FACULTEIT DER LETTEREN
RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING van de masteropleiding Bedrijfscommunicatie studierichtingen: Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO) Internationale Bedrijfscommunicatie (IBC)
2007-2008
Onderwijs- en Examenregeling Par. 1 - Algemene bepalingen Artikel 1 - Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding Bedrijfscommunicatie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren, verder te noemen: de faculteit. Artikel 2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, afgekort tot WHW en zoals sindsdien gewijzigd; b. de opleiding: de masteropleiding als bedoeld in art. 7.3a, lid 1 onder a van de wet; c. student: hij of zij* die is ingeschreven aan de Radboud Universiteit Nijmegen voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; d. studierichting: een opleidingsvariant binnen de opleiding; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; f. minor: een door de faculteit goedgekeurd pakket van samenhangende onderdelen met een omvang van 20 studiepunten in de bacheloropleiding; g. praktische oefening: een praktische oefening als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onder d van de wet, in één van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het verrichten van een literatuurstudie; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het maken van een werkstuk; - het verrichten van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. h. tentamen: het onderzoek naar en de beoordeling van kennis, vaardigheden en inzicht van de student met betrekking tot een bepaalde onderwijseenheid, ongeacht de vorm waarin dit onderzoek plaatsvindt, door tenminste één daartoe door de examencommissie aangewezen examinator; i. examen: toetsing waarbij door de examencommissie wordt vastgesteld of alle tentamens van de tot de opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, inzicht en vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek (conform art. 7.10 van de wet); j. examencommissie: de examencommissie van de opleiding ingesteld conform art. 7.12 van de wet. Zie ook Structuurregeling Radboud Universiteit Nijmegen; k. examinator: degene die door de examencommissie wordt aangewezen ten behoeve van het afnemen van tentamens (conform art. 7.12 van de wet); l. studiepunt (stp): studiebelastingseenheid conform het European Credit Transfer System (vgl. art. 7.4a van de wet), waarbij één studiepunt gelijk is aan 28 uren studie; m. werkdag: maandag t/m vrijdag met uitzondering van de erkende feestdagen; n. studiegids: de gids voor de opleiding, bevattende de specifieke informatie voor de masteropleiding; o. instelling: Radboud Universiteit Nijmegen; p. onder fraude wordt verstaan het handelen van een student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden of die van andere studenten geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken; q. onder plagiaat wordt verstaan het bij het maken van werkstukken, scripties en andere schriftelijke toetsen geheel of gedeeltelijk overnemen of parafraseren van teksten van andere auteurs zonder adequate bronvermelding en zonder dat duidelijk het begin en einde van citaten op adequate wijze is aangegeven. * In deze tekst worden met de termen student/hij/hem/enz. zowel mannelijke als vrouwelijke studenten aangeduid.
1
Onderwijs- en Examenregeling Artikel 3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd de student kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de bedrijfscommunicatie, zodat deze na voltooiing van de opleiding beschikt over een adequate academische vorming, voorbereid is op een maatschappelijke functie in het verlengde van de opleiding en/of op een wetenschappelijke loopbaan binnen de discipline van de opleiding. Artikel 4 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd. Artikel 5 - Het examen van de opleiding In de opleiding wordt het volgende examen afgelegd: het masterexamen als afsluiting van de masteropleiding. Artikel 6 - Studielast De studielast wordt uitgedrukt in hele stp. Het masterexamen heeft een studielast van 60 stp. Artikel 7 - Taal van de opleiding 1.
Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands, de tentamens en het examen worden afgenomen in het Nederlands.
2.
Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van de onderdelen genoemd in lid 1.a . e.v. is een voldoende beheersing van het Nederlands vereist. Aan deze eis is voldaan indien de student ofwel: a. in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, behaald aan een Nederlandstalige instelling van voortgezet onderwijs binnen of buiten Nederland, ofwel b. in het bezit is van een diploma hoger beroepsonderwijs van een dergelijke instelling, ofwel c. in het bezit is van een toelatingsverklaring tot het wetenschappelijk onderwijs in Nederland, ofwel d. aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal heeft voldaan door het behalen van het diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma II. Vrijstelling van deze toets is mogelijk conform de 'Regeling vrijstelling toets Nederlands' (besluit van het College van Bestuur, geactualiseerde versie d.d. 1 april 1999).
Artikel 8 - Toelating tot de opleiding 1.
