UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA
Instituut voor Interdisciplinaire Studies
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING studiejaar 2013 - 2014 Deel B BACHELOROPLEIDING FUTURE PLANET STUDIES
Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Artikel 1.2 Toelating tot de opleiding Artikel 1.3 Colloquium Doctum Artikel 1.4 Minor Future Planet Studies Hoofdstuk 2 Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel 2.1 Doel van de opleiding en eindtermen Artikel 2.2 Vorm van de opleiding Artikel 2.3 Taal waarin de opleiding wordt verzorgd Artikel 2.4 Omvang van de opleiding Artikel 2.5 Onderwijsprogramma Artikel 2.6 Onderdelen elders Artikel 2.7 Majorprogramma Artikel 2.8 Goedkeuring vakkenpakket Artikel 2.9 Vrije major Artikel 2.10 Vrij onderwijsprogramma Artikel 2.11 Honoursprogramma Hoofdstuk 3 Onderwijs Artikel 3.1 Deelname aan het onderwijs en voorrangregels Artikel 3.2 Volgorde en ingangseisen Artikel 3.3 Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten Hoofdstuk 4 Wijzigingen en inwerkingtreding Artikel 4.1 Wijzigingen deel B Artikel 4.2 Inwerkingtreding deel B
Hoofdstuk 1- Algemeen en toelating tot de opleiding Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Dit opleiding specifieke gedeelte B hoort bij deel A van de regeling dat algemene bepalingen bevat met betrekking tot het onderwijs en de examens van de bachelor opleiding Future Planet Studies. Deze opleidingen worden verzorgd binnen de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat opleiding specifieke bepalingen met betrekking tot de opleiding Future Planet Studies. Artikel 1.2 – Nadere Vooropleidingseisen 1. Het volgende diploma geeft toegang tot de opleiding Future Planet Studies: • Een vwo-diploma met het profiel Natuur en Techniek • Een vwo-diploma met het profiel Natuur en Gezondheid • Een vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij met als keuzevak Aardrijkskunde, Biologie, Natuurkunde of Scheikunde 2. Degene die niet over een diploma met het vwo-profiel Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid of Economie en Maatschappij beschikt dat direct toelating geeft tot de opleiding, maar wel een gelijkwaardig diploma heeft dat op grond van artikel 7.28 van de wet toegang geeft, kan zich pas inschrijven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij of zij voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel: Wiskunde A of B en tenminste twee van de volgende vakken: Aardrijkskunde, Biologie, Economie, Natuurkunde, Scheikunde Artikel 1.3 – Colloquium doctum Het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: Wiskunde A of Wiskunde B, en tenminste drie van de volgende vakken: Aardrijkskunde, Biologie, Economie, Natuurkunde, Scheikunde op vwo-eindexamenniveau; Engels: passieve kennis van de Engelse taal zodat studieliteratuur begrepen kan worden. Artikel 1.4 – Minor Future Planet Studies Het volgende diploma geeft toegang tot de minor Future Planet Studies: Een vwo-diploma met het profiel Natuur en Techniek of Natuur- en Gezondheid of een vwo-diploma met het profiel Economie en Maatschappij en tenminste een van de volgende vakken als keuzevak: Aardrijkskunde, Biologie, Natuurkunde, Scheikunde. Het exacte programma en de planning zullen worden vastgesteld in overleg met de studieadviseur. Hoofdstuk 2 – Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel 2.1 – Doel van de opleiding en eindtermen 1. Met de opleiding wordt beoogd: kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van Future Planet Studies, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in de navolgende leden. 2. Na afloop van het bachelor programma:
