemen. De werknemer zegt hierover “Het ging niet, maar ik moest wel, ik moest solliciteren, anders kreeg ik geen uitkering”. Over de bedrijfsarts zegt de werkgever: “Hij lette niet op de medische gegevens, hield zich alleen aan het boekje, aan de wet”. Echter niet iedereen, die na het 2e spoortraject voor 80-100% is afgekeurd, was het oneens met het reïntegratieadvies, 2 waren voor en 3 tegen. De bedrijfsarts zal in principe net zolang (Volgens de betrokken werkgever en werknemer in dit geval te lang)
wachten
met
een
definitief
advies
met
betrekking
tot
mate
van
arbeidsongeschiktheid totdat zeker is dat herstel en daarmee arbeid niet meer mogelijk is. In de aangehaalde literatuur kwam vaker naar voren dat met name MKBbedrijven maatwerk willen en dus een snel advies als terugkeer naar eigen werk niet meer mogelijk zou zijn. De overige 6 werknemers waarvoor het 2e spoortraject niet heeft mogen baten, waren op het moment van de enquête nog steeds zonder werk en wijten dat aan hun medische situatie en/of aan hun leeftijd. Drie van deze werknemers zijn gedeeltelijk afgekeurd, voor 55-65% afgekeurd, voor 25-35% voor < 15%.
Vraag werknemers en werkgevers: Wat is uw tevredenheid over de begeleiding van deskundigen gedurende de ziekteperiode en gedurende het traject? Deze vraag is zowel aan de werkgevers als aan de werknemers gesteld. De begeleiding van deskundigen wordt door werkgevers en werknemers gewaardeerd in de vorm van een rapportcijfer. In de volgende tabel worden de gemiddelde cijfers per deskundige weergegeven:
25
Tabel 2: Tevredenheid bij werkgever en werknemer over de begeleiding Gemiddelde waardering
Gemiddelde waardering
werkgevers
werknemers
Bedrijfsarts
6,7
5,9
Consulent
6,7
6,4
Reïntegratiebemiddelaar
6,5
6,0
De werkgevers hebben op een andere manier minder met het reïntegratiebedrijf te maken dan de werknemers (meer in de aanloop naar het traject en gedurende het traject in de vorm van rapportages), en zij geven als waardering een 6,5. De werknemers die werk hebben gevonden tijdens of na het traject geven als waardering een 6,2 voor de bedrijfsarts, een 6,6 voor de consulent en een 6,5 voor de reïntegratiebemiddelaar. Het vinden van werk leidt tot hogere scores. De tevredenheid van de werknemers over de deskundigen hangt vooral samen met het gevoel dat er naar hen geluisterd werd, dat zij een persoonlijke behandeling kregen en dat de deskundige echt iets voor hen deed. De ontevredenheid hangt samen met juist het gebrek aan die zaken. Dit komt overeen met hetgeen uit de literatuur naar voren komt omdat werknemers klantvriendelijkheid erg belangrijk vinden. De tevredenheid van de werkgevers over de deskundigen hangt vooral samen met goede communicatie (overleg, terugkoppeling, bereikbaarheid). De ontevredenheid juist met gebrek daaraan. In de literatuur geven werkgevers aan tevreden te zijn als het eindresultaat gunstig uitpakt.
Vraag werknemers en werkgevers: Van wie heeft u de meeste steun gehad gedurende ziekte- en reïntegratieperiode? Op deze vraag werd door de werknemers 3 maal de bedrijfsarts genoemd, 5 maal de consulent en 9 maal de reïntegratiebemiddelaar. In de overige gevallen werden andere antwoorden gegeven, zoals „niemand‟ of „het thuisfront‟). De werkgevers noemden als antwoord op deze vraag 7 keer de bedrijfsarts, 8 keer de consulent en 4 keer het reïntegratiebedrijf. De overige werkgevers gaven andere antwoorden („niemand‟, „weet niet‟).
26
Vraag werknemers: Hoe tevreden was u over de inzet van de werkgever? Ook de tevredenheid over de inzet van de werkgever tijdens de ziekte- en reïntegratieperiode hebben de werknemers uitgedrukt in een rapportcijfer, dat is gemiddeld een 6,1. De tevredenheid over de werkgever hang samen met de mate van actieve betrokkenheid van de werkgever (ook al levert dat niets op). De ontevredenheid hangt samen met het gebrek daaraan.
Vraag werknemers en werkgevers: Wat was uw Informatiebehoefte gedurende de ziekte- en reïntegratieperiode? Was de informatievoorziening voldoende? De werknemers noemden als informatiebehoefte de volgende onderwerpen: wet- en regelgeving en rechtspositie (8 maal genoemd), over de mogelijkheden om bij de eigen werkgever in dienst te blijven (8 maal genoemd), meer ondersteuning bij het zoeken naar werk (4 maal genoemd), meer duidelijkheid over de rol van de arbodienst,
het
reïntegratiebedrijf
en
het
UWV
(3
maal
genoemd),
opleidingsmogelijkheden (2 maal genoemd), meer duidelijkheid over de eigen medische situatie (2 maal genoemd). Van de werknemers geven 7 van de 23 aan dat zij geen of te weinig informatie hebben ontvangen. De werkgevers noemden als informatiebehoefte de volgende onderwerpen: Informatie over het verloop van de ziekte van de werknemer en over de resterende mogelijkheden van de werknemer (7 maal genoemd), over plaatsingsmogelijkheden (4 maal genoemd), over wet- en regelgeving, rechten en plichten (3 maal genoemd), over mogelijkheden van werkplekaanpassing (3 maal genoemd), over mogelijkheden om de werknemer in dienst te houden (3 maal genoemd), over financiële/juridische consequenties van het verlies van de werknemer (2 maal genoemd). Van de werkgevers waren er 2 ontevreden over de informatievoorziening en 1 wist het niet meer (te lang geleden). Daarnaast werd door 2 werkgevers aangegeven dat zij als werkgever meer betrokken zouden willen blijven bij het reïntegratieproces.
27
Vraag werknemers: Wat voor activiteiten zijn ondernomen in het traject en waarop gericht? Was de werknemer daar tevreden over? Op deze vraag gaven de werknemers de volgende antwoorden: sollicitatietraining (11 maal genoemd), omscholing (2 maal genoemd), fysiotherapie (2 maal genoemd), helemaal niets of weinig gedaan (10 maal genoemd), weet niet (1 maal genoemd).
Vraag werknemers: Hoe tevreden waren de werknemers over de inhoud, duur en plaatsing? De werknemers geven gemiddeld een 5,4 als rapportcijfer aan de inhoud van het door hen gevolgde traject. Aan de duur van het traject gaven zij gemiddeld een 6,1 en aan het resultaat gemiddeld een 5,2. Het maakt in de beoordeling niet veel uit of het traject tot succes heeft geleid of niet. De 12 werknemers die gedurende of na het traject een baan hebben gevonden geven aan de inhoud van het traject gemiddeld een 6,1 aan de duur van het traject, een 5,8 aan de inhoud en eveneens een 5,5 aan het resultaat. Oorzaak daarvan is dat slechts 4 van de 12 baanvinders hun succes voor hun gevoel daadwerkelijk danken aan het gevolgde traject. De anderen zijn van mening dat zij op eigen kracht werk hebben gevonden of weten het niet meer. Andersom geven werknemers die na afloop van het traject geen werk hebben gevonden niet altijd een onvoldoende, omdat ze het negatieve resultaat niet wijten aan het traject maar aan de markt of aan hun eigen fysieke omstandigheden. Ook leeftijd en achtergrond (eenzijdige opleiding en ervaring) zien zij als bepalend voor het resultaat.
Vraag werknemers: Is het gehele traject doorlopen door de werknemer? Van de werknemers hebben 19 het gehele traject doorlopen, 1 zegt dat er nooit een traject is ingezet, 1 is tussentijds gestopt omdat het niet meer ging vanwege klachten en 2 weten het niet. 3.2.2 Het resultaat van het traject Vraag werknemers: Is de werknemer weer aan het werk gegaan en wanneer? Zoals reeds vermeld hebben 12 van de 23 werknemers een baan gevonden, waarvan er 2 die baan inmiddels vanwege nieuwe klachten weer kwijt zijn geraakt Aan de baanvinders is gevraagd naar hun baanvondst en de verschillen of overeenkomsten ten aanzien van de functie die ze hadden toen ze ziek werden.
