Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Academiejaar 2013-2014
Onderwijs- en Examenregeling PThU: Master Gemeentepredikant (Master of Theology) Academiejaar 2013 – 2014 Vestiging Amsterdam
Vastgesteld door het College van Bestuur te Amsterdam d.d. 10 juni 2013
-1-
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-2-
INHOUDSOPGAVE
Deel 2 – Opleidingsspecifiek deel ....................................................................... 3 Paragraaf 8 – Master gemeentepredikant ....................................................... 11 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
– – – – –
toepasselijkheid regeling ................................................................................. 11 specifieke eindtermen ..................................................................................... 11 curriculum ..................................................................................................... 11 studieplanning ............................................................................................... 11 honours programma ....................................................................................... 11
Paragraaf 9 –examens en tentamens van de opleiding..................................... 11 Artikel 9.1 – stage en leerplek ............................................................................................ 11 Artikel 9.2 – masterthesis .................................................................................................. 11 Artikel 9.3 – masterexamen ............................................................................................... 12
Paragraaf 10 – Toelating tot de masteropleiding .............................................. 12 Artikel 10.1 – toelatingseisen ............................................................................................. 12 Artikel 10.2 – instroommomenten ....................................................................................... 12
Paragraaf 11 – Slotbepalingen ......................................................................... 12 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
11.1 – hardheidsclausule ......................................................................................... 12 11.1a – overgangsbepaling ...................................................................................... 12 11.2 – wijzigingen .................................................................................................. 12 11.3 – bekendmaking .............................................................................................. 12 11.4 – inwerkingtreding ........................................................................................... 12
Bijlagen ............................................................................................................ 13 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
Judicium Abeundi .............................................................................................. 13 Eindtermen van de opleiding ............................................................................... 17 Samenstelling van het curriculum ........................................................................ 19 Het Honoursprogramma van de Graduate school ................................................... 21 Leerplek overeenkomst en stageregeling en stageovereenkomst .............................. 23 Regelingen inzake de masterthesis ....................................................................... 26 Toelatingseisen ................................................................................................. 29
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-3-
Deel 1 – Algemeen deel PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 – toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is van toepassing op de initiële masteropleidingen die ingesteld zijn in de Protestantse Theologische Universiteit (hierna: de universiteit). De regeling beschrijft de geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs, de tentamens en de examens. Deel 1 van de regeling omvat bepalingen die van toepassing zijn op alle opleidingen van de universiteit, voor zover daar in een bepaling van deel 2 niet expliciet wordt afgeweken; in deel 2 zijn specifieke bepalingen per opleiding opgenomen. 2. De onderwijs- en examenregeling wordt vastgesteld of gewijzigd door het College van Bestuur van de universiteit nadat de opleidingscommissie en de examencommissie daarover hebben geadviseerd en de universiteitsraad ermee heeft ingestemd. Artikel 1.2 – begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de examens; c. examen: bachelor of masterexamen, bestaande uit examenonderdelen; indien al deze onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd, is aan de vereisten voor het examen voldaan; d. examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; e. examinator: hij die door de examencommissie voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan is aangewezen. f. cursus: een onderwijseenheid bestaande uit een samenhangend programma van colleges, onderzoek, praktische oefeningen, voorbereidingstijd, studietijd of een combinatie hiervan, afgesloten met een tentamen dat als examenonderdeel geldt; g. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het verkrijgen van vaardigheden. Onder deze activiteiten vallen: a. het maken van een bachelor- c.q. masterthesis; b. het maken van een werkstuk; c. het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; d. het doorlopen van een stage; e. het volgen van een training; f. het houden van een voordracht; h. tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een tentamen kan opgebouwd zijn uit deeltentamens: i. ingangseis: cursus die met een voldoende resultaat moet zijn afgerond, dan wel waarin participatie heeft plaatsgevonden voordat aan de cursus waarop de ingangseis betrekking heeft, kan worden deelgenomen; j. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op 31 januari, dan wel beginnend op 1 februari en eindigend op 31 augustus; k. Thesis danwel bachelor- of masterthesis: bachelor- of masterscriptie; l. ects: European Credit Transfer System; eenheid waarin de studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt; een studiepunt staat gelijk met een ects-credit; een ects-credit staat gelijk met 28 klokuren studie; m. Examencommissie (EC): het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De examencommissie benoemt de examinatoren en bewaakt de kwaliteit van de examens en tentamens. (Conform artikel 5.8 van het Bestuursreglement van de universiteit); n. Opleidingscommissie (OC): adviescommissie ten behoeve van het College van Bestuur (conform artikel 5.6 van het bestuursreglement van de universiteit); o. College van Beroep voor de Examens (CBE): het college zoals bedoeld in artikel 5.9 van het Bestuursreglement van de universiteit; p. Nuffic: Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs; q. voertaal: de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd en de taal waarin wordt getentamineerd en geëxamineerd;
Protestantse Theologische Universiteit
r. s.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-4-
Studentnet: het via de website van de universiteit te bereiken deel waarin algemene informatie over het onderwijs beschreven wordt; Onderwijscatalogus: via de website algemeen toegankelijke database waarin de inhoud, vorm, studielast en ingangseisen van de onderwijseenheden beschreven worden;
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Waar in deze Onderwijs- en Examenregeling sprake is van hij/hem, student, docent of examinator, is ook resp. zij/haar, studente, docente en examinatrice bedoeld. Artikel 1.3 – de opleidingen 1. In de universiteit is de volgende masteropleidingen met een studielast van 60 ects ingesteld: a. Verdieping 2. In de universiteit zijn de volgende masteropleidingen met een studielast van 180 ects ingesteld: a. Predikantschap b. Geestelijke verzorging c. Gemeentepredikant Artikel 1.4 – eindtermen van de opleidingen 1. De opleidingen beogen de studenten: a. Kennis, vaardigheden en attitudeaspecten op het desbetreffende gebied bij te brengen; b. Wetenschappelijk te vormen; c. Voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan. 2. Studenten aan wie voor één van de aan de universiteit ingestelde bacheloropleidingen een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid van de WHW is verleend, worden onvoorwaardelijk toegelaten tot ten minste één van de masteropleidingen van de universiteit. PARAGRAAF 2 – VORMGEVING VAN DE OPLEIDINGEN Artikel 2.1 – vorm van de opleidingen De opleidingen genoemd in artikel 1.3 lid 1 en lid 2 onder c zijn zowel voltijds als deeltijds te volgen. De opleidingen genoemd in artikel 1.3 lid 2 onder a en b kennen alleen een voltijdvariant. PARAGRAAF 3 – TAAL VAN DE OPLEIDINGEN Artikel 3.1 – voertaal 1. De volgende opleidingen worden in beginsel verzorgd in het Nederlands: De masteropleidingen: a. Predikantschap; b. Geestelijk verzorger; c. Gemeentepredikant. 2. De volgende opleidingen worden in beginsel verzorgd in het Engels De masteropleidingen: a. Verdieping. 3. De Engelse taal kan gebruikt worden bij onderdelen van de opleidingen indien de aard van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten of docenten daartoe aanleiding geeft. Bij de bepaling van de voertaal is de door het College van Bestuur vastgestelde gedragscode van toepassing. Artikel 3.2 – niveau Engels Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van de verdieping / het verdiepingsjaar in de masteropleidingen is een voldoende beheersing van het Engels vereist. Aan deze eis is voldaan, als de student: a. binnen de EER een diploma heeft behaald dat toelating verschaft tot een universitaire bacheloropleiding; b. een score van 550 of hoger heeft gehaald bij het TOEFL toets (paperbased versie) of een vergelijkbaar resultaat bij een ander tentamen.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-5-
PARAGRAAF 4 – VOOROPLEIDINGSEISEN Artikel 4.1 – toelatingseisen 1. Degene die voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde vooropleidingseisen wordt toegelaten tot de daarvoor in aanmerking komende opleidingen. 2. De toelatingseisen voor de masteropleidingen zijn opgenomen in de bijlage bij het betreffende opleidingsspecifieke deel. Artikel 4.2 – toelatingsprocedure 1. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de examencommissie van de opleiding. 2. Met het oog op de toelating tot de opleiding stelt de examencommissie een onderzoek in naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. De commissie betrekt bij haar onderzoek de kennis van de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd. 3. Deficiënties in de vooropleiding zoals vermeld in het opleidingsspecifieke deel van deze regelingen worden vervuld door het afleggen van tentamens in nader te bepalen vakken of programmaonderdelen op het niveau van het bachelorexamen zoals dit aan de universiteit wordt afgenomen. De EC is verantwoordelijk voor het afnemen van toetsen en het beoordelen daarvan. 4. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 1 mei (toelating per 1 september) of 1 oktober (toelating per 1 februari) ingediend bij de examencommissie. In bijzondere gevallen kan de examencommissie een na deze sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 5. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen ten aanzien van kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. 6. De kandidaat ontvangt een toelatingsbewijs dan wel een afwijzende beslissing. Hiertegen is beroep mogelijk bij het College van beroep voor de examens. 7. In het toelatingsbewijs is opgenomen welke voorwaarden aan de toelating verbonden zijn en welke deficiënties de student gedurende de opleiding nog weg dient te werken. 8. Een bewijs van toelating geldt voor het instroommoment waarvoor deze is afgegeven. Artikel 4.3 – hardheidsclausule toelating 1. In bijzondere gevallen kan de examencommissie de kandidaat die zich voorbereidt op het afsluitend examen van een in art. 1.4, tweede lid, genoemde bacheloropleiding, op diens verzoek voor een half jaar toelaten tot de opleiding, indien: a. hij de verplichte onderdelen van de major heeft behaald en hij overigens van de bacheloropleiding nog slechts onderdelen met een gezamenlijke studielast van ten hoogste 15 studiepunten moet behalen, èn b. de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat hij de bacheloropleiding in zeer korte tijd, doch maximaal binnen een half jaar vanaf het moment dat student voorlopig is toegelaten tot de masteropleiding zal kunnen afronden, èn c. hij ten gevolge van overmacht onvoldoende heeft kunnen doorstromen en er een onevenredige studievertraging zou optreden indien hij niet alvast aan de masteropleiding kan beginnen. 2. Na het behalen van het afsluitend examen van de in art. 1.4, tweede lid, genoemde bacheloropleiding wordt de toelating voor een half jaar omgezet in een definitieve toelating. 3. Indien de student niet binnen 6 maanden na aanvang van de masteropleiding het afsluitend examen van de in art. 1.4, tweede lid, genoemde bacheloropleiding heeft behaald, wordt hij uitgesloten van verdere deelname aan de masteropleiding totdat het bachelorexamen is behaald. PARAGRAAF 5 – TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 5.1 – de examens De masteropleidingen worden afgesloten met het masterexamen. Artikel 5.2 – studiebelasting en aanwezigheidsverplichting 1. De voor de cursus verantwoordelijke examinator geeft de studenten in de onderwijscatalogus gedifferentieerd inzicht in de wijze waarop de studiebelasting van de cursus en zijn onderdelen is berekend 2. Indien een student bepaalde contacturen niet bijwoont zonder goede reden, kan de examinator een vervangende opdracht geven. Indien meer dan 20 % van de contacturen
Protestantse Theologische Universiteit
3.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-6-
worden gemist, kan de student niet meer deelnemen aan het college, geen opdrachten meer inleveren en niet deelnemen aan tentamens. Indien een student meer dan 20% van de contacturen heeft gemist, dit tijdig heeft gemeld aan de examinator en de studentendecaan en er daarbij aantoonbaar sprake is geweest van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51 van de wet, kan de examinator dispensatie verlenen, waarbij de student in overleg met de examinator een vervangende opdracht dient te presenteren. Seminariecursussen, dat wil zeggen, cursussen met een S in de code, kennen een 100% aanwezigheidsplicht.
