Niet zelden veroorzaakt de komst van migranten, ontheemden, asielzoekers en vluchtelingen achterdocht en vijandelijkheid bij de plaatselijke bevolking. Gevreesd wordt dat de maatschappij minder veilig wordt, dat men gevaar loopt de eigen identiteit en cultuur te verliezen, dat op de banenmarkt de concurrentie groter zal worden, of zelfs dat criminele activiteiten zullen toenemen. Op dit gebied hebben de sociale communicatiemiddelen een rol met grote verantwoordelijkheid te spelen: hun taak is het namelijk om stereotype beelden te ontmaskeren en correcte informatie te presenteren, waardoor de fouten van enkelen openlijk worden aangeklaagd, maar ook de eerlijkheid, rechtschapenheid en goedhartigheid van de meerderheid wordt beschreven. Op dit punt is bij iedereen ten aanzien van migranten en vluchtelingen een verandering van houding nodig: de omslag van een houding van afweer en angst, van onverschilligheid en marginalisering – die uiteindelijk typerend is voor een ‘wegwerpcultuur’ – naar een houding die gebaseerd is op een ‘cultuur van ontmoeting’. Alleen deze cultuur is in staat een meer rechtvaardige en broederlijke wereld op te bouwen, een betere wereld. Ook de sociale media zijn geroepen binnen te treden in deze ‘bekering van houdingen’ en die gedragsverandering ten aanzien van migranten en vluchtelingen te bevorderen. Paus Franciscus
ONDER ONS 4
8
12
15
EEN ONGEPLANDE MISSIE. Al meer dan 30 jaar is Matt Carpenter mhm missionair aanwezig in China. In een eerste van twee bijdragen verhaalt hij van zijn ervaringen in het onderwijs, als leraar Engels. “Zonder enige twijfel is vriendschap sluiten de eerste etappe van missie. Daarna gaat het meer om elkaar beter te begrijpen dan om bekering. Maar ik had nooit het gevoel dat ik een edele martelaar was”. DOOD EN VERDERF IN MALAKAL, ZUID-SOEDAN. Sinds Kerstmis vorig jaar is Zuid-Soedan verwikkeld in een hels conflict dat steeds grimmiger etnische vormen aanneemt. Ben Stopel mhm doet als ooggetuige verslag van de gebeurtenissen in Malakal, waar hij al vele jaren missionair aanwezig is. “De laatste berichten zijn dat de stad op 20 februari opnieuw is ingenomen door de rebellen met als gevolg dat dit keer ook de priesters en zusters de stad hebben verlaten”. TERUG NAAR INDONESIE. Bertus Visschedijk mhm bracht onlangs een bezoek aan Nyarumkop, op Indonesisch Borneo waar hij jarenlang werkzaam was in een pastoraal centrum. Een groep parochianen van zijn huidige standplaats, Winssen, en familieleden vergezelden hem. “De mensen met wie ik in de 80-er jaren heb samengewerkt en die het in 1990 overgenomen hebben, zijn er nog steeds en zij werken prachtig samen om dit “Catechetisch Centrum” (zoals het officieel heet) gaande te houden”. STRESS: WAAR KOMT HET VANDAAN? Een aantal Afrikaanse landen heeft sinds het verkrijgen van politieke onafhankelijkheid periodes van dictatoriale willekeur en geweld gekend. Albert Abbenhuijs mhm verbleef in Oeganda tijdens het schrikbewind van Idi Amin en later Obote. Over stress gesproken… “In april 1986 stuurde de dokter me naar huis. Ik at tegen de klippen op en toch werd ik alsmaar magerder. Ik had stress. Zo stond ik 2 april onverwachts op Schiphol”.
RUBRIEKEN Nieuws uit de regio ...............................……..........………..................…………………………..18 Jubilea ....................................…………………….......................………………………………….19 In Memoriam Ton Putman, Henk Hoogland, Jos Trimbach .............................……………..20
3
EEN ONGEPLANDE MISSIE. Al 32 jaar is Matthew Carpenter mhm werkzaam in China. In deze eerste van twee bijdragen beschrijft hij de oorsprong en aanleiding van zijn engagement op het Chinese vasteland. Dat zijn missionaire tegenwoordigheid het predicaat ‘pionierend’ verdient behoeft geen betoog. Mag ik me even voorstellen? Ik ben Matt. Ik ben een Mill Hill missionaris, 80 jaar oud en met de Vut, woonachtig in de armste provincie van China, namelijk Guizhou (uitgesproken als Gwiedzjow). Ik woon in China sinds 1981: de eerste twintig jaar als een leraar Engels. En de laatste 12 jaar werkzaam onder de armen op het platteland.
velen zijn ook Chinees opgevoed. In die tijd verbaasde ik me over de waanzin van de Culturele Revolutie die toen op het vasteland woedde. De minste van die reeks afschuwelijke gebeurtenissen was de complete stilstand van het onderwijssysteem en wel elf jaar lang. Tijdens mijn verblijf in Maleisië had ik er helemaal geen idee van dat Maleisië
Matt Carpenter met enkele studenten.
Ik vraag me vaak af hoe dit allemaal mogelijk was, omdat China in 1981 nog praktisch een gesloten land was. Ik zal proberen om de gebeurtenissen te schetsen zoals zij zich voordeden. In de jaren zeventig werkte ik 8 jaar in Oost-Maleisië en wel onder de etnische Chinezen. Dezen maken ongeveer dertig procent van de bevolking uit; 4
mijn verdere toekomst zou bepalen. Vijfentwintig jaar later zou ik Chinees sprekende vrijwilligers uit Maleisië rekruteren om in China te helpen om daar de armoede te bestrijden. In 1981 was ik terug in Nederland om de baan van rector op me te nemen in ons Mill Hill College. ‘Het bamboe gordijn’
vertoonde toen net een kleine opening. Dit was een machtige ontwikkeling. Ik ging naar de Ierse ambassade in Den Haag om het woord pastor uit mijn paspoort te laten verwijderen. Ik was in feite ook leraar; en het principe van ‘vertel de waarheid, maar niet de hele waarheid’ zou me de komende jaren in China goed van pas komen. Ik kocht een Chinees linguafoon cursus en zocht een manier om China binnen te komen. In juli 1981 kwam ik China binnen onder de zorg van SACU, de Chinees-Britse Vriendschap Vereniging en registreerde mezelf voor een korte taalcursus aan de Volksuniversiteit. We waren met zijn dertigen, de allereerste buitenlanders aan die universiteit. De universiteit was net geopend na de Culturele Revolutie. Voor ons was China een vreemde planeet. Voor de Chinezen waren wij vreemden van een andere planeet. Maar nu zat Deng Xiaoping achter het stuur en probeerde het land weer te normaliseren. Zijn beroemde slagzin was: ‘Zwarte kat of witte kat, het maakt niet uit. Als de kat maar muizen vangt.’
