Onderzoek naar het jeugd- en jongerenbeleid gemeente Loon op Zand 2005-2007
Eindrapport
Loon op Zand, februari 2008
3
Inhoudsopgave Voorwoord.............................................................................................................................................. 5 Conclusies en aanbevelingen .............................................................................................................. 7 Conclusies ....................................................................................................................................... 7 Aanbevelingen ................................................................................................................................. 9 Bestuurlijke reactie ............................................................................................................................. 12 Nawoord Rekenkamercommissie ...................................................................................................... 18 1 Doel en uitvoering onderzoek .................................................................................................... 21 1.1 Doel van het onderzoek ......................................................................................................... 21 1.2 Normenkaders ....................................................................................................................... 21 1.3 Onderzoeksopzet en uitvoering ............................................................................................. 24 1.4 Leeswijzer .............................................................................................................................. 25 2 Beleidsontwikkeling .................................................................................................................... 26 2.1 Beleidsvoorbereiding ............................................................................................................. 26 2.2 Visie-ontwikkeling .................................................................................................................. 26 2.3 Interactieve beleidsvorming ................................................................................................... 27 2.4 Breedte jeugdbeleid ............................................................................................................... 27 2.5 Consistentie doelen ............................................................................................................... 28 2.6 SMART-zijn van doelen ......................................................................................................... 29 2.7 Vertaling doelen in activiteiten ............................................................................................... 31 2.8 Vertaling doelen naar organisatiestructuur ............................................................................ 32 2.9 Doelgroepen........................................................................................................................... 32 2.10 Actualiteit................................................................................................................................ 33 2.11 Wet op de Jeugdzorg............................................................................................................. 33 2.12 Politieke verantwoordelijkheid................................................................................................ 34 2.13 Middelen koppelen aan beleid ............................................................................................... 34 2.14 Middelen twee vergelijkbare gemeenten ............................................................................... 35 2.15 Monitoring .............................................................................................................................. 35 3 Beleidsuitvoering......................................................................................................................... 37 3.1 Activiteiten.............................................................................................................................. 37 3.2 Regierol.................................................................................................................................. 40 3.3 Rolverdeling ........................................................................................................................... 43 3.4 Samenwerking ....................................................................................................................... 43 3.5 Consistent beleid ................................................................................................................... 44 3.6 Politieke verantwoordelijkheid................................................................................................ 45 3.7 Actualisatie beleid .................................................................................................................. 46 3.8 Monitoring en bijsturing.......................................................................................................... 47 3.9 Doeltreffendheid..................................................................................................................... 48 3.10 Effectiviteit: vergelijkbare resultaten ...................................................................................... 49 3.11 Effectiviteit: effect op jongeren............................................................................................... 51 3.12 Doelmatigheid ........................................................................................................................ 51
4
5
Voorwoord Voor u ligt het rapport inclusief aanbevelingen van het onderzoek naar het jeugd- en jongerenbeleid van de gemeente Loon op Zand, dat wij als Rekenkamercommissie aanbieden aan het College en de Raad. Wij hebben dit onderzoek geïnitieerd omdat behoefte was om terug te kijken wat er met de beleidsnota Visie op Jeugd gedaan is en om input te krijgen voor de komende beleidsperiode waarin een nieuwe nota jeugd- en jongerenbeleid wordt opgesteld. Wij hebben het onderzoeksbureau Oberon uit Utrecht de opdracht gegeven om dit onderzoek uit te voeren. Wij willen alle betrokkenen bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek. Kaatsheuvel, februari 2008 Drs. J.B.Val Voorzitter Rekenkamercommissie Loon op Zand
6
7
Conclusies en aanbevelingen Conclusies De Rekenkamercommissie heeft onderzoek gedaan naar het jeugd- en jongerenbeleid van de gemeente Loon op Zand, zoals dit is verwoord in de nota Visie op Jeugd. In het kader van dit onderzoek zijn alle relevante stukken gelezen en is gesproken met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen (Raad, College, ambtenaren, organisaties en jongeren). Er is voor dit onderzoek een normenkader voor zowel beleidsontwikkeling als beleidsuitvoering opgesteld, waarop de gemeente beoordeeld is. Verder is gekeken of de gemeentelijke organisatie is ingericht op het voorgenomen regeringsbeleid. Conclusies beleidsontwikkeling Terugkijkend naar de beleidsontwikkeling van de Visie op Jeugd zoals die in 2003 en 2004 heeft plaatsgevonden en welke heeft geleid tot de nota Visie op Jeugd, stellen wij vast dat het College een aantal zaken goed heeft doordacht en opgesteld. Er is een lange voorbereidingsperiode voorafgegaan en de gemeente heeft deze benut door met vele partners zinvol te overleggen en een goede visie op te stellen. In de Nota is goed te herleiden welke breedte, doelen, doelgroepen en organisatiestructuur het College heeft gekozen bij het jeugd- en jongerenbeleid 2005-2007. De nota is verder consistent met het collegeprogramma, actueel (voor de belangrijke Wet op de Jeugdzorg) en de politieke verantwoordelijkheden zijn duidelijk aangegeven, inclusief een toegezegde jaarlijkse verantwoording naar de Raad. Toch menen wij dat op een aantal essentiële onderdelen de gemeente in de nota de zaken minder goed heeft opgezet. Het grootste knelpunt ligt in het niet beschikbaar stellen van extra middelen voor het beleid door de Raad, waardoor het College beleid heeft geformuleerd zonder dat hiervoor extra middelen beschikbaar waren. De ambitie van het beleidsstuk om alle jongeren meer te ondersteunen naar het proces van verzelfstandigen is zonder extra middelen moeilijk te realiseren. Daarnaast ontbreekt in de nota duidelijkheid over de financiële consequenties en over de activiteiten die uitgevoerd moeten gaan worden. In de nota wordt op deze belangrijke punten gesteld dat later te schrijven werkplannen hierover meer duidelijkheid moeten bieden. In onze ogen neemt hierdoor de kracht van de nota aanzienlijk af. Ook wat betreft het SMART-formuleren van de gestelde doelen heeft het College in 2004 een kans laten liggen. De doelen zijn niet meetbaar en er zijn geen indicatoren benoemd, waardoor monitoring van de voortgang niet mogelijk is. Conclusies beleidsuitvoering Naar ons oordeel heeft het College in de uitvoering een aantal zaken in voldoende mate opgepakt en/of uitgewerkt. Het gaat dan om: • een goede samenwerking tussen gemeente en organisaties tot medio 2006; de gemeente heeft organisaties geënthousiasmeerd en initiatief getoond om te komen tot een vruchtbare samenwerking; • consistent beleid: in het collegeprogramma en programmabegrotingen wordt duidelijk aangegeven welke positie de nota Visie op Jeugd heeft; • actualisatie van het beleid en het hierop aanpassen van de ambtelijke apparaat (vooral rond WMO). Op tal van aspecten rond de beleidsuitvoering zijn wij echter kritisch over de aanpak en behaalde resultaten. Vanaf medio 2006 is de samenwerking in de stuurgroep (hier zaten vertegenwoordigers
8
van externe organisaties) doodgebloed door vele personele wisselingen onder stuurgroepleden en interne notities zijn door ambtelijke prioriteiten en ziekte niet of met grote vertraging opgesteld. Voorts heeft de Raad zich grotendeels afzijdig gehouden en dus niet ingegrepen, mede omdat het College hen niet tijdig en niet in afdoende mate geïnformeerd heeft. Verder stellen wij kritische kanttekeningen over: • het sturend vermogen van de gemeente richting organisaties; • het geven van duidelijke rollen aan partners; • passieve houding van Raad, College en ambtenaren omtrent SMART-formuleren van doelen; • efficiënte inzet van ambtelijk apparaat en college. Al met al beoordelen we de behaalde resultaten van het jongerenbeleid 2005-2007 als mager, iets wat door organisaties en jongeren ook aangegeven is. De uitwerking van de nota Visie op Jeugd vinden we derhalve beperkt doeltreffend en doelmatig. Organisatie klaar voor voorgenomen regeringsbeleid Uit het onderzoek is gebleken dat de gemeente Loon op Zand nieuwe landelijke beleidsontwikkelingen (WMO, Wet op de Jeugdzorg en ook de toekomstige Centrum voor Jeugd en Gezin) in voldoende mate volgt en oppakt en indien nodig wordt er zelfs extra ambtelijke capaciteit gecreëerd. In die zin is de organisatie klaar voor voorgenomen regeringsbeleid. Wel is tevens gebleken dat mede door ziekte er onvoldoende ambtelijke capaciteit aanwezig was om afgesproken beleidsnota’s tijdig te schrijven. De organisatie is in deze zin wel kwetsbaar, meent de Rekenkamercommissie, waardoor nieuwe landelijke beleidsterreinen lang blijven liggen. Beoordeling op normen Hieronder geven wij afsluitend de beoordeling weer op de normen uit ons onderzoek. Een + staat voor voldoende, een +/- voor matig en een – voor onvoldoende. Tabel 1: Beoordeling op normen totstandkoming en inhoud jeugdbeleid Loon op Zand Aspect
Norm
Beoordeling
Beleidsvoorbereiding
Noodzaak/behoefte van beleid
Visieontwikkeling
Heldere visie
Interactieve beleidsvorming
Beleid is interactief opgesteld
Breedte jeugdbeleid
Duidelijke afbakening terreinen
Doelen: consistent beleid
Consistent beleid
Doelen: toetsbaar
Beleidsdoelen toetsbaar
Doelen: vertaald in activiteiten
Vertaling in activiteiten
Doelen: vertaald naar organisatie
Vertaling in organisatiestructuur
Doelgroepen
Duidelijk omschreven
Actualiteit
Beleid is actueel
Wet op de Jeugdzorg
Gemeente heeft nieuwe taak opgepakt
+ + + + + +/+ + + +
Politieke verantwoordelijkheid
Duidelijkheid over politieke verantwoordelijkheid
+
Middelen koppelen aan beleid
-
Gemeente houdt gelijke tred met andere gemeenten
Geen oordeel
Financiële informatie: middelen gekoppeld Financiële informatie: vergelijkbaar met andere gemeenten
9
Monitoren en verantwoording
Monitoren en verantwoorden
+/-
Tabel 2: Scores normen uitvoering jeugdbeleid Loon op Zand Score
Aspect
Norm
Activiteiten
Uitvoering volgens planning
Regie
Samenwerking
Gemeente voert regie Goed afgebakende taken en verantwoordelijkheden Samenwerking bij de uitvoering
Doelen: consistent beleid
Consistent beleid
+
Politieke verantwoordelijkheid
Politieke verantwoordelijkheid worden genomen
-
Actualisatie
Beleid is geactualiseerd
+
Monitoren en bijsturen
Monitoren en indien nodig bijsturen
-
Rolverdeling
Doeltreffendheid
Resultaten zijn gerealiseerd Resultaten (output) vergelijkbaar met andere Effectiviteit: resultaten vergelijkbaar gemeenten Effectiviteit: effect op doelgroep Effect op doelgroep Doelmatigheid
Middelen en uren zijn doelmatig ingezet
+/+/-
Geen oordeel
Middelen: geen oordeel Uren: -
Aanbevelingen Op basis van ons onderzoek geven wij de Raad en het College de volgende aanbevelingen bij de ontwikkeling van toekomstig jeugdbeleid. Inhoudelijke aanbevelingen voor toekomstig jeugdbeleid 1. Het College heeft zelf aangegeven de komende periode de volgende veranderingen in het jeugdbeleid te willen aanbrengen: meer binding van jeugd aan dorpskernen, invoeren regionaal signaleringssysteem voor zorgkinderen, uitvoering deels via wijkgericht werken (jeugdparticipatie), meer knippen in de uitvoering vooral voor 0-12 en 12+. Wij menen op basis van ons onderzoek dat dit wenselijke veranderingen zijn. Aanvullingen hierop zijn: meer ouders betrekken, meer de buurt betrekken, meer de jongeren betrekken en meer uren voor ambulant werk. We hebben namelijk geconstateerd dat de gemeente de afgelopen jaren vooral veel geïnvesteerd heeft in de samenwerking met organisaties (zowel professionele- als vrijwilligersorganisaties). Dit moet ook in de toekomst zo blijven, maar aanvullend is het goed en nodig om ook jongeren, ouders en buurtbewoners erbij te betrekken. 2. Inhoudelijk zouden wij graag een verbreding zien van het jeugdbeleid: de afgelopen jaren is met name de aandacht gericht geweest op eigen beleidsnotitie en versterking organisaties die voor jongeren werken. De VNG maakt in de ‘Handreiking Kernbeleid Jeugd’ onderscheid naar 5 velden jeugdbeleid: Opvang, educatie en werk; Ontwikkelen, opvoeden en beschermen Gezondheid van de jeugd; Vrijetijdsbesteding;
10
Jeugd en veiligheid. We menen dat in Loon op Zand via het integrale jeugdbeleid vooral accenten zijn gelegd op: ontwikkelen, beschermen, vrijetijdsbesteding en veiligheid. Er zijn hiermee dus een aantal velden die minder belicht zijn, in de VNG Handreiking staan tal van suggesties om uit te werken. Volgens ons zijn voor Loon op Zand de volgende zeker interessant: buitenschoolse opvang/brede school, opvoedingsondersteuning, buurtnetwerk, bewegen/sporten, preventie ongewenst gedrag/algemeen gezondheid, zorg/sluitende keten en media. Verder zien wij steeds vaker dat er een relatie gelegd wordt tussen onderwijs- en jeugdbeleid. De relatie is in Loon op Zand in de vorige nota Visie op Jeugd nauwelijks gemaakt, in een aantal gemeenten is deze relatie al wel gelegd. Scholen zijn uitstekende vindplaatsen voor onderdelen van het jeugdbeleid (zorgstructuur, veiligheid, participatie, sporten, cultuur etc.). Procesmatige aanbevelingen 1. Het formuleren van beleidsdoelen dient SMART te gebeuren, zodat de politiek achteraf een oordeel kan vellen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de beleidsinspanningen en ingezette middelen. Binnen de gemeente Loon op Zand speelt deze discussie al enige jaren, maar alle betrokkenen (ambtenaren, College en Raad) accepteren dat er vooralsnog slechts een minimale uitwerking is. 2. Bij het formuleren van beleid is een financiële ruimte onontbeerlijk. Uit ons onderzoek is naar voren gekomen dat de nota Visie op Jeugd tal van ambitieuze plannen bevat, maar dat de Raad hiervoor geen extra geld beschikbaar wilde stellen. Dit maakt de haalbaarheid van de beleidsdoelen bij voorbaat erg lastig. Als deze financiële ruimte er niet is, moet er een minder ambitieus beleidsstuk opgesteld worden. 3. In een beleidsnota is het van essentieel belang om zowel een duidelijke paragraaf financiën als een paragraaf uitvoering op te nemen. In de Visie op Jeugd is aangegeven dat verdere werkplannen hierover duidelijkheid zouden moeten bieden. Hiermee geven de Raad en het College twee belangrijke elementen voor een goede beleidsuitvoering uit handen, terwijl zij juist geacht worden hierop te sturen. Een dergelijke constructie dient dus in de toekomst vermeden te worden of er moet duidelijk aangegeven worden dat de werkplannen later behandeld worden in College en Raad. 4. Het College en de Raad moeten beiden hun politieke verantwoordelijkheid strikter gaan nemen. Voor het College betekent dit dat de informatievoorziening aan de Raad conform afspraak en up to date moet zijn. De Raad moet om meer informatie vragen om de controlerende functie te kunnen uitoefenen als de benodigde informatie niet voor handen is. 5. Om overzicht te houden in het jeugd- en jongerenbeleid is het beter om één wethouder te hebben die verantwoordelijk is voor het beleid. Dit geeft een efficiëntere inzet van het College. De ambtelijke tijd is vooral efficiënt als uitvoerende partijen duidelijk worden aangestuurd. Bij ziekte van ambtenaren moet er goede vervanging geregeld zijn, zodat het dossier niet stil komt te liggen. 6. Bij het samenstellen van stuurgroep en werkgroepen dient het College erop toe te zien dat er een duidelijke rolverdeling is; duidelijk moet zijn wat de gemeente zelf doet (welke vorm van regie) en wat andere partijen geacht worden te doen. De regievoering in dit dossier was sterk als het gaat om mensen te betrekken en te enthousiasmeren, maar minder sterk als het ging om delegeren en aansturen. Verder ontbrak een duidelijke rolverdeling tussen ambtenaren en betrokken organisaties. Hierdoor was er soms onduidelijkheid wie wat ging doen en kon het gebeuren dat veel op het bordje van de ambtenaar terecht kwam. In het vervolg adviseren wij
11
het College om een strikter uitvoeringskader op te stellen bij de beleidsnota’s, zodat vooraf meer helderheid is over wie wat geacht wordt te doen.
