Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
onderdelen jaarrekening Wettelijke indeling van de balans
Actiefzijde = Actiefbestanddelen, die een aanwending van vermogen aanduiden, volgens liquiditeitsgraad gerangschikt. - Vast activa
Passiefzijde = Passiefbestanddelen tonen de bron van het vermogen aan en worden bij de wettelijke indeling op basis van opeisbaarheid gerangschikt.
- Eigen vermogen
o
Oprichtingskosten
o
Kapitaal
o
Immaterieel activa
o
Uitgiftepremie
o
Herwaarderingsmeerwaarde
=
Licenties, goodwill
o
Materieel actief
o
Reserves
o
Financiële activa
o
Overgedragen resultaat
o
Kapitaalsubsidies
=
Aandelen uit andere ondernemingen
=
- Vlottende activa o
Vorderingen op meer dan een jaar
o
Voorraden en bestellingen in uitvoering
o
Vorderingen op minder dan een jaar
o
Geldbeleggingen (voor interest)
o
Liquide middelen
o
Overlopende rekeningen
o
Als je financiert met eigen vermogen
Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief =
Bij vereffening over meerdere jaren
- Voorzieningen en uitgestelde belastingen o
voorzieningen
- Vreemde middelen = schulden o
Schulden op meer dan een jaar
o
Schulden op ten hoogste 1 jaar
o
Overlopende rekeningen
Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
De actiefzijde van de balans - Vast activa o
Oprichtingskosten Kosten gemaakt bij de oprichting en bij latere kapitaalverhogingen
= o
Immaterieel activa ‘Rechten’ die eigendom zijn van de onderneming
= o
Materieel actief
o
Financiële activa Werkmiddelen waardoor de onderneming deelneemt in andere ondernemingen
= - Vlottende activa o
Vorderingen op meer dan een jaar
o
Voorraden en bestellingen in uitvoering
o
Vorderingen op minder dan een jaar
o
Geldbeleggingen voor intrest te verkrijgen
= o
Liquide middelen
o
Overlopende rekeningen =
Om kosten of opbrengsten in het juiste boekjaar terecht te laten komen.
Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
De passiefzijde van de balans - Eigen vermogen o
Kapitaal Geplaatst kapitaal =
Wordt belooft door de vennoten om ter beschikking gesteld te worden van de onderneming in de loop der jaren. Niet opgevraagd kapitaal
= o
Deel van het geplaatst kapitaal dat nog niet in de onderneming zit. geplaatst kapitaal – niet-opgevraagd kapitaal = gestort kapitaal
Uitgiftepremie =
Ontstaan bij kapitaalsverhoging als uitgifteprijs nieuwe aandelen groter is dan de nominale waarde.
o
Herwaarderingsmeerwaarde
o
Reserves =
o
Overgedragen resultaat =
o
Deel van winst of verlies dat nog geen definitieve bestemming heeft.
Kapitaalsubsidies =
o
Toegeschreven winsten. Vastgelegd in wet, statuten of beslist door alg. vergadering .
Als je financiert met eigen vermogen
Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief =
Bij vereffening over meerdere jaren
- Voorzieningen en uitgestelde belastingen o
Voorzieningen =
Voor duidelijke kosten/verliezen die zich met grote waarschijnlijkheid in de toekomst zullen voordoen.
- Vreemde middelen = schulden o
Schulden op meer dan een jaar =
o
Hypothecaire lening, …
Schulden op ten hoogste 1 jaar =
Leveranciersschulden, … Overlopende rekeningen
o =
Toe te rekenen kosten en opbrengsten.
Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
Herwerken van de balans voor bedrijfseconomische analyse Financieel – analytische indeling Actiefzijde
Permanent vermogen
- Uitgebreide vast activa
passiefzijde - Eigen vermogen
Oprichtingskosten
Kapitaal
Immaterieel activa
Uitgiftepremie
Materieel actief
Herwaarderingsmeerwaarde
Financiële activa
Reserves
Vorderingen op meer dan een jaar
Overgedragen resultaat Kapitaalsubsidies Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het netto-actief - Vreemd vermogen o Vreemd vermogen op lange termijn voorzieningen Schulden op meer dan een jaar
- Beperkt vlottende activa o Realiseerbaar activa Voorraden en bestellingen in uitvoering Vorderingen op minder dan een jaar Geldbeleggingen (voor interest) Overlopende rekeningen o Liquide middelen Liquide middelen
o Vreemd vermogen op korte termijn Schulden op ten hoogste 1 jaar Overlopende rekeningen
Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
Structuur van de resultatenrekening Kosten -
Opbrengsten bedrijfskosten
-
Bedrijfsopbrengsten
Bedrijfsresultaat = bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten
-
Financiële kosten
-
Financiële opbrengsten
Financieel resultaat = financiële opbrengsten – financiële kosten
-
Uitzonderlijke kosten
-
Uitzonderlijke opbrengsten
Uitzonderlijk resultaat = uitzonderlijke opbrengsten – uitzonderlijke kosten
resultaatverwerking Resultaat van het boekjaar = bedrijfsresultaat + financieel resultaat + uitzonderlijk resultaat -
Winst o
In onderneming houden en toevoegen aan het eigen vermogen
o
Uitkeren aan de vennoten, bestuurders, andere rechthebbenden Bij verdeling rekening houden met wet, statuten en alg. vergadering van aandeelhouders
-
Verlies o
Vermindering van het eigen vermogen
Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
De toelichting De toelichting geeft meer gedetailleerde informatie over de balansposten en over de kosten en de opbrengsten. De gegevens voor het invullen van de toelichting kunnen gehaald worden uit de balans, de resultatenrekening, de rekeningen en de documenten, bijgehouden buiten de boekhouding. De informatie uit de toelichting moet het voor derden mogelijk maken de cijfers uit de balans en resultatenrekening beter te begrijpen en te interpreteren. (gebruikte afschrijvingsmethode, waardering van voorraden, soorten beleggingen, uileg overlopende rekeningen, samenstelling maatschappelijk kapitaal, soorten financiële kosten)
