Onderzoek van de Commissie Gelijke Behandeling naar De toegankelijkheid van het beroepsonderwijs voor gehandicapten en chronisch zieken
CGB/November 2007
DEEL I: SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1. INLEIDING De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGB H/CZ) is op 1 december 2003 ingevoerd. Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de WGB H/CZ heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) intern onderzoek gedaan en externe onderzoeken laten verrichten. Het interne CGB onderzoek omvat de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5.
Analyse van de oordelen Analyse van de follow-up van de oordelen Analyse van de e-mails en telefoongesprekken Analyse van mediation Gesprekken met organisaties
Wat betreft 1 t/m 4 van het CGB onderzoek: het gaat maar om beperkte aantallen. Toch geeft het een indicatie waar er problemen liggen en aanknopingspunten voor wat voor een aanvullende maatregelen of activiteiten nodig zijn. Doelen van het onderzoek • Inzicht krijgen in het effect van de WGBH/CZ en de CGB ten aanzien van ongelijke behandeling van gehandicapten en chronisch zieken in het beroepsonderwijs; • Bewustwording van de WGBH/CZ en CGB onder onderwijsinstellingen vergroten; • Instrumenten en/of activiteiten ontwikkelen die de toegankelijkheid (in brede zin) ten goede komen. Onderzoeksvragen • Zijn er sinds de inwerkingtreding van de WGBH/CZ (extra) maatregelen genomen om de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs voor gehandicapten en chronisch zieken te vergroten? • Welke en op welke schaal? • Welke knelpunten zijn er nog voor gehandicapten en chronisch zieken in het beroepsonderwijs? • Welke aanvullende maatregelen of activiteiten zijn nodig om de knelpunten aan te pakken? 2. ANALYSE OORDELEN, FOLLOW-UP, VRAGEN PER E-MAIL EN TELEFOON, MEDIATION Bij bestudering van alle gegevens over de (follow-up van de) oordelen, telefonische vragen en vragen per e-mail en mediation zaken over handicap of chronische ziekte en beroepsonderwijs, komt het volgende beeld naar voren. Algemeen Opvallend is dat er relatief gezien maar heel weinig vragen over handicap of chronische ziekte en het beroepsonderwijs worden voorgelegd (37 in ruim drie jaar tijd, terwijl de CGB gemiddeld ruim 2000 vragen per jaar krijgt). Ook het aantal oordelen is maar beperkt (rond de 3% van het totaal). Toch blijkt uit de externe onderzoeken en de gesprekken met organisaties dat de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs een stuk beter kan. Gehandicapte of chronisch zieke leerlingen kampen dus wel met problemen, maar leggen deze maar zelden aan de CGB voor. Dit strookt met de constatering in de externe onderzoeken dat studenten en onderwijsinstellingen weinig of geen weet hebben van de WGB H/CZ en onderstreept hoe
2
belangrijk het is om studenten en onderwijsinstellingen beter voor te lichten over hun rechten en plichten op grond van de WGB H/CZ. Uit de follow-up van de oordelen blijkt dat in de meeste gevallen scholen niet onwillig zijn om de WGBH/CZ na te leven. Dit strookt ook met het beeld dat de externe onderzoeken schetsten dat onderwijsinstellingen over het algemeen wel de intentie hebben voor gehandicapten en chronisch zieken toegankelijk te zijn. Uit de follow-up van de oordelen blijkt dat, zodra onderwijsinstellingen zich ervan bewust zijn dat hun handelwijze niet met de WGBH/CZ strookt, veel van deze scholen maatregelen nemen om de ongelijke behandeling ongedaan te maken of deze in de toekomst te voorkomen. De maatregelen betreffen meestal onderdelen van het onderwijs die aan de CGB zijn voorgelegd. In een enkel geval geven de oordelen aanleiding om een algemeen beleid voor studenten met een handicap of chronische ziekte in te voeren of om het beleid te herzien. Over het algemeen kan gezegd worden dat de oordelen van de CGB leiden tot maatregelen die de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs vergroten. Maar gezien het relatief kleine aantal oordelen, is het effect van de oordelen van DE CGB beperkt. Soort onderwijs Het valt op dat de Commissie relatief veel vragen over het MBO en het HBO bereiken (12 elk), dat er minder vragen zijn over het WO (3) en dat er in het geheel geen vragen of verzoeken om oordelen bij de CGB terecht komen over het praktijkonderwijs. Kan hieruit worden afgeleid dat het praktijkonderwijs het goed doet? Volgens het ITS rapport krijgen alle leerlingen in het praktijkonderwijs veel begeleiding, omdat het bijna allemaal kinderen zijn die extra hulp nodig hebben. Dit zou een reden kunnen zijn dat de CGB geen klachten over het praktijkonderwijs krijgt. Het zou ook kunnen dat er wel problemen zijn wat betreft de toegankelijkheid, maar dat men niet weet dat deze vorm van voortgezet onderwijs onder de WGBH/CZ valt. Wellicht dat als