raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
R.J. Schimmelpennincklaan 3
postbus 61243
2506 AE Den H aag telefoon +31(o)70 310 66 86
fax +31(o)70 361 47 27 e-mail
[email protected] www.cultuur.nl
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mevrouw mr. M.C. van der Laan
Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
datum: 1 7 M E I 2006 uw brief van: 27 maart 2006 uw kenmerk: DK/T/2006/12177 ons kenmerk: the-2000.02892/9
onderwerp: advies over het beleidsplan van de Theatercompagnie 2007-2008
Geachte mevrouw Van der Laan, Hierbij doen wij u het advies toekomen over het nieuwe beleidsplan 2007-2008 van de Theatercompagnie. Dit advies is voorbereid door een door de Raad voor Cultuur ingestelde commissie in antwoord op de door u voorgelegde adviesaanvraag van 27 maart 2006. De Raad voor Cultuur heeft het advies overgenomen.
Hoogachtend,
Els ab Voorzitter
Kees Weeda Algemeen secretaris
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
R J. Schimmelpennincklaan 3
postbus 61243
2506 AE Den Haag telefoon +31(o)70 310 66 86 fax +31(o)70 361 47 27 e-mail
[email protected] www.cultuur.nl
Advies over het beleidsplan van de Theatercompagnie 2007-2008
Vooraf In het Cultuurnota-advies 2005-2008 heeft de Raad voor Cultuur zich kritisch uitgesproken over de beleidsplannen van Toneelgroep Amsterdam en Het Nationale Toneel. De voornaamste punten van kritiek hadden betrekking op het ontbreken van een reflectie op de positie, taken en verantwoordelijkheden van de beide gezelschappen binnen het bestel, zowel in de landelijke als in de lokale context. Ook miste de Raad een visie op de rol van de gezelschappen bij de doorstroom van talent, Tot slot was er kritiek op onderdelen van het functioneren van de gezelschappen en de kwaliteit van de producties. Naar aanleiding van deze kritische beoordeling adviseerde de Raad u om de gezelschappen voor ten hoogste twee jaar te subsidiëren en een nieuw beleidsplan te laten opstellen voor de periode 2007-2008. In uw adviesaanvraag van 27 maart 2006 geeft u aan het advies van de Raad te hebben overgenomen. Toneelgroep Amsterdam en Het Nationale Toneel hebben na de Cultuurnota-advisering subsidie toegezegd gekregen, onder voorwaarde van uw goedkeuring van het door beide instellingen in te dienen nieuwe beleidsplan voor de periode 2007-2008. Hoewel de Raad u dit niet heeft geadviseerd, heeft u aan de subsidiëring van de Theatercompagnie dezelfde voorwaarden verbonden, mede omdat de gemeente Amsterdam de subsidiëring van het gezelschap heeft beëindigd, zodat het subsidiebedrag van dit gezelschap ingrijpend is gekort.
Voorts heeft u, op basis van het voornoemde raadsadvies, en tevens in overleg met de gemeente Amsterdam en de gemeente Den Haag afzonderlijk, kaders geformuleerd voor de beleidsmatige en functioneel gewenste profielen van respectievelijk Toneelgroep Amsterdam, de Theatercompagnie en het Nationale Toneel. De drie profielen bevatten elk specifieke taakopdrachten die betrekking hebben op de betrokken gezelschappen. Behalve deze specifieke profieltaken, heeft u de gezelschappen hetzelfde drietal vragen voorgelegd: - welke inhoudelijke opdrachten liggen er bij de gezelschappen (met de verkenning van een verdergaande samenwerkingsvorm tussen Toneelgroep Amsterdam en de Theatercompagnie); wat is de visie op de invulling van het artistieke beleid (met inbegrip van de verantwoordelijkheid ten aanzien van talentontwikkeling); - wat is de stedelijke en/of landelijke positie van de gezelschappen (hoe verhouden zij zich tot hun standplaats en hoe wordt de spreidingstaak ingevuld)? Tot slot heeft u de gezelschappen uitgenodigd om zich in hun plannen niet alleen uit te spreken over het te voeren beleid voor de periode 2007-2008. Ook kregen de gezelschappen de gelegenheid hun beleidsvoornemens voor de periode daarna, tot 2012, kenbaar te maken.
