KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID AFDELING STRAFRECHT, STRAFVORDERING EN CRIMINOLOGIE HOOVERPLEIN 10 B-3000 LEUVEN
Afstemming tussen politie, parket en de hulpverleningssector in ‘crisissituaties’ (provincie Vlaams-Brabant)
Onderzoekers: Ellen Van Dael Tinneke Van Camp Promotor:
Prof. dr. Johan Goethals
Juli 2004 Onderzoek in opdracht van het Centrum Algemeen Welzijnswerk Leuven
Onderzoek naar de nood aan een betere afstemming tussen politie, parket en de hulpverleningssector m.b.t. opvang en advies in ‘crisissituaties’ (provincie Vlaams-Brabant)
Katholieke Universiteit Leuven Faculteit Rechtsgeleerdheid Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie Hooverplein 10 B-3000 Leuven Tel. 016-32.53.00 Fax 016-32.54.63 © Ellen Van Dael, 2004.
Voorwoord
In dit rapport wordt verslag uitgebracht van een onderzoek dat een bepaald facet van de relatie tussen politiediensten, parket en hulpverlening in kaart heeft gebracht. ‘Politiediensten en parket doen vaak tevergeefs beroep op de hulpverlening wanneer zij geconfronteerd worden met concrete situaties waarbij externe hulp moet ingeroepen worden’, zo luidt een (vermeende) klacht geformuleerd door politiediensten en politie. ‘Hulpverleningsdiensten zijn niet bereikbaar wanneer wij ze nodig hebben, opvangcentra hebben geen plaats wanneer wij hen om opname van een dakloze verzoeken, of hulpverleningdiensten hanteren zwarte lijsten, die bepalen wie mag opgevangen worden en wie wordt afgewezen’. Geconfronteerd met dit soort klachten droeg het Centrum Algemeen Welzijnswerk Leuven de K.U.Leuven op om op wetenschappelijke wijze te onderzoeken wat de juiste omvang is van het geschetste probleem. Dit onderzoek werd uitgevoerd door Ellen Van Dael en Tinneke Van Camp onder leiding van professor Johan Goethals van de afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie van de K.U.Leuven, en gefinancierd door het Vlaamse Ministerie van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en de provincie VlaamsBrabant. Aan dit onderzoek hebben heel wat personen en diensten meegewerkt. Om het geschetste probleem in kaart te brengen werden alle lokale politiekorpsen van de provincie Vlaams-Brabant gevraagd gedurende meerdere maanden mee te werken aan een soort crisissituatie-inventaris. Op twee na gingen alle korpsen, sommige erg enthousiast, in op onze vraag. Om medewerking werd ook verzocht van een aantal federale politiediensten zoals de spoorwegpolitie, de luchthavenpolitie en de verkeerspolitiediensten, van de parketten van Brussel en Leuven, en van de vijf CAW’s op het grondgebied van de provincie. Alle gingen in op onze vraag om te registreren, of indien dit onmogelijk was of overbodig, via interviews met bevoorrechte getuigen, een antwoord te geven op onze vragen. Wij zijn hen alle veel dankbaarheid verschuldigd. Een speciaal woord van dank richten we aan de leden van de begeleidingscommissie, en meer specifiek aan de vertegenwoordigers van de provincie Vlaams-Brabant, het Vlaamse Ministerie van Welzijn, en het CAW, die dit onderzoek mee hebben gestuurd, en aan meerdere politieambtenaren die ons erg hebben gesteund in onze zoektocht naar een adequaat registratie-instrument, en in het leggen van contacten met politiediensten. Een woord van dank richten we eveneens aan alle leden van politie, parket en hulpverlening die op onze vraag naar participatie aan de rondetafelgesprekken zijn ingegaan. Met de bevindingen uit dit onderzoek is het laatste woord uiteraard niet gezegd. Wij hopen dat onze bevindingen een aanzet mogen vormen voor verder overleg tussen politie, parket en hulpverlening, en aan de basis kunnen liggen voor een dynamische samenwerking.
Leuven, 2 juli 2004
1
Inhoudsopgave V OORWOORD .............................................................................................................. 1
I NLEIDING ................................................................................................................... 6 1.
Bereikbaarheid van de hulpverlening als probleem? ................................................ 6
2.
De onderzoekvraag ................................................................................................... 6
3.
Het verloop van het onderzoek ................................................................................. 7
H OOFDSTUK 1: T ERREINVERKENNING ........................................................................... 9 1.
Interviews met bevoorrechte getuigen ...................................................................... 9
2.
Literatuurstudie ...................................................................................................... 12
H OOFDSTUK 2: D ATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE .......................................... 14 1.
Inleiding .................................................................................................................. 14
2.
Gerechtelijk arrondissement Leuven (12 politiezones) .......................................... 16
2.1
De keuze voor een methode van dataverzameling .........................................................................16 2.1.1 Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën .................................................................................17 2.1.2
2.2
Dataverzameling via een apart registratieformulier.............................................................20
Dataverzameling en -verwerking ....................................................................................................22 2.2.1 Politiezone Leuven ............................................................................................................22 2.2.1.1 Methode van dataverzameling..............................................................................22 2.2.1.2 Dataverwerking.....................................................................................................23 2.2.2
2.2.3
2.2.4
2.2.5
2.2.6
2.2.7
Politiezone Bekkevoort / Geetbets / Glabbeek / Kortenaken / Tielt-Winge (‘Hageland’).....42 2.2.2.1 Methode van dataverzameling..............................................................................42 2.2.2.2 Dataverwerking.....................................................................................................43 Politiezone Landen / Linter / Zoutleeuw ............................................................................46 2.2.3.1 Methode van dataverzameling..............................................................................46 2.2.3.2 Dataverwerking.....................................................................................................46 Politiezone Bierbeek / Boutersem / Holsbeek / Lubbeek (‘Lubbeek‘) ................................51 2.2.4.1 Methode van dataverzameling..............................................................................51 2.2.4.2 Dataverwerking.....................................................................................................51 Politiezone Hoegaarden / Tienen ......................................................................................54 2.2.5.1 Methode van dataverzameling..............................................................................54 2.2.5.2 Dataverwerking.....................................................................................................54 Politiezone Herent / Kortenberg (‘HerKo’) .........................................................................58 2.2.6.1 Methode van dataverzameling..............................................................................58 2.2.6.2 Dataverwerking.....................................................................................................58 Politiezone Aarschot .........................................................................................................61 2.2.7.1 Methode van dataverzameling..............................................................................61
2
2.2.8
2.2.7.2 Dataverwerking.....................................................................................................61 Politiezone Boortmeerbeek / Haacht / Keerbergen (‘Haacht’) ...........................................65 2.2.8.1 Methode van dataverzameling..............................................................................65 2.2.8.2 Dataverwerking.....................................................................................................65
2.2.9
Politiezone Diest / Scherpenheuvel-Zichem (‘Demerdal-DSZ’) .........................................67 2.2.9.1 Methode van dataverzameling..............................................................................67 2.2.9.2 Dataverwerking.....................................................................................................67 2.2.10 Politiezone Bertem / Huldenberg / Oud-Heverlee (‘Dijleland’) ...........................................72 2.2.10.1 Methode van dataverzameling..............................................................................72 2.2.10.2 Dataverwerking.....................................................................................................72 2.2.11 Politiezone Tervuren ..........................................................................................................74 2.2.11.1 Methode van dataverzameling..............................................................................74 2.2.11.2 Dataverwerking.....................................................................................................74 2.2.12 Politiezone Begijnendijk / Rotselaar / Tremelo (‘BRT’).......................................................75 2.2.12.1 Methode van dataverzameling..............................................................................75 2.2.12.2 Dataverwerking.....................................................................................................75 2.3
Besluit.............................................................................................................................................77
3.
Gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde (15 politiezones) ............................. 79
3.1
De keuze voor een methode van dataverzameling .........................................................................79
3.2
Dataverzameling en -verwerking ....................................................................................................80 3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.4
3.2.5
3.2.6
3.2.7
3.2.8
Politiezone Zaventem .........................................................................................................80 3.2.1.1 Methode van dataverzameling..............................................................................80 3.2.1.2 Dataverwerking.....................................................................................................80 Politiezone Hoeilaart / Overijse...........................................................................................83 3.2.2.1 Methode van dataverzameling..............................................................................83 3.2.2.2 Dataverwerking.....................................................................................................83 Politiezone Drogenbos / Linkebeek / Sint-Genesius-Rode..................................................86 3.2.3.1 Methode van dataverzameling..............................................................................86 3.2.3.2 Dataverwerking.....................................................................................................86 Politiezone Beersel .............................................................................................................87 3.2.4.1 Methode van dataverzameling..............................................................................87 3.2.4.2 Dataverwerking.....................................................................................................87 Politiezone Bever / Galmaarden / Gooik / Herne / Lennik / Pepingen .................................89 3.2.5.1 Methode van dataverzameling..............................................................................89 3.2.5.2 Dataverwerking.....................................................................................................89 Politiezone Dilbeek .............................................................................................................93 3.2.6.1 Methode van dataverzameling..............................................................................93 3.2.6.2 Dataverwerking.....................................................................................................93 Politiezone Affligem / Liedekerke / Roosdaal / Ternat.........................................................95 3.2.7.1 Methode van dataverzameling..............................................................................95 3.2.7.2 Dataverwerking.....................................................................................................95 Politiezone Asse / Merchtem / Opwijk / Wemmel................................................................97 3.2.8.1 Methode van dataverzameling..............................................................................97 3.2.8.2 Dataverwerking.....................................................................................................97
3.2.9
Politiezone Grimbergen ......................................................................................................99 3.2.9.1 Methode van dataverzameling..............................................................................99 3.2.9.2 Dataverwerking.....................................................................................................99 3.2.10 Politiezone Vilvoorde / Machelen......................................................................................100 3.2.10.1 Methode van dataverzameling............................................................................100
3
3.2.10.2 Dataverwerking...................................................................................................100 3.2.11 Politiezone Kampenhout / Steenokkerzeel / Zemst...........................................................104 3.2.11.1 Methode van dataverzameling............................................................................104 3.2.11.2 Dataverwerking...................................................................................................104 3.2.12 Politiezone Halle...............................................................................................................105 3.2.12.1 Methode van dataverzameling ............................................................................105 3.2.12.2 Dataverwerking...................................................................................................105 3.2.13 Politiezone Sint-Pieters-Leeuw .........................................................................................108 3.2.13.1 Methode van dataverzameling............................................................................108 3.2.13.2 Dataverwerking...................................................................................................108 3.3
Besluit...........................................................................................................................................110
H OOFDSTUK 3: D ATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE .................................... 111 1.
Veiligheidsdetachement nationale luchthaven (VDNL).......................................... 112
1.1
Methode van dataverzameling......................................................................................................112
1.2
Dataverwerking.............................................................................................................................113 1.2.1 Totaal aantal interventies..................................................................................................113 1.2.2
Interventies waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie .........................113
2.
Verkeerspolitie ...................................................................................................... 116
2.1.
Methode van dataverzameling......................................................................................................116
2.2.
Dataverwerking.............................................................................................................................116 2.2.1 2.2.2
Situaties waarin nood aan ondersteuning door een externe instantie ...............................116 Problemen bij het beroep op de externe hulpverlening .....................................................118
3.
Spoorwegpolitie .................................................................................................... 118
3.1
Methode van dataverzameling......................................................................................................118
3.2
Dataverwerking.............................................................................................................................119 3.2.1 3.2.2
Situaties waarin nood aan externe hulpverlening..............................................................119 Problemen bij het beroep op de externe hulpverlening .....................................................120
H OOFDSTUK 4: D ATAVERZAMELING BIJ DE PARKETTEN .............................................. 122 1.
Het Leuvense parket ............................................................................................. 122
1.1
Methode van dataverzameling......................................................................................................122
1.2
Dataverwerking.............................................................................................................................123
2.
Het Brusselse parket ............................................................................................. 124
2.1
Methode van dataverzameling......................................................................................................124
2.2
Dataverwerking.............................................................................................................................124
2.3
Besluit...........................................................................................................................................126
H OOFDSTUK 5: DATAVERZAMELING BIJ DE CENTRA VOOR ALGEMEEN WELZIJNSWERK ( CAW ’ S ) .................................................................................................................. 127 1.
Methode van dataverzameling ............................................................................... 127 4
2.
Dataverwerking ..................................................................................................... 129
2.1.
CAW Leuven ................................................................................................................................129 2.1.1
2.1.2 2.1.3 2.2.
CAW Hageland .............................................................................................................................133 2.2.1
2.2.2 2.3.
Rechtstreekse contactnames............................................................................................137 Onrechtstreekse contactnames ........................................................................................138
Centrum voor Slachtofferhulp Groot-Eiland - CAW Archipel .........................................................138 2.6.1 Contactnames in het kader van antenneposten................................................................138 2.6.2 2.6.3
3.
Rechtstreekse contactnames............................................................................................136 Onrechtstreekse contactnames ........................................................................................137
CAW Zenne en Zoniën .................................................................................................................137 2.5.1 2.5.2
2.6.
Onrechtstreekse contactnames ........................................................................................135
CAW Vilvoorde .............................................................................................................................136 2.4.1 2.4.2
2.5.
Rechtstreekse contactnames............................................................................................133 2.2.1.1 Rechtstreekse contactnames- beantwoord.........................................................133 2.2.1.2 Rechtstreekse contactnames- niet beantwoord ..................................................134 2.2.1.3 Rechtstreekse contactnames- hulp afgebroken..................................................134 Onrechtstreekse contactnames ........................................................................................135
CAW Delta....................................................................................................................................135 2.3.1 Rechtstreekse contactnames............................................................................................135 2.3.2
2.4.
Rechtstreekse contactnames............................................................................................130 2.1.1.1 Rechtstreekse contactnames- beantwoord.........................................................130 2.1.1.2 Rechtstreekse contactnames- niet beantwoord ..................................................131 2.1.1.3 Rechtstreekse contactnames- hulp afgebroken..................................................132 Onrechtstreekse contactnames ........................................................................................132 Doorverwijsstrookje slachtofferhulp ..................................................................................133
Doorverwijsstrookje slachtofferhulp ..................................................................................139 Onrechtstreekse contactnames ........................................................................................139
Besluit ................................................................................................................... 140
B ESLUIT ................................................................................................................. 142
Bijlage 1: Veiligheidsdetachement nationale luchthaven (VDNL): registratieformulier m.b.t. de nood aan hulpverleningsondersteuning van buiten de nationale luchthaven .................................................................................................... 146 Bijlage 2: Parket Leuven: registratieformulier m.b.t. hulpverleningsondersteuning .... 147 Bijlage 3: CAW’s: registratieformulier .......................................................................... 148
5
INLEIDING
1.
B EREIKBAARHEID VAN DE HUL PVERLENING ALS PROBLEEM ?
Binnen de provincie Vlaams-Brabant worden door de politiediensten en het parket vragen gesteld met betrekking tot de bereikbaarheid van de hulpverleningssector in zogenaamde ‘crisissituaties’. Politie en parket signaleren dat ze geconfronteerd worden met probleemsituaties waarvoor ze buiten de werkuren en tijdens de weekends geen (of onvoldoende) beroep kunnen doen op de hulpverlening. Politiediensten zouden vaak lang moeten zoeken naar een (residentiële) noodopvang voor personen en situaties waarbij een dringende interventie aangewezen lijkt. De hulpverleningssector van haar kant wijst er op dat er niet altijd gebruik wordt gemaakt van het beschikbare hulpverleningsaanbod en dus stelt hij vragen bij deze (vermeende) nood. Vanuit bovenstaande vaststelling – dat zowel op het niveau van politie en parket als op het niveau van de hulpverlening de nood aan een betere afstemming wordt gesignaleerd – gaf het Centrum Algemeen Welzijnswerk Leuven in 2002 de opdracht om op wetenschappelijke wijze de juiste omvang van het geschetste probleem te onderzoeken (analyse van de hulpvraag). Nooit was immers op een objectieve en cijfermatige wijze bestudeerd welke de werkelijke noden zijn inzake een betere afstemming tussen politiediensten, het parket en de hulpverleningssector met betrekking tot opvang en advies in ‘crisissituaties’. Deze opdracht werd toevertrouwd aan de afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie van de K.U.Leuven.
2.
D E ONDERZOE KVRAAG
Het onderzoek heeft betrekking op de vraag naar de afstemming op het voorzieningenaanbod van de hulpvraag waarmee ordediensten en parket worden geconfronteerd. a.
In eerste orde dient het onderzoek te verduidelijken welke de hulpvragen zijn waarvoor politie en parket op de hulpverlening een beroep wensen te doen. Deze hulpvragen kunnen een erg breed terrein bestrijken, doch in het kader van dit onderzoek wordt gefocust op medische (bijv. verwondingen), psychologische (bijv. opvang van slachtoffers van een misdrijf of ongeval), materiële (bijv. aanbieden van een verblijfplaats na een ramp) en sociale hulpverlening. Op dit niveau dient het onderzoek duidelijk te maken welke en hoeveel situaties er zich voordoen, die door de ontoegankelijkheid of onbeschikbaarheid van de hulpverlening, voor de betrokken diensten als problematisch (crisissituatie) kunnen worden gedefinieerd.
b.
De onderzoeksvraag beantwoorden behelst evenwel meer dan een pure kwantificering van vraag en aanbod, met name een telling van het aantal probleemsituaties waarin door de politie of het parket (al dan niet met succes) op de hulpverleningssector beroep wordt gedaan. Problemen kunnen ook gerelateerd zijn aan onterechte verwachtingen die de beide partijen van elkaar hebben, aan de structuur van de aanbodzijde (vaak wordt bijv. gesignaleerd dat in bepaalde domeinen meerdere
6
INLEIDING
identieke diensten met een verschillende werking op het terrein actief zijn, wat de vraag doet rijzen naar een betere afstemming binnen de hulpverlening), en aan andere factoren. Ook dit dient in het onderzoek opgenomen te worden. c.
Hoewel de opdrachtgever in zijn oorspronkelijke probleemformulering focuste op probleemsituaties buiten de klassieke diensturen van de hulpverlening, lijkt het de onderzoekers om bovenstaande en onderzoeksrelevante redenen opportuun om de hulpvraag niet te beperken tot de problemen die zich tijdens de nachtelijke uren en weekendperiodes voordoen. Gebrek aan afstemming tussen vraag en aanbod kan zich eveneens voordoen tijdens de klassieke diensturen, en ervaringen tijdens deze diensturen kunnen een impact hebben op de periodes buiten deze uren, en andersom. De analyse van de hulpvragen niet beperken tot de geviseerde tijdsperiodes biedt dan ook betere garanties op een meer objectieve en meer valide meting van de betrokken problemen.
d.
In de oorspronkelijke probleemformulering stond ook de term ‘crisissituaties’ centraal. Doch omwille van de zeer uiteenlopende invulling die de betrokken actoren geven aan het begrip ‘crisissituaties’, lijkt het raadzaam om de scope van het onderzoek open te trekken naar ‘alle situaties op niveau van politie of parket die problematisch waren omdat politie of parket op dat ogenblik geen of onvoldoende beroep kon doen op de hulpverlening’.
e.
De onderzoeksvraag is in principe niet beperkt tot een bepaald landsgedeelte, doch omwille van de subsidiërende instanties (Vlaamse Gemeenschap en de provincie Vlaams-Brabant) werd de vraag onderzocht op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant, in concreto de arrondissementen Leuven en Halle-Vilvoorde.
3.
H ET VERLOOP V AN HET ONDERZ OEK
Het onderzoek liep van 1 oktober 2002 tot 31 december 2003, een periode van 14 maanden, en werd gefinancierd door de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke kansen en de provincie Vlaams-Brabant. In de eerste fase van het onderzoek (hoofdstuk 1) werd, bij wijze van terreinverkenning, een tiental interviews afgenomen met medewerkers van politie- en hulp(verlenings)diensten. Op basis van deze gesprekken kwam een preciezer beeld naar voor van de ondervonden moeilijkheden in ‘crisissituaties’. Er werden (op expliciete vraag van de onderzoekers) ook heel wat suggesties gedaan met betrekking tot de ontwikkeling van een meetinstrument waarvan gebruik werd gemaakt in de tweede fase van het onderzoek. In de tweede fase (hoofdstukken 2 tot 5) werden via kwantificerende en/of kwalitatieve onderzoeksmethoden gegevens met betrekking tot het aantal en de aard van de hulpvragen verzameld bij de lokale politiekorpsen van de arrondissementen Leuven en Halle-Vilvoorde, bij drie federale politiediensten, bij de parketten van Leuven en van Brussel en bij de Centra Algemeen Welzijnswerk van de provincie VlaamsBrabant. De ontwikkeling van een meetinstrument en de operationalisering ervan, gebeurde in overleg en in samenwerking met de begeleidingscommissie.1 In de derde en laatste fase werden de onderzoeksbevindingen en -resultaten teruggekoppeld naar de betrokken sectoren. Daartoe werden twee rondetafelgesprekken georganiseerd met een beperkt aantal personen van politie, parket en de hulpverlening. De onderzoeksresultaten werden er in een open sfeer 1
De begeleidingscommissie vergaderde tweemaal (op 21 februari en 20 maart 2003) en bestond uit de volgende leden: Dhr. Jean-Pierre BERGMANS (Federale Politie, CSD, Adj. DirCo); Dhr. Ivo CARMEN (Procureur des Konings, Leuven); Dhr. Paul DE GRYSE (Procureur des Konings, Brussel); Dhr. Wim D’HAESE (Politie Leuven, Jeugd en Sociale Dienst, Commissaris); Dhr. Bart LEMMENS (Vlaamse Gemeenschap, Beleidscel Samenleving en Criminaliteit); Dhr. Roland PACOLET (Korpschef politiezone Diest/Scherpenheuvel-Zichem); Dhr. Willy VAN NIEUWENHUYSEN (Provincie Vlaams-Brabant, Dienst Welzijn en Gezondheid); Mevr. Ann VRANCKX/Vanessa VANNIJVEL (Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg Vlaams-Brabant) en Mevr. Katrien WILLEMS (CAW Leuven, assistent-directeur).
7
INLEIDING
besproken en becommentarieerd. Daarnaast werden er voorstellen gedaan om de opvang, doorverwijzing en hulpverlening van hulpbehoevenden die met politie en/of parket in aanraking komen zo optimaal 2 mogelijk te laten verlopen. In het verlengde van de rondetafelgesprekken en als (voorlopig) sluitstuk van het onderzoek, organiseerde de provincie Vlaams-Brabant in samenwerking met de K.U.Leuven, het CAW Leuven en de Vlaamse Gemeenschap op 13 mei 2004 een ‘denkdag’. Het onderzoek werd er voorgesteld. Op basis van de bevindingen werden concrete aanzetten gegeven en initiatieven ontwikkeld teneinde bij te dragen tot een betere afstemming tussen politie, parket en de hulpverleningssector in ‘crisissituaties’.3
2 3
Het verslag van deze rondetafelgesprekken is niet opgenomen in dit rapport. Het verslagboek van deze denkdag kan opgevraagd worden bij de provincie Vlaams-Brabant.
8
HOOFDSTUK 1: TERREINVERKENNING
Een eerste fase van het onderzoek was erop gericht de probleembeschrijvingen vanwege politie- en hulp(verlenings)diensten met betrekking tot opvang en advies in ‘crisissituaties’ duidelijk(er) in kaart te brengen en te analyseren. Daartoe hebben we (1) gesprekken/interviews georganiseerd met een elftal betrokken actoren en (2) de literatuur terzake bekeken.
1.
I NT ERVIEWS MET BEVOORRECHTE GETUIGEN
De interviews met ‘de mensen op het terrein’ hadden tot doel om het veld te leren kennen en het inzicht in de probleembeschrijving te vergroten. Ze werden afgenomen in de periode van 14 november 2002 tot en met 23 januari 2003. De respondenten waren vertegenwoordigers van de federale en lokale politie, de sector Geestelijke Gezondheidszorg, de spoedafdeling van het U.Z. Gasthuisberg, het psychiatrisch ziekenhuis St.-Jozef in Kortenberg en het Centrum Algemeen Welzijnswerk Leuven.4 In de gesprekken werden telkens twee belangrijke items naar voor geschoven: Crisissituatie: definiëring en probleembeschrijving Analyse van de hulpvragen d.m.v. meting: mogelijke methodes van dataverzameling5 Deze twee vragen liepen als een rode draad doorheen de interviews. Vanuit de verschillende invalshoeken kregen de onderzoekers heel wat waardevolle informatie aangereikt, wat het mogelijk maakte de probleemstelling te verfijnen en reeds een eerste zicht te krijgen op de te verwachten moeilijkheidsgraad van een registratieproject in de tweede fase van het onderzoek. In wat volgt willen we enkel de grote lijnen van de interviews weergeven, voor zover ze betrekking hebben op de eerste vraag, nl. de definiëring en probleembeschrijving van 'crisissituaties’. De informatie, suggesties en bemerkingen met betrekking tot de meting (tweede vraag) worden hier niet afzonderlijk vermeld. Zij werden wel apart besproken met de begeleidingscommissie en zorgvuldig geanalyseerd en verwerkt bij de keuze voor een methode van dataverzameling.6
4
Dhr. Jean-Pierre BERGMANS (Federale Politie, Coördinatie- en Steundienst, hoofdcommissaris, bestuurlijk directeurcoördinator adjunct); Dhr. Dirk ALLAERTS (Federale Politie, Gerechtelijke Dienst, arrondissement Brussel, hoofdcommissaris); Dhr. Wim D’HAESE (Lokale politie Leuven, Jeugd en Sociale Dienst, commissaris); Dhr. Herman VERCOUTTER (Lokale politie, korpschef zone Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek); Dhr. Marc ARTOIS (Lokale politie, PZ Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek, commissaris/slachtoffercoördinator); Mevr. Ann VRANCKX (Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg Vlaams-Brabant); Dhr. Ludo DE LAET (Psychiater en psychotherapeut bij PassAnt vzw, Centrum Geestelijke Gezondheidszorg); Mevr.Dominique DE POURCQ (maatschappelijk assistent bij PassAnt vzw, Centrum Geestelijke Gezondheidszorg); Prof. dr. Paul IGODT (psychiater U.Z. Leuven); Prof. dr. Joseph PEUSKENS (General Director - Medical Director, Universitair Centrum St.- Jozef, Kortenberg) en Mevr. Katrien WILLEMS (CAW Leuven, assistent-directeur). 5 Er werden suggesties gevraagd over de wijze waarop een meting in de tweede fase van het onderzoek zo objectief en betrouwbaar mogelijk kon worden opgezet. (Hoe meting uitvoeren? Bij wie? Meting ’s nachts en/of overdag? Meting van alle hulpvragen of enkel crisissituaties?) 6 Cf. infra.
9
Hfst.1: TERREINVERKENNING
1. Het begrip crisis(situatie) Het blijkt bijzonder moeilijk om de inhoud en de betekenis van de begrippen ‘crisis’ en ‘crisissituatie’ op éénduidige wijze te beschrijven. Vanuit hun eigen invalshoek geven de verschillende sectoren (politie, parket, hulpverlening, medische sector) aan de begrippen vaak een specifieke invulling.7 Daarnaast blijken er ook binnen de sectoren zelf verschillende definities te circuleren. Uit de uiteenlopende begripsomschrijvingen komen alvast twee belangrijke variabelen naar voor die bepalend zijn voor de mate waarin een situatie als ‘crisissituatie’ gedefinieerd wordt. Er kan ten eerste een onderscheid gemaakt worden tussen: − een objectieve invulling van het gebeuren (afhankelijk van de omstandigheden gaat het al dan niet om een crisissituatie); − een subjectieve invulling van het gebeuren (afhankelijk van de persoon die ermee geconfronteerd wordt gaat het al dan niet om een crisissituatie); − een combinatie van een objectief én een subjectief aspect bij de invulling van het gebeuren (afhankelijk van de omstandigheden én van de persoon die ermee geconfronteerd wordt, gaat het al dan niet om een crisissituatie). Ten tweede is het perspectief van waaruit een crisissituatie gedefinieerd wordt een belangrijke factor: wie voelt zich in crisis? Een crisissituatie kan gedefinieerd worden enerzijds vanuit het perspectief van het slachtoffer; anderzijds vanuit het perspectief van de politie of de betrokken sector. Wat dus voor het slachtoffer een crisis is, is dat niet noodzakelijk voor de politie of voor de hulpverlener. 2. Bereikbaarheid van de hulpverlening als probleem? De meeste gesprekspartners (vooral de lokale politiediensten) ervaren wel degelijk een hiaat in het hulpverleningsaanbod na de werkuren en in de weekends (acuut probleem). Anderen stellen zich wat terughoudender op met betrekking tot deze problematiek. In elke situatie, zo wordt benadrukt, probeert men bij het zoeken naar een oplossing eerst een beroep te doen op de familie en vervolgens op het bestaande hulpverleningsaanbod. Dit aanbod blijkt niet altijd toereikend te zijn. De respondenten halen ter illustratie een aantal situaties aan waarin het hulpverleningsaanbod vaak onvoldoende afgestemd is op de vraag: − Zedenmisdrijven − Intrafamiliaal geweld − Geesteszieken − Jongeren die psychische problemen hebben en jongeren die agressieproblemen hebben ten gevolge van druggebruik − Kinderen die niets op hun kerfstok hebben − Gezinsdelicten − Hoede- en bezoekrecht − ‘Landlopers’ − Druggebruikers − Slachtoffers mensenhandel (grote groepen) 3. Crisisoplossing? Vooral de (lokale) politie is vragende partij voor de oprichting van een 24-uren meldpunt. Over de inhoud en concrete werking van dit meldpunt blijft echter onduidelijkheid bestaan.
7 Soms zijn daarbij grote accentverschillen waar te nemen, soms sluiten de definities ook nauw bij elkaar aan. Zo is één van de respondenten, een politieambtenaar, bijvoorbeeld geneigd een crisis te definiëren als ‘een situatie waarin onmiddellijke bijstand nodig is; een dringende, prioritaire oproep’. Criteria daarbij zijn: de zelfredzaamheid; het acute van situatie: de dreiging die ervan uitgaat; de vaststelling dat de wettelijke middelen opgebruikt zijn (bijv. om contactverbod te doen naleven). Een andere respondent, afkomstig uit de medische sector, beschrijft een crisissituatie (vrij gelijklopend) als: ‘elke situatie waarbij de normale opvangmogelijkheden niet volstaan’; ‘elke dringende hulpvraag die uitgaat van de behandelaar of de patiënt’. Criteria hierbij zijn de intensiteit waarmee de problemen zich aanbieden en de copingmechanismen van de persoon én van het systeem (omgeving en professionele hulpverlening). Een crisis bestaat dus niet alleen bij de persoon zelf, maar ook bij de familie, de hulpverlening en de politie. Het criterium is hier eigenlijk de ontreddering: de normale coping is ontredderd.
10
Hfst.1: TERREINVERKENNING
Andere gesprekspartners stellen zich eerder kritisch op ten aanzien van de idee van een permanent meldpunt en vragen zich af of (en hoe) het meldpunt de kwaliteit van de crisisopvang zal kunnen verbeteren. ‘Als er onvoldoende opvangmogelijkheden zijn, dan kan een meldpunt niet veel doen’. Belangrijke vragen/opmerkingen die terzake aan bod komen zijn: Waar moet je dit meldpunt installeren?; Hoe kan het continuïteit en plaats garanderen?; Het meldpunt moet beschouwd worden als een onderdeel van goede permanente opvang en doorstroming. Vanuit de politie wordt opgemerkt dat een 24-uren meldpunt een werkontlasting zou betekenen: het zoeken naar een gepaste doorverwijzing wordt momenteel door de politiediensten als zeer tijds- en arbeidsintensief ervaren. Vanuit de hulpverlening wijst men er op dat een 24-uren meldpunt maar een oplossing kan zijn als elke voorziening zich voldoende engageert en voortdurend afdoende informatie doorgeeft aan het meldpunt. Een 24-uren meldpunt is slechts een onderdeel van de oplossing voor de (vermelde) knelpunten. Het is een te verkennen piste, maar het kan niet de enige piste zijn in de zoektocht naar remediëring. 4. Relatie tussen de sectoren: wederzijdse onbekendheid, onduidelijke taakafbakening en bevoegdheidsverdeling, nood aan structureel overleg en betere onderlinge afspraken Een belangrijke vaststelling is de wederzijdse onbekendheid van politie/parket en de hulpverlening. Tevens wordt aangegeven dat heel wat problemen en knelpunten te maken hebben met de onduidelijke taakafbakening van elke sector en de bevoegdheidsverdeling tussen de sectoren. Zo bestaat er een grijze zone in de taakafbakening tussen politie en hulpverlening. Het is niet altijd duidelijk waar de opdracht van de politie eindigt wanneer zij in een ‘crisissituatie’ ter plaatse wordt geroepen en waar de opdracht van de hulpverleners aanvangt. Waar ligt de grens tussen slachtofferbejegening, -onthaal en -hulp? Wie kan welke hulp aanbieden en welke grenzen moeten daarbij gerespecteerd worden? Er zijn bovendien een aantal gemeenschappelijke taken weggelegd voor de drie sectoren (ook dat moet men durven en willen inzien). Die gemeenschappelijke taken kunnen maar uitgevoerd worden wanneer er een afdoende samenwerking is en een zeker respect voor elkaars werking. Daartoe moeten de bestaande overlegstructuren en samenwerkingsverbanden verbeterd en uitgebreid worden. Het algemene aanvoelen van de respondenten is dat in de huidige situatie politie, parket en de hulpverlening onvoldoende op elkaar aansluiten. Maar het is niet omdat de invalshoeken verschillend zijn dat er geen afstemming mogelijk is, zo stelt men. Afstemming vereist in de eerste plaats dat er begrip en respect is tegenover elkaar: dat vraagt een vertrouwensrelatie tussen sectoren (die er op dit moment vaak niet is). Vertrouwdheid met elkaars opdracht en respect voor elkaars paradigma vormen de basis voor een vlotte en constructieve samenwerking en voor een goede afstemming van de hulpvraag op het hulpverleningsaanbod (waarbij onterechte verwachtingen en wederzijdse frustraties worden voorkomen). 5. Enkele algemene beschouwingen met betrekking tot de organisatie van crisisopvang Er worden enkele randvoorwaarden opgesomd inzake een kwaliteitsvolle organisatie van crisisopvang: − Een crisis moet steeds in zijn globaliteit benaderd worden. − Alle relevante sectoren moeten betrokken worden in het denkproces rond crisisopvang. Er is nood aan dialoog, overleg en discussie om te komen tot werkbare scenario’s die de kwaliteit van crisisopvang kunnen verbeteren. − Crisisopvang vergt een goede en constructieve samenwerking tussen de sectoren. − Bewustzijn creëren dat verschillende sectoren sommige taken gemeenschappelijk zullen moeten opnemen.
11
Hfst.1: TERREINVERKENNING
2.
L ITERATUURSTUDIE
Naast de terreinverkennende interviews werd ter voorbereiding van het onderzoek een kleinschalige literatuurstudie uitgevoerd. De zoektocht naar gelijkaardige onderzoeken over de nood aan een betere afstemming tussen politie, parket en hulpverlening in crisissituaties viel mager uit. We vonden wel een aantal interessante werken over crisissituaties en crisisinterventie. Eén daarvan is het 'Handboek voor ambulante crisisinterventie'.8 Hierin wordt een overzicht geboden van de denkkaders voor de crisistheorie. Op basis van verscheidene wetenschappelijke bronnen omtrent crisistheorie en crisisinterventie wordt een conceptuele omschrijving van een crisissituatie gegeven.9 Een crisis kenmerkt zich door de ontoereikendheid van de normale copingmechanismen en eigen probleemoplossend vermogen van de persoon die een crisis doormaakt en de ontoereikende steun uit zijn omgeving (familie, vrienden). Daardoor bevindt deze persoon zich in een toestand van onevenwicht en kan zich verward, gespannen en hulpeloos voelen. De draaglast overstijgt de eigen draagkracht en omgevingssteun en maken dat betrokkene de crisis niet aankan. Andere kenmerken van een crisissituatie zijn dat ze plotseling optreedt en als bedreigend ervaren wordt. Een crisissituatie heeft met andere woorden ook met subjectieve beleving te maken. ‘Bepaalde relatief banale levenssituaties kunnen bij mensen met een specifieke kwetsbaarheid een sterk verstorende invloed hebben10’. Een crisis kan zich verder voordoen met betrekking tot velerlei levenssituaties of problemen. Bovendien is een crisissituatie in zijn geheel moeilijk te overzien, omwille van het onvoorspelbare en onverwachte verloop ervan. Wel is een crisissituatie gestructureerd in de tijd. Ze heeft namelijk een begin en een einde. Als een crisissituatie blijft aanslepen, dan is er geen sprake meer van een crisissituatie, maar van een chronisch geworden probleemsituatie. Een crisissituatie maakt een onmiddellijke interventie noodzakelijk. Een crisisinterventie is dan niet alleen een snelle, maar ook een in tijd beperkte vorm van interventie. Er wordt bovendien een preventief karakter aan toegeschreven. Men wijst er tevens op dat het niet eenvoudig is om het begrip ‘crisisinterventie’ op een eenduidige manier te omschrijven. Ook hier is sprake van begripsverwarring. ‘Crisisinterventie wordt niet alleen gebruikt om een specifieke kortdurende behandelingsvorm aan te duiden, maar ook als algemene, overkoepelende term voor acute hulpverlening’.11 In het handboek wordt, naast de theorie, ook aandacht besteedt aan de bruikbaarheid van principes en methodes van crisisinterventie in specifieke settings als de welzijnssector, gezondheidszorg en politie. OMBLETS gaat in zijn bijdrage12 in op de tussenkomst en de rol van de politie in crisissituaties. ‘Soms zijn de verwachtingen van de betrokkenen vooral gericht op het bekomen van een luisterend oor. Mensen in crisis of in een noodsituatie willen vaak hun verhaal kwijt. Door de permanente beschikbaarheid van de politiediensten wordt er dan ook vaak beroep op hen gedaan. Bovendien komen deze diensten vaak ter plaatse, wat blijkbaar op zich al een reden is om een politiedienst in te schakelen13’. Verder benadrukt hij dat een politiebeambte ook de grenzen aan zijn eigen vaardigheden moet (h)erkennen en derhalve ook naar de juiste externe diensten moet kunnen doorverwijzen. In functie van de optimale opvang van crisissituaties zijn derhalve een constructieve samenwerking en optimale afstemming tussen het justitiële apparaat, de politie en de hulpverleningssector noodzakelijk. Naast het 'Handboek voor ambulante crisisinterventie' vermelden we ook een thesis van CLAESEN over ‘het Leuvens Interventie-Netwerk voor Krisishulp’.14 Het 'Link' was een samenwerkingsverband tussen welzijnsdiensten in en rond Leuven, met als doel een optimale crisishulpverlening te realiseren. In functie van een optimale en efficiënte hulpverlening, konden hulp- en dienstverleners, waaronder politiebeambten en parketmedewerkers, 24 op 24 uur beroep doen op het 'Link'. Dit samenwerkingsverband bood telefonische informatie en raadpleging, mobiele en ambulante crisishulpverlening en noodbedden aan. Uit 8
R. FERSON, K. VANHOECK en W. VERMEIREN (eds.), Handboek ambulante crisisinterventie. Methodiek en praktijk, Leuven, Acco, 1998, 254 p. 9 R. FERSON, K. VANHOECK en W. VERMEIREN (eds.), o.c., 23-26. 10 R. FERSON, K. VANHOECK en W. VERMEIREN (eds.), o.c., 26. 11 R. FERSON, K. VANHOECK en W. VERMEIREN (eds.), o.c., 60. 12 S. OMBLETS, 'Crisishulp en politiële interventie', in R. FERSON, K. VANHOECK en W. VERMEIREN (eds.), o.c., 192-196. 13 S. OMBLETS, 'Crisishulp en politiële interventie', in R. FERSON, K. VANHOECK en W. VERMEIREN (eds.), o.c., 193. 14 K. CLAESEN, Het Leuvens interventie-netwerk voor krisishulp, Leuven, K.U.Leuven, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie, onuitg., 1991, 68 p.
12
Hfst.1: TERREINVERKENNING
een evaluatieonderzoek door CLAESEN bleek dat de hulp- en dienstverleners doorgaans tevreden waren over de ondersteuning geboden door het ‘Link’, omdat deze snel en efficiënt was en een tijdswinst betekende. Toch waren er enkele nadelen verbonden aan de werking en de organisatie ervan. Eén van de nadelen was bijvoorbeeld dat vaak slechts een tussentijdse oplossing kon gevonden worden en voor sommige noodsituaties geen ondersteuning kon worden geboden. De welzijnsdiensten verbonden aan het ‘Link’ dienden bovendien elke week een aantal uren vrij te maken om hun opdracht in het samenwerkingsverband op te nemen. Aangezien er relatief weinig beroep werd gedaan op het ‘Link’, was dit erg kostelijk. Daarnaast bleek de organisatie en de coördinatie geen sinecure.15 Uiteindelijk werd het ‘Link’ ontbonden. Verder betreft de beschikbare literatuur hoofdzakelijk tevredenheidsonderzoeken ten aanzien van de politionele bejegening van personen met een nood aan dringende ondersteuning, zonder dat dergelijke situaties echter strikt dienen te voldoen aan de omschrijving van 'crisissituatie'. Sommige van deze onderzoeken zijn specifiek gericht op de tevredenheid van slachtoffers ten aanzien van onthaal, bejegening 16 en ondersteuning door politiediensten. Samenvattend kunnen we stellen dat in de literatuur geen model is gevonden voor voorliggend onderzoek. De gehanteerde bronnen dienen echter wel gezien te worden als inspiratiebron en als aanvulling op de terreinverkennende interviews.
15
Zo diende men bijvoorbeeld ten allen tijde op de hoogte te zijn van het aantal vrije plaatsen in de verschillende hulpverleningsdiensten en dit was niet eenvoudig. Bovendien was het voor de hulpverlener van het 'Link' soms onmogelijk correcte ondersteuning te bieden omdat de hulpvrager aan de telefoon niet altijd voldoende informatie kon geven omtrent de noodsituatie. 16 Zie bijvoorbeeld F. BUELENS en M. VERTRIEST, Onderzoek m.b.t. de dienstverlenende functie van de Mechelse politie, Mechelen, Politie Mechelen, 1992, 64 p.; H. DIERICKX, Crisisinterventie: wens en werkelijkheid. Een exploratief onderzoek in de regio Leuven, Leuven, K.U.Leuven, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, onuitg., 1987, 154 p.; A.R. HAUBER en J.G.A. ZANDBERGEN, Slachtofferhulp zonder omwegen. Evaluatie van het experiment van de gedecentraliseerde aanpak van slachtofferhulp bij de gemeentepolitie van ’s-Gravenhage, Leiden, Rijksuniversiteit Leiden, 1988, 77 p.; T. GOMMERS, Slachtoffers over hulpverlening door rijkswacht en vrijwilligers: een onderzoek bij slachtoffers in het Centrum voor slachtofferhulp Leuven, Leuven, K.U.Leuven, Faculteit Rechtsgeleerdheid, Afdeling Strafrecht, Strafvordering en Criminologie, onuitg., 1998, 110 p.; M. VISSER, T. VAN DIJK en A.W.M. EIJKEN, Slachtofferzorg. Gevolgen van slachtofferschap, behoefte aan hulp en opvang door de politie en verwijzing door de politie naar slachtofferhulp op basis van een nadere analyse van de Politiemonitor Bevolking 1993, ’s-Gravenhage, Ministerie van Justitie, 1995, 41 p.
13
HOOFDSTUK 2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE
1.
I NL EIDING
Aan de basis van dit onderzoek liggen de signalen dat onder meer de politie geconfronteerd wordt met een aantal probleemsituaties waarvoor ze geen of onvoldoende beroep kan doen op de hulpverleningssector. Dit hoofdstuk beschrijft de dataverzameling en –verwerking bij de lokale politie van de provincie Vlaams-Brabant. Het brengt in kaart voor welke situaties de politiediensten een beroep doen op externe hulpverleningsondersteuning, welke problemen ze daarbij ondervinden en hoe vaak deze situaties zich voordoen. De lokale politie17 krijgt in deze studie een centrale plaats toebedeeld, omdat zij – vanuit haar eerstelijnsopdracht – het meest geconfronteerd wordt met de door de onderzoekers geviseerde ‘crisissituaties’. Op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant bevinden zich in het totaal 27 lokale politiezones.18 Zij maken deel uit van twee gerechtelijke arrondissementen: het arrondissement Leuven en het arrondissement Halle-Vilvoorde.19 In het licht van het onderzoeksopzet was het essentieel om in elk van de 27 zones gegevens op te vragen met betrekking tot het aantal en de aard van de gevallen waarvoor een beroep wordt gedaan op externe hulpverleningsondersteuning, en de problemen die zich daarbij stellen. Een globaal meetmoment in elk van de 27 zones leek daartoe - in theorie - de meest aangewezen methode. Maar uit de voorbereidende gesprekken met de korpschefs bleek al snel dat één globaal meetinstrument voor alle zones in de praktijk niet haalbaar was. De onderzoekers werden geconfronteerd met de specifieke werk- en registratiewijzen van elk (autonoom) korps en moesten daar noodgedwongen rekening mee houden. Er is dan ook voor geopteerd om per korps, in overleg met de korpschef, de meest realistische en betrouwbare
17
De Belgische politie bestaat, sinds de wet van 7 december 1998 ‘tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus’, uit twee pijlers: de lokale politie en de federale politie. Het lokale politieniveau wordt georganiseerd per 'politiezone'. Het bevolkingsgericht politiewerk veronderstelt immers een sterke lokale verankering. België is daarom onderverdeeld in 196 zones. Ze werden allen in de loop van 2002 opgericht. De lokale politiekorpsen kunnen naargelang de oppervlakte, de verstedelijkingsgraad... sterk verschillen in omvang en karakter. Sommige grotere zones hebben een personeelssterkte van 1.500 à 2.800 personen, in andere kleinere zones zijn dan weer ca. 50 personen tewerkgesteld. Elk lokaal politiekorps staat onder de leiding van een korpschef, verantwoordelijk voor de uitvoering van het lokale politiebeleid. Hij verzekert de leiding, de organisatie en de verdeling van de taken in het korps. Hij oefent deze activiteiten uit onder het gezag van de burgemeester, voor de ééngemeentezones of onder het gezag van het Politiecollege voor de meergemeentenzones. Bron: www.poldoc.be 18 Politiezone wordt hierna soms afgekort als ‘PZ’. 19 Het gerechtelijke arrondissement Leuven omvat 12 politiezones: PZ Leuven; PZ Bekkevoort/Geetbets/Glabbeek/ Kortenaken/Tielt-Winge; PZ Landen/Linter/Zoutleeuw; PZ Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek; PZ Hoegaarden/ Tienen; PZ Herent/Kortenberg; PZ Aarschot; PZ Boortmeerbeek/Haacht/Keerbergen; PZ Diest/ScherpenheuvelZichem; PZ Bertem/Huldenberg/Oud-Heverlee; PZ Tervuren; PZ Begijnendijk/Rotselaar/Tremelo. Het arrondissement Halle-Vilvoorde telt 15 politiezones: PZ Zaventem; PZ Kraainem/Wezembeek-Oppem; PZ Hoeilaart/Overijse; PZ Drogenbos/Linkebeek/Sint-Genesius-Rode, PZ Beersel; PZ Bever/Galmaarden/Gooik/Herne/ Lennik/Pepingen; PZ Dilbeek; PZ Affligem/Liedekerke/Roosdaal/Ternat; PZ Asse/Merchtem/Opwijk/Wemmel; PZ Kapelle-op-den-Bos/Londerzeel/Meise; PZ Grimbergen; PZ Machelen/Vilvoorde; PZ Kampenhout/ Steenokkerzeel/Zemst; PZ Halle en PZ Sint-Pieters-Leeuw.
14
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE
methode uit te werken om de door de onderzoekers gevraagde informatie in kaart te brengen.20 Die informatie geven we hieronder nog eens schematisch weer onder vorm van een vragenboom.
Wat willen we registreren bij de 27 politiezones van de provincie Vlaams-Brabant?
Is er in een bepaalde situatie nood aan hulpverleningsondersteuning door diensten buiten de politie?
JA
NEEN Waarom niet? geen probleem
zelf opgelost
Welk soort hulp nodig?
Welke dienst(en) gecontacteerd?
Op vraag ingegaan?
JA
NEEN waarom niet?
Na het op punt stellen van een hanteerbaar en zo betrouwbaar mogelijk meetinstrument, volgde de fase van de dataverzameling zelf. De standaardregistratietermijn was vastgesteld op drie maanden. De geregistreerde gegevens werden van bij de aanvang van het registratieproject om de week of om de twee
20
De gebruikte methodologie zal per zone worden aangegeven.
15
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
weken overgemaakt aan het onderzoeksteam. Op die manier konden de onderzoekers de gegevens systematisch verwerken, analyseren, interpreteren en daar waar nodig de bekomen probleemsituaties verder in kaart brengen.
2.