Artikel 5.3 – aanvraag examen In het opleidingsspecifieke deel is geregeld hoe het examen voor een van de in de universiteit ingestelde opleidingen kan worden aangevraagd. Artikel 5.4 – de tentamens en de vorm van de tentamens 1. Cursussen worden afgerond met een tentamen. 2. Wanneer een tentamen uit twee of meer deeltentamens bestaat, is in de regel ten minste één deeltentamen schriftelijk. 3. De vorm van het tentamen sluit aan bij de cursusdoelen. 4. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt in aanwezigheid van ten minste één andere examinator of een door de EC aangewezen waarnemer, tenzij een volledige geluidsopname van het tentamen wordt gemaakt. 5. Mondeling wordt niet meer dan een persoon gelijk getentamineerd, tenzij de EC anders heeft besloten. 6. Mondelinge tentamens zijn in beginsel openbaar, tenzij de EC of de desbetreffende examinator anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 7. Per cursus wordt vóór het begin van het studiejaar bekend gemaakt op welke wijze de tentaminering zal plaatsvinden. Tentameneisen zijn bij aanvang van de cursus bekend. 8. Aan studenten met een functiebeperking kan de EC de mogelijkheid bieden tentamens af te leggen op een wijze die aan hun individuele handicap is aangepast. Alvorens hierover te beslissen kan de EC deskundig advies inwinnen. 9. Op beargumenteerd verzoek van de student kan de EC toestaan dat in overleg met de examinator een tentamen op een andere wijze dan in de online catalogus beschreven wordt afgelegd. 10. Het nadere is vastgelegd in het door de EC vastgestelde toetsbeleid. Artikel 5.5 – aanmelding tentamens en herkansingen 1. Voor elk (deel)tentamen geldt - tenzij de EC, al dan niet op verzoek van de student, anders beslist – een maximum van twee pogingen, te weten een regulier (deel)tentamen en één herkansing. 2. Herkansingen staan – met inachtneming van het in artikel 5.15 lid 2 bepaalde - uitsluitend open voor wie aan het reguliere (deel)tentamen heeft deelgenomen. 3. De student wordt geacht deel te nemen aan de tentaminering van de cursus waar hij zich voor heeft ingeschreven; niet deelnemen, zonder geldige reden, wordt als poging beschouwd waarvoor als tentamenresultaat een één (1,0) wordt gegeven. 4. Een herkansing kent dezelfde voorwaarden als de reguliere tentaminering. De student schrijft zich in voor een herkansing via Osiris Student. Artikel 5.6 – volgtijdelijkheid tentamens Aan examenonderdelen kan worden deelgenomen nadat het als ingangseis geldende examenonderdeel met goed gevolg is afgerond. Deze ingangseisen staan vermeld in de onderwijscatalogus die te raadplegen is via de website van de universiteit. Artikel 5.7 – tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tenzij anders is bepaald in het opleidingsspecifieke deel van de onderwijs- en examenregeling wordt voor ieder onderdeel drie maal binnen een termijn van twaalf maanden en minimaal twee maal per academisch jaar op vastgestelde data gelegenheid gegeven tot het afleggen van tentamens. 2. De data waarop de tentaminering plaatsvindt worden, behoudens de cursussen bestaande uit literatuurpakketten, in de roosters gepubliceerd en aan het begin van de cursus bekend gemaakt. 3. Een tentamen ter afsluiting van een cursus dient uiterlijk aan het einde van het collegejaar te zijn afgelegd.
Protestantse Theologische Universiteit
4. 5. 6.
7.
8.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-7-
Na overschrijding van deze tentamentermijn gelden de tentameneisen die op het moment van tentaminering van toepassing zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat de student (een deel van) de onderwijseenheden opnieuw dient te volgen. Voor de tentaminering van cursussen bestaande uit individuele literatuurpakketten, alsmede voor herkansingen daarvan, wordt in overleg tussen de examinator en de student een datum vastgesteld. Van de vastgestelde data mag niet worden afgeweken, tenzij toestemming is verleend door de EC. Het tentamenmoment dient zodanig gepland te worden dat de student de mogelijkheid heeft het tentamen op het voor de cursus vastgestelde herkansingsmoment af te leggen. Ieder collegejaar zijn er drie herkansingsweken, te weten: a. een week aan het einde van het eerste semester voor tentamens uit het eerste blok; b. twee weken in augustus voor herkansingen van tentamens uit het tweede, derde en vierde blok. De aard van de toetsing kan met zich meebrengen dat een herkansing buiten de herkansingsweken wordt aangeboden.
Artikel 5.8 – fraude 1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van handelen door de student waardoor het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt. 2. In ieder geval wordt als fraude aangemerkt: a. Het voorhanden hebben tijdens een tentamen of examen van geschriften, elektronische apparatuur of enig ander middel met vergelijkbare eigenschappen of functie, waarvan de raadpleging of het gebruik tijdens een tentamen of examen niet uitdrukkelijk is toegestaan; b. Gedurende een tentamen afkijken bij mede-studenten of met hen op enigerlei wijze, binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uitwisselen; c. Zich tijdens een tentamen of examen uitgeven voor een ander persoon dan wel een ander persoon in de plaats van student een tentamen of examen laten afleggen; d. De uitgereikte vraag- en/of antwoordformulieren verwisselen of met anderen uitwisselen; e. Voorafgaand aan een tentamen of examen zichzelf of één of meer mede-studenten in het bezit stellen van vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen of examen; f. Het aanbrengen van wijzigingen in de uitwerking van de tentamen of examen nadat de tijd is verstreken en/of de uitwerkingen zijn ingeleverd; g. Plagiaat, waaronder het in een scriptie of ander werkstuk gegevens, teksten, redeneringen of gedachten van anderen overnemen zonder correcte bronvermelding; h. Bij het uitvoeren van een (afstudeer)onderzoek de onderzoeksresultaten manipuleren of niet correct weergeven, een en ander met het oogmerk van misleiding. Hiervan is onder meer sprake als: − gegevens gebruikt voor het onderzoek worden verdraaid, worden verzonnen of onverantwoord selectief worden weergegeven; − standpunten, interpretaties en conclusies van anderen met opzet verdraaid worden weergegeven. i. Het gelegenheid geven dan wel aanzetten van medestudenten tot fraude. j. Het zonder toestemming van de examinator gebruik maken van bij een ander vak reeds geproduceerd eigen werk. k. Het inschrijven voor of het deelnemen aan een toets waarvoor men door de EC is uitgesloten in verband met fraude. Artikel 5.9 – procedure bij fraude bij examens en tentamens 1. Wanneer tijdens het afleggen van een schriftelijk tentamen bij een deelnemer fraude wordt geconstateerd, wordt hiervan door de surveillant terstond op een daartoe aanwezig protocol aantekening gemaakt. De surveillant maakt een aantekening op het antwoordblad van de deelnemer die van fraude verdacht wordt ofwel op het moment dat de fraude geconstateerd wordt, ofwel wanneer de deelnemer zijn examenset inlevert. Na afloop van het tentamen maakt de surveillant een schriftelijk verslag op van de geconstateerde fraude. De student wordt in de gelegenheid gesteld hieraan een schriftelijk commentaar toe te voegen. Het schriftelijke verslag en het eventuele commentaar hierop worden ter hand gesteld aan de betrokken examinator. Deze is verplicht contact op te nemen met de EC ter verdere afhandeling. 2. In geval van fraude bij het afleggen van een examen of tentamen, in welke vorm dan ook, kan de EC de student uitsluiten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen, alsmede
Protestantse Theologische Universiteit
3. 4.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-8-
van deelname aan andere tentamens voor ten hoogste één jaar nadat de fraude is geconstateerd. Bij ernstige fraude kan op voorstel van de EC de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief worden beëindigd. Lid 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van fraude bij het maken van werkstukken en andere schriftelijke (of digitale) producten.