De sociale balans Alle ondernemingen die een jaarrekening moeten neerleggen bij de nationale bank van België volgens verkort of uitgebreid schema moeten een sociale balans opstellen. De sociale balans heeft 2 doelen: 1. Regering inlichten over de werking van de uitgevaardigde werkgelegenheidsmaatregelen. 2. De werkgelegenheid binnen de onderneming evalueren. De sociale balans geeft weer: -
Gegevens over het personeelsbestand en personeelsverloop van het bedrijf
-
Opleidingsinspanningen van het bedrijf
De sociale balans bestaat uit drie rubrieken: 1. Werknemers uitgesplitst volgens geslacht, beroepscategorie en studieniveau 2. Werknemers uitgesplitst volgens aard van arbeidsovereenkomst 3. Uitsplitsing volgens opleidingsinspanningen
Bedrijfseconomische analyse van de jaarrekening
Globale structuur van de jaarrekening Horizontale analyse= belangrijkste veranderingen jaar op jaar. 1. Jaarlijkse verandering in bedrag
Jaarlijkse mutatie in bedrag
=
eindcijfer - begincijfer
2. Jaarlijkse procentuele verandering Jaarlijkse procentuele mutatie =
eindcijfer −begincijfer begincijfer
∙ 100
Verticale analyse = afleiden van structuur veranderingen Men bestudeert hoe de verschillende geïnvesteerde middelen verdeeld zijn over de verschillende activa. Verticale analyse =
bedrag van een bepaalde post balanstotaal
∙ 100
Het ondernemingsplan of businessplan Het ondernemingsplan bestaat uit: -
-
activiteitenplan o omschrijving van het commerciële basisidee o een interne analyse: SWOT- analyse o marktanalyse potentiële klanten concurrenten leveranciers evolutie van de markt … o Marketingplan Financieel plan = raming van de financiële gevolgen van de geplande activiteiten in een toekomstige periode o Structuur van de jaarrekening o Structuur van begrotingen Investeringsbegroting Financieringsbegroting Exploitatiebegroting Liquiditeitenbegroting
Het financieel plan
Het financieel plan is verplicht bij de oprichting van een (E)BVBA en een NV. Het plan geeft de financiële situatie weer voor ten minste een periode van 2 opeenvolgende jaren.
Investeringsbegroting (te vinden op de actiefzijde van de balans) De investeringsbegroting geeft alle uitgaven weer die nodig zijn om te starten: -
Vast activa o Materieel vast actief Realiseerbaar activa o voorraden Beschikbaar activa o Liquide middelen
Financieringsplan (te vinden op de passiefzijde van de balans) Financiering van de uitgaven uit de investeringsbegroting: -
-
Eigen vermogen o Op korte termijn Kapitaal Hypothecaire lening - investeringkredieten o Op lange termijn Vreemd vermogen o Op korte termijn Schulden op minder dan een jaar o Op lange termijn Schulden op meer dan een jaar
Exploitatiebegroting (te vinden in de resultatenrekening) Exploitatiebegroting is een weergave van de winst/verlies aan de hand van toekomstige kosten en opbrengsten -
Opbrengsten o + (omzet) Kosten o –(uitgaven, afschrijving, aanleggen reserves, …)
De liquiditeitenbegroting (te vinden in de resultatenrekening) Toekomstige ontvangsten en uitgaven -
Ontvangsten o Kas/rekeningafschriften (omzet) Uitgaven o Kas/rekeningafschriften
Break – even – analyse De Totale kost = totale opbrengst
Er wordt een schatting gemaakt hoeveel men moet verkopen om geen verlies te maken.
Ontleding van de jaarrekening De overheid heeft de betrokkenen bij een bedrijf willen beschermen en verplicht ondernemingen jaarlijks een aantal elementaire financiële gegevens openbaar te maken, volgens opgelegd schema. de jaarrekening Grote vennootschappen moeten het uitgebreid schema indienen: ‐
Gemiddeld personeelsbestand is meer dan 100
‐
Aantal voltijdse equivalenten is meer dan 50 werknemers
‐
Jaaromzet meer dan 7 300 000,00 euro exclusief btw
‐
Balanstotaal groter dan 3 650 000,00 euro
bepaalde sectoren (banken, verzekeringsmaatschappijen) moeten volgens specifieke schema’s rapporteren.
uitzicht jaarrekening De jaarrekening van een onderneming wordt opgemaakt aan de hand van de gegevens uit de eindbalans en de resultatenrekening, aangevuld met een aantal andere gegevens. bestaat uit: ‐
De balans =overzichtelijke staat die de activa of vermogensaanwending en de passiva of vermogensbronnen van het afgesloten boekjaar weergeeft.
‐
De resultatenrekening =overzichtelijke staat die de samenstelling en de verwerking van het resultaat van het afgesloten boekjaar weergeeft
‐
o
Bedrijfsopbrengsten, ‐kosten
o
Financiële opbrengsten, ‐kosten
o
Uitzonderlijke opbrengsten, ‐ kosten
De toelichting = gedetailleerde informatie over de balanspoorten en over de kosten en opbrengsten
‐
De sociale balans = informatie over de tewerkstelling in de onderneming. indien meer dan 200 werknemers ook mobiliteitenanalyse.
Opmaken van de jaarrekening Jaarrekening wordt opgesteld, rekeninghoudend met volgende bepalingen: ‐
Na winstverdeling en toewijzing
‐
Na aftrekking waardeverminderingen en afschrijvingen
‐
Na omzetting in 000‐tallen
‐
Niet‐ compensaties van schulden en vorderingen of kosten en opbrengsten
‐
In vergelijking met de cijfers van vorig boekjaar.
Boekhoudprincipes opgelegd door de wetgever ‐
‐
‐
‐
Uitgangspunten o
Ondernemingsentiteit
o
Uitdrukking in geldwaarde
o
Bestendigheid
o
Continuïteit
gebeurtenissen o
Verantwoordingsstukken
o
Volledigheid
o
Niet‐ compensatie
o
Toekenning van kosten en opbrengsten aan een periode.