28
Tabel 3 geeft daar inzicht in. Tabel 3: Relatie functie voor en na ziekte, werkgever en gezondheidsklacht Functie voor ziekte
Functie na
Zelfde
Soort
ziekte/traject
werkgever na contract
contract na klacht
ziekte/traject
ziekte/traje
voor ziekte
Soort
Gezondheids
ct Medewerkster
Opvangmoed
bloemenkwekerij
er
Teeltchef orchideeën Medewerker
Nee
Vast
(nog)
Bewegings-
Tijdelijk
apparaat
Ja
Vast
Vast
rugklachten
Nee
Vast
Vast
Bewegings-
eerste klas Bloembollenteelt
Autoaanpasbedrijf
apparaat
(autobekleden ) Grondwerker
Inpakwerk-
Nee
Vast
Tijdelijk
Rugklachten
Nee
Vast,
(nog)
Rugklachten
zaamheden Medewerker
Alfahulp
plantenkwekerij Bedrijfsverzorgster
oproepbasis Tijdelijk Bejaardenver- Nee
Vast
Vast
Rugklachten
Vast
Tijdelijk
Rugklachten
Vast
Vast
Bewegings-
zorgster Champignonpluk-ster Wasseretteme Nee -dewerker Medewerker
Bedrijfsverzor- Nee
zeugenhouderij
ger
Voorman/hovenier
Verkoper
apparaat Nee
Vast
Tijdelijk
Rugklachten
Therapeutis
Bewegings-
tuincentrum Algemeen tuin-
Alg. tuinbouw Ja
Vast,
bouwmedewerker
medewerker.
oproepbasis che basis
apparaat
Medewerker.
Medewerker
Ja
Vast
Vast
Rugklachten
rozenkwekerij
rozenkwekerij
Bedrijfsverzorger
Begeleider
Nee
Vast
Vast
Bewegings-
gehandicapte
apparaat
n Totaal 12 agrarische
8 niet
12 vast
6 vast
12
functies
agrarische
bewegingsappara
functies
at rug/ledematen
29
Wat opvalt is dat allen klachten hebben aan rug of ledematen;de werknemers gaan van 12 vaste contracten naar 6 vaste contracten; 8 van de 12 werknemers komen niet terug in de agrarische sector. 3.2.3 Voorwaarden voor succes Vraag werknemers: Welke zaken in het reïntegratieproces hebben het meeste bijgedragen tot de werkhervatting? Vier baanvinders geven aan dat datgene wat zij in het traject hebben gedaan het meest heeft bijgedragen tot de werkhervatting. Zij geven als antwoorden: de sollicitatietraining, aandragen van banen, positief benaderen van het zoeken naar ander werk, morele steun, de begeleiding en de gevolgde opleiding. De overige 8 baanvinders zien geen bijdrage vanuit het reïntegratieproces.
Vraag werknemers: Heeft het traject bijgedragen tot een snellere werkhervatting dan zonder het traject het geval was geweest? Op deze vraag antwoorden 8 baanvinders ontkennend, 2 weten het niet en 2 baanvinders vinden dat het traject heeft gezorgd voor een snellere werkhervatting dan zonder het traject het geval was geweest.
Vraag: Wat zou u zelf aan verbeteringen willen adviseren in het hele begeleidingsproces gedurende ziekte en op weg naar werk? Hierop gaven de geënquêteerde werknemers de volgende antwoorden: -
Goed dat het er is! Goed dat het gestimuleerd wordt. Meer ondersteuning, vooral in moeilijke situaties.
-
Niks aan te veranderen als er geen ander werk is.
-
Sollicitatietraining te breed. Aanpassen aan divers opgeleide deelnemers
-
Meer naar persoon kijken, wat er wel en niet kan, te weinig gekeken naar wat iemand nog wel kan. En meer overleg met persoon zelf, meer ruimte voor wat mensen zelf denken nog te kunnen.
-
Meer
duidelijkheid
over
relatie
tussen
Commit,
UWV
en
het
reïntegratiebedrijf. -
Meer hulp en begeleiding door het reïntegratiebedrijf, teveel voor eigen rekening.
30
-
Dat we beter en sneller kijken of alles goed verloopt, zodat de diverse deskundigen geen geld weggooien/ onnodig kosten worden gemaakt en onnodig tijd wordt verspild.
-
Niet teveel brieven, meer acties.
-
Mogelijkheden bij eigen werkgever beter bestuderen en mogelijkheden ander werk aanbieden.
-
Snellere actie, kortere lijnen, onduidelijke functie van Commit/Stigas/UWV.
-
Telefonisch, meer contact met werkgever, vaker 3-gesprek (werknemer, werkgever en reïntegratiebemiddelaar/Commit).
-
Zinnige dingen doen, niet maanden praten en tekenen. Het moet iets opleveren en iets passends.
-
Scholingstraject sneller in gang zetten.
De werkgevers gaven de volgende antwoorden op deze vraag: -
Communiceren, snel helderheid geven.
-
Minder papierwerk.
-
Mogelijkheden eigen werk beter bekijken.
-
Medewerker actiever begeleiden in sollicitaties, bewustwordingsproces bijbrengen,
meer
stimuleren
om
zelf
iets
te
gaan
beroepsmogelijkheden/-keuze aandragen, communicatie,
doen,
interactie,
contact, band opbouwen met medewerker. -
Bereikbaarheid.
-
Sneller naar ander bedrijf gaan kijken.
-
Beter screenen op motivatie en opleiding, scholingsmogelijkheden, beter helpen.
-
Meer bekendheid met de sector.
-
Rol
van
de
reïntegratieadviseur,
moet
afspraken
nakomen,
vertrouwensrelatie opbouwen, dat de werknemer weet dat ze voor hem bezig is, en ook de werkgever vertrouwen geven. Werken aan bereidheid werknemer. -
Meer mogelijkheden bij eigen werkgever in kaart brengen.
-
Heel veel contact met werknemer en werkgever, dat ze betrokken blijven bij het traject en het proces.
31
-
Naar persoon en zijn werk toe gaan, zowel werk als privé bekijken, kennismaken en omstandigheden leren kennen. En de medische gegevens meenemen in het traject.
-
Het reïntegratiebedrijf moet een netwerk oprichten om op die manier mensen sneller aan het werk te helpen.
-
Moeilijk. Je moet willen. Ligt aan de persoon.
-
Beter informeren. Durven druk te leggen bij de cliënt, iets minder conventioneel, om beweging erin te krijgen.
-
Werkgever mogelijkheden duidelijk maken over 1e maand ziektewet!, informatie, communicatie over wat er mogelijk is.
-
Meer rapportages, betere communicatie, actiever in zelf aandragen van werkmogelijkheden, betrekken werkgever.
Vraag: Welke drie factoren zijn volgens u de belangrijkste om een spoor2-traject naar tevredenheid af te ronden? De werknemers gaven hierop de volgende antwoorden (wanneer vaker genoemd staat het aantal tussenhaakjes): -
Op deze manier doorgaan, geen verbeterpunten (4).
-
Het reïntegratiebedrijf moet mogelijkheden voor ander werk aanbieden (4).
-
Rekening houden met de persoon, persoon serieus nemen (3).
-
Luisterend oor (3).
-
Werk vinden (2).
-
Echte deskundigheid van deskundigen (2).
-
Mogelijkheden eigen werkgever beter bestuderen en kijken naar aanpassingen (2).
-
Snellere omscholing (2).
-
Vaker omscholing aanbieden (2).
-
Rekening houden met vervoer, reiskosten (2).
-
Iets doen/vinden wat bij de mensen past, niet lukraak baantjes aandragen.
-
Meer begeleiding.
-
De arbodienst moet dichterbij zijn, ook voor tijdelijke contracten en werknemers die nog niet zo lang in dienst zijn.
-
Beter informeren.
-
Kortere lijnen, snellere actie, duur traject korter. 32
-
Meer persoonlijke begeleiding (minder briefwisseling).
-
Goede contactpersoon.
-
Goede begeleider.
-
Niet van kastje naar de muur sturen, gericht advies.
-
Reïntegratiebedrijf moet ook bij bedrijven kijken.
-
Aandacht voor de oudere werknemer.
-
Goed overleg en goede overdracht van gegevens door alle betrokken partijen.
-
Kennis van scholing.
De werkgevers gaven op deze vraag de volgende antwoorden (wanneer vaker genoemd staat het aantal tussenhaakjes): -
Beter communiceren (duidelijk aangeven wat er gaat gebeuren en waar iedereen aan toe is) (5).
-
Duidelijke informatievoorziening (3).
-
Dat alles vlot verloopt. En niet langs elkaar heen werken. Steeds weer fusies en overnames, lastig om te weten wie je moet bellen, een vast aanspreekpunt zou helpen! (2)
-
Persoonlijk contact, niet door de telefoon. (2)
-
Minder papierwerk (2).
-
Inzet werknemer en werkgever (2).
-
Persoon moet willen, motivatie (2).
-
Actievere aanpak van reïntegratiebedrijf (2).
-
Netwerk (2).
-
Snel duidelijkheid geven.
-
Regelmatiger (telefonisch 1x per week i.p.v. brieven) duidelijkheid over wat je als werkgever moet doen, b.v. bij zwangerschap (doorgeven aan UWV). Wat doet Commit en wat moet je zelf doen.
-
Goede informatie op het juiste moment, en individueel bekijken.