G ERECHTELIJK ARRONDISSE MENT L EUVEN (12 POLITIEZ ONES ) 21
2.1
De keuze voor een methode van dataverzameling
Zoals reeds in de inleiding aan bod kwam, was het ontwikkelen van een aangepast meetinstrument per politiezone een tijds- en arbeidsintensieve activiteit. We overlopen kort de verschillende stappen. In de eerste plaats hebben de onderzoekers suggesties en voorstellen (en kanttekeningen bij bepaalde suggesties) verzameld met betrekking tot mogelijke methodes van dataverzameling. Dat gebeurde voornamelijk via de terreinverkennende interviews, via vergaderingen van de begeleidingscommissie/ het Welzijnsteam van het arrondissement Leuven/ de Leuvense Arrondissementele Raad voor Slachtofferbeleid en via individuele gesprekken met leidinggevende politieagenten. Uit al die bedenkingen distilleerden we, in nauwe samenwerking met de politiezone Diest/Scherpenheuvel-Zichem, een eigen voorstel van meetinstrument (zie 2.1.1). Vervolgens hebben we op 16 april 2003 een brief verzonden naar de 12 korpschefs van het gerechtelijk arrondissement Leuven, waarin hun medewerking aan het onderzoek werd gevraagd onder vorm van een registratie gedurende drie maanden. In die brief schoven we ons eigen voorstel van registratiemethode naar voor (waarbij items zouden aangeklikt worden onder de rubriek ‘ondernomen actie’ in de meldingsof interventiemodule van ISLP22). Er werd evenwel nog ruimte gelaten voor andere vormen van registratie. Tijdens de daaropvolgende weken werden de 12 korpschefs gecontacteerd. In eerste instantie werd er via de telefoon: − gepeild naar de bereidheid tot medewerking; − meer gedetailleerde uitleg verschaft over de verschillende mogelijkheden van registratie; − een afspraak gemaakt voor een persoonlijk onderhoud. Vervolgens werden 10 van de 12 politiezones23 bezocht met het oog op het uitwerken van een aangepaste en gedetailleerde registratiemethode. Alle politiezones van het arrondissement Leuven bleken bereid om hun medewerking te verlenen aan het registratieproject. De helft van de zones wilde het door ons voorgestelde meetinstrument toepassen (2.1.1). Een tweede vorm van registratie, namelijk via aparte registratieformulieren, werd verkozen door de zes andere zones.
21
Onderzoekster: Ellen VAN DAEL Integrated System of Local Police. 23 Omdat er reeds voldoende voorafgaande gesprekken geweest waren met de PZ Diest/Scherpenheuvel-Zichem en de PZ Herent/Kortenberg, was een persoonlijk onderhoud hier niet meer nodig. 22
16
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Methode van dataverzameling bij de 12 politiezones van het arrondissement Leuven POLITIEZONE
REGISTRATIEMETHODE
Leuven
Antwoordcategorieën toevoegen in bestaande registratiemodule (ISLP)
Bekkevoort/Geetbets/Glabbeek/ Kortenaken/Tielt-Winge
Antwoordcategorieën toevoegen in bestaande registratiemodule (ISLP)
Landen/Linter/Zoutleeuw
Antwoordcategorieën toevoegen in bestaande registratiemodule (ISLP)
Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek
Antwoordcategorieën toevoegen in bestaande registratiemodule (ISLP)
Hoegaarden/Tienen
Apart registratieformulier
Herent/Kortenberg
Apart registratieformulier
Aarschot
Apart registratieformulier
Boortmeerbeek/Haacht/Keerbergen
Antwoordcategorieën toevoegen in bestaande registratiemodule (ISLP)
Diest/Scherpenheuvel-Zichem
Antwoordcategorieën toevoegen in bestaande registratiemodule (ISLP)
Bertem/Huldenberg/Oud-Heverlee
Apart registratieformulier
Tervuren
Apart registratieformulier
Begijnendijk/Rotselaar/Tremelo
Apart registratieformulier
2.1.1 Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën De door de onderzoekers naar voor geschoven werkwijze om de prevalentie van de feiten te registreren via de beschikbare registratiemodules in ISLP (melding, interventie of afhandeling), is tot stand gekomen 24 in overleg met de beide DirCo’s van de provincie Vlaams-Brabant en de PZ Diest/ScherpenheuvelZichem. Deze methode houdt in dat in het bestaande ISLP-registratiesysteem van de lokale politie een aantal antwoordcategorieën (zie tabel) worden geïntegreerd. Concreet worden die antwoordcategorieën toegevoegd aan de deelrubriek ‘ondernomen actie’ (infra). De politieman, die sowieso verplicht is om elke melding/interventie te registreren in het ISLP-systeem, krijgt bijgevolg op zijn computerscherm een aantal extra antwoordcategorieën te zien, waarvan hij er maximaal vier dient aan te vinken (wat slechts enkele extra seconden in beslag neemt). Het op basis van deze registratiefiches bekomen bestand laat de onderzoekers toe om een beeld te schetsen van de geregistreerde probleemcategorieën, van het relatieve belang van deze probleemgroepen binnen het takenpakket van de politiediensten, en van de vraag naar de hulpverleningsdiensten.
24
DirCo = bestuurlijk directeur-coördinator, Coördinatie- en Steundienst, federale politie.
17
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
De antwoordcategorieën die worden ingevoerd in de rubriek ‘ondernomen actie’: CODE
BENAMING
C01
Geen nood aan externe hulp want geen probleem
C02
Geen nood aan externe hulp want zelf opgelost
C03
Nood aan medische hulp
C04
Nood aan sociale/materiële hulpverlening (CAW,...)
C05
Nood aan hulpverlening via justitie (parket, ...)
C06
Contactname met medische sector
C07
Contactname met sociale hulpverleningsinstantie
C08
Contactname met justitie
C09
Vlot ingegaan op hulpvraag van de politie
C10
Moeizaam ingegaan op hulpvraag van de politie
C11
Niet ingegaan op hulpvraag van de politie
C12
Niet ingegaan: geen vrije plaats
C13
Niet ingegaan: niet bevoegd / deskundig
C14
Niet ingegaan: niet bereikbaar (niet open, voice mail..)
C15
Niet ingegaan: men weigert onmiddellijke opvang
C16
Niet ingegaan: andere redenen
C17
Niet ingegaan: politie weet niet waarom
Aan de zes politiezones van het arrondissement Leuven die opteerden voor deze methode van dataverzameling, is gevraagd om het volgende ‘algemene stappenplan’ uit te voeren: Stap 1: De hierboven beschreven antwoordcategorieën worden ingevoerd door de systeembeheerder (in elke zone dezelfde antwoordcategorieën). Stap 2. De mensen op het terrein worden voldoende ingelicht en gemotiveerd om de gevraagde gegevens in te vullen. Deze sensibilisering (en opvolging ervan) is cruciaal in functie van de betrouwbaarheid van de geregistreerde gegevens. Stap 3: De uitvoerder (d.i. persoon die registreert) klikt, gedurende een periode van drie maanden, onder de rubriek ‘ondernomen actie’ de gewenste antwoordcategorieën aan. Stap 4: Er wordt indien mogelijk een query gemaakt van de fiches waarin ‘nood aan (hulpverlening)’ werd aangeklikt en een query van fiches waarin ‘geen nood aan externe hulp..’ werd aangeklikt. Stap 5: De fiches worden elke week of om de twee weken overgemaakt aan de K.U.Leuven (per fax/post/e-mail, naargelang voorkeur korpschef). In sommige zones werden - in functie van hun specifieke werkwijze - nog bijkomende registratiemodaliteiten uitgewerkt. Die modaliteiten zullen bij de bespreking per zone telkens apart vermeld worden.
18
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Om een beter zicht te krijgen op de concrete toepassing van de gehanteerde methode, geven we hieronder – bij wijze van illustratie – enkele registratieschermen weer (toepassing in de module ‘melding’ van de PZ Diest / Scherpenheuvel-Zichem). 1.
Registratiescherm melding: Iedere melding binnen het korps dient geregistreerd te worden in de module ‘melding’.
Het registreren van de (onderzoeks)gegevens gebeurt via het object ‘aktie’. De persoon die registreert selecteert uit een keuzelijst (antwoordcategorieën C01 t.e.m. C17) één of meerdere (maximaal 4) antwoordcategorieën. 2. Selectiescherm ondernomen aktie: 1 e mogelijkheid: geen nood aan externe hulp: Enkel de reden waarom er geen externe hulp nodig was wordt geregistreerd. In dit geval: ‘geen nood aan externe hulp want zelf opgelost’.
19
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2 e mogelijkheid: nood aan externe hulp: Het verloop kan chronologisch worden ingebracht. In dit geval werden de volgende acties geselecteerd: Nood aan medische hulp oproep 12/05/2003 om 16:28 Contactname met medische sector 12/05/2003 om 17:00 uur Niet ingegaan op hulpvraag van politie 12/05/2003 om 17:10 uur Reden: geen vrije plaats 12/05/2003 om 17:10 uur
2.1.2 Dataverzameling via een apart registratieformulier Een tweede vorm van registratie, door middel van het invullen van een apart registratieformulier voor die gevallen waarin er beroep werd gedaan op externe hulpverleningsondersteuning, werd door de zes andere zones van het arrondissement Leuven verkozen.
Registratieformulier: 1)
. 2)
3)
Omschrijving van de situatie (datum, uur, feiten...) …………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………...................................... Was er in deze situatie nood aan ondersteuning van een hulpverleningsinstantie buiten de politie? Ja [Neen, want er was geen ernstig probleem] Neen, want we hebben het probleem zelf opgelost25 Indien er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning: welke soort hulp had men nodig? Nood aan medische hulp (bijv. huisarts, spoedgevallen, psychiater...) Nood aan sociale of materiële hulpverlening (bijv. Centrum voor Slachtofferhulp, OCMW, vluchthuizen, CAW Leuven...) Nood aan hulpverlening via justitie (bijv. slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, justitiehuis...)
25
Misschien was er in bepaalde gevallen eigenlijk wél nood aan externe hulpverleningsondersteuning, maar heeft de politie het probleem toch zelf opgelost (en dus geen beroep gedaan op hulpverlening).
20
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
4)
Welke instantie(s) werd(en) gecontacteerd? Contactname met medische sector (bijv. huisarts, spoedgevallen, psychiater...) 26 Contactname met sociale of materiële hulpverleningsinstantie (bijv. Centrum voor Slachtofferhulp, OCMW, vluchthuizen, CAW Leuven...) Contactname met sociale dienst binnen justitie (bijv. slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, justitiehuis...) Geen instantie gecontacteerd
5)
Werd er door de hulpverleningsinstantie op de vraag naar ondersteuning ingegaan? Ja, vlot Ja, maar moeizaam Neen, er werd niet op de vraag ingegaan
6)
Indien niet op de vraag werd ingegaan, wat was daarvoor de reden? Geen vrije plaats De gecontacteerde instantie verklaart niet deskundig of bevoegd te zijn Niet bereikbaar (niet open, antwoordapparaat...) Men weigert onmiddellijke opvang (bijv. eerst intakegesprek vereist) Andere redenen, namelijk ……………………………………………………………………. De politie weet niet waarom
26
Onder materiële hulpverlening verstaan we: a) residentiële noodopvang (een bed, een kamer...); b) acute financiële + materiële ondersteuning (OCMW: geld, kledij, eten, ...); c) transport.
21
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2
Dataverzameling en -verwerking
Hieronder worden de resultaten van de registratie bij de lokale politiekorpsen van het gerechtelijk arrondissement Leuven weergegeven. Per zone wordt eerst kort aangegeven welke methode van dataverzameling werd gebruikt. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van het aantal en de aard van de gevallen waarvoor de politie een beroep deed op de medische hulpdiensten, op de sociale of materiële hulpverleningsdiensten27, op de sociale diensten ressorterend onder de justitiële instanties en (ambtshalve) op het parket. Alle concrete gevallen waarin de politiemannen problemen ondervonden bij het beroep op één van deze externe diensten, worden systematisch weergegeven (zie ‘problematische doorverwijzing’). Op selectieve basis en ten illustratieve titel worden ook nog een aantal casussen beschreven waarin het beroep op de externe hulpverleningsondersteuning vlot verliep (zie ‘illustratieve casus’).
2.2.1 Politiezone Leuven
28
2.2.1.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De politiezone Leuven opteerde voor een registratie via de module ‘melding’ én via de module ‘interventie’. In beide modules werden de 17 antwoordcategorieën ingevoegd.29 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 15 mei 2003 - 31 augustus 2003 Omdat er in het begin nog een aantal zaken moesten bijgestuurd en verduidelijkt worden, werd de oorspronkelijk vooropgestelde registratietermijn van drie maanden, op voorstel van de politie zelf, met 14 dagen verlengd. Bijgevolg klikten de politieagenten dus van 15 mei tot 31 augustus 2003 systematisch (voor alle feiten) onder de rubriek ‘ondernomen actie’ de toepasselijke antwoordcategorieën aan. − Relevante bijkomende informatie kon men invoegen onder de rubriek ‘tekst’. − De geregistreerde gegevens werden nagekeken door de verantwoordelijke commissaris en zijn medewerkster. Af en toe moesten zij de interpretatie van de politiemannen bijsturen en corrigeren. − Om de twee weken werd de volgende informatie overgemaakt aan de onderzoekers: a) Een algemene overzichtslijst van alle meldingen en een algemene overzichtslijst van alle interventies. b) Een Excel-bestand met 2 tabbladen: één met het aantal meldingen en één met het aantal interventies per dag. Het aantal ‘aangeklikte’ antwoordcategorieën wordt op elk van de tabbladen weergegeven. c) Alle meldings- en interventiefiches waarbij (mogelijk) enige vorm van externe ondersteuning nodig was.
27
We merken op dat de situaties waarin de politie het Centrum Slachtofferhulp contacteerde door middel van een doorverwijsstrookje niet in de verwerking werden opgenomen. (De politie is nl. verplicht aan alle slachtoffers een hulpverleningsaanbod te doen door hen te wijzen op de mogelijkheid om contact op te nemen met het Centrum Slachtofferhulp. Indien gewenst kan het slachtoffer bij de politie een formulier ondertekenen waardoor hij/zij aan het Centrum Slachtofferhulp een machtiging geeft om vrijblijvend contact met hem/haar op te nemen. Dit formulier wordt door de politiedienst overgemaakt aan het Centrum Slachtofferhulp). 28 Inw. 89.000 -- Oppervlakte 57,41 km² 29 Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’.
22
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.1.2 DATAVERWERKING A.
Inleidende opmerkingen
Tijdens de opstartfase van het registratieproject in de PZ Leuven, werd door de politiemannen een belangrijke inspanning geleverd om de onderzoekers uit te leggen hoe de politie concreet te werk gaat en binnen welke context haar acties plaatsvinden. Uit die gesprekken vermelden we twee belangrijke gegevens, die de registratiegegevens helpen contextualiseren. 1.
Als er tijdens een interventie nood is aan ondersteuning van een externe instantie, dan wordt die instantie normaal gecontacteerd door de dispatcher/operator. Het is dus de dispatcher of operator, en niet de patrouille ter plaatse, die de eerste opvang organiseert en de fiches invult.
2.
De PZ Leuven beschikt over een Jeugd- en Sociale Dienst (JSD). Deze dienst is permanent oproepbaar (24/24u) inzake crisisopvang, opvang van schokkende ervaringen bij het politiepersoneel en slachtofferbejegening. Omwille van de relevantie van deze dienst, belichten we in onderstaande kader kort zijn voornaamste kenmerken.
30
Jeugd- en Sociale Dienst (JSD): korte voorstelling31 a) Samenstelling De JSD is een steundienst voor het gehele korps en maakt deel uit van de wijkafdeling. Hij wordt geleid door een commissaris, bijgestaan door een team van 3 consulenten (sociaal werkers), 5 politieambtenaren (2 hoofdinspecteurs en 3 inspecteurs), een ‘gemeenschapsbuurtagent senioren’, een herstelbemiddelaar en een secretariaatsbediende. b) Opdrachten
Crisisopvang:
organisatie van het permanentiesysteem (24/24u) inzake crisisopvang (infra) Interne opvang: opvang van schokkende ervaringen bij het politiepersoneel
Slachtofferbejegening: - opvang van slachtoffers; -
sensibilisering van het politiepersoneel voor de slachtofferbejegening; organisatie van de voortgezette opleiding/vorming inzake slachtofferbejegening; opvolging van de dossiers inzake hercontactnames bij slachtoffers van misdrijven; uitwerken van slachtoffervriendelijke initiatieven
Jeugd- en gezinsgerelateerde problemen:
De JSD behandelt bijzondere dossiers inzake jeugd- en gezinsgerelateerde problemen (exclusief jeugdcriminaliteit en delicten binnen het gezin): dossiers inzake het verlaten van de echtelijke/ouderlijke woonst; kinderverwaarlozing en emotionele kindermishandeling; gevaarsnotie art. 36.2; problematische opvoedingssituaties; onbuigzaamheid bij minderjarigen; bedreigingen en slagen binnen relationele context - stalking. De JSD komt in deze materies tussen wanneer zij een duidelijke meerwaarde kan bieden aan de interventiedienst en/of wijkafdeling. De JSD zal hierbij optreden vanuit de tweede lijn. Zij zal in dit kader een samenwerkingsverband met andere diensten bewerkstelligen. Tevens zal zij deelnemen aan vergaderingen en overlegstructuren. De JSD wil via zijn aanpak vroegtijdig inwerken op de minderjarige en zijn onmiddellijke omgeving om de ongunstige psychosociale evolutie tijdig om te buigen d.m.v. gesprekken op de JSD en gerichte doorverwijzingen om op die manier disfuncties om te buigen zodat er zich geen delinquent gedrag kan ontwikkelen.
Ondersteuning van schoolgerelateerde problemen:
De JSD heeft als taak om in samenwerking met de wijkdiensten dossiers te coördineren inzake schoolverzuim. Zijn meerwaarde ligt hier vooral bij de exploratie van de achterliggende problematieken waarvan het spijbelgedrag slechts een symptoom is. De JSD zal desgevallend een 30 31
In het arrondissement Leuven beschikt ook nog de PZ Tienen over een gelijkaardige dienst. Bron: Nota van commissaris Wim D’HAESE (diensthoofd van de JSD) waarin hij zijn dienst kort voorstelt.
23
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
doorverwijzing realiseren naar de meest geschikte dienst. De JSD organiseert periodiek acties om dit aspect aan te pakken. Naast de dossiers inzake schoolverzuim coördineert de JSD ook dossiers inzake experimenteel druggebruik bij jongeren en het klasadoptieproject. Hij onderneemt ook actie ter bestrijding en beheersing van het fenomeen steaming. c) De achterreserveregeling De slachtofferbejegening is de taak van elke politieambtenaar. Het is niet de bedoeling dat deze politionele bijstandstaak wordt overgedragen aan de JSD. De bijstandstaak blijft een onderdeel van het gehele politionele optreden. Dit principe geldt voor elke politieambtenaar en dispatcher die de achterreserve wenst op te roepen. De oproep. De achterreserve loopt van maandagmorgen 08.00 uur tot de volgende maandag 08.00 uur. Het oproepen van de achterreserve gebeurt door de dispatcher of de commissaris met weekdienst via telefonische contactname. Voor de opvang van slachtoffers van ernstige misdrijven die aanleiding kunnen geven tot traumatische ervaringen, kan de dispatcher beroep doen op de achterreserve indien de opvang een dermate gespecialiseerde aanpak vereist. Tevens zal de JSD de dispatcher bijstaan bij de opvang van traumatische en schokkende ervaringen bij agenten (o.a. bijstand bij de psychologische debriefing). De bijstand van de achterreserve is in eerste instantie gericht op slachtofferopvang en een adequate doorverwijzing. In het kader van de slachtofferopvang van een slachtoffer van ernstig fysiek en seksueel geweld, kan de achterreserve opgeroepen worden voor het bieden van crisis- en slachtofferopvang, voor zover de bijstand een dermate gespecialiseerde aanpak vereist. Dit neemt niet weg dat prioritair de dispatcher en daarnaast de politieambtenaren die het dossier behartigen, verantwoordelijk blijven voor de slachtofferbejegening. Slachtofferbejegening maakt deel uit van de wijze waarop de politieambtenaar het politioneel onderzoek doet. De manier waarop de politieambtenaar met het slachtoffer omgaat, is van cruciaal belang. Het is de dispatcher die beslist over het oproepen van de achterreserve. Het diensthoofd van de JSD overlegt desgevallend met de dispatcher.
Feiten die in aanmerking komen: -
moord, hold-up, zware diefstallen met rechtstreekse confrontatie dader, ontvoeringen, gijzeling, zware zedenfeiten, slechtnieuwsmelding bij dodelijk verkeersongeval op grondgebied Leuven; zware traumatische feiten waarin personeelsleden betrokken zijn.
Feiten die niet aanmerking komen:
echtelijk geweld, burentwisten, geesteszieken, familiale moeilijkheden, moeilijkheden omgangsregeling, natuurlijk overlijden, ...
Feiten in overweging te nemen:
zelfmoord, verdacht overlijden, slechtnieuwsmelding.
B.
Totaal aantal oproepen
In de periode van 15 mei 2003 tot 31 augustus 2003 kreeg de politie van Leuven 11.208 oproepen. In principe wordt elke oproep binnen de module ‘melding’ geregistreerd. Volgt er echter een interventie op de melding, dan worden de betreffende gegevens overgeheveld naar de module ‘interventie’. Zulke ‘toewijzing’ gebeurde in meer dan de helft van de gevallen. PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
Meldingen
4.904
44%
Interventies
6.304
56%
11.208
100%
Totaal
Van de 11.208 oproepen werden er 4.904 geregistreerd binnen de module ‘melding’ en 6.304 binnen de module ‘interventie’.
24
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
De geregistreerde gegevens in de module ‘melding’ worden hieronder besproken onder punt C, de analyse van de geregistreerde gegevens in de module ‘interventie’ vinden we terug onder punt D. C.
Meldingen
In meer dan de helft (58%) van de meldingen werd er door de plantondiensten geen enkele ‘ondernomen actie’ i.v.m. externe hulp geselecteerd. Daarnaast werd in 1.850 gevallen (38%) expliciet vermeld dat er geen nood was aan ondersteuning van een externe instantie. Op een totaal van 4.904 meldingsfiches blijven er dus in principe nog 195 gevallen (4%) over waar mogelijkerwijze een beroep werd gedaan op externe hulpverlening.32 Die gevallen werden door de onderzoekers geanalyseerd (en vaak gecorrigeerd in hun interpretatie). Dat leidde tot de volgende bevindingen. 1.
Meldingen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie
De politiemannen hebben in 2.859 meldingsfiches (58%) onder de rubriek ‘ondernomen actie’ geen enkele antwoordcategorie (C01 t.e.m. C17) geselecteerd. Dat kan betekenen: a) dat er onnauwkeurig is geregistreerd; b) dat er in die gevallen geen nood was aan externe hulpverlening. Nazicht van de algemene overzichtslijsten doet ons besluiten dat het om de laatste mogelijkheid gaat. Dit impliceert dat de door de onderzoekers geviseerde gevallen, nl. die waar er effectief nood was aan ondersteuning door een externe instantie, wel degelijk op correcte wijze werden geregistreerd. De tweede antwoordcategorie, nl. ‘Geen nood aan externe hulp want zelf opgelost’ (C02) blijkt vaak te ruim geïnterpreteerd te zijn door de politieagenten. Zij vermelden hier ook gevallen die de context van ondersteuning ruim overstijgen, en dat was niet de bedoeling van de onderzoekers. Een heel belangrijk gegeven in de zelfredzaamheid van de Leuvense politie blijkt het bestaan van de Jeugd en Sociale Dienst (supra). Er werden 20 gevallen geregistreerd waar de melder, via een bemiddelend, hulpverlenend en/of ondersteunend gesprek, werd opgevangen door de JSD. Deze gesprekken situeerden zich voornamelijk in het kader van: relationele problemen, bedreiging door ex-partner, intrafamiliaal geweld, rouwverwerking zelfmoord van zoon, bezoekrecht, problemen in gezin en schoolverzuim. 2.
Meldingen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie
a)
MEDISCHE HULP
Gedurende de registratieperiode werden er in de module ‘melding’ 9 situaties geregistreerd waarin er nood was aan medische hulp. In 7 van die 9 gevallen nam de politie ook effectief contact op met de medische sector. Dat het aantal geregistreerde gevallen waarin een nood aan medische hulp wordt gesignaleerd hoger ligt dan het aantal geregistreerde gevallen waarin contact opgenomen werd met de medische sector, hoeft niet te verwonderen. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Zo blijft de tussenkomst van de politie soms (noodzakelijkerwijze) beperkt tot het geven van advies (doorverwijzing) of zijn de medische hulpdiensten reeds gecontacteerd door derden. Er werd 7 maal beroep gedaan op de medische diensten. In 1 geval stelde zich daarbij een probleem. De andere contacten verliepen vlot.
32
We baseren ons hier op de cijfers die de politie ons overmaakte (o.v.v. Excel-tabellen).
25
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
7 contactnames met medische sector (meldingsfiches) Aantal …waarvan met contactnames dienst 100:
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Geesteszieke – dement persoon – collocatie
3
-
Valpartij
2
2
Moeilijkheden in gezin met slagen-geweld
1
-
Dronken persoon
1
1
Totaal
7
3
CASUSSEN33 Casus 1: ‘Geesteszieke−dement persoon−collocatie’ (8u24) -- (problematische doorverwijzing) De JSD heeft een week geleden een uitvoerig gesprek gehad met een psychiater van het UZ Gasthuisberg naar aanleiding van de vraag van een man van middelbare leeftijd tot vrijwillige opname. Tijdens dat gesprek werd een volledig overzicht gegeven van de voorgeschiedenis en problematiek van betrokkene. Er kan echter geen enkele instelling gevonden worden die de man kan opnemen. Betrokkene dient zichzelf aan te bieden voor een intakegesprek. De JSD motiveert de broer van betrokkene om, samen met hem, naar een psychiatrische instelling te gaan of de procedure tot gedwongen opname te starten. Casus 2: ‘Geesteszieke−dement persoon−collocatie’ (13u30 tot 19u30) -- (illustratieve casus) Naar aanleiding van een fax van de verontruste ouders van mevr. X en 2 interventies van de afdeling ITER34 de dag ervoor, brengt de JSD een huisbezoek bij mevr. X (middelbare leeftijd). De JSD verneemt van de psychiater van wacht dat betrokkene in aanmerking komt voor gedwongen opname. De substituut van wacht wordt hiervan om 14u in kennis gesteld. Om 14u30 belt de politie tevergeefs aan bij betrokkene; bij een tweede huisbezoek om 15u50 is mevr. X wel aanwezig. Zij praat wartaal en is overstuur. Plotseling verlaat ze de woning. De politie laat de woning slotvast achter en achtervolgt betrokkene op discrete afstand. Op een bepaald ogenblik wordt betrokkene geïnterpelleerd. De vrouw is hulpeloos en kan door de politie overtuigd worden om mee te gaan naar het UZ Gasthuisberg voor een EPSI-consultatie.35 Casus 3: ‘Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld’ (15u30 tot 18u00) -- (illustratieve casus) Een wijkinspecteur meldt aan de JSD dat hij een oude man heeft aangetroffen die beweert al enkele dagen op straat te leven nadat hij gevlucht is uit zijn huis. Zijn echtgenote zou hem stokslagen op het hoofd gegeven hebben. Er is geen directe medische hulp nodig. De JSD probeert de dochter te bereiken voor opvang van haar vader, maar dat lukt niet. Aan de afdeling ITER wordt vervolgens gevraagd om betrokkene over te brengen naar het JSD-bureel. Daar heeft de JSD een hulpverlenend gesprek met hem. De man voelt zich vermoeid, hij heeft niet veel gegeten de laatste dagen. Hij toont eveneens de verwondingen die hij enkele dagen geleden opliep tengevolge van de stokslagen op zijn hoofd. Ter hoogte van de rechterslaap stelt de JSD een (pijnlijke) hematoom vast. Betrokkene begint tijdens het gesprek uit zijn neus te bloeden, waarop de JSD besluit hem toch over te brengen naar het UZ Gasthuisberg. Daar gaat men vlot op de hulpvraag in.
33
In de rubriek ‘casussen’ geven we telkens een selectie van gevallen weer. Alle probleemsituaties (‘problematische doorverwijzing’) worden er systematisch beschreven. Daarnaast worden (vaak) nog een aantal gevallen ten illustratieve titel toegevoegd. 34 Interventie, Toezicht en Reserve (externe dienst van het Leuvense politiekorps) 35 Zie kader hieronder.
26
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Acute psychiatrie op spoedgevallen - EPSI (eerste psychiatrische spoedinterventie): korte voorstelling36 Het EPSI- project op Gasthuisberg voorziet in: ° 24u op 24u permanentie bij psychische crisissen ° de mogelijkheid tot korte ambulante begeleiding nadien ° liaisonfunctie op spoed Doelgroep: patiënten in acute psychiatrische crisis Werking: 1. Aanmelding van psychiatrische crisissituatie op de spoedgevallendienst Gasthuisberg. - Evaluatie door een multidisciplinair team van individuele, relationele of familiale decompensatie bij kinderen en jongeren, volwassenen en ouderen; - Binnen de spoedgevallendienst: voorlopige diagnose, crisisinterventie en indicatiestelling voor verdere behandeling (ambulant of residentieel) en in nauw overleg met de verwijzer / huisarts 2. Ambulante crisisinterventie - Na evaluatie en indicatiestelling op de spoedgevallendienst, bestaat de mogelijkheid om een spoedconsultatie te organiseren door dezelfde equipe; - Zowel individuele, partner,- als familiebegeleiding; - Duur: maximaal 3 weken (hoogstens 3 gesprekken), individueel bepaald. Doelstellingen: - overbruggen van de crisissituatie, - verhogen van de motivatie voor een langdurige behandeling (ambulant of residentieel). Aanmelding: De aanmelding gebeurt altijd via de spoedgevallendienst Gasthuisberg. Medisch eindverantwoordelijke: Prof. Dr. K. Demyttenaere
b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
De politie registreerde in de periode van 15 mei tot 31 augustus 2003 dertig situaties waarin er zich een nood aan sociale of materiële hulpverlening manifesteerde. In 14 gevallen deed de politie een beroep op een sociale of materiële hulpverleningsinstantie. Ook hier zien we dat het aantal gevallen waarin er nood is aan sociale of materiële hulpverlening hoger ligt dan het aantal gevallen waarin er effectief contact wordt opgenomen met een hulpverleningsinstantie. De belangrijkste verklaring hiervoor ligt in het feit dat de politie heel wat slachtoffers/oproepers doorverwijst naar een welbepaalde instantie, zonder zelf contact op te nemen met die instantie. Zo werden er doorverwijzingen geregistreerd naar verschillende deelwerkingen van het CAW Leuven (Jongeren Adviescentrum37, Crisisopvangcentrum, Cadens(2x), Centrum relatievorming), naar het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg38 (3x), het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (2x), de Anonieme Alcoholisten ... In 3 van de 14 gevallen waarin de politie ondersteuning zocht bij een sociale of materiële hulpverleningsinstantie, kon niet of slechts moeizaam ingegaan worden op de hulpvraag. In de 11 andere gevallen was er een vlotte communicatie.
36
Bron: Nota waarin het EPSI-project kort wordt toegelicht (contactpersoon: Frank BARTHOLOMÉ, verpleegkundig coördinator). 37 Hierna verkort weergegeven als JAC. 38 Hierna verkort weergegeven als CBJ.
27
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
14 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector (meldingsfiches) Aantal contactnames
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Hulpverlening aan personen-algemeen
3
Dakloze
2
Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld
2
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
2
Huisvesting
1
Kind in noodsituatie
1
Partners
1
Schoolverzuim
1
Verlaten echtelijke woonst
1
Totaal
14
CASUSSEN Casus 1: ‘Dakloze’ 39 -- (problematische doorverwijzing) Een man is thuis buitengezet. In haar zoektocht naar onderdak voor deze man belt de politie ‘tientallen’ instellingen op. Geen enkele instelling kan ingaan op de vraag van de politie. Uiteindelijk wordt er toch een plaats gevonden in instelling Samu te Vorst. De man wordt doorverwezen. Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ 40 -- (problematische doorverwijzing) De moeder van een jonge vrouw (X) laat in het kader van een lopend onderzoek weten dat haar dochter bevallen is van een zoontje. Gezien de feiten in het verleden met het dochtertje van X wordt de substituut ingelicht. Momenteel verblijft X nog in het UZ Gasthuisberg. In het verleden had de sociaal assistente van Gasthuisberg contact opgenomen met ‘Amber’ (intensieve gezinsondersteuning/preen postnatale begeleiding), doch er was geen plaats. Het is aangewezen dat er nu opnieuw gezocht wordt naar een vorm van begeleiding. Aangezien het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg (CBJ) niet bereikbaar is, contacteert de JSD zelf nogmaals ‘Amber’ en het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG). Bij beide instanties zijn er wachtlijsten. De verantwoordelijke van het CKG zal later op de dag de JSD hercontacteren. Casus 3: ‘Kind in noodsituatie’ 41 -- (problematische doorverwijzing) Een vrouw meldt dat haar kinderen (6 jaar en 3 jaar) worden mishandeld door de vader. De JSD stelt een onderzoek in en een proces-verbaal wordt opgesteld. Het beroep op de sociale hulpverleningsinstanties verloopt moeizaam. Uiteindelijk wordt opvang gevonden in het Crisisinterventiecentrum van Mechelen.
39
Tijdstip feiten niet ingevuld, geregistreerd om 17u32. Tijdstip feiten niet ingevuld, geregistreerd om 11u20. 41 Tijdstip feiten niet ingevuld, geregistreerd om 12u43. 40
28
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 4: ‘Dakloze’ (9u00) -- (illustratieve casus) In een park wordt een man van middelbare leeftijd aangetroffen die er schijnbaar overnacht. De man staat geseind en wordt zonder problemen overgebracht naar de dienst Noodhuisvesting van het OCMW Leuven. Casus 5: ‘Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld’ (1u00) -- (illustratieve casus) Een vrouw is slachtoffer van slagen en verwondingen door haar echtgenoot. Zij durft niet naar huis en wordt vlot opgenomen in een vluchthuis. Casus 6: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (18u20 tot 19u30) -- (illustratieve casus) Een vrouw van middelbare leeftijd komt overstuur het politiebureau binnen. Zij vindt haar thuissituatie niet langer leefbaar. De vrouw woont samen met haar partner en zijn dochter. De dochter aanvaardt echter haar aanwezigheid niet: dat uit zich in pesten en onbuigzaamheid. De JSD heeft een ondersteunend gesprek met de vrouw. Indien haar partner zijn dochter niet tot inkeer kan brengen, zal betrokkene zich naar het Crisisopvangcentrum (CAW Leuven) begeven. De JSD neemt contact op met het Crisisopvangcentrum en indien nodig is er plaats voor haar. Betrokkene wordt in het bezit gesteld van het adres van het centrum en een plannetje. Casus 7: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (15u45 tot 16u25) -- (illustratieve casus) De 18-jarige X woont samen met zijn jongere broertje Y bij een oudere broer Z. X vindt de situatie thuis onhoudbaar: hij moet het huishouden doen, er zijn spanningen, er is geen communicatie, geen dankbaarheid... Hij wil niet meer terug naar huis en vraagt de JSD om een oplossing. De JSD neemt contact op met het JAC (deelwerking CAW Leuven). X mag dadelijk langsgaan voor een gesprek en zij zullen een oplossing zoeken voor slaapgelegenheid. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Het gebeurt wel eens dat de politie een melder of slachtoffer doorverwijst naar de sociale dienst van de jeugdrechtbank, naar de jeugdrechter zelf of naar een advocaat ... Toch zijn die gevallen zeldzaam. In de meldingsfiches van 15 mei tot 31 augustus 2003 werden er doorverwijzingen geregistreerd naar de jeugdrechtbank en naar een advocaat (i.v.m. relatieproblemen). In één geval nam de JSD, in het kader van een informatief en hulpverlenend gesprek met een moeder die problemen had met haar zoon (dossier ‘onbuigzaamheid’), rechtstreeks contact op met de jeugdrechter. In een ander geval (schoolverzuim) contacteerde de JSD de sociale dienst van de jeugdrechtbank. Deze contacten verliepen vlot. Daarnaast zijn er bepaalde situaties waarin de politie ambtshalve het parket dient te contacteren. Het parket wordt dan op de hoogte gebracht van de feiten die zich hebben voorgedaan (en de opvolging ervan) en geeft vervolgens de noodzakelijke instructies aan de politie. In de meldingsfiches werden zulke contacten geregistreerd in het kader van: hulpverlening aan personen – algemeen lastiggevallen persoon onbuigzaamheid minderjarige stalking
29
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
D. Interventies In de module ‘interventie’ worden alle oproepen geregistreerd die een interventie van een politiepatrouille tot gevolg hebben. Het lijkt er op dat in deze module enigszins anders geregistreerd is dan in de module ‘melding’. Waar in de module ‘melding’ in 58% van de fiches geen enkele antwoordcategorie werd geselecteerd onder de rubriek ‘ondernomen actie’, wordt dit aantal in de module ‘interventie’ gereduceerd tot 11% (d.i. 660 interventiefiches)42. Daartegenover staat dat er in 87% van de interventiefiches expliciet werd vermeld dat er geen nood was aan ondersteuning door een externe instantie (in de module ‘melding’ was dit 38%). Dat de politiemannen binnen de interventiemodule blijkbaar preciezere informatie verschaffen, zal mede toe te schrijven zijn aan de aard van hun tussenkomst. Uit dit alles volgt dat, op een totaal van 6.304 fiches, er volgens de excel-tabellen van de politie nog 190 gevallen overblijven waar mogelijkerwijze een beroep werd gedaan op externe hulpverlening. Die gevallen werden door de onderzoekers geanalyseerd en vaak opnieuw geïnterpreteerd. De voornaamste bevindingen worden hieronder weergegeven. 1.
Interventies waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie
In 660 interventiefiches werd geen enkele antwoordcategorie (C01 tot C17) geselecteerd. Op basis van de algemene overzichtslijsten mogen we ook hier besluiten dat het om gevallen gaat waarin er zich geen nood aan externe hulpverlening manifesteerde. Dat er geen behoefte was aan externe ondersteuning, werd ook nog eens expliciet vermeld in 5.454 andere gevallen (87%). Uit de data van deze interventiefiches blijkt dat in behoorlijk wat situaties, waarin wel degelijk nood was aan opvang voor het slachtoffer, de politie zélf kon voorzien in die ondersteuning door hetzij een beroep te doen op de familie, vrienden of buren van het slachtoffer, hetzij door de Jeugd- en Sociale dienst in te schakelen. Casus 1: ‘Bedreiging’ (20u59) -- (illustratieve casus) Een allochtone vrouw van middelbare leeftijd is met haar kindje bij de buren en durft niet meer naar huis want haar echtgenoot gaat haar doodschieten. De politie gaat ter plaatse en bemiddelt. De vrouw zal met haar kindje bij de buren overnachten en zal de volgende dag haar advocaat raadplegen. Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen’ (9u29) -- (illustratieve casus) Alarmcentrale Eurocross vraagt aan de politie om langs te gaan bij mevr. X omdat deze niet uit haar bed kan komen. De centrale had voorafgaand een hulpverlener gecontacteerd doch die kon niet ter plaatse gaan. De politie gaat langs. Mevrouw X is slecht te been maar wenst geen tussenkomst van de dienst 100. Haar zoon wordt verwittigd en komt naar haar toe. Hij zal ook de huisarts contacteren. Casus 3: ‘Natuurlijk overlijden’ (16u26) -- (illustratieve casus) Een oudere fietser komt ten val en overlijdt (door ouderdom, hitte en inspanning). Het slachtoffer wordt overgebracht naar het UZ Gasthuisberg en het parket wordt ingelicht. De slachtofferbejegenaar van de politiezone ‘Kastze’43 wordt gecontacteerd. De nodige informatie wordt doorgegeven en hij zal de familie gaan verwittigen. Casus 4: ‘Natuurlijk overlijden’ (10u32) -- (illustratieve casus) Een oude man krijgt een hartstilstand. Zijn echtgenote en kuisvrouw bevinden zich op dat moment in de woning. De ziekenwagen en MUG44 komen ter plaatse; het parket wordt ingelicht en de JSD wordt gevraagd om ter plaatse te gaan voor opvang van en raadgeving aan de echtgenote.
42
We baseren ons hier opnieuw op de cijfers die de politie ons overmaakte (o.v.v. Excel-tabellen). PZ Kampenhout/Steenokkerzeel/Zemst. 44 Mobiele Urgentiegroep. 43
30
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 5: ‘Verkeersongeval met doden’ (0u02) -- (illustratieve casus) Een man die op de openbare weg ligt, wordt door een auto aangereden en meegesleurd. Een ziekenwagen en de MUG komen ter plaatse, maar het slachtoffer is overleden. De ploeg ter plaatse vraagt aan de JSD om de bestuurder van de auto op te vangen. Ook de substituut en de wetsdokter worden gecontacteerd. Een andere dokter wordt door JSD gevraagd voor de opvang van de echtgenote van het slachtoffer. De JSD zorgt eveneens voor de opvang van de familieleden van het slachtoffer. Casus 6: ‘Verwittigen familie - overbrengen bericht’ (3u04) -- (illustratieve casus) De politie moet een minderjarige dochter op de hoogte brengen van de zelfmoord van haar vader. Wanneer de pleegouders en de dochter thuis komen van vakantie, nemen zij –zoals gevraagd- contact op met de politie. Om hen niet te verontrusten, zegt de politie dat ze zal opzoeken waarom de ouders haar moesten contacteren en dat ze daarna opnieuw contact zal opnemen. Ondertussen wordt de JSD verwittigd, die de slechtnieuwsmelding zal overbrengen. Casus 7: ‘Zelfmoord’ (20u55) -- (illustratieve casus) De dienst 100 meldt een zelfmoord. Een ziekenwagen en de MUG komen ter plaatse, maar de persoon is overleden (volwassen dochter pleegt zelfmoord omwille van de nakende echtscheiding tussen haar moeder en stiefvader). De achterreserve JSD wordt opgeroepen voor de opvang van de moeder en de zus van het slachtoffer. Casus 8: ‘Zelfmoord’ (21u38 tot x) -- (illustratieve casus) Er wordt een bebloede en gewonde man aangetroffen in een auto. De ziekenwagen en de MUG komen ter plaatse. Betrokkene is samenwonend en heeft 2 kinderen. Er wordt contact opgenomen met een parketmagistraat en een wetsgeneesheer wordt gevorderd. De lokale politie van Tienen moet de vriendin van het slachtoffer de slechtnieuwsmelding overbrengen. Zij laat even later weten dat de vriendin zeer over haar toeren is. De achterreserve van de JSD wordt in kennis gesteld en komt ter plaatse. De familie van het slachtoffer komt toe op de afdeling ITER en wordt opgevangen door de JSD. 2.
Interventies waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie
a)
MEDISCHE HULP
In de periode 15 mei – 31 augustus 2003, werden er in de module ‘interventie’ 236 situaties geregistreerd waarin er nood was aan medische hulp. In 115 van die 236 gevallen deed de politie ook effectief een beroep op de medische diensten. In de andere gevallen werden de medische hulpdiensten meestal reeds gecontacteerd door derden. Van de 115 keer dat de politie ondersteuning vroeg van de medische sector, werden er in 4 gevallen problemen gesignaleerd. De andere contacten verliepen vlot.
31
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
115 contactnames met medische sector (interventiefiches) Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
25
18
13
11
Dronken persoon Dronkenschap in een openbare plaats
8 3
8 2
Aantreffen gekwetst – onwel persoon
7
7
Hulpverlening aan personen Hulpverlening aan personen - algemeen
1 6
4
Zelfmoordpoging
6
6
Bewoner geeft geen levensteken
4
3
Diefstal:
4
1
3
2
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Verkeersongeval: met dodelijke afloop onder invloed van alcohol (1) met doden (1) met gewonden (18) met gewonden en onder invloed van alcohol, medicatie of drugs (2) met gewonden en vluchtmisdrijf (1) met stoffelijke schade en onder invloed van alcohol, medicatie of drugs (2) Opzettelijke slagen en verwondingen: Opzettelijke slagen en verwondingen (1) Opzettelijke slagen en verwondingen (niet nader gespecificeerd) (3) Opzettelijke slagen en verwondingen bij familiale moeilijkheden (1) Opzettelijke slagen en verwondingen, aan de echtgenoot of de persoon met wie verdachte samenleeft of samengeleefd heeft, of een duurzame affectieve en seksuele relatie heeft of gehad heeft. (2) Vechtpartij (1) Vechtpartij-opzettelijke slagen (1) Wederzijds opzettelijke slagen en verwondingen (vechtpartij) (4)
Heterdaad diefstal eenvoudige (1) Diefstal op openbare weg (buiten heterdaad) (1) Diefstal van een handtas, zonder geweld of bedreiging, zonder verzwarende omstandigheden (met contact tussen verdachte en slachtoffer) (1) Diefstal, met geweld of bedreiging, zonder verzwarende omstandigheden (1) Natuurlijk overlijden
32
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
115 contactnames met medische sector (interventiefiches) Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Arbeidsongeval
2
2
Bedreiging:
2
1
Hulpgeroep algemeen
2
2
Valpartij
2
2
Verdachte toestand
2
1
Zelfmoord
2
1
‘Stomme oproep’
1
1
Achtervolgingswaan
1
-
Beschadiging van roerend goed, zonder geweld of bedreiging
1
-
Bijstand OGP Lubbeek
1
1
Drenkeling
1
1
Geesteszieke - dement persoon - collocatie
1
-
Intrafamiliaal geweld
1
-
Moeilijkheden in gezin
1
-
Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld
1
1
Moeilijkheden met persoon
1
1
Niet-naleving voorwaarden geïnterneerde
1
1
Ongeval (exclusief verkeer)
1
1
Ongewapende weerspannigheid
1
1
Onopzettelijke brandstichting
1
-
Onrustwekkende verdwijning meerderjarige
1
1
Persoon met geheugenverlies
1
1
Poging tot kindermoord
1
-
Verdacht persoon
1
-
Verkrachting van een minderjarige tussen 16 en 18 jaar, met hoedanigheid dader onbekend
1
-
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Bedreiging (1) Rechtstreekse bedreiging met wapenvertoon (zonder bevel of voorwaarde) (1)
33
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
115 contactnames met medische sector (interventiefiches) Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Vermiste (verdwijning) minderjarige / Weggelopen minderjarige
1
-
Zelfmoord – dreiging
1
1
Ziek persoon
1
-
Ziek persoon (echtelijke ruzie)
1
1
115
84
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Totaal
CASUSSEN Casus 1: ‘Bewoner geeft geen levensteken’ (23u47) -- (problematische doorverwijzing) Oproepster staat aan een café, ze kan niet binnen en vermoedt dat de uitbater zelfmoord heeft gepleegd. Betrokkene had reeds een zelfmoordpoging ondernomen. Toen werd hij opgenomen in de afdeling psychiatrie van een Leuvens ziekenhuis. Hij mocht vandaag overdag naar huis maar is ’s avonds niet teruggekeerd naar het ziekenhuis. De politie betreedt en doorzoekt de woning. Ze treft de uitbater suf aan. De vriendin rijdt met betrokkene terug naar het ziekenhuis om hem opnieuw te laten opnemen. De politie volgt hen. Ze bieden zich aan in het ziekenhuis, maar daar wil men betrokkene niet meer aanvaarden. De politie begeeft zich vervolgens naar de crisisopvang van het UZ Gasthuisberg, waar betrokkene wordt opgenomen. Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (23u30) -- (problematische doorverwijzing) Een jonge man meldt gestalkt te worden. Hij wacht aan een frituur, niet ver van het politiekantoor. De politie vraagt hem naar haar kantoor te komen. Betrokkene blijkt noch gestalkt noch bedreigd te worden. Hij heeft enkel nood aan opvang. De zaak wordt verder afgehandeld maar de man gedraagt zich raar en heeft waanvoorstellingen. Daarom wordt de man door de politie om 0u55 afgezet op de EPSIdienst van het UZ Gasthuisberg. Om 1u05 neemt de EPSI-dienst contact op met de politie en meldt dat betrokkene op hun zwarte lijst staat sinds juni 2003. Met als gevolg dat hij de man niet verder helpt. Om 1u37 neemt de EPSI-dienst nogmaals contact op met de politie: de man wenst, hoewel hij geen medische bijstand nodig heeft, Gasthuisberg niet te verlaten. De EPSI-dienst vraagt een ploeg ter plaatse om de man te verwijderen. De politie brengt de man naar huis (2u31). Om 3u15 meldt de man zich opnieuw aan op het politiebureel. Hij is niet voor rede vatbaar en heeft waanvoorstellingen. Hij wil een nacht in de cel zitten. De politie leidt betrokkene vervolgens naar de poort, waar hij uit protest blijft zitten. Hij is niet dronken. Om 6u10 is de man uit het straatbeeld verdwenen ... Casus 3: ‘Dronkenschap in openbare plaats’ (2u20) -- (problematische doorverwijzing) Er wordt een dronken persoon (geïnterneerde op proef vrijgelaten) gesignaleerd op de straat die volledig het noorden kwijt is. Betrokkene heeft lichte verwondingen en politie begeeft zich met 21-jarige man naar het UZ Gasthuisberg voor verzorging. De man wordt meteen verzorgd. Volgens de behandelende geneesheer zijn er geen bezwaren om de man op te sluiten. Maar de dokter weigert hiervoor een attest af te leveren. De politie maakt de dokter duidelijk dat de man in het ziekenhuis blijft wanneer zij geen attest aflevert. De dokter heeft uiteindelijk toch een attest afgeleverd waarin staat dat er geen bezwaren zijn tegen opsluiting. Betrokkene wordt vervolgens overgebracht naar ITER [afd. Interventie, toezicht en reserve] en opgesloten in de cel.