de WGBH/CZ wordt uitgebreid met het primair en voortgezet onderwijs klachten over het praktijkonderwijs de CGB wel zullen bereiken. Er komen relatief minder vragen over het WO dan over het MBO en het HBO. Maar het aantal verzoeken om oordelen over het WO is relatief gezien weer groter dan het aantal vragen hierover (6 ten opzichte van 6 HBO en 9 MBO). Het is niet duidelijk wat hier de reden voor is. Soort problemen Uit alle deelonderzoeken van de CGB komt naar voren dat veel problemen over doeltreffende aanpassingen gaan (weigeren van doeltreffende aanpassingen, onvoldoende aanpassingen, onvoldoende rekening houden met de handicap of chronische ziekte). Het zou daarom goed zijn om dit bij scholen onder de aandacht te brengen. Scholen zouden beter voorgelicht moeten worden over hoe zij moeten omgaan met verzoeken om doeltreffende aanpassingen voor gehandicapte en chronisch zieke studenten, bijvoorbeeld door richtlijnen te geven. Daarin kan aan de hand van voorbeelden worden getoond dat dit niet ingewikkeld of duur hoeft te zijn. Bovendien kan hierin verwezen worden naar belangenorganisaties die over doeltreffende aanpassingen kunnen adviseren. Daarnaast zijn er relatief veel zaken voorgelegd over personen die vanwege hun handicap of chronische ziekte niet tot de opleiding werden toegelaten, zonder dat de school zich er van heeft vergewist wat de handicap of chronische ziekte precies inhield en wat de student nodig had om de opleiding met succes te kunnen volgen. Ook komt het voor dat scholen leerlingen van de opleiding willen afsturen omdat zij niet geschikt zouden zijn. Uit de zaken blijkt dat vooroordelen en stereotype denkbeelden hierbij vaak een rol spelen. Daarom lijkt het van belang om aandacht te besteden aan de beeldvorming over gehandicapten en chronisch zieken op scholen. Opvallend is dat geen van de vragen betrekking had op de fysieke toegankelijkheid van het beroepsonderwijs. Er waren wel een aantal verzoeken om oordelen hierover (3 van de 21). Soort handicap
3
De CGB is relatief vaak benaderd door dyslectische studenten. Dit zou aanleiding kunnen zijn om scholen beter te informeren over deze groep studenten en richtlijnen te geven hoe het beste met dyslexie kan worden omgegaan. In veel gevallen is voor chronisch zieken en gehandicapten maatwerk vereist om de juiste doeltreffende aanpassingen te treffen. Voor dyslectici kan het vastleggen van standaard regelingen echter heel goed werken om het treffen van doeltreffende aanpassingen soepel te laten verlopen, blijkt uit het onderzoek van het ITS. Dit zou als aanbeveling aan onderwijsinstellingen kunnen worden meegegeven. Andere handicaps of chronische ziekten die bij de CGB regelmatig aan de orde zijn, zijn autisme, ADHD, psychische aandoeningen, lichamelijke handicaps, auditieve en visuele beperkingen. Een uitgebreidere versie van de analyses vindt u in Deel II van dit onderzoek. Gesprekken met organisaties In 2006/2007 heeft de CGB gesprekken gevoerd met verschillende organisaties: • • • • • • • • • • • • •
Vereniging MEE Nederland Handicap en Studie Servicepunt ROC Amsterdam Coördinator gehandicaptenbeleid ROC’s Versterking Cliëntenpositie Onderwijsinspectie Federatie van Ouders Mondriaan onderwijsgroep Taskforce Handicap en Samenleving Commissie het Werkend Perspectief CG-Raad MBO-Raad ROC Midden Nederland
Uit deze gesprekken zijn de volgende punten naar voren gekomen. Algemeen • De indruk bestaat dat christelijke scholen doorgaans meer aandacht hebben voor gehandicapten en chronisch zieke leerlingen dan andere scholen. Positieve ontwikkelingen • Er zijn al meer dan 35 onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs die in samenwerking met Handicap en Studie een plan van aanpak hebben gemaakt om de toegankelijkheid voor gehandicapten en chronisch zieken te vergroten • De coördinator gehandicaptenbeleid ROC’s constateert dat Handicap en Studie een positieve invloed heeft op de ontwikkeling van gehandicaptenbeleid in het hoger onderwijs. • Er is een gehandicaptenplatform voor MBO scholen, dat een aantal keer per jaar bijeenkomsten organiseert (met belangenorganisaties op het gebied van handicap en vertegenwoordigers van MBO instellingen) en een aantal studiedagen per jaar voor MBO scholen organiseert over studeren met een handicap. • Er is een beeldvormingscampagne gaande: “Geknipt voor de juiste baan”, waarbij het Ministerie van SZW, werkgevers, werknemers, het CWI en het UWV samen werken aan de verandering van het beeld over werknemers met een arbeidshandicap. Dit kan op termijn ervoor zorgen dat studenten met beperkingen makkelijker aan stageplaatsen komen.
4
•
De MBO-Raad was voornemens een protocol te maken over hoe het beste omgegaan kan worden met dyslectische leerlingen (in navolging van vergelijkbare protocollen in andere sectoren.