12
Bestuurlijke reactie Rekenkamercommissie Loon op Zand t.a.v. mevrouw A. van de Westelaken P/a Postbus 85203 3508 AE UTRECHT
datum 17 januari 2008
ons kenmerk 2007007498
uw kenmerk
uw brief 27 december 2008
onderwerp Bestuurlijk wederhoor
Geachte mevrouw Van de Westelaken,
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van uw concept eindrapport Onderzoek naar het jeugd-en jongerenbeleid gemeente Loon op Zand 2005 -2007. In het kader van bestuurlijk wederhoor maken wij graag van de gelegenheid gebruik om te reageren op de door u geformuleerde conclusies en aanbevelingen. Dit hebben we als volgt gestructureerd. Hierna treft u beknopt de door u geformuleerde conclusies en aanbevelingen uit de conceptrapportage aan. Elke conclusie en aanbeveling is voorzien van een bestuurlijke reactie van ons college. Conclusies beleidsontwikkeling Terugkijkend naar de beleidsontwikkeling van de Visie op Jeugd zoals die in 2003 en 2004 heeft plaatsgevonden en welke heeft geleid tot de Visie op Jeugd stelt uw rekenkamer vast dat ons college een aantal zaken goed heeft doordacht en opgesteld. In de nota is goed te herleiden welke breedte, doelen, doelgroep en organisatiestructuur ons college gekozen heeft. Op een aantal essentiële onderdelen is de nota minder goed opgezet aldus uw rekenkamer. Het grootste knelpunt ligt in het niet beschikbaar stellen van extra middelen voor het beleid door de raad, waardoor ons college beleid heeft geformuleerd zonder dat hiervoor extra middelen beschikbaar waren. De ambitie om alle jongeren meer te ondersteunen naar het proces van verzelfstandigen is zonder extra middelen moeilijk te realiseren. Daarnaast ontbreekt in de nota duidelijkheid over de financiële consequenties en over de activiteiten die uitgevoerd moeten gaan worden. In de nota wordt op deze punten gesteld dat later te schrijven werkplannen hierover duidelijkheid moeten bieden. Hiermee neemt de kracht van de nota aanzienlijk af aldus uw rekenkamer. Ook wat betreft het SMART-formuleren van gestelde doelen heeft het college in 2004 een kans laten liggen. De doelen zijn niet meetbaar en er zijn geen indicatoren benoemd waardoor monitoring over de voortgang niet mogelijk is. Reactie op conclusies beleidsontwikkeling: Wij zijn verheugd te lezen dat uw rekenkamer heeft vastgesteld dat er een degelijke beleidsvoorbereiding heeft plaatsgevonden waarin goed is aangegeven waarom ons college het nodig vond om jeugdbeleid te formuleren met als resultaat een duidelijke en consistente visie.
13
Ten aanzien van de kanttekeningen die u bij het onderdeel beleidsontwikkeling plaatst, is onze reactie als volgt: In 2005 was er in de gemeente sprake van financieel moeilijk vaarwater, er was weinig tot geen ruimte. In het licht van de ombuigingsoperatie is door de Raad aangegeven dat er geen extra middelen waren voor het jeugd-en jongerenwerk. Ruimte moest gezocht worden in een herverdeling van beschikbare middelen en waar mogelijk leggen van financiële verbindingen met andere beleidsterreinen zoals de stimuleringsregeling vrijwilligerswerk. Of er politiek middelen beschikbaar worden gesteld heeft daarnaast te maken met de omvang van problemen en prioriteiten. Voor het jeugdbeleid was er geen groot probleem. Daar waar actie nodig is, grijpt het college in. Met de Visie op Jeugd is niet gekozen voor volledig uitgewerkte werkplannen. Dit is een bewuste keuze geweest. In de Visie op Jeugd zijn de kaders aangegeven en de resultaten die daarbinnen bereikt moesten worden. Bij de verdere uitwerking van de Visie op Jeugd zijn verschillende (vrijwilligers)organisaties betrokken geweest. Om recht te doen aan hun inbreng is voor deze vorm gekozen. De doelen in de Visie op Jeugd zijn niet SMART geformuleerd. Hoewel in het collegeprogramma 2002-2006 al was opgenomen dat er meer werk gemaakt moest worden van het opstellen van indicatoren bij beleid is er pas vanaf 2006 meer aandacht hiervoor. De Raad wil er nadrukkelijker op aansturen. Het blijft een lastige opgave om goede meetbare doelen en indicatoren op te stellen, zeker op het terrein van welzijn. De effecten van welzijnsbeleid zijn vaak pas over een langere periode meetbaar als er al een (causaal) verband te leggen is. In de kwantitatieve sfeer is die verbeterslag eenvoudiger te maken. Conclusies beleidsuitvoering Naar het oordeel van uw rekenkamercommissie heeft ons college in de uitvoering een aantal zaken in voldoende mate opgepakt en/of uitgewerkt. Het gaat om: - een goede samenwerking tussen gemeente en organisaties tot medio 2006. De gemeente heeft organisaties geënthousiasmeerd en initiatief getoond om te komen tot een vruchtbare samenwerking - consistent beleid: in het collegeprogramma en programmabegrotingen wordt duidelijk aangegeven welke positie de Visie op Jeugd heeft - actualisatie van beleid en het hierop aanpassen van het ambtelijk apparaat (vooral rond de Wmo) Op andere aspecten rond de beleidsuitvoering is uw rekenkamercommissie kritisch over de aanpak en behaalde resultaten. Vanaf medio 2006 is de samenwerking in de stuurgroep (hier zaten vertegenwoordigers van externe organisaties) door vele personeelswisselingen onder stuurgroepleden doodgebloed en interne notities die door ambtelijke prioriteiten en ziekte niet of met grote vertraging zijn opgesteld. Voorts heeft de raad zich grotendeels afzijdig gehouden en dus niet ingegrepen mede omdat het college hen niet tijdig en afdoende heeft geïnformeerd aldus de uw rekenkamer. Verder worden kritische kanttekeningen geplaatst bij: - sturend vermogen van de gemeente richting organisaties - het geven van duidelijke rollen aan partners - passieve houding van Raad, College en ambtenaren omtrent SMART-formuleren van doelen - efficiënte inzet van ambtelijk apparaat en college. De rekenkamer beoordeelt de behaalde resultaten uit de visie op jeugd als mager en derhalve als beperkt doelmatig en doeltreffend.
14
Reactie op conclusies beleidsuitvoering: Een groot aantal (vrijwilligers)organisaties is bij de totstandkoming en verdere uitwerking van de Visie op Jeugd betrokken geweest en had zitting in de stuurgroep. Deze stuurgroep heeft een groot verloop gekend als gevolg van personeelswisselingen, zwangerschap, pensioen, ziekte of andere prioriteiten. De stuurgroep vergaderde in de avonduren, juist omdat een groot aantal vrijwilligersorganisaties zitting had. De opkomst tijdens deze vergaderingen was erg wisselend. Eind 2006 is een aantal bijeenkomsten afgeblazen als gevolg van een te geringe opkomst waarna de stuurgroep is doodgebloed. Onderkend wordt dat de gemeente zijn regierol wellicht moet herdefiniëren en ook een betere rolverdeling moet afspreken met partners. Aandachtspunt hierbij is dat binnen het jeugdbeleid veel wordt samengewerkt met vrijwilligersorganisaties: wat mag en kan de gemeente verlangen en verwachten van vrijwilligersorganisaties. En er zijn partners (bijvoorbeeld politie) met wie de gemeente geen directe subsidierelatie heeft waarmee het aan een sturingsinstrument ontbreekt. Voorts beoordeelt de rekenkamer de behaalde resultaten als mager. Wij betreuren dat er in uw conclusies niet wordt ingegaan op wat wel bereikt is. Wij hechten eraan daarvan een opsomming te geven: -
-
-
actualisatie convenant jongerencentra in samenwerking met Novadic-Kentron zijn bijeenkomsten georganiseerd om het gebruik van genotsmiddelen en de negatieve effecten daarvan voor jeugd onder de aandacht te brengen digitale sociale kaart over informatie en toegang tot gemeentelijk hulpaanbod voor jeugd is operationeel sinds 2005 worden jaarlijks in de herfstvakantie open dagen voor de jeugd georganiseerd sinds 2005 wordt de verkiezing van de jeugdvrijwilliger van het jaar georganiseerd zorgteams op scholen voor voortgezet onderwijs zijn ingevoerd nota jeugd in de openbare ruimte in samenwerking met politie en triangel coördinatieoverleg jeugd in de openbare ruimte (politie, gemeente, Triangel) plaatsen van doeltjes op prins Mauritsplein bijeenkomsten met vrijwilligersorganisaties omtrent het thema Boeien en Binden 12+ (hoe is de doelgroep 12 + binnen te halen en te behouden binnen het verenigingsleven), fondsenverwerving. jongerendebat nav gemeenteraadsverkiezingen 2006 afsluiten convenant veilige school ( afspraken met scholen, bureau HALT, politie, gemeente, arrondissement om de veiligheid in en om scholen te verbeteren) voorbereidingen ter invoering van het signaleringssysteem zorg voor jeugd in 2008 voorbereidingen ter invoering van een buurtnetwerk 12 +. In januari 2008 is op experimentele basis gestart in samenwerking met de gemeente Waalwijk middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van KidsKist tegen geweld (project loopt via bibliotheek en is bedoeld voor scholen voor primair onderwijs) vertaling van jeugdbeleid naar nieuwe landelijke beleidsontwikkelingen zoals Wmo, wet op de jeugdzorg en Centrum voor Jeugd en Gezin
Uw rekenkamercommissie concludeert terecht dat een aantal notities gedurende de beleidsperiode van de Visie op Jeugd niet of vertraagd is opgesteld. In de Visie op Jeugd was het op te stellen speelplaatsenbeleid als actiepunt opgenomen conform collegeprogramma 2002-2006. Als gevolg van de bezuinigingsronde is dit beleidsonderdeel komen te vervallen. Momenteel wordt prioriteit gegeven aan het op een voldoende veiligheidsniveau behouden van de al aanwezige voorzieningen. Er is geen financiële ruimte voor nieuw beleid. In de nota Visie op Jeugd is ook een belangrijke positie voor het vrijwilligerswerk weggelegd waarbij is aangegeven dat in een op te
15
stellen beleidsnota aandacht moet zijn voor het werven, behouden en motiveren van vrijwilligers. Deze nota is in januari 2008 door het college vastgesteld en zal in de komende jaren zijn beslag gaan krijgen. Een andere aanbeveling uit de Visie op Jeugd had betrekking op het accommodatiebeleid: via het accommodatiebeleid dient onderzocht te worden wat de mogelijkheden zijn tot een beter gebruik van accommodaties en accommodatiebeheer. Ook deze nota is onlangs vastgesteld door het college waarin onder meer aandacht voor de positie van jongerencentrum Crossroads. Ten aanzien van het onderdeel jeugdparticipatie is ervoor gekozen om het wijkgericht werken als aangrijpingspunt te benutten. Het wijkgericht werken wordt in 2008, als onderdeel van het beleidsplan Wmo, verder uitgewerkt. Ten aanzien van het informeren van de raad stellen wij vast dat halverwege de beleidsperiode, in december 2006, de raadscommissie door middel van een tussenrapportage op de hoogte gesteld van de geboekte resultaten tot dan toe. Voorts is ook via de managementrapportages verantwoording afgelegd. Organisatie klaar voor voorgenomen regeringsbeleid Uit onderzoek van de rekenkamer is gebleken dat de gemeente nieuwe landelijke beleidsontwikkelingen (Wmo, wet op de jeugdzorg en toekomstige Centrum voor jeugd en gezin) in voldoende mate oppakt en indien nodig wordt extra capaciteit gecreëerd. In die zin is de organisatie klaar voor het voorgenomen regeringsbeleid. Wel is gebleken dat mede door ziekte er onvoldoende ambtelijke capaciteit was om afgesproken beleidsnota's tijdig te schrijven. De organisatie is in die zin kwetsbaar aldus uw rekenkamercommissie. Reactie: Kwetsbaarheid zoals hierboven bedoeld is inherent aan de omvang van een organisatie zoals die van de gemeente Loon op Zand. Inhoudelijke aanbevelingen 1. het college heeft aangeven de komende periode de volgende veranderingen in het jeugdbeleid te willen aanbrengen: meer binding van jeugd aan dorpskernen, invoeren regionaal signaleringssysteem voor zorgkinderen, uitvoering deels via wijkgericht werken (jeugdparticipatie), meer knippen in de uitvoering, vooral voor 0-12 en 12+. De rekenkamer stelt vast dat dit wenselijke veranderingen zijn. Als aanvullingen hierop worden genoemd: meer ouders betrekken, meer de buurt betrekken, meer de jongeren betrekken en meer uren ambulant werk. Uw rekenkamer stelt vast dat de gemeente de afgelopen jaren vooral geïnvesteerd heeft in de samenwerking met organisaties (zowel professionele als vrijwilligersorganisaties). Dit moet ook in de toekomst zo blijven, maar aanvullend is het goed en nodig om ook jongeren, ouders en buurtbewoners erbij te betrekken. Reactie op inhoudelijke aanbeveling 1: Het wijkgericht werken staat hoog op de politieke agenda van ons college en is in onze visie het aangrijpingspunt om jeugdparticipatie vorm te geven. De gemeente wil met partners als politie, welzijnsinstelling en woningbouwcorporatie in gesprek raken met wijkbewoners. De jeugd mag daarin niet vergeten worden: wat kan er op wijkniveau beter voor de jeugd, aan welke voorzieningen bestaat behoefte, hoe kan jeugd gemobiliseerd worden om in de eigen wijk activiteiten te organiseren etc. Vooral het opbouwwerk zal hierin een verbindende rol moeten gaan vervullen. 2. Inhoudelijk wil de rekenkamer een verbreding zien van het jeugdbeleid: de afgelopen jaren is met name de aandacht gericht geweest op de eigen beleidsnotitie en versterking organisaties die
16
voor jongeren werken. De VNG maakt in de Handreiking Kernbeleid Jeugd"onderscheid naar 5 velden jeugdbeleid: De rekenkamercommissie meent dat in Loon op Zand via het integrale jeugdbeleid vooral accenten gelegd zijn op: ontwikkelen, beschermen, vrijetijdsbesteding en veiligheid. Er is hiermee een aantal velden die minder belicht zijn zoals buitenschoolse opvang/brede school, opvoedingsondersteuning, buurtwerk, bewegen en sporten, preventie ongewenst gedrag/algemeen gezondheid, zorg/sluitende keten en media. Steeds vaker wordt een relatie gelegd tussen onderwijs-en jeugdbeleid. Deze relatie mag in een volgende nota nadrukkelijker gelegd worden. Reactie op inhoudelijke aanbeveling 2: In de afweging welke onderwerpen onderdeel moesten uitmaken van de Visie op Jeugd is vooraf vastgesteld waar de uitwerking het meest effectief is. Binnen de gemeentelijke organisatie zijn immers diverse afdeling betrokken bij en actief op het integrale terrein van jeugd. Een vijftal aandachtsgebieden is daarbij expliciet benoemd: huisvesting, breedtesport, lokaal onderwijsbeleid, peuterspeelzaalwerk en inkomensondersteuning. Door een integrale aanpak voor alle terreinen was het goed steeds af te wegen wat er onder jeugdbeleid valt en wat valt onder sportbeleid, vrijwilligerswerkbeleid en onderwijsbeleid. Ons inziens is die relatie dus wel degelijk gelegd. Vorig jaar heeft de Raad de nieuwe lokale educatieve agenda vastgesteld waarin onderwerpen als opvoedingsondersteuning, voor-en vroegschoolse educatie, schoolmaatschappelijk werk, buurtnetwerken en verdere uitwerking van de brede-school gedachte een plek hebben gekregen. In het beleidsplan Wmo staan de plannen op het terrein van jeugdzorg geformuleerd. Procesmatige aanbevelingen 1. het formuleren van beleidsdoelen dient SMART te gebeuren zodat de politiek achteraf een oordeel kan vellen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de beleidsinspanningen en ingezette middelen. Reactie op procesmatige aanbeveling 1. Zoals hierboven reeds weergegeven is er sinds 2006 meer aandacht voor het SMART formuleren van beleidsdoelen.Dit is een groeimodel. 2. Bij het formuleren van beleid is financiële ruimte onontbeerlijk. Als deze ruimte er niet is, moet er een minder ambitieus beleidsstuk worden opgesteld. Reactie op procesmatige aanbeveling 2 Verondersteld werd dat financiële ruimte gevonden kon worden via een herverdeling van beschikbare middelen, leggen van financiële verbindingen met andere beleidsterreinen of alternatieve subsidiestromen (provincie). 3. Neem zowel een paragraaf financiën als een paragraaf uitvoering op. Dit zijn de elementen waarop de Raad en College kan bijsturen. Reactie op procesmatige aanbeveling 3 Waar mogelijk wordt vertaalslag gemaakt. 4. College en Raad moeten hun politieke verantwoordelijkheid strikter gaan nemen. Voor het college betekent dit dat de informatievoorziening aan de raad conform afspraak en up to date moet zijn. De raad moet om meer informatie vragen om de controlerende functie te kunnen uitoefenen als de benodigde informatie niet voorhanden is. Reactie op procesmatige aanbeveling 4
17
Halverwege de beleidsperiode, in december 2006, is de raadscommissie door middel van een tussenrapportage op de hoogte gesteld van de geboekte resultaten tot dan toe. Voorts is ook via de managementrapportages verantwoording afgelegd. 5. Om het overzicht te houden in het jeugd-en jongerenbeleid is het beter om 1 wethouder te hebben die verantwoordelijk is voor beleid. Dit geeft een efficiëntere inzet van het college.