34
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 4: ‘Verkeersongeval met stoffelijke schade en onder invloed van alcohol, medicatie of drugs’ (20u05) -- (problematische contactname) Naar aanleiding van een verkeersongeval met twee auto’s worden ademtesten afgenomen. De ademtest van één van de bestuurders is positief. Deze bestuurder zou vervolgens een ademanalyse moeten ondergaan maar hij kan niet meer blazen. Daarom moet de politie een dokter van wacht vorderen voor bloedafname. De eerste dokter die de politie contacteert is belet. Daarop contacteert de politie nog drie andere dokters, en ten slotte ook nog eens de eerste. Niemand kan komen. De politie besluit dan om de bestuurder over te brengen naar de spoedgevallendienst van het Heilig Hartziekenhuis. Zij contacteert eerst het ziekenhuis en het is in orde om met deze persoon langs te komen. Casus 5: ‘Opzettelijke slagen en verwondingen bij familiale moeilijkheden’ (4u40) -- (illustratieve casus) Oproeper meldt dat zijn vrouw oncontroleerbaar is (ze is dronken, denkt dat haar man en zijn neef haar kindje misbruiken, slaat man ...). De politie gaat ter plaatse en stelt vast dat ze dronken is en aanvallen van agressie krijgt. Gezien er een klein kindje in de woning is en de vrouw steeds uithaalt naar haar man, is het onverantwoord haar in de woning te laten. De politie vraagt een ziekenwagen om de vrouw over te brengen naar het crisisinterventiecentrum van UZ Gasthuisberg (EPSI). De vrouw weigert mee te gaan zonder haar kindje. De politie volgt de ziekenwagen en vervoert het kindje zelf (5u39). Van zodra de vrouw in het ziekenhuis is brengt men het kind terug naar huis. De vrouw heeft een gesprek met de psychiater. Die ziet geen redenen om haar in het ziekenhuis op te nemen (7u51). Buiten het ziekenhuis krijgt de politie opnieuw problemen met de vrouw. Ze wordt geboeid wegens haar weerspannigheid en wordt opnieuw overgebracht naar Gasthuisberg (8u14), waar ze de nodige zorgen krijgt om te kalmeren. Casus 6: ‘Achtervolgingswaan’ (10u52) -- (illustratieve casus) Oproepster (vrouw van middelbare leeftijd) bevindt zich in een fotozaak om foto’s (naar haar zeggen bewijsmateriaal) te laten ontwikkelen. Haar belager(s) zouden in de omgeving rondrijden. Ze durft de zaak niet verlaten. De politie brengt de dame over naar de afdeling ITER voor een gesprek. Vervolgens wendt de politie zich tot de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg voor een gesprek met de psychiater. De dame wordt er afgezet en er zal de nodige bijstand gegeven worden. Betrokkene lijdt aan achtervolgingswaan. Casus 7: ‘Bedreiging’ (2u27) -- (illustratieve casus) Een zeer dronken man meldt dat hij jongere vriendin gaat van kant maken. Hij heeft de inboedel in zijn woning reeds stukgeslagen. De politie gaat ter plaatse. Betrokkene vraagt medische hulp. Er wordt een ziekenwagen gevraagd en de man wordt overgebracht naar Gasthuisberg (EPSI). Casus 8: ‘Bijstand OGP45 Lubbeek’ (9u46) -- (illustratieve casus) De politie van Leuven wordt opgeroepen door een naburige politiezone om bijstand te verlenen voor een zeer agressief persoon die zijn vriendin zware slagen toebrengt. De man heeft zich verschanst in zijn woning. Hij wenst met een dokter te spreken. De man wordt overmeesterd en het slachtoffer krijgt de eerste dringende verzorging, waarna ze wordt overgebracht naar het UZ Gasthuisberg. De JSD meldt aan de collega’s die ter plaatse zijn geweest dat hij -indien nodig- hulp kan bieden. Casus 9: ‘Diefstal van een handtas, zonder geweld of bedreiging, zonder verzwarende omstandigheden (met contact tussen verdachte en slachtoffer’) (21u31) -- (illustratieve casus) Een vrouw geeft een verwarde uitleg. Ze heeft drie jonge mannen in haar woning binnengelaten en die hebben vervolgens haar handtas gestolen. Daar zijn getuigen van. Daarnaast kan ze ook haar dochtertje niet vinden. De politie contacteert een familielid van de vrouw. Die zegt dat betrokkene een psychiatrische patiënt is en waarschijnlijk haar medicatie niet genomen heeft. Het dochtertje verblijft bij het familielid. Een uur later is betrokkene ‘van de wereld af’. De slotenmaker wordt gevorderd om de woning te beveiligen en de vrouw wordt om 23u40 door de politie overgebracht naar de EPSIdienst van het UZ Gasthuisberg. Om 0u33 laat Gasthuisberg weten dat betrokkene kan worden afgehaald, geen dringende noch dwingende maatregelen nodig.
45
De gerechtelijke dienst van de zone Lubbeek.
35
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 10: ‘Zelfmoord’ (14u15) -- (illustratieve casus) Een vrouw wil zelfmoord plegen. De politie gaat ter plaatse. Een ziekenwagen wordt gevraagd om de psychiatrische patiënt te komen ophalen. Ze wordt overgebracht naar de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg. Casus 11: ‘Dronken persoon’ (1u37) -- (illustratieve casus) Een bewoner ligt stomdronken in de gang en houdt iedereen wakker met zijn gesnurk. Omdat de man er slecht uitziet, vordert de politie een ziekenwagen. Betrokkene verzet zich tegen een overbrenging naar het ziekenhuis. De politie neemt mee plaats in de ziekenwagen. Daar betrokkene in het ziekenhuis ook nog moeilijk doet, blijft de politie ter plaatse tot de verantwoordelijke arts een beslissing heeft genomen. Betrokkene wordt in een isoleercel gestopt. Daarna verlaat de politie het ziekenhuis (3u09). Casus 12: ‘Geesteszieke−dement persoon−collocatie’ (14u15) -- (illustratieve casus) Betrokkene is een jonge man die een aantal maanden gedwongen opgenomen is geweest in een psychiatrische instelling, doch omwille van problemen daar werd ontslagen. Op vraag van het parket gaat de politie naar de woning van de man. Omdat betrokkene niet thuis is, gaat de politie naar de moeder. Zij vertelt dat ze probeert om betrokkene te laten colloceren. Donderdag jl. hebben ze zich nog aangeboden op het UZ Gasthuisberg, doch betrokkene werd niet opgenomen gezien zijn slechte reputatie. Ze kregen wel de coördinaten van een aantal instellingen waar betrokkene zich eventueel nog vrijwillig zou kunnen laten behandelen. Het parket wordt hierover ingelicht en de huisarts wordt bereid gevonden tot het opstellen van een verslag voor gedwongen collocatie. Casus 13: ‘Hulpverlening aan personen’ (15u50) -- (illustratieve casus) Een jonge oproepster heeft zelfmoordneigingen. Ze kan niemand bereiken en wil geholpen worden. De politie gaat met betrokkene naar de EPSI-dienst van Gasthuisberg. Betrokkene heeft er een halfuur later een gesprek met de psychiater en is in goede handen. Politie verlaat Gasthuisberg. Casus 14: ‘Niet-naleving voorwaarden geïnterneerde’ (22u56) -- (illustratieve casus) In het centrum van Leuven ligt een man bewusteloos op de grond, vermoedelijk onder invloed van alcohol. De politie vraagt een ziekenwagen en betrokkene wordt overgebracht naar het ziekenhuis. De man blijkt een geïnterneerde te zijn die op proef vrijgelaten is en hij staat ingeschreven in een psychiatrische instelling. De dispatcher neemt contact op met die instelling: betrokkene kan daar nog steeds terecht. De substituut wordt ingelicht en betrokkene mag na ontnuchtering terug naar de instelling. Casus 15: ‘Onopzettelijke brandstichting’ (20u39) -- (illustratieve casus) De dienst 100 meldt een woningbrand. Politie en brandweer gaan ter plaatse en de brand wordt geblust. De zoon heeft lichte brandwonden en wordt even overgebracht naar het UZ Gasthuisberg. De bewoners zorgen zelf voor een onderkomen. Zij hebben geen traumatische letsels opgelopen en wensen geen gebruik te maken van de dienst slachtofferhulp. Casus 16: ‘Zelfmoordpoging’ (15u04) -- (illustratieve casus) Melder vraagt dringend ziekenwagen ter plaatse want zij is hevig aan het bloeden aan de armen. De dienst 100 wordt in kennis gesteld en doet het nodige. Het minderjarige slachtoffer wordt op vraag van de politie overgebracht naar het UZ Gasthuisberg in plaats van naar het Heilig Hartziekenhuis, gezien zij mogelijk psychiatrische begeleiding nodig heeft. De dienstdoende psychiater wordt ingelicht van het gegeven en zal zich over haar ontfermen zodra de fysieke letsels verzorgd zijn. Casus 17: ‘Zelfmoordpoging’ (13u20-17u20) -- (illustratieve casus) Een psychiatrische patiënt van middelbare leeftijd heeft de gasleidingen in zijn woning stuk getrokken en gooit zijn inboedel naar buiten. De brandweer en Iverlek gaan ter plaatse. De man wordt met de ziekenwagen overgebracht naar het UZ Gasthuisberg. Hij zal worden gecolloceerd en wordt overgebracht naar een psychiatrische instelling. Casus 18: ‘Zelfmoordpoging’ (10u00) -- (illustratieve casus) Een jonge man staat klaar om van een brug te springen (relatieproblemen). De brug wordt afgesloten, het treinverkeer onder de brug wordt stilgelegd, de stroom van de hoogspanningskabels wordt afge-
36
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
sloten en de achterreserve van de JSD wordt opgeroepen voor de opvang van de dochter en de vriendin van de man die ter plaatse zullen komen. Betrokkene kan tot rede gebracht worden en wordt overgebracht naar het UZ Gasthuisberg. De vriendin vraagt zelf begeleiding i.v.m. de relatieproblemen. De JSD verwijst haar door naar het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg. De vriendin wordt eveneens door de politie overgebracht naar het UZ Gasthuisberg, voor een gesprek met de psychiater en haar vriend i.v.m. de relatieproblemen. Casus 19: ‘Verdacht persoon’ (6u53) -- (illustratieve casus) De politie pakt een verdacht persoon op. Gezien de verwarde toestand van de man wordt hij overgebracht naar de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg. Casus 20: ‘Verdachte toestand’ (12u25) -- (illustratieve casus) Een vrouw van middelbare leeftijd vraagt de tussenkomst van een patrouille en wacht in een café. De politie brengt de vrouw over naar de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg voor een gesprek met de psychiater. Zij zegt bereid te zijn zich vrijwillig te laten opnemen. De psychiater neemt contact op met het parket. Betrokkene mag beschikken. Geen gedwongen opname. Betrokkene wenst zich ook niet meer vrijwillig laten opnemen. Casus 21: ‘Vermiste (verdwijning)−weggelopen minderjarige (14u30) -- (illustratieve casus) Een meisje heeft het uitgemaakt met haar vriend en wil niet meer naar huis uit schrik voor haar vader. Het parket wordt ingelicht. Er is telefonisch contact met betrokkene. Rond 22u wordt de dochter gevonden en overgebracht naar de eenheid. De dochter en haar ouders worden er verhoord. Daarna wordt de minderjarige overgebracht naar de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg, met instemming van de ouders. Na een gesprek met de psychiater besluit deze haar daar te houden voor onbepaalde duur. Casus 22: ‘Zelfmoordpoging’ (15u24 tot 20u10) -- (illustratieve casus) Een vrouw van middelbare leeftijd heeft zich de polsen doorgesneden en bloedt hevig, maar is nog bij bewustzijn (reden: relatie beëindigd). De politie vraagt een ziekenwagen en de MUG ter plaatse. Het slachtoffer wordt overgebracht naar het UZ Gasthuisberg. De vrouw blijkt slechts lichtgewond en verkeert zeker niet in levensgevaar. Haar toestand is stabiel. Zij zal echter de nacht doorbrengen in Gasthuisberg, daar de behandelende psychiater het niet veilig acht haar naar huis te laten gaan omwille van het risico op een nieuwe poging tot zelfdoding. De volgende dag zal er een gesprek plaatshebben bij de psychiater met de vrouw en haar vriend. De vrouw heeft vier kinderen. De drie jongste worden opgevangen door de (ex-)vriend. Het oudste kind zal bij de buurvrouw overnachten. Die contacteert de politie en meldt dat de zoon van het slachtoffer volledig over zijn toeren aan het geraken is en dat het raadzaam is een slachtofferbejegenaar te sturen. De JSD wordt gecontacteerd voor slachtofferopvang en gaat ter plaatse. Casus 23: ‘Zelfmoordpoging’(1u47) -- (illustratieve casus) Een man van middelbare leeftijd zegt op een stelling te staan van 13 meter hoog en is van plan om naar beneden te springen. Een ziekenwagen, de brandweer en de JSD komen ter plaatse. Een politieman klimt de stelling op. Betrokkene wil wel een gesprek als hij sigaretten krijgt. Betrokkene wordt overgebracht naar de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg. Casus 24: ‘Moeilijkheden in gezin’ (20u16) -- (illustratieve casus) Oproeper meldt dat zijn broer erg agressief is tegenover zijn moeder. De moeder heeft schrik van de woedeaanvallen van haar zoon. Betrokkene wordt overgebracht naar de EPSI-dienst van het UZ Gasthuisberg. Een uur later heeft de psychiater een gesprek gehad met betrokkene. De behandelende geneesheer besluit tot gedwongen opname en stelt het parket hiervan in kennis. Betrokkene wordt rond 24u onder begeleiding overgebracht naar een psychiatrische instelling.
37
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Een eerste lezing van de interventiefiches leert ons dat de categorie ‘sociale/materiële hulpverlening’ door de politie ruimer geïnterpreteerd werd dan oorspronkelijk door de onderzoekers werd vooropgesteld.46 Zo werd er bijvoorbeeld in heel wat gevallen een beroep gedaan op de brandweer47 of op de slotenmaker, en registreerde men dit als sociale/materiële hulpverleningsondersteuning (C04/C07). De onderzoekers achten het echter niet opportuun om in het kader van dit onderzoek deze twee ‘diensten’ op te nemen onder de ‘sociale/materiële hulpverlening’. Daarom hebben wij die gevallen er uitgezuiverd. Dat leidde voor de periode 15 mei – 31 augustus 2003 tot het volgende resultaat. In 15 interventiefiches werd een behoefte aan sociale of materiële hulpverlening gesignaleerd. De politie nam in 8 gevallen contact op met een instantie uit de sector. In vergelijking met de module ‘melding’, staan er in de interventiemodule relatief minder ‘loutere’ doorverwijzingen naar een of andere hulpverleningsinstantie geregistreerd. Uit de data blijkt bovendien dat die doorverwijzingen (naar Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, Cadens en het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg48) meestal gekaderd werden in een hulpverlenend en ondersteunend gesprek met de JSD. Het beroep op de sociale of materiële hulpverleningsinstanties verliep in de 8 gevallen zonder (noemenswaardige) problemen. PZ Leuven: 15-05-2003 tot 31-08-2003
8 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector (interventiefiches) Problematiek
Aantal contactnames
Arbeidsongeval
1
Afhaling van 4 lunchpakketten bij OCMW
1
Bescherming van de persoon
1
Bewoner geeft geen levensteken
1
Instorting-afvallende voorwerpen
1
Intrafamiliaal geweld
1
46
De onderzoekers hadden ‘materiële’ hulpverlening omschreven als: a) residentiële noodopvang (een bed, een kamer...) b) acute financiële + materiële ondersteuning (OCMW: geld, kledij, eten, ...) c) transport 47 In de volgende gevallen moest een brandweer ter plaatse komen: − Een man die in de Dijle was gevallen, moest er door de brandweer uit gehaald worden. − Brand voertuig − Brandalarm woning − Gaslek − Gesprongen waterbuis − Hindernis op de rijbaan (boom) − Een dokter, die niet binnen kan in het huis van zijn patiënte, contacteert de politie. Die verwittigt op haar beurt de brandweer om zo, via een ladder, het balkon en vervolgens de woniong te betreden (waar het slachtoffer op de grond lag). − Inbreuken op de wetgeving inzake afvalverbranding, gepleegd door een particulier. − Instorting – afvallende voorwerpen (stenen van een dak) − Onopzettelijke brandstichting − Verkeersongeval met gewonden (olievlek neutraliseren) − Verkeersongeval met stoffelijke schade, onder invloed van alcohol (baan reinigen) − Wateroverlast - waterlek − Zelfmoordpoging (vrouw die van het dak dreigt te springen) 48 Het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg zal hierna verkort worden weergegeven als CGG.
38
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Opzettelijke slagen en verwondingen, aan de echtgenoot of de persoon met wie verdachte samenleeft of samengeleefd heeft, of een duurzame affectieve en seksuele relatie heeft of gehad heeft.
1
Zelfmoord
1
Totaal
8
CASUSSEN Casus1: ‘Bescherming van de persoon’ (18u36) -- (problematische contactname) Een dokter van wacht van een psychiatrische instelling contacteert een parketmagistraat omdat een patiënte nog niet is toegekomen en er afgesproken was dat zij voor collocatie diende te worden overgebracht. De patiënte zou ’s middags verdwenen zijn uit het CGG PassAnt te Leuven. De politie wil navraag doen bij PassAnt, maar dat lukt niet (antwoordapparaat om 18u53). De parketmagistraat vraagt de politie om nazicht te doen bij betrokkene thuis. De Leuvense politie contacteert daarvoor de politiezone Kastze49, die vervolgens betrokkene aantreft in haar woning. Ze wordt overgebracht naar de psychiatrische instelling. Casus 2: ‘Bewoner geeft geen levensteken’ (18u11) -- (illustratieve casus) Oproepster meldt dat (verkommerde) buurman niet meer te zien is. De bejaarde man leeft in erbarmelijke omstandigheden. De politie treft betrokkene aan en vraagt een ziekenwagen ter plaatse. De man wordt overgebracht naar een ziekenhuis. De politie doet vaststellingen en overhandigt de huissleutels aan de dienstdoende geneesheer. De politie stelt een bestuurlijke acte op ten aanzien van de Gezondheidsdienst van de stad Leuven en geeft kennis van de toestand waarin betrokkene leeft, teneinde de openbare gezondheid te vrijwaren. Casus 3: ‘Intrafamiliaal geweld’ (21u31) -- (illustratieve casus) Een allochtone moeder van drie kleine kindjes wenst klacht in te dienen lastens haar echtgenoot (dronkenschap, slagen en verwondingen). Er wordt een tolk gevorderd, een vluchthuis gecontacteerd en het slachtoffer wordt overgebracht naar het UZ Gasthuisberg voor verzorging van haar verwondingen. Wanneer het slachtoffer verzorgd is, mag de politie de vrouw onmiddellijk overbrengen naar het Vluchthuis voor vrouwen (CAW Leuven). Casus 4: ‘Opzettelijke slagen en verwondingen, aan de echtgenoot of de persoon met wie verdachte samenleeft of samengeleefd heeft, of een duurzame affectieve en seksuele relatie heeft of gehad heeft’ (14u00) -- (illustratieve casus) Een man is overstuur en vraagt dringende tussenkomst bij familiaal probleem. De politie hoort zijn vrouw schreeuwen op de achtergrond. Het koppel heeft al geruime tijd financiële problemen en nu zijn er klappen gevallen. De politie brengt de vrouw naar het UZ Gasthuisberg voor verzorging (voor vaststellingen en doktersattest). Even later vraagt Gasthuisberg aan de politie om de vrouw af te halen. Zij kan terecht in het Vluchthuis van Mechelen. Casus 5: ‘Zelfmoord’ (0u30) -- (illustratieve casus) Een bejaarde psychiatrische patiënt pleegt zelfmoord in een ziekenhuis. Een verpleegster met nachtdienst treft het slachtoffer verhangen aan op zijn kamer. Een dokter stelt de dood vast en het parket wordt in kennis gesteld. De verpleegster die de man heeft aangetroffen, heeft nood aan slachtofferbejegening, die zal uitgevoerd worden door het ziekenhuis. De politie van de zone Aarschot wordt gevraagd om de echtgenote en de dochter in kennis te stellen van het overlijden.
49
PZ Kampenhout/Steenokkerzeel/Zemst.
39
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode werd er in de module ‘interventie’ geen loutere doorverwijzing door politie naar justitie geregistreerd. Wel nam de politie in 73 situaties ambtshalve contact op met een parketmagistraat. In al die gevallen blijkt de samenwerking tussen politie en justitie vlot te verlopen. Het parket werd gecontacteerd in het kader van: Arbeidsongeval (1) Andere beschadigingen aan onroerende goederen (1): relatieproblemen Belaging-stalking (1): ex-man achtervolgt en bedreigt ex-vriendin Beschadiging van roerend goed, zonder geweld of bedreiging (1): 2 jongeren beschadigen fietsen, steken vuilbakken in brand, in bezit van drugs/tabletten Bijstand OGP Lubbeek (1): zeer agressief persoon bewerkt zijn vriendin met hamer Diefstal in woning, zonder geweld of bedreiging, met als verzwarende omstandigheden braak en/of inklimming en/of valse sleutels (1) Diefstal van een handtas, zonder geweld of bedreiging, zonder verzwarende omstandigheden (met contact tussen verdachte en slachtoffer) (1) Diefstal, zonder geweld of bedreiging, met verzwarende omstandigheden (1) Dronkenschap in openbare plaats (1) Exhibitionisme (1) Geesteszieke-dement persoon-collocatie (1) Jeugdbescherming: verdwijning-ontvluchting (5) Moeilijkheden met persoon (1) Natuurlijk overlijden (3) Niet-naleving voorwaarden geïnterneerde (1) Ongeval (exclusief verkeer) (1) Onopzettelijke brandstichting (2) Onrustwekkende verdwijning (2) Onrustwekkende verdwijning minderjarige (1) Op een openbare plaats een voertuig of rijdier te hebben bestuurd terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35mg/l uitgeademde alveolaire lucht aangaf (1) Opzettelijke brandstichting zonder letsels, op een onbepaald tijdstip (1) Opzettelijke slagen en verwondingen (3) Poging tot diefstal van een bromfiets, zonder geweld of bedreiging, met bedreigende omstandigheden (1) Poging tot kindermoord (1) Proces-verbaal van inlichtingen (1) Rechtstreekse bedreiging met wapenvertoon (zonder bevel of voorwaarde) (1) Smaad politie/ Dronken sturen / Rijden zonder rijbewijs (1) Vechtpartij (1) Vechtpartij – opzettelijke slagen (1) Verdacht overlijden (1) Verdwijning (1) Verdwijning minderjarige (1) Verkeersagressie (1) Verkeersongeval met dodelijke afloop onder invloed van alcohol (1) Verkeersongeval met doden (1) Verkeersongeval met gewonden(1) Verkeersongeval met gewonden en onder invloed van alcohol, medicatie of drugs (3) Verkeersongeval met gewonden en vluchtmisdrijf (1) Verkeersongeval met stoffelijke schade (1) 40
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Verkeersongeval met stoffelijke schade en onder invloed van alcohol, medicatie of drugs (3) Verkeersongeval met stoffelijke schade, niet-verzekering, onder invloed van alcohol, medicatie of drugs en vluchtmisdrijf (2) Verkeersongeval met stoffelijke schade, onder invloed van alcohol, medicatie of drugs en vluchtmisdrijf (1) Verkopen of te koop aanbieden van verdovende middelen (1) Verkrachting van een minderjarige tussen 16 en 18 jaar, met hoedanigheid dader onbekend (1) Vermiste (verdwijning) minderjarige (1) Weggelopen minderjarige (2) Voertuig besturen in staat van dronkenschap (1) Wederzijdse opzettelijke slagen en verwondingen (vechtpartij) (2) Winkeldiefstal, zonder geweld of bedreiging, zonder verzwarende omstandigheden, door een klant ten nadele van een winkelier (4) Zelfmoord (3) Zelfmoordpoging (1)
41
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.2 Politiezone Bekkevoort / Geetbets / Glabbeek / Kortenaken / Tielt-Winge (‘Hageland’) 50
2.2.2.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING DE PZ Bekkevoort/Geetbets/Glabbeek/Kortenaken/Tielt-Winge (of kortweg: PZ Hageland) opteerde voor een registratie via de module ‘melding’. In de zone Hageland wordt in de module ‘melding’ alle informatie opgeslagen, ook die met betrekking tot de interventies. De 17 antwoordcategorieën werden ingevoerd onder de rubriek ‘ondernomen actie’. 51 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 15 mei 2003 - 15 augustus 2003 − De mensen op het terrein werden via een kort intern mailbericht52 ingelicht en gemotiveerd om de gevraagde gegevens in te vullen. − Aan de meldingsfiche werd een geheugensteuntje gekoppeld.
− De verantwoordelijke commissaris en zijn medewerker zagen erop toe dat de meldingsfiches consequent werden ingevuld en controleerden daartoe elke melding. − Om de twee weken werd de volgende informatie overgemaakt aan de K.U.Leuven: a) Een algemeen overzicht van de gevallen waar zich geen probleem stelde (geen nood aan externe hulp). b) Een overzicht van de gevallen waar er nood was aan ondersteuning van een externe instantie. c) Gedetailleerde informatie met betrekking tot die gevallen waar er nood was aan externe ondersteuning: alle betreffende meldingsfiches.
50
Inw. 33.868. Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’. 52 ‘Tussen 15/05/2003 en 15/08/2003 zal er binnen de provincie Vlaams-Brabant een onderzoek lopen naar de nood aan een betere afstemming tussen de hulpverleningssector, politie en parket m.b.t. opvang en advies in crisissituaties. Aanleiding hiervan zouden de vele klachten van de politie zijn m.b.t. de contacten met de hulpverleningsorganisaties zoals vaak onbereikbaar of onbeschikbaar, tekort aan opvangmogelijkheden, enz... (...) Teneinde u niet weeral te belasten met een extra registratieformulier, hebben we dit reeds verticaal geklasseerd. De evenwel verplichte registratie werd zo veel als mogelijk vereenvoudigd en zal gebeuren door het selecteren van de juiste items in het object ‘Actie’ binnen de module ‘melding’. Samengevat dient elk operationeel lid (ongeacht welke dienst) vanaf 15/05/2003 het volgende te doen: registratie van alle feiten binnen de module ‘melding’, ongeacht of er al dan niet PV wordt opgesteld (is nu reeds verplicht) bij iedere melding de juiste items selecteren in het object ‘Actie’ (uit de lijst gaande van CO1-a tot CO5-f - ‘CO’ staat voor CrisisOpvang gevolgd door een nummering). U zal merken dat in geval van crisissituatie er meerdere items dienen geselecteerd te worden. het document ‘Melding_fiche’ steeds genereren (aanmaken), ongeacht of u dit nodig hebt.’ 51
42
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.2.2 DATAVERWERKING A. Oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie Volgens de berekeningen van de politie zelf (Excel-tabellen) zouden er in totaal 896 gevallen geregistreerd zijn waarbij er geen nood was aan externe hulpverlening. De verdeling van die 896 gevallen over de twee antwoordcategorieën ziet er uit als volgt: PZ Hageland: 15-05-2003 tot 15-08-2003
Geen nood aan externe hulp want geen probleem (C01)
512
want zelf opgelost (C02)
384
Totaal
896
Het lijkt er op dat de tweede antwoordcategorie, nl. ‘Geen nood aan externe hulp want zelf opgelost’ (C02) door de politieagenten vrij ruim is geïnterpreteerd. Soms werden hier ook situaties aangeduid waar op geen enkele wijze behoefte was aan opvang en ondersteuning van de oproeper of het slachtoffer, en die dus eigenlijk eerder onder de eerste antwoordcategorie (CO1) thuishoorden. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Na analyse van de geregistreerde gegevens en bijsturing van de kwalificaties die de politieagenten aan hun acties gaven, komen voor de PZ Hageland volgende bevindingen naar voor. Op basis van de Excel-tabellen van de politie kan er geen uitsluitsel gegeven worden over het precieze aantal gevallen waarin er oorspronkelijk door de politie een behoefte aan externe ondersteuning werd geregistreerd. De som van de geregistreerde acties komt immers niet overeen met het totaal aantal meldingen of interventies omdat er in één melding of interventie meerdere acties kunnen geregistreerd worden. Na verwerking van de gegevens en herinterpretatie telden de onderzoekers 36 gevallen waarin er zich een nood aan ondersteuning door een externe instantie had gemanifesteerd. a)
MEDISCHE HULP
In de periode 15 mei – 15 augustus deden zich 23 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In 9 van die 23 gevallen nam de politie ook effectief contact op met de medische sector. In de andere gevallen werd de huisarts of de dienst 100 (ziekenwagen) reeds door derden gecontacteerd, weigerde de betrokkene elke medische hulp, kwam een echtgenote alleen uitleg vragen over de mogelijkheden van collocatie van haar echtgenoot, werd een geseinde vrouw met drankprobleem op vrijwillige basis door de politie teruggebracht naar het psychiatrisch ziekenhuis ...
43
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
De politie van Hageland deed dus 9 maal beroep op de medische diensten. Al deze contactnames verliepen vlot. PZ Hageland: 15-05-2003 tot 15-08-2003
9 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Verkeersongeval met gewonden
6
5
Arbeidsongeval
1
1
Brand woning
1
-
Vechtpartij - opzettelijke slagen
1
-
Totaal
9
6
(in volgorde van voorkomen)
53
CASUSSEN Casus 1: ‘Brand woning’ (16u30) -- (illustratieve casus) Door een accidentele brand is de keuken uitgebrand. De brand werd geblust door de brandweer van Diest. De politie vordert een ziekenwagen om de hoogzwangere oproepster ter controle over te brengen naar een ziekenhuis. Casus 2: ‘Vechtpartij−opzettelijke slagen’ (15u15) -- (illustratieve casus) Een jonge man en zijn 8 maanden zwangere vriendin hebben ruzie gekregen, waarbij de man haar tegen de grond heeft gegooid en haar in de buik heeft getrapt. De politie gaat ter plaatse en laat een ziekenwagen komen voor de vriendin die klaagt over hevige buikpijn, bloedingen en waterverlies. De politie neemt even later opnieuw contact op met het ziekenhuis en er lijkt op het eerste zicht geen levensgevaar voor moeder en kind. Het parket wordt ingelicht. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode registreerde de politie 9 situaties waarin er nood was aan sociale of materiële hulpverlening. In 6 gevallen contacteerde de politie een hulpverleningsinstantie. Helaas wordt over deze contactnames maar weinig informatie verschaft. Het lijkt er evenwel op dat er zich helemaal geen problemen stelden. Uit de data van de meldingsfiches blijkt dat de politie waar nodig het slachtoffer of de oproeper doorverwijst. Concreet werden er twee doorverwijzingen geregistreerd naar het CAW Hageland in verband met druggebruik en echtelijke problemen.
53
Uit de informatie kunnen we opmaken dat waarschijnlijk ook in twee andere gevallen de dienst 100 werd gecontacteerd, maar dat werd niet expliciet vermeld.
44
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Hageland: 15-05-2003 tot 15-08-2003
6 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Aantal contactnames
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Diefstal braak inklimming valse sleutels
2
Bedreiging
1
Poging tot diefstal
1
Drug - gebruik individueel
1
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
1
Totaal
6
CASUSSEN Casus 1: ‘Drug−gebruik individueel’ (0u00) -- (illustratieve casus) Ouders melden aan de politie dat hun zoon de laatste tijd terug meer verdovende middelen gebruikt. Hij is ook onhandelbaar geworden en de interventiedienst is reeds meermaals moeten tussenkomen om de gemoederen te bedaren. De politie contacteert de volgende dag het CAW van Tienen en maakt meteen een afspraak. Casus 2: ‘Diefstal braak inklimming valse sleutels’ (10u40) -- (illustratieve casus) Een oudere man en zijn echtgenote staan ’s morgens op en merken dat er ’s nacht is ingebroken. In de hal werden twee handtassen ontvreemd die later door de politie in de achtertuin werden teruggevonden. Op de bovenverdieping werden twee juwelenkistjes en een portefeuille ontvreemd. De bewoners zijn zeer onder de indruk van de feiten. De politie doet daarom beroep op een sociale hulpverleningsinstantie.54 Er wordt vlot ingegaan op de hulpvraag. Casus 3: ‘Poging tot diefstal’ (0u53) -- (illustratieve casus) Een jonge man hoort vanuit zijn slaapkamer de honden blaffen en ziet nog twee mensen weglopen. De man bezit een nest jonge pitbulls die in het kennersmilieu een gegeerd object zouden zijn. Zijn vaste vriendin, die in psychiatrische behandeling is, is zwaar onder de indruk van deze feiten. De politie licht daarom slachtofferhulp in. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode verwees de politie in één geval (met betrekking tot een burenruzie) de melder door naar de vrederechter. In een ander dossier betreffende stalking achtte de politie het nuttig om bij Proximus informatie over het telefoonverkeer op het gsm-nummer van het slachtoffer op te vragen. Daarvoor richtte de politie zich tot justitie. Daarnaast zijn er nog een aantal situaties waar de politie ambtshalve het parket diende te contacteren. Zulke contacten werden geregistreerd in het kader van: optreden valse politieambtenaar verkeersongeval met gewonden diefstal in woning (buiten heterdaad) Over het algemeen blijkt de communicatie en samenwerking tussen het politiekorps Hageland en het parket vlot te verlopen. Er werden geen probleemgevallen gesignaleerd.
54
Niet nader gespecificeerd welke instantie.
45
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.3 Politiezone Landen / Linter / Zoutleeuw
55
2.2.3.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING DE PZ Landen/Linter/Zoutleeuw (roepnaam: Landen) opteerde voor een registratie via de module ‘melding’. In de zone Landen slaat men alle informatie in de module ‘melding’ op: zowel de informatie met betrekking tot de meldingen als de informatie met betrekking tot de interventies. De 17 antwoordcategorieën werden in de module ‘melding’ ingevoerd onder de rubriek ‘ondernomen actie’. 56 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 mei 2003 tot 1 augustus 2003 − Alle fiches waarbij (mogelijk) enige vorm externe ondersteuning nodig was, werden afgedrukt en om de twee weken overgemaakt aan de onderzoekers.
2.2.3.2 DATAVERWERKING A. Oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie Op basis van de gegevens die de politie van de zone Landen ons verstrekte, kunnen we niet achterhalen hoeveel oproepen er in het totaal gedurende de periode 1 mei 2003 – 1 augustus 2003 zijn binnengekomen. Evenmin kunnen we achterhalen hoe vaak de antwoordcategorieën C01 en C02 werden aangeklikt. Wel werden ons een aantal gevallen doorgegeven waarin de politie zelf de problemen i.v.m. opvang en ondersteuning van de oproeper of het slachtoffer oploste. Casus 1: ‘Verdwijning weggelopen minderjarige’ (19u55-23u25) -- (illustratieve casus) Een minderjarige zoon is van huis weggelopen omdat hij zijn vriendinnetje niet meer mag zien van zijn ouders. De politie is met beide ouders én de zoon rond de tafel gaan zitten om de problematiek te bespreken. Ze zullen allen proberen om in de toekomst beter met elkaar te communiceren. Casus 2: ‘Lastiggevallen persoon’ (19u52) -- (illustratieve casus) Een jonge vrouw meldt dat zij problemen heeft met haar ex-vriend, met wie zij lange tijd een relatie gehad heeft. Zij krijgt al geruime tijd sms-berichtjes van haar ex-vriend, soms met bedreigingen. Zij wil nog geen klacht neerleggen. De politie zal de man uitnodigen voor een gesprek en hem vragen om met deze praktijken te stoppen. Casus 3: ‘Verwittigen familie−overbrengen bericht’ (0u55-5u00) -- (illustratieve casus) Een slachtoffer van een zwaar verkeersongeval zou volgens de dokters van de afdeling intensieve zorgen mogelijk het ongeval niet overleven. De politiezone Hageland vindt niet onmiddellijk familieleden van het slachtoffer en vraagt aan de politiezone Landen om bij de ex-vrouw van betrokkene te informeren naar familieleden. Het slachtoffer blijkt drie kinderen te hebben. De politie verwittigt één van hen telefonisch, de twee anderen worden persoonlijk op de hoogte gebracht. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie De analyse van de geregistreerde gegevens tijdens de maanden mei, juni en juli leidde tot de volgende resultaten.
55
Inw. 29.000 -- Oppervlakte 138.10 km² Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’.
56
46
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Er werden in de zone Landen 53 gevallen geteld waarin er zich een nood aan ondersteuning door een externe instantie had gemanifesteerd. We bekijken die gevallen van naderbij. a)
MEDISCHE HULP
In de periode 1 mei – 1 augustus was er in 26 situaties behoefte aan medische hulp. In 18 van die 26 gevallen nam de politie ook effectief contact op met de medische sector. In de andere gevallen hadden derden reeds de dienst 100 (ziekenwagen) gecontacteerd of werd er doorverwezen naar de huisarts. De PZ Landen heeft bij de 18 contactnames met de medische sector geen enkel probleem ondervonden. De communicatie verliep telkens vlot. Er werd hier, in vergelijking met de twee hiervoor besproken politiezones, meer beroep gedaan op de (huis)arts en minder op de dienst 100. Maar dat leidde dus niet tot meer problemen. PZ Landen: 01-05-2003 tot 01-08-2003
18 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal …waarvan met contactnames dienst 100:
(in volgorde van voorkomen)
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
3
-
Aantreffen gekwetst/onwel persoon
2
2
Hulpverlening aan personen – algemeen
2
1
Vechtpartij – opzettelijke slagen
2
-
Bewoner geeft geen levensteken - Natuurlijk overlijden
1
-
Gezondheidsalarm
1
1
Hulpgeroep – algemeen (dronken persoon)
1
-
Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld
1
-
Moeilijkheden met persoon
1
1
Valpartij
1
1
Verkeersongeval dodelijke afloop
1
1
Zelfmoord
1
-
Zelfmoordpoging
1
-
Totaal
18
7
CASUSSEN Casus 1: ‘Hulpgeroep – algemeen’ (dronken persoon) (19u29) -- (illustratieve casus) Een vader is zwaar depressief en alcoholist. Dit zorgt voor problemen binnen het gezin. Zijn echtgenote en zijn zoon verwittigen ten einde raad de politie. Na veel ‘gepalaver’ kan de politie betrokkene overtuigen om zich vrijwillig te laten opnemen in een psychiatrische kliniek. De politie roept de huisdokter erbij, die telefonisch een afspraak maakt voor opname. Vervolgens brengt de politie betrokkene over naar de psychiatrische kliniek.
47
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen-algemeen’ (16u10) -- (illustratieve casus) Een vrouw komt al wenend het politiebureau binnen. Ze is onder invloed van drank en later blijkt dat ze ook onder allerlei medicatie zit. Ze heeft problemen met haar vriend. De politie stelt voor om de dokter op te bellen en deze naar haar woonplaats te laten komen, waar zij ook naar toe zal gaan met betrokkene. De vrouw wil zich laten opnemen in een psychiatrische kliniek. De dokter blijft achter met betrokkene en gaat haar verder helpen. Casus 3: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (22u25) -- (illustratieve casus) Er zijn reeds geruime tijd relatieproblemen tussen dhr. X en mevr. Y. Deze vinden hun oorsprong in het overmatig alcoholgebruik van de man. De man drinkt veel als hij thuis is en komt dan agressief uit de hoek tegenover zijn echtgenote en zijn dochter. Vandaag heeft betrokkene weer teveel gedronken. De moeder heeft naar haar zoon (die elders woont) gebeld en die heeft de politiediensten gevraagd om te gaan bemiddelen. De politie gaat ter plaatse. Betrokkene is vrij kalm en is zich ervan bewust dat hij een alcoholprobleem heeft. Hij is daarvoor reeds even in behandeling geweest. De politie stelt meerdere mogelijkheden i.v.m. professionele hulp aan de man voor maar deze wenst hier niet op in te gaan. Zijn vrouw wil dat de politie hem meeneemt, maar daar kan niet want betrokkene heeft geen strafbare feiten gepleegd. De wijkagent en de huisarts van de familie zullen ingelicht worden. Casus 4: ‘Zelfmoordpoging’ (16u55) -- (illustratieve casus) X en Y zijn getrouwd en hebben één kindje. De vrouw kan om gezondheidsredenen niet meer gaan werken. Zij meldt dat er geldproblemen zijn en dat haar man - die sinds 2 maanden werkloos is - het niet meer ziet zitten en spreekt van zelfmoord. De schulden stapelen zich op en hij ziet geen uitweg meer. Een schuldrechter heeft een schuldbemiddelaar aangewezen, maar volgens de man zou deze niet voldoende geld geven om eten te kopen. De politie vraagt de huisarts ter plaatse. Die zal de volgende dag het OCMW contacteren voor een oplossing. De dokter zal ’s avonds ook nog eens langsgaan. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode deden zich 7 situaties voor waarin er nood was aan sociale of materiële hulpverlening. In geen enkel geval contacteerde de politie zelf een instantie, wel informeerde ze de oproepers over de mogelijkheden aan opvang.
CASUSSEN Casus 1: ‘Moeilijkheden met persoon’ (21u50) -- (illustratieve casus) Een man en een vrouw hebben een relatie gehad. De vrouw heeft de relatie stopgezet en wil niet meer dat de man bij haar blijft slapen. Binnen een goede maand zou hij een aparte woonst kunnen betrekken, doch in tussentijd kan hij nergens verblijven. Hij wil niet bij zijn familie verblijven. De politie stelt dan voor dat hij zich meldt bij de Broeders Alexianen te Tienen voor een overnachting en dat hij zich de volgende dag aanbiedt bij het OCMW. Hij zal dan ook zijn spullen ophalen bij de vrouw. Casus 2: ‘Burgerlijk geschil: algemeen’ (19u34) -- (illustratieve casus) Naar aanleiding van relationele problemen wenst een jonge vrouw de woning te verlaten om naar een vluchthuis te gaan. Zij vraagt bijstand van de politie om haar persoonlijke spullen thuis te gaan ophalen. De spullen worden zonder problemen meegenomen en haar zus brengt haar naar het vluchthuis. Casus 3: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (3u10) -- (illustratieve casus) Een koppel heeft relationele en financiële problemen. De vrouw meldt dat ze de echtelijke woonst verlaten heeft. Haar man, die depressief is, zou haar bedreigen. De vrouw zou nu terug naar huis willen om haar hond te halen en vervolgens wil ze bij haar moeder gaan overnachten. De vrouw en haar zoon gaan samen met de politie ter plaatse. De politie heeft een gesprek met de man. Zij raadt hem aan om i.v.m. zijn geldproblemen naar het OCMW te gaan.
48
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 4: ‘Moeilijkheden met persoon’ (18u32) -- (illustratieve casus) Er stelt zich een probleem tussen een reiziger en de treinbegeleider. De reiziger gaat niet akkoord met de behandeling door de begeleider en de politie verwijst hem door naar de ombudsdienst van de NMBS voor een eventuele klacht. Casus 5: ‘Onbuigzaamheid’ (13u00) -- (illustratieve casus) Een moeder meldt dat er weer problemen zijn met haar minderjarige zoon en dat er iets aan gedaan moet worden. Omdat het vandaag een brugdag is, raadt de politie de moeder aan om zelf contact op te nemen met het CBJ en om (voor zichzelf) een dokter te raadplegen. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
In de PZ Landen werden tijdens de maanden mei, juni en juli opvallend veel doorverwijzingen naar een justitiële instantie/actor geregistreerd. Daarnaast werd in 11 gevallen ambtshalve contact opgenomen met het parket. Doorverwijzingen: Er werden 11 doorverwijzingen geregistreerd naar de vrederechter: − Burgerlijk geschil-algemeen (1): Een dochter doet haar beklag dat haar moeder niet in staat is alleen te wonen. De politie adviseert om een verzoekschrift neer te leggen bij de vrederechter. − Burgerlijk geschil-huurgeschil (3) − Gemeentelijke wetgeving (1): Openbare weg op privé-eigendom. − Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld (1): Vader wil zijn meerderjarige zonen uit het huis zetten. − Moeilijkheden in gezin zonder slagen (4) − Pesterijen-baldadigheden (1): In een dossier van stalking geeft de politie aan de vrouw de raad om met de gegevens die ze heeft naar de vrederechter te gaan om een straatverbod op te leggen. Daarnaast werd er in twee gevallen doorverwezen naar een (andere) advocaat. In één geval (relationele en financiële problemen) werd een vrouw doorverwezen naar het justitiehuis van Leuven. In dossiers die betrekking hebben op schoolverzuim, weggelopen minderjarigen en plaatsingen, komt vanzelfsprekend de jeugdrechter vaak ter sprake. Ambtshalve contactnames parket: De politie nam 11 keer contact op met een parketmagistraat, dit in het kader van: Aanranding eerbaarheid Bewoner geeft geen levensteken /natuurlijk overlijden Hulpverlening aan personen - algemeen Moeilijkheden bezoekrecht (2) Moeilijkheden in gezin zonder slagen Onopzettelijke slagen en verwondingen Vechtpartij - opzettelijke slagen Verdwijning - weggelopen minderjarige Verkeersongeval dodelijke afloop Zelfmoord Casus 1: ‘Moeilijkheden bezoekrecht’ (22u40) -- -- (illustratieve casus) Het gezinstehuis ‘Levenslust’ is een open instelling waar kinderen kunnen geplaatst worden. De verantwoordelijke van de instelling licht de politie in dat zij momenteel drie kindjes opvangt van de nog niet uit de echt gescheiden mevrouw X. Die zal de volgende dag om 13u de kinderen komen ophalen, maar de verantwoordelijke van de instelling wil dit verhinderen. De politie zegt aan de verantwoordelijke dat zij geen enkel document kan voorleggen waaruit blijkt dat de kinderen niet zouden mogen
49
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
meegegeven worden aan hun moeder. Daarop neemt de verantwoordelijke contact op met de jeugdrechtbank. Om 23u18 ontvangt de politie een fax van de jeugdrechter waarin staat dat de moeder haar kinderen dit weekend niet mag meenemen (enkel bezoeken). Aan de politie wordt gevraagd om bij het bezoek van de moeder (om 13u) aanwezig te zijn in ‘Huize Levenslust’. Er ontstaat bij dat bezoek een hevige discussie met de moeder. De politie probeert haar te kalmeren. Het parket wordt op de hoogte gebracht van de feiten.
50
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.4 Politiezone Bierbeek / Boutersem / Holsbeek / Lubbeek (‘Lubbeek ‘)
57
2.2.4.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De PZ Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek (roepnaam ‘Lubbeek’) opteerde voor een registratie via de module ‘melding’. In de zone Lubbeek worden zowel de meldingen als de interventies opgeslagen in de module ‘melding’. De 17 antwoordcategorieën werden er ingevoerd onder de rubriek ‘ondernomen actie’.58 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 mei 2003 tot 1 september 2003 − Alle fiches waarbij (mogelijk) enige vorm externe ondersteuning nodig was, werden afgedrukt en overgemaakt aan de onderzoekers.
2.2.4.2 DATAVERWERKING A. Inleidende opmerking De PZ Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek beschikt over een specifieke ‘slachtoffer- en milieudienst’ (SOM). Die slachtofferdienst blijkt een belangrijke plaats in te nemen binnen de activiteiten van het korps. Problemen i.v.m. opvang en ondersteuning worden door de politieagenten vaak in eerste instantie doorverwezen naar de SOM, die dan op zijn beurt eventueel andere instanties contacteert. Casus 1: ‘Feitelijkheden−discussie−onenigheid’ (13u27) -- (illustratieve casus). Er zijn reeds geruime tijd problemen in de relatie tussen mevr. X en dhr. Y. De vrouw telefoneert naar de politie en wordt doorverwezen naar de SOM in Boutersem. Een uur later is de SOM ter plaatse. Uit het gesprek blijkt dat de vrouw zich vooral zorgen maakt over het feit dat er mogelijk nog meer geld zal verdwijnen. Ze vraagt naar de stand van het lopende gerechtelijk onderzoek. De SOM zal proberen hierover informatie in te winnen. Casus 2: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (13u45) -- (illustratieve casus). Melding van problemen tussen vader en zoon. Volgens de zoon is zijn vader alcoholist en reeds langdurig werkloos. In de weekends, wanneer de zoon naar huis komt, zijn er regelmatig woordenwisselingen tussen vader en zoon. Ook vandaag. De politie gaat ter plaatse. Zij treffen de vader aan bij de buren. Alle betrokken partijen blijken op zoek naar externe hulp teneinde hun familiaal probleem op te lossen. De politieploeg verwijst betrokkenen door naar de slachtofferdienst (SOM), die van de feiten op de hoogte wordt gesteld. B. Oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie We hebben geen cijfers over het totaal aantal oproepen binnen de registratieperiode. Op basis van de berekeningen van de politie (query’s) weten we wel dat gedurende die 4 maanden 14 maal de eerste antwoordcategorie (C01) aangeklikt werd en 61 maal de tweede (C02). ‘Geen nood aan externe hulp want geen probleem’ (C01): 14 ‘Geen nood aan externe hulp want zelf opgelost’ (C02): 61
57
Inw. 38.679 -- Oppervlakte 155.10 km² Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’.