Artikel 5.10 – plagiaat 1. Onder plagiaat wordt verstaan: het overnemen door de student van teksten, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk. 2. Ter opsporing van plagiaat kan een examinator gebruik maken van het antiplagiaatprogramma Ephorus. 3. Ingeval de examinator plagiaat vermoedt, legt hij dit voor aan de EC die vervolgens vaststelt of er plagiaat is opgetreden. 4. De EC bepaalt welke sancties er in het geval van plagiaat aan de student opgelegd worden. De op te leggen sancties zijn hetzelfde als in artikel 5.9, lid 2 en 3. Artikel 5.11 – beoordeling 1. De uitslag van een (deel)tentamen wordt binnen 15 werkdagen ná het afnemen of inleveren van het (deel)tentamen bekend gemaakt. Dit geschiedt elektronisch via het studievolgsysteem Osiris. 2. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Het cijfer 5 wordt niet van decimalen voorzien. 3. Alfanumerieke resultaten worden in onderstaande gevallen toegekend: a. de student die staat ingeschreven voor een cursus en aan geen enkel toetsonderdeel heeft deelgenomen ontvangt een ND (Niet Deelgenomen); b. de student die staat ingeschreven voor een cursus maar niet aan alle toetsonderdelen heeft deelgenomen ontvangt een NVD (Niet VolDaan); c. indien de student heeft voldaan aan een onderdeel, maar hier geen cijfer voor ontvangt, kan de student een V (Voldaan) als resultaat worden toegekend; d. de student aan wie vrijstelling is verleend door de examencommissie ontvangt een VR (VRijstelling); e. indien fraude is geconstateerd door de examencommissie, kan de student een FR (FRaude) als resultaat worden toegekend. 4. Zodra een cursus met een voldoende resultaat is afgesloten, is herkansen alleen mogelijk na toestemming van de EC. Het herkansen van voldoende afgeronde cursussen uit het praktijkgerichte deel van de masteropleidingen is niet mogelijk. 5. Wanneer een tentamen wordt herkanst is het laatst behaalde cijfer bepalend voor het behaalde resultaat. 6. Indien er over de beoordeling van een tentamen een geschil ontstaat tussen de desbetreffende student en examinator, heeft de student het recht binnen vier weken na toezending dan wel bekendmaking van het besluit van de examinator een verzoek tot herziening van het besluit in te dienen bij de EC, onverminderd het recht binnen zes weken rechtstreeks beroep aan te tekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Hij richt hiertoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de EC. 7. De voorzitter van de EC probeert in eerste instantie middels een minnelijke schikking tot een oplossing te komen. 8. Tegen beslissingen van de examinator of de EC is beroep mogelijk (binnen zes weken nadat de beslissing van de commissie aan betrokkenen is bekend gemaakt) bij het CBE, overeenkomstig het reglement van orde voor het CBE. Artikel 5.12 – inzagerecht 1. Gedurende ten minste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. Studenten hebben recht op feedback op door hen gemaakte opdrachten en tentamens.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-9-
Artikel 5.13 – geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van de behaalde examenonderdelen is in beginsel onbeperkt. 2. In afwijking hiervan kan de EC voor een examenonderdeel dat meer dan 6 jaar geleden is afgerond een aanvullend dan wel een vervangend tentamen opleggen. 3. Een eenmaal door de EC goedgekeurd studieprogramma blijft geldig gedurende de aaneengesloten inschrijvingstermijnen. Artikel 5.14 – vrijstelling 1. De EC kan een student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, geheel of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van een examenonderdeel indien de student: a. ofwel een qua inhoud, omvang en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. ofwel aantoont door relevante werk- of beroepservaring over qua inhoud, niveau en tijdsinvestering voldoende kennis en vaardigheden te beschikken ten aanzien van de desbetreffende cursus; 2. Een verzoek tot vrijstelling dient schriftelijk te worden ingediend bij de EC en met redenen te zijn omkleed. 3. Bij cursussen met een omvang kleiner of gelijk aan 3 ects wordt er in beginsel geen gedeeltelijke vrijstelling verleend. Artikel 5.15 – hardheidsclausule tentamens en examens 1. Indien een student in verband met bijzondere omstandigheden niet in staat is gebleken binnen de tentamenperiode een cursus af te sluiten, kan hij de studentendecaan verzoeken de cursus buiten de periode af te mogen sluiten. De studentendecaan beslist hierover in overleg met de betreffende examinator(en). Voorwaarde hierbij is dat de bijzondere omstandigheden op het moment dat deze zich voordeden, gemeld zijn aan de betreffende examinator(en) en de studentendecaan. 2. De studentendecaan kan een student, op grond van bijzondere individuele omstandigheden, vrijstellen van het in art. 5.5 lid 2 bepaalde. Voorwaarde daarvoor is dat dergelijke bijzondere omstandigheden als ziekte of bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51 van de wet door de student voorafgaande aan de tentaminering zijn gemeld bij zowel de examinator als de studentendecaan. Het advies van de examinator gehoord hebbende, kan de studentendecaan besluiten dat de student mag deelnemen aan de herkansing als eerste tentamenmogelijkheid. Artikel 5.16 – graad Aan degene die het examen van een in de universiteit ingestelde masteropleiding met goed gevolg heeft afgelegd wordt de graad Master of Arts (MA) verleend. Artikel 5.17 – judicium 1. Bij het examen kunnen de volgende judicia uitgesproken worden, berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de numerieke resultaten (cursussen die met een ‘v’ worden beoordeeld, tellen dus niet mee in de berekening): a. cum laude: bij een gemiddelde van 8,75 of hoger altijd, ter discussie bij een gemiddeld cijfer van 8,5 - 8,75 b. met veel genoegen: bij 8,0 of hoger c. met genoegen: bij 7,5 of hoger d. met vrijmoedigheid: bij 7,0 of hoger e. geslaagd: overige 2. Vrijstellingen tellen niet mee voor het bepalen van het judicium 3. In aanvulling op lid 1 geldt dat het judicium ‘cum laude’ alleen kan worden toegekend aan het masterexamen indien de voltijdopleiding binnen 1,5 jaar (eenjarige masteropleiding) of 4 jaar (3 jarige masteropleidingen) of 5,5 jaar (deeltijdopleiding) is afgerond. 4. Er kan geen judicium anders dan ‘geslaagd’ worden toegekend indien: a. de omvang van de vrijstellingen in ects meer dan de helft van het totaal aantal te behalen ects bedraagt; b. één of meerdere tentamens meer dan eenmaal herkanst zijn; c. een student eerder is betrapt op fraude en dit door de EC vastgelegd is in het dossier. PARAGRAAF 6 - STUDIEVOORTGANG, STUDIEBEGELEIDING EN STUDIEADVIES Artikel 6.1 – studievoortgang 1. De studievoortgang wordt ten minste jaarlijks bepaald aan de hand van het behaalde ects. 2. Indien een voldoende resultaat wordt verkregen voor een examenonderdeel, wordt het aantal
Protestantse Theologische Universiteit
3. 4. 5. 6.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 10 -
aan het desbetreffende examenonderdeel toegekende ects aangemerkt als zijnde behaald. Het aantal aan een examenonderdeel toegekende ects is per cursus vastgelegd in de onderwijscatalogus die via de website van de universiteit te raadplegen is. De registratie van de behaalde studieresultaten geschiedt door het bureau studentenzaken. De cijfers worden met twee decimalen achter de komma geregistreerd op een schaal van 1,00 tot 10,00 in het studentvolgsysteem. Met uitzondering van het cijfer 5 en 6. De student heeft toegang tot zijn geregistreerde gegevens met betrekking tot de studievoortgang via Osiris student. In het eerste jaar van inschrijving ontvangt de student in november en juni een studievoortgangoverzicht. Vanaf het tweede jaar van inschrijving wordt dit overzicht ten minste jaarlijks verstrekt.
Artikel 6.2 – studiebegeleiding 1. Voor informatie over bepaalde regelingen en bepalingen, over vrijstellingen en over de te volgen studieroute of het indienen van verzoeken voor de EC kan de student zich wenden tot de studentendecaan. 2. In het kader van de studiebegeleiding roept de studentendecaan ten minste eenmaal per jaar elke student op voor een gesprek over de studievoortgang. 3. Wanneer de studievoortgang daartoe aanleiding geeft, dan wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studentendecaan. Artikel 6.3 – duurzame functiestoornis Studenten met een handicap of een chronische ziekte kunnen zich, na overleg met de studentendecaan, tot de EC wenden met een verzoek tot onderwijsaanpassingen. Waar mogelijk wordt het onderwijs aangepast aan de beperkingen die de functiestoornis meebrengt. PARAGRAAF 7 - JUDICIUM ABEUNDI Artikel 7.1 – toepasselijkheid regeling Binnen de driejarige masters, zoals genoemd in artikel 1.3 lid 2 kan een judicium abeundi uitgesproken worden. Artikel 7.2 – blijk van ongeschiktheid 1. Een student binnen een van de in artikel 1.3 lid 2 genoemde opleidingen kan in bijzondere gevallen in elke fase van de opleiding na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen bindend worden afgewezen voor onbepaalde tijd. 2. Van een bijzonder geval is sprake als die student door zijn gedragingen of uitlatingen heeft blijkgegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding opleidt. 3. Ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding opleidt, blijkt met name uit: a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in de hoedanigheid van student, behoort te betrachten ten opzichte van degene: 1. met betrekking tot wie hij binnen de onderwijssituatie (bijvoorbeeld in tijdens een stage of bij het opdoen van werkervaring) leidinggevend dienstwerk verricht als (semi-) professional, vertrouwenspersoon, collega en als werkzaam in het geheel van de kerk; 2. de naaste betrekkingen van de onder 3.a.1 bedoelde persoon. b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt. Artikel 7.3 – procedure Judicium Abeundi De procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid voor de beroepen waartoe de opleiding opleidt is geregeld bij een afzonderlijke regeling, die is opgenomen in bijlage 1 bij de OERen van de onder art. 1.3 lid 2 genoemde opleidingen.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 11 -
Deel 2 – Opleidingsspecifiek deel PARAGRAAF 8 – MASTER GEMEENTEPREDIKANT Artikel 8.1 – toepasselijkheid regeling
Op de master is het bepaalde in het Algemeen Deel van deze regeling van toepassing voor zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken. Artikel 8.2 – specifieke eindtermen Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3 zijn voor de opleiding eindtermen vastgesteld, deze zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling. Artikel 8.3 – curriculum 1. Het curriculum van de masteropleiding Gemeentepredikant is opgebouwd uit 60 ECTS gericht op wetenschappelijke verdieping in een van de theologische onderzoeksgebieden en 120 ECTS gericht op beroepsvoorbereiding. 2. De eerste fase van de opleiding is gericht op het verkennen van het werkveld in relatie tot de theologische disciplines. De tweede fase is gericht op verdieping in de theologische onderzoeksgebieden. In de derde en laatste fase van de opleiding worden de theologische onderzoeksgebieden en de persoonlijke spiritualiteit met het oog op de ambtsuitoefening met elkaar verbonden. 3. Samenstelling en inrichting van het curriculum worden in bijlage 3 nader omschreven. 4. In overleg met de studentendecaan kan een afwijkend programma worden opgesteld, dat goedkeuring behoeft van de EC. 5. Na toestemming van de EC kan een student een of meerdere onderdelen van het programma aan andere binnen- of buitenlandse universiteiten volgen. Artikel 8.4 – studieplanning 1. De student dient in overleg met de studentendecaan een studieplanning op te stellen voor de Verdieping. Tevens wordt gebruik gemaakt van de PThU-regeling voor de begeleiding van de Masterthesis. (bijlage 6) 2. De studieplanning heeft de instemming van de beoogde thesisbegeleider 3. De studieplanning mag niet tot gevolg hebben dat de bij cursussen behorende colleges en/of praktische oefeningen niet kunnen worden gevolgd. 4. Indien een student door persoonlijke omstandigheden niet in staat is geheel te participeren in het reguliere studieprogramma, kan hij de EC schriftelijk – onder opgaaf van redenen – verzoeken hem toestemming te verlenen tot het verrichten van (gedeeltelijke) literatuurstudie voor de betreffende cursus(sen). De EC stelt voor de aanvrager het te volgen programma conform lid 1 en 4 vast. 5. Na toestemming van de EC kan een student een of meerdere onderdelen van het programma aan andere binnen- of buitenlandse universiteiten volgen.