Knelpunten Uit de gesprekken met de verschillende organisaties en personen kwamen wat betreft de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs voor gehandicapten en chronisch zieken de volgende knelpunten naar voren. Toegang • Studenten ondervinden vaak hinder bij de toegang tot een opleiding. Zij worden regelmatig ontmoedigd of afgewezen. Er wordt vaak gezegd dat de studenten vanwege hun handicap of chronische ziekte niet geschikt zijn om een bepaald beroep uit te oefenen. Er wordt geen rekening gehouden met studenten die niet per se het beroep zelf willen uitoefenen, maar een aanverwant beroep. • De houding van de medewerkers van scholen ten aanzien van mensen met een beperking is niet altijd positief. • Er wordt niet altijd door de onderwijsinstelling van te voren gevraagd of een persoon een beperking heeft, waardoor hier bij het volgen van de opleiding geen rekening mee gehouden kan worden. • Niet elke opleiding houdt intakegesprekken als er op het intakeformulier wordt aangegeven dat een persoon een handicap of chronische ziekte heeft. Hierdoor is de kans groter dat er onvoldoende rekening met de handicap of chronische ziekte wordt gehouden. Aanpassingen • Onderwijsinstellingen streven naar algemene regelingen voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen. Omdat elk geval weer anders is, kunnen zij niet altijd met een algemene regeling uit de voeten. Vaak moet er bij doeltreffende aanpassingen maatwerk worden geleverd. • Het komt regelmatig voor dat er wel aanpassingen worden gedaan, maar dat de leerling toch slechte studieresultaten behaalt. Het is vaak niet helder of dit komt doordat de aanpassingen onvoldoende zijn of omdat de leerling niet geschikt is voor de opleiding • Opleidingen zijn vaak te star, niet flexibel. Zij hebben bijvoorbeeld moeite met het aanpassen van het lesrooster of met spreiding van het onderwijs over een langere periode. Hierdoor kunnen studenten met een handicap of chronische ziekte niet in hun eigen tempo de opleiding doorlopen. Ook geven opleidingen niet altijd voldoende begeleiding. • Afspraken die met een student met een beperking worden gemaakt, worden niet altijd door anderen nagekomen. Een afspraak met een decaan wordt soms bijvoorbeeld door de examencommissie genegeerd of niet aan een docent doorgegeven. Deskundigheid • Er is bij onderwijspersoneel gebrek aan kennis en informatie met betrekking tot handicaps en beperkingen en de aanpassingen die mogelijk zijn. Er is ook weinig specifieke deskundigheid op het gebied van ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking. • Er is weinig animo voor trainingen voor docenten over de begeleiding van gehandicapte of chronisch zieke studenten. Hoe docenten omgaan met gehandicapte of chronisch zieke leerlingen is erg wisselend. Stages • Het vinden van (aangepaste) stages is moeilijk voor leerlingen met een functiebeperking, terwijl dit een steeds belangrijker onderdeel van MBO opleidingen 5
vormt. Er zijn bij veel werkgevers vooroordelen over mensen met beperkingen. Ook worden studenten met beperkingen sneller door de werkgever weggestuurd, omdat zij niet zouden functioneren. Werkgevers zijn niet bereid om rekening te houden met beperkingen van studenten. Het verschilt per beroepssector en per handicap of werkgevers bereid zijn om een gehandicapte leerling een stageplek te geven. In de zorg en welzijn is het bijvoorbeeld makkelijker dan in de techniek, de horeca en de handel. Hoe hoger het niveau van de leerling met een functiebeperking, hoe lastiger het is om een stageplek te vinden. Scholen zetten zich niet altijd voldoende in om ervoor te zorgen dat studenten een stageplek krijgen. Ook treden zij niet altijd op als duidelijk is dat een stagebedrijf een leerling op grond van een handicap of chronische ziekte weigert of wegstuurt. Competentiegericht onderwijs • In het MBO wordt steeds meer competentiegericht onderwijs ingevoerd. Competentiegericht onderwijs is voor een aantal groepen gehandicapten en chronisch zieken heel lastig. Voor autisten is het bijvoorbeeld veel moeilijker om zich sociale competenties eigen te maken dan voor andere studenten. Zij kunnen minder goed in groepsverband werken dan mensen die een dergelijke beperking niet hebben. Door competentiegericht onderwijs is er nauwelijks meer klassikaal onderwijs. Leerlingen moeten hun eigen leervragen opstellen en zelf hun werk indelen. Er is veel zelfstandigheid vereist. Ook worden zij geacht in groepjes opdrachten uit te voeren. Sommige leerlingen met een handicap of chronische ziekte zijn hier slecht toe in staat. Zij hebben baat bij veel structuur. Studenten met een beperking kunnen door competentiegericht onderwijs bepaalde onderdelen van de studie niet goed doen, terwijl zij over het geheel genomen prima resultaten behalen. Financiering • De wijze waarop de leerling gebonden financiering (LGF) is geregeld is enorm bureaucratisch en kost erg veel tijd en energie vanwege de administratieve rompslomp. Hier zijn de studenten de dupe van. Doordat de LGF aanvraag zo tijdrovend is, vallen sommige leerlingen waarvoor een aanvraag loopt uit, omdat zij niet bijtijds de goede begeleiding of aanpassingen kunnen krijgen. Eén van de voorwaarden om voor LGF in aanmerking te komen is dat aangetoond moet worden dat de zorg van de school gedurende een half jaar ontoereikend is geweest. Tegen die tijd is de leerling vaak al uitgevallen, omdat het niet meer gaat. Ook is het bij sommige soorten handicaps en chronische ziektes moeilijk om een indicatiestelling te krijgen (die voor de LGF een voorwaarde is), bijvoorbeeld voor studenten met gedragsproblemen. Voor deze groep kost het doorgaans een paar maanden voordat de indicatiestelling er is. • Bij het MBO is sprake van diploma financiering. Dat betekent dat MBO scholen 20% van de kosten voor de opleiding van een student pas ontvangen nadat een student de opleiding heeft afgerond. MBO scholen zijn hierdoor minder geneigd om studenten met functiebeperkingen aan te nemen, omdat zij geen risico willen nemen. • Er is onvoldoende geld om de benodigde begeleiding van studenten met een beperking te bekostigen. Overig • Studenten willen soms geen procedure bij de Commissie Gelijke Behandeling starten, omdat zij bang zijn dat dit vervelende consequenties zal hebben voor het verdere verloop van hun opleiding. Een andere reden dat zij geen verzoek indienen is dat velen van hen al genoeg aan hun hoofd hebben en zoveel moeten regelen dat zij geen energie meer hebben voor een procedure. • Mensen met een functiebeperking die willen studeren ondervinden veel administratieve rompslomp: het aanvragen van een persoonsgebonden budget, LGF, een extra jaar studiefinanciering als de studie door de handicap vertraagd is, financiering van extra voorzieningen door het Fonds ter ondersteuning van
