Agentschap BPR heet per 1 maart 2015 Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)
Meer informatie: www.rvig.nl
BPRkwaliteitsbrochure JUNI 2007
IN DIT NUMMER
Ter introductie
1
Derde cyclus GBA-audit
2
Het inhoudelijk deel van de audit
3
Het procesmatige deel van de audit 4 Het privacydeel van de audit
4
Auditrapportage
5
Handreiking procesmatig deel GBA-audit
5
Toezicht College bescherming persoonsgegevens op de uitvoering van de (her)audit-GBA
5
Vergoeding audit 2007
6
Gewijzigde Regeling periodieke audit GBA en Verdelingslijst gemeenten 6 Tijdig uitvoeren van de (her)audit GBA en tijdig toezenden van de managementsamenvatting en het controleverslag naar het agentschap BPR
7
Uitgangspunten bij de uitvoering van de inhoudelijke GBA-audit
8
Regeling bewaring GBA-bescheiden 16 Standpunt van het agentschap BPR naar aanleiding van vragen gemeenten
18
Initiële vulling SoFi-nummer
23
Onherstelbare fouten
24
Periodieke en éénmalige selecties/speciale acties
27
BPR Servicedesk, nieuw telefoonnummer
28
NR.
40
Ter introductie… Op 1 juli van dit jaar start de nieuwe, 3e ronde voor de GBA-audit. Daarom is deze kwaliteitsbrochure geheel gewijd aan de GBA-audit en daarmee in het bijzonder interessant voor diegenen die betrokken zijn bij de uitvoering van de audit. De GBA-audit is vernieuwd op basis van de evaluatie die onder gemeenten is uitgevoerd. De drie onderdelen – het inhoudelijke deel, het procesmatige deel en het privacydeel – zijn in meer of mindere mate gewijzigd. Dit is in nauw overleg gebeurd met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB). Ook de auditinstellingen die de audit bij de gemeenten uitvoeren, zijn geraadpleegd. De belangrijkste wijziging betreft het procesmatige deel van de audit. Deze wijziging bestaat er in de eerste plaats uit dat u als gemeente zelf meer verantwoordelijk wordt voor het procesmatige deel van de audit, via een zelfevaluatiemethode. Hiermee wordt de gemeente nog meer betrokken bij dit onderdeel van de audit en is de audit niet alleen een controlemiddel voor het ministerie, maar vooral een kwaliteitsinstrument van de gemeente. De auditor beperkt zich tot het controleren van de juistheid van een aantal door de gemeente ingevulde antwoorden. Een tweede wijziging met betrekking tot het procesmatige deel betreft de nieuwe vragenlijst. De vragen zijn specifieker gericht op de
resultaten van de processen en er zijn niet langer vragen opgenomen met betrekking tot onderwerpen die niet wezenlijk bijdragen aan de continuïteit, integriteit en exclusiviteit van de GBA. Ook is een nieuw onderdeel opgenomen voor de terugmeldvoorziening (TMV), die met de invoering van de GBA als basisregistratie tot stand komt. De digitale versie van de vragenlijsten voor het procesmatige deel kunt u eind juni a.s. vinden op de website van BPR (www.bprbzk.nl). Hierover ontvangt u te zijner tijd nog nader bericht. Dit instrument is vergelijkbaar met dat van de zelfevaluatie reisdocumenten en er is een mogelijkheid tot benchmarken met andere gemeenten. Op het procesmatige deel vindt een controle plaats door de auditinstelling. Deze controle heeft betrekking op een paar vragen en is vooral bedoeld om te bezien of u de vragenlijst goed heeft ingevuld. Van deze controle maakt de auditinstelling een apart rapport dat los staat van de rapportage van de onderdelen inhoud en privacy. >
BPR kwaliteitsbrochure is een periodiek uitgegeven door het agentschap BPR Het agentschap BPR is een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
vervolg p.1
Het inhoudelijke deel waarin de persoonslijsten van gemeenten worden bekeken, heeft een paar wijzigingen ondergaan, die niet afdoen aan de opzet. Zo zijn meer documenten aangemerkt als brondocument. Tot nu toe betrof het met name de akten van de burgerlijke stand en rechterlijke uitspraken. Nu komen daar bijvoorbeeld ook de buitenlandse brondocumenten bij. De in de GBA opgenomen gegevens worden dus aan de hand van meer bronnen gecontroleerd. Dit komt de kwaliteit van de GBA ten goede. Het onderdeel privacy is op een paar kleine onderdelen aangepast. Zo is een vraag uit het privacydeel naar het procesmatige deel verhuisd. Niet alle punten die bij de evaluatie van de tweede ronde audits zijn geconstateerd, zijn in deze wijziging van de regeling opgenomen. Dit komt omdat een aantal aanpassingen pas mogelijk is na wijziging van de Wet GBA of het Besluit GBA. Zoals wellicht bekend is, wordt deze wet- en regelgeving gewijzigd voor ondermeer de modernisering van de GBA.
In dit traject wordt ook de verdere herziening van de audit GBA meegenomen. Verder is van belang dat het College bescherming persoonsgegevens strenger zal gaan toezien op het tijdig uitvoeren van de (her)audit door gemeenten. Ook hierover kunt u meer lezen in deze kwaliteitsbrochure. Tot slot en zeker niet onbelangrijk, vindt u in deze brochure informatie over hoe om te gaan met de zogenaamde ‘onherstelbare fouten’ in het inhoudelijke deel van de audit. Dit is een steeds weer terugkerende vraag. Alle geldende regels worden hier op een rij gezet. Ik hoop met deze brochure voldoende bij te dragen aan de door u uit te voeren audit en wens u daarbij succes.
Guus Rutgers Directeur Agentschap BPR
Derde cyclus GBA-audit Op 1 juli 2007 start de derde cyclus van de GBA-audit. De vernieuwing vloeit voort uit de evaluatie die na de tweede audit cyclus is uitgevoerd. De resultaten van die evaluatie zijn aanleiding geweest de Regeling periodieke audit GBA te wijzigen. De evaluatie wees uit dat de bestaande audit op een aantal onderdelen niet effectief genoeg is binnen de huidige GBA. Bovendien zou de audit in zijn huidige vorm minder toegesneden zijn op de ontwikkelingen in de gemoderniseerde GBA. Een algehele aanpassing van de audit is op dit moment echter nog niet mogelijk omdat de modernisering GBA nog gaande is. Daarom is ervoor gekozen dat de aanpassingen in de derde cyclus een opmaat dienen te zijn voor de toekomstige audit die past binnen de gemoderniseerde GBA. De belangrijkste wijziging die nu heeft plaatsgevonden betreft het procesmatige deel van de audit. Deze houdt in dat de vragenlijst is gewijzigd en daarnaast is dit onderdeel van de audit omgevormd tot een zelfevaluatie instrument. Ook het inhoudelijke deel en het privacydeel van de audit zijn gewijzigd, zij het minder vergaand dan het procesmatige deel. De wijziging van de Regeling periodieke audit GBA is gepubliceerd in Staatscourant 2007, nr. 43. In deze Kwaliteitsbrochure zal worden ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in het inhoudelijke deel van de audit (waaronder de zogenaamde ‘onherstelbare fouten’), het procesmatige deel en het privacydeel. De nieuwe verdelingslijst waarin wordt aangegeven in welke periode een gemeente de audit moet (laten) uitvoeren alsmede de circulaire betreffende de gewijzigde Regeling periodieke audit GBA, zijn als bijlage bij deze kwaliteitsbrochure opgenomen.
2
BPR kwaliteitsbrochure
Het inhoudelijk deel van de audit Het aantal bescheiden dat ten behoeve van de audit als brondocument wordt aangemerkt, is uitgebreid. Toegevoegd zijn nagenoeg alle documenten die worden genoemd in de Regeling bewaring GBA-bescheiden (Stcrt. 2005, 175). Deze regeling bepaalt hoe lang documenten die zijn gebruikt voor de verwerking van GBA-gegevens dienen te worden bewaard. De documenten zijn namelijk van belang voor de controle of de gegevens op de persoonslijst terecht en juist zijn opgenomen. Verderop in deze kwaliteitsbrochure treft u de regeling aan. In de circulaire betreffende de gewijzigde Regeling periodieke audit GBA is verduidelijkt dat aan de auditor slechts die brondocumenten hoeven te worden overgelegd die bij de gemeente aanwezig dienen te zijn of waarvan alsnog een exemplaar kan worden verkregen. Dat brondocumenten bewaard moeten worden, volgt reeds uit de Archiefwet 1995. De bij de audit over te leggen documenten worden genoemd in artikel 1, tweede lid, van de Regeling periodieke audit GBA. In onderdeel c. van het genoemde artikellid wordt verwezen naar Bijlage 4 bij die regeling. Bijlage 4 Documenten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder c, Regeling periodieke audit GBA • Bescheiden gebruikt voor de eerste inschrijving van betrokkene in Nederland, voor zover het bescheiden betreft die niet uit een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd • Bescheiden gebruikt bij opname, wijzigen en corrigeren van
• Bescheiden betreffende het bezit, de verkrijging en het verlies van bijzonder Nederlanderschap, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft • Bescheiden betreffende het bezit, de verkrijging en het
gegevens betreffende naam, geboorte, geslacht en afstam-
verlies van een niet-Nederlandse nationaliteit, voor zover
ming in alle categorieën van de persoonslijst, bescheiden
het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
gebruikt bij het verwijderen van historische oudergegevens en bescheiden waaruit de datum rechtsgeldigheid van genoemde gegevens blijkt, voor zover die bescheiden niet uit een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd • Bescheiden betreffende het opnemen, wijzigen van gegevens
• Aangifte van (her)vestiging in Nederland, van adreswijziging (niet zijnde emigratie) en overige bescheiden betreffende het verblijf en het adres • Bescheiden betreffende het aanwijzen van instellingen, bedoeld in artikel 67 van de Wet GBA
inzake het aangaan of het ontbinden van huwelijk/geregistreerd
• Bescheiden betreffende het bezit van een buitenlands
partnerschap, voorzover het bescheiden betreft die niet uit een
reisdocument, voor zover het de vermelding van dit
Nederlands register kunnen worden gereproduceerd
gegeven in de GBA betreft
• Bescheiden betreffende het opnemen en wijzigen van overlij-
• Bescheiden betreffende het opnemen of wijzigen van
densgegevens, voor zover het bescheiden betreft die niet uit
gegevens met betrekking tot Nederlandse reisdocumenten,
een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd
voor zover deze gegevens niet in de reisdocumenten-
• Verklaring onder eed of belofte, als bedoeld in artikel 36, tweede lid van de Wet GBA • Bescheiden betreffende het naamgebruik • Bescheiden afkomstig van de Nederlandse burgerlijke stand • Bescheiden afkomstig van het persoonsregister, het archiefregister en het elektronisch hulpregister (voor zover dit de persoonskaarten vervangt) • Kennisgevingen afkomstig uit het curateleregister en het gezagsregister • Bescheiden betreffende de opschorting van de persoonslijst (niet zijnde overlijden) • Bescheiden betreffende opname of wijziging in de documentindicatie (tot moment van opheffen van de opschorting) • Bescheiden betreffende het bezit, de verkrijging, de verlening
administratie ingevolge de Paspoortwet worden opgenomen • Bescheiden betreffende het Nederlands kiesrecht, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft • Bescheiden betreffende het Europees kiesrecht, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft • Verzoeken betreffende de toepassing van artikel 102 van de Wet GBA • Bescheiden verband houdend met de verstrekking van gegevens uit de basisadministratie (waaronder verzoeken betreffende het inzagerecht) • Alle overige bescheiden verband houdend met de verwerking van persoonsgegevens in de basisadministratie (onder meer onderzoeksdossiers, bescheiden betreffende een procedure ingevolge artikel 83 Wet GBA)
en het verlies van het Nederlanderschap, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
BPR kwaliteitsbrochure
3
Het procesmatige deel van de audit • De vragenlijst is gewijzigd. Vragen met betrekking tot onderwerpen die niet wezenlijk bijdragen aan de continuïteit, integriteit en het exclusieve karakter van de GBA zijn niet langer opgenomen. • De vragenlijst met betrekking tot het procesmatige deel vult de gemeente zelf in. Vervolgens wordt de ingevulde vragenlijst, tezamen met recente afschriften van bepaalde documenten, aan de auditor aangeboden. Tot zover is dit gelijk aan de twee voorgaande auditcycli. De verdere uitvoering is wel gewijzigd. • De auditor beperkt zich in deze derde cyclus in eerste instantie tot het controleren van de door de gemeente zelf gegeven antwoorden op een aantal (hoofd)vragen en eventuele vervolgvragen. Voorbeelden van (hoofd)vragen zijn de vragen 1.1.1, 2.1.1.1 en 2.1.5.1. Voorbeelden van vervolgvragen zijn de vragen 1.2.1.1, 2.1.5.1.1 en 2.1.5.1.1.1. Eén dag voordat de auditor de controle gaat uitvoeren informeert hij bij het agentschap BPR welke vragen hij moet controleren (de door de minister aangewezen vragen). In ieder geval worden 6 willekeurig geselecteerde (hoofd)vragen gecontroleerd. Indien daar aanleiding toe is, kunnen extra, bewust gekozen vragen ter nadere controle worden aangewezen. • De controle bestaat er uit dat, indien bij een (aangewezen) vraag bijvoorbeeld ‘ja’ is geantwoord, de auditor nagaat of het antwoord inderdaad ‘ja’ is. De auditor bepaalt naar eigen inzicht wat het antwoord op de vraag moet zijn. • Om te bereiken dat de vragenlijst correct wordt ingevuld, is een uitgebreide handreiking opgesteld. • De beantwoording van de aangewezen vragen kan onjuist blijken te zijn. In dat geval wordt aangenomen dat de beantwoording van de niet gecontroleerde vragen (mogelijk) ook fouten bevat. Indien uit de controle blijkt dat één of meer (hoofd)vragen dan wel twee of meer vervolgvragen onjuist zijn beantwoord, moet de beantwoording van alle vragen worden gecontroleerd. Deze controle wordt ook door de auditinstelling uitgevoerd. • U dient zelf vast te stellen of voor onderdelen van het procesmatige deel een heraudit nodig is. Dit doet u nadat de aangewezen vragen of, indien van toepassing, de gehele vragenlijst is gecontroleerd. U houdt bij het vaststellen van de noodzaak tot een heraudit rekening met de uitkomsten van de controle. • De vragenlijst kan digitaal worden ingevuld via de website van het agentschap BPR (www.bprbzk.nl): BPR > GBA > Audit 3e cyclus > Vragenlijst procesmatige deel. In de digitale vragenlijst is ook de handreiking verwerkt. Daarnaast is er een functie waarmee direct inzichtelijk wordt voor welke onderdelen een heraudit noodzakelijk is. Ook is er de mogelijkheid om de behaalde resultaten te vergelijken met die van andere gemeenten (benchmarking). • De auditinstelling maakt een afzonderlijk verslag van de controle van het procesmatige deel. Dit verslag moet als bijlage bij een brief van burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk naar het agentschap BPR worden gestuurd, met daarbij gevoegd een afschrift van de vragenlijst die ter controle aan de auditor is overgelegd. Indien naar aanleiding van de controle de beantwoording is aangepast, dient tevens een juist ingevulde vragenlijst te worden meegestuurd. • Burgemeester en Wethouders delen in hun brief tevens aan het agentschap BPR mede voor welke onderdelen van het procesmatige deel een heraudit, door de auditinstelling, moet worden uitgevoerd.