Artikel 8.5 – honours programma 1. Excellente studenten kunnen deelnemen aan het Honours Programma van de Graduate School. 2. De inhoud van het Honours Programma en de criteria voor toelating tot het Honours Programma zijn door de Commissie Wetenschapsbeoefening vastgesteld. (zie bijlage 4 bij deze OER) PARAGRAAF 9 –EXAMENS EN TENTAMENS VAN DE OPLEIDING Artikel 9.1 – stage en leerplek Organisatie en wijze van beoordeling van stageonderdelen, alsmede de activiteiten op de leerplek, zijn vastgelegd in de stage- annex leerplekregeling (zie bijlage 5). Artikel 9.2 – masterthesis 1. Als onderdeel van het verdiepingsjaar schrijven studenten een masterthesis op het terrein van het gekozen theologische onderzoeksgebied (Sources, Practices of Beliefs) 2. Ten aanzien van de begeleiding, het schrijven, de afronding en de beoordeling van de thesis geldt het in bijlage 6 gestelde.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 12 -
Artikel 9.3 – masterexamen 1. Het examen dient ten minste zes weken voor de vastgestelde datum schriftelijk te worden aangevraagd bij het bureau studentzaken van de betreffende vestiging van de universiteit. De aanvraag van een examen dient te geschieden met gebruikmaking van de hiervoor bestemde formulieren. 2. De aanvraag kan pas geschieden als de student alle examenonderdelen heeft afgerond. 3. De aanvrager ontvangt uiterlijk een week voor het examen een schriftelijke oproep voor de buluitreiking. 4. De EC stelt de uitslag van het examen vast zodra de student aan alle voor de examenonderdelen geldende eisen heeft voldaan. 5. Het judicium wordt overeenkomstig het gestelde in artikel 5.17 van deze regeling vastgesteld 6. De student ontvangt een cijferlijst, een getuigschrift en een diplomasupplement. Op het diplomasupplement wordt het gemiddelde cijfer van de Verdieping afgedrukt. PARAGRAAF 10 – TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDING Artikel 10.1 – toelatingseisen 1. Tot de opleiding worden toegelaten: degene die voldoet aan de toelatingseisen (conform bijlage 7 van deze OER) en in het bezit is van het bewijs van toelating dat de EC afgeeft. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Theologie Klassiek van de PThU wordt geacht te beschikken over de kennis genoemd in bijlage 7 en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. Artikel 10.2 – instroommomenten Inschrijving voor de masteropleiding kan uitsluitend per 1 september plaatsvinden, tenzij de EC anders beslist. PARAGRAAF 11 – SLOTBEPALINGEN Artikel 11.1 – hardheidsclausule In alle gevallen waarin deze regeling niet of niet voldoende voorziet beslist de Rector. Artikel 11.1a – overgangsbepaling Voor hen die voor het cursusjaar 2013-2014 voor het eerst ingeschreven zijn voor een opleiding aan de vestiging Amsterdam of Groningen en tot augustus 2013 ingeschreven waren voor dezelfde opleiding aan de vestiging Utrecht, Leiden of Kampen, geldt de betreffende OER 2012-2013 onverkort. Artikel 11.2 – wijzigingen 1. Een wijziging van deze regeling kan alleen betrekking hebben op het lopende studiejaar, indien de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 2. Een wijziging mag voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de EC wordt genomen ten aanzien van een student. Artikel 11.3 – bekendmaking 1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van tussentijdse wijziging. 2. Elke belangstellende kan op de website van de universiteit de OER, alsmede de in lid 1 bedoelde regelingen raadplegen. Artikel 11.4 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013 Aldus vastgesteld bij besluit van het College van Bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit op 10 juni 2013.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
-13-
Bijlagen Bijlage 1: Judicium Abeundi Uitvoeringsregeling Judicium Abeundi Zoals vastgesteld door het College van Bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit op 24 mei 2012. Hoofdstuk 1 – Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid binnen een onderwijssituatie Artikel 1 –melding van laakbaar gedrag of uitlating student 1. Indien de student binnen een onderwijssituatie gedrag vertoont of uitlatingen doet waarmee blijk wordt gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt, doet de betrokken examinator hiervan uiterlijk binnen een termijn van 5 werkdagen schriftelijk melding bij de voorzitter van de examencommissie. 2. De schriftelijke melding van laakbaar gedrag of uitlating bevat tenminste de naam van de betrokken student, een omschrijving van het gedrag of de uitlating, een onderbouwing waarom de examinator het gedrag of de uitlating als laakbaar beschouwt, het opleidingsonderdeel waarbinnen de gedraging of de uitlating is gedaan, en een zo nauwkeurig mogelijke weergave van plaats, tijdstip en omstandigheden waaronder de gedraging of uitlating is gedaan. 3. Na ontvangst van de melding van laakbaar gedrag zoals bedoeld in het eerste lid stelt de examencommissie vast of de melding ontvankelijk is. Een beslissing over de ontvankelijkheid van de melding geeft de examencommissie dan wel de rector uiterlijk op de vijfde werkdag na ontvangst van de melding bericht aan degene die de melding heeft gedaan. 4. Indien de examencommissie vaststelt dat de melding niet ontvankelijk is, wordt de melding vernietigd. Archivering in het studentendossier vindt niet plaats. 5. Voordat het besluit van de niet ontvankelijkheid van de melding wordt genomen stelt de examencommissie de examinator in de gelegenheid de ontbrekende onderdelen van de melding aan te vullen binnen een termijn van 5 werkdagen. Artikel 2 – behandeling melding laakbaar gedrag of uitlating bij de examencommissie 1. Bij het in behandeling nemen van de zaak stelt de examencommissie vast onder welke categorie van laakbaar gedrag de gedraging waarover de melding is gedaan kan worden ondergebracht. 2. Onder laakbaar gedrag wordt verstaan: a. ernstige fraude bij examinering b. gedrag binnen de universiteit dat ernstige overlast veroorzaakt c. gedrag binnen of buiten de universiteit dat strafbaar is d. gedrag of uitlating waarmee blijk wordt gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt. 3. Indien de examencommissie vaststelt dat sprake is van ernstige fraude bij examinering wordt de procedure gevolgd overeenkomstig artikel 5.8 en 5.9 van de Onderwijs en examenregeling. 4. Indien de examencommissie vaststelt dat sprake is van gedrag dat binnen de universiteit ernstige overlast veroorzaakt, wordt de melding doorgestuurd naar het college van bestuur met het verzoek een besluit te nemen op grond van hoofdstuk 6 van het Studentenstatuut. 5. Indien de examencommissie vaststelt dat sprake is van gedrag binnen of buiten de universiteit dat strafbaar is, legt de examencommissie de melding voor aan het college van bestuur met het verzoek de behandeling van de melding op zich te nemen, teneinde te bepalen of aangifte zal worden gedaan. 6. Indien de examencommissie vaststelt dat sprake is van gedrag of een uitlating die niet kan worden beschouwd als vallend onder de categorieën zoals bedoeld in de leden 3 t/m 5 neemt de examencommissie de melding in behandeling. 7. Terstond nadat de examencommissie heeft besloten tot behandeling van de melding over te gaan doet zij daarvan mededeling aan de student waarop de melding betrekking heeft. 8. De examencommissie overweegt of de aard en omvang van de gedraging of uitlating van de student voldoende grond biedt voor het nemen van een gepaste maatregel. 9. Indien de gedraging of uitlating excessief is, zodanig dat die de veiligheid dan wel lichamelijke en/of geestelijke gezondheid of lichamelijke en/of geestelijke integriteit van anderen in de
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 14 -
onderwijssituatie in gevaar brengt, kan de examencommissie besluiten tot het doen van een voorstel aan het college van bestuur tot het uitspreken van een judicium abeundi. 10. Het voorstel aan het college van bestuur wordt ten hoogste tien werkdagen na het besluit van de examencommissie gedaan. Artikel 3 – Judicium abeundi 1. De examencommissie doet een schriftelijk onderbouwd voorstel tot het uitspreken van een judicium abeundi voor de betreffende student aan het college van bestuur. 2. Het voorstel van de examencommissie bevat in ieder geval de naam van de betrokken student, een omschrijving van het gedrag of de uitlating, een onderbouwing waarom de examinator het gedrag of de uitlating als laakbaar beschouwt, het opleidingsonderdeel waarbinnen de gedraging of de uitlating is gedaan, en een zo nauwkeurig mogelijke weergave van plaats, tijdstip en omstandigheden waaronder de gedraging of uitlating is gedaan. 3. Het college van bestuur neemt binnen vier weken na ontvangst van het voorstel een besluit over het voorstel van de examencommissie. 4. Het college van bestuur besluit hetzij tot het uitspreken van het judicium abeundi, op grond waarvan de inschrijving voor de opleiding met onmiddellijke ingang wordt beëindigd, hetzij tot het afwijzen van het voorstel van de examencommissie. 5. Indien het college van bestuur besluit tot het afwijzen van het voorstel van de examencommissie doet het daarvan terstond mededeling aan de examencommissie en de betreffende student. 6. Na het afwijzen van het voorstel van de examencommissie wordt het dossier betreffende de melding van laakbaar gedrag teruggezonden aan de examencommissie. De examencommissie neemt vervolgens het besluit of een andere maatregel dan het judicium abeundi wordt genomen. Van dit besluit doet de examencommissie schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan de student. 