Raad voor Cultuur
Aan
de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dr. F. van der Ploeg Postbus 25000 2500 LZ Zoetermeer
Onderwerp
advies Muziekcentrum van de Omroep
R.J. Schimmelpennincklaan 3 Postbus 61243 2506 AE Den Haag
Mijnheer de Staatssecretaris, Op 21 december 2001 heeft u de Raad voor Cultuur om advies gevraagd over de plannen van de NOS voor een geïntegreerde artistieke aansturing van het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) en Radio 4. Deze plannen zijn verwoord in een brief van de NOS aan u d.d. 24 oktober 2001 waarvan de Raad een afschrift heeft ontvangen. Het Muziekcentrum van de Omroep is de uitvoerder van het artiesten- en repertoirebeleid van de publieke omroep en exploiteert vier orkesten (drie klassieke en het Metropole Orkest), het Groot Omroepkoor (deze vier zijn in dit advies samengevat als omroepensembles) en een muziekbibliotheek. Het MCO wordt gefinancierd uit de omroepmiddelen met een budget dat een beschermde status heeft. Terugblik Op uw verzoek heeft de Raad voor Cultuur in zijn advies over de Cultuurnota 2001-2004 (verschenen april 2000) de omroeporkesten betrokken bij zijn beschouwingen over het orkestenbestel. De Raad onderschreef daarin het nog steeds aanwezige belang van de omroeporkesten met een accent op vernieuwende programmering, maar concludeerde ook dat een betere afstemming tussen de werelden van de omroeporkesten en van de orkesten en ensembles daarbuiten tot een interessanter totaal muziekaanbod zou kunnen leiden en tevens tot een groter publieksbereik. De Raad stelde in dat verband onder andere het artistiek profiel, de functie en toegevoegde waarde van het Radio Symfonie Orkest binnen het MCO ter discussie. Gezien de complexiteit van de materie heeft de Raad u verzocht een commissie in te stellen die alle orkestadviezen, inclusief die van de omroeporkesten, nog nader zou uitwerken. Deze naar haar voorzitter vernoemde commissie-Hierck constateerde onder meer dat het raadsoordeel over het Radio Symfonie Orkest aan het verkeerde adres was gegeven. Niet het
Telefoon Telefax
310 66 86 361 47 27
E-mail
[email protected]
Datum
Uw kenmerk
MLB/M/2001/51.336 Uw brief van
21-12-2001 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2
Raad voor Cultuur
bewuste orkest, noch het MCO waren verantwoordelijk voor het onduidelijk profiel, maar de opdrachtgevers, te weten de omroeporganisaties. Hun recht op een evenredig aandeel in de capaciteit van het MCO leidde tot “een vaak kwestieuze repertoireselectie, een gebrek aan efficiency, het vrijwel volledig verdwijnen van het fenomeen studio-opname, en, meer in het algemeen, het onbenut laten van het artistieke unieke potentieel dat het MCO te bieden heeft.” De Raad kon zich vinden in het voorstel van de commissie-Hierck voor het instellen van een eenduidige artistieke leiding van het MCO en het eindigen van de zo te noemen ‘evenredige trekkingsrechten’ (in de NOS-brief ‘jukebox’ systeem genoemd) van de omroeporganisaties op de MCO-capaciteit. Dit voorstel heeft u – getuige uw brief over het orkestenbestel d.d. 2 mei 2001 – overgenomen, in tegenstelling tot andere voorstellen van de commissie-Hierck zoals het verminderen van de totale klassieke orkestformatie van het MCO en het terugdringen van de bevoordeelde concurrentiepositie van de omroeporkesten op enkele podia. De inmiddels nieuwe voorstellen van de NOS om de centrale artistieke aansturing van het MCO te integreren met de aansturing van Radio 4 – daarin ging de NOS verder dan de commissie-Hierckovertuigden u ervan dat op die wijze meer efficiency mogelijk zou worden dan via een bezuinigingsmaatregel van uw kant. De door u aan de NOS gevraagde uitwerking van de gedane voorstellen