Deze leuze toonde zijn pragmatische benadering en verantwoordde ook de instroom van ‘gevaarlijke elementen’. Ik werd een goede vriend van de vertaler, een prettige jongeman, Zhou genaamd. Ik vroeg zijn goede raad om ergens onderwijs te kunnen geven. Hij raadde me aan om me in te schrijven bij het ‘bureau van buitenlandse leraren.’ Ook gaf hij me de goede tip: ‘Schrijf je niet alleen in, maar laat daar om de twee dagen je neus zien en begroet hen vriendelijk. Als iemand vragen stelt, dan zullen ze zeggen: ’O ja, deze meneer komt hier af en toe kijken.’ Dit was een beproefde les, want in China kom je nergens zonder eerst contacten gelegd te hebben. Die contacten noemen zij guanxi (uitspr.: gwaansjie) Zo begon ik mijn baan als leraar Engels in het koude Manchuria. Een vriend vroeg me: ‘Nam je niet te veel risico in het onzekere China van die tijd?’. Ik antwoordde hem: ‘Ik kan je verzekeren dat ik geen held ben. Bij het eerste teken van onraad, zou ik als een gek naar de 5
dichtstbijzijnde grens hollen.’ Ik wist toentertijd niet dat de dichtstbijzijnde grens in het noorden Siberië was en in het zuiden Noord-Korea. Maar gevaar was niet het probleem. De twee grootste problemen in het begin waren eenzaamheid (de Chinezen zijn bang om vriendschap te sluiten) en de ongelofelijke controle cultuur. Mijn eerste studenten, een stel onderzoek wetenschappers die overzee zouden gaan als bezoekende geleerden, werden ware vrienden. Mijn eigen achtergrond als gediplomeerde in de wetenschap hielp me om de nodige contacten te leggen. Zo begon ik mijn
onderwerp altijd benaderen rond Kerstmis en Pasen als we het moesten hebben over ‘Westerse Cultuur’, een van onze vaste onderwerpen. En de Eucharistie? Ik ging zondags naar de kerk. Dit was een krachtige bevestiging voor de plaatselijke gelovigen die jarenlang de boodschap gehad hadden dat men in het buitenland al heel lang het geloof afgezworen had. En kijk, hier waren wij, buitenlandse geleerden, die nog steeds vasthielden aan dat bijgeloof. Een waar getuigenis. De dagelijkse Mis was een rustig ritueel. Soms was ik alleen, soms met een paar vrienden.
Kinderen horen er ook bij.
loopbaan om 20 jaar lang Engels te geven in onderzoekcentra, universiteiten, pedagogische academies en op mijn flatje. Als buitenlandse leraren vonden wij ons contact met de Chinese studenten heel speciaal. Geloofsdiscussies waren natuurlijk uit den boze, maar we konden het 6
Hoe succesvol was ik als leraar? Ik twijfel of ik briljant was. Maar ironisch genoeg, niettegenstaande mijn ‘slechte’ achtergrond en het feit dat ik twintig jaar lang heel omzichtig te werk moest gaan, kreeg ik in 2002 de Staats Vriendschap Medaille opgespeld in de Grote Zaal van het Volk door de vice-Premier, Qian Qicheng, voor mijn verdiensten in het
In een tempel.
onderwijs. Dit misschien meer dankzij mijn guanxi dan door mijn bijdrage. Maar of ik erkenning verdien of niet, zonder twijfel staat het wel vast dat deze jaren vriendschapsjaren waren, vriendschap gegeven en vriendschap ontvangen. Enkele aspecten van deze periode verdienen in het bijzonder genoemd te worden vanwege hun toekomstige impact: Engels onderwijzen in een universiteit gaf ons een hoge mate van toegang tot de harten en zielen van onze leerlingen. We genoten veel vrijheid om teksten en gesprekmateriaal te kiezen en ook om groepen en individuele personen te ontmoeten. Zo hadden we de kans om hun zelfrespect op te vijzelen door hen persoonlijk te begeleiden en door valse waarden aan te stippen. Dit was een nieuwe ervaring voor de studenten, die hun hele leven slechts een schoolsituatie van wel zeventig leerlingen in een klas ervaren hadden.
Er was ook een levensgetuigenis. Ik zou mezelf hier geen hoog cijfer willen geven, maar ik ben ervan overtuigd dat opgewektheid, optimisme en zorg indruk gemaakt hebben, samen met het feit dat ik mezelf opofferde om China’s noden te lenigen. Zonder enige twijfel is vriendschap sluiten de eerste etappe van missie. Daarna gaat het meer om elkaar beter te begrijpen dan om bekering. Maar ik had nooit het gevoel dat ik een edele martelaar was. Vanwege de voldoening die ik genoot in mijn baan en de pastorale ervaring ontving ik in die twintig jaar meer dan ik ooit gaf. Ik koos de titel voor de beschrijving van mijn ervaringen welbewust. De meeste gebeurtenissen vonden gewoon plaats zonder dat ik er een plan voor had. Ze gebeurden zomaar of door de voorzienigheid. Ook de tweede etappe van mijn werk in China ontstond zonder al te veel plannen. Matthew Carpenter mhm 7
DOOD EN VERDERF IN MALAKAL, ZUID-SOEDAN. Ruim twee jaar na de geboorte van het nieuwste land in Afrika dreigt Zuid-Soedan te verzinken in een burgeroorlog met veel etnische trekken. Het kleine contingent van drie Millhillers in Malakal is er in geslaagd het land te verlaten, ongedeerd, maar flink aangeslagen en met lood in de schoenen vanwege de mensen die ze achterlieten. Ben Stopel mhm doet hieronder zijn verhaal.