7. Indien het college van bestuur besluit tot het uitspreken van het judicium abeundi zoals bedoeld in het vierde lid maakt het dit besluit schriftelijk en gemotiveerd bekend aan de student. Het college van bestuur zendt een afschrift van het besluit aan de voorzitter van de examencommissie. 8. De desbetreffende (ex-)student kan niet opnieuw voor de betreffende opleiding worden ingeschreven, tenzij door hem ten genoegen van het college van bestuur is aangetoond niet langer ongeschikt te zijn. Artikel 4 – bezwaar en beroep student tegen besluit judicium abeundi 1. Indien de student het niet eens is met het besluit tot beëindiging van de inschrijving voor de opleiding kan hij of zij binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt bezwaar maken tegen dit besluit bij het college van bestuur. 2. De procedure voor behandeling van het bezwaar van de student is overeenkomstig de Regeling voor bezwaar bij het college van bestuur, met dien verstande dat de taken van de geschillenadviescommissie worden uitgevoerd door de Geschillenadviescommissie Judicium Abeundi. 3. Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen. 4. Het College van Bestuur beslist binnen tien weken na ontvangst van het bezwaar. 5. Indien de beslissing op het bezwaarschrift afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden. 6. De beslissing wordt ter kennis gebracht van de appellant. 7. Indien de appellant na ontvangst van de beslissing van oordeel is dat het bezwaarschrift niet op bevredigende wijze is afgedaan, kan hij beroep instellen bij het College van Beroep Hoger Onderwijs. 8. Indien het beroep leidt tot een uitspraak van het College van Beroep Hoger Onderwijs, dat het college van bestuur dwingt het besluit tot beëindiging van de inschrijving voor de opleiding te herroepen, stuurt het college van bestuur het dossier betreffende de gedraging of uitlating die laakbaar wordt geacht door de examencommissie terug aan de examencommissie. De examencommissie besluit vervolgens of een andere maatregel dan uitspreken van het judicium abeundi passend is. De examencommissie neemt een besluit tot het nemen van een andere maatregel binnen een termijn van tien werkdagen. Hoofdstuk 2 – Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid buiten een onderwijssituatie
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 15 -
Artikel 1 –melding van laakbaar gedrag of uitlating student 1. Indien de student buiten een onderwijssituatie gedrag vertoont of uitlatingen doet waarmee blijk wordt gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt, meldt de betrokken examinator dit uiterlijk binnen een termijn van 5 werkdagen schriftelijk aan de rector. 2. De schriftelijke melding van laakbaar gedrag of uitlating bevat tenminste de naam van de betrokken student, een omschrijving van het gedrag of de uitlating, een onderbouwing waarom de examinator het gedrag of de uitlating als laakbaar beschouwt, het opleidingsonderdeel waarbinnen de gedraging of de uitlating is gedaan, en een zo nauwkeurig mogelijke weergave van plaats, tijdstip en omstandigheden waaronder de gedraging of uitlating is gedaan. 3. Na ontvangst van de melding van laakbaar gedrag zoals bedoeld in het eerste lid stelt de de rector vast of de melding ontvankelijk is. Een beslissing over de ontvankelijkheid van de melding geeft de rector uiterlijk op de vijfde werkdag na ontvangst van de melding bericht aan degene die de melding heeft gedaan. 4. Indien de de rector vaststelt dat de melding niet ontvankelijk is, wordt de melding vernietigd. Archivering in het studentendossier vindt niet plaats. 5. Voordat de niet ontvankelijkheid van de melding wordt genomen stelt de rector de examinator in de gelegenheid de ontbrekende onderdelen van de melding aan te vullen binnen een termijn van 5 werkdagen. Artikel 2 – behandeling melding laakbaar gedrag of uitlating bij de rector 1. Bij het in behandeling nemen van de zaak stelt de rector vast onder welke categorie van laakbaar gedrag de gedraging waarover de melding is gedaan kan worden ondergebracht. 2. Onder laakbaar gedrag wordt verstaan: a. gedrag binnen of buiten de universiteit dat strafbaar is b. gedrag of uitlating waarmee blijk wordt gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt. 3. Indien de rector vaststelt dat sprake is van gedrag binnen of buiten de universiteit dat strafbaar is, legt de rector de melding voor aan het college van bestuur met het verzoek de behandeling van de melding op zich te nemen, teneinde te bepalen of aangifte zal worden gedaan. 6. Indien de rector vaststelt dat sprake is van gedrag of een uitlating die niet kan worden beschouwd als vallend onder de categorieën zoals bedoeld in lid 3 neemt hij de melding in behandeling. 7. Terstond nadat de rector heeft besloten tot behandeling van de melding over te gaan doet hij daarvan mededeling aan de student waarop de melding betrekking heeft. 8. De rector overweegt of de aard en omvang van de gedraging of uitlating van de student voldoende grond biedt voor het nemen van een gepaste maatregel. 9. Indien de gedraging of uitlating excessief is, zodanig dat die de veiligheid dan wel lichamelijke en/of geestelijke gezondheid of lichamelijke en/of geestelijke integriteit van anderen buiten de onderwijssituatie in gevaar brengt, kan de rector besluiten tot het doen van een voorstel aan het college van bestuur tot het uitspreken van een judicium abeundi. 10. Het voorstel aan het college van bestuur wordt ten hoogste 10 werkdagen na het besluit van de rector gedaan. Artikel 3 – Judicium abeundi 1. De rector doet een schriftelijk onderbouwd voorstel tot het uitspreken van een judicium abeundi voor de betreffende student aan het college van bestuur. 2. Het voorstel van de rector bevat in ieder geval de naam van de betrokken student, een omschrijving van het gedrag of de uitlating, een onderbouwing waarom de examinator het gedrag of de uitlating als laakbaar beschouwt, het opleidingsonderdeel waarbinnen de gedraging of de uitlating is gedaan, en een zo nauwkeurig mogelijke weergave van plaats, tijdstip en omstandigheden waaronder de gedraging of uitlating is gedaan. 3. Het college van bestuur neemt binnen vier weken na ontvangst van het voorstel een besluit over het voorstel van de rector. 4. Het college van bestuur besluit hetzij tot het uitspreken van het judicium abeundi, op grond waarvan de inschrijving voor de opleiding met onmiddellijke ingang wordt beëindigd, hetzij tot het afwijzen van het voorstel van de rector. 5. Indien het college van bestuur besluit tot het afwijzen van het voorstel van de rector doet het daarvan terstond mededeling aan de betreffende student.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 16 -
6. Na het afwijzen van het voorstel van de rector neemt het college van bestuur het besluit of een andere maatregel dan het judicium abeundi wordt genomen. Van dit besluit doet het college van bestuur schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan de student. 7. Indien het college van bestuur besluit tot het uitspreken van het judicium abeundi zoals bedoeld in het vierde lid maakt het dit besluit schriftelijk en gemotiveerd bekend aan de student. 8. De desbetreffende (ex-)student kan niet opnieuw voor de betreffende opleiding worden ingeschreven, tenzij door hem ten genoegen van het college van bestuur is aangetoond niet langer ongeschikt te zijn. Artikel 4 - bezwaar en beroep student tegen besluit judicium abeundi Artikel 4 van hoofdstuk 1 betreffende bezwaar en beroep tegen een besluit van het college van bestuur tot beëindiging van de inschrijving met betrekking tot een gedraging of uitlating binnen de onderwijssituatie is van overeenkomstige toepassing.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 17 -
Bijlage 2: Eindtermen van de opleiding Competentieprofiel PThU Master GP 9 februari 2012 Het competentieprofiel is als volgt geordend: I De hermeneutische kerncompetentie (beneden nr. 1) II De academische competenties (nr. 2-3) III De beroepsgerelateerde competenties: Intermediair: waarnemen en bemiddelen (nr. 4-6) Pastor : begeleiden en bijstaan (nr. 7) Voorganger/leraar: vieren en leren (nr. 8-10) Leider: leiden en organiseren (nr. 11-13) IV
De persoonsgerelateerde competenties (nr. 14/15-16)
1.
Hermeneutische bekwaamheid. Het vermogen om methodisch, bereflecteerd en vernieuwend teksten, tradities, verhalen en praktijken in hun contexten en wisselwerkingen te lezen, te interpreteren, te verstaan en te vertolken en zichzelf hierbij te laten lezen, interpreteren, verstaan en vertolken.
2.
Academische bekwaamheid. Het vermogen om zelfstandig de theologische wetenschap te beoefenen, hierbij op wetenschappelijke wijze gebruik te maken van bronnen en van relevante kennis uit andere wetenschapsgebieden, en verantwoording af te leggen van eigen interpretaties, en daarmee een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de protestantse theologiebeoefening .
3.
Disciplinaire bekwaamheid. Het vermogen om wetenschappelijk onderzoek in een van de theologische onderzoeksgebieden (Sources, Beliefs, Practices) te verrichten en een originele bijdrage daaraan te leveren.
4.
Verbindende bekwaamheid. Het vermogen om in interactionele situaties verbindingen te leggen tussen cultuur en kerk, tussen traditie en dagelijks leven, tussen de plaatselijke kerk en de catholica.
5.