58
51
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
C. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Op basis van de berekeningen van de politie (query’s) werden er 19 gevallen geregistreerd waarin er behoefte was aan een vorm van externe ondersteuning. Na verwerking van de gegevens en herinterpretatie telden de onderzoekers nog maar 13 gevallen waarin er zich een nood aan ondersteuning door een externe instantie had gemanifesteerd. a)
MEDISCHE HULP
In de periode 1 mei – 1 september deden zich 4 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In 2 van die 4 gevallen deed de politie een beroep op de dienst 100 (ziekenwagen). Die contacten verliepen zeer vlot. PZ Lubbeek: 01-05-2003 tot 01-09-2003
2 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Dakloze
1
1
Hulpverlening aan personen (algemeen)
1
1
Totaal
2
2
CASUSSEN Casus 1: ‘Dakloze’ (10u20) -- (illustratieve casus) Ter hoogte van de kapel is een man van middelbare leeftijd in de kant maïs aan het eten. De politie gaat ter plaatse en stelt vast dat de man volledig onderkomen is (vreselijke lijfgeur en lichamelijke kwalen). Hij heeft geen enkel document bij zich. Hij beweert de Franse nationaliteit te hebben en op weg te zijn naar Duitsland om er te werken. Gezien de lichamelijke toestand van betrokkene wordt de dienst 100 gevraagd om hem op te halen en over te brengen naar het UZ Gasthuisberg voor verdere verzorging. Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen (algemeen)’ (9u48) -- (illustratieve casus) Een politiepatrouille wordt tegengehouden door een bestuurder, die helemaal bebloed is en een lap tegen zijn hoofd houdt. Hij vraagt of de politie geen verband heeft. Terwijl hij aan het werken was in de bomen heeft hij een boomstronk tegen zijn hoofd gekregen en nu is hij op weg naar zijn huisarts. Onderweg is de hoofdwonde hevig beginnen te bloeden. Gezien het vele bloed laat de politie een ziekenwagen ter plaatse komen en de man wordt overgebracht naar het ziekenhuis van Tienen. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
De categorie ‘sociale/materiële hulpverlening’ is door de politie ruimer geïnterpreteerd dan oorspronkelijk door de onderzoekers werd vooropgesteld. Zo werd er gedurende de registratieperiode bijvoorbeeld een beroep gedaan op een dierenasiel (3x), op de VTB-VAB, op een firma van alarmcentrales, op de watermaatschappij en op de verantwoordelijke van verkeerssignalisatie, en registreerde men dit allemaal als sociale/materiële hulpverleningsondersteuning (C04/C07). Ook de eigen interne slachtofferdienst (SOM) van de politie kreeg in één geval de kwalificatie van sociale hulpverleningsinstantie. De onderzoekers achten het echter niet opportuun om in het kader van dit onderzoek deze gevallen op te nemen onder de ‘sociale/materiële hulpverlening’. Daarom zijn die gevallen er uitgezuiverd. Gedurende de registratieperiode deden er zich 6 gevallen voor waar er behoefte was aan sociale of materiële hulpverlening. De politie nam in 3 gevallen contact op met een instantie uit de sector. Telkens was er een vlotte samenwerking. In de andere 3 gevallen werd de oproeper of het slachtoffer, meestal via de
52
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
slachtofferdienst, doorverwezen naar een geschikte instantie (o.a. naar Cadens (= deelwerking CAW Leuven), naar het OCMW...) PZ Lubbeek: 01-05-2003 tot 01-09-2003
3 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
(in volgorde van voorkomen)
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
2
Kinderverwaarlozing
1
Totaal
3
CASUSSEN Casus 1: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (20u40) -- (illustratieve casus) In een dossier met betrekking tot familiale problemen contacteert de politie het OCMW (tussenkomst gezinsbegeleiding) en het Centrum voor Slachtofferhulp met een vraag naar bijstand. Daarnaast stond de slachtofferbejegenaar de mensen bij met betrekking tot de collocatie van de vrouw. Casus 2: ‘Kinderverwaarlozing’ (16u00) -- (illustratieve casus) Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Leuven doet beroep op de politie. Concreet wordt er aan de wijkinspecteur gevraagd om eens te gaan kijken of er nog kinderen worden opgevangen in een kinderopvangcentrum waarvan de vergunning om hygiënische reden werd opgeheven. De politie gaat ter plaatse: er worden momenteel nog 14 kinderen opgevangen, maar binnen een maand zal het centrum sluiten. Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling wordt hierover ingelicht. Vervolgens richt het Vertrouwenscentrum zich tot de slachtofferdienst om de nodige maatregelen te treffen en deze zaak verder af te handelen. Aan het Federaal Voedselagentschap wordt gevraagd een controle uit te voeren. Er worden twee controles uitgevoerd en de SOM wordt hierover geïnformeerd. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode verwees de politie in één geval (met betrekking tot voorlopige maatregelen zoontje) de melder door naar de vrederechter. Daarnaast waren er 2 situaties waar de politie ambtshalve het parket diende te contacteren. Dat gebeurde in het kader van: informatie over geseind persoon-CBS-Shengen vechtpartij-opzettelijke slagen
53
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.5 Politiezone Hoegaarden / Tienen
59
2.2.5.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De PZ Hoegaarden/Tienen (kort: ‘Tienen’) opteerde voor een registratie via 2 kanalen: enerzijds via de module ‘melding’60 en anderzijds via een registratieformulier. 61 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 juni 2003 tot 1 september 2003 − Er werden 2 antwoordcategorieën ingevoerd in de module ‘melding’ onder de rubriek ‘ondernomen actie’, nl. Geen nood aan externe hulpverleningsondersteuning Wel nood aan externe hulpverleningsondersteuning − De mensen op het terrein werden voldoende ingelicht en gemotiveerd om één van de twee rubrieken aan te klikken. − Door middel van dagelijkse briefing/opvolging, selecteerde de registratieverantwoordelijke vanaf 1 juni die gevallen waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. Voor die gevallen vulde hij het aparte registratieformulier in.
2.2.5.2 DATAVERWERKING A. Inleidende opmerking De PZ Hoegaarden/Tienen beschikt, net zoals de PZ Leuven, over een eigen sociale dienst, nl. de Dienst Jeugd en Gezin. Casus 1: ‘Verdachte toestand’ (0u32) Een buurman meldt het gehuil van een kind. De politie gaat aanbellen en treft er naast de bewoner ook een vrouw met haar 3-jarig kind aan. De jonge moeder probeert het kindje al vanaf 21u tevergeefs in bed te stoppen. De politie verwijst de moeder in verband met haar ‘opvoedkundige problemen’ door naar de interne sociale dienst. Er wordt meteen een afspraak gemaakt en de melding wordt voor opvolging overgemaakt aan de Dienst Jeugd en Gezin. B. Totaal aantal oproepen en aantal oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie Op een totaal aantal van 2.107 meldingen, werd er in 2.088 gevallen geen nood aan externe hulpverlening vermeld. C. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie In de zone Tienen werden er gedurende de maanden mei, juni en juli 19 gevallen geregistreerd waarin er behoefte was aan een vorm van externe ondersteuning. a)
MEDISCHE HULP
Er deden zich 12 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In 10 van die 12 gevallen nam de politie contact op met een medische dienst. Die contacten verliepen niet allemaal vlekkeloos. 59
Inw. 31.657 Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’. 61 Cf. ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’. 60
54
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Tienen: 01-06-2003 tot 01-09-2003
10 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal …waarvan met contactnames dienst 100:
(in volgorde van voorkomen)
Hulpverlening aan personen - algemeen
4
2
Aantreffen gekwetst persoon (dronken)
1
1
Dronken persoon
1
-
Hulpgeroep - algemeen
1
-
Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld
1
-
Verdachte gedragingen
1
-
Zelfmoordpoging
1
-
Totaal
10
3
CASUSSEN Casus 1: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (10u10) -- (problematische casus) Een jonge man belt de politie op i.v.m. zijn ex-vriendin, die een alcoholprobleem heeft. Zij was reeds op vrijwillige basis opgenomen in een psychiatrische kliniek te Tienen, maar is daar weer vertrokken. De volgende dag zou ze er een afspraak hebben met de psychiater, maar betrokkene wil nu geholpen worden en kan niet meer tot morgen wachten. De politie neemt contact op met de psychiater en doet het relaas. Betrokkene kan vandaag onmogelijk komen aangezien er geen bedden vrij zijn. De politie neemt vervolgens contact op met een PAAZ.62 Daar mogen ze langskomen voor een gesprek en betrokkene wordt er verder geholpen. Casus 2: ‘Zelfmoordpoging’ (13u27) -- (problematische casus) Melding van een poging tot zelfmoord. Een ziekenwagen is ter plaatse, maar die vraagt bijstand van de politie gezien de agressiviteit van het slachtoffer. De jonge man wordt gekalmeerd en wordt overgebracht naar de dienst spoedgevallen, waar de psychiater betrokkene zal komen onderzoeken. De volgende dag om 18u35 krijgt de politie opnieuw een oproep: betrokkene heeft opnieuw een zelfmoordpoging ondernomen. De politie betreurt dat er na de opname van gisteren geen deskundige opvolging is gebeurd. Casus 3: ‘Hulpgeroep−algemeen’ (18u15) -- (problematische casus) Een man, onder invloed van alcohol, is zijn inboedel tot schroot aan het bewerken. De politie gaat ter plaatse. De man wil zich vrijwillig laten opnemen voor zijn problemen. De politie brengt betrokkene naar een ziekenhuis en laat hem over aan de psychiater. Nog geen twee uur later krijgt de politie een nieuwe melding dat er weer problemen zijn op het adres van betrokkene. De psychiater heeft betrokkene laten beschikken en nu is die de rest van zijn inboedel aan het vernielen. De politie brengt betrokkene over naar de eenheid om daar een onderkomen voor hem te zoeken. Zij nemen telefonisch contact op met een psychiatrische kliniek in Tienen. De dokter van wacht deelt de politie mee dat betrokkene in de instelling kan opgenomen worden op eigen verzoek. Ook in dit geval betreurt de politie dat er in eerste instantie geen deskundige opvolging werd gegeven waardoor een nieuw interventie noodzakelijk werd.
62
Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis.
55
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 4: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (16u15) -- (problematische casus) Een man heeft mogelijk van een bus DETOL gedronken. Hij is reeds in behandeling wegens depressie. Hij heeft medische verzorging nodig en wordt overgebracht naar het ziekenhuis. Daar mag hij vermoedelijk, na een gesprek met de psychiater, het ziekenhuis weer verlaten. Casus 5: ‘Dronken persoon’ (0u45) -- (illustratieve casus) Politie krijgt melding van een dronken persoon. Zij treffen een oudere man aan die ten gevolge van de alcohol al verschillende malen ten val is gekomen met kwetsuren als gevolg. De politie besluit hem over te brengen naar het commissariaat voor administratieve opsluiting. In het kader van de verwondingen vordert de politie een dokter met wachtdienst. Casus 6: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (20u50) - (illustratieve casus) Een vrouw, die pas uit het ziekenhuis ontslagen is wegens epilepsieaanvallen, heeft angst om nieuwe aanvallen te krijgen en wil terug opgenomen worden. De politie neemt contact met de kliniek en ze kan terug. Een ziekenwagen komt betrokkene afhalen. Casus 7: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (9u42) -- (illustratieve casus) Er komen meldingen binnen dat er een man met zwarte huidskleur op straat loopt met een baxter. Betrokkene blijkt de dienst spoedgevallen verlaten te hebben om ergens te gaan bellen. Een ziekenwagen brengt betrokkene opnieuw over naar het ziekenhuis. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode 1 juni – 31 augustus registreerde de politie 7 situaties waarin er nood was aan sociale of materiële hulpverlening. In 4 gevallen werd een sociale of materiële hulpverleningsinstantie gecontacteerd. Ook hier stelde zich een probleem. PZ Tienen: 01-06-2003 tot 01-09-2003
4 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
(in volgorde van voorkomen)
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
1
Moeilijkheden binnen gezin
1
Moeilijkheden met persoon
1
Verdwijning weggelopen minderjarige
1
Totaal
4
CASUSSEN Casus 1: ‘Moeilijkheden met persoon’ (21u45) -- (problematische doorverwijzing) Dhr. X meldt problemen met zijn vriend Y, die bij hem inwoont. Om verder onheil te voorkomen wil X dat Y de woning verlaat en terug zijn intrek neemt waar hij vroeger woonde. Y gaat met de politie mee naar het bureau. De politie neemt contact op met het Crisisopvangcentrum te Leuven teneinde een fatsoenlijk voorlopig onderkomen te vinden voor Y, doch gezien hij een vorige keer amok maakte in het centrum wordt hij er niet toegelaten. Aangezien Y nergens terecht kan, zet de politie hem dan maar af op zijn vorige adres (waarvan hij sleutel nog heeft). De interne sociale dienst wordt ingelicht.
56
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 2: ‘Verdwijning weggelopen minderjarige’ (8u45) -- (illustratieve casus) Een minderjarig meisje meldt dat ze niet meer naar haar moeder wil en bij haar vriend verblijft. De politie maakt voor haar probleemloos een afspraak met het CBJ Leuven. Casus 3: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (10u00) -- (illustratieve casus) Een moeder maakt haar beklag over haar minderjarige dochter die zich agressief zou opstellen. De dochter vindt dat zij onredelijk en ongelijk behandeld wordt. Gezien de vroegere zware alcoholproblematiek van de moeder en het feit dat de kinderen al veel hebben meegemaakt, wordt er een afspraak gemaakt met het CAW van Tienen dat een begeleiding zal opstarten. De politie signaleert dat er vlot op haar vraag werd ingegaan. Casus 4: ‘Moeilijkheden in gezin’ (0u15) -- (illustratieve casus) In de spoedgevallendienst van een ziekenhuis staat een vrouw die thuis weggelopen is en niet meer terug wenst te gaan. Haar man zou opnieuw drinken. De vrouw wil dat de politie haar naar haar dochter brengt, waar ze zal overnachten. De volgende dag zal ze dan naar een vluchthuis gaan, waar ze nog verbleven heeft (de vrouw had zelf reeds contact opgenomen met het vluchthuis). c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode werd in één geval (moeilijkheden in gezin met slagen) de jeugdrechter gevorderd, die de betrokken minderjarige in een instelling plaatste. Deze plaatsing verliep niet zonder problemen. In een tweede geval werd eveneens contact opgenomen met de jeugdrechter, nadat de politie een weggelopen minderjarige had teruggevonden.
57
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.6 Politiezone Herent / Kortenberg (‘HerKo’)
63
2.2.6.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De politiezone Herent/Kortenberg (afgekort: ‘HerKo’) opteerde voor een registratie via aparte registratieformulieren.64 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 mei 2003 tot 1 augustus 2003 − Elke dag analyseerde de registratieverantwoordelijke het dienstbulletin (= interventiefiches). Hij haalde er die gevallen uit waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. − De registratieverantwoordelijke woonde tevens de dagelijkse briefing (ook wijkkantoren..) bij, en selecteerde ook hier de (overige) gevallen waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. − Voor die gevallen waarin er nood was aan externe hulpverlening vulde hij het aparte registratieformulier in.
2.2.6.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen We hebben geen cijfers over het totaal aantal oproepen binnen de registratieperiode. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie In de zone HerKo werden er gedurende de maanden mei, juni en juli 9 gevallen geregistreerd waarin er behoefte was aan een of meerdere vorm(en) van externe ondersteuning. a)
MEDISCHE HULP
Tijdens de periode 1 mei - 31 juli 2003 deden er zich 7 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In 5 van die 7 gevallen contacteerde de politie de medische sector. Die contacten verliepen allemaal vlekkeloos. PZ HerKo: 01-05-2003 tot 01-08-2003
5 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Zelfmoordpoging
2
1
Drugs – individueel gebruik
1
-
Moeilijkheden in gezin
1
1
Verkrachting en autodiefstal
1
-
Totaal
5
2
(in volgorde van voorkomen)
63 64
Inw. 37.046 -- Oppervlakte 67,25 km² Cf. ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’.
58
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
CASUSSEN Casus 1: ‘Moeilijkheden in gezin’ -- (illustratieve casus) Een grootvader wenst dat zijn dochter, naar aanleiding van gezinsmoeilijkheden, zou opgenomen worden in een psychiatrische instelling gezien zij zwaar onder de gezinssituatie lijdt. De dienst 100 komt ter plaatse doch betrokkene weigert mee te gaan. De politie geeft uitleg over de eventuele verdere stappen die kunnen ondernomen worden teneinde medische hulp te krijgen. Casus 2: ‘Zelfmoordpoging’ -- (illustratieve casus) De politie krijgt melding van een zelfmoordpoging. Betrokkene heeft telefonisch zijn vriendin van zijn opzet in kennis gesteld. Hij wordt aangetroffen op een veldweg aan het stuur van zijn auto. Hij heeft alcohol en medicijnen klaar liggen maar nog niet ingenomen. Hij weigert mee te gaan met de ziekenwagen maar kan tenslotte overtuigd worden om door de politie naar het UZ Gasthuisberg gebracht te worden. De politie blijft daar bij hem tot de psychiater van dienst aankomt. Casus 3: ‘Drugs−individueel gebruik’ -- (illustratieve casus) De politiezone HerKo levert bijstand aan de zone Haacht om een persoon op te sporen die een ruit van een café had stukgeslagen en die blijkbaar dolgedraaid was. De man wordt onderschept door de PZ Haacht doch stelt zich dreigend op en kan de vlucht nemen. Hij wordt herkend als inwoner van een deelgemeente. Er zijn reeds ernstige moeilijkheden met hem geweest en hij heeft een drugsverleden. Twee dagen later wordt de man in zijn woning aangetroffen en meegenomen voor verhoor. In overleg met het parket wordt afgesproken dat hij zich vrijwillig zal aanbieden bij een psychiatrische kliniek. Deze kliniek wordt gecontacteerd door de politie en gaat vlot in op haar hulpvraag. Casus 4: ‘Zelfmoordpoging’ -- (illustratieve casus) Ingevolge relationele problemen gepaard gaande met alcoholgebruik, wil een vrouw zelfmoord plegen. Zij wordt met een ziekenwagen naar het UZ Gasthuisberg overgebracht. De drie kinderen worden opgevangen door de buren - er is geen familie beschikbaar om deze op te nemen. Casus 5: ‘Verkrachting en autodiefstal’ -- (illustratieve casus) Betrokkene was slachtoffer van een verkrachting en diefstal van haar wagen. De dag na de feiten contacteert zij opnieuw de politie, nadat ze reeds geprobeerd had om opnieuw contact op te nemen met het Centrum Slachtofferhulp (niet bereikbaar tijdens weekend!) en na een gesprek met teleonthaal. Betrokkene wenst geen huisdokter. De politie verwijst haar naar de dienst crisisopvang in het UZ Gasthuisberg (EPSI), doch betrokkene wil de woning niet verlaten. Een politieploeg gaat tweemaal bij haar langs teneinde een gesprek te voeren en haar te bewegen naar crisisopvang te gaan. Casus 6: ‘Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld’ -- (illustratieve casus) Problemen in gezin met slagen tussen vader en minderjarige zoon. De minderjarige wordt in de omgeving onderschept en is zeer agressief. Het probleem zou liggen in de onwil om medicatie te nemen. Na een gesprek met de betrokken partijen wordt in overleg besloten dat de minderjarige zich zal wenden tot de crisisopvang in het UZ Gasthuisberg voor verzorging en/of opname. Casus 7: ‘Zelfmoordpoging’ -- (illustratieve casus) De politie krijgt melding van een verkeersongeval met vluchtmisdrijf. Een auto is tegen een verlichtingspaal gereden. De wagen werd iets verder aangetroffen op een privé-oprit. Uit het gesprek met de bestuurder blijkt dat hij zich van het leven heeft willen beroven door opzettelijk tegen de paal te rijden. Hij werd echter niet gekwetst. Betrokkene wordt gehoord en er wordt een goed opbouwend gesprek gevoerd. Hij ontvangt de nodige doorverwijzing voor eventuele psychiatrische hulp en wordt afgehaald door zijn moeder. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode 1 mei - 31 juli registreerde de politie 3 situaties waarin er nood was aan sociale of materiële hulpverlening. Slechts in één geval werd een hulpverleningsinstantie gecontacteerd, nl. het OCMW. Die contactname verliep vlot.
59
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ HerKo: 01-05-2003 tot 01-08-2003
1 contactname met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Familiale twist
1
Totaal
1
CASUSSEN Casus 1: ‘Familiale twist’ -- (illustratieve casus) Er is een zware familiale twist in een Russisch gezin, waarbij de vrouw ernstig werd toegetakeld. De vader werd gearresteerd voor de duur van het onderzoek. De dienst vreemdelingenzaken wenst geen maatregel te nemen. Via het OCMW (vlotte contactname) kan de politie een kamer bekomen voor de dader zodat het gezin gescheiden wordt en er geen feitelijkheden meer kunnen gebeuren. Onder deze voorwaarden kan betrokkene onmiddellijk voor de rechter verschijnen in het kader van snelrecht en wordt hij vervolgens in vrijheid gesteld. Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ -- (illustratieve casus) Een politieploeg dringt via een keldergat binnen in de woning van een oudere vrouw. Betrokkene woont alleen en ligt in de zetel. Ze is blijkbaar hulpbehoevend en heeft tevens een drankprobleem. Een familielid wordt verwittigd en zij zal zich verder bekommeren over de vrouw. Er wordt gezocht naar een definitieve plaats in een opvangtehuis. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode werd slechts één geval geregistreerd waar er werd verwezen naar overleg met het parket (zie hierboven casus 3: Drugs).
60
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.7 Politiezone Aarschot
65
2.2.7.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De PZ Aarschot opteerde voor een registratie via registratieformulieren. 66 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 mei 2003 – 1 september 2003 (4 maanden) − De mensen op het terrein werden voldoende ingelicht en gemotiveerd om de gevraagde gegevens (zie registratieformulier) zoveel als mogelijk reeds in te vullen in de meldingsfiche, onder de rubriek ‘extra informatie’. − Elke dag was er ’s morgens een briefing waar alle gevallen van de afgelopen 24 uur werden besproken. Tijdens die dagelijkse briefing haalde de ‘operationeel verantwoordelijke’ er die gevallen uit waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning.67 Ook de korpschef zelf analyseerde mee alle gevallen en hield in het oog of alle relevante situaties geselecteerd werden. − Wanneer de operationeel verantwoordelijke niet aanwezig was op de dagelijkse briefing (verlof, ziekte...), nam de korpschef zijn taak over. − Voor die gevallen waarin er nood was aan externe hulpverlening werd het aparte registratieformulier ingevuld. − Om alle gevraagde gegevens te kunnen invullen op het registratieformulier, werd de meldingsfiche geraadpleegd en/of de nodige bijkomende informatie opgevraagd bij de betrokken verbalisant.
2.2.7.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen en aantal oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie Op een totaal aantal van 1.623 oproepen (in 4 maanden), werd er in 42 gevallen een registratieformulier ingevuld. Analyse van die 42 formulieren leert ons dat er in 26 situaties behoefte was aan ondersteuning door een externe instantie. Daaruit kunnen we dus afleiden dat er in 1597 op de 1623 gevallen geen vraag naar hulpverleningsondersteuning was. Er zijn 13 registratieformulieren ingevuld waarin nog eens expliciet vermeld wordt dat er geen nood aan ondersteuning was (met betrekking tot aangifte verkrachting, aanranding van de eerbaarheid, heterdaad diefstal, moeilijkheden in gezin met slagen / zonder slagen, slagen en verwondingen bij een scheidend koppel, stalking door ex-echtgenoot, verdwijning minderjarige). De politie maakte in een aantal gevallen wel de kanttekening dat het slachtoffer zelf uitdrukkelijk geen gevolg wilde geven aan het voorval en/of elke hulp weigerde. Daarnaast registreerde de PZ Aarschot drie gevallen waar ze zelf een oplossing had gevonden voor de nood aan ondersteuning: ‘Heterdaad diefstal’: probleem zelf opgelost via herbezoek van de wijkagent. ‘Moeilijkheden in gezin – echtgenoot dronken’: de echtgenote is bij familie gaan logeren. ‘onbuigzaamheid minderjarige’: de ouders zijn de minderjarige komen ophalen.
65
Inw. 27.145 Cf. ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’. Welke gevallen worden geselecteerd? a) alle gevallen waar in de meldingsfiche verwezen wordt naar nood aan externe hulpverleningsondersteuning; b) de ‘operationeel verantwoordelijke’ selecteert ook die gevallen waar er zich tóch een probleem van hulpverleningsondersteuning stelde, ondanks het feit dat daarover geen informatie werd opgenomen in de meldingsfiche.
66 67
61
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Zoals vermeld, zijn er gedurende een periode van vier maanden 26 gevallen geteld waarbij er nood was aan externe hulp. a)
MEDISCHE HULP
De PZ Aarschot registreerde 20 situaties waarin er nood was aan medische hulp. In 15 van die 20 gevallen nam de politie ook effectief contact op met de medische sector. Telkens was er een vlotte communicatie. PZ Aarschot: 01-05-2003 tot 01-09-2003
15 contactnames met medische sector Aantal contactnames
Ingegaan op vraag?
Zelfmoordpoging
3
Ja, vlot
Drugsgeïntoxiceerd persoon
2
Ja, vlot
Aantreffen onwel persoon
1
Ja, vlot
Bewoner geeft geen levensteken
1
Ja, vlot
Depressief persoon- mogelijk zelfmoord
1
Ja, vlot
Diefstal met geweld
1
Ja, vlot
Familiale moeilijkheden
1
Ja, vlot
Moeilijkheden in herberg
1
Ja, vlot
Onopzettelijke verwondingen
1
Ja, vlot
Verdacht overlijden
1
Ja, vlot
Woningbrand met gekwetsten
1
Ja, vlot
Zware val op openbare weg
1
Ja, vlot
Totaal
15
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
62
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Er werden 8 situaties geregistreerd waarin er zich een nood aan sociale of materiële hulpverlening manifesteerde. De politie deed 6 maal een beroep op een hulpverleningsinstantie. PZ Aarschot: 01-05-2003 tot 01-09-2003
6 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Ingegaan op vraag?
Dakloze
1
Ja, moeizaam
Diefstal met braak (confrontatie met bewoners)
1
Ja, vlot
Diefstal met geweld
1
Ja, vlot
Geesteszieke persoon
1
Neen
Onleefbare en onhygiënische woonomstandigheden bij een alleenstaande vrouw
1
Ja, vlot
Verdwijning minderjarige
1
Ja, vlot
Totaal
6
CASUSSEN Casus 1: ‘Geesteszieke persoon’ (12u00) -- (problematische casus) De politie wordt geconfronteerd met een psychiatrische patiënt die eveneens een drankverslaving heeft en ambtshalve geschrapt werd. Er is geen enkele instelling die deze persoon wil opvangen. Casus 2: ‘Dakloze’ -- (problematische casus) Betrokkene is na een bevel tot uitdrijving uit de ouderlijke woning gezet. Hij legt zich daar niet bij neer, pleegt ‘woonstschennis’ en uit bedreigingen. Maar ondertussen heeft hij geen onderdak meer. De politie neemt contact op met justitie en met een aantal hulpverleningsinstanties. Deze laatste contacten zijn problematisch. Bij het zoeken naar opvangmogelijkheden voor de man krijgt de politie te horen dat er geen vrije plaats is, dat men onmiddellijke opvang weigert ... Casus 3: ‘Onleefbare en onhygiënische woonomstandigheden bij een alleenstaande vrouw’ (14u00) -- (illustratieve casus) Omwille van de onleefbare en onhygiënische woonomstandigheden bij een alleenstaande vrouw wordt een beroep gedaan op het OCMW. Het OCMW gaat vlot in op de vraag. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode 1 mei – 31 augustus 2003 verwees de politie in één geval (met betrekking tot moeilijkheden tussen ouders en hun zoon) de oproepers door naar de vrederechter. Daarnaast werden er 2 gevallen vermeld waar de contacten met het parket niet naar wens verliepen. Casus 1: ‘Brandstichting door geestesziek persoon’ (12u47 en 17u51) -- (problematische casus) Naar aanleiding van een brandstichting door een geestesziek persoon, signaleert de politie aan het parket dat er nood is aan externe ondersteuning van betrokkene. Het parket wenst bij deze eerste
63
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
melding (12u47) niet over te gaan tot actie. Bij de tweede brandstichting (enkele uren later) wordt betrokkene gecolloceerd. Casus 2: ‘Onrustwekkende verdwijning’ (16u30) -- (problematische casus) Er is een onrustwekkende verdwijning van een minderjarig meisje met zelfverminkings- en zelfmoordneigingen. Ook in dit geval zou het contact met justitie niet optimaal verlopen zijn [geen verdere informatie].
64
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.8 Politiezone Boortmeerbeek / Haacht / Keerbergen (‘Haacht’)
68
2.2.8.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De politiezone Boortmeerbeek/Haacht/Keerbergen (kortweg: Haacht) opteerde voor een registratie via de module ‘melding’, door toevoeging van de 17 antwoordcategorieën (C01 t.e.m. C17) onder de rubriek 69 ‘ondernomen actie’. Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 juli 2003 - 1 oktober 2003 − Ook hier konden zich (relevante) situaties voordoen die niet in de meldingsfiche werden opgenomen, maar waar toch een beroep op externe hulpverleningsondersteuning nodig was (bijv. beroep op externe hulpverlening in het kader van een kantschrift; wijkagent kan geconfronteerd worden met nood aan externe hulpverlening). Voor die gevallen vulden de (wijk)agenten het aparte registratieformulier in.
2.2.8.2 DATAVERWERKING Nazicht van de meldingsfiches leert ons dat er in de politiezone Haacht iets minder accuraat is geregistreerd dan in de andere zones: de antwoordcategorieën werden er vaak te ruim (bijv. C04 en C07: ‘sociale/materiele hulpverlening’) of soms zelfs verkeerd geïnterpreteerd (bijv. C09 t.e.m C17: hulpvraag van de politie). A. Oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie Er zijn in totaal 208 gevallen geregistreerd zijn waarbij er geen nood was aan externe hulpverlening. De verdeling van die 208 gevallen over de antwoordcategorieën C01 en C02 ziet er uit als volgt: PZ Haacht: 01-07-2003 tot 01-10-2003
Geen nood aan externe hulp want geen probleem (C01) want zelf opgelost (C02)
64 144
Totaal
208
B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Na analyse van de geregistreerde gegevens en bijsturing van de kwalificaties die de politieagenten aan hun acties gaven, komt voor de PZ Haacht volgend beeld naar voor. a)
MEDISCHE HULP
In de periode 1 juli - 1 september 2003 deden zich 17 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In 5 van die 17 gevallen nam de politie ook effectief contact op met de medische sector. Al deze contactnames verliepen vlot.
68
Inw. 36.343 - Oppervlakte 67,57 km² Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’.
69
65
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Haacht: 01-07-2003 tot 01-10-2003
5 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Aantreffen lijk
1
1
Arbeidsongeval
1
1
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
1
-
Verkeersongeval met gewonden
1
1
Zelfmoord
1
-
Totaal
5
3
CASUS Casus 1: ‘Moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (10u25) -- (illustratieve casus) Een koppel heeft relatieproblemen (druggerelateerd). De vrouw is terug bij haar ouders gaan wonen, de man probeert af te kicken en wordt begeleid door de Sleutel te Mechelen. De man was zijn vriendin gaan opzoeken maar werd er de deur gewezen. De politie brengt de man tot rust en brengt hem over naar de spoedgevallendienst Bonheiden, die contact zal opnemen met de Sleutel. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode registreerde de politie 1 situatie waarin ze beroep deed op een sociale hulpverleningsinstantie. Dat verliep blijkbaar zonder problemen. PZ Haacht: 01-07-2003 tot 01-10-2003
1 contactname met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Contactname
Moeilijkheden met persoon
1
Totaal
1
CASUS Casus 1: ‘Moeilijkheden met persoon’ (02u38) -- (illustratieve casus) Een vrouw die zes maanden geleden weggegaan was bij haar man, komt - na het beëindigen van een nieuwe relatie - terug bij hem aankloppen. Ze is er niet meer welkom. Ook haar ex-schoonvader weigert haar onderdak te verlenen. Omdat ze nergens anders terecht kan, gaat ze bij de politie aankloppen. Die brengt haar, na voorafgaandelijk telefonisch contact, naar het Crisisinterventiecentrum Mechelen. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode werden er 3 gevallen geregistreerd waarvoor de politie ambtshalve het parket diende te contacteren. Dat gebeurde in het kader van: Heterdaad diefstal winkel/warenhuis Verkeersongeval met dodelijke afloop
66
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Zelfmoord
2.2.9 Politiezone Diest / Scherpenheuvel-Zichem (‘Demerdal-DSZ’)
70
2.2.9.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING De politiezone Diest/Scherpenheuvel-Zichem (kortweg: zone Demerdal) opteerde voor een registratie via de module ‘melding’, door toevoeging van de 17 antwoordcategorieën (C01 t.e.m. C17) onder de rubriek ‘ondernomen actie’.71 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 15 mei 2003 - 15 augustus 2003 − Om de twee weken werd de volgende informatie overgemaakt aan de onderzoekers: a) Lijst 1: algemeen overzicht van de gevallen waar zich geen probleem stelde (geen nood aan externe hulp) b) Lijst 2: algemeen overzicht van de gevallen waar er nood was aan hulpverlening c) Gedetailleerde informatie met betrekking tot lijst 2: alle betreffende meldingsfiches.
2.2.9.2 DATAVERWERKING A. Oproepen waarbij geen nood aan ondersteuning door een externe instantie Volgens de statistieken van de politie zijn er in totaal 3.115 gevallen geregistreerd waarbij er geen nood was aan externe hulpverlening. De verdeling van die 3.115 gevallen over de antwoordcategorieën C01 en C02 ziet er uit als volgt: PZ Demerdal: 15-05-2003 tot 15-08-2003
Geen nood aan externe hulp want geen probleem (C01) want zelf opgelost (C02)
3.049 66
Totaal
3.115
B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Uit de analyse van de geregistreerde gegevens blijkt dat de PZ Demerdal in een tijdspanne van drie maanden 29 keer geconfronteerd werd met een situatie waarin ondersteuning door een externe instantie nodig was. a)
MEDISCHE HULP
Tijdens de registratieperiode deden er zich 13 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In al die gevallen nam de politie contact op met de medische sector. Die contacten verliepen niet allemaal vlekkeloos. 70
Inw. 43.363 Cf. ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’.
71
67
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
PZ Demerdal: 15-05-2003 tot 15-08-2003
13 contactnames met medische sector Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Zelfmoordpoging
4
-
Vuurwapengebruik - schietpartij
2
-
Aantreffen gekwetst/onwel persoon
1
1
Diefstal uit voertuig (buiten heterdaad)
1
1
Hulpgeroep algemeen
1
-
Lastiggevallen persoon
1
-
Moeilijkheden in gezin met slagen-geweld
1
1
Moeilijkheden in herberg
1
-
Verdwijning - weggelopen meerderjarige
1
1
Totaal
13
4
Problematiek (in volgorde van voorkomen)
CASUSSEN Casus 1: ‘Diefstal uit voertuig (buiten heterdaad)’ (16u22) -- (problematische casus) De politie krijgt een onduidelijke telefoon van een man die meldt dat er in zijn voertuig is ingebroken. De politie gaat ter plaatse en treft een zeer verwarde man aan die waanvoorstellingen heeft. Er is helemaal niets gebeurd met zijn voertuig. De huisarts wordt opgebeld maar is niet bereikbaar. Vervolgens verwittigt de politie de dienst 100, die de man onmiddellijk overbrengt naar het ziekenhuis. Casus 2: ‘Lastiggevallen persoon’ (12u43) -- (problematische casus) Een vrouw wenst niets meer te maken hebben met haar ex-vriend, die drugs gebruikt en zijn geld vergokt. Zij wil dat hij de woning verlaat en de huissleutel teruggeeft. De politie belt de man op, maar de verbinding wordt plots verbroken. Een kwartier later komt de man nat in het zweet op het politiekantoor aan: hij zegt dat hij de sleutel afgegeven heeft, maar dat zijn mentale toestand niet toelaat dat hij aan zijn lot overgelaten wordt. De man roept de hulp van de politie in, die een opname tracht te regelen: − De politie contacteert het AZ Diest en verneemt dat betrokkene onlangs nog op consultatie geweest is bij dr. X, die momenteel aanwezig is. − Dr. X verwijst de politie door naar de dienstdoende psychiater Y van een psychiatrische kliniek in Diest. − Dr. Y stelt dat betrokkene in behandeling is bij dr. Z, bij wie hij maandag terecht kan. Zo dit niet voldoende is kan hij zich vandaag wenden tot de spoedgevallendienst van het UZ Gasthuisberg te Leuven. − Na telefonische kennisname van het probleem stelt de dienst spoedgevallen van Gasthuisberg dat er eerst moet overlegd worden met dr. Y. De politie neemt 10 minuten later opnieuw contact op en de psychiater zegt dat betrokkene mag overgebracht worden, maar dat er geen opname kan verzekerd worden. De politie brengt betrokkene naar het UZ Gasthuisberg en blijft ter plaatse wachten op de beslissing van de psychiater omtrent al dan niet opname. De psychiater laat weten dat hij betrokkene voor vrijwillige opname wil overbrengen naar een psychiatrisch centrum in Kortenberg. Vervolgens neemt de politie telefonisch contact op met dit centrum en maakt een afspraak met de psychiater en de sociale dienst.
68
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 3: ‘Moeilijkheden in gezin met slagen/geweld’ (1u13) -- (illustratieve casus) Een vrouw zit samen met haar man op café. Er ontstaat een ruzie, waarbij de man plots door het lint gaat en zijn vrouw slaat. De vrouw vlucht naar haar schoonouders en belt vervolgens de politie op, die haar voor verzorging overbrengt naar het AZ Diest. De communicatie tussen de politie en het ziekenhuis verloopt vlot. Casus 4: ‘Hulpgeroep algemeen’ (0u55) -- (illustratieve casus) Een man van middelbare leeftijd staat aan het loket met schaafwonden aan het hoofd. Hij verklaart exdruggebruiker te zijn en ziet het leven niet meer zitten. De man had alcohol gedronken en een tiental pillen Bromazepam 6 mg genomen. De politie belt naar het ziekenhuis en betrokkene mag meteen gebracht worden. Uit de beperkte uitleg van betrokkene komt naar voor dat hij de dag voordien is buitengezet uit de afdeling psychiatrie van een ziekenhuis te Hasselt. Betrokkene wil graag ergens opgenomen worden voor behandeling, want anders zal hij zelfmoord plegen. De politie stelt de sociale dienst van het AZ Diest in kennis van de problematiek. Die zal het nodige doen om een opname in een instelling te bewerkstelligen en de politie daarover berichten. Casus 5: ‘Verdwijning-weggelopen meerderjarige’ (17u45) -- (illustratieve casus) Een jongeman mocht voor de eerste keer buiten het gesloten gedeelte van het psychiatrisch ziekenhuis te Grimbergen en is dadelijk gaan lopen. De instelling heeft nu telefoon gekregen van de familie van de jongen met de melding dat hij in een veld aan het station zou liggen. Hij zou drank en drugs genomen hebben. Er is nood aan medische hulp: de jongen moet terug opgenomen worden. De politie kan het gebied – dat te uitgestrekt is - zonder verdere hulp niet doorzoeken. Daarom wordt het parket gecontacteerd (geeft toestemming tot telefonieonderzoek en tot vordering van een hondengeleider of eventueel een helikopter). De PZ Aarschot vindt de jongen terug. Zij brengt hem over naar het bureel en verwittigt de psychiatrische instelling te Grimbergen, die een ziekenwagen zal sturen voor afhaling. Casus 6: ‘Zelfmoordpoging’ -- (illustratieve casus) Een man heeft zich opgesloten in een kamer met een mes en gaat zelfmoord plegen. Men kan de kamer niet binnen. Betrokkene wil de politie niet zien of spreken. De huisdokter wordt opgebeld. Die komt meteen en kalmeert betrokkene. Betrokkene zal zich morgen op vrijwillige basis laten opnemen voor behandeling. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode registreerde de politie 9 situaties waarin er nood was aan sociale of materiële hulpverlening. In 7 gevallen werd een hulpverleningsinstantie gecontacteerd. Dat verliep niet altijd even vlot. PZ Demerdal: 15-05-2003 tot 15-08-2003
7 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
(in volgorde van voorkomen)
Dakloze
2
Hulpverlening aan personen - algemeen
2
Verdwijning - weggelopen meerderjarige
2
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
1
Totaal
7
69
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
CASUSSEN Casus 1: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (13u51) -- (problematische casus) Huize Levensruimte richt zich tot de politie met de vraag of er voor crisisopvang kan gezorgd worden voor één vrouw met twee kinderen. De politie belt onmiddellijk rond om na te gaan waar er nog plaats is. In Diest is alles volzet, Oikonde Leuven blijkt nog een plaats te hebben maar vraagt wel meer gegevens en een snelle bevestiging van de 'reservatie' (voor 14u vermits er daarna een vergadering is tot 17u). De politie geeft deze gegevens door aan Huize Levensruimte, die onmiddellijk contact zal opnemen met Oikonde. Huize Levensruimte laat nog weten dat zij vermoedelijk een beroep zal doen op de politie op het ogenblik dat de betrokken vrouw moet opgehaald worden. De politie ontvangt echter geen verder bericht meer. Casus 2: ‘Hulpverlening aan personen−algemeen’ (20u03) -- (problematische casus) Een jonge vrouw heeft problemen met haar echtgenoot en komt onderdak vragen. Gezien haar vraag naar een onderkomen wordt eerst contact opgenomen met het vluchthuis te Diest. Dat is volzet. Vervolgens wordt het Crisisopvangcentrum Leuven gecontacteerd, waar wel nog plaats is. Na een telefonisch gesprek tussen de verantwoordelijke te Leuven en de betrokken vrouw, beslist de vrouw echter om eerst haar heil te zoek bij haar familie (ouders). Als zou blijken dat ze werkelijk nergens anders terecht kan, zal ze naar Leuven vertrekken (in dat geval zal ze eerst de politie informeren). Casus 3: ‘Dakloze’ (19u20 ) -- (problematische casus) Betrokkene biedt zich ten burele aan met de vraag naar een tijdelijke opvangplaats. De politie neemt telefonisch contact op met het Crisisopvangcentrum te Leuven en verneemt dat betrokkene er niet terecht kan omdat hij zich onvoldoende engageert om een woonst te zoeken. Betrokkene zegt dat hij wel degelijk gezocht heeft en haalt aan dat hem hulp beloofd was van het OCMW Leuven, maar daarvoor moet hij een verblijfplaats in Leuven hebben. Vervolgens contacteert betrokkene zelf een crisisopvangcentrum in Genk. Daar is eventueel opvang mogelijk, maar betrokkene moet om 18u terugbellen. Om 18u30 laat hij aan de politie weten dat hij voorlopig niet in Genk terecht kan, hij heeft dus geen onderdak. De politie doet vervolgens beroep gedaan op het OCMW Diest en er wordt een voorlopige opvang geregeld in Drive Inn te Halen. Het OCMW volgt de zaak de volgende dag verder op. Casus 4: ‘Dakloze’ (22u10) -- (illustratieve casus) Twee daklozen komen om hulp vragen. Betrokkenen verblijven reeds enige tijd bij een familielid in Diest en vroegen reeds hulp aan het OCMW van Diest. De politie neemt contact op met de voorzitter van het OCMW die voor de nacht doorverwijst naar de Kruisheren. Het OCMW zal de volgende dag contact opnemen met de Kruisheren en een verdere oplossing voor het weekend uitwerken (vermoedelijk Drive Inn te Halen). Drie dagen later bieden de daklozen zich opnieuw aan bij de politie. Zij zeggen dat ze niet verder kunnen geholpen worden door een hulpverleningsinstantie. Ze zullen nog eens bij het familielid vragen om onderdak tot ze zelf iets gevonden hebben. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode werd in 6 gevallen contact opgenomen met het parket. Slechts in één geval was het parket moeilijk te bereiken. Drie contactnames hielden verband met een collocatie. Casus 1: ‘Vuurwapengebruik−schietpartij’ (8u40) -- (problematische casus) Een zenuwzieke patiënt is met een jachtgeweer in het rond aan het schieten. Betrokkene wordt gekalmeerd en zijn familie vult een verzoekschrift tot collocatie in. De politie contacteert de huisdokter, die meteen ter plaatse komt. Vervolgens wil de politie het parket op de hoogte brengen, maar dat verloopt moeizaam omdat de substituut niet onmiddellijk bereikbaar is (tweemaal boodschap ingesproken op het antwoordapparaat). Betrokkene zal opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis.
70
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Casus 2: ‘Moeilijkheden met persoon’ (23u26) -- (illustratieve casus) Een vrouw vraagt of er iemand kan komen om haar broer te colloceren: hij is ontwaakt uit zijn roes en bedreigt de moeder. De huisarts heeft een verslag geschreven voor een collocatie. De politie contacteert de substituut i.v.m. de collocatie. Om 0u48 neemt een dokter van de psychiatrische instelling telefonisch contact op met de politie (na contactname door de substituut) met de vraag of betrokkene tot de ochtend bij de politie in de cel kan overnachten. Men komt hem dan afhalen omstreeks 9u. Indien er zich ’s nachts problemen zouden voordoen, dan mag de politie steeds de dokter opbellen.
71
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.10 Politiezone Bertem / Huldenberg / Oud-Heverlee (‘Dijleland’)
2.2.10.1
72
M ETHODE VAN DATAVERZAMELING
De PZ Bertem/Huldenberg/Oud-Heverlee (of: Dijleland) opteerde voor: a) een apart registratieformulier73 dat door mensen aan de basis (vaststellers) werd ingevuld en b) dubbele opvolging: door de verantwoordelijke interventie en door de slachtofferbejegenaar. Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 15 mei 2003 – 15 augustus 2003 − Van 15 mei tot 15 augustus vulden de politiemannen een apart registratieformulier in voor die gevallen waarin er nood was aan externe hulpverlening. − Dat formulier werd vervolgens doorgefaxt naar de slachtofferbejegenaar die alle registratiefiches verzamelde. − Tijdens de dagelijkse briefing - waar alle gevallen van de afgelopen 24 uur worden besproken - haalde de ‘verantwoordelijke interventie’ er die gevallen uit waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. Ook de slachtofferbejegenaar overliep mee alle gevallen en keek op zijn beurt na of hij van alle relevante situaties een registratiefiche had ontvangen.
2.2.10.2
DATAVERWERKING
A. Totaal aantal oproepen We hebben geen cijfers over het totaal aantal oproepen binnen de registratieperiode. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie In de zone Dijleland werden gedurende de periode 15 mei – 15 augustus 2003 slechts 4 registratieformulieren ingevuld. a)
MEDISCHE HULP
Er deden zich 4 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. Casus 1: ‘Moeilijkheden in gezin met slagen’ (20u30) -- (illustratieve casus) In een situatie met familiale moeilijkheden roept de politie medische hulp in. Er wordt vlot op de hulpvraag van de politie ingegaan. Casus 2: ‘Wiegendood’ (11u50) -- (illustratieve casus) Naar aanleiding van een geval van wiegendood wordt een dokter gecontacteerd en het parket ingelicht. Casus 3: ‘Slagen en verwondingen’ (’s nachts) -- (illustratieve casus) Een minderjarige heeft slagen en verwondingen toegebracht aan een minderjarige. De politie contacteert de huisarts. Die gaat vlot in op de hulpvraag. Aan het slachtoffer wordt aangeboden om contact op te nemen met het Centrum voor slachtofferhulp.
72 73
Inw. 28.562 – Oppervlakte 100.50 km² Cf. ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’.
72
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
In één geval was er ook nood aan sociale hulpverleningsondersteuning. Hier stelden zich problemen. Casus1: ‘Opzettelijke slagen en verwondingen bij familiale moeilijkheden’ (19u00 en 20u30) -(problematische doorverwijzing) In dit geval werd door de politie een arts ter plaatse gevraagd. Dat verliep probleemloos. Daarnaast werd er ook beroep gedaan op een sociale hulpverleningsinstantie en daar stelden zich meer problemen. Om 9u36 is de politie nl. gestart met haar zoektocht naar een opvangplaats voor de moeder en haar twee kinderen, 12 en 15 jaar oud. De slachtoffers hadden opvang bij familie voor het weekend, maar wensten een opvangplaats vanaf ’s maandags. De politie heeft in eerste instantie contact opgenomen met het Crisisopvangcentrum te Leuven (= deelwerking CAW Leuven). Vandaar werd de politie doorverwezen naar het Centrum voor Slachtofferhulp (= deelwerking CAW Leuven). Ze werd opnieuw doorverwezen naar het Vluchthuis voor vrouwen (= deelwerking CAW Leuven). Daar betrokkene Franstalig is werd de politie doorverwezen naar het Centrum voor Dringend Onthaal ‘Ariane’ in Vorst. Van daaruit werd ze doorverwezen naar Vogelzang die ze heeft doorverbonden met Halle. Om 10u29 heeft de politie via Slachtofferhulp Halle een verblijfplaats verkregen.
73
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.11 Politiezone Tervuren
2.2.11.1
74
M ETHODE VAN DATAVERZAMELING
Er wordt geopteerd voor een registratie via een apart registratieformulier.75 De selectie van de gevallen gebeurt tijdens de dagelijkse briefing (op basis van de meldingsfiches). Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 15 mei 2003 - 15 augustus 2003 − De mensen op het terrein werden voldoende ingelicht en gemotiveerd om de gevraagde gegevens zoveel als mogelijk reeds in te vullen in de meldingsfiche, onder de rubriek ‘extra informatie’. − Tijdens de dagelijkse briefing - waar alle gevallen van de afgelopen 24 uur worden besproken - haalde de ‘directeur operaties’ [en in geval van zijn afwezigheid de ‘reserve-directeur operaties’] er die gevallen uit waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. Concreet wil dit zeggen: a) dat alle gevallen geselecteerd werden waar in de meldingsfiche verwezen wordt naar nood aan externe hulpverleningsondersteuning; b) dat de ‘directeur operaties’ ook de ‘twijfelgevallen’ selecteerde. Misschien stelde zich in bepaalde gevallen wél een probleem van hulpverlening, maar is die informatie niet opgenomen in de meldingsfiche. De ‘directeur operaties’ probeert deze gevallen toch nog te onderscheppen en verzamelt desbetreffend de gevraagde gegevens bij de betrokken verbalisant. − Voor die gevallen waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning wordt het aparte registratieformulier ingevuld en een kopie van de meldingsfiche wordt bij dat formulier gevoegd. − De registratieformulieren (met de kopies van de meldingsfiches) worden om de twee weken per post opgestuurd naar de K.U.Leuven. In het geval er gedurende een periode van twee weken geen enkel registratieformulier werd ingevuld omdat er zich geen probleem stelde, wordt de K.U.Leuven hiervan op de hoogte gebracht.
2.2.11.2
DATAVERWERKING
In de zone Tervuren werd er gedurende de periode 15 mei – 15 augustus 2003 geen enkel registratieformulier ingevuld omdat er zich geen gevallen hadden voorgedaan waarin een beroep op een externe instantie nodig was.