Kennis en inzicht 1. Heeft de student een duidelijk beeld van de belangrijkste ontwikkelingen die zich voordoen m.b.t. de toekomst van de aarde en de mensheid. 2. Heeft de student kennis en inzicht in de mechanismen die ten grondslag liggen aan de processen en de daaruit voorkomende patronen die relevant zijn voor de toekomst van (de mensheid op) de aarde. 3. Heeft de student inzicht in de plaats die de domeinen ‘systeem aarde’, ‘ecologie’ en ‘samenleving’ innemen bij het ontwikkelen van een interdisciplinaire visie m.b.t. de toekomst van de aarde. 4. Heeft de student kennis van de probleemstellingen, centrale concepten, modellen, methoden en technieken van de betrokken disciplines, in het bijzonder grondige kennis van de gekozen specialisatierichting (major). 5. Is de student in staat te beoordelen welke disciplines van doorslaggevend belang zijn bij het oplossen van complexe vraagstukken en heeft het vermogen de verschillende perspectieven met elkaar te verbinden. 6. Is de student in staat te beoordelen welke onderzoeksmethoden in een specifieke situatie het best ingezet kunnen worden. Vaardigheden 7. Is de student in staat om kennis, onderzoeksmethoden en vaardigheden uit verschillende disciplines te integreren om op die manier vraagstukken vanuit een interdisciplinaire invalshoek te kunnen analyseren en definiëren. 8. Is de student in staat een visie te formuleren op de belangrijkste ontwikkelingen die zich voordoen m.b.t. de toekomst van de aarde en de mensheid en op de mogelijke oplossingen die daarvoor naar voren gebracht kunnen worden. 9. Is de student in staat systematisch en creatief bij te dragen aan het analyseren en oplossen van concrete problemen die centraal staan binnen het programma van Future Planet Studies en de gekozen specialisatie. 10. Heeft de student het vermogen zich snel het vocabulaire, concepten, methoden en theorieën eigen te maken van een nieuwe discipline. 11. Is de student in staat nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de centrale thema’s, en ten aanzien van de eigen specialisatierichting in het bijzonder, te identificeren en te plaatsen in een bredere (maatschappelijke) context. 12. Is de student in staat te reflecteren op en argumenteren over maatschappelijke en ethische aspecten van transdisciplinaire vraagstukken. 13. Heeft de student het vermogen om zowel individueel als in een multi-, inter- of transdisciplinair samengesteld team te werken. 14. Kan de student informatie zoeken, analyseren en verwerken en op heldere wijze presenteren. 15. Beheerst de student algemene ICT-vaardigheden die nodig zijn voor een goed functioneren op academisch niveau, en specifieke ICT-vaardigheden die gebruikt worden in de gekozen majorrichting. 16. Beschikt de student over de passieve en actieve vaardigheden om zich van de Engelse taal te bedienen in academische context met als doel deel te kunnen nemen aan wetenschappelijk geïnformeerde gedachtewisseling. 17. Is de student in staat om mondeling en schriftelijk kennis op academisch niveau te discussiëren en rapporteren over wetenschappelijke resultaten en toepassingen daarvan.
Houding 18. Kan de student reflecteren op voorziene consequenties en mogelijk optredende ongewenste neveneffecten van eigen expertise in de beroepssituatie. 19. Heeft de student een zelfstandige, wetenschappelijk kritische werkwijze en houding. 20. Heeft de student een attitude waarin grenzen tussen disciplines geen belemmering vormen en waarin inhoudelijke kennis, concepten, methoden en perspectieven uit het palet aan disciplines worden gebruikt om wetenschappelijke communicatie te bewerkstelligen en tot nieuwe inzichten te komen. 21. Heeft de student voldoende metacognitieve en meta-affectieve vaardigheden om het eigen (doorgaande) leerproces ten aanzien van eigen ontwikkeling en interdisciplinariteit te reguleren. 22. Heeft de student inzicht in de mogelijkheden die zich voordoen met betrekking tot een vervolgopleiding na afronding van de bachelor. Artikel 2.2 – Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Artikel 2.3 – Taal waarin de opleiding wordt verzorgd De opleiding wordt in beginsel in het Nederlands verzorgd. Indien onderdelen niet in het Nederlands worden verzorgd, worden deze onderdelen in het Engels verzorgd. Hierbij is de Gedragscode vreemde talen UvA (zie bijlage 3 van OER deel A) en het bepaalde in artikel 7.2 van de wet van toepassing.