Realiteitsprincipe
Overeenstemmingsprincipe
Waarderingsregels o
Individuele waardering
o
Voorzichtigheid
o
Objectiviteit
o
Relevantie
Rapportering o
Periodiciteit
o
Vergelijkbaarheid
o
Getrouw beeld
Opstellen volgens INTERNATIONAL FINACIAL REPROTING STANDARDS (IFRS) of international accounting standards(IAS) IFRS = set van afspraken over hoe bedrijven hun jaarverslag moeten presenteren opgelegd door Europa voor geconsolideerde jaarrekeningen en beursgenoteerde bedrijven. 1. Volgens FAIR VALUE = volgens (reële) marktwaarde en niet volgens aankoopwaarde (historische waarde) boeken op basis van reële waarden moet een beter beeld geven van de actuele waarde van de bezittingen op de balans. zorgt voor transparantie binnen Europa Zorgt voor makkelijkere vergelijking tussen bedrijven/ concurrenten 2. Volgens amortized cost = activa die beheerd worden op basis van contractuele cashflow kunnen tegen de historische waarde worden geboekt
Openbaarmaking van de jaarrekening informatie moet beschikbaar zijn voor geïnteresseerden om te kunnen inschatten of het bedrijf financieel gezond is.
Formaliteiten bij de neerlegging en openbaarmaking Door nationale bank van België. De jaarrekening moet binnen de 30 dagen nadat zij is goedgekeurd door de algemene vergadering, bij de balanscentrale van de nationale bank van België neergelegd worden via elektronische weg. Als alles in orde is wordt na 15 dagen het jaarverslag gepubliceerd in BBS Deze neerlegging is niet gratis: ‐
Openbaarmakingskosten NBB
‐
Bekendmakingskosten BBS
‐
Verwerkingskosten commissie voor boekhoudkundige normen (CBN)
‐
Verwerkingskosten voor advies en verwerkingscomité op de onafhankelijkheid van de commissaris (ACCOC)
Ratioanalyse
1. Liquiditeitsratio a. Netto bedrijfskapitaal b. Current ratio c. Acid test d. Rotatievoorraden e. Rotatie handelsgoederen f. Rotatie handelschulden 2. Solvabiliteitsratio a. De schuldgraad b. Graad van financiële onafhankelijkheid 3. Rentabiliteitsratio a. Kaskosten en niet- kaskosten b. De verkoopmarge c. De netto rentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen d. Rentabiliteit van het totaal der activa
Liquiditeitsratio De liquiditeitsratio’s geven aan in hoeverre de activa en passiva met elkaar overeenstemmen en in welke mate de onderneming in staat is haar betalingsverplichtingen op korte termijn na te komen.
Het netto bedrijfskapitaal Het permanent en langdurig vermogen MOET GROTER ZIJN DAN de vaste activa. Het verschil = netto bedrijfskapitaal Uitgebreide vaste activa Beperkte vlottende activa - Realiseerbare activa - Liquide middelen
Eigen vermogen Netto bedrijfskapitaal = Deel van het eigen en vreemde vermogen op LANGE TERMIJN dat aangewend kan worden om de vlottende activa te financieren.
Vreemd vermogen op lange termijn
Vreemd vermogen op korte termijn
Netto bedrijfskapitaal = permanent vermogen – uitgebreid vaste activa = beperkt vlottende activa – vreemd vermogen op korte termijn een positief netto bedrijfskapitaal = ruimte om een deel van de vlottende middelen te financieren met langlopend vermogen. een negatief netto bedrijfskapitaal = niet alle vlottende middelen kunnen gefinancierd worden met langlopend vermogen. onderneming moet kortlopende schulden maken om aan een langlopende vermogensbehoefte te voldoen.
financieringstekort Current ratio De current ratio geeft de zelfde informatie als het netto bedrijfskapitaal, maar dan als een verhoudingsgetal. Hierdoor is de interpretatie en vergelijking makkelijker.
𝐜𝐮𝐫𝐫𝐞𝐧𝐭 𝐫𝐚𝐭𝐢𝐨 =
beperkt vlottende activa vreemd vermogen op korte tijd
Bedenking: In het beperkt vlottende activa zitten bestanddelen die niet zo vlottend zijn. - De ijzeren voorraad = voorraad die voordurend in de onderneming blijft - Slapende voorraden = voorraden die niet verkocht geraken.
De acid test De acid test houdt rekening met de meest liquide activa, waarvan de realisatie op korte termijn vrij zeker is.
𝐚𝐜𝐢𝐝 𝐭𝐞𝐬𝐭 =
vorderingen op ten hoogste 1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen schulden op ten hoogste 1 jaar
Bedenking: de meeste schulden kunnen nog veel vroeger vervallen dan de vorderingen waardoor de onderneming toch nog liquiditeitsproblemen krijgt. Daarom gaan we de rotatiesnelheid van de voorraden, de handelsvorderingen en de handelsschulden vergelijken.
Rotatie van de voorraden en bestellingen in uitvoering De omloopsnelheid van de voorraad duit de mate aan waarin de voorraad het magazijn verlaat en opnieuw gestockeerd wordt.
𝐨𝐦𝐥𝐨𝐨𝐩𝐭𝐢𝐣𝐝 =
kostprijs van de omzet gemiddelde voorraden en bestellingen in uitvoering
Kostprijs van de omzet = bedrijfkost – (verschil voorraad GIB,GP,BIU + geproduceerd V.A) -
GIB = GP = geproduceerd product BIU=
Beoordeling: hoe hoger de rotatie, hoe sneller de voorraden gerealiseerd worden en des te beter de liquiditeit. De voorraden zijn gedurende een korte termijn in de onderneming, waardoor het bedrijft snel liquide middelen heeft om schulden af te betalen.
Liquiditeit van de handelsvorderingen De omlooptijd van de handelsvorderingen geeft weer hoeveel keer per jaar de gemiddelde handelsvorderingen vernieuwd worden.