Het privacydeel van de audit Het privacydeel is op een paar kleine onderdelen aangepast. Zo is onder andere een vraag uit de vragenlijst overgeheveld naar de vragenlijst bij het procesmatige deel van de audit, omdat het daar meer op zijn plaats is. Daarnaast zijn er vragen tekstueel gewijzigd.
4
BPR kwaliteitsbrochure
Auditrapportage De auditrapportage heeft in het vervolg alleen betrekking op het inhoudelijke deel en het privacydeel van de audit. Van de controle van het procesmatige deel van de audit maakt de auditinstelling, zoals aangegeven, een afzonderlijk verslag. De verplichting om de managementsamenvatting van de auditrapportage zo spoedig mogelijk naar het agentschap BPR te sturen, blijft ongewijzigd.
Handreiking procesmatige deel GBA-audit Voor het procesmatige deel van de GBA-audit is een handreiking gemaakt die in opdracht van het agentschap BPR en in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) tot stand is gekomen. Het boekje is bestemd voor alle betrokkenen bij het procesmatige deel van de GBA-audit. Daarbij kan gedacht worden aan: de hoofden Burgerzaken of Publiekszaken, de applicatiebeheerders GBA, de informatiemanagers, de gebouwbeheerders, de facilitair managers en de auditinstellingen. De handreiking richt zich uitsluitend op het procesgedeelte van de audit. Het geeft uitleg alsmede een toelichting op de te behalen resultaten. Doel is om zoveel mogelijk discussies en interpretatieverschillen te voorkomen: eenvormige uitleg en begrip van het gewenste c.q. vereiste resultaat op een manier dat dit voor gemeenten haalbaar, uitvoerbaar en controleerbaar is. De handreiking is te downloaden van de website van het agentschap BPR (www.bprbzk.nl): BPR > GBA > Audit 3e cyclus > Handreiking procesdeel audit. Daarnaast is de handreiking verwerkt in de digitale versie van de vragenlijst van het procesmatige deel van de audit.
Toezicht College bescherming persoonsgegevens op de uitvoering van de (her)audit-GBA In het najaar van 2006 is het College bescherming persoonsgegevens (CBP) door het agentschap BPR benaderd om handhavend te gaan optreden ten aanzien van gemeenten die niet tijdig een (her)audit-GBA hebben laten uitvoeren. Begin 2007 heeft het CBP hiermee een start gemaakt door aan een tweetal gemeenten kenbaar te maken dat het CBP voornemens was een last onder dwangsom op te leggen. Beide gemeenten hebben inmiddels (alsnog) aan hun verplichtingen voldaan. Tussen het agentschap BPR en het CBP zijn afspraken gemaakt over handhaving wanneer door de gemeenten niet tijdig aan de verplichtingen inzake het laten uitvoeren van een GBA-(her)audit is voldaan. De 3e cyclus start op 1 juli 2007. Na afloop van een kwartaal brengt het agentschap BPR het CBP op de hoogte van de gemeenten die niet tijdig de (her)audit-GBA hebben laten uitvoeren. Het CBP zal zich vervolgens beraden of het een last onder dwangsom zal opleggen. Indien het CBP het voornemen heeft om een last onder dwangsom op te leggen, zal het College van Burgemeester en Wethouders uitgenodigd worden voor een hoorzitting. Tijdens de hoorzitting wordt het College van Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Een ander onderdeel van de afspraken tussen het agentschap BPR en het CBP is dat de namen van de nalatige gemeenten op de website van het CBP zullen worden gepubliceerd. Het CBP heeft op zijn website (www.cbpweb.nl) zijn doelstellingen voor 2007 kenbaar gemaakt. Eén van de doelen voor 2007 is dat het CBP handhavend zal optreden ten aanzien van gemeenten die nalatig zijn om een (her)audit-GBA te laten uitvoeren.
BPR kwaliteitsbrochure
5
Vergoeding audit 2007 Gemeenten ontvangen een normvergoeding voor de kosten die zij hebben gemaakt in het kader van de uitvoering van de GBA-audit. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal inwoners. Een normvergoeding wordt uitbetaald zodra het agentschap BPR van het gemeentebestuur de managementsamenvatting van een uitgevoerde GBA-audit heeft ontvangen. De normvergoedingen worden jaarlijks geïndexeerd. Hiervoor wordt het eerste in een jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde voorlopige indexcijfer inzake de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor de commerciële dienstverlening’ over het daaraan voorafgaande jaar gebruikt. De normvergoedingen van een jaar zijn slechts van toepassing voor de audits die voor het desbetreffende jaar zijn ingepland conform artikel 53a van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Dus als een gemeente volgens de verdelingslijst van de GBA-audit in 2007 de audit moet uitvoeren, dan wordt de van toepassing zijnde normvergoeding voor 2007 uitgekeerd, ook als de uitvoering bijvoorbeeld pas in 2008 plaatsvindt.
Vergoeding GBA-audit voor 2007 Gemeenteklasse 1 (minder dan 20.000 inwoners): € 3.978,Gemeenteklasse 2 (20.000 tot 100.000 inwoners): € 5.416,Gemeenteklasse 3 (100.000 of meer inwoners): € 6.855,-
Gewijzigde Regeling periodieke audit GBA en verdelingslijst gemeenten De Regeling periodieke audit GBA alsmede de verdelingslijst treft u bij deze kwaliteitsbrochure als bijlagen aan. De gewijzigde Regeling periodieke audit GBA alsmede de definitieve Verdelingslijst zijn ook te raadplegen op de website van het agentschap BPR (www.bprbzk.nl): BPR > GBA > Audit 3e cyclus > BPR2007/U52239.
6
BPR kwaliteitsbrochure
Tijdig uitvoeren van de (her)audit GBA en tijdig toezenden van de managementsamenvatting en het controleverslag naar het agentschap BPR Aan zowel het uitvoeren van de (her)audit-GBA als het verzenden van de managementsamenvatting en het controleverslag van het procesmatige deel zijn termijnen verbonden. Bijgaand worden de wettelijke verplichtingen nog eens onder uw aandacht gebracht.
Toezenden van de managementsamenvatting en het controleverslag procesmatig deel van de (her)audit Op grond van artikel 120a, derde lid, Wet GBA moet de gemeente een afschrift van de managementsamenvatting van de auditrapportage en van het controleverslag aan de minister zenden. Artikel 21a van de Regeling periodieke audit GBA bepaalt dat uiterlijk 4 maanden nadat met de uitvoering van de audit begonnen is de auditrapportage wordt vastgesteld. Voor het controleverslag geldt hetzelfde. Binnen één maand na de datum van de vaststelling moet op grond van artikel 21, derde lid, van de Regeling een afschrift van de managementsamenvatting dan wel van het controleverslag naar het agentschap BPR worden gezonden. Dezelfde termijnen gelden ten aanzien van een heraudit (artikel 24, zesde lid).
Voorbeeld De gemeente moet in het vierde kwartaal van 2007 een audit uitvoeren. Met de uitvoering daarvan wordt op 10 november 2007 begonnen. Het concept van de auditrapportage c.q. van het controleverslag moet uiterlijk op 10 januari 2008 aan de auditee worden voorgelegd. De vaststelling ervan moet uiterlijk op 10 maart 2008 zijn geschied. Het afschrift van de managementsamenvatting dan wel van het controleverslag moet vervolgens uiterlijk op 10 april 2008 naar het agentschap BPR gezonden worden.
Uitvoeren van de GBA-heraudit Artikel 21a lid 4 van de Regeling periodieke audit GBA in samenhang met artikel 120a, vijfde lid, Wet GBA schrijft voor dat de termijn van één jaar waarbinnen de GBA-heraudit moet worden uitgevoerd, aanvangt op het moment dat de auditrapportage is vastgesteld, dan wel op het tijdstip dat deze ingevolge het derde lid uiterlijk had moeten zijn vastgesteld.
Voorbeeld De gemeente heeft op 15 december 2007 een audit uitgevoerd. Volgens artikel 21a Regeling periodieke audit GBA moet uiterlijk op 15 april 2008 de auditrapportage zijn vastgesteld. Uiterlijk 15 mei 2008 moet een afschrift van de managementsamenvatting en het controleverslag naar BPR worden gezonden. Uit de rapportage blijkt dat op één of meer onderdelen een heraudit moet worden uitgevoerd. Met die heraudit moet vervolgens binnen één jaar vanaf de datum van de vaststelling van de rapportage maar uiterlijk op 14 april 2009 zijn begonnen. De rapportage van de heraudit moet dan uiterlijk op 14 augustus 2009 worden vastgesteld. Tenslotte moet een afschrift van de managementsamenvatting betreffende de heraudit uiterlijk 14 september 2009 naar het agentschap BPR worden gezonden.