Tot de opleiding wordt toegelaten: a. degene die het afsluitend examen van de bacheloropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen of een andere Nederlandse universiteit met goed gevolg heeft afgelegd; b. degene die het afsluitend examen van de bacheloropleiding Algemene Cultuurwetenschappen, Arabische, Nieuwperzische en Turkse talen en culturen, Duitse taal en cultuur, Engelse taal en cultuur, Geschiedenis, Griekse en Latijnse taal en cultuur, Kunstgeschiedenis, Nederlandse taal en cultuur, Romaanse talen culturen of Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen heeft afgelegd en de vereiste minoren met goed gevolg heeft geabsolveerd. c. degene die in het bezit is van het bewijs van toelating dat het College van Bestuur voor het desbetreffende studiejaar heeft afgegeven (zie lid 2).
2.
Voor een bewijs van toelating komt in aanmerking degene die: a. in het bezit is van een getuigschrift dat naar het oordeel van de examencommissie ten minste
2
Onderwijs- en Examenregeling gelijkwaardig is aan het diploma als bedoeld in artikel 8.1. onder a of b, b. het afsluitend examen van een door de examencommissie als verwant te beschouwen hbo-opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, en een schakelprogramma, bestaande uit onderdelen uit de bacheloropleiding met een gezamenlijke omvang van 60 studiepunten, waaronder het bachelorwerkstuk van 10 studiepunten, heeft geabsolveerd, c. of anderszins naar het oordeel van de examencommissie blijk heeft gegeven van geschiktheid voor het volgen van de opleiding, Artikel 9 - Flexibele instroom 1.
De examencommissie kan besluiten dat een student die aan de Radboud Universiteit Nijmegen is ingeschreven voor een van de in artikel 8, lid 1 vermelde bacheloropleidingen of voor het schakelprogramma Bedrijfscommunicatie, toegang kan worden verleend tot het onderwijs van de masteropleiding waarin hij voornemens is zijn studie te vervolgen, voordat hij met goed gevolg het afsluitend examen van de bacheloropleiding heeft afgelegd of voordat hij aan alle eisen van het schakelprogramma heeft voldaan. Deze toegang geldt voor een termijn van maximaal 12 maanden.
2.
Toegang tot het onderwijs en de tentamens van de masteropleiding wordt geboden aan studenten die maximaal 10 studiepunten van de bacheloropleiding of het schakelprogramma nog moeten afronden en die bovendien het bachelorwerkstuk hebben voltooid.
3.
Studenten die in het tweede semester van hun derde bachelorjaar in het kader van hun opleiding onderdelen van een minor in het buitenland hebben geabsolveerd, worden vrijgesteld van de in lid 2 genoemde eis dat toegang pas wordt verleend nadat het bachelorwerkstuk is voltooid.
4.
Studenten die gebruik maken van de flexibele instroomregeling dienen zich te houden aan de in de Onderwijs- en Examenregeling vastgelegde volgtijdelijkheid van de vakken.
5.
Studenten die gebruik maken van de flexibele instroomregeling mogen pas aanvangen met de masterscriptie nadat alle onderdelen van het bachelorexamen of van het gevolgde schakelprogramma met voldoende resultaat zijn behaald.
6.
De student die krachtens dit artikel toegang heeft verkregen tot het onderwijs van de opleiding, heeft niet het recht het afsluitend examen van de opleiding af te leggen zolang hij niet in het bezit is van het getuigschrift van het afsluitend examen van de in het eerste lid bedoelde bacheloropleiding of van een toelatingsverklaring tot de masteropleiding op basis van een voltooid schakelprogramma.
Par. 2 - Samenstelling van de opleiding Artikel 10 - Samenstelling 1.
De opleiding omvat (eventueel onderscheiden naar studierichtingen) de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Studierichting Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO) 5 • Interne communicatie 5 • Externe communicatie 10 • Onderzoekscollege BCO – Praktijkgestuurd 10 • Onderzoekscollege BCO – Theoriegestuurd 10 • BC State of the Art alsmede een scriptie op het gebied van de opleiding met een omvang van 20 stp. Studierichting Internationale Bedrijfscommunicatie (IBC) • Interne communicatie
3
5
Onderwijs- en Examenregeling 5 • Externe communicatie 10 • Onderzoekscollege IBC – Praktijkgestuurd 10 • Onderzoekscollege IBC – Theoriegestuurd 10 • BC State of the Art alsmede een scriptie op het gebied van de opleiding met een omvang van 20 stp. 2.
a. Voor de volgende in lid 1 genoemde onderdelen geldt een aanwezigheidsplicht: • Interne communicatie • Externe communicatie • Onderzoekscollege BCO – Praktijkgestuurd • Onderzoekscollege BCO – Theoriegestuurd • Onderzoekscollege IBC – Praktijkgestuurd • Onderzoekscollege IBC – Theoriegestuurd • BC State of the Art b. Onvoldoende aanwezigheid bij de onder sub a genoemde onderdelen kan als uiterste consequentie hebben dat de student niet wordt toegelaten tot het tentamen van het betreffende onderdeel.