Artikel 2.4 – Omvang van de opleiding De opleiding bestaat uit een eerste jaar met een studielast van 60 studiepunten gevolgd door een fase met een studielast van 120 studiepunten waaraan een afsluitend examen is verbonden. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten. Artikel 2.5 - Onderwijsprogramma 1. De propedeutische fase is als volgt samengesteld: A: Algemeen verplichte onderdelen 48 punten B: Keuzeonderdelen 12 punten A. Algemeen verplichte onderdelen Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. Naam onderwijsonderdeel
Aantal studiepunten 6
Semester
Toetsvorm
1
6
1
Tentamens, opdrachten Opdrachten
6
1
Tentamens
Ja
6
1
Ja
Kwaliteit van Leven
6
2
Verzamelen, Visualiseren &
6
2
Opdrachten, presentatie Tentamen, opdrachten Tentamen
Toekomstperspectief voor de Aarde Toekomstige Uitdagingen, Innovatieve Oplossingen Klimaatverandering & Zeespiegelstijging Energietransities
Praktische oefening Ja Ja
Ja Ja
Analyseren Duurzame Dynamiek
6
2
Virtual Globe
3
2
Wetenschapsfilosofie & Visie ontwikkeling
3
2
Aantal studiepunten
Tentamen, opdrachten, presentatie Tentamen, opdrachten presentatie Tentamen, opdrachten
Ja
Semester
Toetsvorm
Praktische oefening
6
1
Ja
Natuurrampen en Toekomstige Bedreigingen
6
2
Tentamens, debat Tentamen, opdrachten, presentatie
Gamma profiel Toekomstperspectief voor de Samenleving
6
1
Ja
Het Economisch Perspectief
6
2
Tentamens, debat Tentamen, opdrachten
Ja
Ja
B. Keuzeonderdelen Naam onderwijsonderdeel Bètaprofiel Analyse IPCC rapport
Ja
Ja
2. De postpropedeutische fase is als volgt samengesteld: A. Algemeen verplichte onderdelen 21 punten B. Keuzeonderdelen 15 punten C. Major onderdelen 60-84 punten A. Algemeen verplichte onderdelen Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. De algemene verplichte onderdelen uit de postpropedeutische fase zijn Engelstalig. Naam onderwijsonderdeel
Semester
Toetsvorm
Food production
Aantal studiepunten 6
1
Water Quality
6
2
Research Proposal Interdisciplinair Project
3 6
2 1 of 2
Tentamen, opdrachten Tentamen, opdrachten Opdrachten Opdrachten, presentatie
Praktische oefening Ja Ja Ja Ja
B. Keuzeonderdelen Deze bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. De keuzeonderdelen postpropedeutische fase zijn Engelstalig. Naam onderwijsonderdeel Bètaprofiel
Aantal studiepunten
Semester
Toetsvorm
Praktische oefening
World Ecosystems
6
1
Digital Earth I
3
1
Water Management
6
2
6 3 6
1 1 2
Gamma profiel World Food System Future of Food Water Governance of Aquatic Resources and Environments
Tentamen, opdrachten, presentatie Opdrachten, Presentatie Tentamen, opdrachten
Ja
Opdrachten Opdrachten Tentamen, opdrachten, presentatie
Ja Ja Ja
Ja Ja
Artikel 2.6 – Onderdelen elders Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de bacheloropleiding zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van artikel 3.9 in deel A vrijstelling worden verleend.