BPR kwaliteitsbrochure
7
Uitgangspunten bij de uitvoering van de inhoudelijke GBA-audit Uitgangspunten bijlage bij brief van 1 maart 1999, nr. BPR99/U58398 Hieronder staan de afwijkingen beschreven die bij de steekproefcontroles t.b.v. de toetreding van gemeenten op de GBA als zogenoemde uitgangspunten zijn gedefinieerd (bijlage bij brief d.d. 2 december 1992, nr. GBA 92/4835) en nog steeds van kracht zijn. Deze afwijkingen worden niet meegerekend bij de vaststelling van het resultaat van de inhoudelijke audit. Van deze afwijkingen hoeft ook geen melding te worden gedaan in de auditrapportage en de gemeenten zijn niet verplicht ze te corrigeren.
--.81.20 Akte-aanduiding
07.70.10 Indicatie geheim
Dit gegeven mocht worden geconverteerd. Het aktenummer mocht slechts worden opgenomen als de akte daadwerkelijk was geraadpleegd. Toentertijd is geconstateerd dat op persoonslijsten ook aktenummers zijn vermeld, terwijl die akten – of de daarop betrekking hebbende kennisgevingen – niet waren geraadpleegd (omdat deze zich in een andere gemeente bevonden). Dat is toegestaan.
Toentertijd is geconstateerd dat de aanduiding ‘geheim adres’ op de persoonskaart tijdens de conversie naar de persoonslijst is vertaald naar een van de 7 codes ‘indicatie geheim’. De juiste code zou echter pas vastgesteld kunnen worden nadat daarover de ingeschrevene is geraadpleegd. Die verplichting is echter niet opgelegd.
08/58.72.10 Aangifte adreshouding --.82.30 Beschrijving document Ingeval van conversie van ‘PK’ naar ‘PL’ zijn de toegestane waarden ‘PK’ en (in de categorieën 01 en 51 ook) ‘PKA’. Toentertijd zijn echter ook de waarden ‘pk’, ‘Pk’, ‘Pka’, ‘PKa’ en ‘pka’ geconstateerd. Formeel is dat niet juist. Omdat de informatie echter identiek is, zijn deze niet gedefinieerde waarden toegestaan.
In het LO is voorgeschreven dat bij conversie dit gegeven altijd gevuld moet worden met de waarde ‘A’. Toentertijd is echter geconstateerd dat in deze rubriek alle mogelijke, in het LO genoemde, waarden voorkomen. Op basis van de toen vigerende regelgeving was dat ook toegestaan. Om die reden zijn deze andere waarden toegestaan.
58.11.10 Straatnaam Datzelfde geldt voor de vermelding van documenten die in vak 1 van de persoonskaart zijn vermeld. Alle daarin voorkomende documentaanduidingen zijn toegestaan.
01/51.82.30 Beschrijving document Persoon Toentertijd is geconstateerd dat gemeentebesturen er, in het kader van binnengemeentelijk gebruik, toe zijn overgegaan om op basis van een huwelijksakte de aanduiding naamsgebruik op te nemen of te wijzigen. Tot 1 oktober 1994 is elke tekst die een indicatie geeft van het document toegestaan.
8
BPR kwaliteitsbrochure
Indien een historische straatnaam conform de schrijfwijze op de Persoonskaart (‘PK’) is geconverteerd kan de schrijfwijze afwijken van de BOCOnorm. Daardoor is er echter nauwelijks of geen informatie verloren gegaan omdat de conversie van historische adressen optioneel was maar wel conform de ‘PK’. Dit is daarom toegestaan.
58.11.60 Postcode Toentertijd is geconstateerd dat bij geconverteerde historische adressen geen postcode was opgenomen. Vaak betrof dat adressen in een andere gemeente waarbij de postcode niet automatisch kon worden ingevuld, adressen die niet meer
bestonden dan wel adressen waaraan nooit een postcode was toegekend. Het ontbreken van een postcode bij geconverteerde historische adressen is daarom toegestaan.
09/59.--.-- Kind Toentertijd is geconstateerd dat, o.a. door het automatisch leggen van relaties tussen ouders en kinderen, voor 1 juli 1995 op PL-en kindgegevens zijn opgenomen die niet voorkwamen op de PK-en. In de meeste gevallen betrof het de PL van een vrouw. Formeel ontbrak echter de grondslag voor het opnemen van die kindgegevens omdat tot 1 juli 1995 het LO daartoe geen voorschriften bevatte. Het vóór 1 juli 1995 geautomatiseerd, op basis van een relatielegging, toevoegen van de kindgegevens aan de PL is echter toegestaan.
11/61.82.30 Beschrijving document Gezagsverhouding Ingeval er sprake was van voogdij van rechtswege was tot 1 oktober 1994 elke tekst die een indicatie gaf van het document acceptabel.
12.35.10 Soort Nederlands reisdocument
nummer van het reisdocument de waarde ‘C’ (óf ‘Cv’ óf ‘Cm’) is toegevoegd (e.e.a. in combinatie met rubriek 12.35.10).
12.35.20 Nummer Nederlands reisdocument In deze rubriek moest het nummer worden vermeld zoals dat in vak 23 van de Persoonskaart (PK) was vastgelegd. Dat betekende in de meeste gevallen een aaneengeschakelde combinatie van hoofdletter(s) en cijfers. Toentertijd is geconstateerd dat op Persoonslijsten (PL-en) geen hoofd- doch kleine letters waren opgenomen, dat er een spatie was aangebracht tussen de letter(s) en de cijfers, dan wel dat er spaties tussen letters en cijfers onderling voorkwamen. Formeel is dat niet juist. Omdat echter het nummer eenduidig te herleiden is tot het nummer dat op de PK was vastgelegd, is dat toegestaan.
12.35.40 Autoriteit van afgifte Toentertijd is geconstateerd dat de standaardwaarde ‘..’ in plaats van de waarde ‘PK’ is geconverteerd. Aangezien de feitelijke betekenis van de standaardwaarde en ‘PK’ in dit geval identiek is, is dit toegestaan.
12.35.80 Lengte houder Ingeval van bijschrijving in het reisdocument van de vader of de moeder schreef het LO, versie 0 (inclusief de bijbehorende tabel d.d. 1 juli 1987) voor dat het soort reisdocument behoorde te worden vastgelegd als ‘PN’ (nationaal paspoort). In de tabel van 1 oktober 1988 echter is bepaald dat de persoonskaartaantekeningen ‘PasCv’ en ‘PasCm’ behoorden te worden geconverteerd als ‘RV’ respectievelijk ‘RM’. Aangezien de geldigheid van deze reisdocumenten per 1 oktober 1993 is verlopen is, voor wat betreft de vóór 1 oktober 1988 uitgevoerde conversies van reisdocumentgegevens, de vermelding ‘PN’ toegestaan.
12.35.20 Nummer Nederlands reisdocument Omdat er vóór 1 oktober 1988 geen voorschriften in het LO, versie 0 waren opgenomen over de conversie van de zogenaamde collectieve paspoorten is toegestaan dat bij de vóór 1 oktober 1988 uitgevoerde conversies van die reisdocumenten aan het
Toentertijd is geconstateerd dat deze rubriek de waarde onbekend ‘000’ bevatte. Omdat de feitelijke inhoud van het gegeven niet bekend was èn omdat dit gegeven niet nodig was om - indien noodzakelijk - de Persoonskaart (PK) bij te werken, is dit tot 1 oktober 1994 toegestaan.
12.82.30 Beschrijving document (i.c. buitenlands reisdocument) Primaire doel van dit gegeven is om te kunnen constateren of een buitenlands document is afgegeven. Voorgeschreven was dat bij conversie de omschrijving ‘PK’ in deze rubriek moest worden opgenomen. Toentertijd is geconstateerd dat naast ‘PK’ ook zijn vermeld: ‘PK’ gevolgd door de landcode volgens tabel 34, alleen de landcode volgens tabel 34, ‘PK’ gevolgd door ‘0000’ en uitsluitend ‘0000’. Al deze waarden zijn toegestaan.
BPR kwaliteitsbrochure
9
Hieronder treft u een opsomming aan van de uitgangspunten die door het agentschap BPR gedurende de afgelopen jaren zijn ingenomen en waarvan publicatie heeft plaats gevonden in diverse kwaliteitsbrochures.
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 17, maart 1999 SoFi-nummer en ingangsdatum geldigheid (85.10) Welke ingangsdatum geldigheid moet worden opgenomen wanneer het SoFi-nummer op de Persoonslijst (PL) wordt geplaatst? In artikel 51 van de Wet GBA is bepaald dat de datum waarop het SoFi-nummer van kracht is geworden, de datum is waarop het SoFi-nummer op de PL is opgenomen. De waarden van de elementen 82.20 Datum document, 85.10 Ingangsdatum geldigheid en 86.10 Datum opneming dienen als gevolg hiervan dan ook gelijk aan elkaar te zijn. Het SoFi-nummer wordt op basis van het Og01-bericht op de PL opgenomen. Bij een juiste verwerking van Og01-berichten is het resultaat op de PL goed. Vanuit kwaliteitskringen is gemeld dat in enkele gevallen bij opname van het SoFi-nummer een verkeerde datum in element 85.10 is opgenomen. Deze wijkt af van de datum in de elementen 82.20 en 86.10. Dat is fout. De gemeenten met het GBA-systeem waarbij deze fout zich voor kan doen, zijn inmiddels door hun leverancier hierover geïnformeerd. De fout ontstaat als het ophalen van het Og01-bericht uit de mailbox en de verwerking ervan niet op dezelfde dag geschieden. Desbetreffende gemeenten dienen de documentatie van hun leverancier hierop na te lezen, zodat de fout voorkomen wordt. Vanaf 1 mei 1999 wordt een foutieve ingangsdatum geldigheid bij opname van het SoFi-nummer in de GBAaudit als afwijking aangemerkt. Indien de fout voor die tijd is ontstaan, wordt dat in de GBA-audit niet als afwijking aangemerkt. Reden daarvan is dat door correctie van de fout het verschil tussen 85.10 enerzijds en 82.20 en 86.10 anderzijds alleen maar groter zou worden. In dat geval zou namelijk in 85.10 de juiste datum worden opgenomen en in 82.20 en 86.10 de dag van vandaag c.q. de systeemdatum. Bovenstaande is uiteraard niet van toepassing, als het SoFi-nummer met behulp van de Initiële vulling SoFi-nummer is opgenomen.
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 18, juni 1999 Verwerking geboorteakte op PL De PL is aangelegd bij conversie. Het naamgebruik is ongelijk aan ‘E’, de ingangsdatum geldigheid is de standaardwaarde. Betrokkene overlegt nu een geboorteakte van hemzelf. De gegevens in de geboorteakte zijn gelijk aan die op de PL. Op welke wijze wordt de geboorteakte op de PL verwerkt? Wanneer de gegevens in de overgelegde geboorteakte identiek zijn aan de gegevens zoals deze op de PL zijn opgenomen in categorie 01 Persoon, is er geen aanleiding en dus geen verplichting de PL te actualiseren. Dit mag uiteraard wel, maar dan dient de verwerking op de PL zodanig te zijn dat er sprake is van een correcte opbouw van alle rechtsfeiten, vanaf de in element (51) 01.85.10 opgenomen datum. De vraag wordt aan de hand van een voorbeeld behandeld. Alleen de te wijzigen elementen zijn in het voorbeeld weergegeven. In het voorbeeld wordt de groep document gevuld, omdat er sprake is van een buitenlandse geboorteakte.
10
BPR kwaliteitsbrochure
Als er sprake is van een Nederlandse akte dan wordt uiteraard de groep akte ingevuld. Bij de opbouw van de historie ontstaat het probleem dat van een aantal rechtsfeiten geen brondocumenten (meer) voorhanden zijn. Omdat in het voorbeeld ook de ingangsdatum geldigheid kan worden gevuld met de werkelijke waarde is er sprake van een correctie.