Reactie op procesmatige aanbeveling 5 Onderkend wordt dat 1 wethouder voor het totale jeugdbeleid (inclusief jeugdzorg) efficiencyvoordelen biedt. Anderzijds is de expertise van beide wethouders nu goed verdeeld en is er een logische combinatie van onderwijs met jeugdzorg en Wmo. 6. Bij het samenstellen van stuurgroep en werkgroepen dient het college erop toe te zien dat er een duidelijke rolverdeling is: duidelijk moet zijn wat gemeente doet (welke vorm van regie) en wat andere partijen geacht worden te doen. Reactie op procesmatige aanbeveling 6 Onderkend wordt dat de gemeente zijn regierol wellicht moet herdefiniëren en ook een betere rolverdeling moet afspreken met partners. De gemeente heeft partijen bijeen gebracht en bij de uitwerking veel zelf gedaan. Aandachtspunt hierbij is dat binnen het jeugdbeleid veel wordt samengewerkt met vrijwilligersorganisaties: wat mag en kan de gemeente verlangen en verwachten van vrijwilligersorganisaties. En er zijn partners (bijvoorbeeld politie) met wie de gemeente geen directe subsidierelatie heeft waarmee het aan een sturingsinstrument ontbreekt. Wij zien uw reactie op dit bestuurlijke wederhoor met belangstelling tegemoet. Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester,
W.R.A.M. Verkuijlen
H.J.G.J. van Hoek-Martens
18
Nawoord Rekenkamercommissie
De Rekenkamercommissie constateert dat het College van Burgemeester en Wethouders de conclusies en aanbevelingen grotendeels onderschrijft. De Rekenkamercommissie constateert dat u in uw reactie vrij terughoudend reageert en weinig bereidheid lijkt te tonen om concrete verbeteracties te laten zien. Hieronder gaan wij nader in op de door het College van Burgemeester en Wethouders gemaakte opmerkingen. De Rekenkamercommissie heeft geconstateerd dat het jeugdbeleid degelijk en met veel elan tot stand is gekomen maar helaas niet gepaard ging met extra middelen en duidelijkheid over de financiële consequenties en de uit te voeren activiteiten. U stelt dat dit te wijten was aan de beperkte financiële middelen in 2005 en dat er met name een herverdeling van middelen zou moeten plaatsvinden. Bovendien was er voor het jeugdbeleid geen groot probleem. U stelt dat dit politieke keuzes zijn. Het vooruitschuiven van dit belangrijke punt naar nog te ontwikkelen werkplannen ontneemt de nota naar onze mening veel beleidskracht. De Rekenkamercommissie beveelt daarom aan om zowel een paragraaf financiën als een paragraaf uitvoering op te nemen. Door dit niet te doen geeft u twee belangrijke elementen voor een goede beleidsvoering uit handen. In ons onderzoek is naar voren gekomen dat er weliswaar drie concrete werkplannen zijn geformuleerd, maar allen zonder een financiële paragraaf. De vooraf bedachte herverdeling heeft derhalve niet plaatsgevonden. We menen verder dat deze werkplannen, waar in de nota veel waarde aan gehecht werd omdat deze inzage zouden moeten bieden in zowel de uitvoering als financiën, ook door het College en de Raad zouden moeten worden goedgekeurd. Op deze wijze blijft politieke sturing mogelijk. U geeft aan dat u daar waar mogelijk een vertaalslag zult maken. De Rekenkamercommissie beoordeelt deze reactie als terughoudend. Juist om te kunnen sturen mogen deze elementen niet ontbreken. Indien u in goed overleg met de Raad kiest voor later uit te werken werkplannen, moeten er naar onze mening in de toekomst duidelijke afspraken gemaakt worden over de politieke verantwoordelijkheid rondom deze werkplannen. Wat betreft het formuleren van SMART doelen geeft u aan dat hiervoor pas vanaf 2006 meer aandacht is. U geeft aan dat dit een groeiproces is en bovendien een lastige opgave. De Rekenkamercommissie onderkent dat dit geen eenvoudige opgave is, maar is tevens van mening dat dit met meer voortvarendheid moet worden opgepakt, zodat de Raad haar controlerende rol naar behoren kun vervullen. De Raad zou hiertoe een duidelijke opdracht kunnen formuleren. Met betrekking tot de regievoering stelt u dat de gemeente zijn regierol wellicht moet herdefiniëren en ook een betere rolverdeling moet afspreken met partners. Hierbij geeft u aan dat het feit dat u met vrijwilligersorganisaties werkt en niet altijd een directe subsidierelatie heeft met uw partners een punt van aandacht is. In het jeugdbeleid is de gemeente vaak afhankelijk van derden voor de uitvoering van haar beleid. Om die reden is het belangrijk dat de gemeente haar regierol duidelijk omschrijft, duidelijke doelen formuleert en tot een goede rolverdeling komt. Juist ook omdat u met vrijwilligersorganisaties werkt, en juist ook omdat u voor de uitvoering afhankelijk bent met partners die u niet direct kunt aansturen. Gezamenlijke doelen, duidelijke afspraken over de rolverdeling en wederzijdse verwachtingen zijn juist dan gewenst, ook om te voorkomen dat de gemeente zelf de uitvoering ter hand neemt.
19
De Rekenkamercommissie stelt dat de behaalde resultaten mager zijn. U betreurt dat niet wordt ingegaan op hetgeen wel is bereikt. In het onderzoek is wel degelijk gekeken naar zaken die in de afgelopen jaren gerealiseerd zijn. In het rapport worden in paragraaf 3.1 de activiteiten besproken. Hierbij constateert de Rekenkamercommissie dat een deel van de activiteiten is uitgevoerd, maar dat een groot deel (nog) niet is uitgevoerd en dat er activiteiten zijn ontplooid die niet in de nota gepland waren. Per saldo vinden wij de resultaten mager. De Rekenkamercommissie beveelt aan om het jeugdbeleid te verbreden en met name ook de relatie onderwijs- en jeugdbeleid te benadrukken. U stelt in uw reactie dat u door de afweging te maken wat onder jeugdbeleid valt en wat onder andere beleidsterreinen wel degelijk een relatie heeft gelegd tussen het jeugdbeleid en andere beleidsterreinen. Naar de mening van de Rekenkamercommissie gaat het bij integraal jeugdbeleid echter om het aangeven van samenhang en afstemming tussen de verschillende beleidsterreinen waarbij een gemeenschappelijke visie of gezamenlijk doel op het jeugdbeleid het uitgangspunt is. Wat betreft de aanbeveling met betrekking tot de informatievoorziening aan de Raad stelt u dat u de Raad op de hoogte heeft gehouden en verantwoording heeft afgelegd over het beleid. We willen hierbij met name opmerken dat het College zich niet heeft gehouden aan de eigen belofte in de Visie op Jeugd om jaarlijks (eind 2005, eind 2006 en eind 2007) aan de Raad terug te koppelen, maar dit alleen eind 2006 heeft gedaan. Voorts is uit ons onderzoek gebleken dat de aangeboden management informatie niet altijd up to date was, zoals bijvoorbeeld de Programmabegroting van 2006. We zijn op basis hiervan van mening dat het College de Raad niet in afdoende mate op de hoogte heeft gesteld. De Raad heeft verder zelf aangegeven dat hij zijn controlerende rol onvoldoende heeft uitgevoerd en dat te snel genoegen werd genomen met beperkte informatie. De Rekenkamercommissie handhaaft haar aanbeveling dat zowel College als Raad hun politieke verantwoordelijkheid strikter gaan nemen. De Rekenkamercommissie wenst u veel succes met de ontwikkeling van het jeugdbeleid in uw gemeente en zal de ontwikkelingen met interesse volgen.
Drs. J.B. Val Voorzitter Rekenkamercommissie Loon op Zand
20
21
1
Doel en uitvoering onderzoek
Begin 2005 is door de Raad van Loon op Zand de nota ‘Visie op Jeugd’ vastgesteld. In deze nota verwoordt het College haar beleid voor de periode 2005-2007 ten aanzien van jeugd en jongeren. De Rekenkamercommissie van de gemeente Loon op Zand heeft een onderzoek uitgevoerd naar het jeugdbeleid van de gemeente en de financiële aspecten daarvan. Er zijn diverse aanleidingen geweest om dit onderwerp te onderzoeken: - Nu de periode van de uitvoering van het jeugd- en jongerenbeleid afloopt, is het een goed moment om het beleid te evalueren. - De gemeente Loon op Zand heeft aangegeven behoefte te hebben aan evaluatie van het jeugdbeleid. - Gezien de landelijke ontwikkelingen op het gebied van jeugdbeleid is het zinvol het beleid te evalueren. Naar verwachting kan het onderzoek naar jeugdbeleid een waardevolle bijdrage leveren aan de actualisatie van het jeugdbeleid in de gemeente Loon op Zand.
1.1
Doel van het onderzoek
Het doel van het onderzoek is als volgt geformuleerd: het verkrijgen van inzicht in: 1. de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde jeugdbeleid; 2. de mate waarin de organisatie is ingericht op de Wet op de Jeugdzorg en het voorgenomen regeringsbeleid op het terrein van jeugdbeleid. De nadruk bij dit onderzoek ligt op het eerste doel, het tweede doel volgt min of meer uit de conclusies van het onderzoek voort, met name bij de delen die gaan over WMO en Jeugdzorg. Bij doeltreffendheid gaat het om heldere doelen en inzicht in doelbereik, bij doelmatigheid hebben wij zowel de organisatie als uitvoering van het jeugdbeleid meegenomen.
1.2
Normenkaders
Op basis van de twee doelen zijn twee normenkaders ontwikkeld als analysekader bij dit onderzoek. Er is één normenkader voor beleid en één voor de uitvoering. Normenkader beleidsontwikkeling In onderstaand tabel staat het door de Rekenkamercommissie vooraf opgestelde normenkader voor de beleidsontwikkeling (totstandkoming en inhoud) weergegeven. In dit rapport wordt getoetst in hoeverre de gemeente in het kader van het jeugdbeleid in de periode 2005-2007 heeft voldaan aan de normen van dit normenkader.
22
Tabel 3: Normenkader totstandkoming en inhoud jeugdbeleid Loon op Zand Aspect
Norm
Beleidsvoorbereiding
Noodzaak/behoefte van beleid
Visieontwikkeling
Heldere visie
Interactieve beleidsvorming
Beleid is interactief opgesteld Duidelijke afbakening terreinen
Breedte jeugdbeleid
Definitie Er is vooraf een analyse gedaan naar de noodzaak/behoefte van jeugdbeleid, m.a.w. de gemeente geeft aan waarom jeugdbeleid ontwikkeld wordt. Er is een visie opgesteld waarin duidelijk is aangegeven wat de gemeente met het jeugdbeleid wil bereiken. De visie overstijgt de verschillende doelen en is verwoord in een hoofddoel/visie/motto o.i.d. Bij het maken van het beleid heeft de gemeente belangrijke partners betrokken. Er wordt duidelijk aangegeven welke facetten van het jeugdbeleid worden meegenomen (en eventueel ook welke niet en met welke reden).
Doelen: consistent beleid
Consistent beleid
De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd voor jeugdbeleid zijn consistent met de collegeprogramma van 2002.
Doelen: toetsbaar
Beleidsdoelen toetsbaar
De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd zijn toetsbaar opgesteld (SMART) en er zijn indicatoren opgesteld voor doelrealisatie.
Doelen: vertaald in activiteiten
Vertaling in activiteiten
Doelen: vertaald naar organisatie
Vertaling in organisatiestructuur
Doelgroepen
Duidelijk omschreven
Actualiteit
Beleid is actueel
Wet op de Jeugdzorg
Gemeente heeft nieuwe taak opgepakt
De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd, zijn vertaald in geplande activiteiten voor en/of door uitvoerende instanties. De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd, zijn vertaald in een organisatiestructuur waarin duidelijkheid wordt gegeven hoe wethouder, ambtenaren en uitvoerende instanties met elkaar gaan samenwerken (stuurgroep/werkgroepen o.i.d.). De doelgroep(en) voor het jeugdbeleid zijn duidelijk benoemd, d.w.z. dat duidelijk is aangegeven welke jongeren (b.v. in leeftijd, geslacht, aard) baat hebben bij het beleid. Bij het opstellen van het beleid is ingesprongen op landelijke beleidsontwikkelingen op het gebied van jeugd (Operatie Jong, WMO, Wet op de Jeugdzorg). De gemeente neemt beleidsmatig actie in het kader van haar taak t.a.v. de nieuwe Wet op de Jeugdzorg (1-1-2005). Er wordt ruimte vrijgemaakt voor afstemming met het provinciale beleid en regiogemeenten, d.w.z. dat de gemeente de intentie heeft overleg te voeren met deze partijen zodat duidelijk wordt wie waarvoor verantwoordelijk is en zodat de gemeente kennis krijgt wat andere partijen rond Jeugdzorg doen.
Politieke verantwoordelijkheid
Duidelijkheid over Er is duidelijkheid over wie politiek verantwoordelijk is voor politieke het jeugdbeleid (rol Raad en verdeling binnen het College). verantwoordelijkheid
Financiële informatie: middelen gekoppeld Financiële informatie: vergelijkbaar met andere gemeenten Monitoren en verantwoording
Middelen koppelen aan beleid Gemeente houdt gelijke tred met andere gemeenten Monitoren en verantwoorden
Aan alle geformuleerde beleidsdoelen zijn middelen gekoppeld. Gemeente Loon op Zand geeft ongeveer hetzelfde budget uit voor jeugd- en jongerenbeleid als vergelijkbare gemeenten De gemeente gaat de resultaten van het beleid monitoren en geeft aan hoe de beleidsuitvoering verantwoord wordt.
23
Normenkader beleidsuitvoering Hieronder presenteren wij het vooraf opgestelde normenkader voor de beleidsuitvoering. Tabel 4: Normenkader uitvoering jeugdbeleid Loon op Zand Aspect
Norm
Activiteiten
Uitvoering volgens planning
Regie
Rolverdeling
Samenwerking Doelen: consistent beleid Politieke verantwoordelijkheid
Actualisatie
Monitoren en bijsturen Doeltreffendheid Effectiviteit: resultaten vergelijkbaar
Effectiviteit: effect op doelgroep
Doelmatigheid
Definitie
Geplande activiteiten in kader van het jeugdbeleid zijn uitgevoerd en volgens planning verlopen. De gemeente Loon op Zand voert de regie (getoetst via het Gemeente voert regie S-model) over de uitvoering van het jeugdbeleid. De rollen van de verschillende actoren (gemeente, Goed afgebakende uitvoerende instellingen en doelgroep) binnen het taken en jeugdbeleid zijn goed afgebakend m.a.w. de gemeente heeft verantwoordelijkheden duidelijk aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. Er is aantoonbare, vruchtbare samenwerking tussen Samenwerking bij de uitvoeringspartijen, d.w.z. dat men gezamenlijk activiteiten uitvoering heeft voorbereid en heeft uitgevoerd t.a.v. het jeugdbeleid. De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd Consistent beleid voor jeugdbeleid komen terug in het collegeprogramma van 2006 en de programmabegrotingen (2006, 2007). 1. Binnen het College neemt de verantwoordelijke Politieke wethouder beslissingen en houdt toezicht op de verantwoordelijkheid uitvoering. worden genomen 2. De Raad controleert het College op de uitvoering en besteding van financiën. Tijdens het uitvoeren van het beleid is tijdig ingesprongen op landelijke beleidsontwikkelingen op het gebied van jeugd Beleid is (Operatie Jong, WMO, Centrum Jeugd en Gezin). Nieuwe geactualiseerd ontwikkelingen zijn beleidsmatig opgepakt en de ambtelijke organisatie is waar nodig aangepast. Monitoren en indien De gemeente monitort de resultaten van het beleid en stuurt nodig bijsturen waar nodig bij. Resultaten zijn De beoogde resultaten van de aandachtsgebieden gerealiseerd jeugdbeleid zijn gerealiseerd. Resultaten De output-resultaten van de gemeente op het jeugdbeleid vergelijkbaar met zijn vergelijkbaar met soortgelijke gemeenten. andere gemeenten Jongeren zelf vinden dat de gemeente een positieve bijdrage heeft geleverd aan hun ontwikkeling (sociaal, emotioneel, creatief, cognitief, fysiek), dat de gemeente hen Effect op doelgroep mogelijkheden heeft geboden om deel te nemen aan jeugdvoorzieningen en dat de gemeente hen voorbereid heeft om mee te doen in de samenleving Er is een doelmatige inzet van middelen voor jeugdbeleid, oftewel de gemeente had niet hetzelfde kunnen bereiken met minder middelen. Er is een efficiënte inrichting ambtelijk apparaat, oftewel het aantal uren dat is ingezet is zinvol besteed en met Middelen en uren zijn minder uren was het niet mogelijk om de behaalde doelmatig ingezet resultaten te bereiken. Er is een efficiënte verdeling binnen het College oftewel er is één wethouder verantwoordelijk voor het hele jeugdbeleid.