raad voor cultuur
,,,,«
raad Voor cultuur raad voor cultuur
Samenstelling adviescommissie(s)
U heeft in uw adviesaanvraag verzocht om ter gelegenheid van de advisering een commissie samen te stellen, waarin afgevaardigden van de gemeente Den Haag en van de gemeente Amsterdam zitting hebben. over uw verzoek om door middel van een gezamenlijke commissie te adviseren, wil de Raad graag het volgende opmerken: Tot nu toe werden gezamenlijk uitgebrachte adviezen gemotiveerd door een overeenkomstigheid in de opvattingen van de Raad voor Cultuur en het desbetreffende gemeentelijke adviesorgaan over - het functioneren van - een culturele instelling. Aan dit adviestraject hebben echter geen gedeelde opvattingen ten grondslag gelegen. Integendeel, de beoordeling van de betrokken theatergezelschappen stond in de eigen gemeenten niet meer ter discussie. Toneelgroep Amsterdam en het Nationale Toneel ontvangen tot 2009 gemeentelijke subsidie en de Theatercompagnie wordt sinds 2005 niet langer door de gemeente Amsterdam gesubsidieerd. Met uw voorstel om de gemeenten via afgevaardigden te betrekken bij de advisering van de Raad voor Cultuur betreffende de cultuurnota-subsidiëring, wijkt u af van de tot nu toe gevolgde praktijk. De Raad hecht er aan te onderstrepen dat uw adviesaanvraag desalniettemin aan hem is gericht en dat er in formele zin dan ook geen sprake is van een gezamenlijke adviesaanvraag. Een andere complicerende factor was, dat al bij aanvang van het adviestraject bleek dat de gemeentelijke afgevaardigden geen uitspraken wilden doen over instellingen die door een andere gemeente worden gesubsidieerd. Er bestond derhalve geen animo voor een gezamenlijke adviescommissie die alledrie de plannen zou beoordelen. Zo heeft de Amsterdamse Kunstraad op 1 februari j.l. per brief medegedeeld uitsluitend te willen deelnemen aan de advisering over het beleidsplan van Toneelgroep Amsterdam, aangezien de stad Amsterdam noch met de Theatercompagnie, noch met het Nationale Toneel een subsidierelatie onderhoudt. Ook de afgevaardigde van de gemeente Den Haag heeft aangegeven niet betrokken te willen zijn bij de advisering over de beleidsplannen van de Amsterdamse gezelschappen. Onder verwijzing naar bovenstaande redenen heeft de Raad besloten meerdere ad hoc commissies te formeren, waarin steeds een drietal leden uit de gelederen van de Raad zitting hebben, te weten mevrouw J. Mijnhijmer (lid van de commissie Theater), de heer Th. Van der Goot (voorgedragen als lid van de commissie Theater) en de heer J. Van Veen (voorgedragen als lid-voorzitter van de commissie Theater). Het advies over het beleidsplan van de Theatercompagnie is voorbereid door: De heer Th. Van der Goot Mevrouw J. Mijnhijmer De heer J. Van Veen (vz.) Secretaris: mevrouw K. Brummel
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
paene
Op 5 april j.l. bent u schriftelijk op de hoogte gebracht van de samenstelling van de commissies. Bij brief van 28 april j.l. heeft u laten weten niet akkoord te gaan met de formatie van de drie deelcommissies. U maakte in uw brief kenbaar dat u alsnog wenst dat de advisering door een gezamenlijke commissie geschiedt, omdat u geen instellingsadviezen, maar een integraal advies verlangt. De timing van de brief, vlak voor het gereed komen van het advies, en de gegeven argumenten maken uw verzoek onuitvoerbaar. De afgevaardigden van de bestuurlijke partners hebben immers, zoals aangegeven, de deelname aan één gezamenlijke commissie die over alledrie de beleidsplannen adviseert uitdrukkelijk afgewezen. Voorts lijkt u uw oorspronkelijke adviesaanvraag, die betrekking heeft op drie instellingsadviezen, te willen wijzigen in een integraal advies. Uiteraard hebben de commissies met een brede blik naar de drie beleidsplannen gekeken, maar van een integraal advies kan geen sprake zijn om de volgende redenen: De gezelschappen is gevraagd om in hun beleidsplan een specifieke, landelijke en lokale positie toe te lichten. Daarenboven hebben de gezelschappen via uw, in samenspraak met de betrokken gemeenten opgestelde Contouren