‘Nooit meer oorlog’! Vaak hebben we deze opmerking in Zuid-Soedan gehoord, maar toch sloeg de vlam in de pan. Na gevechten die op 15 december in Juba begonnen tussen de Dinka en Nuer elite soldaten van de presidentiële garde was de hele streek binnen de kortste keren in rep en roer. De regering legde dit uit als een staatsgreep onder leiding van de vicepresident Riek Machar (uitspr: Riejek Matsjar) die door president Salva Kiir afgezet was . Anderen zeggen dat deze beschuldiging was verzonnen, omdat officieren van het Zuid-Soedanese leger (SPLA) met elkaar overhoop lagen. Diezelfde dag namelijk had een gedeelte van de SPLA onder leiding van Riek Machar een belangrijke vergadering onder protest verlaten. Al snel begonnen de gevechten te lijken op een etnisch conflict tussen de Dinka van president Salva Kiir en de Nuer van Riek Machar, maar de regering sprak dit met klem tegen.
In Malakal, waar we met drie Millhillers - Ben Stopel (Ned), Jakob Kirchler (Zuid-Tirool) en Cyprian Ta-ah (Kameroen) - waren, werd de bevolking verzekerd dat alles onder controle was. Toch braken er gevechten uit op 23 december nadat het plaatselijk garnizoen uiteengevallen was in vooren tegenstanders van de president. Veel mensen vluchtten naar het kamp van de VN Missie (UNMISS) of naar dorpen buiten de stad. De hele ochtend van Kerstmis hebben we plat op de grond doorgebracht omdat er hevig gevochten werd vlak naast ons huis. Gelukkig is ons die dag niets overkomen ondanks de rondvliegende kogels. De stad werd grotendeels
Glas verbrijzeld door kogels.
8
ingenomen door de rebellen tot er na vier dagen hulp kwam van regeringstroepen van buitenaf die de rebellen in korte tijd verdreven.
Hun lievelings bezigheid is onder een boom zitten om zo af en toe koeien te stelen van naburige stammen, en te plunderen.
Ben Stopel in betere tijden.
Intussen waren wel de winkels in het centrum van de stad geplunderd en uiteindelijk in brand gestoken. Het leger nam positie in aan de rand van de stad en we dachten dat het voorbij was, maar toch werd de stad na een week of twee van rust begin januari opnieuw ingenomen door de rebellen, dit keer geholpen door duizenden meest gewapende Nuer jongeren, het “Witte Leger” genaamd. Deze groep behorende tot de Lou Nuer gelooft in een voorspelling van een zekere profeet Ngundeng dat er iemand van de Nuer aan de macht zou komen. Voor hen zou dat Riek Machar moeten zijn. Het leger werd overdonderd door deze massa van Nuer en sloeg op de vlucht. De jongeren in het “Witte Leger” zijn ongeschoold, een ‘zootje ongeregeld’, waar niemand controle over heeft, zelfs de ouderlingen niet.
Bijna iedereen in de stad (Malakal telt zo’n 150.000 inwoners) vluchtte dit keer. Sommigen zochten hun toevlucht in twee van onze parochies in Malakal zelf of het UNMISS kamp, maar het merendeel ging naar dorpen buiten de stad. Achter ons huis zaten zo’n 3000 voornamelijk vrouwen en kinderen. In de andere parochie in het centrum van de stad hadden zo’n 7000 mensen bescherming gezocht in de hoop dat de rebellen de kerk met rust zouden laten. Zes lange dagen hebben deze jongeren en de rest van de rebellen de mensen die nog in de stad achtergebleven waren, geterroriseerd. Iedereen was bang want ze waren uit op mobieltjes en geld; had je die niet dan had je kans om doodgeschoten te worden. Bovendien zochten ze auto’s om 9
Vluchtelingen.
gestolen spullen mee te vervoeren. Ook mijn 16 jaar oude pick-up werd uiteindelijk onder dwang gevorderd. De opslagplaatsen van het Wereld Voedsel Programma (WFP) net achter ons huis werden opengebroken. Wat de rebellen niet nodig hadden werd vervolgens geplunderd door omwonenden en later ook door anderen vanuit de stad, want voedsel was schaars. De rebellen lieten dit toe en ook mochten vrouwen in groepjes naar de rivier om water te halen. Aan eten dus geen gebrek voor mensen die in de stad gebleven waren maar de mensen die naar de dorpen gevlucht waren, zaten zonder. De verlossing kwam toen opnieuw de regeringssoldaten met groot geschut kwamen aanzetten en van twee kanten de rebellen aanvielen die op hun beurt op de vlucht sloegen. Het “Witte Leger” was nergens meer te bekennen want die waren als eerste gevlucht. De aanval werd ingezet juist toen Jakob Kirchler mhm met een 10
collega priester te voet op weg was naar de buiten-de-stad-gelegen VN basis om te zien of er iets te regelen viel bij de Nederlandse politie die daar zat, om mij met de achtergebleven bagage op te halen. Rennend voor hun leven konden ze ongedeerd de basis bereiken met anderen uit de stad en groepjes jongeren van het “Witte Leger”die zich ontdaan hadden van hun geweer en uniform. Weer werden de Nuer verdreven en dat was een hele opluchting. Al gauw begonnen de soldaten te zoeken naar achtergebleven Nuer rebellen die gevangen werden genomen en vervolgens werden geëxecuteerd. Geen plek was meer veilig voor hen. Twee dagen na het tegenoffensief kon ook ik met de auto zonder problemen naar de VN basis. De dag erna konden Jakob en ik met het VN vliegtuig naar Juba om vandaaruit naar ons gastenverblijf in Nairobi te gaan. We konden eindelijk rustig slapen zonder het geluid van geweerschoten.