𝐨𝐦𝐥𝐨𝐨𝐩𝐬𝐧𝐞𝐥𝐡𝐞𝐢𝐝 𝐇𝐕 =
verkopen inclusief btw gem. handelsvorderingen < 1 𝑗𝑎𝑎𝑟
𝐚𝐚𝐧𝐭𝐚𝐥 𝐝𝐚𝐠𝐞𝐧 𝐤𝐥𝐚𝐧𝐭𝐞𝐧𝐤𝐫𝐞𝐝𝐢𝐞𝐭 =
365 omloopsnelheid van de handelsvorderingen
Beoordeling: het aantal dagen klantenkrediet kan vergeleken worden met de kredietvoorwaarden. Het aantal dagen mag niet hoger zijn dan het gem. aantal dagen krediet volgens de voorwaarden.
Liquiditeit van de handelsschulden De omloopsnelheid van de handelsschulden geeft aan hoeveel keer per jaar de gemiddelde handelsschulden worden vernieuwd.
𝐨𝐦𝐥𝐨𝐨𝐩𝐬𝐧𝐞𝐥𝐡𝐞𝐢𝐝 𝐇𝐒 =
jaaraankopen inc. btw gem. van de leveranciersschulden op < 1 𝑗𝑎𝑎𝑟
Jaaraankopen = handelsgoederen + grond- en hulpstoffen + ddg + btw op inkopen
# 𝐝𝐚𝐠𝐞𝐧 𝐥𝐞𝐯𝐞𝐫𝐚𝐧𝐜𝐢𝐞𝐫𝐬𝐤𝐫𝐞𝐝𝐢𝐞𝐭 =
365 omloopsnelheid handelsschulden
Beoordeling: dit moet goed geïnterpreteerd worden bij groot aantal dagen:
- Leverancier heeft veel vertrouwen - Dure financieringsbron indien er korting voor contant gegeven wordt. Gezamenlijke interpretatie van de liquiditeit van de handelsvoorraden, handelsvorderingen en handelsschulden. #dagen handelsvoorraden +# dagen handelsvordering #dagen handelsschulden.
Solvabiliteitsratio De solvabiliteitsratio meet de liquiditeit op lange termijn. Zij duidt de mate aan waarin de onderneming in staat is alle schulden af te betalen. -
Zij kan uitgaan van het vreemd vermogen = de schuldgraad Zij kan uitgaan van het eigen vermogen = de financiële onafhankelijkheid
De schuldgraad De schuldgraad geeft de mate aan waarin het vermogen van de onderneming bestaat uit vreemd vermogen en wordt op twee manieren voorgesteld.
𝐬𝐜𝐡𝐮𝐥𝐝𝐠𝐫𝐚𝐚𝐝 = 𝐬𝐜𝐡𝐮𝐥𝐝𝐠𝐫𝐚𝐚𝐝 =
vreemd vermogen eigen vermogen
vreemd vermogen ∙ 100 totaal vermogen
De graad van de financiële onafhankelijkheid
𝐠𝐫𝐚𝐚𝐝 𝐯𝐚𝐧 𝐟𝐢𝐧𝐚𝐧𝐜𝐢ë𝐥𝐞 𝐨𝐧𝐚𝐟𝐡𝐚𝐧𝐤𝐞𝐥𝐢𝐣𝐤𝐡𝐞𝐢𝐝 = 𝐠𝐫𝐚𝐚𝐝 𝐯𝐚𝐧 𝐟𝐢𝐧𝐚𝐧𝐜𝐢ë𝐥𝐞 𝐨𝐧𝐚𝐟𝐡𝐚𝐧𝐤𝐞𝐥𝐢𝐣𝐤𝐡𝐞𝐢𝐝 =
eigen vermogen vreemd vermogen
eigen vermogen ∙ 100 totaal vermogen
Beoordeling: hoe groter het eigen vermogen van de onderneming, hoe meer kredieten de onderneming zal kunnen opnemen bij derden. Omdat het eigen vermogen hier als waarborg kan dienen.
Rentabiliteitsratio’s = relatief resultaat van de onderneming. personen die in de onderneming hebben belegd willen weten welke vergoeding ze krijgen voor het kapitaal dat ze verstrekt hebben. Deze vergoeding moet uit het resultaat gehaald worden. Kaskosten en niet kaskosten Kaskosten = kosten die onmiddellijk of op vrij korte termijn, met een betaling gepaard gaan. (handelsgoederen, ddg, bezoldigingen, sociale lasten, …) Niet kaskosten = kosten die niet op korte termijn met betaling gepaard gaan. ( afschrijvingen, voorzieningen, waardeverminderingen,…) niet kaskosten gaan dus niet met de kasstroom gepaard. Daardoor zijn ze makkelijk te manipuleren en kunnen ze het resultaat regelen. men zal daarom bij de rentabiliteitsratio’s onderscheid maken tussen kaskosten en niet kaskosten. Het bruto resultaat Brutoresultaat = opbrengsten – kaskosten = bedrijfswinst + afschrijvingen + waardeverminderingen + voorzieningen Netto resultaat Netto resultaat = opbrengsten – alle kosten = bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten
De verkoopmarges (voor belastingen) 𝐛𝐫𝐮𝐭𝐨 𝐯𝐞𝐫𝐤𝐨𝐨𝐩𝐦𝐚𝐫𝐠𝐞 = 𝐧𝐞𝐭𝐭𝐨 𝐯𝐞𝐫𝐤𝐨𝐨𝐩𝐦𝐚𝐫𝐠𝐞 =
bruto bedrijfsresultaat ∙ 100 verkopen
netto bedrijfsresultaat ∙ 100 verkopen
Verkopen = omzet + andere bedrijfsopbrengsten
Beoordeling: de bruto en de netto verkoopmarges moeten samen bekeken worden. de verkoopmarge is vooral interessant omdat ze de onderneming beoordeelt in haar “core business”, los van financiële of uitzonderlijke resultaten.
Netto rentabiliteit van het eigen vermogen na belastingen 𝐧𝐞𝐭𝐭𝐨 𝐫𝐞𝐧𝐭𝐚𝐛𝐢𝐥𝐢𝐭𝐞𝐢𝐭 𝐯𝐚𝐧 𝐡𝐞𝐭 𝐞𝐢𝐠𝐞𝐧 𝐯𝐞𝐫𝐦𝐨𝐠𝐞𝐧 =
resultaat van het boekjaar ∙ 100 eigen vermogen
Beoordeling: deze ratio geeft aan hoeveel de winst bedraagt in verhouding met het geïnvesteerde eigen vermogen. = beloning voor de aandeelhouders voor hun investering.