voor de positiebepaling van Toneelgroep Amsterdam, de Theatercompagnie en het Nationale Toneel, specifieke taken toebedeeld gekregen, waarmee een eigen rol en functie in het bestel nader wordt bepaald. Per instelling zal afzonderlijk moeten worden beoordeeld of zij hieraan voldoen. De betrokken gezelschappen maken ieder voor zich èn gezamenlijk maar een klein deel uit van het gehele theaterbestel. De drie door u toebedeelde functionele en beleidsmatige profielen verhouden zich niet zozeer tot elkaar, als wel tot het gehele bestel. Een integrale advisering heeft dan ook pas zin als het gehele theaterbestel ter discussie zou worden gesteld. Deze discussie is in een later stadium van dit jaar voorzien en wordt ondermeer gevoerd in het kader van sectoranalyses en de uitwerking van uw nota Verschil Maken. Het is niet zinnig om op deze discussie vooruit te lopen en het is bovendien niet opportuun om een dergelijke discussie te voeren uitsluitend aan de hand van de drie onderhavige gezelschappen. Volgens uw oorspronkelijke brief vraagt u advies uit te brengen over de beleidsplannen voor de periode 2007-2008 ten behoeve van uw besluit over de voortzetting van de subsidie. Omdat u per instelling moet besluiten of de subsidiëring wordt voortgezet, zijn in de ogen van de Raad afzonderlijke instellingsadviezen nodig. Tot slot deelt de Raad u mede, dat hij gemeend heeft geen aandacht te moeten besteden aan de periode die voorbij de huidige cultuurnota-periode ligt. De huidige cultuurnota-subsidiëring beslaat immers voor alle cultuurnota-instellingen in principe een vierjarige periode. Het ligt om die reden niet voor de hand om bij wijze van uitzondering het functioneren van slechts drie cultuurnota-instellingen te beoordelen tot het jaar 2012. Temeer omdat de commissie Theater van de Raad voor Cultuur in 2008 verzocht zal worden advies uit te brengen over de beleidsplannen voor een volgende subsidieperiode van de betreffende theatergezelschappen.
raad voor cultuur raad Voor cultuur raad voor cultuur
,,,,,«
Adviestekst de Theatercompagnie Artistieke voornemens De Theatercompagnie rekent het tot zijn taak om klassiek auteurstoneel in vernieuwende concepten te produceren voor de grote zaal. Het gezelschap onderstreept dat het bewust kiest voor het bespelen van de grote zaal, omdat die door het gezelschap wordt beschouwd als een plek van samenkomst, waar uitwisseling plaatsvindt. Daarnaast is de Theatercompagnie van mening dat er aan de grote zaal in artistiek opzicht, maar ook in beleidsmatig opzicht, de afgelopen decennia weinig aandacht is besteed. De Theatercompagnie heeft zich voor seizoen 2005-2006 dan ook ten doel gesteld de grote zaal te bespelen met voorstellingen uit het klassieke wereldrepertoire in de regie van artistiek leider Theu Boermans en gespeeld door het vaste ensemble, aangevuld door gastacteurs, zowel ervaren als beginnende. Het ensemble wordt gevormd door zes vaste spelers en per productie wordt de groep eventueel aangevuld met gastacteurs. Ook heeft het gezelschap zich voorgenomen om in het Compagnietheater stukken van nieuwe auteurs te spelen, eveneens geregisseerd door de artistiek directeur. De voornemens hebben ondermeer geresulteerd in Don Carlos - een coproductie met Toneelgroep Amsterdam (2005) en in het seizoen 2005-2006 zullen circa zeven
producties worden uitgebracht van nieuwe auteurs. De Theatercompagnie wil 140 voorstellingen per jaar brengen, waarvan 80 in de standplaats, in zowel de Stadsschouwburg als het Compagnietheater. Daarnaast wil het gezelschap 60 reisvoorstellingen verzorgen in grote en middenzalen. Samenwerking Ten behoeve van de groot gemonteerde producties wil de Theatercompagnie blijven
coproduceren met Toneelgroep Amsterdam. Ook met NTGent heeft het gezelschap zich voorgenomen in 2007 een grotezaalvoorstelling te realiseren - Het wijde land van Arthur Schnitzler. Voor seizoen 2007-2008 staat een tweede coproductie met Toneelgroep Amsterdam gepland - Ajax. Talentontwikkeling De Theatercompagnie wil voortgaan met het scouten en opleiden van acteertalent.