Representatieve bekwaamheid. Het vermogen om a. als vertegenwoordiger van Evangelie en (protestantse) kerk, van een levensbeschouwelijke organisatie of van de theologie te fungeren in een kerkelijke, seculiere en/of multireligieuze context; en b. om te gaan met de verwachtingen die er dienaangaande leven ten aanzien van de eigen persoon als ambtsdrager.
6.
Missionaire bekwaamheid. Het vermogen om a. te communiceren met mensen van fundamenteel verschillende achtergronden en levensbeschouwingen; b. eigen overtuigingen en geloof te verwoorden en te verkondigen in het besef van de specifieke context waarin dit gebeurt.
7.
Pastorale bekwaamheid. Het vermogen om personen en groepen te begeleiden en bij te staan in geloofs- en levensvragen en anderen daarvoor toe te rusten.
8.
Homiletische bekwaamheid. Het vermogen om in een preek of meditatie exegese, bijbelse theologie en christelijke traditie te verbinden met de leefwereld en de existentiële vragen van de hoorders.
9.
Liturgische bekwaamheid. Het vermogen om vorm te geven aan en voor te gaan in liturgische bijeenkomsten in het besef van de specifieke context waarin dit gebeurt.
10.
Didactische bekwaamheid. Het vermogen om in catechese en vorming leerprocessen te initiëren, te begeleiden en anderen daarvoor toe te rusten.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 18 -
11.
Agogische bekwaamheid. Het vermogen om a. veranderingen in een geloofsgemeenschap te initiëren en te begeleiden; b. de gemeente bij te staan in het verwoorden van haar roeping en visie; c. beleid ten aanzien van taken, relaties en communicatiepatronen te (helpen) initiëren, te ontwikkelen en uit te (laten) voeren; d. personen en groepen te motiveren.
12.
Communicatieve bekwaamheid. Het vermogen om a. zich zowel mondeling als schriftelijk zorgvuldig, begrijpelijk en doelgericht uit te drukken; b. informatie te verwerken en via het voor het doel geschikte medium te verspreiden; c. in interactie te treden met personen en groepen; d. te communiceren over de eigen communicatie (metacommunicatie).
13.
Coöperatieve bekwaamheid. Het vermogen om a. vanuit de eigen specifieke verantwoordelijkheid in gemeente en samenleving samen te werken met ieder die daarvoor in aanmerking komt; b. samenwerking te bevorderen; c. aanspreekbaar te zijn op eigen houding en gedrag als ambtsdrager.
14.
Beroepsethische bekwaamheid. Het vermogen om a. vanuit beroepsethisch perspectief het eigen handelen vorm te geven en te evalueren; b. personen en groepen te begeleiden bij het vinden van een antwoord op ethische vragen; c. in eigen houding en gedrag gestalte te geven aan de waarden, deugden en normen (integriteit, betrouwbaarheid, respect, verantwoordelijkheid, etc.), die passen bij het beroep.
15.
Personale bekwaamheid. Het vermogen om a. op reflectieve wijze om te gaan met de eigen biografie, de eigen geloofsidentiteit en –praxis, en het eigen gedrag; b. met innerlijke ruimte de ontmoeting met een (vreemde) ander aan te gaan.
16.
Integratieve bekwaamheid. Het vermogen om de diverse competenties en beroepsverantwoordelijkheden, en de drie dimensies van ambtsdrager, professional en privépersoon, die steeds tegelijkertijd aan de orde zijn, te integreren in eigen denken, voelen, willen en handelen.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
Protestantse Theologische Universiteit
- 19 -
Bijlage 3: Samenstelling van het curriculum
Voltijd Examenprogramma De opleiding tot predikant duurt drie jaar en heeft een omvang van 180 ects. Zij bestaat uit drie onderdelen en 6 semesters onderdeel Verkennen (60 EC)
Sem 1
Sem 2
Verdiepen (60 EC)
Sem 3
Sem 4
Verbinden (60 EC)
Sem 5
Sem 6
cursus
ects
Roeping en beroep Exegese OT Geloofspraktijken in sociaal culturele netwerken I Dogmatiek Pastorale training Vrije ruimte Leerplekbegeleiding (semester 1) Vrije ruimte De kerk in het publieke domein Leiding geven en beleid (3-daagse) Geloofspraktijken in sociaal culturele netwerken II Christelijke Ethiek Exegese NT Performance en Communicatie Voorgaan in de eredienst Leerplek begeleiding (semester 2) Intra-disciplinaire cursus Systematische vakken Intra-disciplinaire cursus Praktische Theologie Intra-disciplinaire cursus Bijbel- en historische wetenschappen Disciplinaire cursus Voltijd Sources / Beliefs / Practices Vrije ruimte Specialisatie cursus Literatuur voor thesis Thesis Kerk en Recht Nederlandse KG en belijdenisgeschriften Het gebruik van de Bijbel in kerk en samenleving Performance en communicatie II Stage en supervisie ( loopt door naar sem 6) Levensloop en sacramentaliteit Leren geloven Missiologie Ambtelijk leidinggeven in de gemeente Godsleer; Dogmatiek De theoloog wordt predikant Visie op het ambt/ eindgesprek
1 5 4 5 5 10 1 5 5 1 2,5 5 5 1 4 0,5 5 5 5 5 10 5 10 15 5 5,5 5,5 0,5 12,5 5,5 5,5 5,5 5,5 5 3 1
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
Protestantse Theologische Universiteit
- 20 -
Deeltijd Examenprogramma De opleiding tot predikant in de deeltijdvariant duurt 4,5 jaar en heeft een omvang van 180 ects. Zij bestaat uit drie onderdelen en 9 semesters onderdeel Verkennen (60 EC)
Sem 1
Sem 2
Sem 3
Verdiepen (60 EC)
Sem 4
Sem 5
Sem 6 Verbinden (60 EC)
Sem 7
Sem 8
Sem 9
cursus
ects
Roeping en beroep Vrije ruimte Geloofspraktijken in sociaal culturele netwerken I Leerplekbegeleiding (semester 1) Exegese OT Dogmatiek De kerk in het publieke domein Pastorale training Christelijke Ethiek Exegese NT Geloofspraktijken in sociaal culturele netwerken II Leiding geven en beleid (3-daagse) Performance en communicatie Voorgaan in de eredienst Leerplekbegeleiding (semester 3) Intra-disciplinaire cursus Systematische vakken Intra-disciplinaire cursus Praktische Theologie Intra-disciplinaire cursus Bijbel- en historische wetenschappen Disciplinaire cursus Sources / Beliefs / Practices Vrije ruimte Specialisatie cursus Literatuur voor thesis Literatuur voor thesis Thesis Kerk en Recht Performance en communicatie II Stage Leren geloven Missiologie Stage Het gebruik van de Bijbel in kerk en samenleving Nederlandse KG en belijdenisgeschriften Levensloop en sacramentaliteit Stage Ambtelijk leidinggeven in de gemeente Godsleer; Dogmatiek De theoloog wordt predikant Visie op het ambt/ eindgesprek
1 15 4 1 5 5 5 5 5 5 2,5 1 1 4 0,5 5 5 5 5 10 5 5 5 15 5 0,5 4,5 5,5 5,5 5 5,5 5,5 5,5 3 5,5 5 3 1
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 21 -
Bijlage 4: Het Honoursprogramma van de Graduate school
Opbouw van het honoursprogramma Het honoursprogramma bestaat uit twee onderdelen: Deel A: een verplicht traject van 15 ects als onderdeel van de driejarige master waarin wetenschapsleer, disciplinaire deskundigheid en onderzoeksmethodologie centraal staan; Deel B: extra verzwaring van 15 ects in één discipline via een tutoriaal traject en deelname aan research seminars van de Graduate School; In schema gezet ziet het honourstraject er als volgt uit: Deel A. Verplicht traject binnen curriculum driejarige master (15 ects) Het verplichte deel A wordt in de vrije ruimte van de master gevolgd. Wanneer er geen vrije ruimte is, worden door de leerstoelhouders cursussen aangewezen.
Cursus Wetenschapsleer Disciplinaire deskundigheid Beliefs Onderzoeksmethodologie Beliefs Disciplinaire deskundigheid Practices Onderzoeksmethodologie Practices Disciplinaire deskundigheid Sources Onderzoeksmethodologie Sources
ECTS 5 5 5 5 5 5 5
Code H-MP-V1 H-MP-ST1 H-MP-ST2 H-MP-PT1 H-MP-PT2 H-MP-BH1 H-MP-BH2
Deel B. Keuzetraject bij hoogleraar (15 ects) Het keuzetraject B. heeft een totale omvang van 15 ects die ingevuld wordt onder leiding van de hoogleraar. De hoogleraar leidt de student in een tutoriaal traject verder op binnen het eigen onderzoeksprofiel. Als onderdeel daarvan worden 5 ects besteed aan onderzoeksmethodologie. De binnen dit deel behaalde ects komen in meerdering op de omvang van het reguliere programma. Deelnemers krijgen voor dit aanvullende deel geen extra studietijd en kunnen geen aanspraak maken op aanvullende rechten op studiefinanciering. Deelnemers kunnen wel een beroep doen op een uitkering uit het profileringsfonds, Men mag pas starten met het B-traject wanneer de cursussen A1 en A2 met goed gevolg zijn afgerond.
Cursus Keuzetraject Beliefs Keuzetraject Practices Keuzetraject Sources
ECTS 15 15 15
Code H-MP-ST3 H-MP-PT3 H-MP-BH3
Uitwerking onderzoeksvoorstel (30 ects). De uitwerking van een onderzoeksvoorstel is een mogelijk, maar niet noodzakelijk vervolg op het honours traject. Geïnteresseerde studenten kunnen zich voorbereiden op het Ph.D-traject door het indienen van een onderzoeksvoorstel. Het voorstel wordt door de Commissie Wetenschapsbeoefening beoordeeld en kan na een sollicitatieronde de mogelijkheid bieden om in een aanstelling van zes maanden het voorstel nader uit te werken. De student werkt daarbij zelfstandig, onder begeleiding van een hoogleraar. Na afloop van deze periode van zes maanden kan de student deelnemen aan een sollicitatieprocedure om een aanstelling als AIO gedurende drie
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 22 -
jaar te verwerven, met als doel het schrijven van een dissertatie. Deze sollicitatieprocedure staat overigens open voor zowel interne als externe kandidaten. Toelating tot het honoursprogramma van de Graduate School Alle studenten die met 7,5 gemiddeld en hoger voor hun bachelor theologie binnenstromen, hetzij vanuit een bacheloropleiding, hetzij vanuit de éénjarige masteropleiding theologie van de Universiteit Utrecht, de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit of de Rijksuniversiteit Groningen, wordt het aanbod gedaan om de cursussen A1 en A2 te volgen. Potentiële deelnemers dienen de wens het honoursprogramma te volgen aan te geven bij het verzoek tot toelating. Toelating tot het honoursprogramma wordt gegeven door de Commissie Wetenschapsbeoefening (CWB). Belangstellenden dienen hiertoe een korte brief aan het CWB te schrijven, t.a.v. de ambtelijk secretaris, voorzien van (een kopie van) het diplomasupplement van de bachelorbul. Het CWB is te bereiken via het postadres van de Universiteit.