Met een zwaar hart hebben we onze lokale priesters en zusters achter moeten laten en natuurlijk ook onze parochianen. Hoe groot is hun lijden, slapend in de open lucht terwijl er voor velen zo goed als geen voedsel is. Wat een ellende allemaal en nog steeds is het niet voorbij. De laatste berichten zijn dat de stad op 20 februari opnieuw is ingenomen door de rebellen met als gevolg dat dit keer ook de priesters en zusters de stad hebben verlaten naar veiliger plekken zoals de VN basis of dorpen buiten de stad. Komt er dan nooit een einde aan de gevechten? De vredesonderhandelingen in Ethiopië verlopen uiterst moeizaam vooral ook omdat er heel wat zal moeten veranderen wat de SPLA regering betreft. Riek Machar werd in het begin voornamelijk gesteund door de Nuer, maar er zijn geruchten dat ook anderen zich bij hem aansluiten en zich tegen de president keren. Iets wat begon als een conflict onder de SPLA leiders loopt steeds meer uit de hand. Het gevaar bestaat dat de gevechten uitlopen op een burgeroorlog die zich
over heel Zuid-Soedan zal verspreiden met als gevolg nog meer doden en verwoesting. Hoe moet het nu verder? Zullen de verkiezingen van volgend jaar uitkomst bieden want dan komt er een regering met andere politieke stromingen aan de macht. Na 2½ jaar van onafhankelijkheid heeft het nieuwste land ter wereld een stap teruggezet van wel 10 jaar. Ook al wordt de vrede uiteindelijk ondertekend dan nog zal er heel veel moeten gebeuren voor de mensen enigszins weer in vrede en verdraagzaamheid met elkaar kunnen leven. De wond zal hopelijk genezen maar voor veel mensen zal er altijd een litteken blijven. De kerk zal een grote rol moeten gaan spelen in dit proces maar zover zijn we nog lang niet. Zullen we na enige tijd terug kunnen gaan naar Malakal waar we nog meer nodig zijn dan ooit tevoren. Ondertussen blijven we bidden en hopen dat de onderhandelaars snel een blijvende vrede bewerkstelligen. Ben Stopel mhm
Nog meer vluchtelingen.
11
TERUG NAAR INDONESIE. Voor Bertus Visschedijk, thans pastor in Winssen, is het een bijna jaarlijks ritueel geworden: met een groep parochianen en familieleden enkele weken op bezoek naar Indonesisch Borneo. In de jaren 80 van de vorige eeuw heeft hij daar met veel passie gewerkt aan de opbouw van lokale christengemeenschappen. Met voldoening en bewondering verhaalt hij hoe het nu verder gaat. een kamer). Het gebouw is uitgegroeid voor allerlei activiteiten, en de week voor wij er kwamen, vierden ze met 329 jongeren daar de “maand van de Bijbel”.
Het was weer fijn om even terug te zijn in Indonesië te midden van “mijn” mensen op het eiland Borneo in de plaats Nyarumkop in Wisma Emaus (Huize Emmaüs). In 1980 mocht ik daar beginnen met het starten van een bezinningshuis/retraitehuis/opleidingshuis. Alles was toen aardig “kaal”. We begonnen met 24 slaapplaatsen, later kwamen er 30 bij, en sinds kort kunnen er wel honderden mensen overnachten in een groot internaat dat bij Emmaüs hoort. (Indonesiërs zijn gauw tevreden met een matje om op te slapen, en dan kunnen er velen in
Bertus Visschedijk in zijn element.
12
De mensen met wie ik in de 80-er jaren heb samengewerkt, en die het in 1990 overgenomen hebben, zijn er nog steeds en zij werken prachtig samen om dit “Catechetisch Centrum” (zoals het officieel heet) gaande te houden. Ik mocht weer slapen in de kamer waar ik 10 jaar lang heb ‘gewoond’. Het was prachtig om dit allemaal weer terug te zien. Onze taak toen was om de verschillende kampongs met een christelijke (katholieke) bevolking bewust te maken dat ZIJ samen verantwoordelijk zijn voor het christenzijn in hun dorp/kampong. Daarvoor kozen ze zelf een soort kerkbestuurtje dat de leiding had. Het werkte prima. Ze voelden zich verantwoordelijk en gingen aan het werk. Veelal kwam er
Blij weerzien.
wel een eenvoudig kerkje in het dorp dat zij zelf bouwden: ONZE kerk, zeiden ze. Op zondag kwamen ze bij elkaar voor een viering die ze zelf leidden, en ze verzorgden de verschillende activiteiten in het dorp: ziekenbezoek, uitvaarten, godsdienstonderwijs, etc. Een of twee keer per jaar kwam de pastor langs voor een eucharistieviering. We legden de nadruk op SAMEN de basiscommuniteit vormen. (Hier in Nederland ligt de nadruk sterk op eucharistie vieren, en ik zal de laatste zijn die ontkent dat de eucharistie het waardevolst is in ons geloof, maar je moet roeien met de riemen die je hebt en de basisgroepen “heel” houden). Fuseren zullen ze in Indonesië zeker niet doen. Het zijn en blijven overal kleine dorpse basisgemeenschappen, die weten wat ze aan elkaar hebben en waar ze elkaar kunnen vinden. Of iemand gedoopt of gevormd mag worden, dat bepaalt dit kerkbestuurtje en niet de pastor. Hun grote voordeel is wel dat hun kerkjes heel eenvoudig
zijn (verwarming is niet nodig) en er zijn geen grote sommen geld nodig. Verschillende van deze dorpjes hebben we bezocht en je proefde de blijheid en de eenvoud van deze mensen. De twee zondagmorgens waren voor mij het hoogtepunt van de reis, want ik mocht weer even terug naar mijn favoriete buitenstaties, waar een volle kerk met veel jeugd en kleine kinderen zingend en dansend de diensten verzorgden. Op de reis naar die buitenstaties passeerden we vijf dorpen, waar de deuren van het dorpskerkje uitnodigend openstonden, waar mensen bij elkaar kwamen, allemaal zonder pastor. (Jammer dat zulke diensten zonder pastor weinig waardering krijgen in Nederland). Ik voelde me toch wel een beetje trots bij het zien van dit alles, waar we in de jaren 80 mee begonnen waren. Het is een echte VOLKSKERK en geen dominante priesterkerk. Natuurlijk hebben we (11 personen) vele andere dingen gezien en ervan genoten: de vruchten, het heerlijke eten, veel vis, 13
Kerk in buitenstatie.