6
gehandicapte en chronisch zieke studenten. Daarnaast moeten zij vaak ook nog vervoer regelen. Dit maakt het er niet makkelijker op. Suggesties van de gesprekspartners ter vergroting van de toegankelijkheid Toegang • Scholen moeten standaard vragen of een leerling een beperking heeft waar in de opleiding rekening mee wordt gehouden. Er moet met hen standaard een intakegesprek worden gevoerd, zodat duidelijk is welke aanpassingen vereist zijn en hier afspraken over gemaakt kunnen worden. • Onderwijsinstellingen met meerdere opleidingen moeten zorgen voor een uniforme intakeprocedure voor leerlingen met een beperking. Aanpassingen • Scholen moeten flexibel zijn en maatwerk leveren om te zorgen dat leerlingen met een handicap kunnen meekomen. Zij moeten creatief zijn bij het vinden van oplossingen om studenten met een beperking hulp te bieden. • Voor iedere student met een beperking wordt een handelingsplan gemaakt dat wordt toegevoegd aan de onderwijsovereenkomst. Een kopie van dit handelingsplan wordt aan alle docenten en examencommissies waar de leerling mee te maken krijgt gegeven. • Zorg dat elke school een vast aanspreekpunt heeft voor leerlingen met een handicap of chronische ziekte. Deskundigheid • Er moet meer gedaan worden aan deskundigheidsbevordering van het personeel over studenten met een beperking en aanpassingen die mogelijk zijn. Hierbij moet ook aandacht worden besteed aan hoe docenten leerlingen met een handicap kunnen begeleiden en ondersteunen. Scholing op het gebied van dyslexie, ADHD, psychische klachten en autisme is in ieder geval nodig. Stages • Er zou met de overheid en met werkgevers gepraat moeten worden over hoe gerealiseerd kan worden dat meer werkgevers stageplekken beschikbaar stellen aan studenten met beperkingen. De beeldvorming van werkgevers over gehandicapte werknemers is hierbij een belangrijk punt. Competentiegericht onderwijs • Voor leerlingen met beperkingen zou er de mogelijk gecreëerd moeten worden om vrijgesteld te worden van het halen van bepaalde competenties. Eventueel kan hier een aantekening van worden gemaakt bij de diploma of de cijferlijst. Financiering • De procedure om voor LGF in aanmerking te komen moet vereenvoudigd worden. Er kan hierbij een voorbeeld worden genomen aan de regeling voor studenten met een visuele handicap in het MBO. Die regeling bepaalt dat de onderwijsinstelling moet aangeven hoeveel van deze studenten op school zitten. De onderwijsinstelling krijgt dan navenant een bedrag voor de begeleiding van deze leerlingen. Met die regeling is goed te werken. Overig • Door activiteiten van de organisatie Handicap en Studie wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs vergroot. Er zou ook een vergelijkbare organisatie voor het MBO moeten zijn, die scholen aanspoort om gehandicaptenbeleid te ontwikkelen.
7
•
•
Het rugzakje (LGF) bestaat voor de helft uit geld voor de school en voor de helft uit geld dat aan ambulante begeleiders wordt besteed. De ambulante begeleiders worden door regionale expertise centra (REC’s) naar de scholen toegestuurd. Een deel van het geld gaat op aan reistijd van de ambulante begeleiders. Het geld zou in veel gevallen (grote scholen) effectiever besteed kunnen worden als scholen een eigen ambulante begeleider in dienst hadden. Er moet meer geld beschikbaar worden gesteld voor begeleiding van of aanpassingen voor studenten met een beperking. Er kan ook worden gedacht aan het labelen van een deel van de lumpsum voor gehandicapte en chronisch zieke leerlingen.
8
DEEL II: ANALYSE VAN OORDELEN, FOLLOW-UP, MEDIATION EN VRAGEN PER E-MAIL EN TELEFOON 1. ANALYSE VAN DE OORDELEN (van 1 december 2003 t/m 15 december 2006) Samenvatting Er zijn in deze periode 21 oordelen over handicap of chronische ziekte en het beroepsonderwijs uitgekomen. Twaalf van de dicta in deze oordelen luidden dat er sprake was van verboden onderscheid in strijd met de WGBH/CZ, in één oordeel was de conclusie geen strijd, maar is wel een aanbeveling gedaan. De overige dicta luidden niet bevoegd of geen onderscheid. Afgezet tegen het totaal aantal oordelen uit deze periode (rond de 700) is dit een relatief klein aantal (rond de 3%). Soort onderwijs Aantal oordelen van 1/12/2003 t/m 15/12 2006
Praktijkonderwijs 0
MBO
HBO
WO
Totaal
9
6
6
21
Geen van deze oordelen had betrekking op het praktijkonderwijs (een vorm van voortgezet onderwijs waarin leerlingen vaardigheden leren die hen voorbereiden op een baan). Er zijn relatief iets meer oordelen uitgesproken waarbij een MBO instelling betrokken was (9). Er zijn evenveel oordelen uitgesproken over HBO als over WO instellingen (ieder 6). Soort problemen Aantal oordelen 6 13
Weigering door opleiding/ niet geschikt Weigering of onvoldoende doeltreffende aanpassingen getroffen Geen tijdige doeltreffende aanpassing Intimidatie Totaal
1 1 21
Een beperkt aantal oordelen ging over de fysieke toegankelijkheid (3). De rest over toegankelijkheid in bredere zin (toetsen, examens, aannamebeleid bijvoorbeeld). Eén geval betrof een klacht over intimidatie op grond van handicap. Over scholingsmateriaal zijn geen verzoeken om een oordeel gevraagd. In ruim de helft van de zaken (13 van de 21) heeft de leerling om een doeltreffende aanpassing gevraagd, maar is deze door de onderwijsinstelling geweigerd. In één van de zaken heeft verweerder wel een doeltreffende aanpassing gedaan, maar was niet op adequate en voortvarende wijze gereageerd op vragen van verzoeker over een alternatieve toetsvorm. In 6 van de 21 oordelen werd een student de toegang tot de opleiding ontzegd, vanwege een handicap of chronische ziekte. In de meeste van deze gevallen vond de weigering plaats op basis van stereotyperingen, waarbij de school naliet te onderzoeken wat de feitelijke situatie van de student was.