Rentabiliteit van het totaal der activa (voor belastingen) Het resultaat wordt beoordeeld ten opzichte van het totaal der geïnvesteerde middelen.
𝐛𝐫𝐮𝐭𝐨 𝐫𝐞𝐧𝐭𝐚𝐛𝐢𝐥𝐢𝐭𝐞𝐢𝐭 = 𝐧𝐞𝐭𝐭𝐨 𝐫𝐞𝐧𝐭𝐚𝐛𝐢𝐥𝐢𝐭𝐞𝐢𝐭 =
bruto resultaat ∙ 100 totaal der activa
netto resultaat ∙ 100 totaal der activa
Het resultaat bevat naast het bedrijfsresultaat ook financieel en uitzonderlijk resultaat. Beoordeling: de rentabiliteit van het totaal der activa geeft weer welk resultaat bekomen wordt per 100 EUR geïnvesteerd vermogen., maar blijft onafhankelijk van de manier waarop de onderneming gefinancierd wordt. Daardoor kan de ratio gemakkelijk vergeleken worden met andere ondernemingen. De financiële structuur van elke onderneming is namelijk anders.
Doelstellingen van de bedrijfseconomische analyse Voor beleggers in aandelen rentabiliteit van het eigen vermogen = grotere winsten liquiditeitspositie = uitkering van dividenden mogelijk solvabiliteit = kans op faling
Schuldeisers Liquiditeitspositie = snel betalen van schulden solvabiliteit = kans op faling, risico schulden terugbetaald krijgen
Klanten solvabiliteit = zekerheid van blijvende leveringen
Werknemers rentabiliteit = economische leefbaarheid liquiditeit = uitbetalen van lonen op juiste tijdstippen solvabiliteit = blijvende werkzekerheid
Overheid en rechtbanken Rentabiliteit = hogere belastingen solvabiliteit = werkgelegenheid liquiditeit = economische leefbaarheid
Bedrijfsleiding Volledige analyse voor intern controle systeem en voor het nemen van bepaalde beslissingen.
Stakeholders De stakeholders worden onderverdeeld in 3 groepen: 1. De actieve of primaire stakeholders via geld of goederen transacties hebben ze een directe relatie met de onderneming (klanten, leveranciers, werknemers,..) 2. Passieve of secundaire stakeholders oefenen geen rechtstreekse invloed uit op de ondernemingen (overheid, buurtbewoners, vakbonden, werkgeversorganisaties, concurrenten,…) 3. Solidaire stakeholders zijn solidair met de zwaksten (milieugroepen, buurtcomités,… De stakeholders bevinden zich zowel in de interne als de externe omgeving van het bedrijf: 1. Interne omgeving = werknemers, eigenaars,… 2. Externe omgeving = actiegroepen, klanten, leveranciers, concurrenten
Het stakeholder waarde perspectief Het stakeholder warde perspectief benadrukt verantwoordelijkheid boven winstgevendheid en ziet organisaties hoofdzakelijk als coalities die alle betrokkenen moeten dienen. Er wordt niet alleen gestreefd naar financiële eisen, maar ook naar waarden die moeten worden nageleefd die ook ethische en maatschappelijke verantwoorde elementen bevatten. Er wordt gezocht naar een gezond evenwicht tussen de verschillende eisen van de verschillende stakeholders.
Starten met een eigen zaak Cijfers worden onderzocht door ondermeer het neutraal syndicaat voor zelfstandigen (NSZ).
Motieven om een eigen zaak te starten: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Toepassing ontwikkeld (gat in de markt ontdekt) Droom willen waarmaken Variatie in werk Vrijheid/ zelfstandig Uit passie voor iets Hobby als beroep willen uitoefenen Waardering krijgen van de klanten Hoger loon Zelf uren en opdrachten bepalen Meer controle over het werk Leiding willen geven Op eigen tempo groeien
Vaardigheden om te starten als zelfstandige: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Creatief zijn Risico’s durven nemen Stressbestendig Vlot kunnen beslissen Kritische blik hebben Sterk karakter hebben Positief ingesteld zijn Oog hebben voor opportuniteiten
Nadelen: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Vaak van nul beginnen Veel risico’s Weinig kennis over startvoorwaarden Administratieve overlast Veel administratieve verplichtingen en formaliteiten Geen vast inkomen
Starten als ondernemer in België ‐ ‐
Het duurt in ons land nog 4 dagen en 3 stappen om te starten als ondernemer. Hoe hoger de opleiding, hoe lager de zin om te ondernemen. Hogere opleidingen kunnen de risico’s beter inschatten.
Keuze van de ondernemingsvorm Eenmanszaak of vennootschap
eenmanszaak
Vennootschap
Oprichtingsvoorwaarden en Inschrijven in het handelsregister, Veel formaliteiten: formaliteiten BTW‐nummer, inschrijven bij minimum kapitaal sociale zekerheid,.. financieel plan … Eigendom
Van 1 persoon
Van 1 of meerdere personen
Aansprakelijkheid
Onbeperkt
Gedragen door alle vennoten
Leiding
Door 1 persoon
1 of meerdere vennoten of derden
Rechtspersoonlijkheid
geen
wel
Continuïteit
Onzeker (ziekte,..)