24
1.3
Onderzoeksopzet en uitvoering
Voorafgaand aan de dataverzameling zijn twee normenkaders opgesteld en verder zijn twee referentiegemeenten geselecteerd, namelijk Goirle en Schijndel. Vervolgens is op vier manieren informatie verzameld voor dit onderzoek: - Dossieronderzoek; - Face to face interviews; - Groepsgesprekken; - Telefonische interviews. Dossieronderzoek Door de gemeente Loon op Zand is alle relevante beleidsinformatie, te weten beleidsstukken en verslagen, ter beschikking gesteld. Verder zijn vergelijkingscijfers over de resultaten van jeugdbeleid en de daarvoor ingezette middelen bij de twee referentiegemeenten verzameld. Face to face-interviews De face to face-interviews zijn bedoeld om te verifiëren of hetgeen op papier beschreven staat in de werkelijkheid ook zo uitgevoerd wordt. Daarnaast bieden interviews inzicht in het hoe en waarom van beleidsbeslissingen. De volgende respondenten zijn geïnterviewd: de verantwoordelijke wethouders en de ambtelijk verantwoordelijke voor het jeugdbeleid. Voorafgaand aan het interview heeft de onderzoeker een checklist met onderwerpen gestuurd die tijdens het gesprek aan bod zijn gekomen. Na afloop van het interview is door de onderzoeker een concept verslag opgesteld. Iedere respondent heeft de gelegenheid gekregen hierop aanvullingen te geven en pas na accorderen door de respondent is het gespreksverslag toegevoegd aan het onderzoeksdossier. Groepsgesprekken In het kader van dit onderzoek zijn drie groepsgesprekken gehouden, één met jongeren, één met organisaties en één met raadsleden. Het groepsgesprek met jongeren is gehouden op de Dr. Mollercollege in Kaatsheuvel, waarbij met 8 jongeren is gesproken over hun beleving van het jongerenbeleid en wat de gemeente voor hen doet. Verder is de mening gevraagd van organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het lokale jeugdbeleid. Tenslotte is gesproken met raadsleden van commissie Welzijn over de rol van de Raad in het jeugd- en jongerenbeleid. Het verslag van de gesprekken is ter accordatie aan alle deelnemers toegezonden. De gemaakte aanvullingen en opmerkingen van de respondenten zijn verwerkt. Telefonische interviews Er zijn telefonische interviews gehouden met organisaties die niet konden deelnemen aan het groepsgesprek en met sleutelfiguren van externe organisaties die in de te evalueren periode betrokken waren, maar in 2007 een andere baan hadden. In totaal zijn er 9 telefonische interviews afgenomen. Na afloop van het interview is door de onderzoeker een concept verslag opgesteld. Iedere respondent heeft de gelegenheid gekregen hierop aanvullingen te geven en pas na accorderen door de respondent is het gespreksverslag toegevoegd aan het onderzoeksdossier. Na afloop van het veldwerk zijn alle gegevens geanalyseerd. De resultaten zijn verwoord in de Nota van Bevindingen. Deze nota is ter beoordeling van de feitelijke juistheid voorgelegd aan betrokkenen. Op basis van de ontvangen reacties zijn de bevindingen aangepast. De definitieve bevindingen hebben als basis gediend voor dit rapport waarbij voor een opzet is gekozen dat in dit rapport de bevindingen uit de Nota van Bevindingen samengevat zijn weergegeven. Het rapport is daardoor geheel zelfstandig leesbaar. Op basis van de definitieve bevindingen zijn de conclusies en aanbevelingen opgesteld. Het conceptrapport is vervolgens voorgelegd aan het college voor
25
een bestuurlijke reactie die integraal in het rapport is opgenomen. De Rekenkamercommissie heeft ten slotte het nawoord opgesteld en het rapport definitief vastgesteld.
1.4
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de beleidsontwikkeling. Wij kijken onder meer naar hoe de nota Visie op Jeugd tot stand gekomen is, welke beleidsdoelen en visie hierin verwoord zijn en hoe het beleid organisatorisch is geborgd. In het derde tevens laatste hoofdstuk gaan we in op de beleidsuitvoering en brengen wij in beeld wat er na de vaststelling van de nota gedaan is.
26
2
Beleidsontwikkeling
In dit hoofdstuk geven wij op basis van het normenkader onze conclusies weer over de beleidsontwikkeling. De opbouw van iedere paragraaf is als volgt: weergave van de norm, samenvatting van de bevindingen, indien aanwezig toelichting vanuit het College of ambtelijk apparaat en tenslotte het oordeel van de Rekenkamercommissie.
2.1
Beleidsvoorbereiding
Norm Er is vooraf een analyse gedaan naar de noodzaak/behoefte van jeugdbeleid, m.a.w. de gemeente geeft aan waarom jeugdbeleid ontwikkeld wordt. Bevindingen In de nota Visie op Jeugd is op verschillende plaatsen expliciet aangegeven waarom de gemeente jeugdbeleid wilde ontwikkelen in 2003/2004. Samengevat waren de redenen: • de gemeente heeft een taak om voorwaarden te scheppen om gezinnen in staat te stellen hun rol als primaire opvoeder zo goed mogelijk te vervullen en een aanvullende verantwoordelijkheid om extra aandacht te geven aan kwetsbare jeugd en bescherming en extra begeleiding te bieden; • de gemeente heeft een taak om jongeren te helpen bij hun groei naar zelfstandige burgers; • de gemeente dient jongeren ruimte (fysiek en geestelijk) te bieden zichzelf te kunnen ontwikkelen en ontplooien. Hierbij speelt dat jongeren steeds minder gebonden zijn aan fysieke plekken zodat er ook nieuw beleid moet komen die hierop inspeelt. Toelichting College Naast bovenstaande redenen speelde volgens het College mee dat de gemeente Loon op Zand zich geconfronteerd zag met het wegtrekken van jongeren uit de gemeente. Met het opstellen van jeugdbeleid wilde de gemeente zich weer aantrekkelijker maken voor jongeren (en hun ouders). Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie stelt vast dat er een degelijke beleidsvoorbereiding is gedaan, waarin goed is aangegeven waarom het College jeugdbeleid heeft geformuleerd.
2.2
Visie-ontwikkeling
Norm Er is een visie opgesteld waarin duidelijk is aangegeven wat de gemeente met het jeugdbeleid wil bereiken. De visie overstijgt de verschillende doelen en is verwoord in een hoofddoel/visie/motto o.i.d. Bevindingen In de Nota Visie op Jeugd wordt zowel een algemene doelstelling als een visie van de gemeente verwoord. De algemene doelstelling luidt: Stimuleren dat jeugdigen als zelfstandige burgers kunnen deelnemen aan de maatschappij te bereiken via een samenhangend pakket aan maatregelen en voorzieningen op het integrale terrein van jeugdbeleid. In de visie van de gemeente dient jeugdbeleid gericht te zijn op: een harmonische ontwikkeling van de jeugd (sociaal, emotioneel, creatief, cognitief, fysiek);
27
het creëren van optimale mogelijkheden om jeugd deel te laten nemen aan voorzieningen die voor hen in het leven zijn geroepen; het voorbereiden van de jeugd te groeien in en mee te doen aan de samenleving. De gemeente geeft aan dat dit bereikt kan worden indien er voldoende aanbod van voorzieningen (jongerencentrum, hangplekken, verenigingen, sportmogelijkheden) is. De gemeente wil dat jongeren zelf gaan deelnemen aan de voorzieningen zodat zij kunnen opgroeien tot zelfstandige burgers.
Toelichting College De gemeente zet in haar visie vooral in op het creëren van goede randvoorwaarden waarin jongeren zelf verantwoordelijk zijn om al dan niet gebruik te maken van de voorzieningen en mede hierdoor verder kunnen verzelfstandigen. Oordeel Rekenkamercommissie Er is in de ogen van de Rekenkamercommissie dus een duidelijke visie neergelegd in de nota Visie op Jeugd. Het gemeentelijk beleid is vooral gericht op het creëren van goede randvoorwaarden zodat jongeren zich optimaal kunnen ontwikkelen.
2.3
Interactieve beleidsvorming
Norm Bij het maken van het beleid heeft de gemeente belangrijke partners betrokken. Bevindingen Zoals ook in paragraaf 2.1 naar voren is gekomen, heeft er voorafgaand aan het vaststellen van de Nota een uitgebreide verkenning plaatsgevonden, waarbij partijen uit het veld nadrukkelijk zijn betrokken. Bij het aanbieden van de nota geeft het College aan dat bij het tot stand komen van de nota 1000 personen betrokken zijn geweest. Het betrekken van de partners is als volgt gedaan: inspraak kinderen 6-12 via een vragenlijst; inspraak jeugd 12-17 via een vragenlijst en discussiebijeenkomst; inspraak vrijwilligersorganisaties met jeugdleden; inspraak buurtverenigingen; inspraak professionals. Toelichting College en betrokkenen Het College en de betrokken instellingen hebben aangegeven dat voor hen het zeker een meerwaarde had om op de gekozen interactieve manier het beleid te formuleren. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie concludeert dat de gemeente belangrijke partners heeft betrokken bij het maken van haar jeugdbeleid.
2.4
Breedte jeugdbeleid
Norm Er wordt duidelijk aangegeven welke facetten van het jeugdbeleid worden meegenomen (en eventueel ook welke niet en met welke reden).
28
Bevindingen De gemeente geeft in de nota aan dat ze het jeugdbeleid breed opvat, zowel wat betreft de leeftijdscategorie als de beleidsterreinen waarop het van toepassing is. Er is dus bewust gekozen, mede op verzoek van de Raad, om beleid voor alle jongeren te formuleren en dus geen specifiek beleid voor de probleemjongeren. De brede insteek van de gemeente is tijdens het opstellen van de nota versmald door het stellen van prioriteiten. Er waren in eerste instantie 14 aandachtsgebieden in kaart gebracht die samen volledig het jeugdbeleid in de gemeente Loon op Zand dekken. Van deze 14 aandachtsgebieden is door jongeren, organisaties en de politiek aangegeven waaraan zij het meeste belang hechten en op basis hiervan zijn prioriteiten gesteld. Het bleek dat voor de aandachtsgebieden die geen prioriteit kregen, bijna altijd via andere beleidsinspanningen al wel gemeentelijke aandacht geschonken werd. Hiervoor geldt één uitzondering, namelijk het aandachtsgebied kunst en cultuur. Toelichting College Het College heeft aangegeven dat door gebrek aan belang door de partijen en middelen geen uitwerking is gedaan voor kunst en cultuur. Dit is deels opgepakt via welzijn en onderwijs en het College heeft budget beschikbaar gesteld voor muziekonderwijs. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie is van mening dat de gemeente duidelijk heeft gemaakt hoe breed het jeugdbeleid is opgezet in de Nota Visie op Jeugd. De gemeente heeft gekozen voor een brede opzet en heeft vervolgens samen met het veld gekozen om hierin prioriteiten te stellen.
2.5
Consistentie doelen
Norm De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd voor jeugdbeleid zijn consistent met de collegeprogramma van 2002. Bevindingen Wij beschrijven eerst de doelen die de gemeente heeft geformuleerd in de Nota Visie op Jeugd op de zes gekozen beleidsprioriteiten. 1.
Bevorderen van jeugdparticipatie Doel: jeugdigen in staat stellen mee te praten, mee te beslissen en mee te doen bij het beïnvloeden van beleid en het opzetten en uitvoeren van activiteiten.
2.
Organisatie jeugd- en jongerenwerk Doel: versterken samenwerking en samenhang tussen instellingen voor jeugd- en jongerenbeleid.
3.
Jeugd in de openbare ruimte Doelen: - het inrichten van de openbare ruimte afgestemd op het speel-en ontmoetingsgedrag van jeugd waardoor prettige woon-en leefomgeving wordt gecreëerd; - bijdrage leveren aan het creëren van een prettige woon-en leefomgeving voor jeugd; - het verminderen van gevoelens van onveiligheid veroorzaakt door rondhangende jeugd. -
29
4.
Vrijwilligersbeleid Doelen: - deskundigheidsbevordering van jonge vrijwilligers; - opstellen vrijwilligerscontracten met rechten en plichten; - activering ouders (‘verplicht’ vrijwilliger).
5.
Jeugdzorg Doel: bevorderen aansluiting lokaal jeugdbeleid – jeugdzorg.
6.
Bevorderen samenwerking, samenhang en structuur Doel: bijdrage leveren aan het versterken van samenhang, samenwerking en structuren. In het collegeprogramma van 2002 wordt de komst van Visie op Jeugd aangekondigd. Er staat geen beleidslijn voor het jeugd en jongerenwerk in. College komt op korte termijn met een plan tot herijking van het jeugdbeleid. D.m.v. een integrale ‘Visie op Jeugd’ (uitgaande van de vraag), met daarin aandacht voor de actieve participatie door de jeugd, moet gekomen worden tot een adequate inzet van middelen. Uit Collegeprogramma gemeente Loon op Zand 2002-2006, pagina 54. Bij de uitwerking van de Visie op Jeugd is expliciet aansluiting gezocht bij de gemeentelijke missie waarin de burger centraal staat. Deze missie vormt de kern van hetgeen de Raad het College heeft opgedragen om uit te voeren in de periode 2002-2006. Verder is voor een zestal thema’s door de Raad aangegeven dat het College hier met haar beleid rekening mee moet houden. In de Visie op Jeugd wordt expliciet (zie pagina 35 van de nota) een relatie gelegd tussen deze zes thema’s en de bijdrage van het jeugdbeleid. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie is van oordeel dat de doelen van het jeugdbeleid consistent zijn met het collegeprogramma van 2002. Er wordt immers een uitwerking gemaakt van de beleidslijnen van het collegeprogramma in de nota Visie op Jeugd.
2.6
SMART-zijn van doelen
Norm De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd zijn toetsbaar opgesteld (SMART) en er zijn indicatoren opgesteld voor doelrealisatie. Bevindingen SMART staat voor: - Specifiek: het moet eenduidig omschreven - Meetbaar: wanneer (in kwaliteit) is het doel bereikt - Acceptabel: gaat de doelgroep en/of de politiek de doelen accepteren - Realistisch: het moet haalbaar zijn - Tijdsgebonden: wanneer (in tijd) moet het doel bereikt zijn De uitwerking van de doelen in de Nota Visie op Jeugd is als volgt gedaan: per aandachtsgebied is in een schema aangegeven wat aanleiding, doelgroep, resultaat (=doel), activiteiten, participanten, planning en financiën. Op basis hiervan is het SMART-formuleren van de doelen vast te stellen. Hieronder staat ter illustratie één van de zes uitwerkingen.
30
Tabel 5.
Uitvoering bevorderen van jeugdparticipatie
Aanleiding Doelgroep Resultaat Activiteiten Participanten
Planning Financiën
Gebleken is dat jeugdigen onvoldoende betrokken worden bij het door de gemeente te voeren of gevoerde beleid. Jeugd 6 – 24 jaar. Jeugdigen in staat stellen mee te praten, mee te beslissen en mee te doen bij het beïnvloeden van beleid en het opzetten en uitvoeren van activiteiten. Het ontwikkelen van vaste vormen van jeugdparticipatie. • bureau welzijn • Triangel • Onderwijs • Jongerencentra 2005 Er is niet gekozen voor een volledig uitgewerkt projectvoorstel. Dit doet geen recht aan de verantwoordelijkheid en creativiteit van de diverse participanten. In dit kader wordt gedacht aan een projectsubsidie om voorstellen uit te kunnen voeren. De financiële consequenties dienen samenhangend onderdeel uit te maken van het projectvoorstel.
Toelichting College en ambtenaar Ambtenaar en wethouders geven desgevraagd aan dat de doelen niet SMART geformuleerd zijn, ondanks het voornemen van het College in het collegeprogramma 2002-2006 om meer indicatoren bij het beleid op te stellen. Beiden geven hiervoor dezelfde verklaring: SMART formuleren was anno 2004 nog niet nodig, wel is dit verplicht gesteld vanaf 2006. Sindsdien is er sprake van een groeimodel, want het is medio 2007 nog niet volledig uit gekristalliseerd. Beide partijen geven aan dat het soms lastig is om goede meetbare doelen en indicatoren op te stellen. Oordeel Rekenkamercommissie Als Rekenkamercommissie zijn wij van mening dat de doelen niet voldoende SMART geformuleerd zijn. Dit geldt met name voor het aspect meetbaar: er zijn geen indicatoren opgesteld en zodoende is dus niet duidelijk wanneer het doel behaald is. De Rekenkamercommissie deelt de mening van het College dat SMART formuleren lastig is, maar stelt vast dat dit thema in de gemeente Loon op Zand 4 jaar is blijven liggen en vervolgens slechts in beperkte mate is opgepakt. Gezien de reeds langdurige VBTB1-discussie in Nederland zijn er vele handreikingen en tools voorhanden hoe doelen goed meetbaar opgesteld kunnen worden en welke indicatoren er opgesteld kunnen worden. Daar waar het gaat om het creëren van goede randvoorwaarden bieden indicatoren als: bezoek jongerencentrum, aantal jongeren dat lid is van een vereniging etc. in onze ogen al een goed eerst beeld van de effecten van het jeugd- en jongerenbeleid.