01.20 61.10 82.10 82.20 82.30 85.10 86.10
SoFi-nummer Aanduiding naamgebruik Gemeente document Datum document Beschrijving document Ingangsdatum geldigheid Datum van opneming
198483769 V 518 19941203 PK 00000000 19950930
Het is van belang dat eerst alle bronnen verzameld worden om het definitieve resultaat te kunnen verwerken op de PL. In bovenstaand voorbeeld is het SoFi-nummer opgenomen door middel van de procedure Initiële Vulling SoFi-nummer. Wanneer nu de PL wordt gecorrigeerd en in element 85.10 de geboortedatum (12 januari 1945) wordt opgenomen, dan wordt de historie vanaf dit moment opgebouwd op de PL. De volgende categorie wordt toegevoegd.
Categorie 51 01.20 SoFi-nummer 61.10 82.10 82.20 82.30 85.10 6.10
Aanduiding naamgebruik Gemeente document Datum document Beschrijving document Ingangsdatum geldigheid Datum van opneming
(leeg, SoFi-nummer is n.l. pas op 30 september 1995 op de PL opgenomen) E (het naamgebruik ten tijde van de geboorte was n.l. E) De code van de eigen gemeente Datum heden De aanbevolen afkorting, behorend bij het bron-document 19450112 Datum heden (wijzigt altijd in de systeemdatum)
De huidige actuele categorie (met in element 01.82.30 de waarde PK) wordt daardoor historisch en tevens voorzien van de indicatie onjuist. Ten tijde van de conversie is naar gemeentelijk beleid het naamgebruik V opgenomen. Uit de inhoud van het oorspronkelijke element 01.82.20 blijkt dat deze gegevens zijn opgenomen op 3 december 1994. Dit wordt in de PL verwerkt door de volgende categorie toe te voegen.
Categorie 51 01.20 SoFi-nummer 61.10 82.10 82.20 82.30 85.10 86.10
Aanduiding naamgebruik Gemeente document Datum document Beschrijving document Ingangsdatum geldigheid Datum van opneming
(leeg, SoFi-nummer is n.l. pas op 30 september 1995 op de PL opgenomen) V De code van de eigen gemeente Datum heden Gemeentelijk beleid conversie 19941203 (datum oorspronkelijke opname categorie Persoon) Datum heden (wijzigt altijd in de systeemdatum)
BPR kwaliteitsbrochure
11
Het volgende rechtsfeit betreft de opname van het SoFi-nummer als gevolg van de Initiële vulling. De nieuwe actuele categorie ziet er als volgt uit:
Categorie 51 SoFi-nummer 01.20 61.10 Aanduiding naamgebruik 82.10 Gemeente document 82.20 Datum document 82.30 Beschrijving document 85.10 Ingangsdatum geldigheid 86.10
Datum van opneming
198483769 V De code van de eigen gemeente Datum heden Min van Fin Initiële Vulling 19950930 (de datum waarop het SoFi-nummer op de PL is opgenomen) Datum heden (wijzigt altijd in de systeemdatum)
In bovenstaande, specifieke situatie worden bij brondocument de omschrijvingen ‘Gemeentelijk beleid conversie’ en ‘Min van Fin Initiële Vulling’ gebruikt. Deze bronomschrijvingen worden voor de GBA-audit niet als afwijking aangemerkt, echter uitsluitend bij in het voorbeeld genoemde specifieke correcties!
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 19, november 1999 Initiële vulling SoFi-nummer [zie ook artikel ‘Initiële vulling SoFi-nummer’ op pagina 23] Bij de ‘Initiële vulling SoFi-nummer’ zijn ook in historische categorieën SoFi-nummers opgenomen. Is dit fout? De opname van SoFi-nummers in historische categorieën bij de initiële vulling (najaar 1995) is in strijd met de voorschriften; zie Logisch Ontwerp GBA, bijlage A. Bij de initiële vulling horen alleen de destijds actuele categorieën 01, 02, 03, 05 en 09 te zijn gevuld met het SoFi-nummer en niet ook de historische categorieën 51, 52, 53, 55 en 59. Om reden dat het om feitelijk juiste gegevens gaat en de correctie van ten onrechte opgenomen SoFi-nummers in historische categorieën lang niet altijd mogelijk zal zijn, worden deze bij de initiële vulling ten onrechte opgenomen SoFi-nummers niet als afwijking aangemerkt bij de GBA-audit.
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 20, mei 2000 Lengte houder reisdocument bij conversie Welke waarde was bij conversie toegestaan in rubriek 12.35.80 ‘Lengte houder’? In de brief uitgangspunten bij de GBA-audit van 1 maart 1999 is aangegeven dat het tot 1 oktober 1994 is toegestaan dat in rubriek 12.35.80 wel de standaardwaarde ‘000’ is opgenomen, terwijl het geen conversie betreft. Het tegenovergestelde is ook toegestaan. Dat wil zeggen dat het tot 1 oktober 1994 is toegestaan dat in rubriek 12.35.80 de werkelijke waarde is opgenomen, terwijl het wel een conversie betreft. Dit zal dan ook niet als afwijking bij de GBA-audit worden aangemerkt.
12
BPR kwaliteitsbrochure
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 23, juli 2001 SoFi-nummer en datum document (82.20) Wet wordt tot 1 mei 1999 gedoogd dat in 82.20 Datum document de opgenomen datum afwijkt van de datum die is opgenomen in 85.10 Ingangsdatum geldigheid bij opneming van het SoFi-nummer. 82.30 Beschrijving document is dan gevuld met Melding Ministerie van Financiën. Bij de gerelateerden wordt deze actualisering ook doorgevoerd. Wanneer gebruik gemaakt wordt van dezelfde beschrijving in element 82.30 Beschrijving document is ook daar de afwijking tussen 82.20 Datum document en 85.10 Ingangsdatum geldigheid te zien. Het is ook toegestaan om 82.30 Beschrijving document te vullen met PL gerelateerde. Is de afwijking tussen die data in dat geval ook toegestaan? Ook op de persoonslijsten van gerelateerden wordt tot 1 mei 1999 gedoogd dat in de bovenbeschreven situatie een verkeerde datum in element 85.10 Ingangsdatum geldigheid is opgenomen. (Ook indien element 82.30 Beschrijving document is ingevuld met de omschrijving ‘PL gerelateerde’). Voor meer informatie wordt verwezen naar Kwaliteitsbrochure 18 en 20.
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 24, maart 2002 Bevoegdheid afgifte reisdocument door Burgemeester van de woonplaats en registratie in de GBA, categorie 12 Reisdocument Uit de resultaten van het inhoudelijke gedeelte van de GBA-audit is onderstaande casus naar voren gekomen. De burger doet aangifte van zijn verhuizing van de gemeente A naar de gemeente B en vraagt bij de aangifte direct een reisdocument aan. De gemeente B geeft aan dat de aanvraag nog niet in behandeling kan worden genomen omdat de persoonslijst eerst uit de gemeente A moet worden opgevraagd. De burger neemt deze mededeling voor kennisgeving aan en gaat de volgende dag naar de gemeente A waar een reisdocument wordt aangevraagd en (tot 1 oktober 2001) ook direct wordt verstrekt. Bij ontvangst van de persoonslijst in de gemeente B blijkt het reisdocument te zijn afgegeven na de datum vertrek uit de gemeente A en vestiging in de gemeente B. Formeel gezien is de burgemeester van de gemeente A niet bevoegd een reisdocument te verstrekken aan een persoon die niet in de basisadministratie van die gemeente is ingeschreven. Vanuit de casus gezien is het probleem dat pas achteraf blijkt dat de burgemeester onbevoegd was. Regel is dat dit reisdocument niet wordt ingehouden op grond van het feit dat de burgemeester onbevoegd was tot het afgeven van het document. De constatering van zo’n onbevoegde afgifte van het reisdocument wordt daarom niet als afwijking aangemerkt. Zoals is weergegeven in artikel 51 van de PUN (2001) is de situatie m.i.v. 1 oktober 2001 als volgt. Indien de aanvrager op het moment van de uitreiking van het reisdocument in de basisadministratie van een andere gemeente als ingezetene is ingeschreven, wordt het document uitgereikt in die gemeente. Het reisdocument wordt per aangetekende post verstuurd naar het hoofd burgerzaken van de gemeente waar de aanvrager inmiddels in de basisadministratie is ingeschreven. De burgemeester van de nieuwe gemeente gaat dan tot uitreiking van het reisdocument over met inachtneming van artikel 50 PUN. De op de uitreiking betrekking hebbende gegevens worden geregistreerd in de basisadministratie van zijn gemeente. Van de uitreiking van het reisdocument wordt met gebruikmaking van modelformulier C3 kennis gegeven aan de burgemeester van de gemeente waar de aanvraag in behandeling is genomen. De burgemeester die zo’n kennisgeving ontvangt registreert de uitreiking van het reisdocument in het reisdocumentensta-
BPR kwaliteitsbrochure
13
tion en de reisdocumentenmodule, waarin de gegevens betreffende de aanvraag zijn vastgelegd. Bovenstaande heeft ook betrekking op bijschrijvingstickers.
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 25, oktober 2002 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument In de gemeenten Roerdalen, Wormerland en De Bilt is in rubriek 12.35.40 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument een tijd lang een verkeerde waarde uit tabel 49 Autoriteit verstrekking Nederlands reisdocument opgenomen. In de rubriek 12.35.40 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument is de waarde ‘BW+gemeentecode’ i.p.v. ‘B+gemeentecode’ opgenomen. Indien op een PL een categorie 12 Reisdocument voorkomt, waarin de gegevens zijn opgenomen van een reisdocument dat is uitgegeven door de gemeente Roerdalen, Wormerland of De Bilt en waarbij in rubriek 12.35.40 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument respectievelijk de waarde ‘BW1669’, ‘BW0880’ of ‘BW0310’ wordt aangetroffen, wordt dit niet als een afwijking aangemerkt en wordt dit niet meegerekend bij de vaststelling van het resultaat van de inhoudelijke audit. De periode waarin dit heeft plaatsgevonden verschilt per gemeente en is hieronder gespecificeerd: • Voor reisdocumenten uitgegeven in de gemeente Roerdalen geldt dat de waarde ‘BW1669’ in rubriek 12.35.40 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument wordt gedoogd als de datum in rubriek 12.35.30 Datum uitgifte Nederlands reisdocument op of tussen 01-10-2001 en 19-03-2002 ligt. • Voor reisdocumenten uitgegeven in de gemeente Wormerland geldt dat de waarde ‘BW0880’ in rubriek 12.35.40 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument wordt gedoogd als de datum in rubriek 12.35.30 Datum uitgifte Nederlands reisdocument op of tussen 01-10-2001 en 21-03-2002 ligt. • Voor reisdocumenten uitgegeven in de gemeente De Bilt geldt dat de waarde ‘BW0310’ in rubriek 12.35.40 Autoriteit van afgifte Nederlands reisdocument wordt gedoogd als de datum in rubriek 12.35.30 Datum uitgifte Nederlands reisdocument op of tussen 11-03-2002 en 25-03-2002 ligt. Dit geldt zowel voor reisdocumenten waarvan rubriek 12.36.70 Aanduiding inhouding dan wel vermissing Nederlands reisdocument is gevuld met de waarde ‘I’ (=ingehouden) of ‘V’ (=vermist) of waarbij dit element leeg is.