74 75
Inw. 20.251 Cf. ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’.
74
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.2.12 Politiezone Begijnendijk / Rotselaar / Tremelo (‘BRT’) 76
2.2.12.1
M ETHODE VAN DATAVERZAMELING
Hier werd geopteerd voor een registratie via een apart registratieformulier.77 Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1mei 2003 - 1 augustus 2003 − De mensen op het terrein werden voldoende ingelicht en gemotiveerd om de gevraagde gegevens zoveel als mogelijk reeds in te vullen in de meldingsfiche, onder de rubriek ‘extra informatie’. − Ook de wijkofficieren en de lokale recherche werden gebrieft, omdat er zich ook bij hen situaties kunnen voordoen (die niet worden opgenomen in de meldingsfiche!) waarin een beroep op externe hulpverleningsondersteuning nodig is. − Tijdens de dagelijkse briefing waar alle gevallen van de afgelopen 24 uur worden besproken, haalden de ‘verantwoordelijke interventie’ en de slachtoffercoördinator er die gevallen uit waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. − Zij vulden voor die gevallen het aparte registratieformulier in.
2.2.12.2
DATAVERWERKING
A. Totaal aantal oproepen We hebben geen cijfers over het totaal aantal oproepen binnen de registratieperiode. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie In de zone BRT werden er gedurende de maanden mei, juni en juli 11 gevallen geregistreerd waarin er behoefte was aan een vorm van externe ondersteuning. Helaas werd er weinig informatie doorgegeven over de precieze context van de gevallen. a)
MEDISCHE HULP
Tijdens de periode 1 mei - 31 juli 2003 deden er zich 8 situaties voor waarin er nood was aan medische hulp. In 7 van die 8 gevallen contacteerde de politie de medische sector. In één geval werd er niet ingegaan op de hulpvraag van politie (maar daarover hebben we geen gedetailleerde informatie). PZ BRT: 01-05-2003 tot 01-08-2003
7 contactnames met medische sector Problematiek
76 77
Aantal contactnames
Op hulpvraag ingegaan?
Aantreffen onwel persoon
1
Ja, vlot
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
1
Ja, vlot
Moeilijkheden met persoon
1
Ja, vlot
Moeilijkheden met zoon
1
Neen
Inw. 37.346 - Oppervlakte 76,18 km² Cf. ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’.
75
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
b)
Onrustwekkende verdwijning
1
Ja, vlot
Valpartij
1
Ja, vlot
Zelfmoordpoging
1
Ja, vlot
Totaal
7
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode registreerde de politie 7 situaties waarin er nood was aan sociale of materiële hulpverlening. In al die gevallen werd een hulpverleningsinstantie gecontacteerd. Die contactnames verliepen vlot. PZ BRT: 1 mei 2003 tot 1 augustus 2003
7 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Op hulpvraag ingegaan?
Moeilijkheden in gezin
2
Geval 1: Ja, vlot Geval 2: niet ingevuld
Bedreiging (rechtstreekse mondelinge doodsbedreigingen)
1
Ja, vlot
Moeilijkheden in gezin met slagen (intrafamiliaal geweld)
1
(niet ingevuld)
Onrustwekkende verdwijning
1
Ja, vlot
Valsheid in geschriften & opzettelijke slagen en verwondingen
1
Ja, vlot
Woningbrand
1
Ja, vlot
Totaal
7
(in volgorde van voorkomen)
In het geval van de onrustwekkende verdwijning, werd er een beroep gedaan op een medische hulpdienst. Daarnaast werd ook de Cel Verdwijningen gecontacteerd. c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode werd tweemaal contact opgenomen met een sociale dienst binnen justitie. Dit gebeurde enerzijds in het kader van een zelfmoordpoging en anderzijds in het kader van een burgerlijk geschil.
76
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
2.3 Besluit De analyse van de geregistreerde gegevens van de lokale politie in het gerechtelijk arrondissement Leuven leert ons dat de probleemsituaties waarop het onderzoek betrekking heeft, relatief weinig voorkomen. Gedurende de registratieperiode78 hebben we bij de lokale politie 26 probleemsituaties kunnen detecteren (verspreid over 5 politiezones). Door meer dan de helft van de politiezones (7 van de 12 zones) werd aangegeven dat er zich tijdens een periode van drie maanden geen problemen voordeden met betrekking tot het beroep dat ze deden op de externe hulpverleningsdiensten. Uit het geheel van de verzamelde data kunnen we 12 situaties distilleren waarin moeizaam medische hulp kon worden gevonden, 11 situaties waarin niet of slechts moeizaam kon ingegaan worden op de vraag naar sociaal/materiele hulpverleningsondersteuning en 3 situaties waarin de communicatie tussen politie en parket niet naar wens verliep. Dit aantal probleemgevallen vertegenwoordigt in relatie tot het totaal aantal meldingen en interventies slechts een heel klein percentage. Over welke probleemgevallen gaat het? a)
De medische sector gaat niet/moeizaam in op de hulpvraag van de politie (12) Het zoeken naar hulp of opvang blijkt hier vooral moeilijk te zijn wanneer het gaat om: geesteszieken of personen met een nood aan psychosociale opvang (4) suïcidale personen (2) alcoholverslaafden (2) drugsverslaafden (1) Daarnaast werden er nog twee gevallen gemeld waarin het beroep op de huisarts/dokter van wacht moeilijk verliep en één geval waarin een ziekenhuisarts initieel weigerde om aan de politie een attest tot opsluiting af te leveren.
b)
De sociale/materiële hulpverleningssector gaat niet/moeizaam in op de hulpvraag van de politie (11) Concrete probleemgroepen: ‘daklozen’ (vaak mensen waarvan toegang tot woning ontzegd t.g.v. relationele problemen) (5) slachtoffers van intrafamiliaal geweld (moeders met kinderen) (3) mensen die nood hebben aan intensieve gezinsondersteuning (1) geesteszieken of personen met een nood aan psychosociale opvang (1) Daarnaast werd de hulpvraag van de lokale politie in één geval niet beantwoord omwille van de onbereikbaarheid van de gecontacteerde hulpverleningsinstantie (antwoordapparaat).
c)
De justitiële diensten gaan niet/moeizaam in op de hulpvraag van de politie (3) 79 betreft, blijkt uit de data-analyse dat er zich weinig probleemgevallen voordeden. Concreet signaleerde de lokale politie drie gevallen waarin het ambtshalve beroep op het parket niet naar wens verliep: − onbereikbaarheid parketmagistraat (schietpartij) − parketmagistraat gaat niet in op suggestie/vraag van de politie (brandstichting door geestesziek persoon) − communicatieproblemen in kader van onrustwekkende verdwijning
Wat de contacten tussen de politie en de justitiële diensten
Gegeven het relatief beperkte aantal vastgestelde probleemgevallen, rijst de vraag of er geen andere mechanismen spelen die er voor zorgen dat deze probleemsituaties zich niet/minder voordoen. Zo zou het bijvoorbeeld kunnen dat de interne politionele ondersteuningsdiensten (zoals de Jeugd- en Sociale Dienst van Leuven, de ‘slachtoffer- en milieudienst’ (SOM) van de zone Lubbeek en de Dienst Jeugd en 78
Standaardregistratieperiode van drie maanden. We viseerden hier de contacten van de politie met enerzijds de sociale diensten binnen de rechtbank (slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, ...), en anderzijds de contacten met het parket.
79
77
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Leuven
Gezin van de zone Hoegaarden/Tienen) een deel van de problemen opvangen. We verwijzen in dit kader ook naar het stand-by-systeem inzake politionele slachtofferbejegening (zie kader).
Politionele slachtofferbejegening: 24u/24 Stand-by-systeem gerechtelijk arrondissement Leuven80 Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 17 september 200181 stelt dat politionele slachtofferbejegening een opdracht is van elke individuele politieambtenaar. Deze stelling vindt men eveneens terug in artikel 46 van de Wet op het Politieambt. In hetzelfde artikel 5 wordt bepaald dat in geval de lokale politie geconfronteerd wordt met zeer ernstig slachtofferschap deze een beroep moet kunnen doen op een gespecialiseerde medewerker inzake slachtofferbejegening (= slachtoffercoördinator). Als minimale werkings- en organisatienorm wordt één gespecialiseerde medewerker per zone aangesteld. Bovendien wordt de permanente bereikbaarheid en terugroepbaarheid van dergelijke medewerker verzekerd, eventueel in samenwerking met andere zones. Het is in dit kader dat in het arrondissement Leuven het stand-by-systeem werd geconcipieerd: Principe: 1) Elke zone is zelfbedruipend en stelt een slachtoffercoördinator en plaatsvervanger aan; 2) Indien noch de coördinator, noch de plaatsvervanger van de zone bereikbaar zijn, kan contact gezocht worden met de coördinator, respectievelijk plaatsvervanger van de aanpalende en dichtstbijgelegen zone 3) Het stand-by-systeem is zo opgevat dat elke zone vanuit drie belendende zones ondersteuning kan krijgen, en dit volgens een vastbepaalde rangorde, die steeds dient te worden gerespecteerd. → wanneer dit systeem consequent toegepast wordt, wil dit zeggen dat elke politiezone gebeurlijk beroep kan doen op 8 contactpersonen (2 personen uit eigen zone of/en 6 personen vanuit ondersteunende zones) → bij het bepalen van de ondersteunende zones werd rekening gehouden met de regio-afbakening en met praktische overwegingen (o.a. afstand) → de bepaalde rangorde heeft tot doel de ondersteuning vanuit de zones zoveel mogelijk gelijkmatig te verdelen. 4) De kosten (vervoer, arbeidstijd) worden gedragen door de eigen zone van de coördinator die is tussengekomen. 5) Een regelmatige en gedegen evaluatie is aangewezen teneinde eventueel tijdig te kunnen ingrijpen indien bepaalde zones meer dan nadere worden opgeroepen. Evaluatie: Het stand-by-systeem trad in werking op 1 september 2002. Een evaluatie van de werking in 2002 (4 maanden) en 2003, leert ons dat er relatief weinig beroep op wordt gedaan. Zowel in 2002 als in 2003 werd de uitvoering slachtofferbejegening standaard afgehandeld door de coördinatoren binnen de eigen zone. In totaal werd er slechts drie keer beroep gedaan op de coördinator van de ondersteunende zone (één keer in 2002 en twee keer in 2003). We merken op dat er binnen de PZ Leuven en PZ Lubbeek een eigen permanentiedienst is voorzien.
80
Bron: Nota’s van hoofdinspecteur Marleen DECORTE (algemene coördinator) waarin het stand-by-systeem wordt voorgesteld. 81 Koninklijk Besluit tot vaststelling van de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren.
78
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.
G ERECHTELIJK ARRONDISSEMENT H AL L E -V ILVOORDE (15 P OLIT IE82 ZONES )
3.1
De keuze voor een methode van dataverzameling
Medio maart 2003 werden de onderzoeksvraag en -opzet voorgesteld op het maandelijks overleg van de korpschefs van de 15 lokale politiezones van het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde en werd hen gevraagd hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. De door de onderzoekers voorgestelde registratiemethode, namelijk het aanklikken van items onder de rubriek ‘ondernomen actie’ in de meldings- of interventiemodule van ISLP83, werd door de meeste korpschefs niet haalbaar bevonden. Vervolgens werd eind maart 2003 aan elke korpschef van het arrondissement Halle-Vilvoorde een brief gericht met de vraag naar suggesties voor een registratie die wel haalbaar was in hun korps. Slechts 2 van de 15 korpsen werden uiteindelijk niet bereid gevonden aan enige vorm van registratie mee te werken, omwille van overbevraging en onderbemanning. In de overige 13 korpsen kon in de loop van de maanden mei en juni met de registratie gestart worden. Hierbij kunnen drie registratiewijzen worden onderscheiden. Ten eerste werd er in één korps voor geopteerd om de nodige items in functie van het onderzoek toe te voegen aan het intern register, een additionele databank binnen ISLP. Tijdens de registratieperiode klikten de medewerkers van dit korps de correcte items in het intern register aan met betrekking tot voor het onderzoek relevante situaties. Na afloop van de registratieperiode filterden de systeembeheerders de nodige gegevens uit het intern register. Ten tweede werd er in 8 van de 13 deelnemende zones voor geopteerd om alle interventiefiches gedurende drie maanden te laten doornemen door één medewerker. De korpschefs van deze zones gaven er immers de voorkeur aan slechts één persoon te belasten met de dataverzameling. Deze contactpersoon maakte een selectie van de relevante situaties in antwoord op de onderzoeksvraag. Indien inzake de geselecteerde situaties onvoldoende informatie beschikbaar was in de interventiefiches, werd door de contactpersoon bijkomende informatie ingewonnen bij de betrokken verbalisanten. Bovendien werden in deze korpsen alle medewerkers op de hoogte gebracht van het onderzoek en verzocht zo volledig en consequent mogelijk de nodige gegevens in de interventiefiches op te nemen of deze gegevens aan de contactpersoon door te geven. Van sommige van deze politiezones kregen de onderzoekers een kopie van de interventiefiches betreffende relevante situaties, desgevallend met de nodige bijkomende inlichtingen. Elders maakte men listings van de situaties waarin er een beroep werd gedaan op de externe hulpverlening. In andere zones werd voor de relevante situaties door de contactpersoon een door de onderzoekers opgestelde vragenlijst ingevuld.84 Ten derde werd in 4 korpsen op de dagelijkse briefing een selectie gemaakt van de situaties waarin er nood was aan externe hulpverlening. Op deze briefing zijn onder andere de korpschef en het diensthoofd interventies aanwezig en worden de interventies van de afgelopen 24 uur besproken. Aan alle medewerkers werd bovendien gevraagd voldoende informatie met betrekking tot het beroep op hulpverleningsdiensten in de interventiefiches op te nemen. In sommige van deze korpsen opteerde men er bovendien voor een door de onderzoekers opgestelde vragenlijst voor de relevante situaties in te vullen. Hierna worden de resultaten van de registratie bij de lokale politiekorpsen van het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde besproken. Per zone wordt kort beschreven hoe werd geregistreerd. Vervolgens wordt aangegeven hoe vaak er op de medische hulpdiensten, op de sociale of materiële hulpverleningsdiensten en op de sociale diensten ressorterend onder de justitiële instanties een beroep werd gedaan. Vervolgens worden de situaties geschetst waarin men problemen ondervond met betrekking tot het beroep op de medische hulpverlening, sociale of materiële hulpverlening en ondersteuning geboden vanuit de justitiële instanties (problematische casus). Daarenboven worden casussen beschreven waarin het beroep op de externe hulpverleningsdiensten vlot verliep (illustratieve casus). 82
Onderzoekster: Tinneke VAN CAMP Cf. Arrondissement Leuven: ‘2.1.1. Dataverzameling via de bestaande en beschikbare registratiemodules (ISLP), door toevoeging van antwoordcategorieën’. 84 Cf. Arrondissement Leuven: ‘2.1.2. Dataverzameling via een apart registratieformulier’. 83
79
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
We dienen voorafgaand nog op te merken dat in het arrondissement Halle-Vilvoorde alleen gegevens geregistreerd werden omtrent situaties waarin men nood aan ondersteuning van een externe hulpverleningsdienst ondervond. Situaties waarin men een dergelijke nood niet ervoer, omdat er geen ernstig probleem was of omdat de lokale politiedienst het probleem zelf kon oplossen, werden hier niet opgevraagd. Aangezien vanuit sommige zones louter schematische overzichten van de relevante situaties werden overgemaakt, zijn sommige situatieschetsen erg summier. We willen ook opmerken dat de situaties waarin beroep gedaan werd op slachtofferhulp door middel van een doorverwijsstrookje niet in de verwerking werden opgenomen. De politie is immers verplicht aan alle slachtoffers een hulpverleningsaanbod te doen en hen bekend te maken met de mogelijkheid contact op te nemen met het centrum voor slachtofferhulp via een doorverwijsstrookje. Er werd aan de politiezones van het arrondissement Halle-Vilvoorde evenmin gevraagd te registreren hoe vaak men ambsthalve een beroep deed op het parket.
3.2
Dataverzameling en -verwerking
3.2.1 Politiezone Zaventem
3.2.1.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING Er werd in de PZ Zaventem voor geopteerd gebruik te maken van het geautomatiseerde ISLP-systeem in functie van de registratie. In overleg met de systeembeheerders en de korpschef van dit korps werd in eerste instantie besloten de door de onderzoekers opgestelde items toe te voegen aan de rubriek ‘ondernomen actie’ in de interventiefiche.85 Door de verbalisanten zouden met andere woorden voor elke interventie de items met betrekking tot de nood aan en het beroep op de externe hulpverlening worden aangeklikt. Met deze registratie werd van start gegaan in juni 2003. Hierbij deden zich evenwel moeilijkheden voor. Men stelde meer bepaald vast dat niet alle relevante situaties geregistreerd werden.86 De systeembeheerders van de PZ Zaventem stelden vervolgens voor om de items die eerder in de interventiefiche werden ingevoerd, aan het intern register toe te voegen en een nieuwe kortlopende registratie op te starten. Het intern register is een databank binnen ISLP waarmee beoogd wordt om met betrekking tot politionele tussenkomsten informatie te registreren die niet in de meldings-, interventie- en afhandelingsmodule kan worden ingegeven. Deze additionele databank kan door alle medewerkers van dit korps gebruikt en geraadpleegd worden. Registratiemodaliteiten: − De systeembeheerders voegden aan het intern register de gewenste rubrieken toe. − Alle medewerkers van dit politiekorps werden door de systeembeheerders ingelicht over de registratie en het doel ervan. − Door de politiebeambten werden voor alle situaties waarin zich een nood aan externe hulpverlening manifesteerde de nodige rubrieken aangeklikt in het intern register. − Na afloop van de registratieperiode werd door de systeembeheerders een uitprint gemaakt van deze registratie en overgemaakt aan de onderzoekers. − Registratieperiode: 17 oktober 2003 tot 18 november 2003.
3.2.1.2 DATAVERWERKING 85
De meldingsfiche wordt in PZ Zaventem louter gebruikt in functie van de toewijzing van een oproep aan een patrouille. Informatie met betrekking tot een eventuele nood aan hulpverleningsondersteuning wordt niet in de meldingsfiche ingevoerd. 86 De interventiemodule binnen ISLP wordt immers steeds direct na de feiten door de interveniërende agenten ingevuld en vervolgens onmiddellijk afgesloten. Eens een fiche afgesloten is, kan deze niet meer worden aangevuld. Indien zich dus pas ná de tussenkomst van de politie, met name nadat de interventiefiche vervolledigd en afgesloten werd, een dringende nood aan één of andere vorm van hulpverleningsondersteuning manifesteert, kan dit niet meer worden toegevoegd aan de interventiefiche.
80
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
A. Totaal aantal oproepen In totaal kreeg de politiezone Zaventem tussen 17 oktober en 18 november 1.084 meldingen, waarvan er 597 resulteerden in een interventie. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a) MEDISCHE HULP In de registratieperiode werd 4 keer beroep gedaan op de medische hulpverleningsdiensten, inclusief één situatie waarin beroep werd gedaan op een psychiater. Telkens werd vlot ingegaan op de vraag naar medische of psychiatrische ondersteuning. Het beroep op de dienst 100 werd in deze politiezone niet geregistreerd. 4 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
Dronkenschap
1
Psychiatrisch onderzoek
1
Persoon met tekenen van TBC
1
Preventief onderzoek naar TBC-besmetting
1
Totaal
4
CASUSSEN Casus 1: ‘dronkenschap’ -- (illustratieve casus) Een dronken persoon wordt door een patrouille opgepakt. Hij wordt naar een ziekenhuis gebracht omdat men hem niet in de cel wil laten overnachten omwille van medische risico’s. Hierbij ondervindt men geen problemen. Casus 2: ‘psychiatrisch onderzoek’ -- (illustratieve casus) Men wil een persoon, om niet verder geëxpliciteerde redenen, laten onderzoeken door een psychiater. Hierop wordt zonder problemen ingegaan. Bovendien wordt aangegeven dat betrokkene na het psychiatrisch onderzoek wordt geplaatst in een instelling. Casus 3: ‘persoon met tekenen van TBC’ -- (illustratieve casus) Een persoon die net werd opgepakt, blijkt tekenen van TBC te vertonen. Daarom wordt deze persoon overgebracht naar het ziekenhuis, waar men betrokkene opneemt en onderzoekt. Casus 4: ‘preventief onderzoek naar TBC-besmetting’ -- (illustratieve casus) Naar aanleiding van contact met een persoon die lijdt aan TBC, dienen enkele politiebeambten preventief te worden onderzocht op besmetting. De arbeidsgeneesheer die daarvoor gecontacteerd wordt, gaat vlot in op deze vraag naar medische bijstand.
81
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING In deze zone werd 2 keer beroep gedaan op een sociale of materiële hulpverleningsdienst. Ook hier kon worden aangegeven dat de gecontacteerde diensten vlot op de vraag naar ondersteuning ingingen. 2 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Niet nader bepaald probleem87
1
Hulpbehoevende bejaarde
1
Totaal
2
CASUS Casus 1: ‘hulpbehoevende bejaarde’ – (illustratieve casus) Een bejaard persoon wordt na een echtelijke ruzie de toegang tot zijn woonst ontzegd door zijn echtgenote. Het OCMW wordt gecontacteerd en gaat zonder problemen in op de vraag naar materiële ondersteuning. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Er deden zich gedurende de registratieperiode in de zone Zaventem geen situaties voor waarin er nood was aan justitiële ondersteuning.
87
In dit geval wordt niet meer informatie gegeven dan ‘vraag tot bijstand sociale hulpverlening: bijstand zonder enig probleem gekregen (vlot ingegaan)’
82
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.2 Politiezone Hoeilaart / Overijse
3.2.2.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In de politiezone Hoeilaart/Overijse was de slachtofferbejegenaar verantwoordelijk voor de registratie. Registratiemodaliteiten: − De slachtofferbejegenaar nam alle interventiefiches door en selecteerde de relevante gevallen. − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − Tweewekelijks werden aan de onderzoekers alle interventiefiches overgemaakt, ongeacht of er sprake was van nood aan hulpverlening. Op de interventiefiches betreffende situaties die relevant zijn voor het onderzoek, werden evenwel de nodige bijkomende gegevens en aanwijzingen genoteerd. − Registratieperiode: van 5 mei tot en met 4 augustus 2003.
3.2.2.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen Tijdens de registratieperiode kreeg men in deze zone 1.717 meldingen en vonden er 1.217 interventies plaats. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a)
MEDISCHE HULP
Gedurende de registratieperiode werd 33 keer beroep gedaan op de medische hulpverleningsdiensten, die telkens vlot op de vraag naar ondersteuning ingingen. 33 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Verkeersongeval met gewonden
15
10
Poging tot zelfmoord
3
1
Ongeval (exclusief verkeer)
2
2
Moeilijkheden met persoon
2
1
Navolgende tussenkomst voor externe politiedienst
2
2
Aantreffen gekwetst persoon
2
2
Moeilijkheden in gezin zonder slagen
1
1
Persoon met geheugenverlies
1
1
Valpartij
1
1
(in volgorde van voorkomen)
83
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Onopzettelijke brandstichting
1
1
Opzettelijke slagen en verwondingen (binnen gezin)
1
1
Familiale twist, onenigheid
1
1
Bijstand andere gerechtelijke dienst
1
0
Totaal
33
24
CASUSSEN Casus 1: ‘navolgende tussenkomst voor externe politiedienst’ (11u56) -- (illustratieve casus) Op dit politiekorps wordt beroep gedaan voor een slechtnieuwsmelding aan de echtgenote van een verongelukt persoon. De slachtofferbejegenaar wordt opgeroepen, en omwille van de shock waarin de echtgenote verkeert, wordt eveneens een huisarts opgeroepen. Deze gaat vlot in op de vraag naar bijstand. Casus 2: ‘navolgende tussenkomst externe politiedienst’ (20u13) -- (illustratieve casus) Een tweede situatie waarin door een andere politiedienst beroep wordt gedaan op dit korps, betreft het opsporen van een vermiste meerderjarige. De persoon in kwestie is weggelopen uit een psychiatrische instelling. Betrokkene wordt op zijn thuisadres aangetroffen. Door de politie wordt beroep gedaan op de dienst 100 voor de overbrenging van betrokkene naar de psychiatrische instelling. Casus 3: ‘familiale twist en onenigheid’ (20u47) -- (illustratieve casus) Een patrouille wordt opgeroepen in verband met een familiale twist aangaande bezoekrecht. Naar aanleiding van de ruzies tussen de ouders, is de jongste dochter ingetrokken bij haar zus, die reeds alleen woont. De moeder zou haar jongste dochter daar met geweld hebben weggehaald. Het meisje geeft aan de verbalisanten te kennen dat ze bij geen van beide ouders wil wonen en bij haar zus wil blijven. Ze is zichtbaar van streek en valt flauw. Daarom wordt de dienst 100 ter plaatse gevraagd. b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING Er werd ook 4 keer beroep gedaan op een sociale of materiële hulpverleningsdienst voor onmiddellijke opvang of ondersteuning. Telkens verliep het beroep op de gecontacteerde diensten vlot. 4 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Aantreffen ziek persoon
1
Aantreffen illegalen
1
Opzettelijke slagen en verwondingen aan een kind beneden de 16 jaar door de ouders
1
Dakloze
1
Totaal
4
84
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
CASUSSEN Casus 1: ‘aantreffen ziek persoon’ (8u49) -- (illustratieve casus) Een café-uitbaatster meldt de aanwezigheid van een ‘verwaarloosd’ persoon in haar etablissement. De man in kwestie ziet er erg onverzorgd uit en loopt blootsvoets rond. Bovendien beschikt betrokkene niet over de nodige documenten waaruit zijn identiteit af te leiden is. Nadat op het commissariaat zijn identiteit alsnog kan worden achterhaald, wordt door de verbalisanten een beroep gedaan op het OCMW, met de vraag of betrokkene er zich kan wassen en opfrissen. Deze vraag wordt door het OCMW beantwoord. Casus 2: ‘aantreffen illegalen’ (18u50) -- (illustratieve casus) Een interventieteam krijgt een oproep betreffende een verdacht voertuig. Bij aankomst treffen de officieren 3 personen met de Roemeense identiteit aan in deze wagen. Geen van hen kan geldige identiteitspapieren voorleggen. Alledrie worden ze meegenomen naar het commissariaat en in afwachting van het antwoord van de Dienst Vreemdelingenzaken88, wordt een beroep gedaan op het OCMW voor de verzorging van een maaltijd voor betrokkenen. Op deze vraag wordt vlot ingegaan. Casus 3: ‘opzettelijke slagen en verwondingen aan een kind beneden de 16 jaar door de ouders’ (8u00) -- (illustratieve casus) Een kind meldt zich op het commissariaat. Het wil niet meer naar huis omdat het regelmatig geslagen wordt door zijn vader. Men contacteert het parket en brengt de jongen vervolgens naar het Vertrouwensartsencentrum in Leuven, waar hij onmiddellijk opgevangen wordt. Later worden de ouders op het commissariaat ingelicht. De volgende dag verschijnen betrokkenen voor het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Casus 4: ‘dakloze’ (23u40) -- (illustratieve casus) Er wordt gemeld dat een dakloze en zijn twee hondjes hun intrek hebben genomen in een leegstaande, vervallen woning. Betrokkene vertelt dat hij tot voor kort in een opvangcentrum van het OCMW verbleef maar er een verklaring had moeten ondertekenen waarin gesteld werd dat hij er niet meer binnen mocht. Het OCMW wordt gecontacteerd en daar heeft men geen weet van een dergelijk document. De man in kwestie wordt vervolgens afgezet aan het opvangcentrum waar hij opnieuw wordt opgevangen. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
In deze zone werd geen melding gemaakt van situaties waarin men een beroep op de sociale diensten binnen de justitiële instanties noodzakelijk achtte.
88
Men dient illegalen steeds administratief aan te houden en de Dienst Vreemdelingenzaken hierover in te lichten. De Dienst Vreemdelingenzaken zal dan binnen de 24 uur beslissen of de betrokkenen al dan niet het grondgebied moeten verlaten.
85
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.3
Politiezone Drogenbos / Linkebeek / Sint-Genesius-Rode
3.2.3.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In dit korps werd overeengekomen dat de selectie van relevante situaties gemaakt werd op de dagelijkse briefing en vervolgens verzameld bij de contactpersoon. Registratiemodaliteiten: − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − Maandelijks werd aan de onderzoekers een lijst bezorgd van de relevante situaties en de gewenste gegevens betreffende deze situaties. − Registratieperiode: van 12 mei tot en met 11 augustus 2003.
3.2.3.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen Van 12 mei tot en met 11 augustus telde men in deze politiezone 1.193 meldingen en verrichtte men 975 interventies. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Tijdens de drie maanden durende registratieperiode deden zich in deze politiezone geen situaties voor waarin een beroep op externe hulpverleningsdiensten noodzakelijk was. Wel wordt aangegeven dat in bepaalde situaties informatie met betrekking tot en coördinaten van een hulpverleningsdienst werden doorgegeven aan hulpbehoevenden. In het kader van voorliggend onderzoek wordt dit als een onrechtstreekse doorverwijzing beschouwd.
86
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.4
Politiezone Beersel
3.2.4.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In deze politiezone verzamelde de slachtofferbejegenaar de nodige gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag. Registratiemodaliteiten: − De slachtofferbejegenaar nam alle interventiefiches door en selecteerde de relevante gevallen. − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − De gewenste gegevens aangaande de geselecteerde situaties werden overgemaakt in de vorm van een lijst waarin een feitenomschrijving, datum en tijdstip en de precieze hulpvraag worden beschreven.89 − Registratieperiode: van 1 mei tot 31 juli 2003.
3.2.4.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen In deze zone werd niet aangegeven hoeveel meldingen en interventies er waren gedurende de registratieperiode. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a) MEDISCHE HULP Men meldt 15 situaties waarin een beroep op een medische hulpverleningsdienst voor ondersteuning of opvang noodzakelijk was. In één van deze situaties kon slechts moeizaam op de vraag naar ondersteuning worden ingegaan. 15 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Aantreffen gekwetst/onwel persoon
6
3
Verkeersongeval met gewonden
2
1
Poging tot zelfmoord
2
2
Vechtpartij
1
0
Gezinsmoeilijkheden met minderjarige
1
0
Geesteszieke
1
0
Arbeidsongeval
1
0
(in volgorde van voorkomen)
89
Deze omschrijving is telkens summier.
87
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Valpartij
1
0
Totaal
15
6
CASUSSEN Casus 1: ‘geesteszieke’ (14u30) -- (problematische casus) Men wordt geconfronteerd met een geestesziek persoon en tracht voor deze persoon geschikte opvang te zoeken. Men voert hem naar de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis, maar daar wordt hij geweigerd omdat hij te agressief is. Daarom wordt de persoon door de betrokken politiebeambten naar een ander algemeen ziekenhuis overgebracht, waar hij wel wordt opgenomen. Het beroep op de medische hulpverlening verloopt dus moeizaam. Casus2 : ‘poging tot zelfmoord’ (11u00) -- (illustratieve casus) Man en vrouw trachten samen zelfmoord te plegen. Beiden worden naar de spoedafdeling gebracht. De kinderen en ouders van betrokkenen worden opgevangen door de slachtofferbejegenaar en het CAW. b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING In deze zone worden geen situaties gemeld waarin men een beroep deed of wilde doen op de sociale en materiële hulpverleningssector. Wel werd geëxpliciteerd dat er zich gedurende de registratieperiode tal van situaties voordeden waarin door de interveniërende politiebeambten zelf in de nodige sociale ondersteuning kon worden voorzien. Waar de politiepatrouille er zelf niet in slaagde de ‘noodsituatie’ op te lossen, kon daarenboven een beroep gedaan worden op de slachtofferbejegenaars. Er wordt eveneens aangegeven dat men meerdere personen doorverwees naar de sociale en materiële hulpverleningssector. c) JUSTITIËLE ONDERSTEUNING Er werden geen situaties geregistreerd waarin men het gevoel had dat er onmiddellijke bijstand geboden vanuit de justitiële instanties nodig was.
88
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.5 Politiezone Bever / Galmaarden / Gooik / Herne / Lennik / Pepingen
3.2.5.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING Door de slachtofferbejegenaar van deze lokale politiezone werden voor een periode van 3 maanden de gewenste gegevens verzameld. Registratiemodaliteiten: − De slachtofferbejegenaar nam alle interventiefiches door en selecteerde de relevante gevallen. − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − Voor de geselecteerde situaties werd vervolgens een door de onderzoekers opgesteld registratieformulier ingevuld. De registratieformulieren werden tweewekelijks overgemaakt aan de onderzoekers. − Registratieperiode: van 23 juni tot en met 22 september 2003.
3.2.5.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen Aan de onderzoekers werd doorgegeven dat er in de registratieperiode 665 meldingen en interventies hadden plaats gevonden. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a) MEDISCHE HULP In de loop van 3 maanden deden zich 35 situaties voor waarin een beroep werd gedaan op medische hulpverleningsdiensten. In 3 van deze gevallen werd door de gecontacteerde dienst slechts gedeeltelijk of moeizaam, of zelfs helemaal niet op de vraag naar ondersteuning ingegaan.90 35 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
(in volgorde van voorkomen)
Aantreffen gekwetst/onwel persoon
11
Valpartij
7
Vechtpartij
4
Moeilijkheden met persoon
2
Zelfmoordpoging
2
Bijstand medische dienst
2
Bewoner geen levensteken
2
90
Op één van de registratieformulieren werd bovendien aangegeven dat men iemand overbracht naar een ziekenhuis in het Brusselse. Hoewel het beroep op dit ziekenhuis vlot verliep, werd wel geëxpliciteerd dat men er betrokkene niet in het Nederlands te woord kon staan.
89
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Verkeersongeval
2
Onbuigzaamheid
1
Kind in noodsituatie91
1
Hulpverlening aan persoon
1
Totaal
35
CASUSSEN Casus 1: ‘moeilijkheden met persoon’ (19u27) -- (problematische casus) Omwille van de nood aan psychosociale opvang van een individu wordt contact opgenomen met een medische hulpverleningsdienst. Deze gaat echter niet op de vraag naar opvang in vermits hij geen onmiddellijke bijstand kan aanbieden. Bovendien verklaart de gecontacteerde dienst dat geen hulp kan worden geboden indien de hulpbehoevende zich niet vrijwillig met een hulpvraag aanmeldt. Casus 2: ‘moeilijkheden met persoon’(23u57) -- (problematische casus) Ook hier tracht men psychosociale opvang te zoeken maar kan slechts moeizaam of gedeeltelijk op de vraag naar ondersteuning worden ingegaan. Een reden daarvoor wordt echter niet aangegeven. Casus 3: ‘onbuigzaamheid’ (14u19) -- (problematische casus) Men krijgt te maken met een minderjarige die problematisch gedrag vertoont en men wil daarom de sociale dienst van de jeugdrechtbank inschakelen. De sociale dienst van de jeugdrechtbank is echter niet bereikbaar. Men zoekt eveneens naar opvangmogelijkheden binnen de kinderpsychiatrie. Het beroep op de gecontacteerde psychiatrische afdeling van een ziekenhuis verloopt moeizaam omdat deze zich aanvankelijk niet deskundig of bevoegd verklaart. B)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Er werd ook 13 maal contact opgenomen met een sociale of materiële hulpverleningsdienst. Daarbij kon in 9 gevallen slechts moeizaam of gedeeltelijk op de hulpvraag van de politie worden ingegaan en in 2 situaties werd de vraag naar opvang of ondersteuning helemaal niet beantwoord. Er werd door de slachtofferbejegenaar ook op gewezen dat men regelmatig doorverwijzingen doet naar de externe sociale en materiële hulpverlening. Deze doorverwijzingen worden echter beschouwd als onrechtstreekse contactnames in het kader van dit onderzoek en werden daarom niet geregistreerd. 13 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
(in volgorde van voorkomen)
Moeilijkheden in gezin met slagen
3
Verwittigen familie
1
Diefstal in woning
1
Diefstal met braak
1
Verdachte gedragingen
1
91
In deze situatie werd ook beroep gedaan op een sociale hulpverleningsdienst; zie casus 13 onder de sociale/materiële hulpverlening.
90
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Discussie/onenigheid
1
Moeilijkheden met persoon
1
Verdwijning meerderjarige
1
Zelfmoord
1
Zelfmoordpoging
1
Kind in noodsituatie
1
Totaal
13
CASUSSEN Casus 1: ‘moeilijkheden in gezin met slagen’ (4u18) -- (problematische casus) In een situatie van intrafamiliaal geweld wenst de politiebeambte beroep te doen op een sociale hulpverleningsdienst en deze gaat, zij het slechts moeizaam, op de vraag naar ondersteuning in. Casus 2: ‘diefstal in woning’ (14u00) -- (problematische casus) In functie van de opvang van slachtoffers contacteert men een sociale hulpverleningsdienst. Deze kan geen onmiddellijke bijstand verlenen en daarom wordt aangeduid dat men slechts moeizaam op de hulpvraag ingaat. Casus 3: ‘diefstal met braak’ (8u35) -- (problematische casus) Ook hier wil men een beroep doen op de sociale hulpverlening voor de opvang van slachtoffers, en kan de vraag van de politiebeambten niet onmiddellijk worden beantwoord. Casus 4: ‘moeilijkheden in gezin met slagen’ (5u27) -- (problematische casus) De contacten met de sociale hulpverleningsdiensten in dit geval van intrafamiliaal geweld verlopen moeizaam omdat de gecontacteerde diensten onbereikbaar zijn of geen onmiddellijke bijstand kunnen verlenen. Casus 5: ‘verdachte gedragingen’ (19u30) -- (problematische casus) Er wordt een persoon aangetroffen waarvan men meent dat hij sociale hulp behoeft. De sociale hulpverleningsdiensten zijn echter moeilijk bereikbaar. Ook hier verloopt het beroep op de hulpverlening kortom moeizaam. Casus 6: ‘discussie- onenigheid’ (20u35) -- (problematische casus) Aangezien de sociale dienst die men wil contacteren met de vraag ondersteuning te bieden in deze situatie, niet onmiddellijk bereikbaar is, kan niet vlot aan de hulpvraag van de politie worden tegemoetgekomen. Casus 7: ‘moeilijkheden met persoon’ (20u15) -- (problematische casus) Men tracht een opvangplaats te zoeken voor een persoon die problematisch gedrag vertoont. Hierin kan echter niet voorzien worden omwille van een gebrek aan vrije plaatsen.
91
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Casus 8: ‘verdwijning- weggelopen meerderjarige’ (22u15) -- (problematische casus) In deze situatie wenst de politie een beroep te doen op de sociale hulpverlening maar kan ook weer slechts moeizaam op de vraag naar ondersteuning worden ingegaan omdat de gecontacteerde diensten niet bereikbaar zijn of geen onmiddellijke bijstand kunnen verlenen. Casus 9: ‘opzettelijke slagen bij familiale moeilijkheden’ (21u18) -- (problematische casus) Aangezien de gecontacteerde dienst geen onmiddellijke bijstand kan bieden in dit geval van intrafamiliaal geweld, verloopt het beroep op de sociale hulpverlening opnieuw moeizaam. Casus 10: ‘verwittigen familie’ (23u34) -- (problematische casus) Ook in deze situatie ervaart men een nood aan ondersteuning door een sociale hulpverleningsdienst bij de verwittiging van de familieleden van een slachtoffer. Specifiek aan deze situaties is dat de te verwittigen familieleden in Nederland wonen en men hen het nieuws wil laten brengen door een Nederlandse sociale dienst. Deze is echter moeilijk te bereiken. Casus 11: ‘moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (11u58) -- (problematische casus) Ten behoeve van een oplossing voor deze probleemsituatie wordt beroep gedaan op een sociale hulpverleningsdienst. Deze kan de hulpvraag echter niet beantwoorden omdat hij niet voorziet in onmiddellijke ondersteuning. Casus 12: ‘zelfmoord’ (17u55) -- (illustratieve casus) Naar aanleiding van een zelfmoord ervaren de politiebeambten dat de nabestaanden behoefte hebben aan sociale ondersteuning. Zowel de sociale hulpverleningsdienst als de sociale dienst binnen een justitiële instantie waarop men beroep doet, gaan vlot in op de vraag naar ondersteuning. Casus 13: ‘kind in noodsituatie’ (11u40) -- (illustratieve casus) In functie van een optimale opvang van een minderjarige, die zich in een precaire situatie bevindt, wordt contact opgenomen met een medische en een sociale hulpverleningsdienst. De gecontacteerde diensten gaan probleemloos op de vraag van de politie in. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Men deed 3 keer beroep op justitiële hulpverleningsdiensten. In geen van de 3 situaties kon door de sociale diensten van de justitiële instanties bijstand worden geleverd.
CASUSSEN Casus 1: ‘verwittigen familie’ (7u53) -- (problematische casus) In functie van ondersteuning bij een slechtnieuwsmelding aan de familieleden van een slachtoffer, wordt beroep gedaan op de sociale diensten binnen justitiële instanties. Het beroep op deze diensten verloopt moeizaam omdat ze niet bereikbaar zijn of geen onmiddellijke bijstand kunnen verzorgen. Casus 2: ‘onbuigzaamheid’ (14u19 ) -- (problematische casus) zie casus 3 bij de casussen onder de medische hulpverlening Casus 3: ‘moeilijkheden in gezin zonder slagen’ (19u36) -- (problematische casus) In deze situatie aangaande moeilijkheden in het gezin, wil men een justitiële sociale dienst inschakelen. De gewenste ondersteuning komt er niet omdat de dienst waarop men beroep tracht te doen niet bereikbaar is.
92
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.6 Politiezone Dilbeek
3.2.6.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In deze zone werd in overleg met de inspecteur dienst jeugd en gezin de volgende werkwijze overeengekomen: Registratiemodaliteiten: − Door de inspecteur dienst jeugd en gezin werden alle interventiefiches gedurende een periode van 3 maanden bekeken in functie van de onderzoeksvraag. − De relevante fiches werden uitgesorteerd en desgevallend voorzien van de nodige informatie in antwoord op de onderzoeksvraag. − De relevante interventiefiches werden vervolgens aan de onderzoekers overgemaakt. − Registratieperiode: van 12 mei tot en met 11 augustus 2003.
3.2.6.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen In de politiezone Dilbeek waren er in de registratieperiode 1.400 meldingen en 1.382 interventies. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a) MEDISCHE HULP Men deelde mee dat er tijdens de registratieperiode 16 situaties waren waarin er beroep werd gedaan op medische hulpverleningsdiensten. Telkens verliep het beroep op de medische hulpdiensten vlot. 16 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Aantreffen gekwetst/onwel persoon
7
7
Verkeersongeval met gewonden
3
2
Hulpverlening aan persoon92
2
2
Bescherming van persoon
1
1
Bewoner geeft geen levensteken
1
1
Dronken persoon
1
1
Ziek persoon
1
1
Totaal
16
15
(in volgorde van voorkomen)
92
In één van deze situaties werd ook beroep gedaan op het OCMW; zie casus 2 onder de sociale/materiële hulpverlening.
93
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING Er manifesteerden zich 4 situaties waarbij een beroep op een sociale of materiële hulpverleningsdienst genoodzaakt was. Hierbij wordt opgemerkt dat het beroep op de gecontacteerde diensten in 3 gevallen vlot verliep en in één situatie problematisch was. 4 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
(in volgorde van voorkomen)
Aantreffen illegalen
2
Familiale twist
1
Hulpverlening aan persoon
1
Totaal
4
CASUSSEN Casus 1: ‘aantreffen illegalen’ (5u30) -- (problematische casus) Er wordt een groepje minderjarige, niet-begeleide illegalen aangetroffen. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg wordt gecontacteerd met een vraag naar informatie inzake opvangmogelijkheden. Men krijgt de coördinaten van twee opvangcentra. Deze werden echter reeds door de politiebeambten gecontacteerd en zijn volzet. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg kan geen alternatieven aanreiken. Vervolgens wordt daarom het federaal opvangcentrum gecontacteerd, waar de jongeren echter evenmin terecht kunnen omdat ze geen asiel wensen aan te vragen. Vervolgens worden nogmaals verscheidene opvangcentra gecontacteerd maar ook deze zijn volzet. De minderjarige illegalen krijgen uiteindelijk een voedselpakket en een lijst van opvangcentra en worden opnieuw op straat gezet. Casus 2: ‘familiale twist’ (20u55) -- (illustratieve casus) Een echtgenoot sluit zijn vrouw en twee kinderen buiten. De moeilijkheden binnen dit gezin slepen reeds lang aan en zijn bekend bij de politie. De echtgenote zal de nodige stappen ondernemen naar het vredegerecht. Ze krijgt alvast onderdak bij een vriendin. Door de politie wordt eveneens het CAW gecontacteerd met de vraag haar situatie op te volgen. Deze vraag wordt positief beantwoord. Casus 3: ‘hulpverlening aan persoon’ (21u26) -- (illustratieve casus) Een bejaard persoon is gevallen in zijn huis en kan niet meer op eigen kracht rechtstaan. Betrokkene wordt door de politie in bed geholpen en de dienst 100 wordt opgeroepen. De interveniërende agenten merken bovendien dat er een aanzienlijke som geld zichtbaar op de kast ligt. Bovendien hangt er in het appartement een zeer onfrisse geur. De persoon in kwestie blijkt niet meer voor zichzelf te kunnen zorgen. Derhalve neemt de politie contact op met het OCMW, die reeds bekend is met de situatie. Het OCMW laat weten dat het de situatie zal blijven opvolgen. Casus 4: ‘aantreffen illegalen’ (10u25) -- (illustratieve casus) Aan de pastorij wordt een illegale vreemdeling aangetroffen die asiel wenst aan te vragen. Zoals procedureel voorzien, wordt de Dienst Vreemdelingenzaken op de hoogte gesteld. In afwachting van het antwoord van de Dienst Vreemdelingenzaken wordt betrokkene administratief aangehouden. Het OCMW wordt intussen gecontacteerd met de vraag of betrokkene er zich kan wassen. Op deze vraag gaat het OCMW vlot in. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode deden zich geen situaties voor waarin men een nood ervoer aan hulpverleningsondersteuning door een justitiële instantie.
94
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.7 Politiezone Affligem / Liedekerke / Roosdaal / Ternat
3.2.7.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In deze zone werden de relevante situaties aan de hand van de interventiefiches geselecteerd op de dagelijkse briefing. Registratiemodaliteiten: − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − Voor de relevante situaties werd telkens een vragenformulier ingevuld. Deze formulieren werden overgemaakt aan de onderzoekers. − Registratieperiode: van 12 mei tot en met 11 augustus 2003.
3.2.7.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen Van 12 mei tot en met 11 augustus kreeg men 2.151 meldingen en verrichtte men 2.013 interventies. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a) MEDISCHE HULP Er werd in deze zone geen melding gemaakt van situaties waarin men een beroep deed op een medische hulpverleningssector. B)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Men meldt 2 situaties waarin men een beroep deed op een sociale of materiële hulpverleningsdienst voor ondersteuning of opvang. Telkens verliepen de contactname en de samenwerking met de gecontacteerde diensten vlekkeloos. Door de contactpersoon werd opgemerkt dat er in het korps steeds meer aandacht uitgaat naar de sensibilisering van de medewerkers voor sociale ondersteuning en slachtofferbejegening. Er werden onder andere cursussen gegeven in verband met slachtofferbejegening en met een nieuwe procedure aangaande slachtofferopvang bij inbraak gestart. Allicht worden daarom meer situaties zelf opgelost door de politiebeambten in plaats van ze onmiddellijk door te verwijzen naar de externe hulpverleningssector. Men zal eerder zelf trachten de ‘noodsituatie’ op te vangen door een luisterend oor te bieden, de gemoederen te bedaren, contactadressen door te geven, enzovoort. 2 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Landloper
1
Kinderverwaarlozing
1
Totaal
2
95
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
CASUSSEN Casus 1: ‘landloper’ (12u23) -- (illustratieve casus) Na het aantreffen van een landloper, wordt beroep gedaan op een opvangcentrum met de vraag naar het bieden van onderdak voor betrokkene. Dit centrum gaat vlot in op de hulpvraag. Casus 2: ‘kinderverwaarlozing’ (15u00) -- (illustratieve casus) Wanneer men geconfronteerd wordt met een geval van kinderverwaarlozing, wordt contact opgenomen met een sociale hulpverleningsdienst die zonder problemen ingaat op de hulpvraag. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Er deden zich geen situaties voor waarin zich een nood aan ondersteuning vanuit de justitiële instanties manifesteerde.
96
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.8 Politiezone Asse / Merchtem / Opwijk / Wemmel
3.2.8.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING Door het diensthoofd interventies werden alle interventiefiches beschouwd in functie van de onderzoeksvraag en de relevante fiches werden geselecteerd. Registratiemodaliteiten: − Door de contactpersoon werd een overzicht gemaakt van het aantal situaties waarin er nood was aan ondersteuning of advies van de medische hulpdiensten, van sociale en materiële hulpverleningsinstanties en van sociale diensten binnen justitiële instanties. − Om de twee weken werden deze gegevens overgemaakt. − Registratieperiode: van 12 mei tot en met 31 augustus 2003. Gezien de andere korpsen gedurende een termijn van 3 maanden registreerden, werden enkel de gegevens vanaf 1 juni door de onderzoekster in de verwerking opgenomen.