9
Soort handicap Aantal oordelen 5 4 3 2 1 1 5 21
Fysieke handicap waardoor rolstoel nodig is Dyslexie Slechthorend of doof Autisme Psychische aandoending Visuele beperking Overig Totaal
Er waren relatief veel verzoekers die rolstoel gebonden waren (24%). Het aantal oordelen over personen met dyslexie was ook relatief groot (19%). Drie van de 21 oordelen hadden betrekking op dove of slechthorende mensen (14%). Daarnaast hadden de oordelen betrekking op personen met suikerziekte (1), autisme en aanverwante stoornissen (2), een visuele handicap (1), psychische klachten (1), rugklachten (2) en een spierziekte of die spastisch waren (2). 2. ANALYSE FOLLOW-UP VAN DE OORDELEN (van 1 december 2003 t/m 30 september 2006) Samenvatting De CGB heeft in deze periode 21 oordelen gegeven waarbij ongelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in het beroepsonderwijs aan de orde was. Twaalf van de dicta in deze oordelen luidden dat er sprake was van verboden onderscheid in strijd met de WGBH/CZ, in één oordeel was de conclusie geen strijd met de wet, maar is wel een aanbeveling gedaan. De overige dicta luidden niet bevoegd of geen onderscheid. Naar aanleiding van de oordelen hebben 4 verweerders structurele maatregelen getroffen, 2 verweerders hebben zowel individuele maatregelen als structurele maatregelen getroffen, 1 verweerder heeft alleen individuele maatregelen getroffen en 2 verweerders hebben geen maatregelen getroffen. In de andere gevallen is niet bekend of het oordeel is opgevolgd of was opvolging niet mogelijk omdat de Commissie tot geen onderscheid oordeelde of zichzelf onbevoegd verklaarde. Dit betekent dat in 7 van de 12 gevallen waarbij de CGB tot verboden onderscheid oordeelde, verweerders maatregelen hebben getroffen om de ongelijke behandeling ongedaan te maken of in de toekomst te voorkomen. Het valt op dat er relatief gezien vaker structurele dan individuele maatregelen worden getroffen. Voorbeelden van maatregelen die zijn getroffen Structureel • Afschaffing van de regel dat studenten met een handicap of chronische ziekte een hoger examengeld moeten betalen • Maatwerkregeling voor studenten met een handicap of chronische ziekte wordt ook van toepassing verklaard op colloquium doctum cursisten (studenten die via een bijzondere toelatingsprocedure tot een opleiding worden toegelaten, omdat zij niet de juiste vooropleiding hebben gedaan) • Aanpassing van de klachtenprocedure en schriftelijk vastleggen van afwijkingen van de standaard toelatingsprocedure • Bekendheid geven aan het oordeel van de CGB binnen de onderwijsinstelling • Aanpassing van de Onderwijs- en Examenregeling, zodat de procedure bij het vragen om doeltreffende aanpassingen duidelijk wordt
10
• • •
In de digitale studiegids informatie opnemen over hoe doeltreffende aanpassingen kunnen worden aangevraagd met een link naar het Expertisecentrum voor onderwijs en handicap Als beleid invoeren dat het recht op doeltreffende aanpassingen ook in een onderwijscontract wordt vastgelegd Beleidsplan “studeren met een functiebeperking” vastgesteld door het College van Bestuur van een HBO instelling, waarin wordt ingegaan op procedures, protocollen, verantwoordelijkheden en informatieverstrekking aan (toekomstige) studenten en studieloopbaanbegeleiders.