het landschap, de mensen (eenvoudig en gastvrij). In een rammelende bus met als chauffeur Mozes (hij kende alleen de Nederlandse uitdrukking “rot op, de bus in”) hebben we verschillende dorpen en steden bezocht. Ik heb veel oud-leerlingen ontmoet, die nu een prima baan hebben. Veel vrienden en
Bertus en Paul Visschedijk.
14
vriendinnen kwam ik tegen. Er werd veel over orchideeën en over het eten gepraat, maar mijn belangstelling ging uit naar “mijn” mensen. Twee weken zijn we zo in Nyarumkop en omgeving geweest. Een onvergetelijk weerzien. Bertus Visschedijk mhm
STRESS: WAAR KOMT HET VANDAAN? Het is niet altijd even gemakkelijk om de oorzaken van spanning op het spoor te komen. Tijdens de woelige jaren van de presidenten Amin en Obote in Oeganda leefde het hele land jarenlang in ‘low level stress’. Albert Abbenhuijs mhm vertelt in dit aangrijpend verhaal twee voorvallen die bij hem alles op scherp hebben gezet. In april 1986 stuurde de dokter me naar huis. Ik at tegen de klippen op en toch werd ik alsmaar magerder. Ik had stress. Zo stond ik 2 april onverwachts op Schiphol. Ik belde mijn zus en zij schrok zich de pleuris. Bij mijn zus contact opgenomen met mijn overste. ‘Probeer tot rust te komen’, zei hij. Over een paar dagen moest ik maar naar Roosendaal komen. Hij regelde een serie gesprekken bij de psychiaters van CAPER (Centraal Adviesbureau voor Priesters en Religieuzen). Het eerste gesprek kon pas half december
Eén van de psychiaters was zuster Christa. Het eerste gesprek moest ik alles over mijn tijd in Oeganda vertellen. Ze schreef af en toe wat op. De tweede keer zei ze: ‘De vorige keer heb je een paar keer het woord ‘wegversperring’ gebruikt. Vertel eens wat er daar is voorgevallen en neem er je tijd voor. Twee daarvan zal ik nooit vergeten. De eerste toen ik een vrouw vanwege constante bloedingen naar het ziekenhuis in Iganga moest brengen. Vanaf mijn missiepost, 27 km over bar slechte weg. Op de heenweg
Straatbeeld in Kampala, Oeganda.
plaatsvinden. Intussen moest ik me maar vermaken. Eerst maar 3 weken op vakantie naar Tirool, waar mijn congregatie ook huizen heeft. Een reis naar Lourdes en een cursus van 3 maanden in ons moederhuis, Mill Hill, in Engeland.
politie voor het postkantoor, in Iganga. Op de terugweg stonden er soldaten. Om haar in de auto te kunnen tillen, had ik hulp nodig van mijn catechist. Een heel karwei: achter in een Volkswagen. Hij was van het land komen aanrennen; 15
Militair vertoon.
korte broek, kapot overhemd en modder op zijn benen. En het bewijs dat hij de belasting had betaald, lag thuis. Hoe kun je dat duidelijk maken aan een soldaat die geen Engels spreekt en de taal uit onze streek niet machtig is? Hij dacht dat mijn catechist een lid van de ondergrondse was. Het kostte me 14 minuten, met het geweer op mijn ribbenkast, om die soldaat te overtuigen van de onschuld van mijn catechist. Nadat hij ons had laten gaan, zei ik: ‘Met niemand hierover praten, ook niet met je vrouw. Vanwege je eigen veiligheid. ’Daarom durfde ik er ook met niemand over te praten. Maar het blijft wel in je kop rondmalen.’ ‘En de tweede keer’?, vroeg zuster Christa. ‘Ja, dat was april 1985. Amin was weg. Obote was de eerste president na de onafhankelijkheid (9 oktober 1962). Hij werd verdreven door Amin, maar kwam na Amin weer aan de macht. Suiker, zout, zeep enz. 16
waren weer volop te koop, maar qua veiligheid en mensenrechten was er niets verbeterd.’ ‘Daar horen we hier genoeg over. Maar ga verder.’ ‘Ik was op weg naar Jinja (2e stad van Oeganda, nu ruim 100.000 inwoners) om een stempel bij de autoriteiten te halen om naar Kenia te mogen gaan. Daar wilde ik de week erna naar toe, o.a. om mijn auto eens goed te laten nakijken. Onderweg pikte ik drie parochianen op. Zij moesten naar de stad. Zeven kilometer buiten de stad was de wegversperring. Zo’n 25 auto’s stonden stil. Er kwam maar geen beweging in. Ik liep naar voren om te zien wat er loos was. Bij de eerste auto zag ik soldaten, die mensen fouilleerden. Een vrouw, slechts gekleed in een slip, rende naar de struiken, eerst over de stoppels van gemaaide maïs. Een soldaat schreeuwde haar na; ‘Je had wel geld, maar je had het verstopt in je kleren’. Hij schoot in de lucht. Zij moet het schot gehoord hebben; ze
rende nog harder, haar blote voeten bezerend aan de stoppels. Verderop stond een andere soldaat. Bij hem zat een vrouw op de knieën en een baby in haar armen. Hij stond te razen en te tieren, in slecht Engels, vermengd met Swahili; ‘ You have money, hidden in de nappy, money dirty’. (Je hebt het geld, maar je hebt het verborgen in de luier van je baby, maar het geld is smerig), Hij trok de baby uit de armen van de moeder, hield de baby omhoog en, tot mijn ontzetting, trok hij zijn revolver. You pay for this, damned ‘malaya’. (Hiervoor zul je boeten, verdomde hoer). Hij schoot de baby aan flarden. De rest kon ik niet meer aanzien. Ik moest bijna overgeven. Onthutst liep ik terug naar mijn auto. ‘Pater, wat is er gebeurd’? Ze zagen aan mijn gezicht dat ik iets vreselijks had gezien. Ik zei: ‘Jullie zullen het niet begrijpen, maar voor jullie eigen