Artikel 2.7 - Majorprogramma 1. In 2013-2014 en 2014-2015 worden de volgende majoren aangeboden: Aardwetenschappen, Bedrijfskunde, Economie, Ecologie en Evolutie, Sociale Geografie, Planologie, Politicologie, Rechtsgeleerdheid en Kunstmatige Intelligentie. 2. In de majorgids worden de opbouw en de verplichte onderdelen in modules per major beschreven, met een maximale studielast van 84 EC per major. De majorgids is te vinden op de website. 3. Afhankelijk van de omvang van de major is er nog ruimte om binnen het bachelorprogramma van 180 EC een minor of keuzevakken te volgen. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: - Tot 12 EC keuzeruimte mag vrij ingevuld worden. - In het geval dat er meer dan 12 EC overblijft naast de major en het kerncurriculum dan moet er sprake zijn een samenhangend pakket; dit wil zeggen dat de vakken aansluiten bij de major of dat er een complete minor gevolgd moet worden. 4. In uitzondering op het gestelde in deel A van OER 2013-2014, dienen studenten de opleiding af te ronden met een thesis met een omvang die gelijk is aan de omvang van de bachelorthesis in het gebied van de gekozen studierichting (major). Deze thesis wordt beoordeeld door de examinator en een tweede beoordelaar. Het eindcijfer wordt bepaald door de examinator na overleg met de tweede beoordelaar. Studenten dienen het gekozen
majorprogramma ter goedkeuring voor te leggen aan de Examencommissie voorafgaand aan het tweede studiejaar. Indien een major is gekozen uit artikel 2.7.1 wordt deze per definitie goedgekeurd door de examencommissie. 5. Indien een student een tweede majorprogramma wil volgen of een programma wil samenstellen van meer dan 180 EC, dient hij/zij goedkeuring te verkrijgen van de examencommissie. 6. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Future Planet Studies, met als afstudeerrichting een van de majoren uit artikel 2.7.1, van de UvA wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vereist zijn voor toelating tot de masteropleiding behorende bij de desbetreffende major.
Artikel 2.8 Goedkeuring vakkenpakket In het geval dat een student Future Planet Studies besluit de major uit te breiden tot een volledige bachelor en hiervoor, naast het bachelordiploma Future Planet Studies, ook een ander bachelordiploma aanvraagt, kan de examencommissie besluiten het maximaal aantal EC aan vrijstellingen binnen het diploma uit te breiden tot de maximale omvang van de major binnen het bachelordiploma Future Planet Studies. Bovendien kan de examencommissie in deze gevallen besluiten af te wijken van artikel 3.9 lid 2 van OER A van de FNWI met betrekking tot vrijstelling van de bachelor thesis. Artikel 2.9 - Vrije major Studenten kunnen zelf uit de examenonderdelen die door de instelling worden verzorgd een major samenstellen. Voorwaarden voor een ‘vrije’ major Future Planet Studies zijn: 1. Het Future Planet Studies onderwijs zoals omschreven in artikel 2.4 is verplicht; 2. Het vrije majorprogramma moet toegang geven tot tenminste één masterprogramma; 3. Studenten dienen het vrije majorprogramma af te ronden met een thesis met een omvang die gebruikelijk is binnen de major maar van tenminste 6 EC. 4. De examencommissie van de bacheloropleiding Future Planet Studies dient het studieprogramma goed te keuren. Artikel 2.10 - Vrij onderwijsprogramma Om voor de vrije opleiding in aanmerking te komen dient voldaan te zijn aan de voorwaarde dat tenminste de helft van de onderdelen wordt behaald binnen de opleiding waarvan de student het diploma wenst te verkrijgen.De samenstelling van een dergelijk programma behoeft de voorafgaande goedkeuring van de daartoe geëigende examencommissie.