Vrij zeker door regeling in vennootschapscontract
Resultaat
Winsttoekenning zonder formaliteiten
Winstverdeling volgens bepalingen in de wet en in de statuten
Belasting
Personenbelasting
Vennootschapsbelasting (voordelig voor hoge inkomens)
boekhouding
Enkelvoudige boekhouding
Dubbelboekhouding Publicatie jaarrekening Algemene vergadering
Vennootschappen: nv, bvba, ebvba, vof besloten vennootschap ‐ ‐
Toetreding is moeilijk Aandeelhouders zijn gekend
Naamloze vennootschap ‐
Aandeelhouders zijn niet gekend
Vennootschap onder firma
Vergelijkende studie
Naamloze vennootschap = nv
vennoten
Inbreng in nature
besloten Één mansvennootschap met beperkte aansprakelijkheid
= bvba
= ebvba
Ten minste twee. Natuurlijke en rechtspersonen toegelaten
oprichtingsakte kapitaal
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Één enkele natuurlijke persoon
Authentieke/notariële akte Geplaatst: Min. € 61 500, 00
Geplaatst: Min. € 18 550, 00
Volstort: ¼ van de aandelen € 61 500,00
Volstort: 1/5 van de aandelen € 6 200,00
Waarde bepaald door bedrijfsrevisor
Volledige inbreng
Vennootschap onder firma = vof
Minstens 1. Wanneer er één overblijft ontbinding van rechtswege Onderhandse akte volstaat Geen minimum. Inbreng in geld, goederen en arbeid mogelijk.
Geen wettelijke verplichtingen
Ten minste ¼ en binnen de 5 jaar na oprichting volledig zijn Inbreng in speciën rechtspersoonlijkheid Aansprakelijkheid vennoten
Voor opstart op geblokkeerde gestort zijn en bewijs afgegeven aan notaris.
Geen wettelijke verplichting
ja
Onvolkomen
Beperkte aansprakelijkheid: beperkt tot inbreng
Hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk
Financieel plan
aandelen
Ja: verantwoording kapitaal oprichting veranderen. Blijft geheim tenzij binnen de 3 jaar failliet. Slecht financieel plan volledig aansprakelijk
Niet noodzakelijk
1. Met nominale waarde: ingeschreven in vennotenregister 2. Gedematerialiseerd aandelen: op naam ingeschreveen bij de bank 3. Aandelen aan toner
Aandelen met gelijke waarde op naam. Er zijn specifieke meerderheden nodig om overdracht goed te keuren
Geen
Register der vennoten
Verplicht bij aandelen op naam
verplicht
Geen
obligaties
Uitgifte obligatielening is toegelaten
Enkel uitgifte op naam
geen
bestuur
Minstens 3 door algemene vergadering benoemd voor termijn van 6 jaar.
1 of meerdere zaakvoerders, al dan niet benoemd in de statuten
Volledig vrij
Ze kunnen ten alle tijden door algemene vergadering ontslaan worden Algemene vergadering
Samenkomst aandeelhouders, minstens 1 keer per jaar.
Duur onderneming controle
Geen
onbeperkt Verplicht vanaf 100 werknemersaantal. Door commissaris ‐ revisor
weinig
NV
Oprichtingsakte
Notariële akte
aansprakelijkheid
Beperkte aansprakelijkheid na tekenen notariële akte, behalve als bank vraagt om voor alles Onbeperkte en hoofdelijke garant te staan. aansprakelijkheid
BVBA
EBVBA
VOF Geen notariële akte, maar onderhandse akte bij opstarting
Beleggen Beleggingscriteria 1. Rendement = huur, meerwaarde, intrest,… 2. Liquiditeit = omzetbaarheid in geld 3. Looptijd = duur van de belegging 4. Waardevastheid = onderhevig aan inflatie, waardewijziging 5. Fiscaliteit = belastingvrij, liberatoire roerende voorheffing 6. Risico = hogere rente gaat vaak gepaard met hoger risico. liberatoir : belasting wordt geheven op interest, maar moet later niet meer aangegeven worden bij personenbelasting. roerende voorheffing: bronheffing = belasting wordt geheven voor uitbetaling. Hierdoor krijgt begunstigde dat bedrag niet in handen.
Beleggingsvormen Kapitaalgoederen (roerend en onroerend) 1. Rendement huur, pacht, meerwaarde 2. Liquiditeit meestal niet liquide, goud is uitzondering 3. Looptijd meestal meer dan een jaar 4. Waardevastheid waarde stijgt mee met inflatie 5. Fiscaliteit huur, meerwaarde is niet belastbaar, wel roerende voorheffing op gebouwen en grond berekend op kadastraal inkomen (= geschatte netto huurwaarde) 6. Risico variabele opbrengst, huur is risicoloos
Geldkapitaal De spaarrekening Belegging tegen rentevoet voor onbepaalde tijd. 1. Rendement bestaat uit basisrente en getrouwheidspremie 2. Liquiditeit zeer liquide 3. Looptijd onbepaald 4. Waardevastheid waardedaling door inflatie gedeelte gecompenseerd door intrest 5. Fiscaliteit onder 1 770,00 EUR vrij van roerende voorheffing 6. Risico intrestvoet kan wijziging zonder dat bank dat op voorhand meedeelt. basisrente: ‐
1 basisrente per rekening.
‐
Maximumgrens vastgelegd: o
Niet hoger dan 3% (Belgische wet) percentage voor basisherfinancieringstransacties van de ECB. (Europa) hoogste percentage geldt 10december voor eerste semester van volgend jaar 10 juni voor twee semester van volgend jaar
getrouwheidspremie: ‐
Maximum 50% van de basisrente.
‐
Wordt berekend volgens LIFO
‐
Recht op getrouwheidspremie als bedrag 12 opeenvolgende maanden op eenzelfde rekening staat of 11 opeenvolgende maanden binnen 1 kalenderjaar.
Valutadagen: ‐
Dag waarop spaarrekening rente begint op te brengen.(dag storting +1)
‐
Dag waarop spaarrekening stopt rente op te brengen.(dag van opvraging)
depositogarantie:
‐
Bij faling bank staat de overheid garant voor 100 000,00 EUR. Per persoon per bank.
‐
Banken worden streng gecontroleerd door FSMA (= autoriteit voor financiële diensten en markten.
De termijnrekening Bepaalde som wordt voor een bepaalde periode tegen een vooraf vastgelegde rentevoet belegd. 1. Rendement afhankelijk van looptijd 2. Liquiditeit op vervaldag 3. Looptijd zoals afgesproken 4. Waardevastheid dalend door inflatie 5. Fiscaliteit liberatoire roerende voorheffing 6. Risico risicoloos liquiditeit: als je het geld op vervaldag wilt hebben dan moet je enkele dagen op voorhand iets laten weten anders wordt de belegging stilzwijgend verlengd voor dezelfde periode Kapitalisatie van de rente: bij verlengen wordt de rente mee opgenomen in de nieuwe belegging waardoor het rendement kan stijgen. Bij een herbelegging gelden de nieuwe marktrentevoeten. De tak21‐rekeningen Beleggingen met verzekeringsproducten aan verbonden.