Artikel 11 - Praktische oefeningen in de opleiding 1.
De volgende onderdelen van de opleiding als genoemd in art. 10, omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoor-, werk- of instructiecolleges, praktische oefeningen in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang: • Interne communicatie (werkwijze: presentaties, discussies) • Externe communicatie (werkwijze: presentaties, schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscollege BCO – Praktijkgestuurd (werkwijze: presentaties, schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscollege BCO – Theoriegestuurd (werkwijze: schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscollege IBC – Praktijkgestuurd (werkwijze: presentaties, schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscolleges IBC – Theoriegestuurd (werkwijze: schriftelijke opdrachten) • BC State of the Art (werkwijze: schriftelijke opdrachten)
2.
Het tentamen van een onderdeel, genoemd in dit lid, kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening met voldoende resultaat is gevolgd. • Interne communicatie (werkwijze: presentaties, discussies) • Externe communicatie (werkwijze: presentaties, schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscollege BCO – Praktijkgestuurd (werkwijze: presentaties, schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscollege BCO – Theoriegestuurd (werkwijze: schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscollege IBC – Praktijkgestuurd (werkwijze: presentaties, schriftelijke opdrachten) • Onderzoekscolleges IBC – Theoriegestuurd (werkwijze: schriftelijke opdrachten) • BC State of the Art (werkwijze: schriftelijke opdrachten)
3.
Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de desbetreffende praktische oefening zoals vermeld als het behalen van het tentamen: Niet van toepassing
Par. 3 - Tentamens en examens van de opleiding Artikel 12 - Volgorde van de tentamens (‘volgtijdelijkheid’) 1.
Aan de tentamens en de daarbij behorende praktische oefeningen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: •
scriptie na toelating tot de opleiding als genoemd in artikel 8 en behalen van onderdelen van de masteropleiding, als genoemd in artikel 10, lid 1, met een gezamenlijke studielast van minimaal 10 stp.
4
Onderwijs- en Examenregeling 2.
In bijzondere gevallen kan de examencommissie toestaan dat op verzoek van de student wordt afgeweken van de volgorde zoals boven vermeld.
3.
Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid, omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in het eigen programma van de opleiding voorkomt, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.
Artikel 13 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1.
Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikel 10 genoemde onderdelen wordt tweemaal gelegenheid gegeven in het studiejaar waarin het betreffende onderwijs wordt gegeven. Voor examenonderdelen waarvan de data van de beide tentamengelegenheden nog niet bekend zijn aan het begin van het semester waarin het bij het betreffende onderdeel behorende onderwijs van start gaat, wordt in hetzelfde studiejaar een derde tentamengelegenheid geboden.
2.
In een studiejaar waarin het onderwijs van een bepaald onderdeel voor het eerst niet wordt gegeven, wordt ten minste nog eenmaal gelegenheid gegeven het tentamen van het betreffende onderdeel af te leggen.
3.
Werkstukken waarvoor door de opleiding of de docent(en) geen vaste inleverdata zijn vastgesteld, dienen uiterlijk 12 maanden na afloop van het onderdeel waarop ze betrekking hebben, te worden ingediend. Overigens dienen werkstukken altijd ten minste 30 dagen voor de dag waarop het examen wordt aangevraagd te worden aangeboden aan de examinator.
4.
Met inachtneming van het gestelde in lid 1 heeft iedere student het recht gedurende de opleiding éénmaal een met een voldoende resultaat afgesloten examenonderdeel waarvan het onderwijs binnen de faculteit wordt verzorgd te herkansen. Van deze mogelijkheid zijn uitgesloten: de masterscriptie en de stage. Voor examenonderdelen waarvan de beoordeling wordt vastgesteld op basis van deeltentamens geldt dat slechts één deeltentamen voor herkansing in aanmerking komt. Indien de student van dit recht gebruik wil maken, dient hij dit uiterlijk twee weken vóór de betreffende herkansing schriftelijk aan de examencommissie kenbaar te maken.