veiligheid is het beter als ik jullie niet vertel wat ik gezien heb’. De auto’s voor me begonnen te rijden. Toen ik langs die soldaten reed, zag ik dat de moordenaar iets op een papiertje schreef. In Jinja kreeg ik mijn stempel. En ‘s avonds zei ik tegen mijn collega dat ik het beter vond om hem niet te vertellen wat ik gezien had. Maar wel dat het echt heel vreselijk was. En dat ik al de volgende dag naar Kenia wou om het wereldkundig te maken. Zo gauw ik de grens over was, heb ik bij de eerste missiepost een typemachine geleend om een brief te tikken voor Amnesty International. Toen ik de brief had gepost, voelde ik me een beetje opgelucht. Anderhalve maand later werd door de oppositie in het parliament een brief van Amnesty voorgelezen. Dat hoorde ik ‘s avonds in de nieuwsuitzending van de BBC. Een paar zinnen herkende ik woord voor woord. Ze waren van mij afkomstig. ‘Daar zit de reden voor je stress’, zei zuster Christa. ‘Vooral het tweede voorval heeft je aangegrepen. En mensen die bij je in de auto zaten, daar durfde je het niet aan te vertellen, voor hun eigen veiligheid. Maar je hebt het daarom alleen moeten verwerken. Nu heb je het verteld en over een paar weken zul je die stress kwijt zijn.’ En dat was ook zo. Ik voegde er nog aan toe dat president Obote zich verweerde door te zeggen dat het rebellen waren die hem een slechte naam hadden bezorgd. Maar hij werd wel de volgende dag aan de grens gezien, met heel zijn familie. Zeven maanden later kwam Yoweri Museveni aan de macht. Die is nog steeds de president. Albert Abbenhuijs mhm
Kathedraal van Jinja.
17
MIDVASTENLOOP OLDENZAAL.
Heerlijk wandelen.
35 jaar geleden werd een beroep gedaan op het Promotion Team, zoals er zo vaak een beroep op het team werd gedaan: kun je ons helpen bij de Vastenactie? Meestal kwam zo’n aanvraag uit een parochie of een school. Dit keer vroeg dekenaat Oldenzaal om hulp. Ze wilden iets anders. Kees Groenewoud en ikzelf gingen er heen. Kees had al ervaring met de 40 MM in Hem-Venhuizen. Gruwelijk was het, en dan de volgende dag ook nog de preekstoel op klauteren met stramme spieren! Toch hebben we het voorstel gelanceerd bij die dekenale MOV groep. Ze lachten ons uit, want welke Tukker gaat 40 km lopen? Als we het nu eens op 20 km hielden, dan zou er wel een kansje zijn om een sponsortocht te organiseren, werd gezegd. En toch, ja, we moeten toch af en toe het lef hebben om iets geks te doen, want carnaval vieren konden we 18
toch ook wel, hier in Oldenzaal, boven de grote rivieren. Er werd doorgezet. De scholen werden opgetrommeld, de parochies kregen hopen informatie, de tocht der tochten, de moeder aller tochten werd Midvastenloop gedoopt, 35 jaar geleden. Genoeg vrijwilligers waren er die de handen uit de mouwen wilden steken. En elk jaar weer komen de wandelaars: de jongeren van toen zijn de grootouders van nu, maar ze komen met hun kleinkinderen. Een jaar of tien komt ook een contingent buitenlandse studenten uit Delft. Ze horen dat er nóg een Nederlandse taal is en zien een ander landschap en genieten van de pannenkoeken, de krentenbollen, de erwtensoep. Eigenlijk zou per uitzondering ook de midwinterhoorn moeten klinken! Of ga ik dan te ver? Elk jaar weer, regen of wind, hitte of kou, ja, in weer en wind: 1500-2000 wandelaars,
die elk jaar weer 50.000 – 100.000 euro meebrengen voor het goede doel, de blinden en kreupelen, de onderdrukten en de vluchtelingen, de scholen en de ziekenhuizen. Kees zou zeggen: Mill Hill
kan toch pittig wat doen in Nederland, vanzelf! Ben Engelbertink mhm
JUBILEA 2014
70 jaar priester
Giel de Rooij
Vrijland
60 jaar broeder
Martin Snoeren
Maleisië
60 jaar priester
Guust van den Eeden Theo Feldbrugge
Dordrecht St. Jozefhuis
50 jaar broeder
Jac van Cruchten
Tilburg
50 jaar priester
Albert Abbenhuijs Alfons ter Beke Albert Jacobse Piet Koomen Peter Nabben Henri Peeters Harry Smithuis
Kaatsheuvel Vrijland Maleisië St. Jozefhuis St. Jozefhuis Kameroen St. Jozefhuis
19