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 28, november 2003 en 29, december 2003 Actualiseringsprocedure Vervallen verblijfstitel bij verkrijging van het Nederlanderschap Op 1 februari 2004 wordt het Logisch Ontwerp 3.2 van kracht. Eén van de wijzigingen betreft de toevoeging van de actualiseringsprocedure Vervallen verblijfstitel. Deze procedure houdt in dat bij het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit, een in categorie 10 Verblijfstitel opgenomen verblijfstitel historisch wordt en er een zgn. 'lege' actuele categorie 10 wordt opgenomen. Vooruitlopend op de invoering van het Logisch Ontwerp 3.2 is het toegestaan dat de actualiseringsprocedure Vervallen verblijfstitel bij verkrijging van het Nederlanderschap aldus wordt uitgevoerd. Dit heeft tot gevolg dat het in de GBA-audit niet als een afwijking zal worden aangemerkt indien deze nieuwe actualiseringsprocedure al is uitgevoerd. vervolg op pagina 15 >
14
BPR kwaliteitsbrochure
vervolg p.14
Uitgangspunt gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 35 (LO3.3 Special), augustus 2005 Eerste opname van een categorie op de PL Het LO schrijft voor dat bij de eerste opname van een categorie betreffende een gerelateerde op de PL aanvullend gegevens moeten worden opgenomen van het brondocument of de PL van die gerelateerde en dat dit leidt tot het aanleggen van uitsluitend één actuele categorie. In de praktijk is gebleken dat het LO niet voldoende duidelijk was in welke gevallen er sprake is van een ‘eerste opname van een categorie’. In het LO is nu duidelijker beschreven dat in alle situaties waarbij er sprake is van het opnemen van een relatie met een nieuwe persoon, er sprake is van een eerste opname van een categorie. Dat is uiteraard het geval bij het opnemen van de gegevens over een nieuwe gerelateerde in een nieuwe actuele categorie 05 Huwelijk/geregistreerd partnerschap of 09 Kind. Dit resulteert altijd in een nieuw ‘stapeltje”. Maar ook is dit het geval bij het opnemen van de gegevens over een nieuwe ouder in een categorie Ouder1 of Ouder2. Hierbij kan er sprake zijn van een nieuw ‘stapeltje’ (namelijk als de PL nieuw wordt aangelegd), maar het kan ook zijn dat er een nieuwe ouder wordt opgenomen in een reeds bestaand ‘stapeltje’ (dus op een reeds bestaande PL). Voorbeelden hiervan zijn: • ingeval van een adoptie als de gegevens van de adoptief-ouder op de PL worden opgenomen; • ingeval van onbekende ouder-gegevens als op enig moment de ouder(s) bekend wordt (worden) en deze ouder-gegevens op de PL worden opgenomen. Hierbij is er dus steeds sprake van een ‘eerste opname van een categorie”. In al deze situaties worden vanaf het brondocument of de PL van de gerelateerde de aanvullende gerelateerden-gegevens direct in diezelfde categorie opgenomen. Hierbij wordt in groep 81 (Akte) of 82 (Document) een beschrijving van de bron opgenomen waaruit de relatie is afgeleid. Consequenties voor de audit: Uit de praktijk blijkt dat gemeenten op verschillende manieren de huidige tekst in paragraaf 3.1.5. Eerste opname van categorieën uit het LO hebben geïnterpreteerd bij de opname van gegevens van een nieuwe gerelateerde. I.p.v. de gegevens direct in één categorie vast te leggen, zijn de gegevens in twee categorieën vastgelegd. Een voorbeeld hiervan is ingeval onbekende oudergegevens op enig moment bekend worden: Dit werd door sommige gemeenten als volgt opgenomen: • eerst de opname van een categorie waarbij de correctie wordt uitgevoerd en de bekend geworden gegevens van de gerelateerde worden opgenomen; • daarna uitvoering van de procedure Aanvullen gerelateerdengegevens. Vóór 1 oktober 2005 zullen beide uitvoeringen worden gedoogd. Na 1 oktober 2005 is er nog maar één uitvoeringsprocedure geldig, namelijk die hiervoor is beschreven.
BPR kwaliteitsbrochure
15
Regeling bewaring GBA-bescheiden Nogmaals wordt het in Kwaliteitsbrochure 36 van oktober 2005 gepubliceerde artikel ‘Regeling bewaring GBA-bescheiden’ alsmede ‘Categorieën van te bewaren bescheiden en bewaartermijnen’ onder uw aandacht gebracht.
De ‘Regeling bewaring GBA-bescheiden’ geeft uitvoering aan artikel 46 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Besluit GBA). In dat artikel wordt bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld omtrent de bewaring van geschriften en andere bescheiden, ongeacht hun vorm, die zijn gebruikt in verband met de verwerking van persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie. In een als bijlage bij de regeling behorende lijst, die in dit artikel is opgenomen, zijn de geschriften en andere bescheiden opgesomd die gedurende de daarbij aangegeven termijn bewaard moeten worden.
Betreft een regeling van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 25 augustus 2005, nr. BPR2005/52846 (Stcrt. 2005, 175), houdende voorschriften omtrent de bewaring van geschriften en andere bescheiden in verband met de verwerking van gegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Regeling bewaring GBA-bescheiden).
16
Het bewaren van de bescheiden is in de eerste plaats van belang voor een goede werking van het bedrijfsproces met betrekking tot de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Aan de hand van de bewaarde bescheiden is het mogelijk om in de GBA opgenomen gegevens te controleren op eventuele fouten en deze gegevens zonodig te herstellen. Zodoende kan op operationeel niveau de kwaliteit van de GBA worden bewaakt. Uit het voorgaande vloeit voort dat de te bewaren bescheiden ook een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van de periodieke GBA-audit. Deze driejaarlijkse audit, die door een externe auditinstelling wordt uitgevoerd, bevat naast een onderzoek naar het juist hanteren van de procedures en de naleving van de privacybepalingen, tevens een inhoudelijke controle op de juistheid van de in de GBA opgenomen gegevens. Voor dit laatste kan raadpleging van de in de lijst bedoelde bescheiden noodzakelijk zijn. Tenslotte is het bewaren van de bescheiden relevant in het kader van het toezicht op de uitvoering van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, dat wordt uitgeoefend door het College bescherming persoonsgegevens. Dit college kan in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij gemeenten zelfstandig onderzoek doen naar de juistheid van de gegevensverwerking in de gemeentelijke basisadministratie. In dat kader kan het college bescheiden als genoemd in de bijlage bij deze regeling opvragen. De in de hierna volgende lijst genoemde termijnen hebben uitsluitend betrekking op de bewaring van
BPR kwaliteitsbrochure
de bescheiden met het oog op het gebruik daarvan bij de uitvoering van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA). Daarnaast zijn er voor de onderhavige documenten ook bewaartermijnen ingevolge de Archiefwet 1995. Indien een gemeente (al dan niet via de VNG) een ontwerp-selectielijst van te bewaren documenten heeft vervaardigd, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is vastgesteld, gelden de daarin genoemde termijnen als archief-bewaartermijnen. De verhouding tussen beide soorten bewaartermijnen is als volgt. De geschriften en bescheiden die op de datum van inwerkingtreding van deze regeling aanwezig zijn en genoemd staan in de bij deze regeling behorende bijlage dienen ten minste gedurende de daarbij aangegeven termijn te worden bewaard, ook al geeft een eventueel vastgestelde archief-selectielijst kortere termijnen aan. De in de regeling genoemde en bij de gemeente aanwezige geschriften en bescheiden hoeven na het verloop van de in de bijlage genoemde termijn in beginsel niet meer te worden bewaard met het oog op de uitvoering van de Wet GBA. Indien echter in een archief-selectielijst langere bewaartermijnen zijn opgenomen, dan wel een dergelijke archief-selectielijst (nog) niet is vastgesteld, dienen deze documenten (onbeperkt) te worden bewaard overeenkomstig de bepalingen van de Archiefwet 1995. Gezien het bovenstaande blijkt het noodzakelijk te zijn om uitvoering te geven aan artikel 46 van het Besluit GBA. De regeling geeft geen specifieke regels met betrekking tot de wijze van bewaring. Op dit punt kan in algemene zin worden volstaan met de regeling in de Archiefwet 1995. Dit houdt in dat de bescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat moeten worden bewaard. Het betekent eveneens dat het in beginsel mogelijk is om de bescheiden desgewenst te bewaren in de vorm van een kopie op een elektronisch opslagmedium. In dat geval dient er te worden voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (Stcrt. 2001, 180) en de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden (Stcrt. 2002, 43).
Categorieën van te bewaren bescheiden en bewaartermijnen Bescheiden gebruikt voor de eerste inschrijving van betrokkene in Nederland, voor zover het bescheiden betreft die niet uit een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd
110 jaar
Bescheiden gebruikt bij opname, wijzigen en corrigeren van gegevens betreffende naam, geboorte, geslacht en afstamming in alle categorieën van de persoonslijst, bescheiden gebruikt bij het verwijderen van historische oudergegevens en bescheiden waaruit de datum rechtsgeldigheid van genoemde gegevens blijkt, voor zover die bescheiden niet uit een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd
110 jaar
Bescheiden betreffende het opnemen, wijzigen van gegevens inzake het aangaan of het ontbinden van huwelijk/geregistreerd partnerschap, voorzover het bescheiden betreft die niet uit een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd
110 jaar
Bescheiden betreffende het opnemen en wijzigen van overlijdensgegevens, voor zover het bescheiden betreft die niet uit een Nederlands register kunnen worden gereproduceerd
110 jaar
Verklaring onder eed of belofte, als bedoeld in artikel 36, tweede lid van de Wet GBA
Onbeperkt
Bescheiden betreffende het aanwijzen van ambtenaren, bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder e van
5 jaar na het vervallen
de Wet GBA
van de bevoegdheid
Bescheiden betreffende het naamgebruik
5 jaar
Bescheiden afkomstig van de Nederlandse burgerlijke stand
1 jaar
Bescheiden afkomstig van het persoonsregister, het archiefregister en het elektronisch hulpregister (voor zover dit de persoonskaarten vervangt)
1 jaar
Kennisgevingen afkomstig uit het curateleregister en het gezagsregister
1 jaar
Bescheiden betreffende de opschorting van de persoonslijst (niet zijnde overlijden)
10 jaar
Bescheiden betreffende opname of wijziging in de documentindicatie (tot moment van opheffen van de opschorting)
110 jaar
Bescheiden betreffende het bezit, de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
10 jaar
Bescheiden betreffende het bezit, de verkrijging en het verlies van bijzonder Nederlanderschap, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
10 jaar
Bescheiden betreffende het bezit, de verkrijging en het verlies van een niet-Nederlandse nationaliteit, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
10 jaar
Aangifte van (her)vestiging in Nederland, van adreswijziging (niet zijnde emigratie) en overige bescheiden betreffende het verblijf en het adres
5 jaar
Bescheiden betreffende het aanwijzen van instellingen, bedoeld in artikel 67 van de Wet GBA
1 jaar na vervallen van de verplichting of opheffing van de instelling.
BPR kwaliteitsbrochure
17
Bescheiden betreffende het bezit van een buitenlands reisdocument, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
5 jaar
Bescheiden betreffende het opnemen of wijzigen van gegevens met betrekking tot Nederlandse reisdocumenten, voor zover deze gegevens niet in de reisdocumenten-administratie ingevolge de Paspoortwet worden opgenomen
11 jaar
Bescheiden betreffende het Nederlands kiesrecht, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
1 jaar
Bescheiden betreffende het Europees kiesrecht, voor zover het de vermelding van dit gegeven in de GBA betreft
6 jaar
Verzoeken betreffende de toepassing van artikel 102 van de Wet GBA
5 jaar
Bescheiden verband houdend met de verstrekking van gegevens uit de basisadministratie (waaronder verzoeken betreffende het inzagerecht
5 jaar
Alle overige bescheiden verband houdend met de verwerking van persoonsgegevens in de basisadministratie (onder meer onderzoeksdossiers, bescheiden betreffende een procedure ingevolge artikel 83 Wet GBA)
10 jaar
Standpunten van het agentschap BPR naar aanleiding van vragen gemeenten
18
(gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 36 van oktober 2005)
Indicatie geheim bij ad hoc bevraging
De kwaliteitskring van de 100.000+ gemeenten heeft in 2005 een aantal vragen door middel van notities aan het agentschap BPR voorgelegd. In de overleggen van de ‘Denktank gemeenten voor de Modernisering GBA’ zijn deze notities besproken. Ook heeft het agentschap BPR de notities voor advies aan de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) voorgelegd. Het advies van de NVVB en de uitkomsten van de overleggen zijn mede gebruikt om een standpunt te kunnen bepalen. In de maanden voorafgaande aan de totstandkoming van Kwaliteitsbrochure 36 van oktober 2005 heeft een finale afstemming en verfijning van de standpunten plaatsgevonden. Hieronder volgt een uiteenzetting van de in voornoemde kwaliteitsbrochure gepubliceerde onderwerpen en de definitieve standpunten van het agentschap BPR.
Vraagstelling Verzocht is om de bestaande wetgeving zodanig aan te passen dat de gemeenten de problemen met betrekking tot de registratie van het (brief)adres van bewoners van instellingen voor vrouwenopvang afdoende en eenduidig kunnen aanpakken.