Individueel • Twee verweerders die verzoekers wegens een handicap of chronische ziekte niet tot de opleiding toelieten, hebben aangeboden hun beslissing te heroverwegen • Een bedrijf dat een student op grond van haar handicap een stageplaats had geweigerd, zou alsnog met haar overleggen over de mogelijkheden 3. ANALYSE TELEFOON EN E-MAIL Er is geïnventariseerd welke vragen (per telefoon en e-mail) bij de CGB zijn binnengekomen die gingen over handicap of chronische ziekte in het beroepsonderwijs in de periode tussen 1 januari 2004 en 1 maart 2007. Samenvatting 2004 Er is in deze periode 16 keer met de CGB contact opgenomen om vragen over handicap of chronische ziekte in het beroepsonderwijs voor te leggen. Dat is 5,5% van alle vragen over handicap of chronische ziekte. Soort onderwijs Vijf van de vragen hadden betrekking op het HBO, 5 op het MBO, 2 op het WO en van 4 vragen is niet bekend op wat voor een soort beroepsonderwijs zij betrekking hadden. Geen enkele vraag had betrekking op het praktijkonderwijs. Geen van de klachten ging over fysieke toegankelijkheid, ze gingen allemaal over toegankelijkheid in bredere zin. Soort problemen In 8 van de gevallen ging het erom dat de school geen doeltreffende aanpassingen wilde verrichten, in 3 van de gevallen ging het over een afwijzing in verband met handicap of chronische ziekte, 2 keer hebben scholen gebeld met de vraag of deze een kind met het syndroom van Down moesten aannemen, eenmaal informeerde de school of aanpassing die door een student werd gevraagd redelijk was, eenmaal ging het over problemen van een leerling op school vanwege zijn chronische ziekte en tot slot was er nog een vraag over doeltreffende aanpassingen in het algemeen. Soort handicap Vier van de 16 vragen betroffen een student met dyslexie, 2 betroffen personen met de syndroom van Down, 1 vraag ging over een visueel gehandicapt meisje, 1 over een persoon met autisme, één vraag betrof een leerling met ADHD en 1 vraag ging over een slechthorende. Bij de andere vragen was niet duidelijk om wat voor een handicap of chronische ziekte het precies ging. Samenvatting 2005 Er zijn in deze periode 6 vragen binnengekomen over mogelijk onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte in het beroepsonderwijs. Dat is 8,3% van alle vragen over handicap en/of chronische ziekte.
11
Soort onderwijs Twee van de 6 vragen hadden betrekking op het MBO (de vragen hadden overigens betrekking op dezelfde student). In 1 geval ging het om een HBO opleiding. Wat betreft de andere 3 vragen is niet bekend om wat voor een onderwijsinstelling het ging. Soort problemen Geen van de klachten had betrekking op de fysieke toegankelijkheid van het beroepsonderwijs. In 1 geval werd een persoon niet tot de opleiding toegelaten vanwege een handicap, in 2 gevallen wilde de school geen aanpassingen verrichten (onder meer geen hulp bieden bij het vinden van een stage), in 1 geval kreeg een leerling met een chronische ziekte een negatief studie advies en in 2 gevallen (die dezelfde leerling betroffen) werd de leerling tijdelijk de toegang tot de opleiding ontzegd wegens de psychische ziekte van de leerling. Soort handicap Bij deze vragen ging het om 1 persoon met spierdystrofie, 1 persoon met een autistische stoornis, 1 persoon die slechthorend was, 2 vragen gingen over dezelfde leerling met een psychische stoornis en in 1 geval was onbekend wat de handicap of chronische ziekte precies inhield. Samenvatting 2006 Er zijn in deze periode 11 vragen binnengekomen over mogelijk onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte in het beroepsonderwijs. Dat is 7,1% van alle vragen over handicap of chronische ziekte. Soort onderwijs Drie van de 11 vragen hadden betrekking op het MBO, 6 op het HBO, 1 op het wetenschappelijk onderwijs en van 1 is niet bekend wat voor een beroepsopleiding het precies betrof. Geen van de klachten gingen over praktijkonderwijs. Geen van de klachten gingen over de fysieke toegankelijkheid, ze gingen allen over toegankelijkheid in bredere zin. Twee van de 11 vragen betroffen een fysiotherapie opleiding. Soort problemen In 1 geval werd een man niet tot een pilotenopleiding toegelaten omdat hij een niertransplantatie had gehad. In 1 geval wilde een opleiding een leerling met autisme van school sturen, omdat zij niet geschikt zou zijn om tot apothekersassistent te worden opgeleid. In 1 geval wilde de onderwijsinstelling weten of een andere organisatie extra geld mocht vragen voor het aanpassen van examens voor studenten met dyslexie. In 1 geval achtte een opleiding een student met dyslexie niet geschikt, omdat hij teveel extra tijd nodig had om de opleiding af te ronden. In 5 gevallen vonden de studenten dat de opleiding onvoldoende rekening hield met hun handicap of chronische ziekte. In 1 geval wilde de school geen stageplek regelen voor een student met een functiebeperking, terwijl de school dit wel voor andere studenten deed. In 1 geval werd er geklaagd over het feit dat er door de opleiding een geschiktheidsverklaring werd geëist, vanwege de vermeende schizofrenie van de student. Soort handicap Vier van de vragen hadden betrekking op dyslectische studenten, 1 op autisme, 1 op een huidaandoening, 1 op schizofrenie, 1 op een psychische aandoening, 1 op een niertransplantatie, en bij 2 van de vragen was de handicap of chronische ziekte onbekend. Samenvatting 2007 Betreft de periode 1 januari 2007 tot en met 1 maart 2007. Er zijn in deze periode 4 vragen over handicap en chronische ziekte binnengekomen. Dat is 8,3 % van het totaal aantal vragen over handicap of chronische ziekte.