ALTIJD GLIMLACHEND. Henk Hoogland mhm Geboren op 18 januari 1940 te Monnickendam. Tot priester gewijd op 12 juli 1964. Missionaris in Nieuw Zeeland, Chili en Brazilië. Gestorven op 11 december 2013 Mijn eerste kennismaking met Henk was in Santiago de Chile in 1981. Ik ontmoette hem daar wonend in een volkswijk: een ‘barrio popular’ genaamd Lo Amor. Hij woonde daar in een piepklein houten huisje met Philippe van den Bogaard mhm. Henk woonde daar heel eenvoudig onder het gewone volk, het leven delend van de inwoners van die arme wijk. Henk zijn levensstijl had iets zeer aantrekkelijks, iets onbezorgds. Hij was een vrij mens, blijkbaar aan niets gehecht en daar was niets geforceerds aan. Hij was iemand die de optie voor de armen als iets natuurlijks beschouwde en was op de hoogte van alle problemen van de mensen in de wijk. Hij probeerde in de kleine basisgemeenschappen mensen bewust te maken en te stimuleren om op te komen voor hun rechten om zodoende hun situatie te verbeteren. In 1982 arriveerden wij bijna tegelijk in Brazilië. We zijn toen samen begonnen aan een nieuwe parochie in Seropedica, in de staat Rio de Janeiro. Het was een parochie die uit vele ‘comunidades’ (kerkelijke basisgemeenschappen) bestond. Henk’s sterke punt was zijn gebruik van bijbelverhalen, die hij zeer creatief uitlegde. De mensen begrepen zo dat het er om ging om zelf voor hun rechten op te komen. Henk las veel boeken over de bijbel in verschillende talen. Hij had altijd een boek bij zich in de bus of ander openbaar vervoer. Ik vermoed dat, toen hij getroffen werd door een hersenbloeding 20
zijn grootste frustratie was dat hij niet meer kon lezen en studeren. De psalmen en de zaligsprekingen en het Onze Vader hadden zijn bijzondere aandacht en interesse. Ondanks zijn verslechterende toestand heeft hij gelukkig het laatste anderhalf jaar nog veel kunnen skypen met vrienden en vriendinnen in Brazilië. Velen in Brazilië hadden gehoopt dat hij hen nog een keer zou bezoeken. Tegelijkertijd had Henk iets ondoorgrondelijks. Hij liet nooit het achterste van zijn tong zien. Ja, wat zat er achter die glimlach van Henk? Sommigen begrepen die glimlach niet altijd, want bij ongelukken en begrafenissen bleef de glimlach je aankijken. Was het een uitstraling van een diep doorleefd en blij geloof,waardoor zijn vriendelijke glimlach als het ware op zijn gezicht leek te zijn geboetseerd ? Het antwoord weet hij zelf alleen, denk ik. Antonio Steiner mhm uit de Tirool schreef me het volgende: “Que o sorriso passageiro de Henrique se torna uma risada eterna” –“dat de tijdelijke glimlach van Henk mag worden tot een eeuwig lach”. Jac Hetsen mhm
GODS WOUDLOPER. Ton Putman mhm Geboren op 12 oktober 1927 te Rotterdam. Tot priester gewijd op 8 juli 1951. Missionaris in Sabah, Kalimantan, Papua. Overleden op 30 december 2013. Zoals de apostel Paulus rondtrok in de eerste eeuw in Klein-Azië, zo trok ook Ton Putman in de twintigste eeuw rond in het Verre Oosten in Maleisië en Indonesië. Zowel Paulus als Ton brachten de Blijde Boodschap in verre streken. Beiden waren gedreven missionarissen met een voorliefde voor mensen in afgelegen streken. Ton was “Gods woudloper”. In Sabah mocht Ton 21 jaar werken. In de bergachtige gebieden rond de Tambunan Vallei maakte hij talloze voettochten om overal kleine geloofsgemeenschappen te vormen. Niets was Ton te ver. Ton stond bekend om zijn talenknobbel. Hij kende heel veel woorden die de plaatselijke bevolking hooguit een keer per jaar gebruikte, en dat liet hij wel graag weten. Hij kon soms wel 5 talen in een zin kwijt. Het jaar 1972 was een beslissend jaar. Alle niet-islamitische religieuze leiders werden gedwongen Sabah te verlaten. Acht Millhillers protesteerden. Op 2-12-1972 werd Ton ‘s nachts door een grote groep soldaten van zijn bed gelicht. Hij wilde niet gaan en bleef op zijn stoel in zijn slaapkamer zitten. De soldaten hebben hem toen met stoel en al naar beneden gebracht naar de landrover die hem naar de gevangenis bracht. Als ‘persona non grata’ werd Ton het land uitgezet. Ton bleef altijd vol trots vertellen over zijn gevangenisdagen in Kota Kinabalu. In 1974 ging Ton, samen met 5 andere ‘Sabah-mensen’ naar Pontianak, West Borneo. Binnen de kortste tijd had Ton op zijn manier de Bahasa Indonesia
onder de knie. Toen hij hoorde dat een verafgelegen gebied, Sungkung, nog nooit bezocht was door een missionaris, was hij binnen een week bij die mensen. Trots liet hij daarna foto’s zien van die mensen daar. Om in Indonesië te kunnen blijven werken nam hij de Indonesische nationaliteit aan. In 1982 ging Ton werken in Agats Irian Jaya. Hij volgde zijn grote vriend Josef Haas mhm, die daar in het binnenland onder de Papua’s ging werken in het bisdom Agats. Lopend en varend bezocht hij de mensen. Wegen en motoren waren er niet. Toen het allemaal fysiek moeilijk werd, werd hij gevraagd om in Agats bij de bisschop te komen werken. In 2009 kwam Ton voorgoed naar Nederland. “58 tropenjaren” hadden hun tol geëist. Ton werd weer Nederlander, maar hij bleef trots op zijn Indonesisch paspoort! Hij droeg bijna altijd een batik overhemd. Blij was hij voor de verzorging in Vrijland. De “woudloper” had nu een rollator……… Ton, terima kasih, selamat jalan. Bertus Visschedijk mhm 21