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
Protestantse Theologische Universiteit
Bijlage 5: Leerplek overeenkomst en stageregeling en stageovereenkomst Leerplek overeenkomst
Ondergetekenden: Leerplekverlenende gemeente
Gemeente:
Plaats:
Naam scriba (wijk)kerkenraad: Adres: Postcode/ plaats: Telefoonnummer: E-mail:
Predikant / leerplekbegeleider
Naam:
Adres:
Postcode / plaats :
Telefoonnummer:
E-mail:
Student(e)
Naam: student aan de Protestantse Theologische Universiteit vestiging Amsterdam;
>
studentnummer:
Adres:
Postcode / plaats:
Telefoonnummer:
E-mail:
Onderwijsinstelling
Protestantse Theologische Universiteit
Vertegenwoordigd door de docent beroepsvorming
Naam:
Postadres:
Postbus 7161, 1007 MC Amsterdam
Bezoekadres:
Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam
Telefoonnummer:
088-3371600
E-mail:
- 23 -
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 24 -
verklaren te zijn overeengekomen dat: 1.
zij kennis hebben genomen van de handleiding Leerplekbegeleiding aan de PThU en de daarin vermelde doelstellingen die aan deze overeenkomst ten grondslag liggen.
2.
de student(e) zijn/haar leerplekopdrachten, als verplicht onderdeel van zijn/haar masteropleiding tot predikant in deeltijd, gedurende de in de overeenkomst vermelde periode, namelijk [van – tot] zal uitvoeren in genoemde kerkelijke gemeente met begeleiding van de leerplekbegeleider, waarbij de de universiteit verantwoordelijk is voor de onderwijskundige en leerproces begeleiding van de student(e);
3.
de leerplek voor de student(e) beschikbaar is gedurende het collegejaar / beide, gehele collegejaren.
4.
de gemeente de student(e)in de gelegenheid stelt gebruik te maken van de leerplek in het kader van de Pastorale Training. De student(e) voert hiervoor een aantal individuele pastorale gesprekken. De leerplekbegeleider reikt hiertoe een aantal adressen van pastoranten aan. Deze Pastorale Training vindt plaats [periode]. De student(e) informeert de predikant over de precieze data.
5.
de leerplekbegeleider biedt de student(e) rondom de pastorale training werkbegeleiding en schrijft na afloop van de pastorale stage een brief waarin hij of zij ingaat op de door de student in het kader van de training te verwerven competenties. Deze brief stuurt de leerplekbegeleider naar de docent beroepsvorming met een afschrift naar de student(e).
6.
planning van de leerplekactiviteiten niet anders gebeurt dan in overleg met de leerplekbegeleider.
7.
de student(e) zich verplicht tot borging van het voor predikanten geldende ambtsgeheim en zorgvuldigheid betracht ten aanzien van hetgeen hem/haar uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden ter kennis is gekomen, ook na beëindiging van de leerplekperiode;
8.
de student(e) geen recht op stagevergoeding kan doen gelden.
9.
de leerplekbiedende gemeente geen aansprakelijkheid aanvaardt voor letsel of schade, welke de student(e) zelf mocht lijden tijdens of in verband met zijn aanwezigheid bij deze gemeente danwel bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, behalve voor zover dit letsel of deze schade het gevolg is van opzet of grove schuld aan de kant van de gemeente;
10. de wettelijke aansprakelijkheid van de student(e) is meeverzekerd onder de aansprakelijkheidsverzekering van de Protestantse Theologische Universiteit. 11. de leerplek eindigt: a. b. c. d.
aan het einde van de in artikel 3 genoemde periode; zodra de student(e) niet meer als student ingeschreven staat bij de Protestantse Theologische Universiteit; bij onderling goedvinden van partijen; bij overlijden van de student(e).
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 25 -
Aldus overeengekomen en in viervoud opgemaakt,
de (wijk)kerkenraad
de predikant / leerplekbegeleider:
te ………………….
te …………………
d.d. ……………….
d.d. ……………….
de stagiair(e):
de Protestantse Theologische Universiteit:
te …………………
te …………………….
d.d. ……………….
d.d. ………………….
Stageovereenkomst Deze zal in het komend collegejaar worden opgesteld en maakt zodra deze vastgesteld is deel uit van deze OER.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 26 -
Bijlage 6: Regelingen inzake de masterthesis
Omvang van de masterthesis Voor het behalen van het masterexamen dient een masterthesis te worden vervaardigd. De omvang van de werkzaamheden bedraagt 15 ECTS. Het aantal woorden van de masterthesis bedraagt 15.000 à 25.000 woorden, exclusief eventuele bijlagen, dat wil zeggen gedeelten die normaal gesproken niet tot het bestand van de thesis behoren. De begeleidende examinator kan toestemming geven voor een grotere of kleinere omvang ( = aantal woorden) van de masterthesis met het oog op de aard van het onderzoek.
Taal De masterthesis wordt geschreven in het Nederlands, Engels of Duits. In overleg kan de thesis ook in een andere taal geschreven worden.
Begeleiding en verantwoordelijkheid Het vervaardigen van de masterthesis vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een examinator, die tevens de begeleider is. Hiernaast dient de student, in overleg met de begeleider, een beoordelaar te zoeken, die deskundig is op het terrein van de thesis of op een specifiek deelgebied hieruit en die tot taak heeft in de aanvangsfase van het thesistraject de opzet goed te keuren en aan het eind de masterthesis te beoordelen en deel te nemen aan de thesisbespreking. Als het onderwerp er om vraagt, kan een tweede begeleider/beoordelaar bij het thesisproject betrokken worden. Richtlijnen voor student en examinator over planning en begeleiding staan in de regeling ‘begeleiding Masterthesis PThU’. En richtlijnen voor het schrijven van de thesis staan in de scriptiehandleiding PThU. Beide zijn te vinden op intranet en studentnet.
Opzet masterthesis en afspraken met betrekking tot de begeleiding Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de opzet van de masterthesis en over de begeleiding. De procedure hiervoor is als volgt:
1. Oriëntatiefase Ruim vóór de werkelijke start van de werkzaamheden dient de student met de begeleider één of meerdere oriënterende gesprekken te houden over de keuze voor het onderwerp en de haalbaarheid van haar/zijn plannen.
2. Opzet masterthesis De opzet masterthesis dient te worden goedgekeurd door de begeleider en de beoordelaar en bevat de volgende elementen: 1. omschrijving van het onderwerp, de probleemstelling en vraagstelling van de thesis, het doel en de relevantie van het onderwerp en de methode; 2. globale aanduiding van het te verwachten resultaat van de thesis; 3. voorlopige indeling van de hoofdstukken; 4. planning van de werkzaamheden die tenminste de volgende onderdelen bevat: - streefdata voor de verschillende onderdelen/hoofdstukken van de thesis - een streefdatum voor afronding van de thesis - frequentie van begeleidingsgesprekken; 5. literatuurlijst 3. Frequentie begeleidingsafspraken In het thesistraject heeft de student recht op minimaal 3 en maximaal 6 gesprekken met de begeleider.
4. Richtlijnen voor de uitwerking De begeleider verschaft heldere instructies aangaande de stijl en de algemene opzet van de masterthesis, in overeenstemming met het terrein van onderzoek.
5. Bemiddeling bij geschillen Indien er tijdens de begeleiding problemen ontstaan tussen de betrokkenen, kan de student om bemiddeling vragen bij de leerstoelhouder van de betreffende leerstoelgroep. Indien het een geschil met deze hoogleraar betreft, kan de student zich wenden tot de voorzitter van de
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 27 -
examencommissie en als de klacht de voorzitter betreft, wordt een ander lid van de examencommissie als bemiddelaar aangewezen. Voor geschillen aangaande de becijfering kan de student gebruik maken van de reglementair gebruikelijke beroepsprocedure.
Eindtermen en beoordeling masterthesis Eindtermen: Na afronding van de masterthesis (15ECTS) is de student in staat zelfstandig een wetenschappelijke verhandeling te schrijven, die gebaseerd is op door hem/haar verricht bronnen-, empirisch en/of literatuuronderzoek naar een zelf gekozen probleemstelling.