12
Soort onderwijs Twee vragen hadden betrekking op het MBO en bij de 2 overige vragen is niet bekend om wat voor een soort instelling van beroepsonderwijs het ging. Soort problemen In 1 geval werd een persoon niet tot de opleiding toegelaten omdat hij een Wajong uitkering had, in 1 geval weigerde de school een stageplek te vinden, in 1 geval heeft een stagebedrijf een leerling weggestuurd omdat zij vanwege haar handicap niet langer dan 6 uur kon werken (vanwege een hartafwijking) en in het laatste geval kreeg een student niet de aanpassing waar hij om had gevraagd (extra begeleiding). Soort handicap Het betrof hier in 1 geval autisme, in 1 geval een hartafwijking, in 1 geval een student die een psychose had gehad en in het geval van de Wajong uitkering is niet bekend om welke handicap of chronische ziekte het ging. Totaalbeeld van de voorgelegde vragen In totaal zijn in de periode tussen 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2007 in totaal 37 vragen binnen gekomen over handicap of chronische ziekte in het beroepsonderwijs. Dat is 7,3% van het totaal aantal vragen over handicap of chronische ziekte. Ten opzichte van het totaal aantal vragen in die periode (gemiddeld ruim 2000 vragen per jaar) is het aantal zeer klein te noemen. Soort onderwijs 2004 2005 2006 2007 (1/1 t/m 31/3) totaal
Praktijkonderwijs 0 0
MBO
HBO
WO
onbekend
Totaal
5 1
2 0
4 3
16 6
0 0
5 2 (over dezelfde persoon) 3 2
6 0
1 0
1 2
11 4
0
12
12
3
10
37
Er zijn geen vragen binnengekomen die het praktijkonderwijs betroffen, bijna een derde ging over het MBO (32,5%), bijna een derde ging over het HBO (32,5%) en een beperkt aantal over het WO (8%). Bij 27% vragen is onbekend om wat voor een onderwijsinstelling het ging. Het valt op dat de Commissie relatief veel vragen over het MBO en het HBO bereiken.
13
Soort problemen Niet geschikt, geweigerd Geen of onvoldoende aanpassingen School regelt geen stageplek of stagebedrijf weigert Vragen van scholen Overig Totaal
2004
2005
2006
onbekend
Totaal
3
2007 (1/1 t/m 31/3) 1
3
1
0
8
8
2
5
1
0
16
0
0
1
2
0
3
3
0
1
0
0
4
2 16
3 6
1 11
0 4
0 0
6 37
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de meeste vragen gingen over scholen die geen of onvoldoende doeltreffende aanpassingen troffen (43%). Er zijn ook relatief veel vragen voorgelegd over het weigeren om personen tot een opleiding toe te laten vanwege de handicap of chronische ziekte of over scholen die leerlingen van de opleiding af wilden sturen omdat zij niet geschikt zouden zijn (22%). Opvallend is dat geen van de vragen betrekking had op de fysieke toegankelijkheid van het beroepsonderwijs. Soort handicap Dyslexie Ziekte van Down Visueel beperkt Autisme ADHD Slechthorend Psychische aandoening Overig Onbekend Totaal
2004 4 2
2005 0 0
2006 4 0
2007 0 0
Totaal 8 2
1
0
0
0
1
1 1 1 0
1 0 1 2 (zelfde persoon)
1 0 0 1
1 0 0 1
0 6 16
1 1 6
3 2 11
1 1 4
4 1 2 4 (waarvan 2 dezelfde persoon betroffen) 5 10 37
Er zijn relatief veel vragen binnengekomen van dyslectische studenten (22%). Er zijn ook vaak vragen door personen met autisme gesteld (11%) en door mensen die wegens een psychische aandoening tegen belemmeringen in het beroepsonderwijs aanliepen (11%). Van visueel beperkten en slechthorenden kwamen bijna geen vragen binnen. 4. ANALYSE MEDIATION (van 1 januari 2005 tot en met 27 april 2007) De periode van deze analyse begint op 1 januari 2005, omdat pas vanaf die datum de CGB mediation aan partijen is gaan aanbieden.
14
Er zijn in deze periode in totaal 7 zaken geweest waarbij mediation is aangeboden in zaken die handicap of chronische ziekte en het beroepsonderwijs betroffen. Soort onderwijs Aantal mediation zaken
Praktijkonderwijs 0
MBO
HBO
WO
onbekend
totaal
4
2
0
1
7
Bij deze zaken ging het in 4 van de 7 gevallen om een MBO opleiding (57%). Twee gevallen betroffen HBO instellingen (29%) en van 1 zaak is het niet bekend wat voor een soort opleiding in het geding was. Soort problemen Weigering door onderwijsinstelling of niet geschikt bevonden Weigering doeltreffende aanpassing of onvoldoende aanpassingen Bejegening Totaal
Aantal mediationzaken 3 3 1 7
Drie van de 7 van de voorgelegde problemen hadden te maken met het weigeren van doeltreffende aanpassingen of onvoldoende aanpassingen doen (43%). In 3 zaken kon een student wegens zijn handicap of chronische ziekte niet tot de opleiding toetreden (43%). In 1 zaak was de bejegening van een docent jegens een student met een chronische ziekte het probleem. Soort handicap Dyslexie ADHD Reuma Overig Totaal
Aantal mediationzaken 1 1 1 4 7
Eén van deze zaken had betrekking op een dyslectische student, één op een student met ADHD, één student had een vorm van reuma en van de andere 4 verzoekers is niet bekend wat voor een handicap of chronische ziekte zij hadden. Het valt op dat bijna de helft van deze zaken doeltreffende aanpassingen betroffen. 5. ALGEHEEL BEELD EN CONCLUSIES Bij bestudering van alle gegevens over de (follow-up van de) oordelen, telefonische en e-mail vragen en mediation zaken over handicap of chronische ziekte en beroepsonderwijs, komt het volgende beeld naar voren.