‐
Bij overlijden wordt bepaald kapitaal gestort.
‐
Bij nog in leven zijn wordt afgesproken kapitaal op vervaldag gestort.
‐
Exact rendement is vooraf niet gekend.
De effecten Sinds 2008 zijn de effecten aan toonder afgeschaft. De kasbon ‐
Onderheven aan roerende voorheffing
‐
Niet erg liquide
3 soorten kasbons: 1. Kasbon zonder mogelijkheid tot kapitalisatie 2. Kasbon met verplichte kapitalisatie 3. Kasbon met optie tot kapitalisatie De staatsbon ‐
Onderheven aan roerende voorheffing
‐
Liquide door verhandelbaarheid op de beurs.
soorten staatsbons: 1. 5‐7: staatsbon op 5 jaar met mogelijkheid tot verlenging naar 7jaar 2. 3‐5‐7: staatsbon met looptijd van 7jaar met uitstapmogelijkheid na 3 en 5jaar. Rentevoer kan op zelfde moment worden opgetrokken. 3. 5‐1: staatsbon op 5 jaar met jaarlijkse herziening van de rentevoet. 4. Staatsbon met vaste looptijd en jaarlijkse uitbetaling rente
De obligatie Uitgegeven door bedrijf of staat (vervangen door staatspapier) Wordt terugbetaald tegen: ‐
Beneden pari = onder nominale waarde
‐
À pari = nominale waarde
‐
Boven pari = boven nominale waarde
Risico zal de emittent de intrest jaarlijks kunnen uitbetalen? (kredietwaardigheid van de onderneming) Soorten obligaties: ‐
Achtergestelde obligaties als laatste rechten kunnen uitoefenen.
‐
Bevoorrechte obligaties als eerste rechten kunnen uitoefenen.
‐
Bedrijfsobligaties uitgegeven door een bedrijf
‐
Staatsobligaties uitgegeven door de staat
‐
Zero‐bond of nulcoupon obligaties geen rente wel hogere terugbetalingsprijs
‐
Converteerbare obligaties omzetbaar in aandelen
‐
Reserve convertible hogere gewaarborgde coupon (vaak op korte tijd)
‐
Obligatie met warrant vergelijkbaar met converteerbare, maar warrant en obligatie zijn loskoppelbaar van elkaar.
‐
De lotenlening soort staatbon op lange termijn >60j. met mogelijkheid tot vroegere uitbetaling of uitbetaling met extra premie., lage rentevoet.
‐
Obligatie met call‐optie de emmittent heeft recht om obligatie vroeger terug te betalen.
‐
Obligatie met put‐optie de houder kan vroegere terugbetaling vragen.
Het aandeel Je wordt mede‐eigenaar van de onderneming en hebt dus medezeggenschap.
‐
Onderheven aan roerende voorheffing (15% of 25%)
‐
Verhandelbaar op de beurs.
Beleggingsfondsen ‐
BEVEK: beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal (BE)
‐
BEVAK: beleggingsvennootschap met vast kapitaal (BE)
‐
Sicav: beleggingsvennootschap met variabel kapitaal (LUX)
‐
Sicaf: beleggingsvennootschap met gefixeerd kapitaal (LUX)
‐
Privak: belegt in nieuwe nog niet‐beursgenoteerde bedrijven ( in durf kapitaal)
Kenmerken: Beleggingsfondsen beleggen met verkregen kapitaal in beursgenoteerde bedrijven. Roerende voorheffing kan vaak vermeden worden omdat ze hun deelbewijzen gaan verhandelen en meerwaarde niet onderheven is aan RV in tegenstelling tot intresten. o
Aandelenbeveks zonder couponuitkering moeten geen RV betalen
o
Obligatiebeveks en aandelenbevecs met couponuitkering wel
Er zijn geen vaste terugbetaaldata voorzien
De effectenrekening = dematerialisering van de effecten ‐
Aan een effectenrekening is altijd een zichtrekening gekoppeld om opbrengsten op te crediteren.
‐
Effectenrekeningen zijn op naam waardoor anonimiteit wegvalt en ze bij overlijden onder de successierechten vallen
Ethisch beleggen Hier kiest men liet louter om het rendement, men gaat kiezen voor bedrijven die hun verantwoordelijkheid opnemen op sociaal, ecologisch en maatschappelijk vlak.
De Europese spaarrichtlijn Gegevensuitwisseling= gegevens worden door verschillende landen uitgewisseld waardoor de staat RV kan heffen op intresten verkregen in het buitenland. Bronheffing:
roerende voorheffing van 35% wordt geheven in land van de belegging. Na 10 jaar moeten deze landen overstappen naar de gegevensuitwisseling.
De wisselbrief
De wisselbrief als zekerheid van betaling Gebruik van de wisselbrief
de klant gaat een goed of dienst aankopen bij de leverancier en ontvangt hiervoor een verkoopfactuur. Klant kan voorstellen om te betalen met een wisselbrief en krijgt zo uitstel van betaling extra op de betalingstermijn van het factuur. de wisselbrief is een document dat wordt ingevuld door de verkoper, getekend door de koper en daarna bijgehouden door de verkoper tot de vervaldag. Op de vervaldag int leverancier de nominale waarde. de wisselbrief is een zekerheid van betaling omdat wie de wisselbrief protesteert (=weigert te betalen) op een zwarte lijst komt van de nationale bank. Hierdoor gaat betrokkene(klant) meer moeite doen om wissel brief te betalen dan om een factuur te kunnen betalen. trekker kan aan betrokkene vragen om AVAL te tekenen. De AVAL-tekenaar staat borg voor als de betrokkene niet kan betalen. Vaak gaat de betrokkene persoonlijk en dus met zijn eigen privé vermogen AVAL tekenen.