1
VBTB is de afkorting voor Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording. Sinds het Ministerie van Financiën in mei 1999 de nota `Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording' uitbracht, is het Haagse jargon een nieuwe afkorting rijker: VBTB. De afkorting verwijst niet alleen naar de nota, maar vooral naar de ontwikkeling die met deze nota in gang is gezet: naar begrotingen en verantwoordingen die behalve geldbedragen en bestemmingen ook meer inhoudelijke informatie geven. Volgens de VBTB-strategie moet bij elke maatregel worden bepaald wat men ermee wil bereiken, wat men ervoor gaat doen en wat het mag kosten. Alles moet bovendien in SMART-termen worden geformuleerd.
31
2.7
Vertaling doelen in activiteiten
Norm De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd, zijn vertaald in geplande activiteiten voor en/of door uitvoerende instanties. Bevindingen In de nota Visie op jeugd staat voor ieder aandachtsgebied een uitwerking met hierin ook de activiteiten en de participanten (zie bovengenoemde illustratie van bevorderen jeugdparticipatie). In de nota is dus aangegeven welke organisaties deelnemen bij de uitvoering en wat er gaat gebeuren. Er is echter niet direct duidelijk wat de bijdrage van iedere participant moet gaan worden. Verder is naar voren gekomen dat veel activiteiten betrekking hebben op hetgeen de gemeente zelf gaat doen. Het gaat hierbij om: • actualisatie van het convenant jongerencentra; • het opstellen van een speelplaatsenbeleidsplan; • het opstellen van een nota overlast jeugd in de openbare ruimte; • het opstellen van vrijwilligersbeleid waarin aandacht wordt besteed aan knelpunten die specifiek verband houden met jeugdbeleid; • het ontwikkelen van een sociale kaart; • het verkennen van mogelijkheden om aan te sluiten bij de zorgteams op scholen ter versterking van licht ambulante hulpverlening voor jeugd 12+; • evaluatie van het welzijnskader waardoor ingespeeld kan worden op actuele ontwikkelingen om zodoende vernieuwingen in het aanbod door te voeren. Hieruit blijkt dat de doelen vooral bereikt worden door het formuleren van gemeentelijke beleidsnotities. Gezien de keuze om vooral in randvoorwaardelijke zin het jongerenbeleid te versterken, is dit zeker te verdedigen. Echter het geeft tevens aan dat de nota Visie op Jeugd in grote mate een kapstok en vertrekpunt is waarin met name aangekondigd wordt dat de gemeente zelf op deelterreinen een nadere uitwerking gaat maken. In de uitwerking van de activiteiten staan geen punten voor jongeren zelf genoemd. Voor jongeren wordt in de Nota niet concreet gemaakt wat het jeugdbeleid voor henzelf te bieden heeft. Toelichting ambtenaar Desgevraagd heeft de ambtenaar aangegeven dat er bewust gekozen is om geen omlijnd kader voor de uitvoering te geven. Gesteld is dat er werkplannen moesten komen onder de zes aandachtgebieden en dat hierin afspraken over de uitvoering opgenomen zouden worden. Oordeel Rekenkamercommissie Onze conclusie is dat de vertaling van doelen naar activiteiten weliswaar is opgesteld, maar in onze ogen niet scherp genoeg geformuleerd is, met name als het gaat om duidelijkheid wat iedere participant moet gaan doen. De keuze om veel activiteiten zelf te gaan doen en uit te gaan van later uit te werken werkplannen is te verdedigen, maar hierdoor neemt de uitvoeringskracht van de nota wel af. Immers met het vaststellen van de nota is niet volledig duidelijk wat er in de uitvoering verder gaat gebeuren.
32
2.8
Vertaling doelen naar organisatiestructuur
Norm De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd, zijn vertaald in een organisatiestructuur waarin duidelijkheid wordt gegeven hoe wethouder, ambtenaren en uitvoerende instanties met elkaar gaan samenwerken (stuurgroep/werkgroepen o.i.d.). Bevindingen In de nota Visie op Jeugd is uitgebreid aandacht voor de organisatiestructuur. Er was in de voorbereidingsfase al een stuurgroep geformeerd die ook verder zou gaan na het vaststellen van de nota. Deze stuurgroep kent een brede vertegenwoordiging van organisaties die werkzaam zijn voor jongeren. Daarnaast is de intentie uitgesproken om drie werkgroepen in het leven te roepen die de stuurgroep adviseren op het terrein van: participatie, versterking van het jeugd- en jongerenwerk en de aanpak van overlast. De stuurgroep staat onder voorzitterschap van de wethouder jeugdbeleid en komt minimaal eens per kwartaal bijeen. Daarnaast is genoemd dat een aantal stuurgroepleden zitting nemen in één van bovengenoemde werkgroepen. De stuurgroep is verantwoordelijk voor de coördinatie van alle activiteiten die binnen de verschillende beleidsvelden plaatsvinden. Via de stuurgroep vindt ook een terugkoppeling plaats over de voortgang van de beleidsterreinen die niet specifiek onderdeel uitmaken van de beleidsterreinen van de nota Visie op Jeugd (breedtesport, huisvesting etc). In de nota wordt niet concreet aangegeven welke ambtelijke capaciteit is gereserveerd voor het jeugdbeleid. Desgevraagd is ambtelijk en door het College aangegeven dat in de afdelingswerkplannen staat hoeveel tijd voor jeugdbeleid beschikbaar wordt gesteld, ingeschat werd ambtelijk ongeveer 250 uur (circa 0,2 fte), dit is nergens geformaliseerd volgens de ambtenaar. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie oordeelt dat er in afdoende mate een vertaling is gemaakt van de doelen naar een organisatiestructuur. Wel constateren we dat niet duidelijk is aangegeven hoeveel ambtelijke capaciteit is gereserveerd om het beleid uit de nota Visie op Jeugd uit te voeren.
2.9
Doelgroepen
Norm De doelgroep(en) voor het jeugdbeleid zijn duidelijk benoemd, d.w.z. dat duidelijk is aangegeven welke jongeren (b.v. in leeftijd, geslacht, aard) baat hebben bij het beleid. Bevindingen Eerder is aangegeven dat de gemeente gekozen heeft voor een breed jeugdbeleid. Dit komt terug in de benoemde doelgroep in de Visie op Jeugd: ‘Ons beleid richt zich primair op de doelgroep jeugd in de leeftijd 0 tot en met 24 jaar.’ Verder is voor ieder van de zes uitgewerkt beleidsthema’s een afbakening van de doelgroep aangegeven. Hierbij wordt soms wel een leeftijdsgrens aangegeven (‘6-24’) en soms niet (‘de jeugd’). Verder is naar voren gekomen dat naast jongeren ook organisaties vaak doelgroep zijn van het jeugdbeleid. Toelichting College en ambtenaar Zowel ambtenaar als wethouders hebben aangegeven dat voor de toekomstige uitvoering differentiatie van de doelgroep wenselijk is. Beiden doelen dan op een splitsing tussen 0-12 en
33
12+. Deze beide groepen verschillen namelijk dermate van elkaar dat splitsen in de uitvoering bijna noodzakelijk is. Oordeel Rekenkamercommissie We stellen dat de doelgroepen in afdoende mate zijn benoemd. Gezien de keuze van het College om met name de randvoorwaarden in het jongerenbeleid te verbeteren, is goed te verklaren dat ook organisaties als doelgroep benoemd zijn.
2.10 Actualiteit Norm Bij het opstellen van het beleid is ingesprongen op landelijke beleidsontwikkelingen op het gebied van jeugd (Operatie Jong, Wet op de Jeugdzorg, WMO). Bevindingen De nota is in 2004 opgesteld en is begin 2005 vastgesteld. In 2004 speelden een aantal landelijke onderwerpen rond jeugd- en jongerenbeleid: • Operatie Jong (ontkokering jeugdbeleid); • Invoering Wet op de Jeugdzorg per 1-1-2005; • Invoering WMO met prestatieveld voor jongeren. De operatie Jong en de WMO worden niet genoemd in de nota Visie op Jeugd. Er wordt wel ruimschoots aandacht geschonken aan de nieuwe Wet op de Jeugdzorg (zie volgende paragraaf). Toelichting College en ambtenaar De reden voor het niet noemen van WMO en Operatie Jong is volgens ambtenaar en wethouders dat deze ontwikkelingen destijds nog onvoldoende waren uitgewerkt. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie deelt de mening dat Operatie Jong en WMO nog niet volledig uitgekristalliseerd waren. Wel zijn we hierbij van mening dat het verstandig was geweest om in de nota alvast melding te maken van deze ontwikkelingen, zodat ambtelijk en politiek ook aandacht blijft voor deze ontwikkelingen. We stellen vast dat de nota Visie op Jeugd voldoende actueel was, met name door de ruime aandacht voor de nieuwe Wet op de Jeugdzorg.
2.11 Wet op de Jeugdzorg Norm De gemeente neemt beleidsmatig actie in het kader van haar taak t.a.v. de nieuwe Wet op de Jeugdzorg (1-1-2005). Er wordt ruimte vrijgemaakt voor afstemming met het provinciale beleid en regiogemeenten, d.w.z. dat de gemeente de intentie heeft overleg te voeren met deze partijen zodat duidelijk wordt wie waarvoor verantwoordelijk is en zodat de gemeente kennis krijgt wat andere partijen rond Jeugdzorg doen. Bevindingen Zoals hierboven aangegeven, is in de nota Visie op Jeugd uitgebreid ingegaan op de nieuwe Wet op de Jeugdzorg. De gemeente was dus goed op de hoogte welke taken men erbij zou krijgen. In de nota staat tevens aangegeven dat de gemeente dit dossier reeds heeft opgepakt met provincie en regiogemeenten, onder meer uitmondend in een provinciale opdracht aan K2 op gemeentelijk
34
niveau de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en (zorg)voorzieningen die niet op lokaal niveau georganiseerd zijn, in kaart te brengen. Eerste beleidsmaatregelen worden in de Nota Visie op Jeugd reeds aangekondigd, namelijk het ontwikkelen van een digitale sociale kaart en een steunpunt voor opvoedingsondersteuning. Oordeel Rekenkamercommissie Wij oordelen dat de gemeente begin 2005 het dossier Wet op de Jeugdzorg beleidsmatig afdoende heeft opgepakt, mede in samenspraak met provincie en regiogemeenten.
2.12 Politieke verantwoordelijkheid Norm Er is duidelijkheid over wie politiek verantwoordelijk is voor het jeugdbeleid (rol Raad en verdeling binnen College). Bevindingen Bij de totstandkoming van het beleid lag de politieke verantwoordelijkheid volledig bij één wethouder, namelijk Dhr. Ligtenberg. In de Visie op Jeugd is aangegeven dat deze wethouder optreedt als voorzitter van de stuurgroep Visie op Jeugd. Ook de rol van de Raad wordt zichtbaar in de Nota Visie op Jeugd. Vooraf (kaderstellend) is de Raad bepalend geweest voor de hoogte van het budget voor het jongerenbeleid en de Raad is één van de partijen die prioriteiten heeft mogen stellen. Verder wordt in de nota aangegeven hoe de Raad haar controlerende functie kan uitoefenen (zie paragraaf Monitoring). Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie vindt dat de politieke verantwoordelijkheid voldoende helder is vastgesteld in de nota Visie op Jeugd.
2.13 Middelen koppelen aan beleid Norm Aan alle geformuleerde beleidsdoelen zijn middelen gekoppeld. Bevindingen Met het vaststellen van Visie op Jeugd zijn geen extra middelen beschikbaar gesteld voor het jongerenbeleid bovenop het bestaande budget van circa €100.000,- op jaarbasis. Hierbij speelde in 2004 de ombuigingsoperatie waarbij door de Raad is aangegeven geen extra middelen beschikbaar te stellen voor het jeugd- en jongerenwerk. De Raad stelde dat ruimte gezocht moet worden in een herverdeling van de reeds beschikbare middelen voor jeugd- en jongerenwerk, het verstrekken van subsidies op projectbasis en waar mogelijk moesten financiële verbindingen gelegd worden met andere beleidsterreinen zoals de stimuleringsregeling vrijwilligerswerk. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de budgetten van de zes beleidsterreinen. Er wordt nergens een budget gekoppeld aan de doelen, maar er wordt aangegeven dat de financiën in een vervolgwerkplan worden aangegeven, dat er dekking is vanuit provinciale middelen of dat het binnen de huidige budgetten moet worden gefinancierd. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie stelt vast dat er geen middelen zijn gekoppeld aan de doelen. Het gegeven dat de Raad geen extra geld beschikbaar heeft gesteld, is volgens de
35
Rekenkamercommissie nog geen reden om deze koppeling niet te maken. Immers er was al een bestaand budget van € 100.000,- op jaarbasis en de nieuwe verdeling hiervan had in de nota al meegenomen moeten worden. Het vooruitschuiven van dit belangrijke punt naar nog te ontwikkelen werkplannen ontneemt de nota Visie op Jeugd veel beleidskracht.
2.14 Middelen twee vergelijkbare gemeenten Norm De gemeente Loon op Zand geeft ongeveer hetzelfde budget uit voor jeugd- en jongerenbeleid als vergelijkbare gemeenten. Bevindingen In het kader van dit onderzoek zijn bij twee vergelijkbare gemeenten, te weten Schijndel en Goirle, gegevens opgevraagd over de inzet van middelen met betrekking tot het jongerenbeleid in de periode 2005-2007. We presenteren hier het budget van beide gemeenten en van de gemeente Loon op Zand. Hierbij zijn alleen vergelijkbare posten bij elkaar opgeteld, waarbij is uitgegaan van de beschikbare posten van Loon op Zand. Tabel 6: Overzicht financiën jeugdbeleid gemeente Schijndel, Goirle en Loon op Zand 2007 Gemeente Schijndel Goirle Loon op Zand
Bedrag € 197.133,€ circa 55.000-60.000,€ 110.768,-
Oordeel Rekenkamercommissie Op basis van dit overzicht concluderen wij dat de gemeente Loon op Zand minder uitgeeft dan Schijndel, maar wel meer dan de gemeente Goirle. Door het ontbreken van gegevens kan geen oordeel worden gevormd.
2.15 Monitoring Norm De gemeente gaat de resultaten van het beleid monitoren en geeft aan hoe de beleidsuitvoering verantwoord wordt. Bevindingen Eerder hebben wij reeds vastgesteld dat er geen indicatoren zijn opgesteld bij de nota Visie op Jeugd. Er zijn dus ook geen afspraken gemaakt over monitoring. Wel wordt in de Nota een toezegging gedaan dat er jaarlijks, te starten in 2005, geëvalueerd wordt richting de Raad. De punten die het College hierbij belooft mee te nemen zijn: • doelmatigheid van gevoerd beleid; • hetgeen in uitvoering of ontwikkeling is gebracht; • de wijze waarop de gemeente haar regierol heeft ingevuld; • de knelpunten die zich hebben voor gedaan en tot welke oplossingen men is gekomen.
36
Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie heeft gevonden dat er geen afspraken zijn gemaakt over monitoring, maar wel over jaarlijkse tussentijdse rapportages. De resultaten worden dus niet gemonitord, er staat wel aangegeven hoe de beleidsuitvoering verantwoord wordt.
37
3
Beleidsuitvoering
In dit hoofdstuk geven wij ons oordeel over de beleidsuitvoering weer op basis van het vooraf opgestelde normenkader. Ook hier volgend wij het eerder gekozen stramien: eerst geven we de definitie van de norm uit ons normenkader weer en vervolgens presenteren wij de bevindingen. Daarna volgt de toelichting of mening van betrokkenen en tenslotte geven wij ons oordeel.