Jonge theatermakers worden door de Theatercompagnie gestimuleerd door middel van uitwisselingen met de acteurs- en regieopleiding van de Amsterdamse Theaterschool. Via het Alliantieplan heeft de Theatercompagnie het Compagnietheater beschikbaar gesteld als uitvalsbasis voor beginnende theatergezelschappen en/of makers. Hier is in 2005 een einde aan gekomen. Sindsdien nodigt de Theatercompagnie jaarlijks jonge regisseurs uit om een tekst van een beginnend auteur te regisseren. Het gezelschap heeft zich voorgenomen in 2006 en 2007 het uitnodigingsbeleid voort te zetten. Het gezelschap is er van overtuigt dat jonge regisseurs in de praktijk begeleid moeten worden volgens het meester-leerling principe.
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
pagina s
Met de Amsterdamse regieopleiding heeft de Theatercompagnie afspraken gemaakt. Jaarlijks kan een regiestudent enkele maanden in huis verblijven en aan het slot van die periode krijgt de student de mogelijkheid om een kleine theaterschoolproductie te maken in het Compagnietheater. Ook afstuderende acteurs kunnen bij de Theatercompagnie terecht voor eindexamenstages. Aanvullend wordt in 2006 een productie uitgebracht met zes studenten van drie verschillende toneelopleidingen. Vanaf 2005 biedt de Theatercompagnie eveneens onderdak aan het iT's Festival dat onder artistieke leiding staat van Theu Boermans. Het gebouw van de Theatercompagnie speelt een centrale rol tijdens het festival. In het verlengde van het talentontwikkelingsprogramma moet de relatie tussen de Theatercompagnie en het gezelschap EA worden gezien. De Theatercompagnie heeft zich voorgenomen om dit jonge gezelschap, waarvan Tarkan Koröglu de artistiek leider is, te begeleiden in de artistieke ontwikkeling. Vooruitblik enfusie De Theatercompagnie is van mening dat de stad Amsterdam de culturele hoofdstad van Nederland is. In die stad ziet het gezelschap een toekomstig theater verrijzen dat functioneert als een 'huis' en waar plaats is voor diverse, in artistiek opzicht bloedverwante regisseurs die daar (samen)werken. Deze regisseurs moeten in de ogen van de Theatercompagnie gespecialiseerd zijn, een herkenbare, individuele handtekening bezitten en tevens over internationaal gewaardeerde kwaliteiten beschikken. De internationale uitwisseling wordt een belangrijk onderdeel van het beleid. In aansluiting hierop presenteert de Theatercompagnie nog enkele wenselijke onderdelen van het theaterhuis, zoals een repertoirebibliotheek, met stukken die een aantal jaren op het speelplan blijven. De Theatercompagnie is van mening dat, voor het welslagen van dit toekomstige theaterhuis, het voor de hand ligt dat er een fusie ontstaat tussen het gezelschap met Toneelgroep Amsterdam. Mocht deze fusie in de komende jaren echter niet tot stand worden gebracht, dan prefereert de Theatercompagnie een bundeling van de artistieke kwaliteiten van de gezelschappen. In beide gevallen stelt de Theatercompagnie de voorwaarde dat het oude niveau van de rijkssubsidie wordt hersteld.