3.2.8.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen In totaal vonden in deze zone 2.693 meldingen plaats tussen 1 juni en 31 augustus 2003. Er werd niet aangegeven hoeveel interventies er hebben plaatsgevonden in die periode. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie A)
MEDISCHE HULP
Gedurende de registratieperiode deden zich 72 situaties voor waarin een beroep moest gedaan worden op medische hulpverleningsdiensten. Dat gebeurde in het kader van de volgende situaties: aantreffen geesteszieke; arbeidsongeval; dement persoon op openbare weg; dodelijk verkeersongeval; dronken persoon op openbare weg; gezinsmoeilijkheden; hulpgeroep algemeen; onopzettelijke brand; onwel geworden persoon; opzettelijke slagen en verwondingen; persoon op openbare weg gebeten door hond; poging tot zelfmoord; val op de openbare weg; verkeersongeval met lichamelijk letstel; zieke op openbare weg. In al deze gevallen werd vlot op de vraag naar medische bijstand ingegaan. b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING Men deed in 3 situaties een beroep op een sociale of materiële hulpverleningsdienst. Er werd daarbij genoteerd dat de gecontacteerde diensten telkens vlot op de vraag naar hulpverlening ingingen. 3 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Aantreffen illegalen
1
Zelfmoord
1
Reukhinder
1
Totaal
3
97
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
CASUSSEN Casus 1: ‘ aantreffen illegalen’ -- (illustratieve casus) Naar aanleiding van de aanhouding van illegalen wordt, in afwachting van het antwoord van de Dienst Vreemdelingenzaken, voor ondersteuning en opvang een beroep gedaan op het OCMW. Dit gaat vlot in op de vraag naar ondersteuning. Casus 2: ‘zelfmoord -- (illustratieve casus)’ Er wordt naar aanleiding van een zelfmoord een beroep gedaan op het Centrum voor Slachtofferhulp. Dit komt zonder problemen tussen. Casus 3: ‘reukhinder’ -- (illustratieve casus) Men krijgt een melding van reukhinder in een OCMW-woning. Dit huis wordt klaarblijkelijk niet schoongemaakt noch onderhouden. De woonomstandigheden zijn dan ook erg onhygiënisch en veroorzaken zelfs reukhinder in de omgeving. Het OCMW wordt gecontacteerd om het huis weer bewoonbaar te maken en gaat vlot op de hulpvraag in. c) JUSTITIËLE ONDERSTEUNING Er werd geen melding gemaakt van situaties waarin men een beroep op de sociale dienst van een justitiële instantie noodzakelijk achtte.
98
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.9 Politiezone Grimbergen
3.2.9.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In deze politiezone werd afgesproken dat de selectie van relevante situaties zou gebeuren op de dagelijkse briefing. Registratiemodaliteiten: − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd en desgevallend op de geselecteerde interventiefiches genoteerd. − De interventiefiches die bij de geselecteerde situaties behoren, werden tweewekelijks aan de onderzoekers overgemaakt. − Registratieperiode: van 5 mei tot en met 4 augustus 2003.
3.2.9.2 DATAVERWERKING In de 3 maanden waarin gegevens verzameld werden, deden zich geen situaties voor waarbij men een beroep deed of wilde doen op medische hulpdiensten, sociale en materiële hulpverleningsinstanties en sociale diensten binnen justitiële instanties. Daarbij dient te worden geëxpliciteerd dat situaties waarin een beroep op de dienst 100 genoodzaakt was, niet werden geregistreerd, maar de contactpersoon gaf aan dat er zich in de loop van de registratietermijn wel dergelijke situaties hebben voorgedaan.
99
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.10 Politiezone Vilvoorde / Machelen
3.2.10.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In de politiezone Vilvoorde/Machelen werd door de slachtofferbejegenaar uit alle interventiefiches een selectie gemaakt van de situaties waarin een beroep op medische hulpdiensten, sociale of materiële hulpverleningsdiensten en sociale diensten binnen een justitiële instantie werd gedaan.93 Registratiemodaliteiten: − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − Inzake de relevante situaties werd een door de onderzoekers opgesteld registratieformulier ingevuld. − Tweewekelijks werden de registratieformulieren aan de onderzoekers overgemaakt. − Registratieperiode: van 21 mei tot en met 24 augustus 2003.94
3.2.10.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen Tijdens de registratieperiode telde men in deze politiezone 4.126 meldingen en 2.556 interventies. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie A)
MEDISCHE HULP
Gedurende de registratieperiode werd 31 keer beroep gedaan op een medische hulpverleningsdienst. Voor de situaties waarin een beroep werd gedaan op de dienst 100 werd geen vragenlijst ingevuld. In 2 gevallen werd door de gecontacteerde medische dienst slechts gedeeltelijk of moeizaam op de vraag naar ondersteuning ingegaan. 31 contactnames met medische sector Problematiek (in volgorde van voorkomen)
Aantal contactnames
Aantreffen onwel persoon
10
Valpartij
4
Zelfmoordpoging
3
Persoon met suïcidale neigingen
2
Aantreffen gekwetst persoon
2
Ongeval, exclusief verkeer
2
93
Er werden ook afspraken gemaakt met de hoofden van de wijkdienst, dienst jeugd en gezin en dienst interventies. Deze zouden eveneens alle relevante situaties registreren maar zij hebben geen enkele situatie doorgegeven aan de slachtofferbejegenaar. 94 Bij de verwerking nam de onderzoekster enkel de gegevens van 21 mei tot en met 20 augustus in beschouwing.
100
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Aantreffen gekwetst persoon naar aanleiding van een vechtpartij
1
Persoon met drankprobleem
1
Bejaard persoon
1
Opvang toxicomaan
1
Geestesziek persoon
1
Opzettelijke slagen en verwondingen
1
Dementerende bejaarde op openbare weg
1
Overbrengen van een ziek persoon naar het ziekenhuis95
1
Totaal
31
CASUSSEN Casus 1: ‘opvang toxicomaan’ -- (problematische casus) Een persoon meldt zich aan met de vraag naar drughulpverlening (gecategoriseerd als medische hulpverlening). Hij is ongeveer twee jaar ‘clean’ maar gebruikt sinds kort opnieuw hard drugs (cocaïne, speed, XTC). Hij wil in een ontwenningscentrum worden opgenomen en wendt zich daarvoor tot de politie. Men dient een vijftiental centra te contacteren vooraleer de persoon ergens terecht kan. De redenen waarom men niet op de vraag kan ingaan, zijn een gebrek aan vrije plaatsen, een verklaring niet deskundig of bevoegd te zijn en het niet kunnen bieden van onmiddellijke bijstand. Verscheidene gecontacteerde diensten verwijzen door naar andere centra. Vandaar dat men aangeeft dat slechts moeizaam op de hulpvraag wordt ingegaan. Casus 2: ‘persoon met suïcidale neigingen’ (19u16) -- (problematische casus) Men treft een persoon aan met zelfmoordneigingen en wil deze persoon laten onderzoeken door een psychiater. Dit lukt echter niet zonder eerst langs de spoedgevallendienst van een ziekenhuis te passeren. Daarom wordt ook in dit geval vermeld dat het beroep op de medische dienst moeizaam verloopt. Casus 3: ‘persoon met suïcidale neigingen’ (11u10) -- (illustratieve casus) Een persoon met suïcidale neigingen wordt door de politie overgebracht naar de spoedgevallendienst van een ziekenhuis. Daar wordt betrokkene opgevangen door een psychiater. Casus 4: ‘aantreffen gekwetst persoon’ -- (illustratieve casus) Een persoon kwetst zich naar aanleiding van een epileptische aanval en wordt door de politie naar de spoedgevallendienst gebracht, waar hij onmiddellijk wordt verzorgd. Casus 5: ‘geestesziek persoon’ -- (illustratieve casus) Men tracht opvang te zoeken voor een geestesziek persoon. Men brengt betrokkene naar de spoedgevallendienst waar hij door een psychiater wordt opgevangen. b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING Er werd 8 maal contact opgenomen met een sociale of materiële hulpverleningsdienst. In 2 van deze gevallen werd de vraag naar onmiddellijke opvang of ondersteuning niet beantwoord. 95
In deze situatie werd ook een beroep gedaan op de materiële hulpverleningssector; zie casus 7 onder de sociale en materiële hulpverlening.
101
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
8 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Verlaten echtelijke woning/ intrafamiliaal geweld
1
Hulp aan depressief persoon
1
Crisisopvang voor vrouw en vier kinderen
1 96
Klacht in verband met onhygiënische toestand in woning
1
Zelfmoord
1
Gewapende overval
1
Overbrengen ziek persoon naar ziekenhuis
1
Relationele/ psychosociale problemen
1
Totaal
8
CASUSSEN Casus 1: ‘verlaten echtelijke woning/ intrafamiliaal geweld’ (13u00) -- (problematische casus) Een vrouw meldt zich met de vraag naar een vluchthuis te worden gebracht omwille van slagen en verwondingen door haar partner. Er dienen tal van vluchthuizen te worden gecontacteerd vooraleer een opvangplaats kan worden gevonden. In de overige vluchthuizen is er immers geen vrije plaats. Casus 2: ‘klacht in verband met onhygiënische toestand in woning’ (13u13) -- (problematische casus) Tegen een bejaard, dement persoon wordt een klacht neergelegd door de buurvrouw, omwille van de onhygiënische toestand in de woning van de bejaarde. Door de politiedienst wordt het OCMW gecontacteerd. Dit gaat echter slechts moeizaam in op de vraag naar ondersteuning. Reden daarvoor is dat het OCMW geen onmiddellijke bijstand kan verlenen. Er dient immers eerst intern overleg gepleegd te worden en pas daarna zal men bij betrokkene op huisbezoek gaan. Casus 3: ‘hulp aan depressief persoon’ (15u03) -- (illustratieve casus) Het betreft hier een alleenstaand, manisch-depressief persoon. Hij verloor zijn identiteitskaart maar durft niet meer buitengaan om dit verlies aan te geven, pasfoto’s te laten maken en een nieuwe identiteitskaart aan te vragen. Het OCMW wordt gecontacteerd. Zij sturen een fotograaf om nieuwe pasfoto’s te nemen en zullen ook daarna nog regelmatig contact opnemen met betrokkene. Er wordt dus vlot op de vraag naar ondersteuning ingegaan. Casus 4: ‘crisisopvang voor vrouw en vier kinderen’ (21u05) -- (illustratieve casus) Er dient onmiddellijke opvang gezocht te worden voor een vrouw en haar kinderen naar aanleiding van intrafamiliaal geweld. Het CAW wordt ingeschakeld om te zoeken naar een opvangplaats in een vluchthuis. Het CAW gaat vlot in op de vraag van de politiedienst en er wordt een plaats gevonden in een vluchthuis. De opgeroepen patrouille vervoert vervolgens betrokkenen naar het vluchthuis.
96
Men duidt aan dat er in deze situatie ook nood was aan medische hulpverlening, maar er werd geen beroep gedaan op een medische hulpverleningsdienst.
102
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Casus 5: ‘zelfmoord’ (20u57) -- (illustratieve casus) Men doet beroep op het Centrum voor Slachtofferhulp en het CAW om de nabestaanden van een persoon die zelfmoord pleegde op te vangen. Beide diensten gaan vlot in op deze vraag naar ondersteuning. Casus 6: ‘gewapende overval’ (12u08) -- (illustratieve casus) Er vindt een gewapende overval plaats in een handelszaak. Een sociale hulpverleningsdienst wordt gecontacteerd om de slachtoffers op te vangen en deze gaat probleemloos in op de hulpvraag. Casus 7: ‘overbrengen ziek persoon naar ziekenhuis’ -- (illustratieve casus) Een persoon contacteert de politie met de vraag om hem naar het ziekenhuis te vervoeren.97 Betrokkene is zwaarlijvig en kan zich niet op eigen kracht verplaatsen. De brandweer wordt gevraagd om het slachtoffer te vervoeren naar het ziekenhuis. Deze gaat vlot in op de vraag. Casus 8: ‘relationele/ psychosociale problemen’ (17u08) -- (illustratieve casus) In een situatie waarin zich relationele en psychosociale problemen manifesteren, dient een beroep te worden gedaan op het CAW. Dit beantwoordt zonder problemen de vraag naar ondersteuning van de politie. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Er werd ook éénmaal een beroep gedaan op een sociale dienst van een justitiële instantie. Casus 1: ‘familiale moeilijkheden’ (1u37) Bij familiale moeilijkheden ervaren de interveniërende politiebeambten een nood aan ondersteuning door een sociale dienst van een justitiële instantie. Er werd echter niet aangegeven of de gecontacteerde dienst vlot op de vraag naar ondersteuning inging.
97
In het onderzoek wordt ‘transport’ beschouwd als materiële hulpverleningsondersteuning.
103
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.11
Politiezone Kampenhout / Steenokkerzeel / Zemst
3.2.11.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In deze politiezone werd de nodige informatie verzameld door de slachtofferbejegenaar. Registratiemodaliteiten: − De slachtofferbejegenaar nam alle interventiefiches door en selecteerde de relevante gevallen. − Tweewekelijks werd aan de onderzoekers de gevraagde informatie doorgegeven. − Registratieperiode: van 1 mei tot en met 31 juli 2003.
3.2.11.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen Er zijn geen gegevens beschikbaar met betrekking tot het totaal aantal meldingen en interventies van deze zone. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie A)
MEDISCHE HULP
Gedurende de registratieperiode deden zich 2 situaties voor waarin er een beroep diende te worden gedaan op de medische hulpverleningsdiensten. Deze hulpvragen werden zonder problemen beantwoord. Situaties waarvoor men een beroep deed op de dienst 100 werden niet geregistreerd. 2 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
Zelfmoord
2
Totaal
2
CASUSSEN Casus 1: ‘zelfmoord’ -- (illustratieve casus) Y heeft zich verhangen nadat X hun relatie had verbroken. X is zwaar aangeslagen en voelt zich verantwoordelijk voor de zelfmoord. De politiebeambten contacteren de huisarts om betrokkene een kalmeermiddel toe te dienen. De dokter komt onmiddellijk ter plaatse. Casus 2: ‘zelfmoord’ – (illustratieve casus) Een man heeft zich in zijn garage verhangen. De echtgenote is in shock en de huisarts wordt verwittigd. Deze dient betrokkene een kalmeermiddel toe. B)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
Gedurende de registratieperiode deden zich geen situaties voor waarin men een beroep op de sociale of materiële hulpverleningsdiensten noodzakelijk achtte. Wel wordt aangegeven dat er doorverwijzingen
104
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
plaatsvonden, wat wil zeggen dat men de contactgegevens van hulpverleningsdiensten doorgeeft indien men vermoedt dat betrokkene gebaat was met sociale of materiële hulp. Bovendien worden in dit korps vaak in eerste instantie de slachtofferbejegenaars gecontacteerd in functie van sociale ondersteuning en wordt niet steeds onmiddellijk contact opgenomen met een externe hulpverleningsdienst. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Er werd geen melding gemaakt van situaties waarin men een beroep op de sociale dienst van een justitiële instantie noodzakelijk achtte.
3.2.12 Politiezone Halle
3.2.12.1 METHODE VAN DATAVERZAMELING In de politiezone Halle werden door de hoofdinspecteur van de dienst jeugd en zeden de interventiefiches geraadpleegd en de relevante situaties geselecteerd. Registratiemodaliteiten: − Indien met betrekking tot relevante situaties gegevens in antwoord op de onderzoeksvraag ontbraken in de bijhorende interventiefiche, werden bijkomende inlichtingen bij de betrokken verbalisanten opgevraagd. − De geselecteerde interventiefiches werden aan de onderzoekers overgemaakt. − Registratieperiode: van 1 juni tot en met 31 augustus 2003.
3.2.12.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen In de politiezone Halle vonden van 1 juni tot en met 31 augustus 2003 1.804 meldingen en 1.444 interventies plaats. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie A)
MEDISCHE HULP
Er werd 43 keer beroep gedaan op de medische hulpverlening, wat vlot verliep, uitgezonderd in 2 gevallen. 43 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Verkeersongeval met gewonden
13
10
Aantreffen gekwetst/onwel persoon
6
5
Poging tot zelfmoord
5
5
Valpartij
3
2
(in volgorde van voorkomen)
105
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Dronken persoon
3
2
Opzettelijke slagen en verwondingen, aan de echtgenoot of de persoon met wie de verdachte samenleeft of samengeleefd heeft
2
1
Verkeersongeval met doden
1
0
Bijstand medische dienst
1
0
Heterdaad diefstal op openbare weg met geweld
1
0
Ongeval, exclusief verkeer
1
1
Druggebruik in groep
1
1
Moeilijkheden met persoon
1
0
Opzettelijke slagen en verwondingen aan ouders
1
1
Hulpgeroep algemeen
1
1
Opzettelijke slagen en verwondingen
1
0
Aantreffen geestesziek persoon
1
0
Verdachte toestand
1
1
Totaal
43
30
CASUSSEN Casus 1: ‘aantreffen geestesziek persoon’ (16u02) -- (problematische casus) Er komt een melding binnen van een vrouw die ronddoolt en blijkbaar niet weet waar ze heen moet of vandaan komt. Het blijkt om een vrouw te gaan die in een instelling verblijft. Er wordt derhalve contact opgenomen met deze instelling met de vraag deze dame op te halen. Hier is men echter van mening dat betrokkene met het openbaar vervoer moet terugkeren. Gezien de verwarde en angstige toestand waarin de vrouw verkeert, dringt de politie erop aan dat men haar toch komt halen. Vanuit de instelling wordt niet op die vraag ingegaan. Daarom wordt de dienst 100 ingeschakeld om de vrouw in kwestie terug te brengen naar de instelling. Casus 2: ‘hulpgeroep algemeen’ (6u20) -- (problematische casus) Een man contacteert de politie met de melding dat hij in zijn eigen huis is gevallen en niet meer op eigen kracht rechtgeraakt. De huisarts wordt gecontacteerd. Deze wil echter niet ter plaatse komen en raadt aan betrokkene door de dienst 100 naar het ziekenhuis te laten brengen. Door de politiebeambte wordt derhalve gesignaleerd dat het beroep op de medische hulpverlening moeizaam verliep. Casus 3: ‘poging tot zelfmoord’ (21u30) -- (illustratieve casus) Een man meldt op het politiecommissariaat dat hij een vermoeden heeft dat zijn ex-echtgenote zelfmoord heeft gepleegd. Hij is in het bezit van de sleutel van de woning van zijn ex-partner. De politiebeambten vergezellen de man en betreden samen de woning. Daar treffen zij de vrouw aan, sterk onder invloed van drank. Op de tafel ligt de verpakking van medicatie die ze mogelijk geslikt heeft. De dienst 100 wordt ter plaatse gevraagd maar betrokkene weigert mee te gaan. Daarom wordt ook de huisarts gecontacteerd die er eveneens bij de vrouw op aandringt dat ze zich naar het ziekenhuis laat overbrengen.
106
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
Casus 4: ‘bijstand medische dienst’ (9u34) -- (illustratieve casus) De dienst 100 werd opgeroepen om een persoon die was gevallen op de openbare weg over te brengen naar het ziekenhuis. Betrokkene weigert echter om mee te gaan en daarom roept de dienst 100 de politie op. Betrokkene was ondertussen nog drie keer gevallen, en daarom besluit de politiepatrouille betrokkene naar huis te brengen en de huisarts te contacteren. Deze komt vervolgens ter plaatse om de persoon te onderzoeken. Casus 5: ‘dronkenschap in openbare plaats’ (21u00) -- (illustratieve casus) Een politiepatrouille wordt gevorderd om een dronken persoon te komen halen in een café. De persoon hangt stomdronken aan de toog en hij reageert niet meer als men hem aanspreekt of tracht wakker te schudden. Omdat men betrokkene niet in de gemeentelijke bewaarcel durft achter te laten, brengt men hem naar het ziekenhuis, waar hij wordt opgenomen. b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING Ook wenste men in 2 situaties beroep te doen op een sociale of materiële hulpverleningsdienst in functie van onmiddellijke opvang of ondersteuning. In beide gevallen wordt aangetoond dat zich hierbij problemen stelden. Door de contactpersoon werd expliciet aangegeven dat er bovendien verschillende onrechtstreekse doorverwijzingen naar de sociale en materiële hulpverlening hadden plaatsgevonden gedurende de registratieperiode. 2 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Verdacht persoon
1
Moeilijkheden met persoon
1
Totaal
2
CASUSSEN Casus 1: ‘verdacht persoon’ (18u21) -- (problematische casus) Op het commissariaat wordt melding gemaakt van een verdacht persoon. Betrokkene werd ’s ochtends reeds door de politie opgepakt en verhoord. Hij werd toen naar het OCMW gebracht. Het OCMW ging op de vraag naar ondersteuning in maar betrokkene wilde kennelijk geen hulp aanvaarden en verliet het OCMW. Daarom werd in dit geval in het kader van de registratie aangegeven dat er niet op de hulpvraag werd ingegaan. De reden daarvoor was echter een gebrek aan motivatie bij de cliënt. Casus 2: ‘moeilijkheden met persoon’ (0u59) -- (problematische casus) Deze interventie betreft een persoon die in de woning van een vriend is binnengedrongen. Hij is werkloos en heeft geen vaste verblijfplaats. Betrokkene wil daarom bij zijn vriend de nacht doorbrengen, maar deze laatste is het daar niet mee eens. Vervolgens trachten de interveniërende inspecteurs opvang te vinden voor betrokkene. Verscheidene instellingen in Brussel en Halle worden gecontacteerd met de vraag of er een vrije plaats is. Dit blijft echter zonder resultaat omwille van de onbereikbaarheid van een aantal centra of omwille van het feit dat ze volzet zijn. Hij kan evenmin bij familie of vrienden terecht. Derhalve dient de man noodgedwongen terug op straat te worden gezet, zij het in het bezit van de contactgegevens van het CAW en het OCMW. C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Er deden zich in deze zone geen situaties voor waarbij men een nood aan sociale ondersteuning vanuit de justitiële instanties ondervond.
107
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.2.13 Politiezone Sint-Pieters-Leeuw
3.2.13.1 M ETHODE VAN DATAVERZAMELING In deze politiezone werd overeengekomen op de dagelijkse briefing een selectie te maken van de situaties die in het raam van de onderzoeksvraag passen. Registratiemodaliteiten: − De gewenste gegevens werden in het briefingverslag opgenomen. − De contactpersoon distilleerde de relevante informatie uit dit briefingverslag en maakte die maandelijks aan de onderzoekers over. − Registratieperiode: van 1 mei tot en met 31 juli 2003.
3.2.13.2 DATAVERWERKING A. Totaal aantal oproepen In totaal vonden in deze politiezone 1.997 meldingen en 1.263 interventies plaats. B. Oproepen waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie a) MEDISCHE HULP Er werd in deze zone geen melding gemaakt van situaties waarbij men een beroep deed op een medische hulpverleningsdienst. b) SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING Slechts in één situatie werd een beroep gedaan op een sociale of materiële hulpverleningsdienst. Deze situatie kon niet op een bevredigende manier worden afgehandeld. 1 contactname met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Aantreffen minderjarige, niet-begeleide illegalen
1
Totaal
1
Casus 1: ‘aantreffen minderjarige, niet-begeleide illegalen’ -- (problematische casus) Men treft twee jongeren van vreemde origine aan die rondzwerven in de gemeente. Ze hebben identiteitspapieren noch geld op zak. Ze beweren de Marokkaanse nationaliteit te hebben en wees te zijn. Als leeftijd geven ze 14 en 15 jaar op. Tevens verklaren ze dat ze reeds een tijdje door Italië hadden gezworven. Het is onduidelijk hoe ze in België terechtgekomen zijn. De politiedienst neemt derhalve contact op met de Dienst Vreemdelingenzaken en stuurt foto’s en vingerafdrukken van beide minderjarigen door. De twee jongeren zijn onbekend bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg evenals het parket worden vervolgens gecontacteerd. Geen van beide weten waar men met de jongeren terecht kan en beslissen daarom dat de twee jongens kunnen beschikken. Betrokkenen worden bijgevolg, zonder geld, afgezet aan het Zuidstation in Brussel.
108
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
C)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
In de registratieperiode deden zich geen situaties voor waarbij men een nood aan bijstand door een sociale dienst van een justitiële instantie ondervond.
109
Hfst.2: DATAVERZAMELING BIJ DE LOKALE POLITIE, arrondissement Halle-Vilvoorde
3.3 Besluit In de registratieperiode deden zich in de meeste korpsen weinig situaties voor waarin een beroep op de psychosociale, sociale of materiële hulpverlening noodzakelijk geacht werd. Door een aantal korpsen werd daarenboven aangegeven dat er zich geen problemen voordeden met betrekking tot het beroep op de externe hulpverleningsdiensten. In de overige korpsen werden volgende problemen gesignaleerd. Het zoeken naar opvang voor geesteszieken of personen met een nood aan psychosociale opvang is soms problematisch. In de loop van de registratieperiode werden enkele personen met een dergelijke nood geweigerd door de gecontacteerde psychiatrische of psychosociale instelling omdat men er zich niet deskundig of bevoegd verklaarde, omdat men geen onmiddellijke bijstand kon verlenen of ook omdat er geen vrije plaatsen waren. Dan probeerde men betrokkene wel eens op de spoedafdeling van een algemeen ziekenhuis binnen te krijgen opdat hij daar verzorgd kan worden. Dezelfde problemen heeft men ondervonden met betrekking tot het zoeken naar opvang voor een drugverslaafde en een suïcidaal persoon. Bij het beroep op slachtofferhulpverlening of op de sociale hulpverlening in functie van de ondersteuning bij slechtnieuwsoverbrenging, signaleerde men bij de lokale politie dat de gecontacteerde diensten niet steeds bereikbaar waren of geen onmiddellijke bijstand konden verlenen. Gedurende de registratieperiode ondervond men daarenboven problemen in het zoeken naar een opvangplaats voor een slachtoffer van intrafamiliaal geweld. Deze opvang vond men slechts na tal van telefoons naar vluchthuizen, die alle volzet bleken te zijn. Hetzelfde geldt voor het zoeken naar opvang voor een dakloze. Het beroep op het OCMW verloopt doorgaans vlot. Eén keer echter verliep het moeizaam aangezien de OCMW-medewerkers de probleemsituatie waarvoor de politie contact opnam, eerst intern wensten te bespreken alvorens toe te stemmen. Ten slotte blijkt het moeilijk opvang te zoeken voor minderjarige illegalen. Deze jongeren moeten worden opgevolgd door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, en dit is vaak moeilijk of niet bereikbaar. Bovendien werd door enkele contactpersonen aangegeven dat er te weinig opvangplaatsen zijn voor minderja98 rigen.
98
In het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn er geen residentiële centra.
110
HOOFDSTUK 3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
In het vorige hoofdstuk werd, op basis van de verzamelde registratiegegevens, een beeld geschetst van het aantal en het soort probleemsituaties waarvoor de lokale politie van Vlaams-Brabant gedurende de registratieperiode een beroep deed op externe hulp(verlenings)instanties. Tevens werd een overzicht gegeven van de situaties waarin de doorverwijzing naar de hulp(verlenings)instantie problematisch verliep. In dit hoofdstuk willen we dezelfde informatie in kaart brengen, maar dan op het niveau van de federale politiediensten. De federale politie99 – de tweede pijler van de Belgische politie - voert gespecialiseerde, bovenlokale opdrachten uit van bestuurlijke en gerechtelijke politie en ondersteunende opdrachten voor de overheden, voor de lokale en voor de federale politiediensten zelf. Onder de bestuurlijke politie ressorteert de verkeerspolitie op de autosnelwegen, de scheepvaartpolitie op de Noordzee en op de binnenwateren, de spoorwegpolitie op de spoorwegen en in de stations en de luchtvaartpolitie in de nationale en vijf regionale luchthavens en de immigratie- en grenscontrole.100 Uit een aantal gesprekken met leidinggevende personen van de federale politie bleek duidelijk dat het in het kader van dit onderzoek niet nuttig was om alle federale politiediensten te bevragen. Enkel de volgende diensten werden naar voor geschoven als mogelijke gesprekspartners: de verkeerspolitie, de spoorwegpolitie, de luchtvaartpolitie in de nationale luchthaven en eventueel de gerechtelijke politie. Al deze diensten werden aangeschreven. Zowel de verkeers-, spoorweg- en luchtvaartpolitie reageerden positief op de vraag tot medewerking aan het onderzoek. De gerechtelijke politie liet weten dat zij uit hoofde van haar opdracht niet geconfronteerd wordt met de in het onderzoek geviseerde probleemsituaties waarin externe hulp nodig is. Die situaties doen zich – aldus de gerechtelijke politie - bijna uitsluitend voor op het eerstelijnsniveau (lokale politie e.a.) en zelden of nooit op het tweedelijnsniveau waarop zij zelf opereert (gerechtelijke politie voert vnl. opsporings- en gerechtelijke onderzoeken uit in opdracht van de magistraten). Bijgevolg werd de gerechtelijke politie uit het onderzoek weggelaten; bij de overige federale politiediensten werden de mogelijkheden in verband met een kortlopende registratie van naderbij bekeken.
99
De federale politie bestaat sinds 1 januari 2001 en telt ongeveer 12.500 personeelsleden. Bron: www.poldoc.be
100
111
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
1.
V EILIGHEIDSDETACHEME NT NATIONAL E LUCHTHAVEN (VDNL)
De luchtvaartpolitie in Zaventem staat in voor de politiezorg101 en grenscontrole102 op de nationale luchthaven. Het Veiligheidsdetachement Nationale Luchthaven (VDNL) is een eenheid die ongeveer 425 personeelsleden telt (naast politieagenten ook een 15-tal burgerpersoneelsleden en militairen). Binnen de structuur van het veiligheidsdetachement vervult de Directie Operaties een belangrijke rol in het licht van dit onderzoek. Deze dienst is verantwoordelijk voor het beheer, de voorbereiding en de sturing van àlle operaties die de politie binnen de luchthaven uitvoert. De Directie Operaties staat dus ook in voor de coördinatie van de interventies bij echte rampscenario’s, zoals bijvoorbeeld een vliegtuigcrash of kaping... Het is interessant om op te merken dat het beroep op de hulpverlening bij deze rampscenario’s niet als potentieel problematisch wordt gezien. Voor deze gevallen liggen immers vaste draaiboeken klaar, de zgn. operatieorders, waarin voorzien is in een officiële (en waterdichte) vorm van samenwerking met externe diensten.
1.1
Methode van dataverzameling
Het VDNL opteerde voor een registratie via aparte, door de onderzoekers opgestelde, registratieformulieren (zie bijlage 1). Registratiemodaliteiten: − Registratieperiode: 1 juli 2003 – 31 augustus 2003 − Bij de voorbereiding van de dagelijkse briefing (waar de belangrijkste interventies van de afgelopen 24 uur worden besproken met de dienstchef), haalt het diensthoofd van het Contact en Informatie Centrum (C.I.C) er die gevallen uit waarin er nood was aan ‘externe’ hulpverleningsondersteuning.103 − Voor elke geselecteerde interventie vult de Directie Operaties het daartoe ontworpen registratieformulier van de K.U.Leuven in. Om alle gevraagde gegevens te kunnen invullen, zal de meldings/interventiefiche geraadpleegd worden en/of zal de nodige bijkomende informatie worden opgevraagd bij de betrokken politieman. − De registratieformulieren worden om de twee weken per post overgemaakt aan de K.U.Leuven.
101
Opdrachten politiezorg: Strijd tegen diefstal, gauwdiefstal, autodiefstal en loondiefstal door werknemers; Zorgen voor verkeersvlotheid en veiligheid; Handhaving van de openbare orde en beveiliging van VIP's en bepaalde transporten (bijv. waardentransporten); Snel hulp bieden aan luchthavengebruikers in nood en de nazorg van de slachtoffers verzekeren. 102 Opdrachten grenscontrole: − Controle van passagiers die België binnen willen reizen en komen uit een niet-Schengenland; − Strijd tegen illegale immigratie: het tegenhouden van personen zonder de geldige immigratiedocumenten, de opvang van asielzoekers en verwijderingen van illegalen op vraag van de Dienst Vreemdelingenzaken; − Opsporen van valse of vervalste reisdocumenten door gespecialiseerde politieambtenaren. 103 Onder ‘externe’ hulpverleningsondersteuning verstaan we de hulp van instanties die niet ressorteren onder de diensten van de Nationale Luchthaven (de luchthaven wordt uitgebaat door de Brussels International Airport Company (BIAC) ). Bijvoorbeeld: Bij elke mislukte repatriëring wordt een arts opgeroepen: a) Doet men hierbij een beroep op een arts die ressorteert onder de interne diensten van de ‘Nationale Luchthaven’ (bijv. tewerkgesteld door BIAC), dan zien wij dit niet als een beroep op externe hulpverlening. Bijgevolg moet er voor het beroep op een interne arts dus ook geen apart registratieformulier ingevuld worden. b) Als er een beroep wordt gedaan op een externe arts (niet verbonden met de diensten van de Nationale Luchthaven), dan zien wij dit wél als een relevant geval voor ons onderzoek en vragen wij dan ook om een apart registratieformulier in te vullen.
− − − −
112
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
1.2
Dataverwerking
1.2.1 Totaal aantal interventies In de periode 1 juli - 31 augustus 2003 voerde de luchtvaartpolitie Brussel-Nationaal 329 interventies uit.
1.2.2 Interventies waarbij nood aan ondersteuning door een externe instantie Op een totaal aantal van 329 interventies (in 2 maanden), werd er in 19 gevallen een registratieformulier ingevuld. Analyse van die 19 formulieren leert ons dat er in 13 situaties behoefte was aan ondersteuning door een externe instantie. a)
MEDISCHE HULP
Er deden zich 6 situaties voor waarin er medische hulp nodig was. In elk van die gevallen deed de politie beroep op een medische dienst en werd er vlot ingegaan op de vraag naar ondersteuning. VDNL: 01-07-2003 tot 01-09-2003
6 contactnames met medische sector Problematiek
Aantal contactnames
…waarvan met dienst 100:
Verkeersongeval met gewonden
2
2
Arbeidsongeval
1
1
Geestesgestoorde
1
1
Uitlevering verhinderen omwille van medische redenen
1
1
Ziek persoon
1
1
Totaal
6
6
(in volgorde van voorkomen)
CASUSSEN Casus 1: ‘Arbeidsongeval’ (19u00) -- (illustratieve casus) Een werknemer van een firma in Brucargo heeft een gebroken been ten gevolge van een arbeidsongeval. De politie contacteert de dienst 100 die betrokkene zonder problemen overbrengt naar een ziekenhuis. Casus 2: ‘Geestesgestoorde’ (4u00) -- (illustratieve casus) Een arts van Meda Biac meldt dat er in zijn bureau een geestesgestoorde man (Duitse zwerver) zit en vraagt bijstand. De politie gaat ter plaatse. De zwerver heeft medische hulp nodig en wordt via de dienst 100 vlot overgebracht naar het ziekenhuis van Vilvoorde. Casus 3: ‘Uitlevering verhinderen omwille van medische redenen’ (19u00) -- (illustratieve casus) Het parket-generaal vraagt aan de politie om een aan de gang zijnde uitlevering van een Spanjaard te verhinderen. De Spanjaard is nl. hartpatiënt en moet eerst onderzocht worden in een ziekenhuis alvorens uitgeleverd te worden. De politie doet het nodige. Contactname met ziekenhuis verloopt vlot.
113
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
Casus 4: ‘Verkeersongeval met gewonden’ (21u30) -- (illustratieve casus) In Brucargo is een motorrijder ten val gekomen. Een ziekenwagen komt ter plaatse maar verlaat de plaats weer. De motorrijder is slechts licht gewond, maar blijkt dronken. Een takelwagen komt de motor wegslepen. Casus 5: ‘Verkeersongeval met gewonden’ (17u45) -- (illustratieve casus) Er gebeurt een verkeersongeval op de invalsweg. Drie van de vier inzittenden zijn gewond. De politie vraagt een ziekenwagen en een takelwagen ter plaatse. Vlot ingegaan op de vraag naar ondersteuning. Casus 6: ‘Ziek persoon’ (17u30) -- (illustratieve casus) Een passagier is zeer verward en wil aanvankelijk niet uit het gelande vliegtuig komen. De politie en de arts van Meda Biac gaan ter plaatse. Zij vragen een ziekenwagen en de passagier wordt overgebracht naar het ziekenhuis in Vilvoorde (vlot ingegaan op de vraag naar ondersteuning). De familie wordt verwittigd. b)
SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
De categorie ‘sociale/materiële hulpverlening’ is door de luchtvaartpolitie Brussel-Nationaal ruim geïnterpreteerd. Gedurende de registratieperiode moest de politie bijvoorbeeld viermaal een beroep doen op een takelwagen, tweemaal op een begrafenisondernemer, tweemaal op de brandweer en één maal op Dovo (Dienst Opruiming Vernietiging Ontploffingstuigen). Deze gevallen werden geregistreerd als sociale/materiële hulpverleningsondersteuning, maar omwille van de geringe relevantie ervan in het kader van dit onderzoek hebben de onderzoekers ze er uitgefilterd. Daarna bleven er 2 gevallen over waarin er behoefte was aan sociale of materiële hulpverlening. De politie nam in deze 2 gevallen contact op met een instantie uit de sector. In één geval verliep dat niet zonder problemen. VDNL: 01-07-2003 tot 31-08-2003
2 contactnames met sociale/materiële hulpverleningssector Problematiek
Aantal contactnames
Illegalen
1
Grondgebied verlaten
1
Totaal
2
CASUSSEN Casus 1: ‘Illegalen’ -- (problematische casus) Er worden 8 illegalen aangetroffen bij het openen van een vrachtwagen in Brucargo. Allen worden onderschept. Vier meerderjarigen worden overgebracht naar het Centrum 127bis voor repatriëring, twee meerderjarigen krijgen bevel het grondgebied te verlaten en twee minderjarigen dienen opgevangen te worden via het OCMW Zaventem. De dialoog met het OCMW verloopt moeizaam. Casus 2: ‘Het grondgebied verlaten’ (14u30) -- (illustratieve casus) Er worden twee Bulgaren aangetroffen bij Meda Biac die België willen verlaten. Zij zijn ook overvallen geweest en hebben aangifte gedaan bij de lokale politie. VDNL neemt contact op met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en er worden regelingen getroffen zodat de twee kunnen terugvliegen.
114
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
c)
JUSTITIËLE ONDERSTEUNING
Gedurende de registratieperiode nam de luchtvaartpolitie Brussel-Nationaal in 5 gevallen contact op met het parket. In één geval (twee interventies) ging het parket niet in op de vraag naar ondersteuning van de politie.
CASUSSEN Casus 1+2: ‘Verdacht persoon−geesteszieke’ -- (problematische casus) Er wordt een verdachte persoon gesignaleerd aan de balies in de vertrekhal. De politie gaat ter plaatse. De persoon is niet bij zijn volle verstand. Het parket wordt gecontacteerd met het oog op collocatie, maar gaat hier niet op in. Betrokkene is werknemer van de luchthaven en wordt naar zijn firma teruggestuurd. Daar zal iemand hem naar huis brengen. De politie krijgt een oproep van de brandweer Vilvoorde (100): er is een verdacht persoon gemeld in Brucargo. De luchtvaartpolitie gaat samen met de dienst 100 naar de persoon. Het blijkt om dezelfde persoon te gaan als in de vertrekhal. Opnieuw wordt het parket op de hoogte gebracht, maar opnieuw verleent het parket geen enkele medewerking. Casus 3: ‘Bommelding’ (7u30) -- (illustratieve casus) Een verdacht pakket wordt aangetroffen in Brucargo. Na screening blijkt dat het een bom zou kunnen zijn. Het parket en de dienst Dovo (Dienst Opruiming Vernietiging Ontploffingstuigen) worden verwittigd. Dovo komt ter plaatse. Casus 4: ‘’Geseind persoon’ (7u45) -- (illustratieve casus) Een internationaal geseinde persoon wordt door de politie aan de grens tegengehouden. Het Brusselse parket wordt verwittigd en vraagt om betrokkene over te brengen naar het justitiepaleis. Casus 5: ‘Passagier overlijdt’ (19u50) -- (illustratieve casus) Een passagier die was teruggekomen uit Spanje is onwel geworden. Hij was reeds ziek. Tijdens de overbrenging naar de lokalen van Meda Biac overlijdt de passagier. Het parket wordt ingelicht en de begrafenisondernemer is onderweg.
115
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
2.
V ERKEERSPOLI TIE
2.1.
Methode van dataverzameling
Ook bij de verkeerspolitie wilden we nagaan voor welke situaties zij een beroep doet op de externe hulpverlening, hoe vaak deze situaties zich voordoen en welke problemen zich hierbij stellen. In eerste instantie vond een verkennend gesprek plaats met de commandant op het centrale commando van de verkeerspolitie. Aansluitend wilden we de postoversten van de verkeerspolitiepost in Bertem interviewen. We dienden echter eerst toestemming te krijgen van de commissaris-generaal van de verkeerspolitie om de postoversten te interviewen en desgevallend een gestructureerde registratie op te starten. Aangezien deze formele toestemming pas eind september 2003 aan de onderzoekers werd overgemaakt, beperkten we ons tot het afnemen van het interview. Een registratie bleek bovendien weinig zinvol vermits in de vermelde interviews werd aangegeven dat zich slechts zelden situaties voordoen waarin er nood is aan hulpverleningsondersteuning.
2.2.
Dataverwerking
2.2.1 Situaties waarin nood aan ondersteuning door een externe instantie De verkeerspolitie heeft een afgelijnde opdracht en bevoegdheid. 104 Haar werkterrein beperkt zich tot de snelwegen, de op- en afritten en de parkings langs de autosnelwegen. Het publiek waarmee men bij de verkeerspolitie te maken krijgt, bestaat dan ook hoofdzakelijk uit automobilisten en hun passagiers. Situaties waarin er nood is aan sociale en materiële hulpverlening behoren bijgevolg niet tot de dagelijkse praktijk van de verkeerspolitie. Er wordt enkel beroep gedaan op externe hulpverleningsdiensten bij verkeersongevallen en bij het aantreffen van illegalen, geestesgestoorden, drugverslaafden of daklozen. Verkeersongevallen De opdracht van de verkeerspolitie bij een verkeersongeval beperkt zich tot het verrichten van een aantal technische vaststellingen, zoals het meten van remsporen, het opnemen van de schade, enzovoort. De verkeerspolitiebeambten hebben daarbij zelden rechtstreeks contact met de slachtoffers. Als ze op de plaats van het ongeval aankomen, zijn de slachtoffers immers meestal reeds naar het ziekenhuis overge105 bracht. Als er onmiddellijk na een verkeersongeval nood is aan sociale hulpverleningsondersteuning, bijvoorbeeld bij de verwittiging van de familie van de slachtoffers, wordt de lokale politie van de woonplaats van het slachtoffer of zijn familie, of de sociale dienst van het ziekenhuis waar de slachtoffers werden opgenomen, ingeschakeld. Desgevallend doen deze diensten een beroep op (andere) sociale hulpverlenings104
Deze federale politiedienst telt ongeveer 1.000 personeelsleden, verdeeld over 9 Provinciale Verkeerseenheden (PVE). Opdrachten: − Verkeer: vooral controles van snelheid, rijden onder invloed van alcohol of drugs, veiligheidsgordel en kinderzitjes, zwaar vervoer en GSM; − Gerechtelijke opdrachten: strijd tegen drugstrafiek, mensenhandel, car- en homejacking, sluikstorten, de beveiliging van horecazaken langs de snelweg die te kampen hebben met diefstal, afzetterij, vandalisme en zedenfeiten; de politieagenten van de Provinciale Verkeerseenheden doen ook de vaststellingen van ongevallen op de autowegen; − Ordehandhaving: bij manifestaties of de verplaatsingen van grote groepen (voetbalsupporters bijvoorbeeld) op snelwegen, op parkings en op af- en opritten. De motorrijders begeleiden ook VIP's en uitzonderlijke transporten. Bron: www.politie.be 105 Indien er geen gewonden zijn, of indien de slachtoffers niet met de dienst 100 mee wilden, worden zij doorgaans met de takelwagendienst thuis gebracht.
116
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
diensten. Zelf neemt de verkeerspolitie in deze situaties geen contact op met de sociale hulpverleningsdiensten. De nood aan sociale hulpverleningsondersteuning kan zich ook manifesteren in de loop van het onderzoek dat de verkeerspolitie verricht naar aanleiding van een verkeersongeval. In het kader daarvan worden namelijk getuigen, waaronder bijvoorbeeld medepassagiers, verhoord. Bovendien moeten de nabestaanden vaak nog documenten en bezittingen ophalen bij de verkeerspolitie. Aangezien dergelijke momenten pijnlijk en confronterend kunnen zijn voor de betrokkenen, ervaart men hier soms de nood aan sociale hulpverlening. Dan staat de verkeerspolitie zelf in voor een eventuele doorverwijzing naar de betreffende hulpverleningsdiensten. Maar ook in die gevallen beperkt men zich doorgaans tot het doorgeven van contactgegevens van hulpverleningsdiensten.106 Illegalen De verkeerspolitie treft regelmatig groepen illegale vreemdelingen aan (op parkings, in vrachtwagens, enzovoort). Deze worden bestuurlijk aangehouden en, in afwachting van de beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken rond het verlaten van het land, ondergebracht bij de verkeerspolitie. Deze politiedienst moet dan een lokaal vrijmaken, hen een maaltijd aanbieden en eventueel in medische verzorging voorzien. De verkeerspolitieposten beschikken echter doorgaans niet over opvangmogelijkheden, zeker niet als het grote groepen betreft. Vanuit de verkeerspolitiepost van Bertem doet men alleszins steeds een beroep op het OCMW van Bertem of van Rotselaar voor de verzorging van maaltijden.107 Tussen de verkeerspolitiepost van Bertem en beide OCMW’s bestaan hieromtrent immers samenwerkingsafspraken.108 Geestesgestoorden Het is al voorgevallen dat men een geestesgestoorde persoon op de autosnelweg of de omliggende parkings aantreft. In het gunstigste geval betreft het een persoon die de instelling waarin hij reeds behandeld wordt, is ontvlucht. Dan volstaat het betrokkene terug te brengen. Indien hij nog niet in behandeling is, moet men zoeken naar een opvangplaats. Als blijkt dat dat te veel tijd zal vragen, kan men steeds een appèl doen op de Procureur des Konings om een collocatie op te leggen. Men geeft aan dat dergelijke situaties met andere woorden relatief snel uit de handen van de verkeerspolitie kunnen worden genomen en geen al te grote belasting vormen. Drugverslaafden Men treft niet vaak drugverslaafden aan, maar als dat het geval is, zal men trachten een opvangplaats te zoeken. Dat blijkt echter problematisch te zijn. Er wordt ook op gewezen dat de verkeerspolitie niet in de mogelijkheid is om deze personen voor een lange tijd op te vangen omdat men niet over de nodige infrastructuur beschikt. Dergelijke situaties houden bovendien veiligheidsrisico’s in voor de betrokkene en voor de verkeerspolitiebeambten. Daklozen Ook daklozen worden zelden aangetroffen op het werkterrein van de verkeerspolitie. Als dat wel gebeurt, worden de daklozen naar het Leger des Heils gebracht, aangezien men met deze organisatie hieromtrent samenwerkingsafspraken heeft.
106
Door de commandant van de verkeerspolitie wordt aangegeven dat men wel eens de contactgegevens van een zelfhulpgroep doorgeeft. Er worden steeds maaltijden voorzien. Dit gebeurt dus niet op vraag van de illegalen zelf. 108 Indien de OCMW’s gesloten zijn op het moment dat de verkeerspolitie er beroep op wil doen, vraagt men de lokale politie van Bertem of Rotselaar de voorzitter van het plaatselijke OCMW of de burgemeester te contacteren en de vraag naar ondersteuning aan hen door te geven. 107
117
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
2.2.2 Problemen bij het beroep op de externe hulpverlening Bij de verkeerspolitie neemt men slechts zelden (zelf) contact op met externe hulp(verlenings)diensten en ondervindt men derhalve weinig problemen. Bij verkeersongevallen wordt het beroep op de sociale hulpverlening overgelaten aan de lokale politie of aan de sociale dienst van het ziekenhuis waar de slachtoffers werden opgenomen. Met betrekking tot de opvang van illegalen, is er een goede samenwerking tussen de verkeerspost van Bertem en de OCMW’s van Bertem en van Rotselaar, die meer bepaald voor maaltijden zorgen. Situaties betreffende een geestesgestoorde kunnen volgens de postoverste van Bertem redelijk snel worden opgelost. Indien het een persoon betreft die reeds in een instelling zit, wordt hij daarnaar teruggebracht. Als dat niet het geval is, kan een beroep gedaan worden op de Procureur des Konings om een collocatie uit te spreken. Er wordt wel benadrukt dat men geen toereikende infrastructuur heeft om personen op de verkeerspost zelf op te vangen tot een oplossing gevonden wordt. Indien men een dakloze aantreft, zal hij steeds naar het Leger des Heils worden gebracht, omdat men met deze organisatie samenwerkingsafspraken heeft. Niet alle daklozen zijn bereid er te overnachten, maar ze kunnen er zich alleszins douchen en opfrissen. Bij het aantreffen van een drugverslaafde doen zich meer problemen voor. Vaak stoot men op het bestaan van zwarte lijsten of op een manifest tekort aan opvangplaatsen. Daarenboven is er wel eens sprake van inschattingsverschillen omtrent de ernst van de problematiek. De gecontacteerde diensten geven soms te kennen dat de situatie niet ernstig genoeg is en dat ze derhalve de betrokkene niet willen opnemen. Anderzijds heeft men reeds ondervonden dat, als een drugverslaafde te lang in de cel bij de verkeerspolitie blijft zitten, de situatie dermate geëscaleerd is, dat men betrokkene nergens meer wil opnemen omdat hij te agressief is of de situatie een te ernstige crisis behelst.
3.