heeft u nu voorgelegd aan de Raad. Inhoud van de NOS-plannen: zendercoördinatie, zenderredactie en artistiek leider De plannen van de NOS komen in het kort op het volgende neer. De Raad van Bestuur van de NOS heeft overeenstemming bereikt met omroepdirecties en directie en curatorium van het MCO over de contouren van een nieuwe werkwijze en structuur in de verhouding tussen MCO en Radio 4. Hierbij speelt de vraag of de artistieke aansturing alle levende muziek op Radio 4 zou moeten betreffen, dus ook van de levende muziek van buiten het MCO. Gezien de financiële en organisatorische consequenties die de structuur van het hele bestel direct zouden raken, is allereerst prioriteit gegeven aan de verhouding tussen MCO en Radio 4. Het artistieke beleid van het MCO maakt onderdeel uit van het gehele beleid van Radio 4 dat op zijn beurt onderdeel is van de meerjarenbegroting van de publieke omroep waarin uiteindelijk het beleid voor alle levende muziek wordt geschetst. Dat brengt de noodzaak met zich mee dat er één coherent artistiek beleid ten aanzien van de MCO-ensembles gevoerd moet worden. Daarvoor is een centrale artistieke aansturing van het MCO noodzakelijk. Op die manier kan een einde komen aan het zgn. “jukeboxsysteem”, het
Pagina
2 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2
Raad voor Cultuur
systeem van evenredige trekkingsrechten op de capaciteit van het MCO. De zendercoördinator is samen met de zenderredactie verantwoordelijk voor het hele zenderbeleid van Radio 4, inclusief dat voor de levende muziek waar de MCO activiteiten onderdeel van zijn. Daarnaast is er een artistiek leider die verantwoordelijk is voor het artistiek beleid ten aanzien van de MCO-orkesten. Wanneer er series worden georganiseerd waarin zowel MCO-orkesten als orkesten van buiten de omroep participeren, ligt de eindverantwoordelijkheid bij de artistiek leider, in goed overleg met alle betrokkenen. De artistiek leider zou uitgerust moeten worden met een goede staf en een tijdig vastgesteld budget. Verder dient ook de levende muziek op Radio 4 door orkesten van buiten het MCO beter aangestuurd te worden met behoud van diversiteit. Daartoe zouden de artistiek leider en de zendercoördinator een gezamenlijke oordeelsbevoegdheid moeten krijgen ten aanzien van die producties. Deze bevoegdheid is direct gerelateerd aan de bevoegdheden van de Raad van Bestuur van de NOS in het kader van het programmaversterkingsbudget. Bij onoverkomelijke verschillen van inzicht tussen beiden beslist de Raad van Bestuur. De NOS kondigt in de brief aan de nieuwe situatie 1 januari 2003 te willen laten ingaan. Voorbereiding van het advies Aangezien de plannen van de NOS slechts hoofdlijnen betreffen had de Raad behoefte aan meer informatie over de achtergronden ervan en over de vorderingen van de uitwerking van de plannen sedert hun verschijnen in oktober 2001. Daarom is ter voorbereiding van dit advies een serie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Raad van Bestuur van de NOS, het MCO en verschillende omroepverenigingen. Deze gesprekken hebben de Raad van waardevolle informatie voorzien over een onderwerp, dat, zoals de NOS in haar brief al aangaf, aspecten omvat die aan de structuur van het omroepbestel raken. Om die laatste reden is dit advies bij de Raad voorbereid door de commissies Muziek en Media gezamenlijk. De voorbereiding van het advies heeft vanwege het forse aantal gesprekken geruime tijd in beslag genomen. De Raad brengt zijn advies nu uit op een moment waarop de verdere uitwerking van de plannen van de NOS gestalte moet krijgen in de Meerjarenbegroting 2003 – 2007 die momenteel wordt voorbereid. Reactie van de Raad op de NOS-plannen Allereerst wil de Raad zijn instemming betuigen met de hoofdlijnen waarover bij de omroep, zo blijkt uit de brief van de NOS,