BPR kwaliteitsbrochure
Standpunt BPR Sinds de invoering van het Logisch Ontwerp 3.0 wordt bij systematische verstrekkingen standaard de indicatie geheimhouding meeverstrekt als signaal aan die bestuursorganen om bij het verwerken van de persoonsgegevens, de toegekende geheimhoudingsindicatie te respecteren en daarmee te voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid die de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) stelt. De bestuursorganen zijn verder verplicht om bij ad hoc bevraging de rubriek 07.70.10. Indicatie geheim mee op te
vragen. Dit is nog eens onder de aandacht van afnemers gebracht in Kwaliteitsbrochure 33 (februari 2005). Derhalve is er geen aanleiding om de autorisatietabelregels aan te passen conform het verzoek. De indicatie geheim wordt, indien geautoriseerd voor het verkrijgen van gegevens van persoonslijsten waarop deze indicatie voorkomt, te allen tijde meeverstrekt. Dit punt wordt tevens meegenomen bij het project ‘Controle bij afnemers’.
Registratie briefadres van bewoners van instellingen voor vrouwenopvang Vraagstelling Verzocht is om de bestaande wetgeving zodanig aan te passen dat de gemeenten de problemen met betrekking tot de registratie van het (brief)adres van bewoners van instellingen voor vrouwenopvang afdoende en eenduidig kunnen aanpakken. Standpunt BPR Het agentschap BPR heeft een circulaire opgesteld en rondgestuurd betreffende de registratie briefadres van bewoners van instellingen voor vrouwenopvang. Deze circulaire is besproken met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Federatie Opvang en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De circulaire (BPR2005/U56970 van 17 mei 2005) gaat nader in op de wettelijke mogelijkheden van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA) met betrekking tot inschrijven op een briefadres en de mogelijkheid tot geheimhouding van het adresgegeven. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan de mogelijkheid die bewoners van opvanghuizen hebben om in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis. Bij deze mogelijkheden wordt steeds het belang benadrukt dat de geschriften van de overheid de op het briefadres ingeschreven persoon daadwerkelijk bereiken. Dit is noodzakelijk om de GBA te laten voldoen aan zijn primaire doelstelling als informatiesysteem van de overheid. De circulaire heeft aan actualiteit gewonnen door de discussie in de Tweede Kamer over huiselijk geweld en eerwraak (kamerstukken 28345 en 29203). De Ministers Donner en Verdonk hebben begin juni 2005 een brief gestuurd
aan de Kamer met de laatste stand van zaken over het onderwerp eerwraak. In de brief wordt ook kort verwezen naar deze circulaire. Slachtoffers van eerwraak komen voor een belangrijk deel in opvanghuizen terecht; de circulaire is derhalve juist ook voor deze groep van belang.
Bewaring GBA-bescheiden Vraagstelling Indien bij de inhoudelijke audit een vastgestelde vernietigingslijst wordt overgelegd zouden de gemeenten gevrijwaard moeten zijn van het overleggen van de op deze lijst voorkomende brondocumenten (vanzelfsprekend rekening houdend met de vastgestelde vernietigingstermijn). Tevens werd aangedrongen op een voor alle gemeenten eenduidige regeling. Standpunt BPR Die gevallen waarbij gemeenten voordat de Regeling bewaring GBA-bescheiden in werking is getreden brondocumenten hebben vernietigd op basis van zelf opgestelde selectielijsten, mits het brondocument is vernietigd op grond van een selectielijst die door het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) als zorghouder in de zin van artikel 30 Archiefwet 1995 en conform het bepaalde in artikel 5 van die wet is opgesteld, worden niet fout gerekend bij de audit. In Staatscourant nummer 175 van 9 september 2005 is de Regeling bewaring GBA-bescheiden bekendgemaakt en in werking getreden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens om te komen tot een voor alle gemeenten eenduidige regeling. Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 46 van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. In dat artikel wordt bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld omtrent de bewaring van geschriften en andere bescheiden, ongeacht hun vorm, die zijn gebruikt in verband met de verwerking van persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie. In de bij de regeling als bijlage opgenomen lijst zijn de geschriften en andere bescheiden opgesomd die gedurende de daarbij aangegeven termijn bewaard moeten worden. In de toelichting bij de regeling is onder meer opgenomen hoe de verhouding is tussen de bewaartermijnen
BPR kwaliteitsbrochure
19
genoemd in de Archiefwet 1995 en de Archief-selectielijst enerzijds en de onderhavige Regeling bewaring GBA-bescheiden anderzijds. Tevens wordt in de toelichting ingegaan op de wijze van bewaring van de bescheiden. Daarbij is vermeld dat de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (Stcrt. 2001, 180) en de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden (Stcrt. 2002, 43) van overeenkomstige toepassing zijn. De in de lijst genoemde termijnen hebben uitsluitend betrekking op de bewaring van de bescheiden met het oog op het gebruik daarvan bij de uitvoering van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA). De termijnen gaan in vanaf het moment van het ontstaan van het document. Daarnaast zijn er voor de onderhavige documenten ook bewaartermijnen ingevolge de Archiefwet 1995. Indien een gemeente (al dan niet via de VNG) een ontwerp-selectielijst van te bewaren documenten heeft vervaardigd, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is vastgesteld, gelden de daarin genoemde termijnen als archief-bewaartermijnen. De verhouding tussen beide soorten bewaartermijnen is als volgt. De geschriften en bescheiden die op de datum van inwerkingtreding van deze regeling aanwezig zijn en genoemd staan in de bij deze regeling behorende bijlage dienen tenminste gedurende de daarbij aangegeven termijn te worden bewaard, ook al geeft een eventueel vastgestelde archief-selectielijst kortere termijnen aan. De in de regeling genoemde en bij de gemeente aanwezige geschriften en bescheiden hoeven na het verloop van de in de bijlage genoemde termijn in beginsel niet meer te worden bewaard met het oog op de uitvoering van de WGBA. Indien echter in een archief-selectielijst langere bewaartermijnen zijn opgenomen, dan wel een dergelijke archief-selectielijst (nog) niet is vastgesteld, dienen deze documenten (onbeperkt) te worden bewaard overeenkomstig de bepalingen van de Archiefwet 1995. De regeling geeft geen specifieke regels met betrekking tot de wijze van bewaring. Op dit punt kan in algemene zin worden volstaan met de regeling in de Archiefwet 1995. Dit houdt in dat de bescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat moeten worden bewaard. Het betekent eveneens dat het in beginsel mogelijk is om de bescheiden desgewenst te bewaren in de vorm van een kopie op een elektro-
20
BPR kwaliteitsbrochure
nisch opslagmedium. In dat geval dient er te worden voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in de Regeling duurzaamheid archiefbescheiden (Stcrt. 2001, 180) en de Regeling geordende en toegankelijke staat archiefbescheiden (Stcrt. 2002, 43).
Verblijfstitel Vraagstelling Ten eerste is verzocht is om bij het Ministerie van Justitie aan te dringen op uitvoering van de synchronisatie m.b.t. de verblijfstitels van tenminste 1998 tot en met heden. Ten tweede is verzocht om categorie 10/60 Verblijfstitel als gedoogpunt op te nemen bij de inhoudelijke GBA-audit. Ten derde is verzocht om middels de autorisatietabel er voor te zorgen dat na herstel van een onterecht opgenomen Nederlanderschap de afnemersindicatie m.b.t. vreemdelingen weer automatisch wordt geplaatst. Standpunt BPR Het agentschap BPR onderschrijft de noodzaak tot verbetering van de titellevering. Het agentschap BPR voert nog steeds periodiek overleg met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verblijfstitels. De IND heeft geconstateerd dat zij haar zaken niet op orde had en heeft dit ook erkend. Derhalve heeft in september 2005 nogmaals een synchronisatie plaatsgevonden. Het is niet mogelijk categorie 60 Verblijfstitel te synchroniseren. Wel zal categorie 10 Verblijfstitel, bij gebleken gebreken, gesynchroniseerd worden. Het agentschap BPR kan de rol van de IND niet overnemen, wel kan het agentschap de IND blijven aanspreken om zo tot een betere kwaliteit van de gegevens te komen. De gegevens die in categorie 10 Verblijfstitel automatisch worden aangeleverd, zijn niet de verantwoordelijkheid van de gemeente. Gemeenten kunnen derhalve niet worden aangesproken op bijvoorbeeld identieke data geldigheid, zonder dat een categorie onjuist is verklaard en niet worden aangesproken op niet afgeronde onderzoeken in historische categorieën. Bij de voorbereiding voor de wijziging in het Logisch Ontwerp 3.2, waarbij actualiseren van de categorie Verblijfstitel na verkrijging van het Nederlanderschap is geïntroduceerd, is serieus onderzocht of en zo ja welke mogelijkheden konden worden geboden indien ten onrechte de Nederlandse nationaliteit is
geactualiseerd. Echter, geconcludeerd is dat bij het herstellen van deze eventueel gemaakte fout dit niet via de autorisatietabelregel is te regelen. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om bij een correctie van een onterecht toegekend Nederlanderschap de IND te informeren. Indien op grond van een brief van de IND het Nederlanderschap vervalt dan wordt de IND zelf geacht de afnemersindicatie weer op de PL te plaatsen. Het ontbreken van deze afnemersindicatie kan de gemeente niet aangerekend worden.
Naamgebruik niet-Nederlandse vrouwen
Is zij nu niettemin bevoegd tot het voeren van de naam van haar echtgenoot? Het wil me voorkomen, dat die kwestie geen zuiver naamrechtelijk probleem is. Het voeren van eens anders naam is onrechtmatig, zo lezen we in art. 1:8 BW, indien betrokkene daardoor de schijn wekt die ander te zijn of tot diens geslacht of gezin te behoren. Daar een echtgenote door het voeren van de naam van haar man niet de ‘schijn’ kan wekken tot het gezin van de echtgenoot te behoren, omdat zulks geen schijn maar waarheid is, kan een dergelijk voeren van de naam van de echtgenoot niet als onrechtmatig in de zin van art. 1:8 BW worden aangemerkt. Art. 1:9 maakt de uitzondering op de onrechtmatigheidsbepaling van art. 1:8 nog eens ruimer. Die uitzondering geldt m.i. ook voor buitenlandse echtgenotes van Nederlanders. Voor in Nederland woonachtige buitenlandse echtgenotes vloeit dat voort uit het feit dat in beginsel Nederlands recht van toepassing is op de vraag of een bepaalde in Nederland verrichte handeling hier een onrechtmatige daad oplevert (art. 3 lid 1 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad). Voor in het buitenland woonachtige buitenlandse echtgenotes van Nederlanders bieden de artikelen 4 en 5 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad voldoende ruimte om in verreweg de meeste gevallen te concluderen dat het gebruiken van de naam van de echtgenoot jegens deze en zijn familie niet onrechtmatig is.
Vraagstelling Over de opname in de GBA van gegevens over het naamgebruik bij gehuwde vrouwen met een vreemde nationaliteit is in de praktijk onduidelijkheid ontstaan als gevolg van verschillende interpretaties van de wetgeving op dit punt. Het blijkt dat bij het agentschap BPR, het ministerie van Justitie, de wetenschap en auditinstellingen op dit punt verschillende opvattingen leven. Gemeenten zouden als gevolg daarvan niet alleen de conversievoorschriften onjuist hebben toegepast, maar ook later het naamgebruik niet conform de bijhoudingsvoorschriften in de GBA hebben opgenomen. Een aantal gemeenten heeft naar aanleiding van de publicatie in Kwaliteitsbrochure 20 (mei 2000) besloten om persoonslijsten te corrigeren. Andere gemeenten zijn daartoe (nog) niet overgegaan.
Op basis van de bovenstaande redenering kan men vervolgens concluderen, dat een eventueel naamsgebruik ex art. 1:9 BW voor registratie ex art. 52 Wet GBA in aanmerking komt.’