S POORWEGPOLITIE
3.1
Methode van dataverzameling
Aangezien bij de spoorwegpolitie een registratie in functie van het onderzoek haalbaar noch noodzakelijk geacht werd109, opteerden we ervoor ons te beperken tot een aantal interviews. Er werd een gesprek gevoerd met de adjunct-officier bij de sectie Operaties op het federale commando van de spoorwegpolitie. In dit gesprek werd voorgesteld ook de postoversten van de spoorwegpolitie110 te contacteren, vermits zij een vollediger beeld kunnen schetsen van de situaties waarin er doorgaans een beroep op de externe hulpverlening gedaan wordt en van de problemen die zich daarbij stellen. Een treinstation waar een post van de spoorwegpolitie gevestigd is, noemt men een versterkt station. In België zijn er 10 dergelijke stations, waarvan het station van Leuven er één is. In de provincie VlaamsBrabant zijn de stations van Leuven en Brussel de enige versterkte stations. Alleen de postoverste van Leuven werd geïnterviewd. Hierbij dienen twee opmerkingen te worden gemaakt. Enerzijds valt het arrondissement Halle-Vilvoorde niet volledig onder de bevoegdheid van de spoorwegpolitiepost van Leuven. De treinstations van Vilvoorde en Zaventem behoren tot het bevoegdheidsdomein van de post in Leuven. De andere stations van het arrondissement Halle-Vilvoorde vallen daarentegen onder de bevoegdheid van de spoorwegpolitiepost van Brussel. Anderzijds behoren ook enkele treinstations buiten
109
Uit de gesprekken bleek namelijk dat de spoorwegpolitie niet vaak geconfronteerd wordt met situaties waarin er nood is aan externe hulpverleningsondersteuning. Bovendien konden uit het beschikbare registratiesysteem van de spoorwegpolitie niet de gewenste data worden gehaald. 110 Een postoverste is de commissaris aan het hoofd van een vestiging van de spoorwegpolitie in een treinstation.
118
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
de provincie Vlaams-Brabant tot het bevoegdheidsgebied van de spoorwegpolitiepost van Leuven. Dit gebied bestrijkt meer bepaald ook een aantal stations in de provincies Limburg en Antwerpen.111
3.2
Dataverwerking
3.2.1 Situaties waarin nood aan externe hulpverlening De spoorwegpolitie, als afdeling van de federale politie, is bevoegd voor alle situaties die zich voordoen op treinen, op spoorlijnen en in de versterkte stations.112 Daarbij wordt ze vaak geconfronteerd met dezelfde klachten als de lokale politie. De spoorwegpolitie is immers zichtbaar aanwezig in de stations en daarom een duidelijk aanspreekpunt. Een treinstation is bovendien een openbare plaats en een ontmoetings- en verzamelplaats. Regelmatig wordt de spoorwegpolitie geïnterpelleerd voor probleemsituaties in en rond het station. Specifiek met betrekking tot het station van Leuven wordt daarenboven opgemerkt dat dit een buffer vormt op de spoorlijnen tussen Luik, Antwerpen en Brussel. Vanuit deze steden komen met andere woorden veel problemen samen in Leuven. De spoorwegpolitie wordt net als de lokale politie eveneens geconfronteerd met situaties waaraan sociale problemen gekoppeld zijn. Aangezien een treinstation een transitplaats is voor toeristen en buitenlandse treinreizigers, evenals voor illegale vreemdelingen, hebben deze probleemsituaties soms ook een internationaal karakter. Het aantal situaties waarin zich een nood aan één of andere vorm van hulpverlening manifesteert is echter veeleer beperkt.113 Hoofdzakelijk met betrekking tot het aantreffen van illegalen, de confrontatie met problematisch gedrag van minderjarigen, het aantreffen van daklozen, dodelijke ongevallen op de spoorlijnen en bestolen en gestrande reizigers wordt een beroep gedaan op de externe hulpverleningsdiensten. Aantreffen van illegalen De spoorwegpolitie komt niet zelden in aanraking met illegale vreemdelingen. Dergelijke situaties kunnen in principe louter administratief afgehandeld worden. De illegalen dienen namelijk bestuurlijk te worden aangehouden en vervolgens moet de Dienst Vreemdelingenzaken114 op de hoogte worden gesteld. Deze zal al dan niet een bevel tot het verlaten van het Belgisch grondgebied uitspreken. Soms betreft het illegalen die reeds in een gesloten centrum werden geplaatst en dit centrum ontvluchtten. Dan moet door de spoorwegpolitie achterhaald worden uit welk centrum deze illegalen komen en waarnaar ze moeten worden teruggebracht. In afwachting van het antwoord van de DVZ of van het antwoord op de vraag welk centrum de illegalen ontvlucht waren, dient men te voorzien in een wachtruimte, voedsel en de mogelijkheid zich te kunnen opfrissen. Dat is niet altijd evident. De spoorwegpolitiepost van Leuven bijvoorbeeld beschikt over een zeer beperkte infrastructuur: men heeft er onvoldoende ruimte en sanitaire voorzieningen. Bovendien verzekert deze post geen 24-uren permanentie. De illegalen moeten voor sluitingstijd elders ondergebracht worden. De illegalen die door de spoorwegpolitie van Leuven worden aangehouden, kunnen overgebracht worden naar het commissariaat van de lokale politie in Leuven, waar ruimte beschikbaar is om deze mensen op te vangen en waar voor maaltijden kan worden gezorgd. Tussen de spoorwegpolitie van Leuven en de lokale politie van Leuven bestaat terzake een protocolakkoord. Indien er bij de lokale politie 111
Dat impliceert onder andere ook dat de spoorwegpolitie van Leuven te maken krijgt met zes verschillende parketten, namelijk die van Hasselt, Turnhout, Tongeren, Mechelen, Antwerpen en Leuven. 112 De spoorwegpolitie treedt zowel preventief als repressief op tegen elke vorm van criminaliteit verbonden aan het spoorvervoer. Preventie gebeurt voornamelijk door patrouilles uit te voeren in de verschillende stations. De interventies van de spoorwegpolitie kunnen gericht zijn tegen verschillende fenomenen zoals: (1) inbreuken of ongevallen gebonden aan het openbaar vervoer per trein zoals: in- en uitvoer van verdovende middelen, mensenhandel, graffiti op treinen en gebouwen van de NMBS en MIVB, zelfdoding of de poging tot zelfdoding verbonden aan het spoorvervoer; (2) incidenten met een strafbaar karakter of verstoring van de openbare orde zoals: fraudes en verduisteringen gebonden aan vervoersbewijzen, manifestatie; (3) incidenten die de veiligheid en rust in de stations in het gedrang brengen zoals: fysieke of verbale agressie tussen passagiers of tegenover controlepersoneel. (bron: www.politie.be) 113 Concrete cijfers konden niet worden gegeven. 114 Hierna verkort weergegeven als ‘DVZ’.
119
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
van Leuven geen plaats is, heeft de spoorwegpolitie van Leuven zelfs een uitwijkmogelijkheid naar het politiecommissariaat van Aarschot.115 Probleemsituaties betreffende minderjarigen Een station is een ontmoetings- en verzamelplaats, ook voor jongeren. De spoorwegpolitie komt dus ook in aanraking met minderjarigen die problematisch gedrag vertonen. Indien nodig, zoekt zij dan externe hulpverleningsondersteuning. De spoorwegpolitie geeft echter aan dat zij te weinig vertrouwd is met het hulpverleningsaanbod terzake. Men contacteert daarom doorgaans het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg.116 Men wordt eveneens geconfronteerd met minderjarigen die drugs gebruiken en/of bezitten.117 Hiertegen kan men echter niet optreden zonder uitdrukkelijke opdracht van het parket. Daklozen Het treinstation is eveneens een trekpleister voor daklozen. Dit heeft men in Leuven echter nagenoeg onder controle. Ook hieromtrent is er een protocolakkoord met de lokale politie van Leuven: een dakloze kan door de spoorwegpolitie bij de lokale politie worden afgezet, waar hij zal worden opgevangen. Vaak betreft het ook daklozen die reeds gekend zijn door de spoorweg- en lokale politie. Dodelijke ongevallen op de spoorlijnen In geval van een dodelijk ongeval op de spoorlijnen dient de spoorwegpolitie de nabestaanden op de hoogte te brengen. In dergelijke situaties wordt ook steeds onderzocht of het ging om een ongeval of om een zelfmoord. In het kader van dit onderzoek worden de nabestaanden ondervraagd en de confrontatie met een eventuele zelfmoord is voor hen erg zwaar. In die situaties kan er met andere woorden nood aan sociale hulpverleningsondersteuning voorkomen, zowel onmiddellijk na de feiten als in de loop van het onderzoek. Men kan in die gevallen steeds een beroep doen op de sociaal assistent van de federale politie om de nabestaanden en slachtoffers op te vangen of om wegwijs te worden gemaakt in het externe hulpverleningsaanbod. In het gehele arrondissement is er echter maar één sociaal assistent. Vaak is hij overbevraagd en kan om die reden niet steeds onmiddellijke bijstand verlenen. Desgevallend kan men een beroep doen op de sociaal assistenten bij de lokale politie.118 Bestolen en gestrande reizigers Een diefstal of het verlies van identiteitspapieren en bankkaarten kunnen louter politioneel worden afgehandeld. Als de slachtoffers echter buitenlandse treinreizigers zijn, krijgt deze situatie een internationaal karakter. Bovendien is soms ook materiële ondersteuning nodig. Een reiziger zonder koffers en geld moet immers worden opgevangen. Ook in deze situaties is kortom soms een beroep op de sociale en materiële hulpverleningsdiensten verantwoord.
3.2.2 Problemen bij het beroep op de externe hulpverlening Het beroep doen op externe hulpverleningsondersteuning behoort niet tot de dagelijkse praktijk van de spoorwegpolitie. Er werd aangegeven dat men (daardoor) onvoldoende vertrouwd is met het hulpverle-
115
Vóór het protocolakkoord kon de spoorwegpolitie gebruik maken van de cellen bij de lokale politie, zij het tegen betaling en indien ze ook zelf voor de bewaking instonden. Op sommige plaatsen is dat nog steeds zo. Hierna verkort weergegeven als ‘CBJ’. 117 De trein naar Roosendaal (Nederland) is een veelvuldig gebruikt transportmiddel om in Nederland een voorraadje marihuana en andere soft drugs te halen. 118 Als de federale politie een beroep doet op de sociaal assistenten van de lokale politie, moet daarvoor een vergoeding betaald worden aan de lokale politie. Voor de spoorwegpolitie van Leuven geldt dit niet. Zij kunnen gratis een beroep doen op de sociaal assistent van de lokale politie van Leuven. 116
120
Hfst.3: DATAVERZAMELING BIJ DE FEDERALE POLITIE
ningsaanbod en dat men bij het zoeken naar een oplossing ook steeds beroep kan doen op de sociale assistenten van de federale en van de lokale politie om contactadressen of advies te geven. Een specifiek probleem dat men doorgaans ondervindt bij het zoeken naar opvangplaatsen voor minderjarigen, daklozen of illegalen, is het tekort aan dergelijke plaatsen. Het gebeurt dat men tal van residentiële centra moet contacteren vooraleer een oplossing gevonden wordt. Soms vindt men een plaats in een opvangcentrum ver buiten Leuven. Betrokkene zal er door de spoorwegpolitie worden afgezet, maar dan moet één van de politiebeambten zijn post voor een tijdje verlaten en dat is niet evident. Dankzij het samenwerkingsakkoord tussen de spoorwegpolitie en de lokale politie in Leuven, kunnen nu op zijn minst illegalen en daklozen die door de spoorwegpolitie van Leuven werden opgepakt, bij de lokale politie worden ondergebracht. Er zijn totnogtoe echter geen structurele afspraken tussen de spoorwegpolitie en de hulpverleningsdiensten. Men stelt bijvoorbeeld gebaat te zijn met een centraal aanspreekpunt en een opvangruimte voor illegalen. Daarenboven wordt geëxpliciteerd dat het CBJ en de DVZ geen 24-uren permanentie waarborgen en ook tijdens de kantooruren onvoldoende bereikbaar zijn. Aangezien de spoorwegpolitiepost van Leuven evenmin een 24-uren permanentie verzekert en er steeds voor sluitingstijd een opvangplaats voor aangehouden jongeren of illegalen moet gevonden worden, kan dit voor de spoorwegpolitie problematisch zijn.
121
HOOFDSTUK 4: DATAVERZAMELING BIJ DE PARKETTEN
Aan ‘vraagzijde’ werd niet alleen ingezoomd op de lokale en federale politie. Ook de parketten van Leuven en Brussel werden in het onderzoek betrokken.
1.
H ET L EUVENSE PARKE T
De Leuvense Procureur des Konings was reeds van in het begin bij het onderzoeksproject betrokken119 en verleende er zijn volle steun aan. De onderzoekers hadden meerdere gesprekken met hem. De procureur achtte het mogelijk om in zijn parket120 een registratieproject op te starten met betrekking tot die gevallen waarin er nood was aan externe hulpverlening. Die registratie moest de onderzoekers toelaten om een zicht te krijgen op het aantal en de aard van de probleemsituaties waarvoor het parket op de hulpverlening beroep doet, en de eventuele problemen die zich daarbij stellen. Het kon enerzijds gaan om situaties die door de politie naar het parket werden doorgestuurd, anderzijds om situaties die rechtstreeks aan het parket werden gemeld. Vooral deze laatste gevallen werden door de onderzoekers geviseerd.
1.1 Methode van dataverzameling In overleg met de Procureur des Konings hebben de onderzoekers gezocht naar een manier om de gewenste informatie voor het parket van Leuven in kaart te brengen. Meerdere scenario’s werden daarbij overlopen. Uiteindelijk werd de volgende werkwijze weerhouden: − Aan de dienstdoende parketmagistraat werd gevraagd om die gevallen te selecteren waarin er nood was aan externe hulpverleningsondersteuning. − Die parketmagistraat gaf op het einde van zijn dienst al de geselecteerde gevallen door aan de justitieassistenten slachtofferonthaal. − De justitieassistenten vulden voor de geselecteerde gevallen het aparte registratieformulier in (zie bijlage 2). − Ook aan de niet-dienstdoende magistraten werd gevraagd relevante gevallen te melden aan de justitieassistenten. − Registratieperiode: 15 juni 2003 – 31 oktober 2003 Omdat de onderzoekers tijdens de maanden juli en augustus signalen ontvingen met betrekking tot de moeizame start van het registratieproject, werd in overleg met de justitieassistenten besloten om de registratieperiode te verlengen tot 31 oktober.
119 120
Lid van de begeleidingscommissie (cf. supra). www.cass.be/parket/leuven
122
Hfst.4: DATAVERZAMELING BIJ DE PARKETTEN
1.2 Dataverwerking Gedurende een periode van meer dan 4 maanden (15 juni – 31 oktober) werden er door de Leuvense parketmagistraten 6 registratieformulieren ingevuld. Het ging telkens om gevallen waarin het parket problemen had ondervonden bij het beroep op een externe instantie. We overlopen die gevallen. a)
NOOD AAN MEDISCHE HULP
Een frappante vaststelling is dat 4 van de 6 geregistreerde gevallen betrekking hebben op problemen die 121 zich stellen bij een collocatie. Casus 1: ‘Collocatie’ (3u00) -- (problematische doorverwijzing) Een persoon moest gecolloceerd worden. In een eerste instelling was er geen plaats (er is bij collocatie weliswaar een opnameplicht, maar er was geen enkel bed meer vrij), in een tweede instelling lukte het wel. De parketmagistraat wijst er op dat het zoeken naar een instelling een tijdrovende bezigheid was. Casus 2: ‘Collocatie’ -- (problematische doorverwijzing) Een man kwam bij de politie van Aarschot smeken om hem in een instelling te plaatsen wegens een alcoholprobleem. In de instelling van Sint-Truiden was hij buitengezet. Omdat het om een moeilijke cliënt ging, was het niet gemakkelijk om een instelling te vinden waar hij kon gecolloceerd worden. Casus 3: ‘Collocatie van een vrouw’ (’s nachts) -- (problematische doorverwijzing) Een vrouw met acute suïcidale neigingen dient gecolloceerd te worden: − telefonisch contact Tienen: geen plaats − telefonisch contact Kortenberg: pas na lang aandringen kan de vrouw overgebracht worden. Casus 4: ‘Collocatie van een vrouw’ (voormiddag) -- (problematische doorverwijzing) Een vrouw met suïcidale neigingen dient gecolloceerd te worden: − de dame was vrijwillig opgenomen te Diest en daar verklaarden ze zich onbevoegd voor gedwongen opnamen − telefonisch contact met instelling te Tienen: geen plaats − telefonisch contact met instelling te Bierbeek: geen plaats − uiteindelijk geplaatst in Kortenberg Bij wijze van kanttekening merkt de parketmagistraat hier op dat het bij een collocatie moeilijker is om een plaats te vinden voor vrouwen dan voor mannen. b)
NOOD AAN SOCIALE/MATERIËLE HULPVERLENING
In 2 van de 6 geregistreerde gevallen werd een beroep gedaan op een sociale of materiële hulpverleningsinstantie. Ook hier stelde zich een probleem. Casus 1: ‘Plaatsing minderjarige’ -- (problematische doorverwijzing) Een minderjarige bracht serieuze slagen toe aan zijn moeder en poogde de slaapkamerdeur in brand te steken. Men wil de minderjarige plaatsen, maar nergens blijkt een onmiddellijke opvang mogelijk. Pas drie dagen later komt er een plaats vrij. Casus 2: ‘Verdwijning’ -- (illustratieve casus) De politie informeert het parket over een vrouw die de verdwijning van haar vriend komt aangeven (geen onrustwekkende verdwijning) en nood heeft aan begeleiding. De politie meldt dat slachtofferhulp niet te bereiken was (!). Na overleg kan betrokkene terecht bij de dienst crisisopvang in het UZ Gasthuisberg (EPSI). De vrouw bleek uiteindelijk nood te hebben aan een luisterend oor en kon ver121
Met het oog op een vlotter en meer gestructureerd verloop van de collocaties, werd in het voorjaar van 2004 door het parket van Leuven een samenwerkingsprotocol afgesloten met de ziekenhuizen en de GGZ.
123
Hfst.4: DATAVERZAMELING BIJ DE PARKETTEN
volgens bij familie terecht. Het Centrum voor Slachtofferhulp werd via de fax verwittigd en gevraagd om de vrouw te contacteren.
2.
H ET B RUSSELSE PARKET
2.1
Methode van dataverzameling
Op het parket van Brussel werd een gestructureerde registratie in het kader van dit onderzoek niet opportuun en haalbaar geacht omwille van de grootte en de hoge werklast van dit Openbaar Ministerie. Bovendien zijn er geen databanken beschikbaar waaruit relevante gegevens kunnen worden afgeleid. Daarom werd er in overleg met de Procureur des Konings besloten enkele interviews af te nemen met substituten die als bevoorrechte getuigen met betrekking tot de onderzoeksvraag kunnen worden beschouwd. In de loop van het onderzoek werden gesprekken gevoerd met de Procureur des Konings, de substituut van de sectie zeden, de voormalig verbindingsmagistraat, de substituut van de sectie jeugd en de eerste substituut van de sectie alternatieve maatregelen. Twee van hen werden door de Procureur des Konings gesuggereerd als relevante gesprekpartners. Tijdens de gesprekken met deze twee parketmagistraten werden de andere substituten genoemd. Uit deze gesprekken blijkt dat parketmagistraten zelden zelf contact opnemen met de externe hulpverleningsdiensten. Indien de substituten nood aan hulpverlening ervaren bij hun cliënten, wordt er door hen namelijk veeleer beroep gedaan op andere justitiële (sociale) diensten, zoals de dienst slachtofferonthaal of de (slachtofferbejegenaars bij de) lokale politie, om de doorverwijzing naar de externe hulpverlening te organiseren. Ook de plaatsing, begeleiding en opvang van minderjarigen wordt steeds georganiseerd door de sociale dienst van de jeugdrechtbank of de jeugdrechter. Desondanks konden de geïnterviewde substituten wel een beeld schetsen van de knelpunten die zich voordoen bij het beroep vanuit het parket op de externe hulpverleningsinstanties.
2.2
Dataverwerking
Beroep op de externe jeugdhulpverlening Voornamelijk op de sectie jeugd manifesteren zich regelmatig situaties waarin de nood aan hulpverlening prominent is. Procedureel wordt bepaald dat elke doorverwijzing van het parket naar de jeugdhulpverlening dient te worden voorgelegd aan het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg.122 Situaties waarin er sprake is van hoogdringendheid vormen hierop een uitzondering. In die gevallen kan de jeugdrechter gevorderd worden om opname of begeleiding op te leggen. Aangezien er echter zeer strikte voorwaarden verbon123 den zijn aan het bestempelen van een situatie als hoogdringend , dient het parket in de meeste gevallen waarin men een jongere wil doorverwijzen naar de hulpverlening te passeren langs het CBJ. Hierbij botst men op verschillende obstakels. Ten eerste vertrekt het CBJ van het uitgangspunt dat slechts naar de hulpverleningssector kan worden doorverwezen indien de betrokkenen zelf een hulpvraag hebben. Dit waarborgt immers de vrijwillige hulpverlening en beschermt de minderjarige tegen misbruiken. Dergelijk uitgangspunt kan daarentegen de zoektocht naar opvang afremmen. Vaak stelt men immers vast dat de betrokkenen geen nood aan hulpverlening ervaren en hun probleem niet erkennen. Het CBJ heeft dan de mogelijkheid de bemidde122
Hierna verkort aangeduid als ‘CBJ’. Een situatie is bijvoorbeeld hoogdringend wanneer de minderjarige in gevaar is, of een gevaar betekent voor zijn omgeving. Voorbeelden van hoogdringende situaties zijn een gezinsdrama of zware kindermishandeling.
123
124
Hfst.4: DATAVERZAMELING BIJ DE PARKETTEN
lingscommissie in te schakelen. Deze gaat in overleg met de ouders en de minderjarige het belang van opvang en begeleiding na, en onderzoekt of de jongere reeds eerder in begeleiding was en hoe deze 124 desgevallend verliep. Als het CBJ de bemiddelingscommissie niet inschakelt , heeft het parket twee uitwijkmogelijkheden. Ofwel dient het parket zelf een verzoekschrift in bij de bemiddelingscommissie125, ofwel vordert het parket de jeugdrechter om een gedwongen plaatsing uit te spreken. Deze plaatsing moet dan binnen de 24 uur door het CBJ worden bevestigd. Ten tweede is de werkwijze van het CBJ bijzonder tijdsintensief. Nieuwe dossiers worden namelijk eerst besproken op een algemeen overleg binnen het CBJ alvorens een consulent aangeduid wordt die het dossier opvolgt. Vervolgens vinden tussen de consulent, de ouders en de minderjarige verschillende gesprekken plaats, in functie van de oriëntatie van de hulpvraag van de minderjarige. Dit is vaak een langdurig proces. Gedurende deze procedure wordt aan de minderjarige geen concrete hulpverlening geboden en blijft de initiële problematiek gehandhaafd. In sommige situaties zou dus sneller moeten kunnen worden geageerd. Ten derde is er vaak sprake van inschattings- en interpretatieverschillen tussen het parket en het CBJ omtrent de ernst van de situatie en de nood aan hulpverlening. Ten vierde verzekert het CBJ een 24-uren permanentie noch een wachtdienst, terwijl het parket en de jeugdrechtbank hierin wel voorzien. In de weekends en buiten de kantooruren kan men niet bij het CBJ terecht. Los van de problemen die men op de jeugdsectie ondervindt in de samenwerking met het CBJ, doen volgende pijnpunten zich voor bij de concrete doorverwijzingen van minderjarigen naar de hulpverleningsdiensten. Er is een manifest plaatsgebrek in residentiële centra voor jongeren. Dit geldt in het bijzonder voor de opvang van minderjarigen met psychiatrische problemen. Soms doet het CBJ een beroep op de jeugdrechter om een collocatie uit te spreken, in de veronderstelling dat op die manier wel een plaats kan worden afgedwongen. Maar de beperking van plaatsen geldt ook voor de jeugdrechter. Bovendien hebben alleen de gemeenschapsinstellingen en de observatie- en oriëntatiecentra een opnameplicht, de privéinstellingen niet. Het probleem aangaande het plaatstekort wordt daarenboven verzwaard door het bestaan van zwarte lijsten van jongeren die in een centrum bekend staan als amokmaker en er om die reden niet meer worden toegelaten. Indien een minderjarige nergens opgevangen kan worden, kan hij soms wel bij familie en vrienden terecht, maar dat is vaak slechts een tijdelijke oplossing en neemt uiteindelijk het probleem van plaatsgebrek, wachtlijsten en zwarte lijsten niet weg. Tevens wordt melding gemaakt van een procedureel obstakel met betrekking tot de collocatie van een minderjarige. Indien een jongere in gedwongen inobservatiestelling wordt geplaatst door de jeugdrechter, dient deze plaatsing binnen een paar dagen bevestigd te worden door de vrederechter. Vermits een gerechtelijk dossier betreffende een minderjarige strikt vertrouwelijk is en slechts mag ingekeken worden door zijn advocaat en ouders, heeft de vrederechter geen toegang tot de informatie in dit dossier. De vrederechter moet een uitspraak doen zonder achtergrondinformatie of enige kennis omtrent de aanleiding tot collocatie. Hij kan zich derhalve alleen baseren op de informatie die hij op de zitting van de minderjarige krijgt en op de informatie die vanuit het observatiecentrum wordt meegegeven. Als de vrederechter besluit de collocatie op te heffen, komt het dossier bovendien bij de jeugdrechter en moet vaak opnieuw naar een oplossing voor betrokkene worden gezocht. De substituut van de jeugdsectie geeft ten slotte aan dat ze het feit dat sommige jongeren weglopen uit de instelling waarin ze geplaatst werden, beschouwt als een teken van de problematische doorverwijzing van jongeren naar de hulpverlening. Men dient vaak te zoeken naar tijdelijke oplossingen en genoegen te nemen met een instelling waar er een vrije plaats is op het moment dat de noodsituatie zich voordoet. Deze instelling is niet noodzakelijk de meest geschikte en de jongere kan er derhalve niet altijd optimaal worden opgevangen.
124
Men wees erop dat het CBJ slechts zelden de bemiddelingscommissie vordert. Deze uitwijkmogelijkheid kan ook door de ouders van de jongere gehanteerd worden wanneer de ouders wel maar de jongere niet overtuigd is van de nood aan hulpverlening.
125
125
Hfst.4: DATAVERZAMELING BIJ DE PARKETTEN
Beroep op andere vormen van hulpverlening Vanuit het Brusselse parket wordt soms tevens beroep gedaan op de medische hulpverleningsdiensten, zoals (psychiatrische) ziekenhuizen en (huis-) artsen, met betrekking tot opvang en ondersteuning voor bijvoorbeeld slachtoffers van verkrachting of een zelfmoordpoging, of voor de nabestaanden van een zelfmoordenaar, of met betrekking tot collocatie. Het beroep op deze medische hulpverleningsdiensten verloopt doorgaans vlot. Inzake collocatie ervaart men echter een manifest tekort aan plaatsen. Verder wordt ook beroep gedaan op het Vertrouwensartsencentrum met betrekking tot de opvang van kinderen in precaire situaties. Hierbij ervaart men het gebrek aan feedbackinformatie aangaande doorverwezen dossiers als problematisch. Het Vertrouwensartsencentrum houdt zich immers erg strikt aan de bepalingen inzake beroepsgeheim. De magistraten ondervinden dat zij hierdoor hun grip op het doorverwezen dossier verliezen. Ten slotte dient men soms ook te zoeken naar opvangplaatsen voor daklozen. Met bepaalde opvangcentra zijn er goede contacten. De enige problemen die zich hierbij voordoen, zijn het gebrek aan vrije plaatsen en het bestaan van zwarte lijsten, waarop personen vermeld staan die in een bepaald centrum niet meer welkom zijn omwille van eerdere moeilijkheden. Nood aan een duidelijke profilering van de hulpverleningsdiensten Er wordt in de gesprekken aangegeven dat er te weinig overleg is tussen het parket en de hulpverleningssector. Er zou alleszins gecommuniceerd moet worden over de werkingsprincipes van de externe hulpverleningssector. Men respecteert dat de hulpverleners trouw blijven aan ideologische en deontologische principes maar deze zouden moeten worden verduidelijkt opdat men weet wat men van de hulpverlening mag verwachten. Men begrijpt bijvoorbeeld dat een hulpverlener veeleer terughoudend is om informatie te laten doorstromen, omwille van de vertrouwensrelatie met zijn cliënt en van het beroepsgeheim, maar de parketmagistraten wensen toch (meer) feedbackinformatie. Men heeft ook de indruk dat de hulpverleners eerder weigerachtig zijn ten overstaan van het justitiecliënteel. Men vermoedt dat de hulpverleners er vanuit gaan dat een doorverwijzing door het parket steeds een morele dwang inhoudt en dat bijgevolg niet voldaan wordt aan het principe van vrijwilligheid. Maar niet elke doorverwijzing vanuit het parket is gedwongen en dit misverstand moet worden opgehelderd. Men geeft eveneens aan dat het hulpverleningsaanbod onvoldoende bekend gemaakt wordt aan de substituten. Men ervaart kortom de nood aan een goede en duidelijke communicatie en profilering door de externe hulpverleningsdiensten.
2.3
Besluit
De knelpunten die in de gesprekken met de substituten werden aangegeven, kunnen teruggevoerd worden op een manifest gebrek aan plaatsen, het bestaan van zwarte lijsten, onvoldoende feedback inzake doorverwezen dossiers en een tekort aan informatie aangaande het hulpverleningsaanbod. Specifiek met betrekking tot het beroep op het CBJ worden pijnpunten opgesomd zoals inschattingsverschillen, de vereiste van het CBJ aangaande de vrijwillige hulpvraag bij de cliënt, de onbereikbaarheid buiten de klassieke kantooruren en de tijdsintensieve werking. Op het parket is men alleszins vragende partij om met de hulpverleningsdiensten concrete en heldere afspraken te maken en de deontologische en werkingsprincipes te verduidelijken. Men moet duidelijk weten wat men aan elkaar heeft en wat men van elkaar kan verwachten.
126
HOOFDSTUK 5: DATAVERZAMELING BIJ DE CENTRA VOOR ALGEMEEN WELZIJNSWERK (CAW’S)
1.
M ETHODE VAN DAT AVERZ AMELING
Er dienden niet alleen bij de politie en op de parketten gegevens verzameld te worden om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, maar ook bij de sociale en materiële hulpverleningssector. We beperkten ons hiertoe tot dataverzameling bij de Centra voor Algemeen Welzijnswerk126 in de provincie Vlaams-Brabant, namelijk CAW Leuven, CAW Hageland, CAW Delta, CAW Vilvoorde en CAW Zenne en Zoniën. We wilden meer bepaald achterhalen hoe vaak politie en parket een beroep doen op de hulpverleningsdiensten binnen deze CAW's, welke hulpvragen er gesteld worden en waarom er desgevallend niet op de vraag naar ondersteuning wordt ingegaan. De lokale CAW's in Vlaanderen beschikken sinds enige tijd over een eigen, uitgebreid registratiesysteem, dat werd uitgewerkt door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. In dit systeem worden gegevens verzameld binnen 6 onderscheiden modules, namelijk met betrekking tot het onthaal van de cliënt en met betrekking tot het verloop van de begeleiding van de cliënt, en ook specifiek betreffende slachtofferhulp, hulpverlening aan seksueel delinquenten, justitieel welzijnswerk en schuldbemiddeling. Elk van deze modules wordt ingevuld aan de hand van tal van variabelen, waaronder manier van contactname, datum, status cliënt, verwijzer, leeftijd, problematiek en het antwoord op de hulpvraag. Onder sommige van deze variabelen worden tot 4 specificatieniveaus voorzien. Aangezien er dus veel gegevens beschikbaar zijn bij de CAW’s, dienden we slechts een methode uit te werken volgens dewelke de voor het onderzoek gewenste gegevens uit het databestand kunnen worden gefilterd. Uit het codeboek van het registratiesysteem van het CAW werden daartoe een aantal variabelen geselecteerd waarop queries konden worden getrokken. Aangezien de onderzoeksvraag zich beperkt tot het onthaal van de cliënten in het CAW, werden alleen variabelen uit de onthaalmodule van de CAWdatabank geselecteerd. Door de registratieverantwoordelijken van de CAW’s van Vlaams-Brabant werd uit de databank een selectie gemaakt van de gegevens betreffende de maanden januari 2003 tot en met juni 2003127 die onder de rubrieken ‘verwezen door politionele diensten’ en ‘verwezen door justitie, andere dan politionele diensten’ binnen de variabele ‘verwezen door’ (identificeert de instantie of persoon door wie de cliënt verwezen is) worden ingegeven.128 Het codeboek laat toe binnen deze selectie van gegevens een onderscheid te maken tussen de situaties die werden verwezen door de lokale politie, de slachtofferbejegenaar bij de lokale politie, de federale politie, de slachtofferbejegenaar bij de federale politie, de Procureur des Konings, het slachtofferonthaal of de parketmagistraten.
126
Hierna verkort weergegeven als ‘CAW’. Aangezien men in het CAW Hageland slechts sinds juli 2003 van start ging met de registratie zoals opgesteld door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, was hier nog geen databank beschikbaar. 128 Aangezien CAW Delta eveneens enkele gemeenten uit Oost-Vlaanderen omvat, namelijk Denderleeuw, Ninove en Haaltert, en het onderzoek zich louter richt op de provincie Vlaams-Brabant, dienden gegevens met betrekking tot voornoemde gemeenten uitgefilterd te worden. 127
127
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
Op de aldus verkregen selectie van gegevens werden vervolgens queries getrokken op de variabelen (1) ‘werksoort’ (identificeert de werksoort of werkvorm van een bepaalde deelwerking129), (2) ‘type aanmeldingsvraag’ (bepaalt of er een vraag was naar informatie, contactadressen, opname, advies, begeleiding, dienstverlening of crisishulpverlening), (3) ‘aanmeldingsvraag/problematiek’ (identificeert het probleem of de problemen waarmee de cliënt zich aanmeldt130), (4) ‘manier van afsluiten onthaal’ (duidt aan of op de hulpvraag werd ingegaan en of de hulpverlening werd afgerond dan wel afgebroken) en (5) ‘reden waarom niet op de hulpvraag wordt ingegaan/reden afbreken hulp’ (geeft aan of niet op de hulpvraag werd ingegaan of dat ze werd afgebroken omwille van het tekort aan capaciteit, de motivatie en beschikbaarheid van de cliënt, de ongeschiktheid van het aanbod of de incompatibiliteit van vraag en aanbod). Daarenboven maakten de registratieverantwoordelijken koppelingen tussen de gegevens verkregen op basis van de variabelen (1) ‘type aanmeldingsvraag’ en ‘aanmeldingsvraag/problematiek’ om een zicht te krijgen op de soorten hulpvragen die doorgaans gesteld worden met betrekking tot bepaalde problematieken, (2) ‘aanmeldingsvraag/problematiek’ en ‘manier van afsluiten onthaal’ om te kunnen achterhalen op welke aanmeldingsproblematieken men doorgaans kan ingaan en op welke niet, en (3) ‘aanmeldingsvraag/problematiek’ en ‘reden waarom niet op de hulpvraag wordt ingegaan/reden afbreken hulp’ opdat kan afgeleid worden welke de redenen zijn waarom op bepaalde aanmeldingsproblematieken niet (ten volle) kan worden ingegaan. Deze dataverzameling verliep echter niet zonder moeilijkheden. Binnen de selectie van gegevens bleek immers dat geen onderscheid gemaakt kon worden tussen de rechtstreekse en de onrechtstreekse contactnames door politie en justitie. Met een rechtstreekse contactname bedoelen we alle gevallen waarin een vertegenwoordiger van politie of justitie zélf contact opneemt met het CAW via de telefoon, via fax of wanneer politie en justitie met de betrokken cliënt voor de deur staan. Er is sprake van een onrechtstreekse contactname wanneer politie of justitie louter de contactgegevens van (een deelwerking van) het CAW aan een cliënt doorgegeven waarna deze zich bij het CAW aanmeldt. Zowel in het geval van een rechtstreekse als een onrechtstreekse contactname wordt immers in de registratie aangeduid dat de client doorverwezen werd door politie of justitie. In het kader van het onderzoek is dit onderscheid echter essentieel aangezien de onderzoeksvraag alleen de rechtstreekse contactnames behelst. Daarom werd besloten geen gebruik te maken van de gegevens die uit de filtering op de beschikbare CAW-databank bekomen werden en werd een dataverzameling via registratieformulieren van de K.U.Leuven131 opgestart. Door alle deelwerkingen van de CAW’s van Vlaams-Brabant werden van 8 oktober 2003 tot 9 november 2003 voor alle rechtstreekse contactnames door politie en justitie registratieformulieren ingevuld. Ook de contactnames via een doorverwijsstrookje slachtofferhulp132 of via een vonnis van de rechtbank werden geregistreerd. Daarnaast vond een registratie plaats van de onrechtstreekse contacten. Er werd immers door de registratieverantwoordelijken op gewezen dat het CAW voornamelijk wordt gecontacteerd door de cliënten zelf en dat sommige van deze cliënten worden doorverwezen door politie of justitie. In de registratie via registratieformulieren kon echter wel een onderscheid gemaakt worden tussen de rechtstreekse en onrechtstreekse contactnames, wat niet mogelijk was in de initieel voorgestelde registratie bij het CAW. CAW Vilvoorde, CAW Zenne en Zoniën en CAW Delta voorzien niet zelf in de deelwerking slachtofferhulp maar wel in een antennepost voor slachtofferhulp. Deze wordt verzorgd door de medewerkers van het Centrum voor Slachtofferhulp van het CAW Archipel in Brussel (Groot-Eiland). Gedurende één dag in de week zit een medewerker van de deelwerking slachtofferhulp van CAW Archipel in deze 3 CAW’s. Ook het Centrum voor Slachtofferhulp van CAW Archipel werd derhalve betrokken bij de registratie. Hier werden gedurende een maand registratieformulieren ingevuld voor alle contactnames door de politiediensten
129
Niet alle in het codeboek opgesomde werksoorten komen voor in de 5 CAW’s. Door de CAW’s van het arrondissement Halle-Vilvoorde, namelijk CAW Delta, CAW Vilvoorde en CAW Zenne en Zoniën, kan bijvoorbeeld alleen voorzien worden in ambulante hulpverlening binnen het CAW. 130 Per cliënt kunnen er verschillende problemen worden aangeduid in de registratie. Daarbij wordt wel een onderscheid gemaakt tussen de hoofdproblematiek en de bijkomende problematieken. 131 Cf. bijlage 3. 132 Politiediensten zijn verplicht het slachtoffer in kennis te stellen van de mogelijkheid beroep te doen op slachtofferhulp en hen desgevallend door te verwijzen via een doorverwijsstrookje slachtofferhulp. Een dergelijke contactname via een doorverwijsstrookje gebeurt dus ambtshalve en is daarom minder relevant in het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Er diende daarom in die gevallen expliciet vermeld te worden dat het ging om een ‘doorverwijsstrookje slachtofferhulp’.
128
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
en de justitiële instanties van het gerechtelijke arrondissement Halle-Vilvoorde.133 Op het registratieformulier dat door Groot-Eiland werd ingevuld, werd daarenboven een rubriek voorzien waarin men kon aanduiden of de betreffende contactname gebeurde in het kader van de waarneming van de antenneposten in de 3 CAW’s of daarbuiten. De medewerkers van het Centrum voor Slachtofferhulp Groot-Eiland onderstreepten immers dat vrijwel alle aanmeldingen direct terechtkomen in CAW Archipel, en dus veel minder verlopen via de antenneposten. Er is de mogelijkheid om afspraken te maken met de slachtofferhulpverlener op één van de zittingsdagen in het CAW Delta, CAW Vilvoorde en CAW Zenne en Zoniën, maar de briefwisseling en het contact met de slachtofferhulpverlener verlopen doorgaans via het CAW Archipel. Daarnaast diende op het formulier een onderscheid gemaakt te worden tussen de rechtstreekse en onrechtstreekse contacten door de politiediensten van het arrondissement Halle-Vilvoorde en het parket van Brussel. Bovendien werd op het registratieformulier aangeduid of de contactnames al dan niet gebeurden via een doorverwijsstrookje slachtofferhulp. Hieronder zullen achtereenvolgens de gegevens van het CAW Leuven, CAW Hageland, CAW Delta, CAW Vilvoorde, CAW Zenne en Zoniën en het Centrum voor Slachtofferhulp Groot-Eiland worden uiteengezet. Het onderzoek blijft in essentie gericht op de rechtstreekse contactnames maar er zal in de volgende paragrafen ook aandacht besteed worden aan de onrechtstreekse contactnames door politie en justitie met het CAW.
2.
D AT AVERW ERKING
2.1.
CAW Leuven
Er werd door het CAW Leuven melding gemaakt van 60 rechtstreekse contactnames door politie en justitie. Daarbij waren er 29 waarvan de hulpvraag beantwoord werd, 26 waarbij niet op de hulpvraag kon worden ingegaan en 5 waarvan de hulpverlening werd afgebroken. Daarenboven waren er 10 onrechtstreekse contactnames door politie en justitie en 27 contactnames via een doorverwijsstrookje slachtofferhulp. CAW LEUVEN Rechtstreekse contactnames
60
Beantwoord
29
Niet beantwoord
26
Hulp afgebroken
5
Onrechtstreekse contactnames
10
Doorverwijsstrookje slachtofferhulp
27
Totaal aan contactnames
97
133
Er werd opgemerkt dat het bevoegdheidsdomein van het CAW Archipel zowel het gerechtelijke arrondissement Halle-Vilvoorde als Brussel is. Dat impliceert dat niet alleen de politiediensten van het arrondissement Halle-Vilvoorde een beroep doen op Groot-Eiland, maar ook de politiediensten van Brussel. Aangezien het onderzoek zich niet richt op Brussel, dienden door het Centrum voor Slachtofferhulp van CAW Archipel louter gegevens met betrekking tot het arrondissement Halle-Vilvoorde te worden verzameld.
129
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
2.1.1 Rechtstreekse contactnames
2.1.1.1 RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES- BEANTWOORD RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES BEANTWOORD Problematiek
vraag naar
aantal
Huisvesting
Begeleiding
2
Huisvesting
Opname
Administratief/juridisch
Informatie
2
Administratief/juridisch
Begeleiding
3
Psychisch/persoonlijk
Begeleiding
3
Psychisch/persoonlijk
Advies
1
Psychisch/persoonlijk
Informatie
1
Informatie
Informatie
2
Informatie
Andere
1
Relationeel
Informatie
1
Andere
Begeleiding
1
Andere
Informatie
1
Totaal
11
29
Op 29 van de 60 rechtstreekse contactnames kon door CAW Leuven worden ingegaan. Daarvan waren er 13 met betrekking tot huisvestingsproblemen. Twee keer stelde men daaromtrent een vraag naar begeleiding aan ‘Halte 51’ (residentiële opvang jongvolwassenen) en aan de deelwerking ‘begeleid wonen’. Elf keer stelde men een vraag naar opname aan het Crisisopvangcentrum, het algemeen onthaalcentrum ‘de Puzzel’ en de dienst ‘Reclassering’. Betreffende oproepen gingen 4 keer uit van de politiediensten, 6 keer van justitie, 2 keer van de gevangenis en één keer van het justitiehuis. Vijf keer werd rechtstreeks contact opgenomen met het CAW omwille van een nood aan ondersteuning met betrekking tot administratieve of juridische problemen. Men stelde hierbij 2 keer een vraag naar informatie en 3 keer naar begeleiding. Vier van deze vragen gingen uit van justitie en één van de jeugddienst van de lokale politie. Telkens waren ze gericht aan de bezoekruimte. Vijf keer werd rechtstreeks beroep gedaan op CAW Leuven in verband met psychische of persoonlijke problemen. Drie keer betrof het een vraag van een wijkagent en van een slachtofferbejegenaar van de lokale politie naar begeleiding gericht aan het Centrum voor Slachtofferhulp. Daarnaast werd één keer met betrekking tot psychische of persoonlijke problemen een vraag gesteld naar advies door een beambte van de lokale politie en éénmaal een vraag naar informatie vanuit justitie aan CADENS. Verder werd melding gemaakt van 3 rechtstreekse contactnames met een vraag naar informatie en een ander type aanmeldingsvraag dan deze die in het registratieformulier werden opgesomd, omwille van een aanmeldingsprobleem inzake informatie. Twee van deze vragen waren gericht aan het Centrum voor Slachtofferhulp en één aan het Centrum voor Levensvragen, Relaties en Seksualiteit. De aanmelder was daarbij één maal een niet nader bepaalde politionele dienst en 2 maal de dienst slachtofferonthaal van het parket. Onder de rechtstreekse contactnames waarvan de hulpvraag werd beantwoord, was er eveneens één contactname door een lokale politiedienst met het Centrum voor Slachtofferhulp met een vraag naar informatie in het kader van relationele problemen. Men noteerde in CAW Leuven ook 2 rechtstreekse contactnames met betrekking tot een andere aanmeldingsproblematiek dan deze vermeld op het registratieformulier. Eén keer betrof het een vraag naar be-
130
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
geleiding en één keer naar informatie, beide gericht aan en beantwoord door het Centrum voor Slachtofferhulp.
2.1.1.2 RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - NIET BEANTWOORD RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES -
NIET BEANTWOORD
Problematiek
vraag naar
reden niet ingaan
Huisvesting
Opname
tekort capaciteit
7
Huisvesting
opname
vraag en aanbod incompatibel
3
Huisvesting
opname
aanbod ongeschikt
2
Huisvesting
opname
andere reden
1
Huisvesting
begeleiding
vraag en aanbod incompatibel
1
Relationeel
contactadressen
vraag en aanbod incompatibel
1
Relationeel
contactadressen
aanbod ongeschikt
3
Relationeel
opname
tekort capaciteit
3
Psychisch/persoonlijk
begeleiding
cliënt niet gemotiveerd/beschikbaar
1
Psychisch/persoonlijk
crisisopvang
aanbod ongeschikt
1
Psychisch/persoonlijk
advies
aanbod ongeschikt
1
Psychisch/persoonlijk én huisvesting
begeleiding
aanbod ongeschikt
1
Administratief/juridisch
opname
andere reden
1
Totaal
aantal
26
Zesentwintig van de 60 rechtstreekse contactnames behelsden een hulpvraag waarop niet kon worden ingegaan. Veertien daarvan betroffen huisvestingsproblemen. In 11 van deze 14 gevallen werd een vraag naar opname gesteld aan het Crisisopvangcentrum door een politionele dienst. Men kon in 7 gevallen niet op de vraag naar opname ingaan omwille van een tekort aan capaciteit in het Crisisopvangcentrum, in 3 gevallen omwille van het niet compatibel zijn van vraag en aanbod en in één geval omwille van de ongeschiktheid van het aanbod. In 2 van de 14 vragen met betrekking tot huisvestingsproblemen, werd door justitie een beroep gedaan op ‘Halte 51’. Eén van beide betreft een vraag naar opname waarop ‘Halte 51’ niet kon ingaan omwille van een reden die niet in het registratieformulier werd opgenomen. De andere betreft een vraag naar begeleiding waarop door ‘Halte 51’ niet kon worden ingegaan omwille van de incompatibiliteit van vraag en aanbod. Er werd ook één keer contact opgenomen met ‘de Puzzel’ door de lokale politie, met een vraag naar opname omwille van huisvestingsproblemen. ‘De Puzzel’ kon niet op de hulpvraag ingaan omdat het aanbod ongeschikt was. Zeven van de 26 niet-beantwoorde hulpvragen via rechtstreekse contactname houden verband met relationele problemen. Daarvan werd er één gesteld aan het Centrum voor Slachtofferhulp door de lokale politie en werd gevraagd naar contactadressen. Op deze hulpvraag kon niet worden ingegaan omdat het aanbod en de vraag niet compatibel waren. Drie van de 7 hulpvragen omtrent relationele problemen werden gesteld aan het Crisisopvangcentrum, telkens door een politionele dienst, met een vraag naar contactadressen. Op deze vragen kon niet worden ingegaan door het Crisisopvangcentrum omdat haar aanbod daartoe niet geschikt was. Bovendien richtten één slachtofferbejegenaar en twee beambten van lokale politie zich met een vraag tot opname in verband met relationele problemen tot een vluchthuis. Op geen van deze drie vragen kon worden ingegaan door het gecontacteerde vluchthuis omwille van een tekort aan capaciteit in het gecontacteerde vluchthuis. Drie van de contactnames waaraan geen gevolg gegeven kon worden door CAW Leuven, betroffen psychische of persoonlijke problemen. Eén ervan ging uit van het parket naar het Centrum voor Slachtofferhulp met een vraag naar begeleiding. Op deze hulpvraag werd niet ingegaan omdat de betrokken cliënt
131
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
niet gemotiveerd of beschikbaar was. Een tweede contactname betreffende psychische of persoonlijke problemen vond plaats vanuit justitie met het Crisisopvangcentrum en omvatte een vraag naar crisisopvang die door het centrum niet kon worden beantwoord omwille van de ongeschiktheid van het aanbod. Een derde contactname aangaande psychische of persoonlijke problemen betreft een vraag naar advies door de federale politie aan CADENS. Op deze vraag kon niet worden ingegaan omdat het aanbod van CADENS daartoe niet geschikt was. Verder werd 1 keer beroep gedaan op de deelwerking ‘begeleid wonen’ met een vraag naar begeleiding met betrekking tot psychische of persoonlijke én huisvestingsproblemen. Op deze vraag kon niet worden ingegaan omdat het aanbod van ‘begeleid wonen’ ongeschikt was. Daarnaast vond één rechtstreekse contactname plaats vanuit de gevangenis met de dienst ‘Reclassering’ in functie van de opname van een persoon met administratieve of juridische problemen. Op deze vraag kon niet worden ingegaan om een andere reden dan deze vermeld op het registratieformulier.134
2.1.1.3 RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - HULP AFGEBROKEN RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - HULP AFGEBROKEN problematiek
vraag naar
reden hulp afgebroken
huisvesting
Opname
andere reden
4
huisvesting
Opname
geen reden aangeduid
1
Totaal
aantal
5
Bij 5 van de 60 rechtstreekse contactnames werd de hulpverlening afgebroken. Alle 5 betreffen een vraag naar opname gericht aan het Crisisopvangcentrum in het kader van huisvestingsproblemen, 3 keer vanuit een politiedienst en 2 keer vanuit justitie. In 4 van de 5 gevallen werd de hulpvraag afgebroken om een andere reden dan deze vermeld op het registratieformulier. In één geval werd geen reden aangekruist.