Pagina
3 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2
Raad voor Cultuur
overeenstemming is bereikt. Het einde van het systeem van ‘evenredige trekkingsrechten’ op de capaciteit van het MCO en het daarvoor in de plaats instellen van een centrale artistieke leiding van het MCO is naar het oordeel van de Raad een wezenlijke stap voorwaarts. Daarvan mag in principe verwacht worden dat de door de Raad en de commissie-Hierck gesignaleerde problemen bij MCOorkesten tot het verleden gaan behoren. Het is de Raad niet ontgaan dat er bij het MCO de afgelopen tijd al een nieuw élan is ontstaan. De overeenstemming binnen de omroep over de hoofdlijnen van een centrale artistieke aansturing zullen een verdere winst betekenen om tot een artistiek afgewogen repertoirekeus te komen die de kwalitatieve ontwikkeling van de klassieke omroeporkesten en het koor ten goede zal komen evenals een efficiëntere inzet ervan. De Raad onderstreept verder het door de NOS benadrukte belang van de relatie van de artistiek leider met Radio 4. De Raad acht deze hoofdlijnen nu een gegeven waarop niet teruggekomen kan worden zonder opnieuw alle voorstellen van de commissie-Hierck weer ter tafel te brengen. De NOS maakt in haar brief een helder onderscheid tussen de verantwoordelijkheid voor het beleid ten aanzien van Radio 4 (i.c. zendercoördinator samen met zenderredactie), die voor het artistiek beleid van de MCO-ensembles (i.c. de artistiek leider) en die voor levende muziek van niet-MCO-orkesten (i.c. zendercoördinator en artistiek leider samen). Uit de gevoerde gesprekken heeft de Raad echter de indruk gekregen dat de uitwerking van de onderscheiden verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de dagelijkse praktijk mogelijk niet eenvoudig zal blijken. Met name de relatie van de artistiek leider met Radio 4 valt op verschillende manieren te bekijken. Houden de bevoegdheden van de artistiek leider op bij het bepalen van hoofdlijnen van het artistiek beleid voor de MCOorkesten, of zou hij óf zij in feite de programma’s met levende muziek op Radio 4 moeten bepalen en eventueel zelf produceren? Deze vragen raken, zoals de NOS al stelde, direct aan het omroepbestel. Vanuit artistiek oogpunt beschouwt de Raad de levende muziek op Radio 4 als een essentieel en toonaangevend bestanddeel. Een sterk en gedreven artistiek beleid daarvoor dat een groeiend aantal luisteraars weet te boeien voor de wereld van de levende muziek in al zijn verschijningsvormen, in breedte en diepte, acht de Raad daarvoor een noodzakelijke ambitie. Wanneer een klassieke muziekzender met veel levende muziek vanaf de tekentafel – dus los van de huidige situatie - nog ingericht zou moeten worden, zouden wellicht velen uitkomen op het model van een artistiek leider, voorzien van een uitstekende staf, die het artistiek beleid, dat tevens het programmabeleid is, bepaalt. Op deze wijze zouden de aanzienlijke kosten voor het brengen van levende muziek ook zo efficiënt en effectief mogelijk ingezet kunnen worden. Daaraan moet evenwel toegevoegd worden dat het aanbod van Radio 4 meer
Pagina
4 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2
Raad voor Cultuur