Artikel 14 - Vorm van de tentamens 1.
De tentamens van de onderdelen genoemd in art. 10 worden schriftelijk afgelegd, met uitzondering van de volgende tentamens, die op de daarbij aangegeven wijze worden afgelegd. • Interne communicatie (vorm van de tentamens: mondelinge presentaties, schriftelijk tentamen) • Externe communicatie (vorm van de tentamens: mondelinge presentaties, schriftelijk tentamen) • Onderzoekscollege BCO – Praktijkgestuurd (vorm van de tentamens: mondelinge presentaties, schriftelijk tentamen) • Onderzoekscollege IBC – Praktijkgestuurd (vorm van de tentamens: mondelinge presentaties, schriftelijk tentamen)
2.
De examencommissie kan bepalen dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.
3.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen.
4.
Ten aanzien van een tentamen dat niet is genoemd in het eerste lid omdat het betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, geldt wat daarover in de voor dat onderdeel geldende Onderwijs- en Examenregeling is bepaald.
Artikel 15 - Mondelinge tentamens 1.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders
5
Onderwijs- en Examenregeling heeft bepaald. 2.
Het mondeling afnemen van een tentamen is in de regel niet openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator op verzoek van de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald.
Artikel 16 - Fraude en plagiaat 1.
Wanneer een docent of surveillant tijdens een tentamen of bij het nakijken van een tentamen of een werkstuk fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden constateert of vermoedt, deelt hij dit schriftelijk mede aan de examencommissie van de betrokken opleiding en aan de betrokken student.
2.
De examencommissie beslist vervolgens binnen 10 werkdagen over de eventueel te nemen maatregelen. De examencommissie beslist niet dan nadat de student die het betreft door haar is gehoord, of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld. Van het horen wordt een schriftelijk verslag gemaakt.
3.
In geval van fraude tijdens het tentamen wordt de student uitgesloten van (verdere) deelname aan het tentamen. Uitsluiting heeft tot gevolg dat van het betreffende tentamen geen uitslag wordt vastgesteld.
4.
Conform WHW art. 7.12 lid 4 kunnen de door de examencommissie in geval van fraude of plagiaat te nemen maatregelen inhouden dat de student gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste 12 maanden het recht wordt ontnomen één of meer aan te wijzen tentamens en/of examens aan de instelling af te leggen.
5.
In aansluiting op de in lid 3 genoemde maatregelen kan een examencommissie in geval van plagiaat de student de verplichting opleggen een nieuw werkstuk te schrijven over een door de voor het examenonderdeel verantwoordelijke docent vast te stellen onderwerp.
Par. 4 - Tentamenuitslag Artikel 17 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1.
De examinator stelt binnen 10 werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.
2.
De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 15 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft het secretariaat van de opleiding de nodige bewijsstukken ten behoeve van de uitreiking van een schriftelijke verklaring van de uitslag aan de student.
3.
De begeleider van de masterscriptie stelt tezamen met een tweede, door de examencommissie aan te wijzen examinator het eindcijfer van dit onderdeel vast binnen de in het vorige lid genoemde termijn. Bij verschil van mening beslist de examencommissie.
4.
Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie c.q. de examinator tevoren binnen welke termijn en op welke wijze de student een schriftelijke verklaring van de uitslag zal ontvangen.
5.
Op de schriftelijke verklaring van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht (zie ook art. 19), alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens, bedoeld in art. 7.61 van de wet.
6.
Uitslagen van (deel)tentamens en beoordelingen van werkstukken, scripties, onderzoeks- en stageverslagen worden uitgedrukt in cijfers met één decimaal, waarbij 5,6 geldt als laagste voldoende. Voor stages geldt bovendien dat de instantie waarbij de stage werd gevolgd schriftelijk aan de begeleidende docent moet bevestigen dat aan de stage is voldaan.
6
Onderwijs- en Examenregeling
Artikel 18 - Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van tot de éénjarige masteropleiding behorende examenonderdelen bedraagt 24 maanden.
2.
Voor tentamens van masteronderdelen behaald vóór 1 september 2004 geldt een geldigheidsduur van 36 maanden.
3.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 kan de examencommissie voor een onderdeel waarvan de geldigheidsduur is verstreken, op inhoudelijke gronden besluiten om de geldigheidsduur te verlengen.