2.1.2 Onrechtstreekse contactnames Daarenboven noteerde men in het CAW Leuven 10 onrechtstreekse contactnames, waarvan er 9 werden beantwoord.135 Acht van de 10 onrechtstreekse contactnames betroffen doorverwijzingen naar het Centrum voor Slachtofferhulp, 7 keer vanuit een niet nader gespecificeerde politionele dienst en één keer vanuit de jeugddienst van de lokale politie. Vier van deze 8 contacten betroffen psychische of persoonlijke problemen. De hulpvragen in deze situaties waren vragen naar informatie, contactadressen en begeleiding. Vier van de 8 doorverwijzingen naar het Centrum voor Slachtofferhulp vonden plaats naar aanleiding van relationele problemen. Daarbij werd 2 maal een vraag gesteld naar informatie en 2 maal naar begeleiding. Twee van de 10 onrechtstreekse contactnames zijn doorverwijzingen door justitie naar CADENS. In beide gevallen waren er relationele problemen. Eén keer had de doorverwezen cliënt een vraag naar advies en één keer naar begeleiding.
134
Door de registratieverantwoordelijke werd verklaard dat de dienst ‘Reclassering’ slechts op deze hulpvraag kon ingegaan mits de aanvraag gesteund zou worden door de Psychosociale Dienst van de gevangenis. 135 Van één situatie werd in het registratieformulier niet aangeduid of er al dan niet werd op ingegaan. Het betrof hier een cliënt met een vraag naar informatie die werd doorverwezen door een politionele dienst naar het Centrum voor Slachtofferhulp naar aanleiding van relationele problemen.
132
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
2.1.3 Doorverwijsstrookje slachtofferhulp Van de 27 contactnames via een doorverwijsstrookje slachtofferhulp zijn er slechts 2 waarvan de hulpvraag niet werd beantwoord. In beide gevallen was het doorverwijsstrookje overgemaakt door de wijkdienst van de lokale politie met een vraag naar begeleiding, de ene met betrekking tot relationele problemen en de andere met betrekking tot psychische of persoonlijke problemen. Op geen van beide vragen kon worden ingegaan omwille van de incompatibiliteit van vraag en aanbod. Dertien van de beantwoorde doorverwijsstrookjes betroffen een vraag naar begeleiding in het kader van psychische of persoonlijke problemen. Zes daarvan waren afkomstig van de lokale politie, 3 van een slachtofferbejegenaar lokale politie, 2 van een wijkagent van de lokale politie en 2 van de jeugddienst bij de lokale politie. Daarnaast omvatten 9 van de beantwoorde doorverwijsstrookjes een vraag naar begeleiding in antwoord op relationele problemen. Daarvan kwamen er 4 vanuit de lokale politie, 2 vanuit slachtofferbejegening lokale politie, één vanuit een wijkdienst lokale politie en 2 vanuit de jeugddienst lokale politie. Eén van de doorverwijsstrookjes, doorgestuurd door de federale politie, betrof een vraag naar begeleiding van een persoon met administratieve of juridische problemen. Bovendien waren er 2 strookjes waarin een vraag naar begeleiding werd gesteld in het kader van andere problemen dan deze die in de lijst van aanmeldingsproblemen op het registratieformulieren werden opgenomen. Eén ervan ging uit van een wijkdienst en één van de jeugddienst van de lokale politie.
2.2.
CAW Hageland
In de periode van 8 oktober tot 9 november werd 15 keer beroep gedaan op de deelwerkingen van CAW Hageland door politie en justitie. De contactnames waren 14 maal rechtstreeks en één maal onrechtstreeks. CAW HAGELAND Rechtstreekse contactnames
14
Beantwoord
3
Niet beantwoord
10
Hulp afgebroken
1
Onrechtstreekse contactnames
1
Totaal
15
2.2.1 Rechtstreekse contactnames
2.2.1.1 RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - BEANTWOORD RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES BEANTWOORD Problematiek
vraag naar
Psychisch/persoonlijk
Informatie
1
Relationeel
Begeleiding
1
Relationeel
Opname
1
133
aantal
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
Totaal
3
Op 3 van de 14 rechtstreekse contactnames kon worden ingegaan. In het eerste geval betrof het een vraag naar informatie met betrekking tot psychische of persoonlijke problemen. Deze hulpvraag werd door een slachtofferbejegenaar van de lokale politie gericht aan het Centrum voor Levensvragen en Relatieproblemen.136 Het tweede geval betrof een vraag naar begeleiding inzake relationele problemen. Ze werd gesteld aan het CLR door een slachtofferbejegenaar van de lokale politie. Het laatste geval behelst een vraag naar opname aangaande relationele problemen. Hiertoe contacteerde een wijkagent van de lokale politie een vluchthuis.
2.2.1.2 RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - NIET BEANTWOORD RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - NIET BEANTWOORD Problematiek
vraag naar
reden niet ingaan
aantal
Relationeel
Opname
tekort capaciteit
7
administratief/juridisch
Opname
tekort capaciteit
1
psychisch/persoonlijk
Begeleiding
vraag en aanbod incompatibel
1
relationeel én huisvesting
Opname
andere reden
1
Totaal
10
Van de 14 rechtstreekse contactnames zijn er 10 waarvan niet op de hulpvraag werd ingegaan. Zeven van deze 10 contactnames betreffen een vraag naar opname in een vluchthuis omwille van relationele problemen. De aanmelder was telkens een beambte van de lokale politie.137 Op geen van deze hulpvragen kon worden ingegaan omwille van een tekort aan capaciteit. Eén contactname behelsde een vraag naar opname omwille van administratieve of juridische problemen van een slachtofferbejegenaar van de lokale politie gericht aan een vluchthuis. Op deze vraag kon niet worden ingegaan omwille van een tekort aan capaciteit. Eén rechtstreekse contactname, door een slachtofferbejegenaar van de lokale politie met het CLR, betrof een vraag naar begeleiding in een situatie omtrent psychische of persoonlijke problemen. Het CLR kon hierop niet ingaan omdat vraag en aanbod incompatibel waren. Op één rechtstreekse contactname, vanuit de wijkdienst van de lokale politie, met betrekking tot een vraag naar opname omwille van relationele problemen én huisvestingsproblemen, kon niet worden ingegaan omwille van een ‘andere reden’.138
2.2.1.3 RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - HULP AFGEBROKEN RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES - HULP AFGEBROKEN Problematiek
vraag naar
reden hulp afgebroken
aantal
Huisvesting
Informatie
andere reden
1
Totaal
1
Er was verder één rechtstreekse contactname met een vraag naar informatie omwille van huisvestingsproblemen. Ze werd gesteld door een beambte van de lokale politie aan het CLR. Door het uitvallen van de telefoon werd deze hulpvraag letterlijk afgebroken. 136
Het Centrum voor Levensvragen en Relatieproblemen zal hierna verkort worden weergegeven als ‘CLR’. In één geval werd in het formulier niet aangegeven wie de aanmelder was. 138 In betreffende vragenlijst werd niet aangeduid met welke deelwerking contact werd opgenomen. 137
134
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
2.2.2 Onrechtstreekse contactnames Daarenboven werd door het CAW Hageland één onrechtstreekse contactname genoteerd. Deze betreft meer bepaald een doorverwijzing door de lokale politie naar het CLR van een vraag naar begeleiding in een situatie van psychische of persoonlijke en relationele problemen. Deze hulpvraag werd beantwoord.
2.3.
CAW Delta
Van 8 oktober tot 9 november werden de deelwerkingen van CAW Delta 9 keer gecontacteerd door politie en justitie, waarvan er 3 op een rechtstreekse en 6 op een onrechtstreekse manier. CAW DELTA Rechtstreekse contactnames
3
Beantwoord
3
Niet beantwoord
0
Hulp afgebroken
0
Onrechtstreekse contactnames
6
Totaal
9
2.3.1 Rechtstreekse contactnames RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES BEANTWOORD Problematiek
vraag naar
Relationeel
begeleiding en contactadressen
1
Huisvesting
informatie en contactadressen
1
Informatie
Advies
1
Totaal
aantal
3
De 3 hulpvragen waarvoor politie en justitie rechtstreeks contact opnamen met het CAW werden beantwoord. Alledrie waren ze gericht aan de deelwerking ‘Algemeen Welzijnswerk’. De eerste betrof een vraag van de lokale politie naar begeleiding en contactadressen in een situatie waarin zich relationele problemen voordeden. De tweede contactname ging uit van een wijkagent van de lokale politie en behelsde een vraag naar informatie en contactadressen in functie van hulp aan een persoon met huisvestingsproblemen. De derde rechtstreekse contactname was er één vanuit de slachtofferbejegening van de federale politie en omvatte een vraag naar advies in functie van een probleem betreffende informatie.
2.3.2 Onrechtstreekse contactnames Vier van de 6 onrechtstreekse contactnames werden beantwoord. Deze 4 contactnames waren gericht aan de deelwerking ‘Algemeen Welzijnswerk’. In 2 gevallen betrof het een cliënt die was doorverwezen door een magistraat met een vraag naar advies inzake relationele en administratieve of juridische problemen. Eén van de onrechtstreekse contactnames ging uit van een magistraat en betrof een vraag naar informatie met betrekking tot administratieve of juridische problemen. Daarenboven was er één cliënt die
135
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
werd doorverwezen door een slachtofferbejegenaar van de lokale politie met een vraag naar begeleiding in antwoord op administratieve of juridische problemen. Bij de andere 2 onrechtstreekse contactnames werd niet aangeduid of ze al dan niet werden beantwoord. Eén van deze 2 doorverwijzingen was gericht aan het Algemeen Welzijnswerk, ging uit van justitie en betreft een vraag naar advies inzake relationele problemen. De andere betreft een cliënt die werd doorverwezen door een magistraat naar de ‘neutrale ontmoetingsruimte’ met een vraag naar begeleiding aangaande relationele problemen.
2.4.
CAW Vilvoorde
Gedurende de vooropgestelde registratieperiode vonden 4 rechtstreekse en 6 onrechtstreekse contactnames plaats door politie of justitie met de deelwerkingen van het CAW Vilvoorde. CAW VILVOORDE Rechtstreekse contactnames
4
Beantwoord
4
Niet beantwoord
0
Hulp afgebroken
0
Onrechtstreekse contactnames
6
Totaal
10
2.4.1 Rechtstreekse contactnames RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES BEANTWOORD Problematiek
vraag naar
aantal
Huisvesting
informatie en dienstverlening
2
Gezondheid
Informatie
1
psychisch/persoonlijk
Begeleiding
1
Totaal
4
Van alle rechtstreekse contactnames werd de hulpvraag beantwoord. Daarbij waren er 2 contactnames door een slachtofferbejegenaar van de lokale politie met de ‘volwassenwerking’ van het CAW Vilvoorde. In beide gevallen betreft het een vraag naar informatie en dienstverlening in het kader van huisvestingsproblemen. Daarnaast was er één rechtstreekse contactname door de federale politie met het Jongeren Advies Centrum, met een vraag naar informatie betreffende gezondheidsproblemen. Verder vond er één contactname plaats met het JAC door een beambte van de lokale politie en werd een vraag naar begeleiding gesteld in een situatie waarin zich psychische of persoonlijke problemen voordeden.
136
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
2.4.2 Onrechtstreekse contactnames Ook bij de 6 onrechtstreekse contactnames kon op de hulpvraag worden ingegaan. In 4 van deze aanmeldingen werd de cliënt door een lokale politiebeambte doorverwezen naar het CAW.139 Daarvan waren er twee contactnames betreffende een vraag naar dienstverlening en een vraag naar advies met betrekking tot huisvestingsproblemen. Daarnaast betrof één situatie een vraag naar advies met betrekking tot administratieve of juridische problemen. Eén van deze doorverwijzingen behelst een vraag naar contactadressen in functie van de opvang van een andere problematiek dan deze die op het registratieformulier vermeld staan. Eén van de 6 onrechtstreekse contactnames betreft een cliënt die werd doorverwezen door de lokale politie naar het JAC. Hij stelde een vraag naar begeleiding omwille van psychische of persoonlijke problemen. Daarnaast was er één cliënt die door een wijkagent van de lokale politie werd doorverwezen naar de ‘volwassenwerking’ met een vraag naar advies in het kader van juridische of administratieve problemen.
2.5.
CAW Zenne en Zoniën
Gedurende de registratieperiode werd 6 keer beroep gedaan op de deelwerkingen van het CAW Zenne en Zoniën door politie en justitie. Men telde 3 rechtstreekse en 3 onrechtstreekse contactnames. CAW ZENNE EN ZONIËN Rechtstreekse contactnames
3
Beantwoord
2
Niet beantwoord
0
Hulp afgebroken
1
Onrechtstreekse contactnames
3
Totaal
6
2.5.1 Rechtstreekse contactnames RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES BEANTWOORD problematiek
vraag naar
aantal
relationeel
advies
1
schoolverzuim
begeleiding
1
Totaal
2
Bij 2 van de 3 rechtstreekse contactnames werd de hulpvragen beantwoord. Ten eerste werd op de ‘algemene werking’ van het CAW beroep gedaan door een beambte van de lokale politie met een vraag naar advies in een situatie betreffende relationele problemen. Ten tweede was er een contactname door de jeugddienst van de lokale politie met een niet verder gespecificeerde deelwerking van het CAW, met een vraag naar begeleiding voor een situatie betreffende schoolverzuim.
139
Er werd geen specifiekere informatie gegeven met betrekking tot de gecontacteerde deelwerkingen.
137
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
RECHTSTREEKSE CONTACTNAMES -- HULP AFGEBROKEN problematiek
vraag naar
reden hulp afgebroken
aantal
relationeel
begeleiding
cliënt niet gemotiveerd/beschikbaar 1
Totaal
1
Er was één rechtstreekse contactname door de jeugddienst van de lokale politie met de deelwerking ‘individuele hulpverlening’ met een vraag naar begeleiding omtrent relationele problemen. Deze begeleiding werd afgebroken omwille van een gebrek aan motivatie of beschikbaarheid van de cliënt.
2.5.2 Onrechtstreekse contactnames Bij de 3 onrechtstreekse contactnames zijn er 2 waarvan de hulpvraag kon worden beantwoord en 1 die niet werd beantwoord. Er was een doorverwijzing door de politie140 van een cliënt met een vraag naar informatie over het hulpaanbod binnen het CAW omwille van psychische en relationele problemen. Op deze hulpvraag werd ingegaan. Men maakte ook melding van een doorverwijzing door de politie van een hulpvraag naar informatie omwille van relationele en schoolproblemen. Op deze vraag kon eveneens worden ingegaan. De onrechtstreekse contactname waarbij niet op de hulpvraag werd ingegaan, was een doorverwijzing door de politie waarin een vraag naar informatie wordt gesteld in verband met relationele problemen. Deze hulpvraag kon niet worden beantwoord omdat het aanbod en de vraag niet compatibel waren, maar er werd wel doorverwezen naar een andere hulpverleningsdienst.141
2.6.
Centrum voor Slachtofferhulp Groot-Eiland - CAW Archipel
In Groot-Eiland werden 31 contactnames via een doorverwijsstrookje slachtofferhulp en 11 onrechtstreekse contactnames geteld. Daarvan vond slechts één contactname plaats in het kader van de antennepost voor slachtofferhulp in één van de drie CAW’s van het arrondissement Halle-Vilvoorde, die bovendien onrechtstreeks was. CENTRUM VOOR SLACHTOFFERHULP GROOT-EILAND Contactnames in het kader van antenneposten
1
Doorverwijsstrookje slachtofferhulp
31
Onrechtstreekse contactnames
11
Totaal
42
2.6.1 Contactnames in het kader van antenneposten CONTACTNAMES IN HET KADER VAN ANTENNEPOSTEN problematiek
vraag naar
verloop
aantal
psychisch/persoonlijk
Begeleiding
beantwoord
1
Totaal
1
140
Er werd geen onderscheid gemaakt tussen de lokale en de federale politie. Er werd meer bepaald doorverwezen naar een ander CAW, aangezien de cliënt zich buiten het werkingsgebied van het CAW Zenne en Zoniën bevond.
141
138
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
Aangezien de contacten tussen de politie- en justitiële diensten van het arrondissement Halle-Vilvoorde en het Centrum voor Slachtofferhulp Groot-Eiland doorgaans via CAW Archipel verlopen, vond tijdens de registratieperiode slechts één contactname met slachtofferhulp plaats binnen het kader van de antennepost slachtofferhulp. Deze kaderde meer bepaald in de antennepost van CAW Zenne en Zoniën. Een slachtoffer nam contact op nadat hij van de lokale politie de contactgegevens van de slachtofferhulpverlener had gekregen. Het betreft dus een onrechtstreekse contactname door een politiedienst. Het slachtoffer had een vraag naar begeleiding omwille van psychische of persoonlijke problemen. Deze hulpvraag werd beantwoord.
2.6.2 Doorverwijsstrookje slachtofferhulp DOORVERWIJSSTROOKJE SLACHTOFFERHULP problematiek
vraag naar
verloop
slachtofferervaring
Begeleiding
beantwoord
29
niet beantwoord omwille van ongeschiktheid aanbod
2
Relationeel én administra- Begeleiding tief/juridisch Totaal
Aantal
31
Het Centrum voor Slachtofferhulp Groot-Eiland werd 31 keer gecontacteerd door de politiekorpsen van het arrondissement Halle-Vilvoorde via een doorverwijsstrookje. Alle strookjes werden door de politiediensten direct doorgestuurd naar Groot-Eiland. Van deze strookjes werden er 29 beantwoord. Van deze 29 doorverwijsstrookjes kwamen er 24 van de lokale politie, één van de jeugddienst van de lokale politie, 2 van een slachtofferbejegenaar van de lokale politie en één van de federale politie. Van één doorverwijsstrookje werd niet gespecificeerd wie de verwijzer was. De aanmeldingsvraag was er steeds één naar begeleiding en de aanmeldingsproblematiek betrof steeds een nood aan slachtofferhulp. Op 2 van de 31 contactnames via een doorverwijsstrookje kon niet worden ingegaan. Beide werden verstuurd door de lokale politie en betreffen een vraag naar begeleiding in het kader van relationele problemen én administratieve of juridische problemen. Er kon in geen van beide gevallen op de hulpvraag worden ingegaan omwille van de ongeschiktheid van het aanbod.
2.6.3 Onrechtstreekse contactnames Daarenboven werden ook 10 registratieformulieren ingevuld voor onrechtstreekse contactnames met Groot-Eiland (buiten het kader van de antenneposten (cf.infra 6.6.1.)). Acht van deze 10 onrechtstreekse contactnames konden worden beantwoord. Daarbij waren er 4 doorverwijzingen door de lokale politie, één door een slachtofferbejegenaar bij de lokale politie, één door de dienst slachtofferonthaal bij het parket en 2 door de dienst strafbemiddeling bij het parket. Het betrof 7 van de 8 keer een vraag naar begeleiding omwille van een problematiek betreffende slachtofferervaringen en één keer een vraag naar informatie omwille van een aanmeldingsprobleem betreffende informatie. Van 2 onrechtstreekse contactnames kon de hulpvraag niet worden beantwoord. Het betreft telkens een doorverwijzing door een beambte van de lokale politie. Eén van beide was een vraag naar begeleiding en naar advies met betrekking tot financiële en administratieve of juridische problemen. Deze hulpvraag werd niet door de slachtofferhulpverlener beantwoord maar wel doorverwezen naar het CAW Delta. De andere was een vraag naar begeleiding met betrekking tot gezondheidsproblemen en administratieve of juridische problemen, waarop niet kon worden ingegaan omdat het aanbod van Groot-Eiland daartoe niet geschikt was.
139
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
3.
B E SL UIT
Alle rechtstreekse contactnames in beschouwing genomen, kunnen volgende bemerkingen worden gemaakt. In CAW Vilvoorde, waar 4 rechtstreekse contactnames werden geregistreerd, en CAW Delta, waar 3 rechtstreekse contactnames werden geregistreerd, kon men op alle hulpvragen ingaan. In CAW Hageland werden 14 rechtstreekse contactnames geteld, waarvan er 3 wel en 10 niet konden worden beantwoord en waarbij 1 keer de hulpverlening moest worden afgebroken. Voornamelijk het vluchthuis moest cliënten weigeren, omwille van een tekort aan capaciteit. Daarnaast kon het CLR niet ingaan op een vraag met betrekking tot psychische of persoonlijke problemen omwille van de incompatibiliteit van vraag en aanbod en op een vraag met betrekking tot huisvestingsproblemen omwille van ‘een andere reden’. Ook op een hulpvraag inzake een combinatie van relationele en huisvestingsproblemen kon niet worden ingegaan omwille van ‘een andere reden’. In CAW Zenne en Zoniën, waar 3 rechtstreekse contactnames werden geregistreerd, kon slechts één hulpvraag niet worden beantwoord. Het betrof een vraag aan de deelwerking ‘individuele hulpverlening’ naar relationele hulpverlening die moest worden afgebroken omdat de cliënt niet gemotiveerd of beschikbaar was. In CAW Leuven werden 60 rechtstreekse contactnames genoteerd, waarvan er 26 onbeantwoord bleven, 29 beantwoord werden en 5 waarbij de hulpverlening werd afgebroken. Het waren hoofdzakelijk de huisvestingsproblemen waarop niet kon worden ingegaan of die werden afgebroken. Telkens werd daarvoor een beroep gedaan op het Crisisopvangcentrum. In de meeste gevallen kon daar niet op deze hulpvragen worden ingegaan omwille van een tekort aan capaciteit. De andere redenen waarom het Crisisopvangcentrum niet kon ingaan op de hulpvragen aangaande huisvestingsproblemen, waren in volgorde van frequentie ‘een andere reden’, de incompatibiliteit van vraag en aanbod en de ongeschiktheid van vraag en aanbod. Ook ‘Halte 51’ en ‘de Puzzel’ moesten enkele hulpvragen omtrent huisvestingsproblemen weigeren omwille van de incompatibiliteit van vraag en aanbod, de ongeschiktheid van vraag en aanbod of ‘een andere reden’. CAW Leuven kon evenmin steeds ingaan op hulpvragen inzake relationele problemen. Het Centrum voor Slachtofferhulp moest namelijk één keer weigeren omwille van de incompatibiliteit van vraag en aanbod. Het Crisisopvangcentrum kon een paar keer niet ingaan op deze hulpvragen met betrekking tot relationele problemen omdat haar aanbod daartoe niet geschikt was en het vluchthuis omdat er een tekort was aan capaciteit. Verder ondervond men in het CAW Leuven moeilijkheden in het tegemoetkomen aan hulpvragen betreffende psychische of persoonlijke problemen omwille van het gebrek aan motivatie of beschikbaarheid van de cliënt en de ongeschiktheid van het aanbod. Er kon ook niet ingegaan worden op een vraag waarbij zich een combinatie van psychische of persoonlijke problemen met huisvestingsproblemen voordeed, omwille van de ongeschiktheid van het aanbod van de gecontacteerde dienst, en betreffende administratieve of juridische problemen omwille van ‘een andere reden’. Rechtstreekse contactnames waarop niet werd ingegaan en de reden daarvoor Overzicht per problematiek 14 x niet ingegaan op huisvestingsproblemen omwille van: − tekort aan capaciteit (7 x) − incompatibiliteit van vraag en aanbod (4 x) − ongeschiktheid van het aanbod (2 x) − 'andere reden' (1 x) 14 x niet ingegaan op relationele problemen omwille van: − tekort aan capaciteit (10 x) − ongeschiktheid van het aanbod (3 x) − incompatibiliteit van vraag en aanbod (1 x)
4 x niet ingegaan op psychische of persoonlijke problemen omwille van
140
Hfst.5: DATAVERZAMELING BIJ DE CAW ’S
− ongeschiktheid van het aanbod (2 x) − incompatibiliteit van vraag en aanbod (1 x) − cliënt niet gemotiveerd of beschikbaar (1 x) 2 x niet ingegaan op juridische of administratieve problemen omwille van: − tekort aan capaciteit (1 x) − 'andere reden' (1 x) 1 x niet ingegaan op combinatie van relationele en huisvestingsproblemen omwille van 'andere reden' 1 x niet ingegaan op combinatie van psychische/persoonlijke en huisvestingsproblemen omwille van ongeschiktheid van het aanbod
Het is moeilijk een algemene lijn doorheen deze vaststellingen te trekken. Het lijkt er alleszins naar dat het tekort aan capaciteit vaak een rol speelt in de onmogelijkheid aan bepaalde hulpvragen tegemoet te komen. Vaak wordt daarenboven aangegeven dat niet op een vraag naar ondersteuning kon worden ingegaan omwille van de ongeschiktheid van het aanbod en de incompatibiliteit van vraag en aanbod. Er kan derhalve verondersteld worden dat politie- en justitiële diensten hun vragen soms naar de verkeerde hulpverleningsdiensten richten.
141
BESLUIT
Onderzoeksvraag en methodologie Voor welke potentiële hulpvragen wensen politie en parket eventueel beroep te doen op hulpverlening? Deze vraag vormde de onderzoeksvraag van het voorliggend onderzoek. De potentiële hulpvragen focusten op medische (vb. verwondingen), psychologische (vb. opvang van slachtoffers van een misdrijf of ongeval), materiële (vb. aanbieden van een verblijfplaats na een ramp) en sociale hulpverlening. Nagegaan werd welke en hoeveel situaties er zich voordoen, die door de ontoegankelijkheid of onbeschikbaarheid van de hulpverlening, voor de betrokken diensten als problematisch (‘crisissituatie’) kunnen 142 gedefinieerd worden. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden werd geopteerd metingen te verrichten aan ‘vraag’- en ‘aanbod’zijde. Aan de vraagzijde werd ingezoomd op de lokale en federale politiediensten werkzaam in de provincie Vlaams-Brabant. De federale politiediensten omvatten het veiligheidsdetachement nationale luchthaven, de provinciale verkeerseenheid en de spoorwegpolitie. Aan vraagzijde werden verder de parketten van Brussel en Leuven in het onderzoek betrokken. Aan aanbodzijde werd beslist gelijkaardige metingen uit te voeren op het niveau van de sociale hulpverleningsdiensten, met name de CAW’s uit Vlaams Brabant. Het aanbod vanuit de medische sector werd niet in kaart gebracht. De hoop om de betrokken vragen vanwege politie en parket op een homogene manier te registreren bleek ijdel. Hoewel uiteindelijk nagenoeg alle diensten (25 zonale en 3 federale politiediensten, 2 parketten en 5 CAW’s) hun medewerking verleenden, en slechts 2 lokale politiediensten niet wensten mee te werken, dienden verschillende dataverzamelingsmethodes te worden aangewend. Geopteerd werd om zo mogelijk objectieve metingen uit te voeren, en slechts indien dit niet mogelijk was, over te gaan tot interviewing van vertegenwoordigers van de betrokken diensten. Bij de meeste diensten bleek een of andere vorm van registratie mogelijk. Slechts op het parket van Brussel werd een gestructureerde registratie niet opportuun en haalbaar geacht omwille van de grootte en de hoge werklast van dit Openbaar Ministerie. Bovendien worden gegevens er niet systematisch verzameld en zijn er met andere woorden geen databanken beschikbaar waaruit relevante gegevens kunnen worden afgeleid. Daarom werd er in overleg met de Procureur des Konings besloten enkele interviews af te nemen van parketmagistraten die als bevoorrechte getuigen met betrekking tot de onderzoeksvraag kunnen worden beschouwd. Van de vertegenwoordigers van de spoorwegpolitie en provinciale verkeerseenheid werden eveneens interviews afgenomen, in dit geval evenwel omdat de prevalentie van de te meten problemen erg klein was. Waar registratie wel mogelijk bleek werd gebruik gemaakt van verschillende registratiemethodes. Sommige lokale korpsen voegden een aantal extra items in onder de rubriek ‘ondernomen acties’ in de meldings- of interventiemodule van ISLP. Andere korpsen registreerden los van het ISLP-systeem via aparte registratieformulieren. Ook de luchtvaartpolitie van Zaventem, het parket Leuven en de CAW’s registreerden via aparte registratieformulieren. Hoewel de onderzoeksgegevens dus op verschillende wijzen werden verzameld, en op het eerste gezicht vragen kunnen worden gesteld bij de betrouwbaarheid van de gebruikte methodes, menen we toch te kunnen concluderen dat deze betrouwbaarheid voldoende groot is. Het enthousiasme en de geïnvesteerde tijd en middelen in de meeste politiekorpsen, vormen evenveel garanties voor de kwaliteit van het bekomen materiaal. Gezien bovendien de nadruk niet ligt op pure kwantificering, er geen statistische 142
Het ging dus om alle situaties waarin politie en parket om een of andere reden geen beroep konden doen op de hulpverlening, of het beroep op de hulpverlening niet tot het gewenste succes leidde.
142
BESLUIT
verwerking van de data vereist is, en het onderzoek eerder kan getypeerd worden als een kwalitatief onderzoek, waarin een probleembeschrijving centraal staat, menen we dat onderstaande conclusies als valide en betrouwbaar kunnen worden beschouwd.
Nood aan een betere afstemming tussen hulpverlening en lokale politie? Wat de lokale politiediensten betreft kan geconcludeerd worden dat de problemen waarop het onderzoek betrekking heeft, relatief weinig voorkomen. In de registratieperiode deden zich in de meeste korpsen weinig situaties voor waarin een beroep op de psychosociale, sociale of materiële hulpverlening noodzakelijk geacht werd. Door een aantal korpsen werd daarenboven aangegeven dat er zich geen problemen voordeden met betrekking tot het beroep dat ze deden op de externe hulpverleningsdiensten. Enkele cijfers. Nemen wij als voorbeeld de zone Leuven. Op 11.208 oproepen tijdens de registratieperiode werden er 385 (195 + 190) gedefinieerd als oproepen waar mogelijk nood bestond aan externe hulpverlening. De andere oproepen (N=10.823 of 96.6%) betroffen situaties waarbij geen nood bestond aan ondersteuning door een externe instantie, of situaties die de politie dank zij de eigen mogelijkheden zelf kon oplossen. De oproepen waar mogelijks een nood bestond aan externe hulp maakten dus nog geen 4% uit van de totaliteit aan oproepen. Van de effectieve contactnames met een externe instantie bleken er slechts acht problematisch te zijn (5 medische en 3 sociale hulpverlening), wat betekent dat de betrokken diensten geen positieve medewerking verleenden. Wat de gevallen uit de sociale hulpverlening betreft ging het tweemaal om acute nood aan residentiele opvang (een dakloze, een moeder met kinderen), en eenmaal om nood aan intensieve gezinsondersteuning voor een pas bevallen moeder met baby. Hoewel niet alle zones hun data zo gedetailleerd hebben doorgegeven, en de zone Leuven niet als voorbeeld kan gesteld worden voor de andere zones, kan toch algemeen gesteld worden dat er zich, voor alle korpsen samen, relatief weinig problematische situaties voordoen. Een gedetailleerde telling over de 25 bestudeerde zones brengt ons tot slechts 18 situaties waarin moeizaam medische hulp kon worden gevonden, en 17 situaties waarin geen of slechts moeizaam oplossingen voor een sociaal-materieel probleem konden worden gevonden. In functie van het totaal aantal meldingen en interventies betekent dat veel minder dan één geval op honderd.143 Over welke probleemgevallen gaat het dan? Enkele gevallen betroffen het zoeken naar opvang voor geesteszieken of personen met een nood aan psychosociale opvang. In de loop van de registratieperiode werden enkele personen met een dergelijke nood geweigerd door de gecontacteerde psychiatrische of psychosociale instelling omdat men er zich niet deskundig of bevoegd verklaarde, omdat men geen onmiddellijke bijstand kon verlenen of ook omdat er geen vrije plaatsen waren. Dan probeert men betrokkene wel eens op de spoedafdeling van een algemeen ziekenhuis binnen te krijgen opdat hij daar verzorgd kan worden. Dezelfde problemen heeft men enkele malen ondervonden met betrekking tot het zoeken naar opvang voor suïcidale personen en drugs- en alcoholverslaafden. Verder signaleerde men enkele malen problemen bij het zoeken naar een opvangplaats voor daklozen144. Het beroep op het OCMW verliep doorgaans zeer vlot, op één uitzondering na, wanneer de OCMWmedewerkers de probleemsituatie waarvoor de politie contact opnam, eerst wensten te bespreken op een algemene vergadering alvorens toe te stemmen. Problemen werden eveneens gesignaleerd bij het zoeken naar opvang voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld. Deze opvang vond men slechts na tal van telefoons naar vluchthuizen, die alle volzet bleken te zijn. Gedurende de registratieperiode ondervond men daarenboven enkele malen problemen bij het beroep op slachtofferhulp of op de sociale hulpverle-
143
We merken op dat één zone in het arrondissement Halle-Vilvoorde (zone ‘Pajottenland’ = Bever/Galmaarden/ Gooik/Herne/Lennik/Pepingen) opvallend vaak problemen rapporteerde, doch wellicht gaat het hier eerder om een wat andere inschatting van het begrip ‘probleem’ en een grotere probleemgevoeligheid dan om significant verschil in termen van kwantiteit. We hebben deze problemen daarom niet meegerekend in het globaal aantal probleemsituaties. 144 Vaak ging het hier om mensen waarvan de toegang tot hun woonst ontzegd was t.g.v. relationele problemen.
143
BESLUIT
ning in functie van de ondersteuning bij slechtnieuwsoverbrenging, omdat de gecontacteerde diensten niet steeds bereikbaar waren of geen onmiddellijke bijstand konden verlenen. Dat het aantal probleemcasussen opvallend laag ligt kan te maken hebben met het feit dat de zonale politiediensten terzake zelf specifieke diensten hebben uitgebouwd. In dit opzicht dient verwezen te worden naar de Jeugd en Sociale Dienst van de Leuvense politie, die in 20 geregistreerde gevallen de melder, via een bemiddelend, hulpverlenend en/of ondersteunend gesprek, zelf heeft opgevangen. Deze gesprekken situeerden zich voornamelijk in het kader van relationele problemen, bedreiging door expartner, intrafamiliaal geweld, rouwverwerking zelfmoord zoon, bezoekrecht, problemen in gezin en schoolverzuim. Ook andere korpsen bouwden eigen hulpverleningsdiensten uit, zoals de PZ Bierbeek/Boutersem/Holsbeek/Lubbeek die beschikt over een specifieke ‘slachtoffer- en milieudienst’ (SOM), en de PZ Hoegaarden/Tienen die, net zoals de PZ Leuven, over een eigen sociale dienst, nl. De Dienst Jeugd en Gezin, beschikt.
Nood aan een betere afstemming tussen hulpverlening en federale politie? Bij de verkeerspolitie ondervindt men weinig problemen met betrekking tot het beroep op de externe hulpverlening omdat men er slechts zelden beroep op doet. Men wordt immers niet vaak geconfronteerd met situaties waarin externe hulpverleningsondersteuning dringend nodig is. Bovendien kan de verkeerspolitie terugvallen op een aantal samenwerkingsafspraken, onder andere met de sociale dienst van de ziekenhuizen in het kader van de verwittiging van de familie van verkeersslachtoffers, met het OCMW omtrent de verzorging van maaltijden voor illegalen en met het Leger des Heils met betrekking tot de opvang van daklozen. Tenslotte wordt het contact met de sociale en materiële hulpverleningsdiensten vaak overgelaten aan de lokale politie. Bij de spoorwegpolitie komt men evenmin vaak in aanraking met situaties waarin nood is aan externe hulpverlening. Dergelijke nood doet zich wel voor bij het aantreffen van illegalen, bij de confrontatie met minderjarigen die problematisch gedrag vertonen, bij het aantreffen van daklozen, bij dodelijke ongevallen op de spoorlijnen en bij het opvangen van bestolen en gestrande treinreizigers. De problemen die men ondervindt bij het beroep op de sociale en materiële hulpverleningsdiensten, hebben doorgaans te maken met het tekort aan vrije opvangplaatsen en de beperkte bereikbaarheid van de DVZ en het CBJ. De vertegenwoordigers van de spoorwegpolitie geven wel aan te weinig ervaring te hebben en te weinig vertrouwd te zijn met het sociale en materiële hulpverleningsaanbod. Met betrekking tot de opvang van illegalen en daklozen zijn er in Leuven protocolafspraken tussen de spoorwegpolitie en de lokale politie. Er zijn totnogtoe echter geen structurele afspraken tussen de spoorwegpolitie en de hulpverleningsdiensten. Men stelt bijvoorbeeld gebaat te zijn met een centraal aanspreekpunt en een opvangruimte voor illegalen. De spoorwegpolitie beschikt immers vaak niet over de nodige infrastructuur om (groepen) illegale vreemdelingen op een adequate manier op te vangen. 145
Uit de registratiegegevens van de luchtvaartpolitie van Zaventem blijkt dat het aantal gevallen waarin er nood was aan ondersteuning door een externe instantie eveneens beperkt is. De enkele problemen die gesignaleerd werden betreffen de opvang een geestesziek persoon en van een aantal illegalen.
Nood aan een betere afstemming tussen hulpverlening en parket? Het aantal gevallen waarbij het parket rechtstreeks beroep moet doen op externe hulpverleners is erg beperkt. Dit blijkt zowel uit de meting op het Leuvense parket als uit de interviews met de Brusselse par145
Veiligheidsdetachement van de nationale luchthaven (VDNL)
144
BESLUIT
ketmagistraten. Uit deze interviews blijkt dat parketmagistraten als zij geconfronteerd worden met situaties waarin zij een nood aan hulpverlening ervaren, meestal niet zelf contact opnemen met externe hulpverleningsdiensten maar veeleer een beroep doen op andere justitiële/politionele diensten, zoals de dienst slachtofferonthaal op het parket of de (slachtofferbejegenaars bij) lokale politie, om de doorverwijzing naar de externe hulpverlening te organiseren. Ook de plaatsing, begeleiding en opvang van minderjarigen wordt steeds georganiseerd door de sociale dienst van de jeugdrechtbank of de jeugdrechter. De enkele knelpunten die zich voordoen bij doorverwijzingen naar de externe hulpverleningsinstanties kunnen teruggevoerd worden op een manifest gebrek aan plaatsen (o.m. in geval van collocatie, o.m. voor psychiatrische problemen bij jongeren), het bestaan van zwarte lijsten, onvoldoende feedback inzake doorverwezen dossiers en een tekort aan informatie aangaande het hulpverleningsaanbod. Wat het Leuvense parket betreft, blijken maar liefst 4 van de 6 geregistreerde probleemgevallen betrekking te hebben op een collocatie (plaatsgebrek, zwarte lijsten en onbevoegdheid). Specifiek met betrekking tot het beroep op het CBJ sommen de Brusselse parketmagistraten pijnpunten op zoals inschattingsverschillen, de vereiste van het CBJ aangaande de vrijwillige hulpvraag bij de cliënt, de onbereikbaarheid buiten de klassieke kantooruren en de tijdsintensieve werking. Het Brusselse parket is ten slotte vragende partij om onderling concrete en heldere afspraken te maken en de deontologische en werkingsprincipes van de hulpverlening te verduidelijken. Men moet duidelijk weten wat men aan elkaar heeft en wat men van elkaar kan verwachten.
De meting op het niveau van de CAW’s Een laatste meting verliep via de aanbodzijde. Deze meting bevestigt in grote lijnen – in acht genomen de verschillende registratieperiode en –duur - de bevindingen uit de analyse van politie-vraagzijde. Eerder weinig rechtstreekse contactnames leverden problemen op. In CAW Vilvoorde en CAW Delta kon men op alle hulpvragen ingaan. Slechts één hulpvraag kon niet worden beantwoord door de deelwerking ‘individuele hulpverlening’ van CAW Zenne en Zoniën. Het betrof een vraag naar relationele hulpverlening die moest worden afgebroken omdat de cliënt niet gemotiveerd of beschikbaar was. Door de slachtofferhulpverleners van Groot Eiland kon geen gevolg gegeven worden aan drie hulpvragen gesteld via doorverwijsstrookjes. Telkens betrof het een vraag met betrekking tot relationele en administratieve of juridische problemen waarop niet kon worden ingegaan omwille van de ongeschiktheid van het aanbod. Geen van rechtstreekse contactnames deed zich bovendien voor in het kader van de antenneposten voor slachtofferhulp. In CAW Hageland stelden zich soms problemen rond de beperkte opvangmogelijkheden van het vluchthuis. Daarnaast kon het CLR niet ingaan op enkele vragen met betrekking tot psychische of persoonlijke problemen, en met betrekking tot huisvestingsproblemen. In CAW Leuven waren het hoofdzakelijk de huisvestingsvragen (aan het crisisopvangcentrum, Halte ’51 en de Puzzel) waarop niet kon worden ingegaan of die werden afgebroken, meestal omwille van een tekort aan capaciteit, of omwille van de incompatibiliteit van vraag en aanbod. Enkele keren kon ook niet worden ingegaan op relationele en psychische of persoonlijke problemen, al dan in combinatie met elkaar (o.m. omwille van de motivatie of beschikbaarheid van de cliënt en de ongeschiktheid van het aanbod), en op administratieve of juridische problemen. Wat deze meting betreft lijkt het dat het tekort aan capaciteit het belangrijkste probleem uitmaakt dat maakt dat niet op bepaalde hulpvragen kan worden ingegaan. Daarenboven richten politiediensten en justitie hun vragen soms aan de verkeerde hulpverleningsdiensten, aangezien de ongeschiktheid van het aanbod en de incompatibiliteit van vraag en aanbod een regelmatig vermelde reden is voor het niet ingaan op een hulpvraag. _______________________
145
Bijlage 1: V EIL IGHEIDSDETACHEMENT NATIONAL E LUCHTHAVEN (VDNL): REGIST RATIEF ORM UL IER M . B . T . DE NOOD A AN HUL PVERLENINGSONDE RST EUNING VAN BUITEN DE NATIONAL E L UCHT HA VEN
1)
Omschrijving van de situatie (datum, uur, feiten...) …………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………................................ …………………………………………………………………………………….......................................... .......……………………………………………………………………………………................................... ..............……………………………………………………………………………………............................ ……………………………………………………………………………….................................................
2)
Er was nood was aan externe hulpverleningsondersteuning (buiten de diensten van de luchthaven): welke soort hulp had men nodig? Nood aan medische hulp (bijv. huisarts, spoedgevallen, psychiater...) Nood aan sociale of materiële146 hulpverlening (bijv. Centrum voor Slachtofferhulp, OCMW, vluchthuizen, Centrum Algemeen Welzijnswerk...) Nood aan hulpverlening via justitie (bijv. slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, justitiehuis...)
3)
Welke instantie(s) werd(en) gecontacteerd? Contactname met medische sector (bijv. huisarts, spoedgevallen, psychiater...) Contactname met sociale of materiële hulpverleningsinstantie (bijv. Centrum voor Slachtofferhulp, OCMW, vluchthuizen, CAW Leuven...) Contactname met sociale dienst binnen justitie (bijv. slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, justitiehuis...) Geen instantie gecontacteerd
4)
Werd er door de hulpverleningsinstantie op de vraag naar ondersteuning ingegaan? Ja, vlot Ja, maar moeizaam of slechts gedeeltelijk Neen, er werd niet op de vraag ingegaan
5)
Indien niet op de vraag werd ingegaan, wat was daarvoor de reden? Geen vrije plaats De gecontacteerde instantie verklaart niet deskundig of bevoegd te zijn Niet bereikbaar (niet open, antwoordapparaat...) Men weigert onmiddellijke opvang (bijvoorbeeld eerst intakegesprek vereist) Andere redenen, namelijk …………………………………………………………………………. De politie weet niet waarom
146
Onder materiële hulpverlening verstaan we: (i) residentiële noodopvang (een bed, een kamer...); (ii) acute financiele + materiële ondersteuning (OCMW: geld, kledij, eten, ...); (iii) transport.
146
BIJLAGEN
Bijlage 2: P ARKET L EUVEN : REGIST RATIEF ORM UL IER M . B . T . HULPVERLENINGSONDERSTEUNING
1)
2)
Omschrijving van de situatie (datum, uur, feiten...) + dossiernummer …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………....................................... ............................................................................................................................................................... …………………………………………………………………………………………....................................... ............................................................................................................................................................... …………………………………………………………………………………………....................................... ............................................................................................................................................. Welk soort hulp had men nodig? Nood aan medische hulp (bijv. huisarts, spoedgevallen, psychiater...) Nood aan sociale of materiële hulpverlening (bijv. Centrum voor Slachtofferhulp, OCMW, vluchthuizen, CAW Leuven...) Nood aan hulpverlening via justitiële diensten (bijv. slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, justitiehuis...)
3)
Welke instantie(s) werd(en) gecontacteerd? Contactname met medische sector (bijv. huisarts, spoedgevallen, psychiater...) Contactname met sociale of materiële hulpverleningsinstantie (bijv. Centrum voor Slachtofferhulp, OCMW, vluchthuizen, CAW Leuven...) Contactname met sociale dienst binnen justitie (bijv. slachtofferonthaal bij parket, sociale dienst bij rechtbank, justitiehuis...) Geen instantie gecontacteerd
4)
Werd er door de hulpverleningsinstantie op de vraag naar ondersteuning ingegaan? Ja, vlot Ja, maar moeizaam of slechts gedeeltelijk Neen, er werd niet op de vraag ingegaan
5)
Indien niet op de vraag werd ingegaan, wat was daarvoor de reden? Geen vrije plaats De gecontacteerde instantie verklaart niet deskundig of bevoegd te zijn Niet bereikbaar (niet open, antwoordapparaat...) Men weigert onmiddellijke opvang (bijvoorbeeld eerst intakegesprek vereist) Andere redenen, namelijk ……………………………………………………………………………. Het parket weet niet waarom
147
BIJLAGEN
Bijlage 3: CAW’ S : REGIST RATIEF ORM UL IER
1)
Verwijzer is: Politionele diensten o o
Federale politie Slachtofferbejegening (federale politie) Lokale politie Slachtofferbejegening (lokale politie) Wijkagent (lokale politie) Jeugddienst (lokale politie)
Justitie, andere dan politionele diensten o Magistraten Procureur o o 2)
Slachtofferonthaal Parket
Werksoort: deelwerking waarop beroep wordt gedaan: ………………………………………………………………………………………………...........................
3)
Type aanmeldingsvraag: Vraag naar informatie Vraag naar contactadressen Vraag naar opname Vraag naar advies Vraag naar begeleiding Vraag naar dienstverlening Crisis Ander type vraag Onbekend
4)
Aanmeldingsvraag/problematiek (hoofdproblematiek): Materiële problemen Financiële problemen Huisvesting Gezondheidsproblemen Psychische/persoonlijke problemen Relationele problemen Problemen in verband met seksualiteit en geboorte Administratieve/juridische problemen Tijdsbesteding Signalen, onvrede, klachten over dienstverlening van derden Informatie Andere Onbekend
148
BIJLAGEN
5)
Manier van afsluiten: Er wordt niet op de vraag ingegaan Afgebroken Hulpvraag is beantwoord
6)
Reden waarom niet op de hulpvraag wordt ingegaan: Tekort aan capaciteit Motivatie/beschikbaarheid cliënt Aanbod niet geschikt Vraag en aanbod niet compatibel Andere Onbekend
Volgende aandachtspunten zijn belangrijk: Er wordt een registratieformulier ingevuld voor alle contactnames door politie en justitie: ongeacht of er sprake is van een consultvraag. het betreft louter de rechtstreekse contacten door politie en justitie met het CAW: dit wil dus zeggen dat alleen wanneer politie of justitie zélf contact opneemt met het CAW, er een registratieformulier ingevuld wordt. ! we spreken af dat we alleen de individuele cliënten registreren en geen cliëntsysteem: m.a.w. wanneer het over een koppel gaat worden er twee fiches ingevuld nl. één voor de man en één voor de vrouw. Via een cliëntsysteemnummer kan je dan wel zien wie samen hoorde. Met betrekking tot de manier van afsluiten: Als niet op de vraag van politie of justitie kan worden ingegaan, om welke reden dan ook, maar er wel wordt doorverwezen naar een andere hulpverleningsdienst buiten het CAW, wordt dit in het kader van het onderzoek beschouwd als zijnde 'niet op de vraag ingegaan'. Op het registratieformulier dient dus te worden aangeduid dat niet op de hulpvraag werd ingegaan en welke daarvoor de reden was. Indien het een doorverwijzing naar een dienst binnen het CAW betreft, en er worden aan politie of justitie louter de contactgegevens van deze CAW-dienst gegeven, wordt dit op het registratieformulier aangeduid als 'niet op de vraag ingegaan'. Als door de gecontacteerde dienst zelf contact gelegd wordt met andere CAW-diensten tot er een antwoord op de vraag van politie of justitie gevonden wordt, wordt dit op het registratieformulier aangeduid als 'hulpvraag is beantwoord’. Voor de betreffende oproepen worden door alle deelwerkingen registratieformulieren ingevuld. Omdat ons onderzoek zich beperkt tot de provincie Vlaams-Brabant, worden in de CAW Delta de gemeenten Denderleeuw, Haaltert en Ninove niet betrokken in deze registratie. Bij het CAW Vilvoorde en CAW Zenne en Zoniën is er een antennepost voor slachtofferhulp geïnstalleerd, die evenwel behoort tot de CAW Archipel. De gegevens omtrent deze deelwerking dienen niet in de registratie in het kader van voorliggend onderzoek te worden opgenomen.
149