3.1
Activiteiten
Norm Geplande activiteiten in kader van het jeugdbeleid zijn uitgevoerd en volgens planning verlopen. Bevindingen Om een goed beeld te geven wat er gebeurd is na vaststelling van de nota, geven wij een kort overzicht van de uitvoering van de activiteiten van ieder van de zes beleidsthema’s. 1. Jeugdparticipatie Begin 2005 wordt er een werkgroep participatie gevormd die enkele keren bijeen komt om te brainstormen hoe dit onderwerp ingevuld gaat worden. In mei 2005 volgt een eerste uitwerking voor dit thema. In het stuk worden vier actiepunten benoemd, er staan enkele concrete activiteiten in, er ontbreekt een financiële paragraaf. De vier actiepunten zijn: 1. Participatie: Via een groeimodel jeugdigen kennis laten maken met gemeentelijk beleid en de gemeentelijke organisatie en daarnaast ontwikkelen van een werkwijze waardoor jeugdigen meer invloed kunnen uitoefenen op hun leefomgeving. Voorstel is om in 2005 themabijeenkomsten te organiseren. 2. Accommodatiebeleid: via gemeentelijke nota. 3. Vrijwilligersbeleid: via nota vrijwilligerswerkbeleid. 4. Convenant jongerencentra: loopt via de gemeente. Vervolgens gebeurt er weinig vanuit deze werkgroep. In november 2006, bij de tussentijdse evaluatie aan de Raad, wordt aangegeven dat uitvoering van het plan in 2007 gaat plaatsvinden. In 2007 wordt door het College besloten om dit thema niet meer apart uit te werken, maar te koppelen aan wijkgericht werken. 2. Organisatie jeugd- en jongerenwerk Begin 2005 maakt de ingestelde werkgroep een projectvoorstel over thema’s die bespreekbaar gemaakt kunnen worden. Er staan 4 actiepunten in, waarvan er drie overlappen met het werkplan van de werkgroep participatie: 1. afstemmingsoverleg: naast de afstemming in de stuurgroep worden er jaarlijks 2 à 3 bijeenkomsten met het veld georganiseerd, er worden enkele mogelijke thema’s genoemd. 2. accommodatiebeleid: er komt een nota accommodatiebeleid (gemeente). 3. vrijwilligersbeleid: er komt een nota vrijwilligerswerkbeleid, kaders hiervan zijn december 2004 opgesteld (gemeente). 4. convenant jongerencentra: nieuw convenant opgesteld (gemeente). Het plan bevat dus aantal concrete activiteiten, er ontbreekt een financiële paragraaf. Vanaf dat moment wordt vooral ingestoken op de organisatie van de Open Dagen. Dit zijn dagen waarop verengingen zich open stellen voor geïnteresseerde jongeren. Dit laat enerzijds zien wat er allemaal te doen is in de gemeente en daarnaast biedt het verenigingen de mogelijkheid om
38
nieuwe jeugdleden te werven. De Open Dagen staan niet als actiepunt vermeld in de nota Visie op Jeugd, wel wordt het ergens genoemd als mogelijkheid om te gaan doen, maar in het activiteitenoverzicht is dit niet concreet benoemd. Eind 2005 volgt het nieuwe convenant tussen welzijnsorganisatie Triangel en de twee jongerencentra. In november 2006 bij de tussentijdse evaluatie wordt het volgende weergegeven: 1. Initiëren van een afstemmingsoverleg waarbinnen plaats is voor de diversiteit en eigenheid van de verschillende vormen van jeugd- en jongerenwerk: dit vindt plaats in de stuurgroep. e 2. Accommodatiebeleid formuleren: 1 kwartaal 2007 naar verwachting gereed. 3. Via vrijwilligerswerkbeleid mogelijkheden onderzoeken voor ondersteuning professionals: nota vrijwilligerswerkbeleid in 2007 gepland, er is een website voor vrijwilligers en er zijn voorlichtingsbijeenkomsten geweest. 4. Actualisatie convenant jongerencentra: In 2005 is er een nieuw convenant opgesteld. Uit dit overzicht blijkt dat over de geplande 2 à 3 jaarlijkse bijeenkomsten niets vermeld wordt, deze zijn er wel geweest (zie uitwerking vrijwilligersbeleid). De nota’s accommodatiebeleid en vrijwilligerswerkbeleid hebben vertraging opgelopen en er is een nieuw convenant opgesteld. Men heeft verder met name veel werk gemaakt van de Open Dagen. 3. Jeugd in de openbare ruimte Dit thema bestaat uit twee verschillende activiteiten, namelijk het opstellen van een nota overlast jeugd in de openbare ruimte en het opstellen van een nota over speelplaatsenbeleid. We behandelen deze twee nota’s apart. 1. Het opstellen van een nota overlast jeugd in de openbare ruimte Begin 2005 wordt een werkgroep ingesteld om een nota te schrijven. Hieruit ontstaat het coördinatieoverleg tussen gemeente, politie en Triangel die iedere zes weken bijeen komen om concrete overlastsituaties met elkaar te bespreken en hierop gezamenlijk actie te ondernemen. In juli 2005 verschijnt de nota ‘Jongeren op straat’ van Triangel. Het is vooral een beschrijvende nota over groepen hangjongeren, het bevat geen beleidslijnen. Februari 2006 verschijnt de nota ‘Jeugd in openbare ruimte’ van de gemeente, politie en Triangel. Hierin staat hoe deze partijen de overlast van jongeren tegengaan. Bij de tussentijdse evaluatie aan de Raad in 2006 staat het volgende weergegeven: Het opstellen van een nota overlast jeugd in de openbare ruimte. Nota april 2006 in concept gereed. Planning is om deze nota begin 2007 aan te bieden aan de Raad/commissie. Continuering coördinatieoverleg tussen politie, Triangel en gemeente: dit overleg vindt om de zes weken plaats. 2. Het opstellen van een speelplaatsenbeleidsplan Er vindt geen concrete actie plaats op dit punt. In november 2006 (tussentijdse evaluatie) staat aangegeven dat het opstellen van een speelplaatsenbeleidsplan niet gestart is wegens onderbezetting en prioritering bij de afdeling Beheer en onderhoud. 4. Vrijwilligersbeleid Begin 2005 verschijnt het rapport ‘Vrijwilligers in beeld, de monitor Vrijwilligerswerk gemeente Loon op Zand’. Deze monitor is uitgevoerd door Prisma en geeft de stand van zaken van het vrijwilligerswerk weer door middel van een gehouden enquête onder vrijwilligersorganisaties. De gemeente zal het rapport gebruiken bij het opstellen van haar eigen nota vrijwilligersbeleid. Medio 2005 wordt een eerste ruwe versie van deze nota in de stuurgroep besproken. Verder worden er in
39
2005 enkele themabijeenkomsten georganiseerd, ‘vrijwilligerswerkbeleid’, ‘financiën, en ‘boeien en binden van 12+’. Verder ontstaat het idee om jaarlijks de prijs Jeugdvrijwilliger van het Jaar uit te reiken, wat ook vanaf 2005 in uitvoering wordt gebracht. Bij de tussentijdse evaluatie in november 2006 wordt ten aanzien van de nota Vrijwilligersbeleid aangegeven dat deze begin 2007 naar verwachting gereed is. Er verschijnt in 2007 een Visiedocument Vrijwilligerswerk. Hierin staat dat gestreefd wordt de Nota vrijwilligerswerkbeleid in december 2007 aan de Raad aan te bieden. Inmiddels heeft het College aan de Raad laten weten dat dit doorschuift naar begin 2008. 5. Jeugdzorg Eind 2004 verschijnt een rapport van K2 waarin geïnventariseerd is wat de gemeente in kader van de nieuwe Wet op de Jeugdzorg moet gaan doen (vijf preventieve functies) en in hoeverre er al aan voldaan wordt. De hoofdconclusie is dat de gemeente het voor jonge kinderen tot 12 jaar goed geregeld heeft, maar dat er vanaf 12 jaar gaten blijken te zitten in het aanbod van de gemeente. De gemeente heeft vanaf 2005 met betrokkenen gesproken wat de inventarisatie van K2 betekent voor de bestaande overlegstructuren. Op regionaal niveau neemt de gemeente deel aan afstemmingsoverleggen en hier worden ook vervolgrapporten van K2 besproken ( nota ‘Vijf op een rij’, ‘netwerken 12+’ en ‘Regie in vier stappen’). Er wordt door K2 aan de gemeente Loon op Zand geadviseerd geen apart netwerk 12+ op te zetten, omdat het zorgteam in het VO dit in afdoende mate dekt. Begin 2005 meldt de ambtenaar dat de sociale kaart reeds is ontwikkeld, maar nog grotendeels leeg is. De gemeente neemt het initiatief richting instellingen om dit compleet te maken. In november 2006 (tussentijdse evaluatie) staat: het initiëren van een afstemmingsoverleg ter bevordering van de aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en jeugdzorg: Dit is opgegaan in WMO, K2 heeft inventarisatie gedaan en krijgt in 2007 de opdracht het verder uit te werken in relatie tot Centrum voor Jeugd en Gezin. sociale kaart: sinds 2005 beschikbaar (provinciaal). het verkennen van mogelijkheden om aan te sluiten bij de zorgteams op scholen ter versterking van licht ambulante hulpverlening voor jeugd 12+ : alle scholen hebben verplicht een zorgteam. Afstemming richting de gemeente is niet optimaal. 6. Bevorderen samenwerking, samenhang en structuur Dit beleidsthema is door de gemeente opgepakt door de Evaluatie Beleidskader Welzijn, welke begin 2006 gereed was. Ten aanzien van het jeugd- en jongerenwerk wordt hierin het volgende geconcludeerd: In 2001 was er meer behoefte aan overleg, dat is opgepakt door Visie op Jeugd, dat samen met het veld is opgepakt. In de uitvoering wordt nauw met elkaar overleg gevoerd en worden gezamenlijk bijeenkomsten georganiseerd. Er is voor het open jongerenwerk een nieuw convenant afgesloten waarin relatieonderhoud is vastgelegd. Het bereik onder de doelgroep is het grootst onder de kinder- en tienergroepen (814), 15 jarigen haken af vanwege o.a. het strikte alcoholbeleid. Er wordt doorverwezen naar hulpverlening door de jongerenwerkers. Het niet open jongerenwerk (zoals scouting, toneelvereniging) kent goede stijging ledenaantal. Het vinden van vrijwilligers wordt moeilijker. Eén vereniging heeft het wel moeilijk, er is een dalend ledenaantal. Op basis van de bevindingen worden subsidies voor verenigingen aangepast.
40
Toelichting betrokkenen zes beleidsthema’s Het College vindt dat het onderdeel jeugdparticipatie niet uit de verf is gekomen. Men geeft hierbij aan dat dit een lastig onderwerp is, het is moeilijk om goede vormen te vinden die ook tijdsbestendig zijn. Het College is trots op de ontwikkeling van de Open Dagen, zo wordt duidelijk voor de jongeren dat er in de gemeente meer te doen is dan ze zouden denken. De reden om in te zetten op de Open Dagen, zonder dat dit als activiteit staan genoemd in de nota Visie op Jeugd, was vooral omdat hier behoefte aan was bij de organisaties aldus het College. Zowel ambtenaar als de wethouders weten niet hoe de financiële dekking van de Open Dagen geregeld is. Over de Open Dagen zijn ook de meeste vertegenwoordigers van organisaties positief, zij vinden dit een goed initiatief. Jongeren daarentegen zien hierin niet zoveel meerwaarde. Er wordt door organisaties wisselend gedacht over de verkiezing van Jeugdvrijwilliger van het Jaar. Organisaties vinden het een goed initiatief, maar geven wel enige kritiek op de wijze waarop het is opgezet. Het doorschuiven van ambtelijke nota’s komt volgens de ambtelijke organisatie door het stellen van ambtelijke prioriteiten en het ambitieniveau van de Raad om op veel terreinen iets te bewerkstelligen. Het College heeft aangegeven dat zolang iets goed gaat, er geen directe noodzaak is om nieuw beleid op te stellen en is enige vertraging niet onoverkomelijk. De Raad geeft vooral het gebrek aan ambtelijke capaciteit, met name door ziekte, als reden aan voor de vele vertragingen. Ook meent de Raad dat het College wellicht teveel ambities en verwachtingen heeft gecreëerd: in het vervolg is het wellicht beter minder doelen af te spreken die waargemaakt worden, dan veel doelen die in mindere mate uitgevoerd worden. Terugkijkend geeft het College aan dat het dossier jeugdzorg erg traag verlopen is omdat hier regionaal opgetrokken is. Meer aandacht voor jeugdzorg 12+ is volgens het College wenselijk. Oordeel Rekenkamercommissie In deze paragraaf is uitgebreid aan bod gekomen wat de gemeente na de vaststelling van de nota op alle zes de beleidsthema’s gedaan heeft. Er is een duidelijk beeld ontstaan dat een deel van de activiteiten is uitgevoerd (nieuw convenant, digitale sociale kaart, nota overlastgevende jeugd), maar veel is ook (nog) niet uitgevoerd (jongerenparticipatie, speelplaatsennota, accommodatienota, vrijwilligersnota). Aanvullend zijn een aantal activiteiten ontplooid die niet in de nota gepland waren (Open Dagen, Jeugdvrijwilliger van het Jaar). Overall vinden wij gezien het bovenstaande dat de geplande activiteiten niet in afdoende mate zijn uitgevoerd en dat ook gestelde planningen niet behaald zijn. Wij stellen dat de vele plannen en verwachtingen uit de integrale nota jeugdbeleid slechts ten dele zijn uitgekomen, voornamelijk door het ontbreken van voldoende ambtelijke capaciteit om bij ziekte vervanging te regelen in combinatie met de ambitie van Raad en College om op vele onderwerpen een nota uit te brengen.
3.2
Regierol
Norm De gemeente Loon op Zand voert de regie (getoetst via het S-model) over de uitvoering van het jeugdbeleid. Bevindingen Bij het opstellen van de nota Visie op Jeugd heeft de gemeente regie gevoerd door partijen nauw te betrekken bij het opstellen van het beleid. Deze regierol ging door na het vaststellen van de nota: de gemeente initieerde een stuurgroep en werkgroepen die vanaf 2005 bijeen gekomen zijn. In subsidiebeschikkingen van enkele organisaties is als vereiste gesteld dat deze organisaties twee maal per jaar met de gemeente dienen te overleggen. Uit de verslagen van de stuurgroep blijkt dat de gemeente duidelijk het voortouw heeft bij de uitwerking van de zes beleidsthema’s. Naast de
41
afgesproken nota’s steekt de ambtenaar ook veel tijd in uitvoerende taken, zoals de organisatie van de Open Dagen. Vanaf medio 2006 stapten veel stuurgroepleden uit de stuurgroep op (nieuwe baan, zwangerschap, pensioen) en vervanging was niet goed geregeld, zodat de stuurgroep en ook de daaronder liggende werkgroepen ophielden te bestaan. Dit was een geleidelijk proces, de gemeente heeft in september 2006 aan alle stuurgroepleden per mail gevraagd of men nog door wilde gaan, nadat enkele vergaderingen een lage opkomst kende. Vervolgens is er geen communicatie van de gemeente richting de stuurgroepleden geweest. De interne regierol is vervuld door regelmatig overleg tussen ambtenaren en wethouders. Daarnaast heeft de coördinerend ambtenaar incidenteel overleg gevoerd met andere ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor aanpalende beleidsthema’s. Toelichting betrokkenen Desgevraagd geven zowel het College als uitvoerende instanties aan dat de gemeente zeker in het begin goed de regie heeft gevoerd in het jeugd- en jongerenbeleid, met name als het gaat om partijen bijeen brengen (initiëren) en de samenwerking mogelijk te maken (faciliteren). Vanaf 2006 vinden alle partijen dat de regievoering minder sterk werd, omdat er toen klad kwam in de stuurgroep en werkgroepen. Het College had hier sneller op kunnen en moeten inspringen. De regievoering op deelthema’s is volgens betrokkenen gedurende de hele periode wel voldoende gebleven. Verder vinden alle betrokkenen dat de gemeente zelf veel in de uitvoering heeft gedaan, waardoor er te weinig als regisseur is gedelegeerd. Een deel van de organisaties betreurt deze houding, zij hadden zelf ook graag willen helpen bij de uitwerking, een ander deel geeft aan dat het juist goed is dat de gemeente de rol van uitvoerder op zich heeft genomen. Enerzijds omdat andere betrokkenen het te druk hadden en anderzijds omdat Triangel als belangrijkste uitvoerder door interne strubbelingen deze taak niet goed kon uitvoeren. Tenslotte geeft de ambtenaar aan dat de gemeente niet als strenge controleur richting de organisaties heeft geopereerd, maar men heeft de afgelopen periode vooral samen met hen gezocht naar mogelijkheden om gezamenlijk het lokaal jeugdbeleid te versterken. Organisaties onderschrijven dat de gemeente vooral op basis van vertrouwen en good-will regie voert, maar geven aan dat soms een hardere lijn vanuit de gemeente wenselijk is. Als voorbeelden worden hierbij genoemd: meer sturen op de activiteiten die in het jongerencentra gedaan worden en meer sturen op samenwerking tussen de twee jongerencentra. Oordeel Rekenkamercommissie De term ‘regievoeren’ is voor dit onderzoek uitgewerkt aan de hand van het 6 S-model dat hieronder wordt toegelicht en waarbij wij direct ons oordeel geven over de regievoering van de gemeente. 1. situeren · inzicht in de behoefte van de doelgroep. Wij menen dat de gemeente in 2005 voldoende zicht had in de behoefte van de doelgroep omdat de doelgroep nauw betrokken is geweest bij het opzetten van het beleid via enquêtes en bijeenkomsten. · inzicht in het lokale krachtenveld. Wij vinden dat de gemeente in het algemeen goed zicht heeft op het lokaal krachtenveld. Men heeft de juiste organisaties/personen bijeen gebracht in de stuurgroep om gezamenlijk handen en voeten te geven aan het beleid en de uitvoering. Ook is uit ons onderzoek naar voren gekomen dat de gemeente goed zicht heeft op wat er speelt onder organisaties en onder jongeren. De gemeente heeft richting de organisaties veel tijd gestoken om
42
gezamenlijk op te trekken en kent dus de behoefte van de organisaties doorgaans goed. Via de organisaties krijgt de gemeente een goed beeld wat er onder jongeren leeft.