-
Betere
communicatie
in
de
vorm
van
3-gesprekken:
werknemer/werkgever/reïntegratiebedrijf. -
Nog meer contact met zieke werknemer en werkgever bevorderen.
-
Medewerker moet tevreden zijn (hoeft niet eens een andere baan te hebben). 33
-
Constructieve instelling van alle partijen.
-
Omscholing. Het reïntegratiebedrijf kan meer aansturen en adviseren.
-
Scholingsmogelijkheden.
-
Snelle scholing aanbieden.
-
Capaciteiten mensen benutten (omscholen of zo).
-
Goede analyse van beperkingen/opleiding.
-
Goede deskundigen die zeggen wat je nog kan.
-
Betrokkenheid reïntegratiebedrijf (niet steeds andere consulenten, dan moet je
steeds weer hetzelfde verhaal vertellen).
-
Goed kijken naar de werknemer.
-
Vinden van een passende baan.
-
Bereikbaarheid.
-
Schifting van gemotiveerden en ongemotiveerden bij de intake.
-
Basis van vertrouwen.
-
Naar cliënt gaan en goed kennismaken.
-
Het mag allemaal wel iets sneller, niet te lang thuis aan hun lot overlaten.
-
Gericht op duurzaam resultaat (belangrijkste).
-
Op bedrijf komen kijken.
-
Eigen mogelijkheden eigen werk beter bekijken.
-
Meer vacatures zoeken.
-
Het werk goed bekijken.
-
Verstand van het werk.
In het algemeen kan worden gesteld dat duidelijkheid vooraf over wat er tijdens het reïntegratieproces van alle betrokkenen wordt verwacht, bijdraagt tot tevredenheid over het traject. Hetzelfde geldt voor een op de werknemer gerichte aanpak (maatwerk) in plaats van een standaard aanpak. Verder blijken belangrijk gevonden te worden een goede kennis van het werk en de werkplek en een snelle aanpak zonder (te) veel papierenrompslomp.
3.3 Resultaten deskundigen De betrokken deskundigen voorafgaand aan en tijdens het traject werd gevraagd naar hun inbreng, mening over de inzet, inhoud en het verloop van de trajecten en
34
over de samenwerking daarin met andere betrokken deskundigen, werkgevers en werknemers. 3.3.1 Inbreng De bedrijfsarts beoordeelt de medische situatie van de werknemer, schat de herstelduur in en stelt een prognose op. Als wordt vastgesteld dat volledige hervatting in eigen werk niet meer mogelijk is, wordt advies gegeven om een arbeidsdeskundig traject op te starten. De consulent vraag het Arbeidsdeskundig onderzoek aan en regelt het contact en de afspraken
met
werkgever,
werknemer
en
reïntegratiebedrijf.
De
consulent
onderhoudt gedurende de reïntegratieperiode het contact met alle partijen. De consulent is de casemanager, of „spin in het web van communicatielijnen‟ en is vaak het vaste aanspreekpunt van de arbodienst voor werkgevers gedurende het reïntegratieproces. De reïntegratiebemiddelaar begeleidt de werknemer gedurende het 2e spoortraject. Onderlinge samenwerking en communicatie met de andere deskundigen zijn van belang om het traject goed te laten verlopen. Aan de deskundigen is gevraagd naar hun oordeel over die samenwerking tijdens het reïntegratieproces. 3.3.2 Samenwerking De samenwerking tussen de arbodienst en het reïntegratiebedrijf wordt in de meeste gevallen door alle betrokken deskundigen positief beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen de bedrijfsarts en de consulent binnen de arbodienst. De tevredenheid hangt samen met de communicatie, de deskundigheid en de motivatie/betrokkenheid. Redenen voor een slechte beoordeling: - slechte bereikbaarheid; - teveel laten leiden door subjectieve beleving werknemer. In een enkel geval is sprake geweest van miscommunicatie als gevolg van dossieroverdracht in verband met het vertrek van één van de deskundigen. Het betreft slechts enkele gevallen. 3.3.3 Mening over inzet 2e spoortraject Over de noodzaak van het inzetten van het 2 e spoortraject in de betreffende verzuimgevallen zijn alle betrokkenen het in de meeste gevallen eens. Overwegend vanwege de klachten, omdat er geen andere mogelijkheden meer waren bij de eigen
35
werkgever, maar ook omdat de Wet Poortwachter dat verplicht stelt. Of de inzet van een 2e spoortraject ook leidt tot een snellere werkhervatting dan wanneer het niet wordt ingezet, wordt door de deskundigen in de meeste gevallen bevestigd. Argumenten zijn: -
doordat de acceptatie van het overstappen naar ander werk bij een andere werkgever vlotter verliep. De werknemer zou anders vastgehouden hebben aan eigen werk.
-
Mensen worden gedwongen om actief naar werk te gaan zoeken, worden minder afwachtend
-
Betere sollicitaties en een betere inschatting van de passendheid van functies;
-
Het bevordert de bewustwording van de situatie en mogelijkheden van de werknemer;
-
Niet geschoten, altijd mis.
3.3.4 Voorwaarden voor succes Vraag aan deskundigen: Welke drie factoren zijn volgens u de belangrijkste om een 2e spoortraject naar tevredenheid af te ronden?
De Bedrijfsartsen: De bedrijfsartsen noemden de volgende factoren (wanneer vaker genoemd staat het aantal tussenhaakjes): -
Motivatie/inzet van de werknemer (5).
-
Aard/ernst van de beperkingen (5).
-
Als iemand ander werk vindt (2).
-
Als de ontbinding met de oude werkgever netjes verloopt ( communicatie en betrokkenheid)
-
Leeftijd (2).
-
Beschikbaarheid passende functies, arbeidsmarkt (2).
-
Helder formuleren dat eigen werk/eigen werkgever niet meer mogelijk is.
-
Kwaliteit reïntegratiebedrijf.
-
Goede opdracht aan reïntegratiebedrijf.
De consulenten: De consulenten noemden de volgende factoren (wanneer vaker genoemd staat het aantal tussenhaakjes):
36
-
Motivatie werknemer (4).
-
Betrokkenheid, motivatie en medewerking van alle partijen (4).
-
Goede begeleiding.
-
Flexibiliteit van alle partijen, ook van het reïntegratiebedrijf.
-
Reïntegratiebedrijf moet de mensen heel serieus nemen, mensen gemotiveerd houden! Niet iedereen in een groep, moet meer maatwerk zijn.
-
Goed luisteren naar wat iemand wil.
-
Goede coach (die alles doet).
-
Werkgever moet contact houden met de werknemer gedurende het traject, betrokkenheid.
-
Goede inschatting van de mogelijkheden, wat kan iemand?.
-
Goede communicatie.
-
Genoeg vaardigheden, in combinatie met leeftijd.
-
Klik tussen reïntegratiebemiddelaar en werknemer.
De reïntegratiedeskundigen: De reïntegratiebemiddelaars gaven de volgende factoren (wanneer vaker genoemd staat het aantal tussenhaakjes): -
Motivatie/inzet werknemer (3).
-
Plaatsing (2).
-
Samenwerking met de eigen werkgever (2).
-
Budgetmogelijkheden voor extra dingen die nodig zijn (2).
-
Bewustzijn werknemer dat 2e spoor noodzakelijk is (2).
-
Goede bijscholing,
-
Goede dossieropbouw werkgever.
-
Betrokkenheid en interesse werkgever.
-
Goed contact werkgever/werknemer.
-
Goed overleg met werkgever.
-
Frequent overleg met werknemer.
-
Duidelijkheid (goed afstemmen wat zij verwachten en wat wij kunnen doen).
-
Communicatie tussen alle partijen.
-
Medewerking van alle partijen. 37
-
Tijd.
-
Duidelijke stellingname bedrijfsarts over wat iemand nog wel en niet meer kan doen
-
Goede informatie aan alle partijen.
-
Stimuleren van het contact tussen de werknemer en de werkgever.
Gesteld kan worden dat de deskundigen vinden dat de motivatie van de werknemer de belangrijkste factor is voor succes.
Verder blijkt de betrokkenheid van de
werkgever van groot belang.