Omdat het beleidsplan 2007-2008 het herziene beleidsplan 2005-2008 bekend werd verondersteld, heeft de commissie ten behoeve van de advisering het betreffende, herziene beleidsplan 2005-2008 opgevraagd, alsmede de herziene begroting 20052008. Beoordeling De Theatercompagnie voert klassiek repertoire uit - vaak in verfrissende regies. De kwaliteit van de voorstellingen is wisselend van niveau, maar het gezelschap neemt bewust dat risico. De commissie is van oordeel dat het gezelschap relevante theatervoorstellingen produceert. Het nu voorliggende beleidsplan, gelezen in combinatie met het herziene beleidsplan voor 2005-2008, geven de commissie de indruk dat de Theatercompagnie zich inspant om zijn voornemens waar te maken. Zo heeft het gezelschap zijn plannen om grotezaalvoorstellingen te produceren
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
pagina e
gerealiseerd. In het verlengde hiervan wil de commissie opmerken dat, aangezien de grotezaalvoorstellingen zonder uitzondering in de vorm van een coproductie tot stand komen, de indruk makkelijk kan ontstaan dat de artistiek leider van de Theatercompagnie steeds optreedt als gastregisseur, zij het met meeneming van acteurs uit het eigen ensemble. De commissie meent dat hierdoor de identiteit van de Theatercompagnie verwatert. Het eigen ensemble bespeelt de vlakke vloer van het Compagnietheater. Het gebouw is volgens de commissie een uitstekende accommodatie voor theater. Behalve het gezelschap biedt het ook onderdak aan jonge theaterinitiatieven en studenten. De commissie waardeert het dat de Theatercompagnie een visie ontwikkelt ten behoeve van de talentontwikkeling. Zij heeft vertrouwen in de wijze waarop de artistiek leider invulling geeft aan het zogenaamde meester-leerling model. Uit de beleidsplannen van zowel de Theatercompagnie als Toneelgroep Amsterdam is de commissie gebleken dat er wel gesprekken over een mogelijke fusie tussen de twee gezelschappen hebben plaatsgevonden, maar dat deze niet tot concrete stappen in die richting hebben geleid. Vooralsnog hebben de beide gezelschappen ervoor gekozen om zich op een artistieke samenwerking te richten. Voorlopig blijft deze samenwerking beperkt tot het jaarlijks presenteren van een coproductie voor de grote zaal. De commissie is van oordeel dat de profielen van Toneelgroep Amsterdam en de Theatercompagnie sterk in elkaars verlengde liggen. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat de fusiebesprekingen op enigerlei moment weer worden opgepakt. De commissie heeft echter het vermoeden dat de oriëntatie op een fusie wordt gefrustreerd, omdat de gemeente Amsterdam zijn handen van de Theatercompagnie heeft afgetrokken en het subsidiebedrag van Toneelgroep Amsterdam fors heeft gekort. Conclusie De commissie is van oordeel dat de Theatercompagnie waarmaakt wat het zich heeft voorgenomen. De commissie vraagt zich af of het op termijn een haalbare zaak is om zowel Toneelgroep Amsterdam als de Theatercompagnie voor de stad Amsterdam te behouden. Het ligt voor de hand om de gezelschappen op termijn samen te voegen en de taken te verdelen over de Stadsschouwburg en het Compagnietheater. Hoewel geen van de beide gezelschappen een fusie helemaal lijkt uit te sluiten, geven zij er op dit moment duidelijk de voorkeur aan om zich tot een artistieke samenwerking te beperken. De commissie vindt dat de gezelschappen daardoor de verplichting op zich hebben genomen om de gesprekken over de fusie op te pakken en op constructieve wijze voort te zetten. Aangezien de opdrachttaken van de beide gezelschappen in elkaars verlengde liggen en tevens complementair zijn, is de commissie er van overtuigd dat een samengaan, niet alleen op artistiekinhoudelijk, maar ook op beleidsmatig niveau, bespreekbaar moet zijn. De commissie is van mening dat een grotere betrokkenheid van de gemeente Amsterdam een positieve bijdrage aan de toenadering kan leveren. De commissie is positief over de beleidsvoornemens van de Theatercompagnie en adviseert de subsidiëring voor de resterende cultuurnota-periode te continueren.