omvat dan alleen de levende muziek, zoals het gesproken woord en cd-programma’s. In de huidige situatie van Radio 4 is uiteraard geen sprake van een tekentafelmodel, al komt het de Raad voor dat de huidige regelgeving (Mediawet) de realisering van het hiervoor beschreven model niet in de weg behoeft te staan, mits alle betrokken partijen daaraan zouden (willen) meewerken. Omroeporganisaties beschikken over programma-autonomie. Zij baseren zich daarop wanneer zij zich onderscheiden en profileren in hun programmaaanbod ten opzichte van andere organisaties. De Raad heeft zich echter afgevraagd of omroeporganisaties zich daadwerkelijk kunnen profileren via klassieke muziek. Klinkt bij wijze van spreken de 9e symfonie van Beethoven anders als zij door de NCRV wordt uitgezonden dan wanneer de VARA dit doet, of zullen de verschillen in profilering tot wezenlijk andere keuze van uitvoering leiden? De Raad neigt naar de opvatting dat de profilering via klassieke muziek weliswaar een bewuste keuze kan zijn van een omroeporganisatie, maar dat de programmering zelf anders dan op andere terreinen, veeleer de reflectie is van de persoonlijke muziekkeuze van de programmamaker. Dat zou voor een beweging in de richting van het hiervoor geschetste model doen pleiten, zeker als ook nog het aspect van de groeiende kosten van het brengen van levende muziek in aanmerking wordt genomen. Die kosten zullen immers de financiële mogelijkheden van een afzonderlijke omroep steeds vaker te boven gaan. De Raad constateert niettemin dat verschillende omroeporganisaties wél de overtuiging hebben zich binnen het huidige omroepbestel te kunnen profileren met klassiek muziek en daartoe investeren in deze muziek. Er moet echter serieus met de mogelijkheid rekening worden gehouden dat zij deze middelen terugtrekken zodra zij vinden dat de gewenste profilering via klassieke muziek hen onmogelijk gemaakt wordt. Of anders gezegd, wanneer hun autonomie op programmagebied teveel wordt aangetast. De investering van omroeporganisaties in klassieke muziek acht de Raad een waardevol en zelfs noodzakelijk element van de huidige situatie. De Raad signaleert nog een aantal waardevolle verworvenheden in de huidige situatie die voor de toekomst behouden zouden moeten worden. Zo merkt de Raad op dat de huidige zendercoördinator bij Radio 4 reeds een imposante vooruitgang heeft bewerkstelligd op het gebied van inhoudelijke afstemming en gezamenlijk beleid. Dat acht de Raad een positieve ontwikkeling die verdere acceleratie verdient. Ook is een artistiek belang gelegen in het behoud van programmatische pluriformiteit op Radio 4. In dat verband moet vastgesteld worden dat er in de huidige situatie succesvolle series levende muziek zijn, variërend van de TROS-EO series in Vredenburg tot in het Amsterdamse Concertgebouw het AVROZondagochtendconcert, concerten van het Koninklijk
Pagina
5 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2
Raad voor Cultuur
Concertgebouworkest (ook van de AVRO) en de Matinee op de Vrije Zaterdag, een productie van VARA, NPS en VPRO. Voor dergelijke series moet ook in de toekomst plaats blijven om de pluriformiteit te waarborgen. De Raad heeft zich in een eerder advies over het MCO op het standpunt gesteld dat “er een centrale artistieke leiding moet komen, niet om de programmamakers van de zendgemachtigden haar artistieke wil op te leggen – de programma-autonomie van de zendgemachtigden is niet in het geding – maar wel om de inzet van alle benodigde formaties, artistiek en logistiek gezien, inhoudelijk beter en efficiënter op elkaar af te stemmen”. De Raad acht het in de toekomst onontkoombaar, en ziet ook een ontwikkeling in die richting, dat de gezamenlijkheid op een zender als Radio 4 aan belang zal winnen ten koste van de volledige autonomie van individuele omroepen. Daarmee wordt een trend versterkt die al zichtbaar is geworden met de komst van de zendercoördinator, de zenderredactie en de commissie levende muziek van Radio 4. Dat betekent dat omroepen vrijwillig al meewerken aan een geleidelijke overgang van externe pluriformiteit (de vertegenwoordiging van maatschappelijke