Innen van de wisselbrief op vervaldag De trekker houdt wisselbrief bij zich. 1. De trekker gaat op de vervaldag de wisselbrief aanbieden bij de klant. 2. In geval van een gedomicilieerde wisselbrief gaat de trekker de wisselbrief aanbieden bij de bank van de betrokkene.
Trekker gaat zijn bank inschakelen. De trekker gaat de wisselbrief ter incasso aanbieden bij zijn bank. Trekker wordt endossant en de bank wordt de geëndosseerde zonder eigendomsoverdracht. op wisselbrief wordt genoteerd: “ betaal aan order van de bank ter incasso”. Op de vervaldag gaat de bank het bedrag uitbetalen aan de trekker en het geld van de rekening van de betrokkene halen.
Wisselbrief als kredietwissel (discontokrediet) Cliëntendiscontokrediet = klanten- = cedentendiscontokrediet na acceptatie en domiciliëring kan trekker wisselbrief verkopen aan zijn bank. = verdisconteren (bank spreekt op voorhand kredietlijn af, indien deze overschreden is kan bank weigeren.)
Werking 1. Trekker gaat wisselbrief aanbieden aan de bank. 2. Bank betaalt contante waarde = Nominale waarde - disconto (soort intrest) - incassoprovisie (=kostprijs ter beschikkingstelling krediet) - discontotaks (=0,62euro per wisselbrief) = contante waarde 3. Op vervaldag gaat bank van de trekker het bedrag van de nominale waarde debiteren van de rekening van de betrokkene.
Berekenen contante waarde Contante waarde = nominale waard – disconto – incassoprovisie – discontotaks Disconto =
𝑘𝑎𝑝𝑖𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑥 𝑖𝑛𝑡𝑟𝑒𝑠𝑡 𝑥 𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 100 𝑥 365
Leveranciersdiscontokrediet Deze wisselbrief bevat extra document. De wisselbrief wordt verdisconteerd aan de bank van de betrokkene. Hierdoor draagt de betrokkene de kosten.
Werking 1. Trekker gaat met geaccepteerde en gedomicilieerde wisselbrief naar de bank van de betrokkene. 2. Trekker ontvangt nominale waarde. 3. Op vervaldag debiteert de bank de rekening van de betrokkene met het bedrag van de nominale waarde + extra kosten. a. Extra kosten/discontokosten (kunnen) direct bij betaling NW aan trekker gedebiteerd worden van de rekening van de betrokkene.
Wisselbrief als betaalmiddel Een wisselbrief wordt aan order opgesteld = de naam van de begunstigde staat op voorkant. Trekker van de wisselbrief aan een klant (1) gaat de wisselbrief doorgeven aan zijn leverancier. Hierdoor wordt de trekker de endossant de nieuwe leverancier de geëndosseerde met eigendomsoverdracht. op de vervaldag moet de klant (1) betalen aan de geëndosseerde.
Gewone endossement De geëndosseerde wordt aangebracht op de keerzijde van de wisselbrief en de endossant tekent voor eigendomsoverdracht.
Blanco endossement Enkel de endossant gaat de wisselbrief tekenen voor eigendomsoverdracht. De geëndosseerde komt niet op de wisselbrief waardoor de wisselbrief verder kan doorgegeven worden zonder dat geëndosseerde op de wisselbrief komt. (=onveilig) In beide gevallen spreken we van hoofdelijke aansprakelijkheid. De eerste betrokkene wordt aansprakelijk gesteld bij wanbetaling.
Incassoprocedure De nieuwe incassoprocedure houdt in dat alle wisselbrieven, waarbij een bank betrokken wordt, verwerkt, behouden en geprotesteerd wordt door de NBB.
Kredieten Kredieten op lange termijn Lening op afbetaling = financiering financiering voor materiële, roerende goederen en diensten. 1. aangaan van een lening bij de bank 2. bank betaalt bedrag rechtstreeks aan verkoper 3. afbetaling bedrag + intrest verloopt periodiek (maandelijks , driemaandelijks, semestrieel) Het maandelijks af te lossen bedrag = mensualiteit
Hypothecaire lening Financiering van een onroerend goed. Hierbij wordt een waarborg gegeven als hypotheek. Wanneer lening niet kan worden afbetaald kan bank de hypotheek verkopen en de opbrengst gebruiken om de lening af te betalen. afsluiten schuldsaldoverzekering = garandeert terugbetaling van het kapitaal dat overeenstemt met het nog af te lossen bedrag. Wanneer de kredietnemer overlijdt voor de vervaldag. Afbetaling volgens vast aflossingsplan: Een vaste rentevoet Een variabele rentevoet Een hypothecaire lening kan enkel afgesloten worden door natuurlijke personen. het kan dus ook afgesloten worden voor gedeeld gebruik. Hier zijn de intresten volledig aftrekbaar van het beroepsinkomen ALS de lening werd aangegaan voor het deel van de woning dat voor beroepseinden wordt gebruikt. Extra kosten: ‐ ‐ ‐
Notariskosten = vastleggen hypotheekrechten Dossierkosten en schattingskosten Premie voor schuldsaldoverzekering
Krediet op korte termijn Discontokrediet ‐
‐
Leveranciersdiscontokrediet : ten gunste van de leverancier leverancier ontvangt nominale waarde Kantendiscontokrediet: ten gunste van de klant. leverancier ontvangt contante waarde.
Het leverancierskrediet Dit is de betalingstermijn waarin de klant de factuur moet betalen. Er moet geen interest worden betaald op dit bedrag, maar de klant verliest wel de korting voor contante betaling. Deze korting kan soms duurder zijn dan bankenkrediet.
Het kaskrediet De klant heeft de mogelijkheid om onder nul te gaan op zijn zichtrekening. Hierbij wordt de dagelijkse rente berekend op het bedrag dat de klant onder nul staat. rentevoet ligt hier hoger dan bij investeringskredieten intresten zijn fiscaal aftrekbaar afbetaling rente gebuikt per kwartaal Extra kosten: o o o
Debetrente Administratiekosten Provisie (te betalen op hoogst geleende bedrag)