2. steun creëren · betrekken belangenbehartigers en uitvoerders. Naar onze mening scoort de gemeente goed op dit punt. Door instellen van stuurgroep en werkgroepen zijn belangenbehartigers en uitvoerders nauw betrokken. Bij het opstellen van het beleid hebben alle organisaties die iets met jeugd doen de gelegenheid gekregen hun punten in te brengen. Er is dus gezorgd voor veel draagvlak voor de visie en de uitvoering ervan. 3. stimuleren · uitdragen prioriteit: In het begin heeft de gemeente duidelijk de prioriteiten uitgedragen: in de nota staat weergegeven welke beleidsthema’s prioriteit verdienen. Gaandeweg is dit uitdragen weggezakt, met name ten aanzien van de uitvoering. Er is veel tijd gestoken in de Open Dagen, zonder dat dit ooit als prioriteit is aangesteld. · pro-actieve houding. In 2005 en begin 2006 heeft de gemeente veel naar zich toegetrokken en veel geïnitieerd en had dus een zeer pro-actieve houding. Vanaf 2006 kwam de klad erin, de stuurgroep bloedde min of meer dood en de gemeente heeft zich toen weinig pro-actief opgesteld. Het is tekenend dat veel organisaties medio 2007 nog niet wisten of de stuurgroep wel of niet was opgeheven. 4. structureren · overlegstructuur. Ook hier zijn wij deels positief en deels hebben wij kritische kanttekeningen. Sterk is dat er vooraf een duidelijke overlegstructuur (stuurgroep en werkgroepen) in het leven geroepen is. De rol van de wethouder als voorzitter is in onze ogen wel bijzonder snel veranderd (zie paragraaf 3.6) zonder dat dit is gecommuniceerd en toegelicht aan betrokkenen. Door het vertrek van enkele stuurgroepleden is de vooraf bedachte structuur betrekkelijk eenvoudig binnen twee jaar omgevallen, omdat vervanging niet goed geregeld bleek. Tekenend is dat in overdrachtdossiers bij organisaties de werkzaamheden van de stuurgroep meestal niet genoemd stonden. 5. sturen en beïnvloeden · mate van aansturen. Over dit punt zijn wij als Rekenkamercommissie het meest kritisch. Het aansturen is door het geringe delegeren nauwelijks van de grond gekomen. Naar ons oordeel heeft het aansturen er vooral uit bestaan dat de gemeente erop vertrouwd heeft met mensen met goede bedoelingen bijeen te brengen, zonder hun een duidelijke rol en opdracht mee te geven. Zolang de samenwerking goed is, is dit zeker geen probleem. Echter zodra er wrijving komt, biedt dit een geringe basis om te kunnen sturen en ingrijpen als gemeente. Het signaal dat met name de professionals in de ogen van vrijwilligersorganisaties in de stuurgroep te weinig hebben toegevoegd, duidt in onze ogen op een te geringe aansturing van dat deel van de deelnemers waarop je als gemeente de meeste invloed op kunt uitoefenen. Voor wat betreft de samenwerking in de stuurgroep Visie op Jeugd heeft de gemeente bij enkele organisaties als vereiste gesteld dat deze organisaties twee maal per jaar met de gemeente dienen te overleggen. Dit is een onlogisch aantal gezien het feit dat de stuurgroep per kwartaal bijeen zou komen, in onze ogen een gemiste kans voor wat betreft de aansturing. 6. samenwerken (intern)
43
· samenwerking tussen bestuur en ambtenaren. Hierover hebben wij als Rekenkamercommissie van beide partijen positieve verhalen over elkaar gehoord, dus wij veronderstellen dat deze samenwerking goed is geweest. Enige kanttekening is het aanstellen van twee wethouders vanaf april 2006, dit vraagt om meer afstemming en coördinatie en leidt ambtelijk soms tot onduidelijkheid. · integraal werken tussen ambtelijke afdelingen. Wij hebben vernomen dat ambtelijk tussen afdelingen op ad-hoc basis overleg gevoerd wordt. Dit is in onze ogen een minimale variant om een integrale nota jeugdbeleid onderling met elkaar af te stemmen. Gezien de beperktheid van de middelen vinden wij dit acceptabel, maar we merken wel op dat in onze ogen de integraliteit van het jeugdbeleid in de praktijk beperkt tot uitvoering is gekomen.
3.3
Rolverdeling
Norm De rollen van de verschillende actoren (gemeente, uitvoerende instellingen en doelgroep) binnen het jeugdbeleid zijn goed afgebakend m.a.w. de gemeente heeft duidelijk aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. Bevindingen Deelnemers aan de stuurgroep/werkgroepen hebben zitting genomen zonder dat ze gevraagd hebben wat exact van hen verwacht werd en dus ook zonder dat de gemeente hen een precieze rol heeft meegegeven. De jeugd is op ad-hoc basis betrokken bij de uitvoering en hebben dus geen duidelijke rol gekregen bij de uitvoering van het beleid. Toelichting betrokkenen Voor de meeste deelnemers was een exacte beschrijving van hun rol vooraf niet nodig, men draaide mee in de stuurgroep en werkgroepen en meer werd niet verwacht. Voor enkele anderen was er wel onduidelijkheid van hun eigen of andermans rol, zeker toen het geheel stil kwam te liggen. Oordeel Rekenkamercommissie Onze conclusie luidt dat de rollen van de verschillende actoren niet goed afgebakend waren. Op deze manier kon het ook gebeuren dat niet Triangel, maar de gemeente zelf veel in de uitvoering heeft gedaan. De rol van de jeugd bij de uitvoering is nooit omschreven en hiermee heeft de jeugd geen structurele rol gehad bij de uitvoering van het jeugd- en jongerenbeleid.
3.4
Samenwerking
Norm Er is aantoonbare, vruchtbare samenwerking tussen uitvoeringspartijen, d.w.z. dat men gezamenlijk activiteiten heeft voorbereid en heeft uitgevoerd t.a.v. het jeugdbeleid. Bevindingen Stuurgroep Op initiatief van de gemeente is de voorbereidingsgroep rond de nota Visie op Jeugd overgegaan in de stuurgroep Visie op Jeugd. De intentie was om per kwartaal bijeen te komen en de voortgang op de zes beleidsthema’s te bespreken. De wethouder was aangewezen als voorzitter.
44
In 2005 is de stuurgroep vier keer bij elkaar geweest, in 2006 twee keer en in 2007 geen enkele keer. De gezamenlijk georganiseerde activiteiten zijn: Open Dagen (2005, 2006 en 2007) en verkiezing Jeugdvrijwilliger van het Jaar (2005, 2006 en gepland 2007). Werkgroepen Er zijn drie werkgroepen ontstaan om drie thema’s verder uit te werken, namelijk participatie van jongeren, versterking organisatie jeugd en jongerenwerk en overlast van jongeren. De werkgroep participatie is een aantal keer bijeen gekomen, maar toen duidelijk werd dat dit onderwerp mogelijk gekoppeld zou gaan worden aan wijkgericht werken is men gestopt. De werkgroep versterking organisatie jeugd en jongerenwerk is ook in 2005 een aantal keer bijeen gekomen, maar ook deze werkgroep is vroegtijdig gestopt. Het coördinatieoverleg tussen gemeente, politie en jongerenwerker van Triangel over overlastgevende situaties bestaat nog steeds, men komt iedere zes weken bijeen. Toelichting betrokkenen De samenwerking binnen de stuurgroep Visie op Jeugd was volgens betrokkenen in het begin goed, later kwam hier wat klad in omdat mensen weggingen en niet vervangen werden. Betrokkenen zijn het unaniem eens dat er na september 2006 veel onduidelijkheid is ontstaan over de voortgang van de stuurgroep, organisaties geven de gemeente mee om in de toekomst sneller en duidelijker aan te geven of stuur- en werkgroepen nog operationeel zijn. Enkele deelnemers vinden dat met name de inbreng van professionals binnen de stuurgroep te gering was. De moeizame relatie tussen de gemeente en Triangel speelde op de achtergrond mee, het had geen rechtstreekse invloed op de samenwerking in de stuurgroep, maar tussen de regels door was voor een ieder duidelijk dat er tussen deze twee deelnemers van alles gaande was. De ambtenaar vond de opkomst doorgaans redelijk tot goed, wel waren enkele deelnemers bijna structureel afwezig. De inbreng van deelnemers was volgens de ambtenaar van wisselende kwaliteit: sommigen hadden wel een overstijgende blik en anderen niet. Oordeel Rekenkamercommissie De samenwerking is in onze ogen in 2004 en 2005 goed geweest, vanaf 2006 is de samenwerking duidelijk een stuk minder vruchtbaar geworden. De goede samenwerking heeft er in eerste instantie toe geleid dat er een breed gedragen nota Visie op Jeugd is opgesteld, waarna enkele enthousiastelingen zijn doorgegaan om de uitvoering ter hand te nemen. We menen dat in het vervolg een te geringe opbrengst is gekomen van deze samenwerking. Het is vooral gebleven bij het bedenken van enkele ideeën als de Open Dagen. Uit bijvoorbeeld de verslagen van de stuurgroep blijkt ons inziens ook duidelijk dat de gemeente veruit de grootste inbreng heeft gehad en heeft uitgevoerd, de andere leden hebben hierop met name gereflecteerd. Een positieve uitzondering hierop vinden wij het coördinatieoverleg tussen gemeente, politie en Triangel. Dit overleg bestaat nog steeds en gezamenlijk is zowel beleidsmatig als in de uitvoering goed samengewerkt om de overlast van jeugd tegen te gaan.
3.5
Consistent beleid
Norm De doelen die de gemeente Loon op Zand heeft benoemd voor jeugdbeleid komen terug in het collegeprogramma van 2006 en de programmabegrotingen (2006, 2007). Bevindingen Na de gemeente raadsverkiezingen in maart 2006 is er een nieuw College aangetreden. In het collegeprogramma wordt over de Visie op Jeugd het volgende aangegeven:
45
De komende periode staat de uitvoering van de Visie op Jeugd centraal. Samen met de jongeren kijken wij naar mogelijkheden voor extra activiteiten en meer op jongeren gerichte wijkvoorzieningen. Sterke binding met de dorpskernen is hierbij een doelstelling. Concrete voorstellen worden opgenomen in o.a. de nota jeugd in de openbare ruimte, die begin 2008 aan de Raad wordt aangeboden. Hieruit blijkt dat het nieuwe College doorgaat met het beleidskader van Visie op Jeugd, maar zij voegen wel een nieuw element toe, namelijk de binding aan dorpskernen. De Nota jeugd in de openbare ruimte is in 2006 geschreven. In de programmabegroting van 2006 wordt alleen melding gemaakt dat de visie opgesteld gaat worden. ‘Het College komt op korte termijn met een plan tot herijking van het jeugdbeleid. D.m.v. een integrale ‘Visie op Jeugd’ (uitgaande van de vraag), met daarin aandacht voor de actieve participatie door de jeugd, moet gekomen worden tot een adequate inzet van middelen.’ Op dat moment was de Visie op Jeugd al vastgesteld. De programmabegroting van 2007 geeft veel meer inzicht in de stand van zaken op de eerste vijf beleidsthema’s. Hierin staat het volgende: 1. Jeugdparticipatie • Vaste vormen nog niet ontwikkeld: verder uitwerken in 2007. 2. Jeugd- en jongerenwerk • Themabijeenkomsten zijn geweest, doorgaan in 2007. 3. Jeugd in openbare ruimte • Concept nota is eind 2006 af, definitieve nota is begin 2007 gereed. 4. Vrijwilligerswerkbeleid • Er komt in 2007 een nota vrijwilligerswerkbeleid. 5. Jeugdzorg Gemeente gaat in 2007 met name functie 4 (pedagogische hulp) en 5 (coördinatie zorg) uitwerken. Oordeel Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie is van mening dat in het collegeprogramma 2006 en de programmabegroting 2007 in voldoende mate wordt ingegaan hoe men politiek staat tegenover de Visie op Jeugd en hoe wat men beleidsmatig hiermee wil gaan doen. Er is dus sprake van consistent beleid.
3.6
Politieke verantwoordelijkheid
Normen 1. Binnen het College neemt de verantwoordelijke wethouder beslissingen en houdt toezicht op de uitvoering. 2. De Raad controleert het College op de uitvoering en besteding van financiën. Bevindingen Bij het aantreden van het nieuwe College in maart 2006 is er een knip gemaakt in de politieke verantwoordelijkheid in het jeugd- en jongerenbeleid. Dit in tegenstelling tot de landelijke oproep om één jeugdwethouder aan te stellen (commissie Van Eijk). Wethouder Ligtenberg houdt zich bezig met Jeugdzorg en wethouder Aussems doet het overige jeugdbeleid.
46
De wethouder heeft de rol van voorzitter geen enkele keer op zich genomen nadat de Nota Visie op Jeugd was vastgesteld. Genoemde redenen hiervoor zijn: • de stuurgroep ging zich meer bezig houden met de uitvoering; • het willen vermijden van politieke discussies in de stuurgroep. De Raad heeft haar mening kunnen geven over de voortgang van het jeugdbeleid tijdens de commissievergadering Welzijn in december 2006 waarin de eerste tussentijdse evaluatie is aangeboden. Mening betrokkenen Het College verdedigt de nieuwe verdeling over twee wethouders door te wijzen dat dit door politieke afwegingen is gekomen. Hierbij stelt het College dat de expertise van beide wethouders nu goed verdeeld is en er een logische combinatie is van onderwijs met jeugdzorg en WMO. Wel beseffen zij dat deze knip met name voor de ambtelijke organisatie soms wat onhandig is, omdat er extra intern overleg moet worden. Over het terugtrekken van de wethouder als voorzitter van de stuurgroep en het uiteindelijk doodbloeden van de stuurgroep, geeft het College aan dat dit ook was gebeurd als de wethouder erbij was gebleven, omdat de terugtrekking van leden uit de stuurgroep om legitieme redenen was. Over de controlerende rol van de Raad wordt ambtelijk ervaren dat de nieuwe Raad deze functie steviger oppakt. Het College ervaart al met al geen strikte houding van de Raad: uitstel van nota’s leidt niet tot vragen in de raad. Volgens het College komt dit omdat er geen directe maatschappelijke effecten verbonden zijn aan dit uitstel. Over haar controlerende rol menen de Raadsleden dat zij dit onvoldoende hebben uitgevoerd. Men heeft het laatste jaar vooral gewacht op de komst van de herijkte Visie op Jeugd en heeft dus niet zozeer de afgelopen periode gemonitord. Als de Raad vroeg naar de voortgang, gaf het College aan dat er te weinig menskracht of te weinig middelen waren. In het vervolg vindt de Raad dat zij dit niet meer moeten accepteren, ziekte van ambtenaren mag geen reden zijn voor het stilleggen van een belangrijk item als jeugdbeleid. Verder moet het College volgens de Raad zorgen voor betere informatievoorziening, deze is niet altijd actueel. Oordeel Rekenkamercommissie We concluderen dat het College haar politieke verantwoordelijkheid in dit dossier niet ten volle genomen heeft. Het expliciet benoemen van de wethouder als voorzitter van de stuurgroep schept in onze ogen verplichtingen. Verder is de wijze waarop de stuurgroep is beëindigd voor de betrokkenen niet duidelijk geweest en wij vinden dat het College ook hier had moeten ingrijpen. De controlerende rol van de Raad beoordelen wij als onvoldoende. Veel van de planningen zijn niet behaald, maar dit heeft niet tot kritisch doorvragen geleid. De Raad heeft teveel gewacht op de herijkte Visie op Jeugd en te weinig gecontroleerd wat er de afgelopen periode gedaan is.
3.7
Actualisatie beleid
Norm Tijdens het uitvoeren van het beleid is tijdig ingesprongen op landelijke beleidsontwikkelingen op het gebied van jeugd (Operatie Jong, WMO, Centrum Jeugd en Gezin). Nieuwe ontwikkelingen zijn beleidsmatig opgepakt en de ambtelijke organisatie is waar nodig aangepast.
47
Bevindingen In september 2006 verschijnt de gemeentelijke uitwerking van de WMO prestatieveld jeugd door de gemeente Loon op Zand (vijf preventieve functies jeugdzorg). Het betreft dezelfde tekst als rapport K2 van december 2004. Er is medio 2007 een beleidsondersteunende ambtenaar WMO aangesteld om dit thema verder op te pakken. Andere landelijke thema’s zoals Operatie Jong en de meer recente ontwikkeling richting Centra voor Jeugd en Gezin zijn beleidsmatig (nog) niet opgepakt. Voor dit laatste zijn zeker wel plannen. De ambtenaar is in 2007 bij K2 geweest die regionaal de gemeenten gaat helpen bij de visievorming rond Centra voor Jeugd en Gezin. Mening betrokkenen Het College stelt dat er voldoende ambtelijke capaciteit is om nieuwe beleidsthema’s op te pakken en vindt dat ze dat de afgelopen periode ook in afdoende mate heeft gedaan. Oordeel Rekenkamercommissie Wij stellen dat de belangrijkste ontwikkelingen door het College in afdoende mate zijn opgepakt in de afgelopen periode (Wet op de Jeugdzorg en WMO). We vinden het op zichzelf niet vreemd dat een relatief kleine gemeente als Loon op Zand niet voorop loopt in de aanpak van nieuwe ontwikkelingen, zoals naar voren is gekomen in de aanpak van zowel WMO als Centrum voor Jeugd en Gezin. We constateren dat de gemeente afdoende deze ontwikkelingen volgt.
3.8
Monitoring en bijsturing
Norm De gemeente monitort de resultaten van het beleid en stuurt waar nodig bij. Bevindingen Afgesproken was jaarlijks een voortgangsrapportage te maken ten aanzien van de actiepunten uit de Visie op Jeugd, oftewel eind 2005, eind 2006 en eind 2007. Tot op heden is er één voortgangsrapportage aangeboden aan de commissie, namelijk november 2006. Het SMART maken van doelstellingen is door het ambtelijk apparaat op last van het College in 2006 ingezet. In de programmabegroting van 2007 staan voor het eerst kengetallen genoemd voor het jeugd- en jongerenbeleid zonder dat deze gevuld zijn, omdat hiervoor geen ambtelijke opdracht is verstrekt. Deze kengetallen staan niet ingedeeld naar de zes aandachtsgebieden, dit is door de Rekenkamercommissie gedaan. Er zijn op drie van de zes beleidsthema’s kengetallen geformuleerd: 3. Jeugd in de openbare ruimte Kengetallen: - aantal meldingen van overlast - aantal interventies ambulant jongerenwerk - aantal speelplekken - bezoekersaantal accommodaties 4. Vrijwilligersbeleid Kengetal: - aantal vrijwilligers t/m 24 jr 5. Jeugdzorg Kengetallen: - aantal bezoekers sociale kaart
48
- aantal instellingen sociale kaart - aantal besproken kinderen zorgteam 12+ - omvang wachtlijst jeugd(gezondheids)zorg Mening betrokkenen Het College geeft aan dat de programmabegroting in 2007 erg conceptueel is voor wat betreft de uitwerking naar SMART en dat om deze reden geen indicatoren zijn ingevuld. Het College heeft verder aangegeven ook gegevens ten behoeve van monitoring te halen uit de GGD-enquête onder jongeren die iedere vier jaar gehouden wordt en de jaarlijkse Leefbaarheidmonitor. Oordeel Rekenkamercommissie Door het ontbreken van SMART doelen is op voorhand lastig om resultaten te monitoren. Er is dus niet gemonitord en derhalve ook niet bijgestuurd. Ondanks toezeggingen die stammen vanaf 2002, is er door het College geen echte poging ondernomen om kengetallen op te stellen en resultaten in kaart te brengen. Wij menen tevens dat het ambtelijk apparaat hierin ook weinig verantwoordelijkheden neemt door aan te geven geen gegevens te gaan verzamelen als hier geen opdracht voor ligt.
3.9
Doeltreffendheid
Norm De beoogde resultaten van de aandachtsgebieden jeugdbeleid zijn gerealiseerd. Bevindingen Wij volstaan hier door te verwijzen naar paragraaf 3.1 waarin uitvoerig is beschreven wat er gedaan is op ieder van de zes beleidsthema’s. Mening betrokkenen De ambtenaar meent dat de doeltreffendheid van het beleid richting jongeren wisselend is geweest de afgelopen periode. Het feitelijk bereik van de gerealiseerde activiteiten is soms goed (Open Dagen) en soms tegenvallend (jongerenparticipatie, zoals een georganiseerd debat met jongeren). Het jeugdbeleid heeft volgens de ambtenaar enige concrete resultaten bereikt: doeltjes voor overlastgevende jongeren en meer jeugdleden als gevolg van de Open Dagen. Ook is de leefbaarheid vergroot. De waardering voor vrijwilligerswerk is toegenomen door de verkiezing Jonge vrijwilliger van het Jaar. De beide wethouders zijn niet tevreden over het bereik onder jongeren, wel over het aanbod dat de gemeente voor hen heeft, met uitzondering van de jeugdzorg 12+. Zij spreken al met al over een doeltreffend beleid. Er is veel in de gang gezet, deels rechtstreeks door de gemeente, deels omdat er blijkbaar goede randvoorwaarden aanwezig waren om zaken op poten te zetten. De organisaties zijn van mening dat het beleid weinig doeltreffend is geweest voor jongeren, vooral door te weinig concrete activiteiten. Ook jongeren zelf geven aan weinig te hebben gemerkt van het beleid van de gemeente. Oordeel Rekenkamercommissie Het geheel aan resultaten overziend gerelateerd aan de beoogde doelen, stellen wij dat de gewenste resultaten slechts in beperkte mate zijn gehaald. Wat niet gehaald is, zijn: • structurele vormen van jeugdparticipatie; • structurele aanpassingen in de openbare ruimte door een speelplaatsenbeleidsplan; • structurele visie op jongeren en vrijwilligerswerk;
49
• •
sterk netwerk jeugdzorg voor 12+ structurele samenwerking door organisaties voor jeugd en jongerenwerk na de zomer van 2006.
Wat wel gehaald is een plan om overlastgevende jeugd tegen te gaan en een daarbij goed functionerend structureel overleg. We beoordelen dit als een mager resultaat van alle inspanningen vanaf 2004.
3.10 Effectiviteit: vergelijkbare resultaten Norm De output-resultaten van de gemeente op het jeugdbeleid zijn vergelijkbaar met soortgelijke gemeenten. Bevindingen In deze paragraaf wordt ingegaan op de organisatie en behaalde output-resultaten van het jeugden jongerenbeleid van de twee referentiegemeenten en de gemeente Loon op Zand. We beperken ons hierbij dat de output-resultaten die betrekking hebben op de zes beleidsprioriteiten, en derhalve dus niet op gegevens over bijvoorbeeld gezondheidssituatie of schooluitval.. Schijndel De gemeente Schijndel heeft ongeveer 12 uren per week ambtelijke capaciteit beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van het jeugd- en jongerenwerk. Verder zijn 32 uren ambulant jongerenwerk beschikbaar, 20 uren opvoedingsondersteuning en 96 uren locatiegebonden jongerenwerk. Er zijn in Schijndel verschillende vormen van overleg rond het jeugd- en jongerenwerk: 1. Zorgstructuur Deze vindt gestalte binnen de Educatieve Basiscentra. Hierin werken drie kernpartners samen: peuterspeelzaalwerk, basisonderwijs en kinderopvang. Ketenpartners zijn jeugdgezondheidszorg, GGD en (school)maatschappelijk werk. Elk EBC heeft een JeugdAdviesTeam (JAT). Van hieruit vindt eventueel doorgeleiding plaats naar gespecialiseerde zorg en Bureau Jeugdzorg. 2. Opvoedingsondersteuning Schijndel beschikt over een (gemeentelijk) steunpunt opvoedingsondersteuning “Hét Ouderpunt” Hierin werken de hiervoor genoemde organisaties alsmede Brede Welzijnsinstelling Het Palet samen. Er wordt ondersteuning verleend volgens de methode TripleP. Alle zorginstellingen, alle peuterleidsters, sleutelfiguren binnen kinderopvang zijn TripleP geschoold. De Interne Begeleiders zullen volgen. Binnen de locaties van de EBC’s zijn er spreekuren van Hét Ouderpunt. Voor wat betreft 12+ is een structuur opgezet rond jeugdzorg door middel van zorgteams in het voortgezet onderwijs (4 teams), een netwerk signalering 12+ en een straatgroepenoverleg. Schijndel heeft de volgende output-resultaten behaald: • gemiddeld bezoek jongerencentra 2005 en 2007 Cultureel jongerencentrum BIZZI - inloop gemiddeld per dag 16 (2005) 18 (2007) - party’s: tussen 60 en 200 (tweewekelijks) - diverse activiteiten/cursussen (op jaarbasis + 60) • overlastgevende jongeren Beperkt zich tot enkele tientallen.
50
• jonge vrijwilligers Moeilijk te schatten, al snel enkele honderden. Goirle In een notitie uit 2004 beschrijft Goirle haar aanpak voor de Wet op de Jeugdzorg. Hierin staat de koers ten aanzien van de vijf functies. Op korte en lange termijn vindt een verschuiving plaats van gemeentelijk inzet. Die inzet zal steeds meer gericht (moeten) zijn op (de preventie en zorg voor) de kwetsbare groepen jeugdigen. Het jeugdbeleid zal zich gaan richten op de kwetsbare jeugdigen; kinderen met (kansen op) ontwikkelingsachterstanden, risicojeugd etc. In afspraken met de organisaties zal deze richting van het jeugdbeleid centraal staan en de gemeentelijke middelen in de vorm van subsidie zullen hierop ingezet moeten worden. Dit betekent een verschuiving van middelen, het inzetten van middelen op te behalen doelen en resultaten. Goirle heeft de volgende output-resultaten behaald: • gemiddeld bezoek jongerencentra 2005 en 2007: niet opgegeven. • cijfers over overlast gevende jongeren 2005 en 2006: 54 jongeren in 2006 in aanraking met politie, in januari-juli 2007 krijgen 16 jongeren een HALT aanbod. • cijfers over jonge vrijwilligers 2005 en 2006: niet aanwezig. • cijfers over bijeenkomsten voor jongeren/activiteiten in kader van jongerenparticipatie: niet bekend. Loon op Zand Ten aanzien van een aantal indicatoren zijn ook de output-resultaten van Loon op Zand opgevraagd. Dit geeft een volgend beeld: aantal bezoekers van jongerencentra: De Kuip naar schatting 4.000 bezoekers per jaar, De Kuip heeft moeite vrijwilligers te binden. Crossroads naar schatting 11.000 bezoekers per jaar, lastig om 14- en 15 jarigen te binden. Scouting ML King heeft ruim 200 leden (begin 2006) en kent een sterk groeiend aantal leden, scouting PSG heeft ongeveer 70 leden, dat is een stabiel aantal. Tejater Spot heeft ruim 80 leden (begin 2006) en daarnaast een wachtlijst van 50 jongeren. aantal vrijwilligers onder de 24: In 2004 is een uitgebreid onderzoek gedaan naar het vrijwilligerswerk in de gemeente. De leeftijdscategorieën zijn daarbij niet in beeld gebracht. Wel werd vastgesteld dat het moeilijk is om jonge vrijwilligers binnen te halen en te behouden. Met name op de bestuursfuncties is het lastig jongeren te krijgen. Van de 8 jongeren waarmee gesproken is in het kader van dit onderzoek, deden er 3 vrijwilligerswerk. overlast gevende jongeren: Op dit moment zijn er zo'n 4 à 5 plekken waar regelmatig overlast is. De groepjes variëren van 4 tot soms 15 personen. Ook de leeftijd wisselt, vaak gaat het om een leeftijdscategorie van 12 tot 20 jaar. Oordeel Rekenkamercommissie Naar het oordeel van de Rekenkamercommissie blijft Loon op Zand wat achter ten opzichte van Schijndel voor wat betreft de organisatie van het dossier Jeugdzorg. Als het gaat om enkele concrete output-resultaten van het jongerenwerk, is het lastig om door het gebrek aan goede gegevens een goed oordeel te vormen. Het aantal bezoekers van Crossroads lijkt erg hoog met een gemiddelde van zo’n 50 per dag.
51
3.11 Effectiviteit: effect op jongeren Norm Jongeren zelf vinden dat de gemeente een positieve bijdrage heeft geleverd aan hun ontwikkeling (sociaal, emotioneel, creatief, cognitief, fysiek), dat de gemeente hen mogelijkheden heeft geboden om deel te nemen aan jeugdvoorzieningen en dat de gemeente hen voorbereid heeft om mee te doen in de samenleving. Mening betrokkenen In het onderzoek zijn een aantal jongeren over het effect van het beleid op jongeren ondervraagd en is ook aan organisaties die veel met jongeren werken gevraagd over dit onderwerp een oordeel te geven. Jongeren zelf zijn unaniem van mening dat de gemeente weinig bijdraagt aan hun ontwikkeling. Ze herkennen meestal niet de mogelijkheden die de gemeente hen biedt. Als deze mogelijkheden hen voorgelegd worden (Open dagen, jongerencentra) roept dit ofwel een negatieve reactie of een neutrale reactie op. Al met al vinden zij dat er te weinig voor hen te doen is in de gemeente. De meeste organisaties delen in grote lijnen de mening van jongeren: er zijn door het gevoerde beleid weinig concrete activiteiten voor jongeren zelf georganiseerd, zodat er geen directe concrete bijdrage aan hen ontwikkeling is gegeven. Oordeel Rekenkamercommissie Afgaand op het oordeel van jongeren en organisaties lijkt de conclusie helder dat jongeren zelf vinden dat het beleid weinig heeft bijgedragen aan hun ontwikkeling. We merken hierbij op dat deze conclusie gebaseerd is op een niet representatief aantal jongeren, dus meer een indicatie biedt. Naar het eigen oordeel van de Rekenkamercommissie heeft de gemeente in beperkte mate wel degelijk bijgedragen aan de ontwikkeling van jongeren, zeker als het gaat om hen mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan jeugdvoorzieningen. We denken hierbij een de jongerencentra, Open Dagen, maar ook aan gehouden debatten met jongeren en het beschikbaar stellen van zetels van jongeren in de WMO-commissie. Het animo onder jongeren om aan deze vormen deel te nemen is echter wisselend, dus lijkt het erop dat de gemeente nog niet de juiste vormen van jeugdvoorzieningen gevonden heeft of dat zij hierover te weinig informatie richting jongeren verstrekt.
3.12 Doelmatigheid Normen • Er is een doelmatige inzet van middelen voor jeugdbeleid, oftewel de gemeente had niet hetzelfde kunnen bereiken met minder middelen. • Er is een efficiënte inrichting ambtelijk apparaat, oftewel het aantal uren dat is ingezet is zinvol besteed en met minder uren was het niet mogelijk om de behaalde resultaten te bereiken. • Er is een efficiënte verdeling binnen het College oftewel er is één wethouder verantwoordelijk voor het hele jeugdbeleid. Bevindingen We geven eerst een overzicht van de uitgaven voor het jongerenbeleid.
52
Kuip: huisv + act Kuip:beheerder Crossr: huisv + act Crossr: beheerder ML King Ps Simonsgroep jeugdvakantiewerk Loonse natuurverkenners Tejator Spot incidenteel jeugdpret tekort beheerders Totaal ambtenarenuren
Totaal
2005 begroot werkelijk 15110 18100 15556 15556 27141 18125,25 28326 28326 8425 8425 10727 10727 1274 1274 501 501 1592 1516,38 0 0 0 0
2006 begroot werkelijk 15126 18125,4 24654 27562 21125 18050,4 25044 27952 8425 8425 10577 10577 1274 1274 501 501 10592 10592 0 7500 0 955,5 4497 4497
2007 begroot 18125,5 24654 18125,5 25044 8425 10577 1274 501 3092 0 950
108652 102550,6
121815 136011,3
110768
43819
20640
32490
19085,7
36327
152471 123190,6
154305
155097
147095
Op basis van de inschatting van de Rekenkamercommissie gaat in 2007 circa 15% van het budget naar activiteiten voor jongeren en circa 85% naar organisaties die zorgdragen voor goede randvoorwaarden zodat jongeren zich kunnen ontwikkelen. Over de inzet van de ambtenaren volstaan wij met de reeds eerdergenoemde constatering dat de ambtenaar zelf veel uitvoerende werkzaamheden heeft verricht. De begrote uren zijn ons inziens voldoende voor circa 0,4 tot 0,5 fte, terwijl de werkelijke uren duiden op naar onze inschatting 0,2 tot 0,25 fte. De discrepantie in uren zit naar ons oordeel deels door ziekte van de ambtenaar en deels door een opvallend hoog aantal begrote ambtenaren uren. Zelf schatte de ambtenaar op basis van werkplannen het aantal fte op 0,2 en zeker niet op ongeveer 0,5 fte. Hoe deze 0,5 fte is neergezet en exact bedoeld is ons niet duidelijk geworden. We volstaan met de constatering dat de werkelijk geschreven uren structureel 50% lager liggen dan de begrote uren, mede omdat bij ziekte geen vervanging lijkt geregeld om taken over te nemen. Over de efficiënte verdeling binnen het College verwijzen wij naar paragraaf 3.6 waarin naar voren is gekomen dat vanaf 2006 er twee wethouders verantwoordelijk zijn voor het jeugdbeleid. Mening betrokkenen De ambtenaar meent dat de ambtelijke tijd niet altijd doelmatig is ingezet: door de vele uitvoerende taken van de gemeente is veel tijd opgegaan aan dingen die anderen hadden moeten doen. Het College is tevreden over de manier waarop de middelen zijn ingezet. Aan organisaties is gevraagd of de gemeente voldoende middelen beschikbaar heeft gesteld. De meerderheid vindt de circa € 100.000,- niet voldoende. Er is met name een tekort een ambulant werk vinden zij. De jongeren zelf tenslotte vinden het beschikbaar budget niet goed besteed omdat het opgaat aan activiteiten (jongerencentra, scouting) waarvan slechts een deel van hen gebruikt maakt. Oordeel Rekenkamercommissie Ten aanzien van de inzet van de middelen, constateren we dat er geen relatie te leggen is tussen de inzet van de middelen en de beleidsactiviteiten uit de nota Visie op Jeugd. In die zin is het dus niet mogelijk om een oordeel te vellen over de inzet van middelen op basis van deze nota, simpelweg omdat er geen extra middelen beschikbaar zijn gesteld.
53
Voor wat betreft een efficiënte inrichting van het ambtelijk apparaat, onderschrijven wij de visie van de ambtenaar zelf dat dit niet optimaal gegaan is door de vele uitvoeringstaken die ambtelijk zijn opgepakt. Tenslotte is in onze ogen geen sprake van een efficiënte verdeling binnen het college: er zijn immers twee verantwoordelijke wethouders en dit leidt zoals ook door hen zelf opgemerkt tot extra aandacht en tijd voor afstemming en soms dubbel overleg.