Aandachtspunten voor de beoordeling De volgende aandachtspunten worden bij de beoordeling van de thesis in acht genomen. 1. Algemeen de masterthesis heeft qua methode, inhoud en presentatie voldoende wetenschappelijk consistent, coherent, congruent en kritisch niveau. In de beoordeling wordt tevens gelet op de onafhankelijkheid van werken en het niveau en de moeilijkheidsgraad van het onderzoek. 2. Probleemstelling en vraagstelling een helder geformuleerde en afgebakende onderzoeksopzet; de probleemstelling geeft duidelijk aan waar in het gekozen onderzoeksveld problemen liggen en geeft mogelijk tevens aan hoe de problemen eerder wetenschappelijk zijn onderzocht; de vraagstelling van de thesis (in een volzin) is gesitueerd in de probleemstelling van het gekozen onderzoeksveld en biedt een mogelijke uitweg; methode en doel passen bij de vraagstelling; de onderzoeksresultaten zijn in de conclusies adequaat verwerkt; de stand van het onderzoek en de weergave van posities op het veld van onderzoek is goed en gericht op de vraagstelling; de vraag is aan het slot van de thesis met passende argumenten beantwoord; de werkwijze en methodische verantwoording daarvan staan expliciet vermeld; bronnen/literatuur zijn op zorgvuldige en correcte wijze gebruikt; de annotatie is accuraat en correct, passend bij de normen van de (sub)discipline; eventueel: aantoonbare integratie van empirisch of bronnenmateriaal en theoretisch materiaal; de bestudeerde literatuur is relevant voor de probleemstelling en vraagstelling. 3. Relevantie - probleemstelling en vraagstelling zijn relevant binnen het vakgebied - de draagwijdte van de conclusies van het onderzoek is aangegeven - de bijdrage van het onderzoek aan de ontwikkeling van de protestantse theologiebeoefening is aangegeven. 4. Zelfstandigheid er is zelfstandig en onafhankelijk gewerkt een beargumenteerde eigen visie is aanwezig in de thesis er is blijk gegeven van het op constructieve wijze kunnen hanteren van commentaar op concepten van (gedeelten van) de thesis de probleemstelling, de vraagstelling, de inhoudelijke argumentatie en reflectie en de inhoudelijke beantwoording van de vraagstelling geven blijk van oorspronkelijkheid 5. Vorm -
de thesis is verzorgd vormgegeven het betoog is logisch opgebouwd de omvang van de thesis is ca. 15.000-25.000 woorden voor 15 ects, hiervan kan in overleg worden afgeweken
6. Formulering het taalgebruik is correct de betoogtrant is helder eenduidigheid in en juist gebruik van termen
Protestantse Theologische Universiteit
-
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 28 -
op de juiste wijze vermelding van bronnen
7. Planning afspraken m.b.t. het aanleveren van conceptgedeelten en bespreking daarvan zijn nagekomen de thesis is binnen de geplande termijn afgerond Beoordeling thesis Nadat de thesis als voldoende is gekwalificeerd door de begeleider wordt de thesis ter beoordeling voorgelegd aan de beoordelaar. De beoordelaar kan aanwijzingen geven ter verbetering van het geheel. De begeleider en de beoordelaar geven binnen 10 werkdagen commentaar op het ingeleverde materiaal. Voor de vermenigvuldiging van de masterthesis is toestemming nodig van de begeleider en de beoordelaar. Indien tussen de begeleider en beoordelaar geen eenstemmigheid blijkt te bestaan over de goedkeuring van de thesis, wordt deze zaak door hen, onder bijvoeging van een kopie van het manuscript en hun schriftelijke standpuntbepaling in dezen, voorgelegd aan de EC. De commissie besluit vervolgens, of de gevraagde toestemming kan worden verleend. De begeleider en beoordelaar stellen onafhankelijk van elkaar voorafgaand aan de thesisbespreking een cijfer vast voor de eindversie van de thesis. Omdat de thesisbespreking deel uitmaakt van de beoordeling van de thesis, wordt het eindcijfer vastgesteld in een beraad van de examinatoren na de thesisbespreking. Een eventuele extra begeleider/beoordelaar heeft volledig deel aan de beoordeling en becijfering. Wanneer de geplande termijn ernstig overschreden wordt, dient dit meegewogen te worden bij de vaststelling van het eindcijfer.
Vermenigvuldiging en indiening van de masterthesis Na de definitieve goedkeuring en becijfering van de masterthesis levert de student 4 exemplaren in. Eén exemplaar wordt direct ingeleverd bij de begeleider, en één bij de beoordelaar. Een derde exemplaar wordt, voorzien van het beoordelingsschema, door het bureau studentenzaken overhandigd aan de examencommissie. Het vierde exemplaar gaat naar de bibliotheek. Ook draagt de student er zorg voor dat bij het bureau een digitale versie beschikbaar komt ten behoeve van bibliotheek en blackboard. Elke masterthesis zal worden genoemd in het jaarverslag van de PThU.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 29 -
Bijlage 7: Toelatingseisen Toelaatbaar tot de driejarige master Predikantschap is degene die voldoet aan de toelatingseisen die er aan de opleiding worden gesteld. Toelatingseisen na een universitaire bacheloropleiding theologie Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een universitaire bacheloropleiding in de theologie die ten minste over de volgende kennis beschikt: • • • • • • • •
15 ects Hebreeuws of een daaraan aantoonbare gelijkwaardige kennis van het Hebreeuws. 18 ects Grieks (waarvan ten minste 6 ects NT Grieks) 12 ects Oude Testament (waarvan tenminste 6 ects exegese*) 12 ects Nieuwe Testament (waarvan tenminste 6 ects exegese*) 6 ects Reformatiegeschiedenis 6 ects Dogmatiek 6 ects Praktische Theologie 6 ects één van de belangrijkste niet-christelijke godsdiensten, bij voorkeur de Islam
Ten hoogste 10 ects van deze instroomeisen kunnen in het voltijds programma van de master Predikantschap route Gemeentepredikant (Amsterdam of Groningen) worden ingevuld. Binnen de master Predikantschap route Predikant Geestelijk verzorger is hiervoor geen ruimte. * De exegese dient uitgevoerd te zijn op grond van de Bijbelse grondtalen. Toelating op basis van een premaster Voor niet-theologische universitaire bachelor of master afgestudeerden Afgestudeerden van een niet-theologische universitaire bachelor, master of doctoraalstudie kunnen worden toegelaten tot de driejarige master wanneer een premaster van maximaal 79 ECTS is afgerond. Deze premaster bevat alle cursussen die nodig zijn om te kunnen worden opgeleid tot het academische beroep van predikant of geestelijk verzorger. Het premaster programma bestaat uit twee delen: I. Een standaard pakket Grieks (waarvan ten minste 6 ec NT Grieks) Hebreeuws Inleiding Bijbelwetenschappen Exegese Oude Testament Exegese Nieuwe Testament Reformatiegeschiedenis Totaal
18 9 6 6 6 6 51
ects ects [Via de FKT] ects ects ects ects ects
II. Een aanvullend pakket indien de Examencommissie van oordeel is dat de verzoeker in een eerdere studie onvoldoende kennis heeft opgedaan van de diverse disciplines: Inleiding Kerkgeschiedenis 6 Filosofie (incl. Ethiek) 6 Godsdienstwetenschap (waarvan 5 ects niet-christelijke religie, bij voorkeur Islam) 6 Sociale Wetenschappen 6 Totaal 24
ects ects ects ects ects
Toevoeging: • Studenten dienen binnen de vrije ruimte van de master de deficiëntiecursussen op masterniveau voor Dogmatiek en Praktische Theologie en eventueel Christelijke Ethiek te volgen. • Voor studenten die zich voorbereiden op de master Predikantschap route Predikant Geestelijk Verzorger geldt dat hun pakket met Dogmatiek en Praktische Theologie zal worden uitgebreid, aangezien er in de master Predikantschap, route Predikant Geestelijk Verzorger geen vrije ruimte is.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Gemeentepredikant Amsterdam Academiejaar 2013-2014
- 30 -
Voor hbo-bacheloropleiding theologie afgestudeerden Voor hbo-theologen bestaat een apart premasterprogramma. Voor hen die tijdens hun studie aan de Hogeschool Windesheim of Christelijke Hogeschool Ede al het premastertraject binnen de opleiding hebben gevolgd, bestaat er een lichter premasterprogramma. Hbo-theologen worden in het premasterprogramma ook getraind in academische vaardigheden. Premaster pakket voor hbo-theologen Windesheim met ingedaalde premaster Dit premaster pakket geldt voor studenten die aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle vanaf studiejaar 2008-2009 het ingebouwde premasterprogramma hebben gevolgd en afgerond. Grieks (waarvan ten minste 6 ects NT Grieks) Hebreeuws Exegese Oude Testament Exegese Nieuwe Testament Reformatiegeschiedenis Totaal
18 9 6 6 6 45
ects ects [Via de FKT] ects ects ects ects
Premaster pakket voor hbo-theologen CHE met ingedaalde premaster Dit premaster pakket geldt voor studenten die aan de CHE vanaf studiejaar 2008-2009 het ingebouwde premasterprogramma hebben gevolgd en afgerond. Exegese Oude Testament Exegese Nieuwe Testament Kerkgeschiedenis Reformatiegeschiedenis Totaal
6 6 6 6 24
ects ects ects ects ects
Toevoeging voor afgestudeerden aan Windesheim en de CHE: • De hbo-bachelor scriptie moet voorgelegd worden zodat deze gescreend kan worden op academisch niveau. Indien de bachelor scriptie niet voldoet aan de academische eisen, dan wordt het premaster programma uitgebreid. • Studenten dienen binnen de vrije ruimte van de master de deficiëntiecursussen op masterniveau voor Dogmatiek en Praktische Theologie te volgen. • Voor studenten die zich voorbereiden op de master Predikantschap route Predikant Geestelijk Verzorger geldt dat hun pakket met Dogmatiek en Praktische Theologie zal worden uitgebreid, aangezien er in de master Predikantschap, route Predikant Geestelijk Verzorger geen vrije ruimte is. Premasterprogramma voor hbo-theologen zonder ingedaalde premaster: Voor hbo-theologen die niet onder de afspraken met de CHE en Windesheim vallen geldt het onderstaande premasterpakket:. Grieks (waarvan ten minste 6 ec NT Grieks) Hebreeuws Inleiding Systematische theologie Exegese Oude Testament Exegese Nieuwe Testament Reformatiegeschiedenis Kerkgeschiedenis Filosofie (incl. Ethiek) Totaal
18 9 6 6 6 6 6 6 63
ects ects [Via de FKT] ects ects ects ects ects ects ects
Toevoeging voor hbo-theologen zonder ingedaalde premaster: • Studenten dienen binnen de vrije ruimte van de master de deficiëntiecursussen op masterniveau voor Ecclesiologie & Theologiegeschiedenis en Dogmatiek te volgen. • Voor studenten die zich voorbereiden op de master Predikantschap route Predikant Geestelijk Verzorger geldt dat hun pakket met Ecclesiologie & Theologiegeschiedenis en Dogmatiek uitgebreid zal worden, dit in verband met het ontbreken van vrije ruimte in het programma.