15
Algemeen Opvallend is dat er relatief gezien maar heel weinig vragen over handicap of chronische ziekte en het beroepsonderwijs worden voorgelegd (37 in ruim drie jaar tijd, terwijl de CGB gemiddeld ruim 2000 vragen per jaar krijgt). Ook het aantal oordelen is maar beperkt (rond de 3% van het totaal). Toch blijkt uit de externe onderzoeken en de gesprekken met organisaties dat de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs een stuk beter kan. Gehandicapten of chronisch zieke leerlingen kampen dus wel met problemen, maar leggen deze maar zelden aan de CGB voor. Dit strookt met de constatering in de externe onderzoeken dat studenten en onderwijsinstellingen weinig of geen weet hebben van de WGB H/CZ en onderstreept hoe belangrijk het is om studenten en onderwijsinstellingen beter voor te lichten over hun rechten en plichten op grond van de WGB H/CZ. Uit de follow-up van de oordelen blijkt dat in de meeste gevallen scholen niet onwillig zijn om de WGBH/CZ na te leven. Dit strookt ook met het beeld dat de externe onderzoeken schetsten dat onderwijsinstellingen over het algemeen wel de intentie hebben voor gehandicapten en chronisch zieken toegankelijk te zijn. Uit de follow-up van de oordelen blijkt dat, zodra onderwijsinstellingen zich ervan bewust zijn dat hun handelwijze niet met de WGBH/CZ strookt, veel van deze scholen maatregelen nemen om de ongelijke behandeling ongedaan te maken of deze in de toekomst te voorkomen. De maatregelen betreffen meestal onderdelen van het onderwijs die aan de CGB zijn voorgelegd. In een enkel geval geven de oordelen aanleiding om een algemeen beleid voor studenten met een handicap of chronische ziekte in te voeren of om het beleid te herzien. Over het algemeen kan gezegd worden dat de oordelen van de CGB leiden tot maatregelen die de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs vergroten. Maar gezien het relatief kleine aantal oordelen, is het effect van de oordelen van DE CGB beperkt. Soort onderwijs Het valt op dat de Commissie relatief veel vragen over het MBO en het HBO bereiken (12 elk), dat er minder vragen zijn over het WO (3) en dat er in het geheel geen vragen of verzoeken om oordelen bij de CGB terecht komen over het praktijkonderwijs. Kan hieruit worden afgeleid dat het praktijkonderwijs het goed doet? Volgens het ITS rapport krijgen alle leerlingen in het praktijkonderwijs veel begeleiding, omdat het bijna allemaal kinderen zijn die extra hulp nodig hebben. Dit zou een reden kunnen zijn dat de CGB geen klachten over het praktijkonderwijs krijgt. Het zou ook kunnen dat er wel problemen zijn wat betreft de toegankelijkheid, maar dat men niet weet dat deze vorm van voortgezet onderwijs onder de WGBH/CZ valt. Wellicht dat als de WGBH/CZ wordt uitgebreid met het primair en voortgezet onderwijs klachten over het praktijkonderwijs de CGB wel zullen bereiken. Er komen relatief minder vragen over het WO dan over het MBO en het HBO. Maar het aantal verzoeken om oordelen over het WO is relatief gezien weer groter dan het aantal vragen hierover (6 ten opzichte van 6 HBO en 9 MBO). Het is niet duidelijk wat hier de reden voor is. Soort problemen Uit alle deelonderzoeken van de CGB komt naar voren dat veel problemen over doeltreffende aanpassingen gaan (weigeren van doeltreffende aanpassingen, onvoldoende aanpassingen, onvoldoende rekening houden met de handicap of chronische ziekte). Het zou daarom goed zijn om dit bij scholen onder de aandacht te brengen. Scholen zouden beter voorgelicht moeten worden over hoe zij moeten omgaan met verzoeken om doeltreffende aanpassingen voor gehandicapte en chronisch zieke studenten, bijvoorbeeld door richtlijnen te geven. Daarin kan aan de hand van voorbeelden worden getoond dat dit niet ingewikkeld of duur hoeft te zijn. Bovendien kan hierin verwezen worden naar belangenorganisaties die over doeltreffende aanpassingen kunnen adviseren. Daarnaast zijn er relatief veel zaken voorgelegd over personen die vanwege hun handicap of chronische ziekte niet tot de opleiding werden toegelaten, zonder dat de school zich er van heeft vergewist wat de handicap of chronische ziekte precies inhield en wat de student nodig had om de opleiding met succes te kunnen volgen.
16
Ook komt het voor dat scholen leerlingen van de opleiding willen afsturen omdat zij niet geschikt zouden zijn. Uit de zaken blijkt dat vooroordelen en stereotype denkbeelden hierbij vaak een rol spelen. Daarom lijkt het van belang om aandacht te besteden aan de beeldvorming over gehandicapten en chronisch zieken op scholen. Opvallend is dat geen van de vragen betrekking had op de fysieke toegankelijkheid van het beroepsonderwijs. Er waren wel een aantal verzoeken om oordelen hierover (3 van de 21). Soort handicap De CGB is relatief vaak benaderd door dyslectische studenten. Dit zou aanleiding kunnen zijn om scholen beter te informeren over deze groep studenten en richtlijnen te geven hoe het beste met dyslexie kan worden omgegaan. In veel gevallen is voor chronisch zieken en gehandicapten maatwerk vereist om de juiste doeltreffende aanpassingen te treffen. Voor dyslectici kan het vastleggen van standaard regelingen echter heel goed werken om het treffen van doeltreffende aanpassingen soepel te laten verlopen, blijkt uit het onderzoek van het ITS. Dit zou als aanbeveling aan onderwijsinstellingen kunnen worden meegegeven. Andere handicaps of chronische ziekten die bij de CGB regelmatig aan de orde zijn, zijn autisme, ADHD, psychische aandoeningen, lichamelijke handicaps, auditieve en visuele beperkingen.
17