BROEDERMISSIONARIS MET HART EN ZIEL. Jos Trimbach mhm Geboren op 29 februari 1920 te Huizum. Eeuwige Eed afgelegd op 15 augustus 1952. Missionaris in Kameroen. Gestorven op 26 januari 2014. Broeder Jos voelde zijn einde naderen. Vol overgave leefde hij er naar toe zijn leven terug te geven aan zijn Schepper. Tot over de dood heen wilde hij getuigenis afleggen van zijn leven als broedermissionaris. Duidelijk gaf hij te verstaan, dat hij opgebaard wilde worden gekleed in zijn witte missietoog, omgord met zijn rode broederkoord, in zijn handen de rozenkrans, op zijn schouder het Mill Hill speldje en aan zijn hart zijn missiekruis. In combinatie met zijn witte baard kreeg hij zo het aanzien van een oude wijze rabbi. Op deze manier werd duidelijk waar hij heel zijn leven voor gegeven had: om met al zijn krachten het Goede Nieuws van Gods Liefde te brengen aan de allerarmsten. Om dit doel te bereiken koos hij er voor om broedermissionaris te worden. Na zijn eeuwige eed in 1952 vertrok hij naar Kameroen, dat a.h.w. zijn tweede vaderland werd. Hij bracht er 47 jaar door. In Mankon, in het centrum van Bamenda, begon hij een werkplaats voor auto’s en motoren, waar een grote behoefte aan bestond. Maar er was ook nood aan opleidingsmogelijkheden voor jonge monteurs. Al gauw begon hij daarom met het opleiden van jonge mannen. Het was zijn bedoeling om echte vakmensen af te leveren, die een eigen werkplaats zouden kunnen beginnen. Maar dat was voor hem niet voldoende, hij wilde ook moreel hoogstaande mensen opleiden. Daarom leerde hij ze ook groente te verbouwen in zijn eigen tuin. En eens per week, gewoonlijk op vrijdag, gaf hij catechismusles. Natuurlijk is er geen 22
betere manier om een boodschap over te brengen dan door eigen voorbeeld. Daarom ging hij zelf elke morgen naar de H. Mis en bad hij elke avond het rozenhoedje. Resultaat bleef niet uit: samen met het werk van andere missionarissen en catechisten ontstond er op de missiepost een levendige gemeenschap van blijde christenen die zongen en dansten omdat zij zich geliefde kinderen van God voelden, die mochten delen in Gods Liefde. Na zijn terugkeer uit Kameroen mocht Jos nog 15 jaar in Sint Jozefhuis en Vrijland doorbrengen. En net als in Kameroen werd hij zo ook hier één van die mensen waarvoor men een stille bewondering heeft. Zulke mensen stralen iets uit van goedheid en trouw, schenken geborgenheid en begrip. Zijn leven werd duidelijk gedragen door offerbereidheid, een sterk geloof en een levendige verhouding met Christus, de Rots waarop zijn leven gebouwd was. Jos, we zijn trots en dankbaar dat jij één van ons was. Leef nu verder in het Licht van God samen met Maria en alle heiligen. Hennie Wehkamp mhm
ONZE OVERLEDEN VRIENDEN Nieuw Bergen
Mw. Riek van Lammeren-Klinkenberg, schoonzus van Fr. Dirk van Lammeren mhm.
Veenendaal
Dhr. Dick Hosman, neef van Br. Piet Hosman mhm †.
Apeldoorn
mr. Elisabeth Leonarda Antonia Maria de Kerf.
Oosterbeek
Mw. Thea Verholt-Goosens, moeder van José Verholt, medewerker van Missiehuis Vrijland.
Arnhem
Mw. Nelly Niels, oudmedewerker van Missiehuis Vrijland.
Den Haag
Dhr. Johannes van de Graaf, zwager van Fr. Frans Frerichs mhm †.
Voorburg
Dhr. H. Bakker, zwager van Fr. Bert Buijs mhm, Malindi.
Standdaardbuiten
Mw. Antoinette Buijs-van Rest, moeder van Fr. Bert Buijs mhm, Malindi.
Telfs – Tirol
Mw. Hilda Kleinhans-Ladstätter, zus van Br. Edmund Ladstätter mhm.
Spanbroek
Dhr. Hendrikus Joseph Beers.
Wenen
Dhr. Emil Mellitzer, oom van Br. Edmund Ladstätter mhm.
FOTOGRAFIE
Foto’s: Fons Eppink, Matthew Carpenter, Ben Stopel, Paul Visschedijk, Ben Engelbertink, Huub de Bij.
UW TESTAMENT IS NOG BETER WANNEER DE MISSIE DAARIN BEDACHT IS Maak uw legaat voor Mill Hill aldus: “Ik legateer, vrij van rechten, aan De Nederlandse Regio van de Mill Hill Missionarissen Johannahoeve 4, 6861 WJ Oosterbeek”
WAARHEEN MET UW BIJDRAGEN? Persoonlijke giften voor missionarissen Giro: 1066957 t.n.v. Missieprocuur van Mill Hill Oosterbeek. Bank: ABN/AMRO Rek NL 39 ABNA 040.02.36.311 t.n.v. Nederlandse Regio van Mill Hill, Oosterbeek. Giften voor opleiding van Missionarissen in Afrika en Azië: ING: NL 52 INGB 0001 0669 57 t.n.v. Mill Hill Oosterbeek. Bij voorbaat hartelijk dank. De Nederlandse Regio van Mill Hill is een ANBI instelling vallend onder de RK Kerkprovincie in Nederland. Door de belastingdienst is op 30 november 2007 een groepsbeschikking afgegeven ten name van de Bisschoppenconferentie van de Rooms Katholieke Kerkprovincie te Utrecht. Uw giften zijn dus fiscaal aftrekbaar en over uw bedragen hoeft geen schenkings- of successierecht betaald te worden.
23
Retouradres: Johannahoeve 4 6861 WJ Oosterbeek.
Contactblad van Mill Hill Administratie & redactie. Johannahoeve 4, 6861 WJ Oosterbeek. Telefoon : (026) 339 80 82 E-mail :
[email protected] Internet : www.millhillmissionaries.com Maart 2014 Jaargang 48 - nummer 1 Verschijnt 4 keer per jaar Drukkerij voor de Poort - Oosterbeek