3.4 Schadelastbeperking Van de 23 geënquêteerde werknemers hebben er 12 werk gevonden tijdens of na het traject
(52%), waarvan 10 duurzaam (43%). Daarnaast hebben volgens de
geënquêteerde werkgevers en deskundigen nog 14 werknemers werk gevonden tijdens of na het traject (deze werknemers zijn zelf niet geënquêteerd omdat zij niet konden worden bereikt), waarvan eveneens 10 duurzaam. Van 19 werknemers is niet bekend of ze wel of geen werk hebben gevonden en van 17 werknemers is bekend dat hun traject niet in een plaatsing heeft geresulteerd. In totaal (uitgaande van alle 62 trajecten) levert dat een (bekend) plaatsingsresultaat op van 42%, en 32% duurzaam. Dit resultaat is bijzonder goed te noemen. UWV heeft een benchmark voor de prestaties van reïntegratiebedrijven ontwikkeld, waarin de plaatsingsresultaten van reïntegratiebedrijven zijn opgenomen, die via de openbare aanbesteding een reïntegratiecontract met UWV hebben verkregen (www.uwv.nl). Om een vergelijking te kunnen maken moet voor de benchmark worden gekeken naar de contractperiode 2003 (lopend van 1 oktober 2003 tot 1 oktober 2004). Van de in die periode door UWV aangedragen klanten voor reïntegratie is 27,9% geplaatst. In 23,3% van de gevallen betrof het een duurzame plaatsing. Hieruit mag in ieder geval worden geconcludeerd dat de inzet van het reïntegratieadvies bijdraagt aan een goede onderbouwing voor de inzet van 2 e spoor trajecten. Een snelle plaatsing van werknemers die door ziekte en blijvende lichamelijke beperkingen hun eigen werk niet meer kunnen doen is zowel in het voordeel van de werknemer als van de werkgever. De werknemer kan snel weer aan de slag in minder belastend werk en voor de werkgever betekent het een besparing van kosten.
38
Op grond van de resultaten van dit onderzoek kan worden gesteld dat het project „Eerder reïntegreren andere werkgever‟ is geslaagd.
3.5 Kenmerken werkvinders en niet-werkvinders Van de 62 werknemers die in de periode van 1 juli 2003 tot 1 juli 2004 een spoor 2traject zijn begonnen hebben er 26 tijdens of na afloop van dat traject een nieuwe baan gevonden. Daarnaast is van 17 werknemers bekend dat hun traject niet in een nieuwe baan heeft geresulteerd. Deze twee groepen werknemers zijn op een aantal kenmerken vergeleken om te zien of het vinden van werk samenhangt met deze kenmerken. De kenmerken waarop de vergelijking heeft plaatsgevonden zijn leeftijd, geslacht, herstel van de ziekte en de bedrijfsgrootte waaruit zij afkomstig zijn. In onderstaande tabel is deze vergelijking weergegeven. Tabel 4: Relatie werkvinders en niet-werkvinders tot diverse factoren
Gemiddelde
Werkvinders
Niet-werk-
(n=26)
vinders (n=17)
45 jaar
49 jaar
Toets
Resultaat*)
Verschiltoets
Geen significant
voor
leeftijd
μ
bij verschil
onbekende varianties Geslacht Mannen
61,5%
59%
Chi-kwadraat-
Werkvinden
Vrouwen
38,5%
41%
toets
niet
is
afhankelijk
van geslacht Hersteld Ja
42%
35%
Chi-kwadraat-
Werkvinden
nee
58%
65%
toets
niet
is
afhankelijk
van herstel Gemiddelde
28 wn.
89 wn.
bedrijfsgrootte
Verschiltoets voor
μ
Geen significant bij verschil
onbekende varianties *) Voor een beschrijving van de gehanteerde toetsen zie bijlage 6. Op geen van de geselecteerde kenmerken zijn significante verschillen gevonden tussen de werkvinders en de niet-werkvinders.
39
4 Conclusies en discussie Respons Het onderzoek heeft een respons van werkgevers en werknemers opgeleverd (meer dan 35%). De reactie op het onderzoek van de werkgevers en werknemers was positief. Men vond het zinvol om op die wijze meer inzicht te geven in het proces van reïntegreren en een bijdrage te leveren aan de kwaliteit ervan. Bij 42% van de trajecten heeft de betrokken bedrijfsarts meegedaan, bij 21% van de trajecten de betrokken consulent en bij 19% de betrokken reïntegratiebemiddelaar. Het onderzoek is inventariserend van aard en levert indicaties over de gevolgde 2 e spoortrajecten en de beleving van de betrokken werkgevers, werknemers en deskundigen daarbij. Nadeel van de aanpak is wellicht dat men moest putten uit het geheugen. Reden inzet 2e spoortrajecten Als reden waarom uiteindelijk is besloten tot een 2 e spoortraject geven 20 van de 23 werknemers aan dat er geen mogelijkheden meer waren bij de eigen werkgever. Van de 24 werkgevers gaven 22 aan dat er geen mogelijkheden binnen het bedrijf waren om de werknemer binnen te houden. Als belemmeringen werden genoemd: het gezondheidsprobleem (beperking) van de werknemer, het ontbreken van passend werk (te kleine bedrijven om veel verschillende soorten werk te kunnen bieden), het probleem om de zwaarte van het werk te beïnvloeden. Over de noodzaak van het inzetten van het 2 e spoortraject in de betreffende verzuimgevallen zijn alle betrokkenen het in de meeste gevallen eens. Overwegend vanwege de klachten, omdat er geen andere mogelijkheden meer waren bij de eigen werkgever, maar ook omdat de Wet Poortwachter dat verplicht stelt.
Onderzoeksvraag 1: Hoe hebben de werknemers, werkgevers en deskundigen het traject ervaren? Eigen onderzoek: Het maakt in de beoordeling van het traject niet veel uit of het traject tot succes heeft geleid of niet. De 12 werknemers die gedurende of na het traject een baan hebben gevonden geven gemiddeld een 6,1 aan de duur van het traject, een 5,8 aan de 40
inhoud en eveneens een 5,5 aan het resultaat. Oorzaak daarvan is dat slechts 4 van de 12 baanvinders hun succes voor hun gevoel daadwerkelijk danken aan het gevolgde traject. De anderen zijn van mening dat zij op eigen kracht werk hebben gevonden of weten het niet meer. Andersom geven werknemers die na afloop van het traject geen werk hebben gevonden niet altijd een onvoldoende, omdat ze het negatieve resultaat niet wijten aan het traject maar aan de markt of aan hun eigen fysieke omstandigheden. Ook leeftijd en achtergrond (eenzijdige opleiding en ervaring) zien zij als bepalend voor het resultaat. Tevredenheid
van
de
werknemer
over
de
werkgever
hangt
samen
met
betrokkenheid. Hoe meer betrokken de werkgever zich toont, hoe meer tevreden de werknemer is. Tevredenheid van de deskundigen over de werknemer hangt voornamelijk samen met inzet en motivatie. De tevredenheid van de werknemers over de deskundigen hangt vooral samen met het gevoel dat er naar hen geluisterd werd, dat zij een persoonlijke behandeling kregen en dat de deskundige echt iets voor hen deed. De tevredenheid van de werkgevers over de deskundigen hangt vooral samen met goede communicatie (overleg, terugkoppeling, bereikbaarheid). In het algemeen kan worden gesteld dat duidelijkheid vooraf over wat er tijdens het reïntegratieproces
van
alle
betrokkenen
wordt
verwacht,
bijdraagt
tot
de
tevredenheid over het traject. Hetzelfde geldt voor een op de werknemer gerichte aanpak (maatwerk) in plaats van een standaard aanpak.
Raakvlakken met de gevonden literatuur (1): In het onderzoeksrapport “voldoende, nog niet voldoende “van Horssen et al komen zoals reeds in de inleiding vermeld de volgende resultaten naar voren: Cliënten en opdrachtgevers geven gemiddeld een zelfde rapportcijfer van 6.7 voor de dienstverlening van reïntegratiebedrijven. De reden hiertoe hoeft echter niet dezelfde te zijn: cliënten vinden zowel het resultaat als het proces belangrijk. Statische analyse laat zien dat met name de tevredenheid over de informatie over wat van het bedrijf verwacht mocht worden, tevredenheid over de medewerkers, en de tevredenheid over de inhoud van de ingezette activiteiten bepalend zijn voor het cijfer van de cliënten. Opdrachtgevers vinden vooral het resultaat belangrijk. Met name de tevredenheid over het behaalde resultaat, de klantgerichtheid en de prijs41
kwaliteitsverhouding
zijn
bepalend
voor
het
cijfer.
Tenslotte
worden
de
reïntegratiebedrijven hoger gewaardeerd naarmate het bedrijf kleiner is en dus meer maatwerk biedt. Eigen visie: Het tevredenheidscijfer van van Horssen ed al 9 kan niet vergeleken worden met dat van het huidige onderzoek omdat in het huidige onderzoek de duur, inhoud en resultaat beoordeeld is. In het onderzoek van van Horssen wordt de algemene dienstverlening beoordeeld waarbij naar voren komt dat cliënten en opdrachtgevers hierbij andere dingen belangrijk vinden: de cliënten vinden zo informatie overdracht en communicatie erg belangrijk. Dit laatste komt ook naar voren in het huidige onderzoek. Ook het leveren van maatwerk wordt in de beide onderzoeken terug gevonden. De resultaten van van Horssen ed al zijn bovendien statistisch onderbouwd. Opgemerkt dient echter wel te worden dat beide onderzoeken een andere onderzoekspopulatie hebben: cliënten van het UWV, gemeente en private bedrijven in het onderzoek van van Horssen versus cliënten van de agrarische sector in het huidige onderzoek.
Raakvlakken met de gevonden literatuur (2): In het onderzoeksrapport: “Tijdspaden van reïntegratie” van Vijgen J ed al 10 worden de volgende voor het huidige onderzoek interessante onderzoeksresultaten gevonden : Van de arbeidsgehandicapten die een begeleiding van een reïntegratie bureau hebben gehad geeft 46% aan tevreden te zijn in vergelijking met 42% die ontevreden zijn. De overigen zijn “niet tevreden, niet ontevreden”. De tevredenheid heeft met name te maken met de klantvriendelijkheid (82%).Knelpunten worden met name gevonden bij de persoonlijke bemiddeling en bij de kwaliteit van de geboden voorzieningen. Ook de samenwerking tussen het reïntegratie bureau en de uitvoeringsinstantie wordt als problematisch ervaren. De invloed van de reïntegratie begeleiding op de uiteindelijke arbeidsmarktsituatie wordt door de meerderheid van de kandidaten niet hoog ingeschat: 24% van de reïntegratie kandidaten ervaart een verbetering. Terwijl 71% geen verandering ervaart. 5% vindt zelfs dat hun kansen zijn verslechterd na tussenkomst van de reïntegratie begeleiding. Het effect van de reïntegratie begeleiding wordt positiever ingeschat indien het reïntegratie traject is afgesloten met werkhervatting. 42
Eigen visie: In het huidige onderzoek vinden 4/12, dus 48% van de werknemers dat zij het succes van het traject te danken hebben aan het traject zelf. In het onderzoek van van Vijgen is dit slechts 24%. Geen van beide onderzoeken zijn statistisch onderbouwd, noch is de populatie dezelfde: de populatie van van Vijgen ed al zijn cliënten van Cadans, Gak en USZO terwijl het huidige onderzoek werknemers van de agrarische sector onderzoekt. Dit maakt onderling vergelijk moeilijk. Een overeenkomstig punt is wel dat in beide onderzoeken naar voren komt dat persoonlijke bemiddeling, dus het leveren van maatwerk als een belangrijk aandachtspunt naar voren komt.
Raakvlakken met de gevonden literatuur (3): In het onderzoeksproject van de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland11 dat gaat over de reïntegratie in het MKB komt aan bod dat op maat gesneden branchespecifieke
informatie
voor
het
MKB
ontbreekt
en
dat
goede
informatievoorziening voor bedrijven en instellingen in het MKB ontbreekt. Eigen visie: Deze bovengenoemde aandachtspunten die in het onderzoeksproject van MKBNederland worden gevonden komen ook terug in het huidige onderzoek.
Raakvlakken met de gevonden literatuur (4): In het onderzoeksproject van Vullings B. komt naar voren dat bedrijfsartsen en arbeidsdeskundigen het volgende ervaren: - Werknemers hechten aan de zekerheid van de eigen baan ten opzichte van de onzekerheid van het zoeken naar nieuw werk. Er wordt geaarzeld, dit vergt uitgebreide voorlichting en tijd. - De communicatie tussen Arbo-dienst en werkgever kan nog beter
Eigen visie: Deze resultaten liggen in het verlengde van de resultaten van het huidige onderzoek waarin ook het belang van communicatie en informatie overdracht naar voren komt.
43
Onderzoeksvraag 2: Welke factoren zijn van belang om het spoor twee traject volgens betrokkene werknemers, werkgevers en deskundigen naar tevredenheid af te ronden? Noem vijf verbeterpunten. Uit dit onderzoek komen een aantal verbeterpunten voort, die door werkgevers, werknemers en deskundigen genoemd worden. Als belangrijkste kunnen worden genoemd: -
Meer en sneller betrekken van werkgevers bij het traject, wat de bereidheid tot medewerking bevordert;
-
Een goede communicatie tussen werkgever, werknemer en Arbo-dienst voorafgaand en tijdens het traject maakt verantwoordelijkheden over en weer duidelijk;
-
Aandacht voor snelheid van handelen en doorlooptijden van trajecten;
-
Beperk papieren rompslomp voor werkgever;
-
Meer maatwerk door goede kennis van werk en mogelijkheden
-
Meer aandacht voor (om)scholing.
Eigen visie: Bovengenoemde resultaten liggen in het verlengde van de resultaten bij onderzoeksvraag 1: ook hier wordt het belang van communicatie en maatwerk aangegeven. Verder komt het snel betrekken van de werkgever, sneller handelen, (om)scholing en minder paperwerk naar voren.
Onderzoeksvraag 3 :In welke mate leidt een aanpak, waarbij in een vroegtijdig stadium een arbeidsdeskundige wordt betrokken bij reïntegratie naar spoor twee, tot terugkeer naar ander werk of werk bij een andere werkgever? Van de 23 ondervraagde werknemers hebben 19 het gehele traject doorlopen, 1 zegt dat er nooit een traject is ingezet, 1 is tussentijds gestopt omdat het niet meer ging vanwege klachten en 2 weten het niet. Van hen hebben er 12 gedurende of na afloop van het traject een baan gevonden. In totaal hebben 26 van de 62 werknemers een baan gevonden, waarvan er 6 die baan inmiddels vanwege nieuwe klachten of andere redenen weer kwijt zijn geraakt. Al met al blijkt dat het herplaatsingpercentage met ca. 42% bij de onderzochte groep werknemers als bijzonder goed moet worden beschouwd. In deze zin kan gesteld worden dat de inzet van het reïntegratie-advies en daaruit voortvloeiende 2e spoortrajecten effectief zijn. 44
Van de 11 ondervraagde werknemers die geen werk hebben gevonden zijn er inmiddels 5 afgekeurd voor 80-100%. De overige 6 zeggen dat zij geen werk hebben kunnen vinden en wijten dat aan hun medische situatie en/of aan hun leeftijd. Drie van deze werknemers zijn gedeeltelijk afgekeurd, voor 55-65% afgekeurd, voor 2535% voor < 15%.
Onderzoeksvraag 4: Hangt het vinden van werk samen met de factoren: leeftijd, geslacht, herstel van ziekte en bedrijfsgrootte waaruit zij afkomstig zijn? Eigen onderzoek: Op geen van de geselecteerde kenmerken zijn significante verschillen gevonden tussen de werkvinders en de niet-werkvinders in het huidige onderzoek.
Raakvlakken met de gevonden literatuur: Uit het onderzoeksrapport van van Horssen en van Doorn
8
worden de volgende
factoren beschreven die invloed hebben op de reïntegratie: Voor de werknemers zijn met name de ervaren gezondheid en de opleiding van invloed op het al dan niet werk hervatten. Zowel werkenden als niet- werkenden noemen gezondheid, gebrek aan werk bij de eigen werkgever en tevens de werknemer- werkgever relatie bepalend voor de mate van succes in reïntegratie. De leeftijd is niet van invloed op werkhervatting. Werkgevers ervaren ook de belastbaarheid van de werknemer en een gebrek aan geschikt werk als belangrijkste belemmering in reïntegratie. Als belangrijkste redenen voor het slagen in de reïntegratie worden de belastbaarheid maar ook de motivatie van de werknemer genoemd. Eigen visie: De verwachting is dat leeftijd en opleiding bepalende factoren zijn voor het vinden van ander werk: Immers, des te ouder en des te lager de opleiding, des te moeilijker het is om werk te vinden. In het huidige onderzoek waren er echter geen gegevens over de opleiding voorhanden. In het onderzoek van van Hossen ed al
8
blijkt
opleiding inderdaad van invloed op het al dan niet werk hervatten. Wat betreft de factor leeftijd komt zowel in het huidige onderzoek alsook in het onderzoek van van Horssen ed al8 naar voren dat leeftijd geen invloed heeft op het al dan niet vinden van werk.
45
De verwachting is verder dat veel agrarische bedrijven geen alternatief werk kunnen aanbieden gezien de veelal eenzijdige functies. Dit blijkt bovendien ook uit het onderzoeksproject van MKB-Nederland
11 .
Hieruit blijkt de mogelijkheden voor
reïntegratie langs het eerste en tweede spoor beperkt zijn als gevolg van de specialistische aard van werkzaamheden en de kleinschaligheid van bedrijven en instellingen in het MKB. In het huidige onderzoek wordt echter geen statistisch significant verschil gevonden wat betreft bedrijfsgrootte op het al dan niet werk vinden. In het onderzoek van van Horssen wordt bedrijfsgrootte niet onderzocht. Dit geldt ook voor factoren als geslacht en herstel van ziekte.
Onderzoeksvraag 5: Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan? Mijns inziens is het belangrijk om de bovenvernoemde verbeterpunten van werknemers, werkgevers en deskundigen (zie onderzoeksvraag 2) te betrekken in de aanpak van het spoor twee beleid. Deze bovengenoemde punten hebben volgens mij te maken met onderlinge communicatie en het afstemmen van de wederzijdse verwachtingen op elkaar: Mijns inziens is het dan ook belangrijk om te bekijken of deze communicatie verbeterd kan worden. Een voorstel zou kunnen zijn om voorafgaande aan een traject, *alle partijen voorlichting te geven over: - de relatie is tussen arbodienst, UWV en reïntegratiebedrijf (procesgang) - de rol en verantwoordelijkheid van de betrokkene partijen hierin * te bespreken op welke manier men wil communiceren (brieven, gesprekken), en hoe vaak, hoe dit efficiënter kan (maatwerk) Een ander verbeterpunt is meer aandacht te geven aan de persoonlijke mogelijkheden
van
de
betrokken
werknemer
(maatwerk)
en
aan
lichten
over
scholingsmogelijkheden. Ook
een
aandachtspunt
is
om
nieuwe
werkgevers
in
te
budgetmogelijkheden om op die manier de drempel van het aannemen van een arbeidsgehandicapte werknemer te verkleinen. Er is op de site van de UWV en site van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informatie te vinden over de wederzijdse verantwoordelijkheden, informatie over zoeken van werk bij een andere werkgever, scholing- en
46
subsidiemogelijkheden.
4,5; 14-22
Werknemers en werkgevers zouden naar deze sites
verwezen kunnen worden. Verder behoeft het uitbreiden van het sector externe netwerk en het aanscherpen van het ouderlingen beleid aandacht.
Raakvlakken met de gevonden literatuur: In
het
onderzoeksrapport
van
MKB-
Nederland
worden
ook
een
aantal
aanbevelingen gedaan. 1. Zo wordt geadviseerd dat de overheid een ondersteunende rol vervult in sectoroverstijgende regionale samenwerkingsverbanden. 2. Verder is MKB-Nederland van mening dat de wet- en regelgeving ten aanzien van de reïntegratie aangepast dient te worden zodat het financiële risico van werkgevers
in
het
MKB
afneemt
bij
het
aannemen
van
een
arbeidsgehandicapte werknemer: zo kunnen subsidie – instrumenten zoals loondispensatie of loonsuppletie (opnieuw) worden ingevoerd. Een ander voorstel is om de duur waarin de no- riskpolis en premiekorting geldt, moet worden verlengd. In het rapport wordt tenslotte ook gepleit voor een verbreding
van
het
huidige
reïntegratie
instrumentarium
waarmee
onvoorziene kosten kunnen worden vergoed. 3. In het rapport wordt aangegeven dat MKB- Nederland het erg belangrijk vindt dat UWV de effectiviteit en kwaliteit van de dienstverlening ten aanzien van de werkgevers van het MKB verbetert door meer maatwerk te bieden. 4. MKB- Nederland vindt dat bedrijfsartsen en arbo-diensten hun werknemers en werkgevers zo snel mogelijk duidelijkheid dienen te verschaffen over beperkingen en mogelijkheden zoals tijdig spoor twee te adviseren. 5. Brancheorganisaties
kunnen
regionale
sectoroverstijgende
samenwerkingsverbanden of bestaande netwerken benutten in het kader van de reïntegratie langs het derde spoor.
47
5 Literatuur 1.
Jehoel-Gijsbers . Beter aan het werk. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkhervatting.SCP/CBS/TNO Kwaliteit van Leven, Den Haag, september 2007.
2.
Raad Voor Werk en Inkomen. 'Mislukt re-integratietraject mag geen eindstation
3.
zijn' e- magazine nummer 25, 18 oktober 2007.
Trommel WA, Lantink AJ, Svensson JS. Innovatie voor arbeidsreïntegratie. Waartoe leidt het tweede spoor? Universiteit Twente, Faculteit Bedrijf, Bestuur en
Technologie in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen. April
2005. 4.
www.uwv.nl: wat komt er kijken bij reïntegratie: rechten en plichten
5.
www.uwv.nl gebruiken
particulieren:
Brochures.
Ik
kan
wel
wat
ondersteuning
bij het (zoeken naar) werk voorzieningen en vergoedingen die u
kunt krijgen van UWV als u een ziekte of handicap heeft. 6.
Vullings
B.
Projectrapportage
Eerder
reïntegreren
naar
een
andere
werkgever”in de agrarische sector. STIGAS Oktober 2004. 7.
Offringa M. ed al. Inleiding in de evidence- based medicine. Klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal, tweede herziene druk. Bohn Stafleu Van
loghum 2003. Hoofdstuk 4. Kritisch beoordelen van een artikel blz. 31-
33. 8.
Eindrapport, drs. C. van Horssen, drs. E. van Doorn, Amsterdam, januari 2007, Regioplan, publicatie nr. 1452, Onderzoek uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van de Stichting van de Arbeid. Onderzoek naar de reïntegratie van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn.
9.
Van
Horssen
C,
de
Niet
M.C.M.
Voldoende,
nog
niet
afdoende.
Tevredenheidscijfers clienten en opdrachtgevers over reïntegratiebedrijven. Onderzoek uitgevoerd door Regioplan . Beleidsonderzoek in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen. 13 juni 10.
2005.
Tijdspaden van reintegratie. Korte en lange termijngevolgen van de reïnegratiebegeleiding van
arbeidsgehandicapten. Mw. Drs. J. Vijgen,
dhr. Drs. J.M.M. Raadschelders, mw. Drs. B.M.C. Rijckerberg. V06/01, januari 2006 Inspectie Werk en Inkomen.
48
11.
Koninklijke Vereniging MKB-Nederland, Beleid, Onderzoek en Communicatie, Delft 19 mei 2006. Reïntegratie in het MKB. De (on-)mogelijkheden voor herplaatsing van (voormalig) gedeeltelijk arbeidsgehandicapte werknemers in het MKB.
12.
Epidemiologisch onderzoek. Opzet en interpretatie. Tweede herziene druk Bouter en van Dongen; Bohn Stafleu van Loghum 1991.
13.
Buijs A. Statistiek om mee te werken, Uitgeverij: EPN, zesde druk, derde oplage, 1999, Hoofdstuk 10: De chi-
kwadraatverdeling en Hoofdstuk 11,
Verschiltoetsen. 14.
www.uwv.nl. Particulieren. Brochures. Een extra reden om mij aan te nemen. De voordelen voor uw toekomstige werkgever als u een WAO-, WAZ- of WAJONG- uitkering heeft of heeft gehad.
15.
www.uwv.nl. Particulieren. Brochures. Ik wil zelf regelen hoe ik weer zo snel mogelijk aan het werk kom. Subsidie voor begeleiding als u niet meer bij uw werkgever aan het werk kunt.
16.
www.uwv.nl. Werkgevers. Brochures. Mijn werknemer is ziek of gehandicapt geworden. Subsidies en regelingen als uw werknemer beperkingen heeft.
17.
www.uwv.nl. Werkgevers. Brochures. Ik neem een werknemer met ziekte of handicap in dienst. Voordelen van een in dienst nemen van deze werknemer.
18.
www.uwv.nl. Zakelijk. Brochure. Scholing.
19.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Re- Integratie. Informatie voor werknemers.
20.
Ministerie
van
Sociale
Zaken
en
Werkgelegenheid.
Re-
Integratie.
Instrumenten en voorzieningen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten . 21.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Re- Integratie van een gedeeltelijk arbeidsgeschikte: informatie voor werkgevers.
22.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Scholing. Informatie voor werkgevers en informatie voor werknemers.
49
6 Bijlagen 6.1 Bijlage 1: Vragenlijst werknemers A. Vragen over wat voorafging aan het reïntegratietraject 1. Volgens onze registratie heeft u als (toenmalig) werknemer bij bedrijf…………………………………… na een periode van ziekte, deelgenomen aan een reïntegratietraject voor werkhervatting. Klopt dat? Ja Nee (einde vragenlijst) Weet niet (einde vragenlijst)
in
2004
2. Wat voor functie had u binnen uw bedrijf voorafgaand aan de ziekte? ……………………………………………………………………………………….. 3. In wat voor soort contract werkte u voordat u ziek werd? Vast/ Tijdelijk Fulltime/Parttime Uitzendbaan ja/nee Detachering ja/ nee Anders, namelijk…………… 4. Was het naar uw mening mogelijk geweest om het werk aan te passen zodat u kon blijven werken in uw eigen functie? (aanpassen van de werkduur, hulpmiddelen, inrichting werkplek) Ja, door ……………………………………………………………………………………….. Nee, omdat……………………………………………………………………………………. Weet niet 5.Heeft de reïntegratieadviseur zijn advies opgesteld in overleg met u? Ja Nee Weet niet 6. Was u het eens met dit advies? Ja Nee, omdat……………………………………………………………………………… Weet niet . 7. Wat waren uw eigen verwachtingen ten aanzien van uw werkhervattingmogelijkheden? In uw eigen functie………………………………………………………………...…. In een andere (evt. aangepaste) functie binnen het bedrijf…………………………………. Bij een andere werkgever……………………………………………………………………. Anders, nl. Weet niet (ga door naar vraag 15) 50
8. Waarom verwachtte u dat? …………………………………………………………………………………………….……. 9. Zijn uw verwachtingen uitgekomen? Ja Nee, omdat…………………………………………………………………………………… Weet niet 10. Waarom is besloten om het spoor2-reïntegratietraject (ander werk/andere werkgever) te starten? ………………………………………………………………………………………. 11. Wat is uw tevredenheid ten aanzien van de begeleiding van deskundigen gedurende uw ziekte? Bedrijfsarts (mening schaal 1 tot 10), toelichting…………………………… Consulent (mening schaal 1 tot 10), toelichting……………………………… Reïntegratiebemiddelaar (mening schaal 1 tot 10), toelichting………………………… huisarts (mening schaal 1 tot 10), toelichting……………………………… Anders, n.l………… (mening schaal 1 tot 10), toelichting……………………………… 12. Van wie in het reïntegratieproces of in de begeleiding heeft u de meeste steun ontvangen tijdens uw ziekte en gedurende het reïntegratietraject? …………………………………………………………………………………….. 13. Hoe tevreden was u over de inzet van de werkgever gedurende uw ziekte? (mening schaal 1 tot 10), toelichting……………………………………………………… 14. Welke informatiebehoefte had u vooral (bijv. info over wet- en regelgeving, over de mogelijkheden van werkplekaanpassing, over mogelijke acties werkgever, over mogelijkheden om bij uw werkgever in dienst te blijven)? ………………………………………………………………………………………………. B. Vragen over het reïntegratietraject 15. Wat voor activiteiten zijn ondernomen om u weer aan het werk te helpen? 16. Hoe beoordeelt u de volgende aspecten van het traject: Duur van het traject……………………………………………………………………….. Plaatsingsresultaat………………………………………………………………………… Inhoud van het traject…………………………………………………………………….. 17. Heeft u het gehele reïntegratietraject doorlopen? Ja Nee, tussentijds uitgevallen, omdat……………………………………………………… Weet niet 18. Bent u tijdens of na het reïntegratietraject weer (gedeeltelijk) aan het werk gegaan?
51
Ja, tijdens het traject Ja, na afloop van het traject Nee, omdat……………………………………………………….(ga door naar vraag 34) Anders, namelijk…………………………………………………………………………. 19. Bent u tijdens of na het reïntegratietraject in een ander beroep en/of andere functie gaan werken dan voor de ziekteperiode? Ja, ander beroep/functie, namelijk………………………………………………………….. Nee, zelfde beroep/functie Weet niet 20. In wat voor soort contract bent u tijdens of na het reïntegratietraject gaan werken? Vast / Tijdelijk Fulltime / Parttime Uitzendbaan ja / nee Detachering ja / nee Anders, namelijk……………………………………………………………………. 21. Welke zaken/activiteiten in het reïntegratieproces hebben naar uw mening het meeste bijgedragen aan uw werkhervatting? ………………………………………………………………………………………… 22. Heeft naar uw mening het reïntegratietraject voor u geleid tot een snellere werkhervatting dan zonder het traject waarschijnlijk het geval zou zijn geweest? Ja, omdat…………………………………………………………………………………… Nee, omdat…………………………………………………………………………………. Weet niet 23. Wat zou u zelf aan verbeteringen willen adviseren in het hele begeleidingsproces gedurende ziekte en op weg naar werk? …………………………………………………………………………………………. 24. Hoe beoordeelt u de volgende aspecten van het traject en licht dit toe, Duur van het traject ……………………………………………………………………. plaatsingsresultaat en ……………………………………………………………….. inhoud van het traject…………………………………………………………………….. 25. Welke drie factoren zijn volgens u de belangrijkste om een spoor2- traject (reïntegratie naar ander werk) naar tevredenheid af te ronden? 1.……………………………………………………………………………………………… … 2.……………………………………………………………………………………………… 3.……………………………………………………………………………………………… Einde vragenlijst. Stelt u prijs op het ontvangen van een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek?
52
6.2 Bijlage 2: Vragenlijst werkgevers A. Vragen over wat voorafging aan het reïntegratietraject 2. Volgens onze registratie heeft …………………(naam werknemer), (toenmalig) werknemer bij uw bedrijf, na een periode van ziekte, in 2004 deelgenomen aan een reïntegratietraject voor werkhervatting. Klopt dat? Ja Nee (einde vragenlijst) Weet niet (einde vragenlijst) 2. Wat voor functie had de werknemer binnen uw bedrijf voorafgaand aan de ziekte? ……………………………………………………………………………………………… 5. Zijn er in het beginstadium van de ziekte aanpassingen gedaan aan het werk zodat de werknemer aan de slag kon blijven? (aanpassingen werktijden, ergonomische aanpassingen, aanschaf hulpmiddelen, e.d.) Ja, namelijk………………………………………………………………………………….. Nee, omdat………………………………………………………………………………….. Weet niet 8. Hoe luidde het advies van de reïntegratieadviseur? 9. Heeft de reïntegratieadviseur zijn advies opgesteld in overleg met u? Ja Nee, omdat…………………………………………………………………………….. Weet niet 10. Was u het eens met dit advies? Ja, omdat……………………………………………………………………………… Nee, omdat……………………………………………………………………………. Weet niet 11. Wat waren uw eigen verwachtingen ten aanzien van de werkhervattingmogelijkheden van uw werknemer? In zijn/haar eigen functie………………………………………………………………...…. In een andere (evt. aangepaste) functie binnen uw bedrijf…………………………………. Bij een andere werkgever………………………………………………… Anders, nl……………………………………………………………….. Weet niet …………………………………………………………… 12. Waarom verwachtte u dat? …………………………………………………………………………………………….. 13. Zijn uw verwachtingen uitgekomen? Ja, want…………………………………………………………………………………….. Nee, omdat…………………………………………………………………………………. Weet niet
53
14. Waarom is besloten om het spoor2-reïntegratietraject (ander werk bij andere werkgever) te starten? 15. Wat is uw tevredenheid ten aanzien van de begeleiding van deskundigen gedurende de ziekte van uw werknemer? Bedrijfsarts Mening (schaal 1 tot 10), toelichting…… Arboconsulent Mening (schaal 1 tot 10), toelichting……… Reïntegratiebemiddelaar Mening (schaal 1 tot 10), toelichting………………… Anders, nl………… Mening (schaal 1 tot 10), toelichting……………… 16. Van wie in het reïntegratieproces of in de begeleiding heeft u de meeste steun ontvangen tijdens de ziekte van uw werknemer en gedurende het reïntegratietraject? …………………………………………………………………………………….. 17. Welke informatiebehoefte had u vooral? (bijv. info over wet- en regelgeving, over de mogelijkheden van werkplekaanpassing, over mogelijke acties werkgever, over mogelijkheden om de werknemer in dienst te houden, over het verloop van de ziekte van uw werknemer)? ……………………………………………………………………………………………..
B. Vragen over het reïntegratietraject 18.Welke zaken/ activiteiten in het reïntegratieproces hebben naar uw mening het meeste bijgedragen tot de werkhervatting? 19.Heeft naar uw mening het reïntegratietraject geleid tot een snellere werkhervatting van uw werknerm dan zonder het traject waarschijnlijk het geval zou zijn geweest? 20. Wat zou u zelf aan verbeteringen willen adviseren in het hele begeleidingsproces gedurende ziekte en op weg naar werk? …………………………………………………………………………………………. 21. Welke drie factoren zijn volgens u de belangrijkste om een spoor2- traject (reïntegratie naar ander werk) naar tevredenheid af te ronden? 1.……………………………………………………………………………………………… … 2.……………………………………………………………………………………………… … 3.……………………………………………………………………………………………… … Einde vragenlijst. Stelt u prijs op het ontvangen van een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek?
54
6.3 Bijlage 3: Vragenlijst deskundigen (de reïntegratiebemiddelaars hebben de vragen over de ziekteperiode niet gehad) A. Vragen over wat voorafging aan het reïntegratietraject 1. Volgens onze registratie bent u als deskundige betrokken geweest bij het ziektegeval van ……………………………………………………………….. (toenmalig) werknemer bij bedrijf……………………………………, die na een periode van ziekte, in 2004 deelgenomen heeft aan een 2e spoor- reïntegratietraject voor werkhervatting. Klopt dat? Ja Nee (einde vragenlijst) Weet niet (einde vragenlijst) 2. Wat is uw functie/deskundigheid? Bedrijfsarts Consulent Reïntegratiebemiddelaar Anders………………………………………………………………………………
3. Wat was uw mening over de samenwerking tussen u en andere deskundigen bij het opstellen van het reïntegratieadvies? Deskundigen A………………………….. B………………………….. C………………………….. D…………………………..
Mening / toelichting ……………………………………………………. ……………………………………………………. …………………………………………………….. ……………………………………………………..
Geen samenwerking Weet niet 4. Hoe tevreden was u over de samenwerking met de betrokken werknemer?
5. Waren er naar uw mening nog mogelijkheden geweest bij de eigen werkgever die niet benut zijn? Waren er wel, namelijk………………………. maar niet benut omdat…………….. Waren er niet, omdat…………………………………………………………………. Weet niet 6. Wat was uw mening over het inzetten van het 2e spoor-traject in dit ziektegeval? ………………………………………………………………………………………….
55
7. Welke drie factoren zijn volgens u de belangrijkste om een spoor2- traject (reïntegratie naar ander werk) naar tevredenheid af te ronden? …………………………………………………………………………………………………. 8. Bent u van mening dat de inzet van het 2e spoortraject heeft geleid tot een snellere werkhervatting van de werknemer dan wanneer het traject niet zou hebben plaatsgevonden? Ja, omdat…………………………………………………………………………………….. Nee, omdat………………………………………………………………………………….. Weet niet Anders, namelijk…………………………………………………………………………….
Einde vragenlijst. Stelt u prijs op het ontvangen van een samenvatting van de resultaten van dit onderzoek?
56
6.4 Bijlage 4: Aankondigingbrief werknemer mw. EJM Kramer-van den Homberg Kampstraat 16 5943 AS Lomm behandeld door
doorkiesnummer
ons kenmerk
A.L. van der Zwan
030-669 37 08
Enq13-09-2006
onderwerp
datum
Enquête
13 september 2006
Geachte mevrouw Kramer-van den Homberg,
In de afgelopen periode bent u, geholpen door adviseurs, druk bezig geweest om een nieuwe werkgever te vinden. Uw agrarische verzekeraar SAZAS heeft dit mede gefinancierd. SAZAS wil dan ook graag weten wat uw ervaringen zijn geweest bij het zoeken van nieuw werk. Met die informatie kan SAZAS de trajecten verder verbeteren. Ook adviezen van uw kant zijn van harte welkom. Kortom de vraag is: wat gaat er goed en wat kan beter? SAZAS heeft aan STIGAS gevraagd om deze vraag voor haar te beantwoorden. Voor dit onderzoek benadert STIGAS daarom agrarische werknemers die in 2004 een nieuwe werkkring gingen zoeken. U behoorde tot deze groep. In de periode van 18 september tot 1 november 2006 wordt u gebeld door STIGAS. Wij vragen u om aan deze enquête mee te doen. Dit telefonische gesprek zal ongeveer 15 minuten duren. STIGAS verwerkt alle gegevens anoniem. Uw antwoorden worden verwerkt op groepsniveau en u zult dus niet herkenbaar zijn. Als u interesse heeft, kunt u de bevindingen van het onderzoek na afloop toegezonden krijgen. Wij hopen dat u STIGAS te woord wilt staan. Alvast onze hartelijke dank daarvoor.
Met vriendelijke groet,
STIGAS
M.M.M. Creemers Manager STIGAS
57
6.5 Bijlage 5: Aankondiging werkgever Griekspoor Gebr. Haarlemmermeer BV Postbus 191 2150 AD Nieuw Vennep behandeld door A.L. van der Zwan onderwerp Enquête
doorkiesnummer 030-669 37 08 datum 13 september 2006
ons kenmerk Enq13-09-2006
Geachte werkgever, In de afgelopen periode heeft een oud-medewerker van u gewerkt aan zijn of haar terugkeer in het arbeidsproces bij een nieuwe werkgever, het zogenaamde reïntegratietraject. Dat proces is onderdeel geweest van een vernieuwde aanpak van SAZAS Uw verzekeraar SAZAS heeft deze aanpak mede betaald en wil dan ook graag weten wat uw ervaringen zijn. Met die informatie kan SAZAS de trajecten verder verbeteren. Ook adviezen van uw kant zijn van harte welkom. Kortom de vraag is: wat gaat er goed en wat kan beter? Het is daarbij uitsluitend de bedoeling om een algemeen inzicht in ervaringen te krijgen. SAZAS heeft aan STIGAS gevraagd om deze vraag voor haar te beantwoorden. Voor dit onderzoek heeft STIGAS een groep werkgevers geselecteerd die in 2004 ervaringen hebben gehad met een reïntegratietraject. U behoort ook tot deze groep. In de periode van 18 september tot 1 november 2006 wordt u gebeld door een medewerker van STIGAS. Deze zal u een aantal vragen willen stellen die te maken hebben met uw ervaringen met het reïntegratietraject. Wij vragen u om aan deze enquête mee te doen. Dit zal ongeveer 15 minuten duren. STIGAS verwerkt alle gegevens anoniem. Uw antwoorden of uw situatie zijn dus niet herkenbaar. U kunt de gegevens van het totale onderzoek na afloop toegezonden krijgen. Tijdens het interview zal dat aan u gevraagd worden. Wij hopen dat u mee wilt werken aan het onderzoek. Alvast onze hartelijke dank daarvoor.
Met vriendelijke groet, STIGAS
M.M.M. Creemers Manager STIGAS
58
6.6 Bijlage 6: Beschrijving gehanteerde toetsen 1. Verschiltoets gemiddelden bij twee onafhankelijke steekproeven met onbekende populatievarianties
Hypotheses: H0: μwerk = μgeen werk H1: μwerk ≠ μgeen werk
n = omvang steekproef
Schatten varianties: s²werk = ∑ (Xwerk – Xgemiddeldwerk)² n-1 s²geen werk = ∑ (Xgeen werk – Xgemiddeldgeen werk)² n-1
Als de geschatte varianties niet teveel verschillen (vuistregel: minder dan factor 4) dan mag de pooled variance worden gehanteerd voor het berekenen van de standaarddeviatie van de verschilvariabele. Dit is bij de variabele leeftijd gebeurd.
s²p = (nwerk – 1) s²werk +(ngeen werk – 1) s²geen werk nwerk – 1+ ngeen werk – 1
Vervolgens wordt de toets uitgevoerd, met: Var (Xgemiddeldwerk) = δ² nwerk Var (Xgemiddeldgeen werk) = δ² ngeenwerk Waar δ² = s²p Aantal vrijheidsgraden: (nwerk + ngeenwerk) – 2
59
Verschilvariabele: v = Xgemiddeldwerk – Xgemiddeldgeen werk E (v) = 0 (vanwege de 0-hypothese). Var (v) = var(Xgemiddeldwerk) + var(Xgemiddeldgeen werk) α= 0,05, de toetsing is tweezijdig. t-tabel. De varianties van bedrijfsgrootte verschilden teveel om de pooled variance te gebruiken. Daarom is voor de berekening van de standaarddeviatie van de verschilvariabele de volgende formule gebruikt: Sv = √ (s²werk + s²geen werk) Nwerk
ngeenwerk
Aantal vrijheidsgraden = minimum(nwerk, ngeen werk) -1
De rest van de toets is hetzelfde uitgevoerd als hierboven weergegeven. Data: Leeftijd
Leeftijd niet-
Bedrijfsgrootte
Bedrijfsgrootte niet-
Werkvinders
werkvinders
werkvinders
werkvinders
23 27 32 33 36 37 41 41 42 42 43 44 45 47 48 49 49 49 50 50 51 53 53 54 58 62
34 39 40 41 44 46 48 49 51 54 55 56 56 56 56 57 58
2 3 3 4 4 5 6 6 7 7 7 8 9 11 11 11 13 15 21 21 28 31 47 121 137 173
2 2 5 5 5 6 7 9 9 10 12 15 18 76 76 320 934
60
Uitkomsten: Gemiddelde leeftijd: Z=(x│x <-5,4 of x >+5,4). Het waargenomen verschil v=49-45=4 en valt dus binnen de grenswaarden. Gemiddelde bedrijfsgrootte: Z=(x│x <-120,2 of x >+120,2). Het waargenomen verschil v=89-27=62 en valt dus binnen de grenswaarden.
2. Chi-kwadraattoets Deze
toets
is
gebruikt
om
de
onafhankelijkheid
te
toetsen
tussen
de
frequentieverdeling van werk/geenwerk en de variabelen geslacht (2 categorieën) en herstel (2 categorieën). De verwachte frequentie is berekend door de fractie werkvinders en de fractie mannen, respectievelijk herstelden met elkaar te vermenigvuldigen. Vervolgens is de geobserveerde verdeling vergeleken met de verwachte verdeling met de volgende formule: א² = ∑ (Oi – Ei)² Ei Aantal vrijheidsgraden= (Catwerk - 1) * (Catgeen werk -1) (Cat = aantal categorieën) α= 0,05
Frequenties Geslacht en Herstel Geslacht werkvinders
Geslacht niet-werkvinders
Mannen
16
Mannen
Vrouwen
10
Vrouwen
10 7
Herstel werkvinders
Herstel niet-werkvinders
Hersteld
11
Hersteld
6
Niet hersteld
15
Niet hersteld
11
Uitkomsten: Geslacht: א² = 0,4 , grenswaarde א² = 3,84, geen significante afhankelijkheid Herstel: א² = 0,4 , grenswaarde א² = 3,84, geen significante afhankelijkheid.
61