Artikel 2.11 Honoursprogramma Een student kan deelnemen aan het honoursprogramma indien hij voldoet aan de voorwaarden gesteld in de Regeling Honoursprogramma- en certificaat UvA. In aanvulling op de bepalingen over het honoursprogramma uit deel A van de OER 2013-2014 van de FNWI, gelden er voor bacheloropleiding Future Planet Studies de volgende bepalingen ten aanzien van het programma dat onder de regeling valt: 1. Er geldt een intake- en selectieprocedure voor studenten om aan het programma mee te kunnen doen; 2. Uiterlijk halverwege het tweede studiejaar wordt een programmavoorstel ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie van de bacheloropleiding Future Planet Studies, via de studieadviseur; 3. De modulen van het programma kunnen worden gevolgd vanaf het tweede semester van de studie; 4. Het programma bestaat uit tenminste één disciplinaire honoursmodule (6 EC) van de gekozen majorrichting; 5. Het programma bestaat uit tenminste twee interdisciplinaire honoursmodules van het IIS (12 EC); 6. Het programma bestaat voor tenminste 6 EC uit een extra eigen onderzoeksproject of een uitbreiding van het afsluitende bachelorproject van de gekozen majorrichting van de bachelor Future Planet Studies;
7. Het programma wordt afgesloten met een reflectief verslag. Hoofdstuk 3 - Onderwijs Artikel 3.1 - Deelname aan het onderwijs en voorrangregels 1. Elke student dient zich voor elk studieonderdeel aan te melden. Voor het deelnemen aan het onderwijs dient de aanmelding plaats te vinden in de in de studiegids aangegeven periode en volgens de aldaar aangegeven procedure. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan het onderwijs worden geweigerd. Wanneer een student zich aanmeldt voor een onderdeel wordt hij of zij automatisch aangemeld voor het tentamen en hertentamen. Studenten die beginnen met de opleiding worden door de opleiding ingeschreven voor de vakken van het eerste semester uit het eerste jaar. 2. Toelating voor de cursussen met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van vooraf vastgestelde en de studiegids gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels, met dien verstande dat voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de cursussen die behoren tot het verplichte deel van hun opleiding. Artikel 3.2 – Volgorde en ingangseisen 1. Een onderdeel waarvan de uitslag niet binnen de in artikel 3.6 in deel A gestelde termijnen bekend is gemaakt, mag niet als voorkennis worden vereist voor een daaropvolgend onderdeel. 2. Binnen de propedeutische fase is er geen voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs en de tentamens van die fase. 3. Binnen de postpropedeutische fase is er een voorgeschreven volgorde voor het deelnemen aan het onderwijs in de onderdelen van die fase. 4. Aan de tentamens c.q. praktische oefeningen van de hierna te noemen postpropedeutische onderdelen kan slechts worden deelgenomen indien de tentamens van de hierna vermelde examenonderdelen met goed gevolg zijn afgelegd: a. Major: tenminste 48 EC van de eerstejaarsvakken moeten zijn behaald. Voor specifieke ingangseisen per major, zie de majorgids 2013-2014. b. Interdisciplinair project: alle vakken van het eerste jaar, minimaal 18 EC aan tweedejaars FPS vakken en minimaal 12 EC aan majorvakken moeten zijn behaald. 5. In bijzondere gevallen kan de examencommissie op gemotiveerd verzoek van de student al dan niet onder voorwaarden afwijken van de in het derde lid genoemde volgorde. Artikel 3.3 - Deelname aan praktische oefening en werkgroepbijeenkomsten 1. In geval van een practicum is de student verplicht tenminste 90% van de practicumbijeenkomsten bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. Ingeval de student minder dan 90 % heeft bijgewoond dient het practicum opnieuw te worden gevolgd, dan wel kan de examencommissie aanvullende opdracht(en) laten verstrekken. 2. In geval van werkgroepbijeenkomsten met opdrachten is de student verplicht tenminste 90 % van de werkgroepbijeenkomsten bij te wonen en zich op deze bijeenkomsten terdege voor te bereiden. Ingeval de student minder dan 90% heeft bijgewoond dient de werkgroep opnieuw te worden gevolgd, dan wel kan de examencommissie aanvullende opdracht(en) laten verstrekken. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie, op verzoek van de student, van deze verplichting vrijstelling verlenen in geval het onderzoek naar en de beoordeling van de beoogde vaardigheden naar haar oordeel ook kan plaatsvinden bij een geringer
deelnamepercentage, al dan niet onder oplegging van aanvullende eisen. Hoofdstuk 4 – Wijzigingen en inwerkingtreding Artikel 4.1 – Wijzigingen deel B 1.Wijzigingen van deel B van deze regeling worden door de decaan – gehoord de opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deel B van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. Artikel 4.2 – Inwerkingtreding deel B Deel B van deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica op 2 juli 2013.