groeperingen in de omroep als geheel) naar een interne pluriformiteit (per zender diversiteit aan programmering) met het doel zo een betere klassieke muziekzender te maken. Een actieve participatie van geïnteresseerde omroepen in die gezamenlijke programmering kan ervoor zorgen dat de verscheidenheid bewaard blijft die een gewaardeerd kenmerk is van ons omroepbestel. Tegen de achtergrond van de volgens de Raad onontkoombare ontwikkeling naar meer programmatische convergentie pleit de Raad voor een snelle verdere besluitvorming over de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de artistiek leider. Bij Radio 4 zou vermoedelijk beter dan waar ook binnen de omroep vanuit één centrale artistieke leiding gewerkt kunnen worden. Hoewel hij dat vanuit artistiek oogpunt een wenkend perspectief vindt, realiseert de Raad zich dat dat op korte termijn niet haalbaar is. Vooral de informatie uit de reeks gevoerde gesprekken heeft hem tot die overtuiging gebracht. Door toch te adviseren tot elke prijs vast te houden aan het genoemde perspectief brengt het reële gevaar met zich mee dat op zijn minst de geplande startdatum van de centrale artistieke leiding 1 januari 2003 niet wordt gehaald. Dat acht de Raad ongewenst wegens de in ieder geval evident funeste gevolgen voor het MCO. Vertraging willen ook de verschillende betrokkenen niet, zo is de indruk van de Raad. De Raad onderstreept daarom nog eens de noodzaak van de door de NOS voorgestelde taakverdeling tussen zendercoördinator (met zenderredactie) en artistiek leider. In dat model zal de komende jaren een rol weggelegd blijven voor de programmeurs van de verschillende betrokken omroepen. De artistiek leider zou samen met
Pagina
6 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2
Raad voor Cultuur
de zendercoördinator de aansturing van alle levende muziek dienen te verzorgen, juist om de samenhang te waarborgen en wellicht nog de efficiëntie te bevorderen. De Raad adviseert u er op toe te zien dat de NOS de uitwerking van de afgesproken hoofdlijnen weergeeft in de nieuwe Meerjarenbegroting opdat de artistieke leiding daadwerkelijk 1 januari 2003 kan starten. Het eerste artistieke meerjarenplan van de nieuwe functionaris kan de Raad dan tegemoet zien in het kader van het beleidsplan van het MCO voor de Cultuurnota 2005-2009 dat eind 2003 gereed dient te zijn. In dat plan valt wellicht ook aan te geven wat de eerste ervaringen zijn met de centrale artistieke aansturing en in hoeverre de positie van de artistiek leider versterking behoeft. Bij de uitwerking van verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de artistiek leider wil de Raad nog in overweging geven vanuit een noodzaak van kwaliteitsbewaking goed te kijken naar het mogelijke spanningsveld tussen de bevoegdheden van de artistiek leider en die van de omroeporganisaties. Essentieel in het welslagen van de nieuwe constellatie is uiteraard het vinden van de juiste persoon op de cruciale post van artistiek leider. In de complexe omroepconstellatie moet hij artistieke visie combineren met een grote dosis charisma en samenbindende vermogen. Daarbij kan hij in ieder geval dankbaar gebruik maken van het momentum van dynamiek dat zowel bij het MCO als bij de nauwst betrokken omroeporganisaties te bespeuren is. De Raad beschouwt dit als een extra en belangrijk element in de huidige constellatie die de noodzakelijke bereidheid weergeeft van de betreffende omroeporganisaties om in ieder geval de artistieke aansturing van de levende muziek in vergelijking tot de bestaande situatie aanmerkelijk te verbeteren. Hoogachtend,
mr. W Sorgdrager Brandenbarg Voorzitter
dr. J.A. Algemeen secretaris
Pagina
7 Ons kenmerk
mzk-2002.3532/2