Standpunt BPR Bij de toepassing van art. 1:9 BW moet geen onderscheid worden gemaakt tussen Nederlanders en vreemdelingen. De motivering van deze conclusie ontleent het agentschap BPR aan hetgeen daarover is opgemerkt door prof. mr. R. de Groot op een vraag vanuit het agentschap BPR:
Bovenstaande houdt in dat het opnemen van het naamgebruik (anders dan ‘E’) met toepassing van artikel 1:9 BW voor zowel Nederlanders als vreemdelingen niet meer als een fout wordt gerekend. Op een PL van bijvoorbeeld een gehuwde vrouw met een niet-Nederlandse nationaliteit is de waarde ‘V’ in element 61.10 Naamgebruik toegestaan.
‘De naam van een vreemdelinge wordt naar Nederlands internationaal privaatrecht bepaald door haar nationale recht. In de geschetste casus is dat het recht van Duitsland. Conform Duits recht draagt zij als ze geen keuze heeft gedaan voor de geslachtsnaam van haar echtgenoot of gekozen heeft voor het voeren van een dubbele naam - haar eigen (meisjes)naam.
BPR kwaliteitsbrochure
21
Geen resultaat na onderzoek Vraagstelling De vraag van de kwaliteitskring aan het agentschap BPR luidt wat er dient te gebeuren indien een onderzoek naar de gegevens op de persoonslijst niet het gewenste resultaat oplevert? Standpunt BPR Wanneer getwijfeld wordt aan de juistheid van een GBA-gegeven, dient dit gegeven in onderzoek geplaatst te worden en dient het onderzoek te worden uitgevoerd. Wanneer dit geen resultaat oplevert, blijft het gegeven in onderzoek staan, in het ergste geval tot in lengte van dagen. Het staat de gemeenten vrij om aangifte bij de politie te doen indien burgers zich niet aan de wet houden, bijvoorbeeld niet verschijnen wanneer zij daartoe worden opgeroepen (art 70 t/m 72 WGBA). Handhaving zou wellicht serieuzer door gemeenten opgepakt kunnen worden. De invoering van de verplichte terugmelding (GBA als basisregistratie) kan hierbij uitkomst bieden.
Penitentiaire inrichtingen Vraagstelling Er zijn knelpunten met betrekking tot de inschrijving in de GBA bij personen die verblijven in een penitentiaire inrichting: er zijn geen duidelijke afspraken tussen de inrichtingen en de gemeenten hoe dit moet gebeuren. Personen staan vaak ingeschreven op adressen waar zij niet verblijven. Verder is het verblijf in deze inrichtingen soms van korte duur en worden mensen overgeplaatst. Standpunt BPR De burger heeft op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (WGBA) de verplichting zijn adreswijzigingen door te geven, ook als hij is gedetineerd. Gemeenten kunnen echter op grond van artikel 75 WGBA inrichtingen en bedrijven waar personen verblijf plegen te houden aanwijzen om er voor te zorgen dat die aan de gemeente melding maken van het verblijf van personen. Die regeling is in de WGBA opgenomen om een goede bijhouding van de GBA te bewerkstelligen, juist in situaties waarin de burger om bepaalde redenen niet (gemakkelijk) in staat dan wel bereid is om aan zijn
22
BPR kwaliteitsbrochure
aangifteplicht te voldoen (zoals bij gedetineerden). Het zou dus aanbeveling verdienen indien gemeenten in alle gevallen zouden overgaan tot het aanwijzen van dergelijke instellingen en bedrijven, teneinde op de hoogte te raken van de aanwezigheid van personen in hun gemeente. Het is overigens niet zo dat het hoofd van een penitentiaire instelling gerechtigd zou zijn om een adreswijziging te doen. Het betreft hier alleen een melding van het hoofd van deze instelling. De aangifte zal te allen tijde gedaan moeten worden door de betreffende burger zelf. Wanneer blijkt dat er inmiddels nieuwe bewoners op een adres wonen waarmee een gedetineerde in de GBA is opgenomen, dan kan uitschrijving vertrek onbekend waarheen (VOW) het uiteindelijke resultaat zijn, echter er dient nog een procedure adresonderzoek aan vooraf te gaan. Indien tijdens het adresonderzoek blijkt dat betrokkene in een penitentiaire inrichting verblijft, dient adreswijziging plaats te vinden (geen uitschrijving VOW). Wanneer een gemeente op de hoogte is van het verblijf in de penitentiaire inrichting in een andere gemeente, dan moet de andere gemeente op grond van artikel 27 WGBA verplicht inschrijven. Als aangifte van adreswijziging achterwege blijft, dient de andere gemeente ambtshalve tot adreswijziging over te gaan. Momenteel geeft artikel 75 WGBA de gemeenten de vrijheid om afspraken te maken met penitentiaire inrichtingen. Deze afspraken kunnen van gemeente tot gemeente verschillen. De gemeenten moeten zelf de afspraken met Justitie maken. Een eventuele wetswijziging om van de betreffende vrijheid tot het maken van afspraken een verplichting te maken zal door BPR aan de gemeenten worden voorgelegd. Verder zal er voor de gemeenten, door de NVVB met ondersteuning van het agentschap BPR, eenduidig voorlichtingsmateriaal ontwikkeld worden. Tenslotte wordt opgemerkt dat het de burger uiteraard vrij staat om op grond van artikel 67 WGBA, te kiezen voor een briefadres en daarvan aangifte te doen. Het voordeel daarvan is dat daarmee het probleem van veelvuldige wijzigingen in het woonadres als gevolg van steeds wisselende kortdurende verblijven in huizen van bewaring en gevangenissen wordt voorkomen.
Initiële vulling SoFi-nummer [In aanvulling op eerder gepubliceerde standpunten]
Vraagstelling Verzocht is om niet juist uitgevoerde correcties op te nemen als gedoogpunt.
Standpunt BPR In Kwaliteitsbrochure nummer 36 van oktober 2005 is een uiteenzetting van onderwerpen en definitieve standpunten van het agentschap BPR gepubliceerd. Dit naar aanleiding van een aantal vragen van de Kwaliteitskring van de 100.000+ gemeenten die door middel van notities aan het agentschap BPR waren voorgelegd. De Kwaliteitskring van de 100.000+ gemeenten heeft destijds verzocht om de onjuist uitgevoerde correcties in relatie tot de ‘Initiële vulling SoFi-nummer’ op te nemen als gedoogpunt. Het agentschap BPR heeft toen in de genoemde kwaliteitsbrochure het volgende standpunt
De basisregel bij deze specifieke
ingenomen: ‘Met ingang van de derde cyclus GBA-audit worden de in
correctie is steeds geweest: pleeg een
het verleden (= voor de inwerkingtreding van de nieuwe regeling
correctie in categorie 01/51, maar
GBA-audit) niet juist uitgevoerde correcties m.b.t. het SoFi-nummer niet
handhaaf daarbij de ingangsdatum
fout gerekend.’
geldigheid van de initiële vulling SoFinummer. Dat betekent in veel of een
Het voorgaande zou betekenen dat met ingang van 1 juli 2007, de
aantal gevallen meer dan het aanma-
datum ingang van de derde cyclus van de GBA-audit, alle vóór die datum
ken van slechts één nieuwe categorie.
niet goed uitgevoerde correcties Initiële vulling SoFi-nummer in het
Wat er moet gebeuren, hangt af van
kader van de audit zouden worden gedoogd en niet als afwijking worden
de feitelijke situatie en de situatie op
aangemerkt.
de PL. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat BPR met publicaties
Thans is besloten dat niet goed uitgevoerde correcties Initiële
zoals in Kwaliteitsbrochures 8, 9, 10,
vulling SoFi-nummers in het kader van de audit tot de komst van
17, 18, 19, 21, 23, 24 en 30 over de
LO4.0 niet als afwijking zullen worden aangemerkt.
Initiële vulling SoFi-nummer beoogt uit te leggen hoe in de uitvoeringspraktijk gehandeld moet worden.
BPR kwaliteitsbrochure
23
‘Onherstelbare fouten’ In een overleg tussen het agentschap BPR en vertegenwoordigers van de gemeenten is afgesproken om tot een uitspraak te komen over de (on-)mogelijkheden van het omgaan met bepaalde foutsituaties in de bijhouding van de GBA. Een aantal vertegenwoordigers van de gemeenten heeft vervolgens een rapport opgesteld waarin een aantal gevallen van die foutsituaties is geformuleerd. Aan het agentschap BPR is verzocht hierover een uitspraak te doen en aan te geven hoe hiermee dient te worden omgegaan. In de later gevoerde overleggen van de ‘Denktank gemeenten voor de Modernisering GBA’ zijn deze notities besproken. Het agentschap BPR heeft deze notities ook voorgelegd aan de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB). Van het advies van de NVVB en de uitkomsten van de overleggen is mede gebruik gemaakt om tot een uitspraak te komen.
Bekend is dat bij de controle van de persoonslijsten soms afwijkingen worden geconstateerd die door de gemeente niet meer kunnen worden gecorrigeerd, zogenaamde ‘onherstelbare fouten”. Onder voorwaarden zullen deze afwijkingen niet als een fout worden aangerekend. De afwijkingen die het betreft en de voorwaarden worden hieronder beschreven (artikel 8, derde lid, onder b, Regeling periodieke audit GBA). Ten aanzien van de audit geldt het volgende per afwijking die als ‘onherstelbare fout’ wordt aangemerkt: Elke keer als een afwijking wordt geconstateerd telt deze als één fout. Als echter in de voorgaande audit de afwijking ook is geconstateerd, wordt als volgt gehandeld: • De eerste afwijking die is geconstateerd, wordt als één fout aangemerkt. • De volgende afwijkingen worden niet als fouten meegeteld. Dit leidt er in dit geval toe dat de afwijking(en) slechts één keer als fout wordt (worden) geteld. Afwijkingen die zijn ontstaan doordat een gemeente ná de uitslag van de vorige audit de voorschriften en procedures nog steeds niet juist toepast, worden bij de volgende audit wel weer afzonderlijk als fouten meegerekend. Voor alle duidelijkheid dient vermeld te worden dat alle overige afwijkingen fouten blijven voor de audit, ook als ze door een andere gemeente zijn gemaakt. Een gemeente die een PL krijgt uit een ander gemeente moet de binnenkomende PL altijd controleren. Indien de PL afwijkingen bevat of onvolledig
24
BPR kwaliteitsbrochure
is, moet deze worden aangepast volgens de gebruikelijke GBA-voorschriften. In principe wordt een ‘niet te herstellen fout’ uit een andere gemeente als fout meegerekend indien geconstateerd bij de audit van de gemeente die de PL heeft ontvangen. Indien echter de gemeente de auditor vooraf heeft geïnformeerd over het aanwezig zijn van een ‘niet te herstellen fout’ op een PL uit een andere gemeente en de auditor constateert ook dat het een ‘niet te herstellen fout’ is uit een andere gemeente, dan wordt die afwijking niet als fout meegerekend. Voor alle duidelijkheid, de PL kan dan nog wel in de audit worden meegenomen. De ‘niet te herstellen fout’ uit de andere gemeente telt dan niet mee bij het auditresultaat, maar wordt wél expliciet opgenomen in de auditrapportage.
Procedure artikel 83 Wet GBA (Voornemenprocedure) De in artikel 83 Wet GBA genoemde beslissingen zijn gelijkgesteld met besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat in voorkomende gevallen een specifieke procedure dient te worden gevolgd. Aanschrijven met een (fictief) voornemen uit het verleden doet geen recht aan de eisen van de Awb, want de termijn voor bezwaar is dan allang verlopen. Het alsnog correct toepassen van de voorschriften en procedures leidt weliswaar tot correcte gegevens op de persoonslijst naar de stand van zaken die op het moment van de betreffende fout of de betreffende administratieve handeling gold, maar het leidt anderszins tot strijd met de voorschriften. Voor hoe met dit soort fouten wordt omgegaan in de audit zie
onder ‘Ten aanzien van het omgaan met fouten in de audit’ in de aanhef van dit artikel. Zie voor het correct toepassen van de voornemenprocedure het artikel ‘Het nieuwe artikel 83 Wet GBA en de ambtshalve datums in categorie 08 Verblijfplaats’ in Kwaliteitsbrochure 26 (mei 2003).
we document (d.i. de datum die op dat moment wordt opgenomen in rubriek 12.86.10 van het nieuwe reisdocument). Indien de datum in rubriek 12.35.60 ‘Datum inhouding dan wel vermissing Nederlands reisdocument’ ligt na de datum van uitreiking van het nieuwe document, dan wordt dit eveneens bij de GBA-audit als een afwijking aangemerkt.