Artikel 19 - Inzagerecht en nabespreking 1.
Na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt een nabespreking plaats tussen de examinator en de student, waarbij de gegeven uitslag nader wordt toegelicht.
2.
Binnen een termijn van vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de student op zijn verzoek inzage verkrijgen in zijn beoordeeld werk en de desbetreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip.
3.
De examinator kan bepalen dat de inzage of kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het tweede lid genoemde termijn.
4.
Indien een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de student een verzoek als bedoeld in lid 2 pas indienen, wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve bespreking aanwezig te zijn.
5.
Het bepaalde in het vierde lid geldt ook wanneer de examencommissie dan wel de examinator aan de student de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met modelantwoorden.
6.
Gedurende de in het tweede lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het tentamen en zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
Par. 5 - Vrijstellingen Artikel 20 - Vrijstelling van tentamens 1.
De examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een of meer van de in de art. 10 genoemde tentamens, met uitzondering van de masterscriptie van 20 stp, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken met betrekking tot het desbetreffende onderdeel.
7
Onderwijs- en Examenregeling Par. 6 - Examens Artikel 21 - Uitslag examen 1.
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, nadat de student de vereiste bewijzen heeft overgelegd van de door hem behaalde tentamens van de onderdelen van de opleiding.
2.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven.
3.
Indien de student blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, kan de examencommissie aan de uitslag een judicium verbinden. Dit wordt op het getuigschrift vermeld.
4.
Aan het masterexamen kan een van de volgende judicia worden verbonden: Bene meritum: het gemiddelde van alle masteronderdelen is lager dan 8,0 maar hoger dan of gelijk aan 7,5. Cum laude: het gemiddelde van alle masteronderdelen is lager dan 9,0 maar hoger dan of gelijk aan 8,0; de scriptie is beoordeeld met een 8,5 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 6,5 behaald. Summa cum laude: het gemiddelde van alle masteronderdelen is hoger dan of gelijk aan 9,0; de scriptie is beoordeeld met een 9,0 of hoger en voor geen enkel onderdeel werd een cijfer lager dan 7,0 behaald.
5.
Niet in aanmerking voor een judicium komen studenten die voor meer dan 30 studiepunten werden vrijgesteld van het afleggen van tentamens van de opleiding.
6.
Alleen indien de examencommissie daartoe met algemene stemmen besluit, kan zij afwijken van hetgeen in de voorgaande leden van dit artikel over judicia is bepaald.
Artikel 22 - Graad 1.
Aan degene die het masterexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Arts” (MA) verleend.
2.
De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Par. 7 - Studiebegeleiding Artikel 23 - Studievoortgang en studiebegeleiding 1.
De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten.
2.
Zij verschaft elke student ten minste éénmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten.
3.
De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
8
Onderwijs- en Examenregeling Par. 8 – Overgangs- en slotbepalingen Artikel 24 – Overstap van de ongedeelde opleiding naar de gedeelde opleiding Een student die aan de letterenfaculteit van de Radboud Universiteit ingeschreven staat voor de ongedeelde variant van een opleiding en die hiervoor ononderbroken ingeschreven is geweest sinds hij met de opleiding is begonnen, kan worden toegelaten tot de bachelor- of masteropleiding van deze discipline, waarbij in de ongedeelde opleiding behaalde studieresultaten gewaardeerd kunnen worden als vrijstelling voor overeenkomstige onderdelen van de gedeelde opleiding. Artikel 25 - Vaststelling en wijziging Onderwijs- en Examenregeling (NB: zie ook Structuurregeling artikelen 11 en 18 en Reglement Universitaire Gezamenlijke Vergadering en Facultaire Gezamenlijke Vergadering artikel 3.3.1.) 1.
Vaststelling en wijziging van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na instemming van de Facultaire Gezamenlijke Vergadering, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2.
Wijzigingen van deze regeling gaan in per 1 september van het cursusjaar dat volgt op het jaar waarin deze werden vastgesteld. Wijzigingen die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, kunnen alleen plaatsvinden indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
3.
Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie ten aanzien van een student genomen is.
4.
In geval van nood of overmacht kan de examencommissie afwijken van bepalingen in deze regeling met opgave van redenen aan de decaan.
Artikel 26 - Bekendmaking De onderwijsdirecteur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van wijzigingen hierin. Artikel 27 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2007. Aldus vastgesteld bij besluit van de decaan van de Faculteit der Letteren op 31 augustus 2007.
9