Categorie 12 Reisdocument Ten aanzien van categorie 12 Reisdocument: paspoort is uitgereikt ná de voorgeschreven termijn (artikel 42, derde lid, Paspoortwet) De burger hoeft niet te worden opgeroepen om zijn paspoort in te leveren, omdat dit voorschrift volgt uit een administratieve opdracht aan gemeenten in het kader van opslag, en daar hoeft de burger niet de dupe van te worden. Bijhouding volgens de voorschriften zou tot lasten bij de burger leiden die niet in verhouding staan tot de fout die door de gemeente is gemaakt. Voor hoe met dit soort fouten wordt omgegaan in de audit, zie onder ‘Ten aanzien van het omgaan met fouten in de audit’ in de aanhef van dit artikel. Let op: de gemeente dient zich áltijd aan de voorgeschreven termijn te houden. Datums in categorie 12 Reisdocument i.v.m. inneming verlopen reisdocument (Deels gepubliceerd in Kwaliteitsbrochure 26, mei 2003) Als bij de aanvraag van een nieuw reisdocument de burger beschikt over een reisdocument dat is verlopen, dan dient het verlopen reisdocument direct te worden ingehouden. In rubriek 12.35.60 ‘Datum inhouding dan wel vermissing Nederlands reisdocument’ wordt de datum opgenomen van de aanvraag van het nieuwe document (d.i. de datum in rubriek 12.35.30 betreffende het nieuwe reisdocument). Indien de datum in rubriek 12.35.60 ‘Datum inhouding dan wel vermissing Nederlands reisdocument’ ligt na de datum van de aanvraag van het nieuwe document, dan wordt dit bij de GBA-audit als een afwijking aangemerkt.
In Kwaliteitsbrochure 26 is indertijd vermeld dat voor het omgaan met deze fouten aangesloten dient te worden bij de regeling van structurele fouten. Inmiddels is gebleken dat wat betreft de wijze van omgaan met dit soort fouten in de audit beter kan worden aangesloten bij het voorgaande. Dit leidt overigens feitelijk niet tot een andere uitkomst van de audit. Hoewel het bovenstaande de procedurele kant van de bijhouding van de GBA betreft, zal met betrekking tot de uitvoering van de regels van de paspoortwetgeving een verlopen reisdocument ook daadwerkelijk moeten worden ingehouden!
In Kwaliteitsbrochure 36 van oktober 2005 is reeds een uiteenzetting gepubliceerd van probleempunten die voortkomen uit vragen van gemeenten en de bijbehorende definitieve standpunten van het agentschap BPR. Hieronder volgt aanvullend daarop een reactie op een aantal andere vraagpunten die daarna door gemeenten zijn aangedragen.
Categorie 01/51: opname naamgebruik is gecombineerd met andere gegevens c.q. rechtsfeit (ten aanzien van brondocument en ten aanzien van ingangsdatum geldigheid)
Van één categorie moeten weer twee categorieën worden gemaakt met daarin de ingangsdatum geldigheid die is af te leiden uit de gegevens die waren opgenomen in die ene categorie. Dit betreft alleen een technische wijziging in de GBA. Administratief en feitelijk verandert er niets. De burger hoeft niet van deze wijziging op de hoogte te worden gebracht.
Als bij de aanvraag van een nieuw reisdocument de burger beschikt over een reisdocument dat nog geldig is, dan dient dat reisdocument uiterlijk te worden ingehouden op de datum van uitreiking van het nieu-
BPR kwaliteitsbrochure
25
Categorie 04: Nationaliteit: nationaliteit vervalt/wijzigt door wijziging landnaam
Categorie 08/58: systeemfout bij het verwerken van een emigratie naar land ‘onbekend’
Bij het vervallen c.q. wijzigen van een nationaliteit, m.a.w. als er (nog) geen duidelijkheid is over de actuele nationaliteit, is het voorschrift dat categorie 04 Nationaliteit in onderzoek wordt gezet zolang de bewijsstukken nog niet rond zijn. Als de nationaliteit in zijn geheel niet kan worden aangetoond, dan zal in categorie 04 Nationaliteit de nationaliteit als ‘onbekend’ moeten worden opgenomen. (Let op: categorieën 04/54 Nationaliteit zijn verschillende stapeltjes op de PL; daarbij is de onbekende nationaliteit (0000) een apart stapeltje. Deze wordt dus niet in hetzelfde stapeltje geplaatst bovenop de vervallen nationaliteit). Indien de wijziging een land betreft waarbij de nationaliteit van de burgers op één bepaald moment automatisch wijzigt in een andere nationaliteit, zal dat op alle desbetreffende PL’en verwerkt moeten worden. In deze gevallen zijn geen brondocumenten nodig. Op grond van art. 43 Wet GBA wordt de nieuwe nationaliteit in zo’n geval herleid uit de wetgeving aldaar op dit punt. Vervolgens geeft Tabel 32 Nationaliteitentabel aan met welke code die nationaliteit moet worden opgenomen.
Op de PL staan de adresgegevens in onderzoek en de gemeente is na het volgen van de voornemenprocedure overgegaan tot het actualiseren van emigratie naar land ‘onbekend”. Soms is daarbij de datum einde onderzoek (element 83.30) gevuld met de datum emigratie i.p.v. met de datum waarop de emigratie is verwerkt. Aangezien de datum emigratie naar land ‘onbekend’ de datum van het voornemen is, kan het onderzoek niet op diezelfde datum zijn afgerond. Als dit bij de audit wordt geconstateerd, dan wordt dit als afwijking aangemerkt. Indien voldaan is aan de voorwaarden ter zake zoals opgenomen in de auditregels dan geldt het als een structurele fout.
Categorie 07: datum eerste inschrijving GBA Met name in de eerste maanden na 1-10-1994 maar ook daarna nog is door sommige gemeenten rubriek 07.68.10 met een verkeerde datum gevuld. Bij geconstateerde fouten dient het gegeven gecorrigeerd te worden.
Categorie 08/58: aangifte adreshouding Bij geconstateerde fouten (als bijvoorbeeld uit de GBA blijkt dat aangifte is opgenomen van een 2-jarig kind) dient het gegeven gecorrigeerd te worden. De burger hoeft hierover niet te worden geïnformeerd. De waarden in deze categorie zijn nodig voor de conversie van LO3 naar LO4.
26
BPR kwaliteitsbrochure
Categorie 11/61: fouten ten aanzien van opname gezag De gegevens dienen te worden bijgehouden volgens de voorschriften: • fouten die voorkomen in een actuele categorie moeten hersteld worden en gemeld worden aan de burger; • fouten die voorkomen in een historische categorie moeten onjuist gemaakt worden en hersteld en tevens worden gemeld aan de burger.
Categorie 12: fouten in de registratie buitenlands reisdocument Een niet goed uitgevoerde registratie van een buitenlands reisdocument wordt bij de audit als afwijking aangemerkt. Indien de fout meermalen voorkomt, wordt aangesloten bij de regeling rond structurele fouten.
Periodieke en éénmalige selecties/speciale acties Hieronder treft u het overzicht aan van de landelijke- en regionale selecties en eventuele speciale acties geldend voor de periode 1 juni 2007 tot en met 31 augustus 2007. De algemene regels met betrekking tot deze onderwerpen vindt u in bijlage 2 bij het hoofdstuk ‘Vulberichten’ in de Handleiding Operationele Procedures (HOP). Dit overzicht en de genoemde regels vindt u ook op homepage van de website van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR): www.bprbzk.nl.
Indicatie
Tabelregelnaam
Selectiedatum
Per
Regio
Med
610801
GGD Zuidhollandse Eilanden
1 juni 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
611602
Hulpverleningsd. Gelderland Midden (EPI)
2 juni 2007
Jaarlijks-0
Reg
A
201101
RBL Kop van Noord-Holland
3 juni 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
852107
SVB/ANW
4 juni 2007
Eénmalig-0
Land
N
610501
GGD Regio Nijmegen
5 juni 2007
Eénmalig-2
Reg
N
611202
GGD Kop van Noord-Holland (EPI)
5 juni 2007
Jaarlijks-0
Reg
A
611601
Hulpverleningsdienst Gelderland Midden
5 juni 2007
Eénmalig-2
Reg
N
612201
GGD Regio Noord-Veluwe
5 juni 2007
Eénmalig-2
Reg
N
612501
GGD Noord- en Midden-Limburg
5 juni 2007
Eénmalig-1
Reg
N
613101
GGD Gelre-IJssel
5 juni 2007
Eénmalig-2
Reg
N
615301
GGD Rivierenland (1)
5 juni 2007
Eénmalig-0
Reg
A
610701
GGD Zeeland
15 juni 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
613601
GGD Hart voor Brabant (1)
15 juni 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
613701
GGD Hart voor Brabant (2)
15 juni 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
613901
GGD Hart voor Brabant (3)
15 juni 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
700002
MvJ/Raad voor de Kinderbescherming
15 juni 2007
Jaarlijks-3
Land
N
611901
GGD Flevoland
15 augustus 2007
Jaarlijks-1
Reg
N
615303
GGD Rivierenland (3)
15 augustus 2007
Jaarlijks-1
Reg
A
Verklaring Per
Periodiciteit
Reg
Regionale selectie
Land Landelijke selectie Med Medium Jaarlijks-0
Jaarlijkse selectie zonder plaatsing afnemersindicaties
Driejaarlijks-0 Driejaarlijkse selectie zonder plaatsing afnemersindicaties Jaarlijks-1
Jaarlijkse selectie met plaatsing afnemersindicaties
Jaarlijks-3
Jaarlijkse selectie i.v.m. het voorwaardelijk fysiek verwijderen van afnemersindicaties op basis van selectiesoort 3
Eénmalig-0
Eénmalige selectie zonder plaatsing afnemersindicaties
Eénmalig-1
Eénmalige selectie met plaatsing afnemersindicaties
Eénmalig-2
Eénmalige selectie i.v.m. het logisch verwijderen van afnemersindicaties op basis van selectiesoort 2
‘N’ Selectie via het netwerk ‘A’ Selectie via alternatief medium, tenzij er tussen afnemer en gemeente andere afspraken zijn gemaakt. Bijvoorbeeld wanneer de selectie een beperkt aantal resultaten oplevert.
BPR kwaliteitsbrochure special
27
Agentschap BPR is een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
NIEUW
NUMMER,
ZELFDE
SERVI CE!
postadres Postbus 10451 2501 HL Den Haag
Voor vragen over de GBA, Reisdocumenten of het Burgerservicenummer kunt u terecht bij onze Servicedesk.
inlichtingen T (070) 361 31 00 F (070) 356 00 66 www.bprbzk.nl
Per 1 april 2007 heeft de Servicedesk van het agentschap BPR een nieuw telefoonnummer: 088-9001000 (lokaal tarief ). Tegelijkertijd is ook de volgorde van de keuzen in de menustructuur veranderd: 1. Burgerservicenummer 2. Wet- en regelgeving Reisdocumenten 3. GBA 4. Register Paspoortsignalering 5. LRD
[email protected]
ISSN 1871-627X
De Kwaliteitsbrochure is een uitgave van het agentschap BPR, Postbus 10451, 2501 HL Den Haag, telefoon (070) 361 31 00. De brochure wordt gratis verspreid onder alle instanties in
Onze medewerkers zullen u graag te woord staan. Natuurlijk kunt u uw vragen ook via e-mail aan ons stellen:
[email protected]
het werkgebied van BPR. Redactie: Evert Jan Twigt. Bijdragen aan deze brochure hebben geleverd: Jan Hissink, Denise Maassen, Esther Petray, Erik Rohlfs, Guus Rutgers, Evert Jan Twigt en Henny Vos.
Grafische vormgeving: WAT ontwerpers (Utrecht) Lithografie en druk: drukkerij De Bink (Leiden)
Agentschap BPR heet per 1 maart 2015 Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)
Meer informatie: www.rvig.nl
BPR kwaliteitsbrochure is een periodiek uitgegeven door het agentschap BPR Het agentschap BPR is een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties