Once upon a time… Het integreren van Multi-Sensory StoryTelling bij ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen. Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2014-2015 Module Bachelorproef Promotor(s) De heer Sander Vandenbogaerde Animator WZC Biezenheem Mevrouw Tamara Glorieux Ergotherapeut WZC Biezenheem Student Jana Denys Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
1
2
Once upon a time… Het integreren van Multi-Sensory StoryTelling bij ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen. Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2014-2015 Module Bachelorproef Promotor(s) De heer Sander Vandenbogaerde Animator WZC Biezenheem Mevrouw Tamara Glorieux Ergotherapeut WZC Biezenheem Student Jana Denys Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
3
Woord vooraf Vooraleer de opleiding ergotherapie afgelopen is, is er nog die laatste grote stap. Het uitschrijven en uitwerken van deze bachelorproef. Het zorgde soms voor de nodige stress, frustraties, maar ook blijdschap. Het was vooral een enorme verrijking om mij te profileren tot een echte ergotherapeut. Na de uitwerking van deze scriptie ben ik volledig klaar om het werkveld te betreden. Dit eindwerk zou echter nooit gerealiseerd kunnen worden zonder de hulp van enkele belangrijke personen. Ik zou hen via deze weg willen bedanken voor alles wat ze betekend hebben binnen de uitwerking van deze bachelorproef. Eerst een vooral wil ik mijn interne promotors Sander Vandenbogaerde en Tamara Glorieux bedanken voor de goede begeleiding bij het uitschrijven van mijn scriptie en mijn bachelorproefstage. Hun tips, begeleiding en bijsturingen waren een enorme. Silke Wayenberg wil ik een woord van dank richten voor het lezen van mijn scriptie en de vele tips die ze mij gaf om de scriptie te verbeteren. Dit eindwerk zou zeker ook niet gerealiseerd kunnen worden zonder de hulp van mijn interne begeleider, mevrouw Linda Nuyttens. Zij zorgde voor de nodige begeleiding en feedback om dit eindwerk tot een goed einde te brengen. Verder wil ik de begeleidende docenten van Howest bedanken. Dankzij hun tips, extra lessen en bijsturing kon ik dit eindwerk realiseren. Ook het personeel van WZC Biezenheem wil ik bedanken voor de aangename samenwerking. Dankzij hen kon ik binnen dit woonzorgcentrum mijn bachelorproefstage lopen en kon ik mijn eindwerk bij hen uitvoeren. Ik bedank ook mijn mama voor het vele geduld die ze had tijdens mijn vele stressmomenten en natuurlijk ook voor het herhaaldelijk lezen van mijn scriptie. Verder bedank ik nog iedereen die een bijdrage leverde aan dit eindwerk.
4
Abstract Titel Once upon a time…
Subtitel Het integreren van multi-sensory storytelling bij ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen.
Kernwoorden Dementie- gedragsproblemen- ouderen- WZC- ergotherapie- multi-sensory storytelling- zintuigensensorische stimulatie.
Binnen deze scriptie wordt op zoek gegaan of multi-sensory storytelling al dan niet effect heeft op de gedragsproblemen van ouderen met dementie. De laatste jaren neemt het aantal personen met dementie meer en meer toe. Dementie brengt vaak gedragsproblemen met zich mee. Dit vormt een probleem voor zowel de oudere, de familie als voor het verzorgend personeel. Het is daarom belangrijk om op zoek te gaan naar een manier om deze gedragsproblemen te reduceren. Er wordt nagegaan of de gedragsproblemen van de bewoners verminderden door gepersonaliseerde, zintuigelijke verhalen voor te lezen aan de bewoners. De multi-sensory storytelling wordt toegepast bij vier bewoners gedurende negen weken en dit twee maal per week. Binnen de literatuur wordt beschreven dat sensorische stimulatie een positief effect heeft op de gedragsproblemen bij personen met dementie. Om dit te onderzoeken, wordt een pre- en postmeting uitgevoerd aan de hand van een zelfopgestelde gedragsobservatielijst. De resultaten van de pre- en postmeting blijken gelijklopend te zijn. Naast de test worden nog observatieverslagen opgemaakt waarin enkele gedragsveranderingen merkbaar zijn tijdens de multi-sensory storytellingsessie. Uit dit onderzoek blijkt dat multi-sensory storytelling, binnen deze beperkte groep bewoners, op lange termijn geen effect heeft op hun gedrag. Er zijn wel enkele gedragsveranderingen merkbaar tijdens het beluisteren van het verhaal. De bewoners komen tot rust en luisteren aandachtig. Na een aantal sessies herkennen de bewoners met dementie een aantal zaken uit het verhaal. Aan de hand van de verhalen gaan de bewoners ook reminisceren. Het is een ideaal middel om als verzorgende individueel met de bewoner in interactie te gaan.
5
Inhoudsopgave Woord vooraf .......................................................................................................................................... 4 Abstract ................................................................................................................................................... 5 Verklarende woordenlijst en afkortingen ............................................................................................... 9 Inleiding ................................................................................................................................................. 11 1
Probleemstelling........................................................................................................................ 11
2
Literatuurstudie ......................................................................................................................... 12 2.1
Doelgroep .......................................................................................................................... 12
2.1.1
Prevalentie................................................................................................................. 12
2.1.2
Dementie volgens de DSM ........................................................................................ 13
2.1.3
Fasen van het dementeringsproces .......................................................................... 13
2.1.4
Fasen van dementie volgens Verdult en Van der Kooij............................................. 14
2.1.5
Vormen van dementie ............................................................................................... 15
2.2
Oorzaken van gedragsproblemen bij personen met dementie ........................................ 17
2.2.1
Algemene oorzaken ................................................................................................... 17
2.2.2
Oorzaken van specifieke gedragsproblemen ............................................................ 18
2.3
Soorten gedragsproblemen bij personen met dementie ................................................. 19
2.4
Prevalentie gedragsproblemen ......................................................................................... 20
2.5
Mogelijke interventies bij gedragsproblemen .................................................................. 21
2.5.1 2.6
Overzicht van niet-farmacologische interventies...................................................... 22
Belevingsgerichte zorg....................................................................................................... 25
2.6.1
Validation .................................................................................................................. 25
2.6.2
Reminiscentie ............................................................................................................ 26
2.6.3
Snoezelen .................................................................................................................. 28
2.7
Rol van de ergotherapeut in een woonzorgcentrum ..................................................... 29
2.8
Multi-sensorische stimulatie ............................................................................................. 31
2.8.1
Belang van sensorische stimulatie bij ouderen in een WZC...................................... 31
2.8.2
Het effect van sensorische stimulatie bij ouderen.................................................... 31
2.8.3
Het gebruik van storytelling ...................................................................................... 32
2.9
Multi-sensory storytelling ................................................................................................. 32
2.9.1
Richtlijnen multi-sensory storytelling ....................................................................... 34 6
3
2.9.1.1
Inhoud van het verhaal .......................................................................................... 34
2.9.1.2
Vorm van het verhaal ............................................................................................ 34
Integratie van multi-sensory storytelling ................................................................................... 35 3.1
Link met de literatuurstudie ............................................................................................. 35
3.2
Besluit ............................................................................................................................... 36
Methode ................................................................................................................................................ 37 4
Voorstelling Biezenheem........................................................................................................ 37
5
Interventie .............................................................................................................................. 37 5.1
Case study ........................................................................................................................ 37
5.2
Uitwerking multi-sensory storytelling box ....................................................................... 38
5.3
Assessments ..................................................................................................................... 39
5.3.1
Cornell Scale for Depression in Dementia .................................................................. 40
5.3.2
Cohen-Mansfield Agitation Inventory......................................................................... 40
5.3.3
Qualidem ..................................................................................................................... 41
5.3.4
Neuropsychiatric Inventory ........................................................................................ 42
5.3.5
Apathy Evaluation Scale .............................................................................................. 43
5.4
Geïmplementeerde items voor de gedragsobservatielijst ............................................. 43
5.4.1 6
Construct validiteit....................................................................................................... 44
PEO model ................................................................................................................................. 45 6.1
Volgcliënt C.V.................................................................................................................... 46
6.2
Volgcliënt L.V. ................................................................................................................... 47
6.3
Volgcliënt H.D. .................................................................................................................. 48
6.4
Volgcliënt E.V. ................................................................................................................... 49
Resultaten ............................................................................................................................................. 50
8
7.1
Box 1: Het bos................................................................................................................... 50
7.2
Box 2: Breien..................................................................................................................... 50
7.3
Box 3: De zee .................................................................................................................... 51
7.4
Box 4: Dansen ................................................................................................................... 51
Onderzoeksresultaten................................................................................................................ 52 8.1
Resultaten pre- en postmeting.......................................................................................... 52
8.2
Resultaten toepassing MSST ............................................................................................. 57
Discussie & conclusie............................................................................................................................. 59 9
Link literatuur .......................................................................................................................... 59
7
10
Interpretatie............................................................................................................................. 59
10.1 11
Kritische kijk ..................................................................................................................... 59
Aanbevelingen ........................................................................................................................ 62
11.1
Aanbevelingen voor verder onderzoek ........................................................................... 62
11.2
Aanbevelingen van het product ...................................................................................... 62
11.3
Meerwaarde van MSST binnen het woonzorgcentrum .................................................. 63
12
Besluit ................................................................................................................................ 64
Bijlagen .................................................................................................................................................. 66 Referentielijst ........................................................................................................................................ 79
8
Verklarende woordenlijst en afkortingen MSST
Multi-Sensory Storytelling
Het vertellen van een verhaal ondersteund door zintuigelijke prikkels.
WZC
Woonzorgcentrum
Residentiële verblijfplaats en biedt permanente verzorging en opvang aan ouderen.
BPSD
Behavioral and Psychological
Overkoepelende term voor diverse
Symptoms of Dementia
neuropsychiatrische symptomen die vaak voorkomen binnen dementie.
NCD’s
Neurocognitive Disorders
Nieuwe overkoepelende benaming binnen de DSM5 voor de termen delirium, dementie, amnetische- en andere cognitieve stoornissen.
NPI
Neuropsychiatric Inventory
Gestandaardiseerde vragenlijst die een beeld geeft van de aanwezige psychopathologische verschijnselen.
AES
Apathy Evaluation Scale
Assessment om de apathie van cliënten na te gaan.
CSDD
Cornell Scale for Depression in Dementia Assessment voor het beoordelen van de ernst van de depressieve symptomen bij personen met matige tot ernstige dementie.
CMAI
Cochen-Mansfield Agitation Inventory
Assessment voor het beoordelen van het voorkomen van agitatie en agressie.
DSM
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Classificatiesysteem voor psychische aandoeningen.
Bewoner
Cliënt met dementie die gedragsproblemen vertoont
9
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Is de mate van overeenstemming tussen verschillende beoordelaars. Meerdere beoordelaars gebruiken hetzelfde assessment. Indien de resultaten van de verschillende beoordelaars overeenstemmen wil dit zeggen dat de persoonlijke kenmerken van de beoordelaars geen invloed hebben op de test en dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van de test dus hoog is.
Interne consistentie
Het geeft aan in hoeverre verschillende items in een meetinstrument, die eenzelfde kenmerk beogen te meten, dat ook daadwerkelijk doen.
Validiteit
De validiteit of geldigheid van een test geeft weer of het assessment wel meet wat hij zou moeten meten.
Sensibiliteit
Sensibiliteit of sensitiviteit beschrijft de gevoeligheid van de test.
Test-hertestbetrouwbaarheid
Hierbij wordt nagegaan of de test betrouwbaar is door het assessment twee maal af te nemen bij dezelfde persoon. Indien de antwoorden op de test twee maal dezelfde zijn, dan kan gesproken worden over een goede test-hertestbetrouwbaarheid.
Congruente validiteit
Gaat na of tests die door verschillende auteurs ontwikkeld werden, dezelfde resultaten geven.
Discrimante validiteit
Hierbij wordt nagegaan of de resultaten van het onderzoek misschien afhangen van nog een andere variabele. Er wordt gekeken naar de samenhang tussen de onderzoeksresultaten en een ander onderzoek.
10
Inleiding 1 Probleemstelling Deze bachelorproef wordt uitgewerkt binnen het woonzorgcentrum “Biezenheem” te Bissegem. Deze loopt over een periode van 14 weken waarin gewerkt wordt met ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen. Ouderen met dementie vertonen vaak gedragsproblemen. Het kan hierbij gaan om beginnende agressie, apathie, angsten, ontremd gedrag, slaapproblemen, depressies, onrust, agitatie, wanen en hallucinaties. Niet alleen voor de familie en het verzorgend personeel, maar ook voor de bewoners zelf is dit een belastende factor. Binnen deze scriptie wordt op zoek gegaan naar een manier om de gedragsproblemen bij ouderen met dementie te reduceren op een niet-farmacologische manier. Hierbij wordt nagegaan of het gebruik van multi-sensory storytelling (MSST) een effect heeft op het gedrag en de stemming van ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen. Multi-sensory storytelling is het vertellen van verhalen waaraan zintuiglijke prikkels gekoppeld worden. Door het bieden van deze prikkels wordt nagegaan of het gedrag en de stemming van de bewoner verbetert. Voor de uitwerking van deze bachelorproef wordt samengewerkt met enkele bewoners van het woonzorgcentrum. Er wordt gewerkt met vier case studies. Alle bewoners die meewerken aan dit eindwerk verblijven residentieel in het woonzorgcentrum en vertonen gedragsproblemen. Om het effect van de MSST na te gaan, wordt een pre- en postmeting uitgevoerd. Dit gebeurt aan de hand van een zelfopgestelde observatielijst. Er wordt gekozen voor een zelfopgestelde observatielijst omdat er veel items, die assessments bevatten, niet van toepassing zijn voor deze scriptie. Vooraleer de sessies MSST van start gaan, wordt de gedragsobservatielijst ingevuld. Daarna wordt gedurende negen weken twee keer per week multi-sensory storytelling uitgevoerd bij vier bewoners. Na negen weken wordt de gedragsobservatielijst opnieuw ingevuld. Na iedere sessie MSST wordt ook een kort observatieverslag gemaakt die aan het einde van de bachelorproef extra duidelijkheid kan bieden bij het bekijken van de eindresultaten van het onderzoek. Binnen deze scriptie wordt geopteerd om gebruik te maken van de term “bewoner” in plaats van cliënt. Binnen de visie van het woonzorgcentrum worden de bewoners niet gezien als een cliënt of patiënt maar als een inwoner van het woonzorgcentrum. In het eerste deel van deze scriptie wordt de literatuurstudie beschreven. Binnen de literatuurstudie wordt hoofdzakelijk dieper ingegaan op de gedragsproblemen van de ouderen en de aanbevolen interventies die hieraan gekoppeld kunnen worden. In het tweede deel van deze scriptie wordt dieper ingegaan op het onderzoeksopzet.
11
2 Literatuurstudie 2.1 2.1.1
Doelgroep Prevalentie
Volgens “het expertisecentrum dementie Vlaanderen” bedraagt het prevalentiecijfer voor dementie ongeveer 20%. In onderstaande tabel wordt het prevalentiecijfer voor dementie weergegeven. De tabel toont aan hoeveel personen op honderdduizend aan dementie lijden in Vlaanderen. Risicofactoren voor dementie zijn erfelijkheid, leeftijd en de levensstijl van de persoon. Dementie komt hedendaags vaker voor dan vroeger. Het prevalentiecijfer voor dementie neemt jaarlijks toe door de vergrijzing van de bevolking. Hierdoor wordt in de toekomst nog een sterke stijging verwacht (Verschraegen, 2013). Naar schatting lijden in België ongeveer 165000 mensen aan dementie. Hiervan lijden zo’n 3000 mensen aan jongdementie. De kans op dementie neemt sterk toe naarmate de persoon ouder wordt. Ruim 10% van de mensen boven 65 jaar, 20% boven 80 jaar en 40% boven 90 jaar lijden aan dementie. Onderstaande tabellen tonen nogmaals aan dat naarmate de leeftijd stijgt, het aantal personen met dementie toeneemt. De cijfers tonen dat het prevalentiecijfer voor dementie beduidend hoger is bij de vrouwen dan bij de mannen. In de tabel wordt ook een hypothetisch cijfer neergeschreven voor het jaar 2020. Er kan geconcludeerd worden dat het aantal personen met dementie elk jaar zal blijven stijgen (Verschraegen, 2013). Prevalentietabellen dementie Vlaanderen Tabel 1: Prevalentie dementie Vlaanderen (Verschraegen, 2013).
12
Tabel 2: Prevalentie dementie Vlaanderen (Vandeurzen, 2010). Leeftijdscategorie 65 – 69
Mannen 1,8 %
Vrouwen 1,4%
70 – 74
3,2%
3,8%
3,5%
75 – 79
7,0 %
7,6%
7,4%
80 – 84
14,5%
16,4%
15,7%
85 – 89
20,9%
28,5%
26,2%
90 – 94
29,2%
44,4%
41,0%
> 95
32,4%
48,8%
46,3%
2.1.2
Totaal 1,6%
Dementie volgens de DSM
Binnen de DSM-IV spreekt men over de term dementie. In de nieuwe DSM-5 is dit gewijzigd. De termen delirium, dementie, amnestische- en andere cognitieve stoornissen zijn binnen de DSM-5 ondergebracht onder de nieuwe term “neurocognitive disorders” (NCD’s). De term “neurocognitive” verwijst naar een stoornis in het functioneren van de hersenen. Dit leidt tot cognitieve uitval. Onder de categorie neurocognitieve stoornissen wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het “mild” niveau en anderzijds het “major” niveau. Mild verwijst naar beperkte aanwezigheid van NCD’s terwijl major verwijst naar een uitgebreide aanwezigheid van NCD’s. Deze verandering is doorgevoerd nadat de term dementie als stigmatiserend werd beschouwd. Men spreekt nu niet meer over dementie maar over major neurocognitive disorder. In theorie is deze naam veranderd maar in de praktijk wordt nog steeds gebruik gemaakt van de term dementie. Binnen deze scriptie wordt ook nog gewerkt met de term dementie (Van Assche et al., 2014); (Lemey, Van den Ameele, 2013). 2.1.3
Fasen van het dementeringsproces
Dementie is een vorm van achteruitgang. Er wordt gesproken van een aftakeling van de hersenen. De hersendegeneratie zorgt niet alleen voor cognitieve stoornissen, maar ook voor ontregelingen van het psychisch functioneren en het gedrag. Dementie manifesteert zich in het verlies van basisvaardigheden, geheugenstoornissen, hogere corticale functiestoornissen (afasie, apraxie en agnosie), persoonlijkheidsverandering en gedragsproblemen. De persoon ervaart dat als een groot verlies. Kortom, het dagelijks leven van de bewoner raakt volledig verstoord. Het dementeringsproces is onomkeerbaar. Er zal altijd een achteruitgang blijven plaatsvinden. Binnen deze scriptie wordt de focus gelegd op de gedragsproblemen van de ouderen met dementie (Verdult, 2003). 13
Het dementieproces wordt opgedeeld in fasen. Binnen de DSM-IV wordt een onderscheid gemaakt tussen milde, matige en ernstige dementie. In onderstaande tabel worden de benamingen weergegeven van de verschillende fasen. Zowel Toutenburg, Verdult, Feil als Van der Kooij gebruiken een andere benaming voor de verschillende fasen. Ook de Global Deterioration Scale (GDS) benoemt de verschillende fasen van het dementeringsproces op een andere manier (Verhaest, Steeman, 2013).
Tabel 3: Fasen van het dementeringsproces (Verhaest, Steeman, 2013). Indeling volgens: DSM-IV GDS Toutenburg Verdult Feil Van der Kooij
2.1.4
Ernst van de dementie Licht Matig Mild Matig BegeleidingsVerzorgingsbehoevend behoevend Bedreigde ik Verdwaalde ik OriëntatieVerwarring in tijd problemen Bedreigde ikVerdwaalde ikbeleving beleving
Ernstig Matig ernstig Verplegingsbehoevend Verzonken ik Repeterende beweging Verborgen ikbeleving
Ernstig Ernstig Verplegingsbehoevend Verzonken ik Vegeteren Verzonken ikbeleving
Fasen van dementie volgens Verdult en Van der Kooij
Bedreigde ik De “bedreigde ik” past binnen de fase “beginnende en milde dementie”. Verlies, rouw, ontkenning, achterdocht, agressie, depressie en woede kenmerken deze fase. Verder gaat hij/zij vaak impulsief reageren. De zorgverlener biedt emotionele steun aan de bewoner die zich binnen deze fase van dementie bevindt (Verschraegen, 2010). Verdwaalde ik Een later stadium van dementie is de “verdwaalde ik”. Dit valt onder de noemer “matig ernstige dementie”. Binnen deze fase van dementie verdwijnen verstandelijke mogelijkheden waardoor emoties de bovenhand krijgen. Hierdoor bestaat de kans dat de bewoner soms erg impulsief gaat reageren. Verder kan de bewoner soms angst ervaren, gaan dwalen en verschillende voorwerpen verzamelen. Het dag- en nachtritme is verstoord waardoor de bewoner vaak met slapeloosheid geconfronteerd wordt. Als zorgverlener is het aan te raden de realiteit van de persoon te onderkennen en van daaruit contact te zoeken met de bewoner (Verschraegen, 2010).
14
Verborgen ik De “verborgen ik” valt ook onder “matig ernstige dementie”. De bewoner sluit zich af van de buitenwereld waardoor hij ontoegankelijk is voor anderen. Er kunnen moeilijk emoties gestructureerd worden binnen deze fase. Daardoor raakt de bewoner gemakkelijk overmand door gevoelens. De bewoner ervaart gevoelens van schaamte, boosheid, tevredenheid etc. maar kan deze niet benoemen. De focus voor de begeleiding ligt binnen deze fase vooral bij het bieden van geborgenheid aan de bewoner (Verschraegen, 2010). Verzonken ik Ten slotte typeert de “verzonken ik” de oudere met dementie. Die fase behoort tot de categorie “ernstige dementie”. De bewoner is volledig in zichzelf gekeerd waardoor er heel moeilijk contact met hem/haar kan gemaakt worden. De oudere wordt in deze fase van het dementeringsproces onder andere passiever, krijgt een gevoel van onbehagen en maakt geluiden. Contact maken met deze persoon lukt het best tijdens het vervullen van primaire behoeften: eten geven, zit- en ligcomfort, nabijheid, lichamelijk contact etc. (Verschraegen, 2010).
2.1.5
Vormen van dementie
De symptomen die dementie met zich meebrengt, zijn te wijten aan een natuurlijke hersenbeschadiging. Naast een algemene achteruitgang krijgen bewoners te maken met verandering in de stemming, de waarneming, het denken en de persoonlijkheid. Uit onderzoek van Bandyopadhyay et al. (2014) is gebleken dat agitatie, agressie, depressie, angst, apathie, prikkelbaarheid en afwijkend motorisch gedrag meer voorkomt bij vasculaire dementie dan bij de ziekte van Alzheimer. Er bestaan verschillende soorten dementie: Vasculaire dementie Door een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen ontstaat er schade aan de hersenen met vasculaire dementie als gevolg. Deze vorm van dementie brengt verschillende gevolgen met zich mee. Er zijn concentratieproblemen, geheugenproblemen, stemmingswisselingen en hallucinaties. Naast afasie en apraxie kan ook rusteloosheid en agitatie optreden. Daarnaast is de persoon vaak verward (Hoogeveen, 2008).
15
Dementie ten gevolge van de ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een degeneratieve ziekte die langzaam hersencellen vernietigt. Gevolgen hiervan zijn vergeetachtigheid, afasie en problemen bij het uitvoeren van complexe taken. Naast apathie en depressie komen ook agitatie, prikkelbaarheid, waanvoorstellingen en afwijkend motorisch gedrag voor binnen deze vorm van dementie (Dorey, et al., 2014). Frontotemporale dementie Hersencellen sterven af in de frontaalkwab van de hersenen. Frontotemporale dementie kan opgedeeld worden in twee groepen. Enerzijds de gedragsvariant van frontotemporale dementie en anderzijds de taalvariant (Verschraegen, 2010). Gedragsvariant: Hierbij staan vooral persoonlijkheids- en gedragsveranderingen op de voorgrond. Taalvariant: Deze vorm van frontotemporale dementie manifesteert zich in verschillende taalstoornissen (Verschraegen, 2010); (Gosenshuis et al., 2012); (Lemey, Van den Ameele, 2013). Lewy-Body-Dementie Lewy-Body-Dementie wordt veroorzaakt door een opeenstapeling van abnormale eiwitvormen, Lewy-lichaampjes, in de hersenen. Deze vorm van dementie zorgt bij de oudere voor verwardheid, depressie, hallucinaties, achterdocht en wanen (Verschraegen, 2010). Parkinsondementie Wanneer de oudere getroffen wordt door de ziekte van Parkinson, bestaat er een kans dat de oudere in een gevorderd stadium van de ziekte aan dementie gaat lijden. Deze vorm van dementie wordt “Parkinsondementie” genoemd. Er worden bij bewoners met de ziekte van Parkinson diverse gedrags- en psychologische symptomen vastgesteld. Hallucinaties, wanen, depressieve symptomen en apathie komen vaak voor bij deze bewoners. De ziekte van Parkinson is een progressieve ziekte (Hoogeveen, 2008); (Lemey, Van den Ameele, 2013). Persisterende dementie door het gebruik van alcohol Net als dementie is Korsakov een hersenaandoening. De oorzaak van het syndroom van Korsakov is een overmatig of langdurig alcoholgebruik. Ze krijgen te maken met initiatiefverlies en zijn ongeremd in bijvoorbeeld hun eetgedrag of in het uiten van hun emoties (Zwart, Goossensen, 2009). De ziekte van Huntington Deze erfelijke ziekte wordt veroorzaakt door een afwijkend gen op het vierde chromosoom. Deze ziekte tast de hersenen aan. Bewoners lijken rusteloos en zenuwachtig. Naarmate de ziekte vordert, treden er onwillekeurige bewegingen van de ledematen op. Er treden veranderingen op in het gedrag van de persoon. Ontremming in de omgang met mensen komt heel vaak voor. Verder kan de persoon met de ziekte van Huntington geconfronteerd worden met depressie, angst, dwanggedachten, dwanghandelingen, wanen en hallucinaties (Hoogeveen, 2008). 16
Bij iedere vorm van dementie komen gedragsstoornissen voor. Het is belangrijk om als ergotherapeut en zorgverlener hiermee op een correcte manier om te gaan, dit om het welzijn en de kwaliteitszorg van de bewoner te optimaliseren.
Hersenen van een persoon zonder dementie
Hersenen van een persoon met dementie
Afbeelding 1: Structuur van de hersenen bij personen met- en zonder dementie (Garrondo, 2008).
2.2 2.2.1
Oorzaken van gedragsproblemen bij personen met dementie Algemene oorzaken
Gedragsproblemen kunnen in iedere vorm en fase van dementie voorkomen. Het is niet zo dat personen met dementie automatisch te maken zullen hebben met gedrags- en stemmingsproblemen. Dit is afhankelijk van een aantal factoren zoals bijvoorbeeld de omgeving, erfelijkheid, levensgeschiedenis en medicijngebruik van de persoon met dementie. Er kan wel geconcludeerd worden dat ouderen met dementie vaak te kampen hebben met gedragsproblemen. Om die te kunnen aanpakken, moet op zoek gegaan worden naar onderliggende oorzaken. Gedragsproblemen kunnen veroorzaakt worden door vier verschillende aspecten: lichamelijke factoren, medicijngebruik, psychische factoren, persoonlijkheidsfactoren en omgevingsfactoren (Nieuwboer et al., 2008); (Ypma-Bakker et al., 2008).
17
Lichamelijke factoren en medicijngebruik Pijn kan leiden tot onrust, prikkelbaarheid en roepen. Gehoorproblemen kunnen leiden tot achterdocht, visusproblemen veroorzaken onzekerheid. Een achteruitgang van cognitieve functies, zintuigfuncties en veranderingen in de lichamelijke toestand van de bewoner kunnen voor gedragsproblemen zorgen bij de oudere met dementie. Ook medicatie zoals pijnstillers, antibiotica en antidiabetica kunnen gedragsproblemen als bijwerking hebben (Ypma-Bakker et al., 2008). Psychische factoren De levensgeschiedenis van de bewoner kan een invloed hebben op het gedrag. Indien de bewoner een traumatische gebeurtenis heeft meegemaakt, kan dit leiden tot angst (Ypma-Bakker et al., 2008). Persoonlijkheidsfactoren Persoonlijkheidsfactoren zijn bepalend voor het al dan niet uiten van gedragsproblemen. De levensstijl van de bewoner en de copingstrategie kunnen een oorzaak vormen voor het probleemgedrag (Nieuwboer et al., 2008). Omgevingsfactoren Verlies van autonomie, verveling, teveel of te weinig prikkels, onvoldoende bewegingsvrijheid, een onveilige omgeving en onvoldoende ruimte om gewoonten verder te zetten, kunnen aspecten zijn die gedragsproblemen uitlokken (Ypma-Bakker et al., 2008).
2.2.2
Oorzaken van specifieke gedragsproblemen
Oorzaken van agressie en agitatie Agitatie en agressief gedrag zijn veelvoorkomende problemen bij ouderen met dementie. Typische, uitlokkende factoren zijn verveling, veranderingen in de omgeving, te veel of te weinig prikkeling, een onvervulde behoefte, pijn, ziekte, eenzaamheid, depressie, vermoeidheid, stressoren uit de omgeving, verandering in routine, fixatiemiddelen en gedrag van andere bewoners (Salzman, Jeste, 2008). Oorzaken van angst Angst kan ontstaan door spanningen, negatieve emoties bij anderen of door het gevoel dat er iets mis is. Door veranderingen in de hersenen wordt het voor de bewoner moeilijker om initiatief te nemen. Hij/zij wordt apathisch (Nieuwboer et al., 2008). Oorzaken van depressie, wanen en hallucinaties Depressie is eveneens een veelvoorkomend probleem bij ouderen met dementie. Oorzaken hiervan kunnen stress, medische problemen of bijwerkingen van geneesmiddelen zijn. Hallucinaties en wanen worden dan weer veroorzaakt door een verandering in de hersenen, bijwerkingen van medicatie, lichamelijke aandoeningen, slecht gehoor of zicht, een onbekende verzorger of een afwijking van de normale routine van de bewoner (Nieuwboer et al., 2008). 18
2.3
Soorten gedragsproblemen bij personen met dementie
Dementie gaat gepaard met de afbraak van hersencellen. Dit veroorzaakt zowel functionele als gedragsmatige problemen. Niet alleen de bewoner maar ook de verzorgenden hebben moeite met het omgaan met deze problemen. Hieronder worden de meest voorkomende gedragsproblemen beschreven waarmee verzorgend personeel dagelijks in contact komt. Dit zijn belangrijke zaken waarmee rekening moet gehouden worden bij het opstellen van doelen voor een interventie (Binnenkade et al., 2012); (Nieuwboer et al., 2008). Angst Angst is een beklemmende, onaangename, emotionele toestand. Het leidt tot een verhoogde waakzaamheid, spierspanning en de activiteit van het autonome zenuwstelsel neemt toe. Dat leidt onder andere tot hartkloppingen en beven (Nieuwboer et al., 2008). Apathie Apathie ontstaat doordat de hersenen steeds verder aftakelen. De bewoner onderneemt niets meer. Zijn/haar interesses verminderen en de bewoner vertoeft in een eigen leefwereld. Men is initiatiefloos, komt niet tot activiteiten en uit geen emoties (Nieuwboer et al., 2008). Slapeloosheid De bewoner heeft een verstoord slaap- en waakritme. Hij/zij kan moeilijk inslapen of heeft moeite met doorslapen (Nieuwboer et al., 2008). Wanen en hallucinaties Wanen en hallucinaties ontstaan doordat er bij het dementeren een verandering in de hersenen plaatsvindt. Wanen zijn vaste overtuigingen die niet kloppen met de werkelijkheid en waarvan de bewoner niet af te brengen is. Bij hallucinaties hoort en ziet de bewoner zaken die er eigenlijk niet zijn (Nieuwboer et al., 2008). Ontremming De bewoner verliest de controle over zichzelf. Er kan hyperactiviteit optreden. De zelfverzorging gaat erop achteruit (Nieuwboer et al., 2008). Onrust Rusteloosheid kan gezien worden als een gevolg van stress bij de oudere. Het is een reactie op verschillende stressoren van fysische of psychische aard (Nieuwboer et al., 2008). Depressie Depressie is een stemmingsstoornis die zich manifesteert in het verlies van de levenslust of een negatieve stemming. Er heerst een sombere stemming, er is geen interesse of plezier in activiteiten. De oudere gedraagt zich onrustig. De bewoner ervaart gevoelens van nutteloosheid en voelt zich vermoeid en lusteloos (Nieuwboer et al., 2008).
19
Agitatie en agressie Naarmate het dementeringsproces vordert, nemen de controlemogelijkheden om verbaal en fysiek agressief gedrag te onderdrukken af. De emotieregulering gaat achteruit. Agitatie staat voor innerlijke rusteloosheid die leidt tot repetitief gedrag. In de richtlijnen voor het omgaan met gedragsproblemen bij ouderen met dementie worden vier subtypen van agitatie beschreven: *Fysiek agressief gedrag zoals slaan, schoppen, duwen, bijten en krabben; *Fysiek niet-agressief gedrag zoals doelloos rondlopen, voorwerpen verzamelen of verstoppen en het telkens herhalen van gedragingen; *Verbale agressie zoals vloeken, gillen en krijsen; *Verbale niet-agressieve agitatie zoals voortdurend en buitensporig om aandacht of hulp vragen of telkens herhalen van zinnen en vragen (Nieuwboer et al., 2008).
2.4
Prevalentie gedragsproblemen
De symptomen depressie, prikkelbaarheid, agitatie en apathie komen vaak voor bij personen met dementie. De gedragssymptomen worden door middel van observatie geïdentificeerd in de leefomgeving van de oudere. De aanwezigheid van gedragsproblemen bij personen met dementie varieert tussen 61% en 88%. Uit onderzoek blijkt dat depressie, agressie en agitatie de meest voorkomende gedragsproblemen zijn waarmee ouderen geconfronteerd worden (Squelard et al., 2012).
20
2.5
Mogelijke interventies bij gedragsproblemen
In de zorg bestaan reeds een aantal behandelingen voor het reduceren van gedragsproblemen bij ouderen met dementie. Enerzijds bestaan er farmacologische behandelingen zoals bijvoorbeeld antipsychotica, angstwerende medicatie en antidepressiva. Het gebruik van psychofarmaca is vaak meteen gericht op het wegnemen van het onbegrepen gedrag en niet op de oorzaak hiervan (Zwijsen et al., 2014). Anderzijds zijn er de niet-farmacologische behandelingen. Deze worden verder nog uitgebreid besproken. In het kader van deze scriptie worden enkel niet-farmacologische behandelingen voor gedragsproblemen bij personen met dementie bestudeerd. Negatief gedrag en neuropsychiatrische symptomen komen vaak voor in het dementeringsproces. Onderzoekers schatten dat BPSD, Behavioral and Psychological Symptoms of Dementia, bij zo’n 90% van alle personen met dementie voorkomt. Vanuit de huidige richtlijnen streeft men naar zoveel mogelijk niet-farmacologische interventies als behandeling van BPSD. Indien de werking van de nietfarmacologische interventies niet het beoogde effect biedt, kan eventueel overgegaan worden naar medicatie. Hierbij wordt altijd gestart met de minst schadelijke medicijnen en dit gedurende een zo kort mogelijke periode (Yusupov et al.,2014). Het is dus belangrijk om als zorgverlener te streven naar een niet-farmacologische oplossing voor de gedragsproblemen. Dit om de bijwerkingen, die de medicatie met zich meebrengt, te verminderen.
21
2.5.1
Overzicht van niet-farmacologische interventies
Er bestaan verschillende soorten therapieën die worden toegepast bij het omgaan met mensen met gedragsproblemen. Volgens de algemene richtlijnen voor “het omgaan met gedragsproblemen bij personen met dementie”, zijn er per gedragsprobleem een aantal aanbevolen, niet-medicamenteuze therapieën. (Dröes et al., 2001). Muziektherapie en rustgevende geluiden Uit onderzoek blijkt dat muziektherapie zorgt voor een vermindering van agitatie bij mensen met dementie (Douglas et al., 2004). Muziektherapie biedt structuur door de maat, ritme en melodie. Het is een aanknopingspunt tot contact. De bewoner reminisceert aan de hand van muziek. Muzikale herinneringen blijven langer behouden. Er wordt bij voorkeur gewerkt met de lievelingsmuziek van de bewoner, ontspannende muziek en achtergrondmuziek tijdens het eten. Muziektherapie wordt gegeven door een muziektherapeut en mag dus niet zomaar door iedereen aangeboden worden. Door middel van geluidsbanden worden rustgevende geluiden afgespeeld. Daardoor wordt de bewoner rustiger en kunnen gedragsproblemen verminderen. Muziektherapie wordt aanbevolen bij personen die agressief gedrag en agitatie vertonen. Ook bij mensen met een depressie, slapeloosheid of ontremd gedrag wordt muziektherapie toegepast (Nieuwboer et al., 2008). Activiteitenprogramma Een activiteitenprogramma kan onder andere gericht zijn op recreatie en beweging. Het is zeer belangrijk dat het activiteitenprogramma aansluit bij de interesses en mogelijkheden van de persoon met dementie. Op die manier wordt de bewoner extra gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteiten. Het bieden van een activiteitenprogramma kan een positief effect hebben bij personen die agressief gedrag en agitatie vertonen (Nieuwboer et al., 2008). Huiselijke sfeer creëren Een huiselijke sfeer creëren in de zorginstelling kan door de ruimte, waarin de bewoner vaak vertoeft, gezellig aan te kleden. Dit kan door onder andere gebruik te maken van bijvoorbeeld schilderijen, doeken en spiegels. Wanneer men in de kamer van de bewoner een gezellige sfeer wil creëren, bevraagt men best de mantelzorger over de inhoud van een huiselijke sfeer voor de oudere met dementie. Voor personen die agressief gedrag, agitatie, angstig gedrag, depressie en ontremd gedrag vertonen, wordt aangeraden om een huiselijke sfeer te creëren om deze gedragsproblemen te reduceren (Nieuwboer et al., 2008).
22
Handmassage Handmassage, de naam zegt het letterlijk, is het masseren van de handen. Door het masseren van de handen krijgt de bewoner het gevoel dat alle spanningen langs de handen wegtrekken. Handmassage wordt vaak gecombineerd met het beluisteren van rustgevende muziek. Op die manier komt de oudere tot rust. Bij personen die agressief gedrag en/of agitatie vertonen, wordt aanbevolen om handmassage toe te passen (Nieuwboer et al., 2008). Aromatherapie Onderzoek toont aan dat, door middel van aromatherapie, agitatie bij personen met dementie kan verminderd worden (Douglas et al., 2004). Aromatherapie staat voor “het behandelen met geuren”. Het is een alternatieve geneeswijze, gebaseerd op het gebruik van verschillende oliën van kruiden, bloemen en planten. Aromatherapie wordt soms toegepast bij ouderen met dementie en gedragsproblemen om tot rust te komen. Aromatherapie kan een positief effect hebben bij personen die agressief gedrag en agitatie vertonen (Nieuwboer et al., 2008). Gentle care Gentle care, ook warme zorg genoemd, is het scheppen van een sfeer waarin de bewoner zich veilig voelt. Er wordt voor de persoon met dementie een omgeving gecreëerd die voor hem/haar vertrouwd aanvoelt. Door het scheppen van zo’n sfeer verminderen de angsten en onzekerheden bij de bewoner. Nabijheid, waardering en vrijheid zijn hierbij heel belangrijke begrippen. Gentle care wordt, volgens de richtlijnen voor het omgaan met dementie, aanbevolen bij personen met apathie (Nieuwboer et al., 2008). Reminiscentie Reminiscentie stimuleert het geheugen en verandert de stemming door het ophalen van positieve herinneringen. Hierbij is het aangewezen om als zorgverlener gerichte vragen te stellen aan de oudere. Belangrijk is om de oudere zijn/haar verhaal te laten vertellen. Dit kan door filmpjes van vroeger te bekijken, het bekijken van fotoboeken, het herkennen van oude voorwerpen etc. Reminiscentie wordt aangeraden bij personen met een depressie (Nieuwboer et al., 2008). Therapie die gericht is op het behouden van de eigenwaarde Het doel van de therapie is om personen met dementie een gevoel van eigenwaarde te geven. Dit kan door activiteiten aan te bieden die een zichtbaar en tastbaar resultaat opleveren, complimenten te geven aan de bewoner en de activiteiten zo aan te reiken dat de bewoner het gevoel krijgt dat hij/zij een prestatie levert (Nieuwboer et al., 2008).
23
ROT- Realiteit Oriëntatie Training ROT is een therapievorm waarbij de bewoner voortdurend prikkels krijgt aangeboden die hem/haar helpen bij de oriëntatie in tijd, plaats en ruimte. Aan de hand van ROT worden de beperkingen op vlak van oriëntatie bij de bewoner verminderd. Hierdoor wordt het functioneren van de bewoner verbeterd. ROT wordt vaak gecombineerd met reminiscentie of aanpassingen in de leefomgeving van de persoon met dementie. Volgens de algemene richtlijnen voor “het omgaan met de gedragsproblemen van ouderen met dementie” zou ROT, in combinatie met reminiscentie of aanpassingen in de omgeving, een positief effect hebben op de gedragsproblemen van de oudere (Nieuwboer et al., 2008). Snoezelen Snoezelen wordt vaak toegepast binnen de ouderenzorg. Het doel van snoezelen is contact leggen met personen met ernstige dementie, een veilige omgeving creëren voor de persoon, gevoelens van eigenwaarde oproepen en het bieden van ontspanning en rust. Snoezelen richt zich ook op het stimuleren van alle zintuigen van de oudere. Deze interventie komt verder in de scriptie nog uitgebreid aan bod. Vooral bij personen met apathie wordt aangeraden om het snoezelen aan te bieden (Nieuwboer et al., 2008). Voor de uitwerking van deze scriptie worden enkele aspecten samengevoegd. De MSST wordt gezien als een korte activiteit op zich die verschillende onderdeeltjes van bovenstaande interventies bevat. Er wordt voor een deel gebruik gemaakt van muziek of andere geluiden om het auditieve aspect weer te geven in het verhaal, handmassage wordt binnen deze scriptie ook gebruikt om de tactiele stimulatie aan te bieden. Voor de uitwerking van de verhalen wordt gebruik gemaakt van verschillende geuren die onder de noemer van “aromatherapie” kunnen geplaatst worden. Multisensory storytelling gaat over interesses uit het verleden van de bewoner. Hierbij komt reminisceren heel sterk naar voor bij de uitvoering van MSST. Door de verschillende zintuigen van de bewoner te triggeren wordt dit gezien als een vorm van snoezelen. Omdat het gaat om een vorm van snoezelen is het belangrijk dat de visuele- en smaakzintuigen niet vergeten worden. Hierbij is het ook de bedoeling dat de bewoner tot rust komt en geniet van het verhaal die wordt verteld.
24
2.6
Belevingsgerichte zorg
Wat de bewoner voelt, vindt en wilt, wordt als uitgangspunt genomen bij belevingsgerichte zorg. Zijn of haar specifieke zorgvraag staat centraal. Belevingsgerichte zorg dient op maat van de bewoner te gebeuren. Bij deze aanpak wordt rekening gehouden met het individu en de omstandigheden waarin hij zich bevindt. De beleving van de oudere staat centraal. Door middel van belevingsgerichte zorg, proberen hulpverleners de oudere het gevoel te geven dat hij/zij gesteund wordt in het aanvaarden en aanpakken van de gevolgen van zijn hulpbehoevendheid (Finnema et al., 2000).
2.6.1 Validation Naomi Feil is de grondlegger van de benaderingswijze “validation”. Het is een methode om te communiceren met personen met dementie, het gedrag van de gedesoriënteerde oudere te begrijpen en hem/haar te helpen hun waardigheid te ondersteunen. Het communicatieproces groeit naarmate het vertrouwen en de intimiteit tussen de zorgverlener en de oudere toeneemt. Validation is erop gericht de belevings- en gevoelswereld van de oudere met dementie te bevestigen. De basis van validation is de veronderstelling dat het gedrag steeds een betekenis heeft (Giard et al., 2013). Typisch voor deze benaderingswijze is dat het verzorgend personeel zich focust op de emotionele inhoud van wat er gezegd wordt en probeert emoties te herkennen en te bevestigen. Het is de taak van de hulpverlener om de reden achter het gedrag te detecteren (Finnema et al., 2000); (Giard et al., 2013). Validation start met het creëren van een veilige omgeving voor de bewoner waarin zich een relatie kan ontwikkelen. Dit gebeurt door het vertrouwen van de persoon te wekken. Dit leidt tot uitwisselingen van gevoelens waardoor de gedesoriënteerde oudere gemotiveerd wordt om zich verbaal of non-verbaal te uiten. Door het uiten van de verdrongen emoties voelt de oudere zich opgelucht. Valideren verwijst naar het herkennen van iemands gevoelens en deze dan bevestigen. Deze communicatiemethode kan de relatie tussen de persoon met dementie en zijn omgeving herstellen (Giard et al., 2013). Onderzoek toont aan dat “validation therapy” de tevredenheid van de bewoner bevordert en dat er een vermindering van de gedragsstoornissen ontstaat (Douglas et al., 2004).
25
Doel van validation
voor de persoon met dementie: -Het gevoel van eigenwaarde bij de bewoner herstellen -De stress verlagen -De bewoner helpen om de zin van het leven terug te vinden -De verbale en non-verbale communicatie optimaliseren (Giard et al., 2013).
voor de zorgverleners: -Het gedrag van de persoon met dementie begrijpen -De communicatie met de bewoner verbeteren (Giard et al., 2013).
2.6.2
Reminiscentie
Reminiscentie is de laatste jaren actueler geworden binnen de ouderenzorg en wordt omschreven als een willekeurige activiteit of een proces waarbij herinneringen worden opgehaald. De oudere denkt terug aan vroeger en staat stil bij bijzondere episoden uit het leven. Er worden vooral positieve herinneringen opgehaald. Vaak wordt hiervoor gebruik gemaakt van triggers. Dit kunnen visuele triggers zijn, zoals foto’s, tekeningen en beeldfragmenten van vroeger. Auditieve triggers zoals muziek zijn ook uitlokkende factoren om tot reminiscentie te komen. Olfactorische triggers kunnen bepaalde geuren van vroeger zijn terwijl gustatieve triggers het proeven van vroegere gerechten zijn. Ook tactiele triggers, zoals het betasten van oude voorwerpen of zeer kenmerkende materialen, kunnen ervoor zorgen dat de bewoner tot reminiscentie komt. Reminiscentie toont aan dat herinneringen actief kunnen worden opgehaald ook al was de oudere deze herinnering vergeten (Bohlmeijer et al., 2011);(Nuyttens, 2012). Over het algemeen is het verleden van de oudere positief ingekleurd. Vooral herinneringen uit de kinder- en jeugdjaren en zeker ook uit de jongvolwassenheid zijn voor de oudere aangename zaken om aan terug te denken. Tussen tien en dertig jaar bewaart men levendiger herinneringen. Dit wordt het reminiscentiefenomeen genoemd (Bohlmeijer et al., 2011);(Nuyttens, 2012).
26
Reminiscentie bevat een aantal kenmerken:
Aan de hand van triggers worden herinneringen van de oudere opgehaald.
Er wordt stilgestaan bij de herinneringen van de oudere.
Er wordt op een gevoelsgeladen manier omgegaan met deze herinneringen.
Het bevordert de samenhorigheid en leidt tot nieuwe vriendschappen. Door samen met medebewoners ervaringen uit te wisselen worden nieuwe contacten gelegd.
Het wordt meestal als een plezierigere en ontspannende activiteit gezien waarbij men terugdenkt aan de aangename gebeurtenissen uit het verleden.
Er wordt een identiteit gevormd. Er wordt gebruik gemaakt van het verleden om het beeld van zichzelf te verhelderen.
Reminiscentie zorgt voor het verminderen van de verveling. Het ophalen van herinneringen kan een toevlucht zijn om oninteressante zaken uit het heden te ontvluchten. (Bohlmeijer et al.,2011);(Nuyttens, 2012).
Door terug te blikken op het verleden maakt de oudere een levensbalans op. Het brengt hem inzicht en biedt hem een houvast. Reminiscentie verhoogt het welbevinden, het mentaal functioneren van de oudere wordt gestimuleerd, het langetermijngeheugen wordt aangesproken, ophalen van informatie wordt geoefend en het leggen van associaties wordt getraind. Na een verlieservaring kan reminiscentie toegepast worden om de oudere een houvast te bieden. Het ophalen van herinneringen gebeurt niet altijd individueel. Reminisceren gebeurt ook in groepsverband. Op die manier worden ervaringen uitgewisseld en kan de oudere inspelen op wat de anderen zeggen. Er komen gemeenschappelijke belevingen en interesses aan bod. Hierdoor kunnen nieuwe sociale contacten ontstaan (Bohlmeijer et al., 2011); (Nuyttens, 2012). Er bestaan verschillende vormen van reminiscentie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen eenvoudige reminiscentie, evaluatieve reminiscentie of life review en obsessief-defensieve reminiscentie (Bohlmeijer et al., 2011); (Nuyttens, 2012). Eenvoudige reminiscentie De bewoner haalt op een aangename manier herinneringen op. De interventie is gericht op ontspanning, sociale contacten, vergroten van welbevinden en relatievorming. Dit gebeurt aan de hand van cues zoals foto’s, muziek en beeldfragmenten. De focus wordt gelegd op het plezier dat de oudere beleeft aan reminiscentie en het toenemen van de zelfwaardering en het identiteitsgevoel (Bohlmeijer et al., 2011); (Nuyttens, 2012).
27
Evaluatieve reminiscentie Deze vorm van reminiscentie wordt ook life-review genoemd. De reminiscentie wordt meer gestructureerd toegepast. De volledige levensloop van de oudere komt aan bod. De bewoner blikt evaluerend terug op zijn leven. Er wordt stilgestaan bij de betekenis van bepaalde herinneringen. De begeleiders stellen actief vragen om de positieve identiteit van de bewoner te versterken. Deze vorm van reminiscentie is zeer geschikt voor ouderen die reeds ingrijpende levensgebeurtenissen achter de rug hebben (Bohlmeijer et al., 2011); (Nuyttens, 2012). Obsessief-defensieve reminiscentie Deze vorm van reminiscentie bestaat uit twee luiken. Enerzijds vertelt de oudere voortdurend dezelfde feiten en gebeurtenissen (obsessief), anderzijds gaat de oudere zijn eigen rol bij fout gelopen gebeurtenissen minimaliseren (defensief). De bewoner heeft hierbij moeite met het accepteren van schuldgevoelens met betrekking tot het verleden en heden. Deze vorm van reminiscentie kan leiden tot angst en depressie bij de oudere. (Bohlmeijer et al., 2011); (Nuyttens, 2012).
Uit onderzoek blijkt dat reminiscentie een positieve invloed heeft op het sociaal gedrag en de stemming van de bewoner. Verder zorgt reminiscentie ook voor een afname van gedragsproblemen zoals agressie, agitatie en rusteloosheid (Finnema et al., 2000).
2.6.3
Snoezelen
Een andere vorm van belevingsgerichte zorg is snoezelen. De zorgverlener maakt contact met de bewoner door aangename zintuigenprikkeling. Snoezelen is een individuele activiteit waarbij de verschillende zintuigen worden geprikkeld en de bewoner verschillende ervaringen opdoet. Als zorgverlener is empathie gedurende het snoezelen essentieel. Om tot snoezelen te komen, heeft de bewoner geen bepaald niveau van intellectueel vermogen nodig (Finnema et al., 2000). De term snoezelen roept bij iedereen andere gevoelens op. De ene persoon ervaart snoezelen als een gevoel van liefde, geborgenheid, veiligheid, met elkaar betrokken zijn etc. Bij een ander persoon roept snoezelen een ongemakkelijk gevoel, een ongewenst lichamelijk contact. In de literatuur worden vaak andere benamingen voor de term snoezelen gebruikt. Er wordt gesproken over zintuigactivering, primaire activering, basale stimulatie, sensomotorisch stimuleren of gevoelsactiviteit. De term gevoelsactiviteit wordt gebruikt omdat er op een non-verbale manier geprobeerd wordt om het gevoel en de zintuigen te prikkelen en te activeren. Het gebruik van de zintuigen staat centraal. Snoezelen heeft verschillende doelen. Door middel van snoezelen wordt het welbevinden van de oudere met dementie bevorderd op het moment dat de prikkels worden aangeboden. 28
De zorgverlener probeert aan de hand van snoezelen het isolement en de vervreemding van de bewoner te doorbreken. Verder kan snoezelen als ontspanningsmoment voor de bewoner gezien worden. Het is ook een manier om, als zorgverlener, in contact te komen en in communicatie te treden met de bewoner. Hij/zij communiceert door het uiten van zijn/haar gevoelens. Hiervoor is vertrouwen een zeer belangrijk gegeven. Indien er geen sprake is van vertrouwen tussen de persoon met dementie en de zorgverlener zal de bewoner geremd zijn in het uiten van zijn/haar gevoelens. (Verdult, 1997). Onderzoek toont aan dat snoezelen een positief effect blijkt te hebben op het gedrag en de stemming van de bewoner. Er is een vermindering van teruggetrokken gedrag zoals apathie. Er wordt ook een verminderen van hinderlijk gedrag zoals agressie vastgesteld en het welbevinden van de bewoner wordt aangetoond (van Weert, 2004). Reminiscentie en snoezelen zijn dus twee zeer belangrijke aspecten binnen multi-sensory storytelling. Het vertellen van de verhalen aan de hand van verschillende zintuigelijke prikkels kan gezien worden als een vorm van snoezelen. De verhalen die verteld worden, gaan over de vroegere interesses van de bewoner. Tijdens multi-sensory storytelling gaat de therapeut samen met de bewoner gaan reminisceren.
2.7
Rol van de ergotherapeut in een woonzorgcentrum
Voor een ergotherapeut die werkt met ouderen met dementie is het belangrijk te weten dat het ziekteproces niet kan gestopt of gekeerd worden. Activering en beweging blijken een positief effect te hebben bij ouderen met dementie. Dit moet gestimuleerd worden door de ergotherapeut. Het is belangrijk voor het zelfbeeld van de ouderen dat ze zich nuttig blijven voelen. Een ergotherapeut laat de bewoner zoveel mogelijk participeren en neemt zo weinig mogelijk taken uit handen van de oudere. Het accent ligt op het onderhouden van routinematige handelingen uit het dagelijks leven en het creëren van situaties die dat mogelijk maken (Geenen, 2011). De ergotherapeut komt niet enkel tussen indien er lichamelijke klachten zijn. De ergotherapeut staat ook in voor het bieden van een optimale zorg bij bewoners met psychische problemen zoals gedragsproblemen (Geenen, 2011). Bij ouderen met dementie en gedragsproblemen is het de taak van de ergotherapeut om nietmedicamenteuze interventies te voorzien die de gedragsproblemen reduceren. Voorbeelden hiervan zijn snoezelen, reminiscentie, psychomotorische therapie etc. We proberen als therapeut de oorzaak van de gedragsproblemen te achterhalen en hierop te anticiperen. Dit resulteert in een zo kwaliteitsvol mogelijke zorg (Geenen, 2011).
29
Verder is het belangrijk om multidisciplinair aan de slag te gaan. Enkele actoren die een belangrijke schakel vormen binnen de kwaliteitsvolle zorg van de bewoner zijn: verpleegkundigen, zorgkundigen, animatoren, de geriater, de arts, ergotherapeuten en kinesitherapeuten. Enkel door een goede samenwerking en communicatie tussen deze verschillende disciplines kan een optimale zorg aangeboden worden (Geenen, 2011). De ergotherapeut vervult binnen de gezondheidszorg verschillende rollen: behandelaar, gezondheidswerker, onderzoeker, adviseur en coach.
Gezondheidswerker Als gezondheidswerker is het de bedoeling de bewoner aan te sporen om deel te nemen aan de MSST. Dit gebeurt op een vriendelijke en respectvolle manier ten opzichte van de bewoner. Respect voor eventuele tegenkanting vanuit de bewoner is ook een belangrijk aspect waar als ergotherapeut rekening mee gehouden moeten worden.
Handelingsdiagnosticus Als handelingsdiagnosticus gaat de therapeut, in samenspraak met de bewoner, een hulpvraag formuleren. De ergotherapeut verzamelt de nodige informatie, aangevuld met informatie uit assessments, voor het opstellen van de verschillende verhalen binnen deze scriptie.
Behandelaar Als behandelaar gaat de ergotherapeut binnen deze scriptie op zoek naar de doelstellingen die de MSST bevat voor iedere bewoner. De behandelaar maakt de verschillende verhalen op en past deze, indien nodig, nog verder aan zodat het verhaal volledig op maat van de bewoner is opgesteld.
Onderzoeker De onderzoeker gaat op zoek naar wetenschappelijke literatuur om zo tot een goed eindresultaat te komen binnen deze scriptie. De informatie die verkregen wordt via wetenschappelijke literatuur wordt gebruikt voor de uitwerking van de MSST bij ouderen met dementie en gedragsproblemen. De onderzoeker gaat binnen deze scriptie na of MSST al dan niet effect heeft op het gedrag en de stemming van ouderen met dementie. Dit gebeurt aan de hand van een gedragsobservatielijst en observatieverslagen van MSST-sessies.
30
Adviseur en coach De adviseur en coach zal binnen deze scriptie de observatie schriftelijk rapporteren. Zo kan, later aan het einde van het onderzoek, een conclusie getrokken worden over de effectiviteit van MSST bij ouderen. Binnen deze rol geeft de ergotherapeut de nodige informatie door aan verschillende partijen die betrokken zijn. Voor de effectiviteit van de MSST is het belangrijk om een goede therapeutische relatie op te bouwen met de bewoner. Zo voelt de bewoner zich veilig en is hij/zij niet geremd in het uiten van reacties.
2.8
Multi-sensorische stimulatie
Multi-sensorische stimulatie is het prikkelen en stimuleren van alle zintuigen. De sensorische stimulatie omvat zowel auditieve, visuele, tactiele, olfactorische en gustatieve stimulaties. Uit onderzoek is gebleken dat sensorische stimulatie de kwaliteit van de zorg bij dementie verbetert. Een voorbeeld van sensorische stimulatie is snoezelen. Snoezelen wordt omschreven als “een manier van benaderen”(Lykkeslet et al., 2014).
2.8.1
Belang van sensorische stimulatie bij ouderen in een WZC
Uit onderzoek blijken multi-sensorische activiteiten, waarbij het gebruik van zintuigen gestimuleerd worden, een gunstig effect te hebben op personen met de ziekte van Alzheimer. De activiteiten worden gezien als een strategie en benaderingswijze die ervoor zorgen dat de primaire zintuigen op een gerichte manier geprikkeld worden. Op die manier wordt ernaar gestreefd een meer sociaal aanvaardbaar gedrag uit te lokken bij de bewoner. Het doel van multi-sensorische stimulatie is het verbeteren van het welbevinden van de persoon en het bevorderen van het sociale contact door middel van diverse sensorische stimuli (Heyn, 2003).
2.8.2
Het effect van sensorische stimulatie bij ouderen
Het is bewezen dat de algemene stemming van de bewoner, na het beëindigen van een multisensorische oefenprogramma, verbetert. De oudere blijkt rustiger en vriendelijker te zijn. Verder ervaren mensen met de ziekte van Alzheimer een verbetering op vlak van communicatie, emotionele en intellectuele functies door zintuigelijke stimulaties (Heyn,2003).
31
2.8.3
Het gebruik van storytelling
“Storytelling” is een vertelproces met als doel de emoties, het geheugen en de betrokkenheid van de bewoner te bevorderen. Storytelling heeft een belangrijke sociale functie. Het is een middel om in interactie te treden met de oudere. (Heyn, 2003). Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat sensorische stimulatie bij ouderen met dementie en gedragsproblemen een gunstig effect heeft. Ook het vertellen van verhalen heeft een positieve invloed op personen met gedragsproblemen. Het heeft een belangrijke sociale functie en het verhoogt de betrokkenheid van de bewoner. In deze scriptie worden de twee aspecten, sensorische stimulatie en storytelling, samengevoegd en toegepast bij ouderen met dementie en gedragsproblemen. Dit wordt multi-sensory storytelling genoemd. Multi-sensory storytelling wordt momenteel vooral toegepast bij kinderen en volwassenen met een meervoudige beperking (Heyn, 2003).
2.9
Multi-sensory storytelling
Aangezien multi-sensory storytelling nog een relatief nieuw gegeven is binnen de zorgverlening is onderzoek naar MSST nog zeer miniem. Daardoor is er hierover weinig wetenschappelijke literatuur te vinden. MSST wordt tegenwoordig enkel toegepast bij personen met meervoudige beperkingen. Over MSST bij ouderen met dementie is er in de literatuur voorlopig heel weinig informatie te vinden, daar het nog niet geïntegreerd is binnen de ouderenzorg (Penne, 2008). Wanneer gedacht wordt aan het vertellen en beluisteren van verhalen worden hieraan allerlei positieve effecten toegeschreven. Verhalen dragen bij tot de overdracht van waarden en normen, communicatieve ontwikkeling, educatieve waarde, socio-emotionele en cognitieve ontwikkeling. De verhalen stimuleren de fantasie en creativiteit. Het vertellen van een verhaal bevordert de relatie tussen de verteller en de bewoner. Door samen met de bewoner een verhaal te lezen, wordt een gezellige en veilige sfeer gecreëerd (Penne, 2008). Wanneer een doorsnee verhaal wordt verteld, kan het gebeuren dat de oudere met dementie het verhaal niet begrijpt. Het kan te ingewikkeld zijn voor de bewoner waardoor hij/zij niet aandachtig kan volgen en de activiteit niet als aangenaam ervaart. Bij multi-sensory storytelling wordt er een kort, eenvoudig verhaal verteld die op maat van de bewoner is opgesteld. Hij/zij begrijpt het verhaal. De inhoud, vorm en presentatie van het verhaal zijn cliëntgericht. Het verhaal kan met behulp van begeleiders of familieleden opgemaakt worden. Het verhaal vertelt over de dagelijkse of vroegere bezigheden/interesses van de bewoner. Aan de hand van multi-sensory storytelling kan er met de oudere gereminisceerd worden (Penne, 2008).
32
Multi-sensory storytelling is een vorm van vertelproces . De term “multi-sensory” verwijst naar verhalen en boeken waarbij alle zintuigen van de bewoner worden geprikkeld. Om het verhaal te brengen moet gebruik gemaakt worden van verschillende triggers. Zowel visuele, auditieve, olfactorische, tactiele als gustatieve prikkels. Het is belangrijk dat er slechts één prikkel per keer wordt aangeboden. Indien er teveel prikkels in één keer worden aangeboden, raakt de bewoner overprikkeld en wordt hij/zij afgeleid (Penne, 2008). Specifieke doelstellingen bij MSST zijn: reminisceren, de bewoner zintuigelijke ervaringen laten opdoen, contact hebben met de bewoner en de oudere een ontspanningsmoment aanbieden. Het is belangrijk dat de bewoner plezier beleeft. Door het aanbrengen van stimuli worden de fijnmotorische vaardigheden geprikkeld. De bewoner wordt getriggerd om materialen, die tijdens het verhaal worden aangeboden, te grijpen, te voelen en te manipuleren (Ten Brug et al., 2011); (Penne,2008). De verteller moet met enkele zaken rekening houden. Hij/zij moet goed voorbereid zijn. Het is belangrijk dat de verzorger, die het verhaal brengt, zelf goed op de hoogte is van het verhaal. Het is ook aangewezen om op voorhand al een aantal keren het verhaal door te nemen alvorens het de eerste keer te brengen voor de bewoner. Vooraleer de verteller het verhaal vertelt, checkt hij/zij of de vertelplaten in de juiste volgorde zitten en alle nodige materialen voor de zintuigelijke prikkels binnen handbereik zijn. Verder zijn, bij het lezen, het gebruik van een goede intonatie, aangepast stemvolume en de sfeer die de verteller creëert zeer belangrijk. Het is van belang te weten of de bewoner al dan niet zintuigelijke problemen ervaart. Indien bijvoorbeeld de bewoner slechthorend is, moet hiermee rekening gehouden worden wanneer een auditieve prikkel wordt aangeboden. Dit kan opgelost worden door een luidere prikkel aan te bieden. Tot slot moet er voldoende tijd voorzien worden om het verhaal te vertellen. Zo krijgt de bewoner de nodige tijd om de prikkels op te nemen en hierop te reageren (Penne, 2008).
33
2.9.1 2.9.1.1
Richtlijnen multi-sensory storytelling Inhoud van het verhaal
De inhoud van het verhaal wordt gepersonaliseerd en op maat van de bewoner opgesteld. Het verhaal is een weerspiegeling van de interesses van de oudere. Het weerspiegelt iets van de persoonlijkheid en het leven van de gebruiker. Het geeft zaken weer die van belang zijn of veel betekenis hebben voor de bewoner. Het gaat om echte ervaringen die hij of zij heeft meegemaakt. Het is dus belangrijk om cliëntgericht aan de slag te gaan. Als zorgverlener kan je de interesses van de bewoner op verschillende manieren achterhalen. Er kan geopteerd worden voor het cliëntendossier of er kan navraag gedaan worden bij familie, vrienden, mantelzorgers en eventueel bij ander verzorgend personeel (Penne, 2008). 2.9.1.2
Vorm van het verhaal
De multi-sensory storytelling box bevat een kort verhaal. Het verhaal bestaat uit zeven bladzijden. Iedere bladzijde bevat één tot twee zinnen. Het neemt ongeveer vier tot zes minuten in beslag om het verhaal op een correcte manier voor te lezen. De taal die gehanteerd wordt, is op maat van de bewoner. Er wordt gebruik gemaakt van korte zinnen, geen samengestelde zinnen, geen passieve werkwoordvervoegingen en er wordt zoveel mogelijk in de tegenwoordige tijd geschreven. Per zin wordt een zintuigelijke prikkel voorzien. Op het einde van het verhaal moeten alle zintuigen van de oudere geprikkeld zijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende materialen zoals pluimen, natuurelementen, stofjes, geuren, geluiden, voedingsmiddelen en foto’s. De zintuigelijke prikkels die aan het verhaal gekoppeld zijn, worden verzameld in een box. Deze box bevat ofwel 7 witte bladen met daarop telkens 1 zin van het verhaal. Per blad/zin wordt een prikkel aangeboden. Of er kan ook gewerkt worden met 1 blad waarop het volledige verhaal telkens met de bijhorende prikkel genoteerd staat. Zo weet de begeleider welke prikkel bij welke zin hoort. Dit alles wordt verzameld in een box waarop de titel van het verhaal staat. De titel bevat maximum twee woorden. (Penne, 2008); (Ten Brug et al., 2011). Tot slot is het belangrijk dat het verhaal een duidelijk einde kent zodat de persoon met dementie weet dat het verhaal ten einde is (Penne, 2008); (Ten Brug et al., 2011).
34
3
Integratie van multi-sensory storytelling 3.1
Link met de literatuurstudie
Om gedragsproblemen van de oudere met dementie te reduceren is het belangrijk om een goede vertrouwensband op te bouwen met de bewoner. De oudere moet vrijuit zijn gevoelens kunnen uiten tegenover de zorgverlener. Enkel zo kan het gestelde gedrag begrepen worden. Ook tijdens het uitvoeren van de interventie multi-sensory storytelling is het belangrijk dat hij/zij zich veilig voelt. Dit om tot een zo objectief mogelijk resultaat te komen. Validation is een methode om te communiceren met de oudere zowel verbaal als non-verbaal. Ook MSST is zo’n communicatietool waarbij aan de hand van zintuigelijke prikkelingen wordt gecommuniceerd met de oudere. Omdat het soms moeilijk is om op een verbale manier in interactie te treden met de oudere met dementie is sensorische stimulatie een goed alternatief. Bij ouderen met dementie en gedragsproblemen worden, volgens verschillende onderzoeken die in deze literatuurstudie reeds aan bod kwamen, gedragsproblemen gereduceerd door gebruik te maken van sensorische stimulatie. Het prikkelen van de verschillende zintuigen werkt rustgevend waardoor de persoon minder stress heeft en een gevoel van veiligheid ervaart. Binnen deze scriptie wordt ook gewerkt rond het prikkelen van zintuigen aan de hand van multi-sensory storytelling om de gedragsproblemen bij ouderen met dementie te verminderen. In de literatuurstudie staat reeds beschreven dat het belangrijk is om als zorgverlener zoveel mogelijk te streven naar een niet-farmacologische benadering. Binnen deze scriptie wordt een nieuwe vorm van een niet-farmacologische benadering gehanteerd namelijk multi-sensory storytelling. Binnen deze benadering worden een aantal aspecten uit de richtlijn “het omgaan met gedragsproblemen bij personen met dementie” geïntegreerd. Binnen de richtlijn wordt aanbevolen om gebruik te maken van reminiscentie, snoezelen, muziek. MSST is een vorm van snoezelen waarbij verwacht wordt dat de bewoner al zijn/haar zintuigen hanteert. Het verhaal dat verteld wordt tijdens de MSST-sessie valt binnen het interesseveld van de bewoner. Het verhaal gaat vaak over bepaalde rollen, activiteiten, bezigheden die men in het verleden uitvoerde. Er wordt dus gebruik gemaakt van reminiscentie binnen de sessies. Verder wordt aanbevolen om te werken met muziek bij ouderen met gedragsproblemen. Dit komt voor een deel ook aan bod door de auditieve prikkelingen die tijdens de MSST aangeboden worden. In de literatuurstudie wordt vermeld dat het belangrijk is dat de activiteit aansluit bij de interesses van de bewoner. Zo is de oudere meer gemotiveerd om deel te nemen aan de activiteit. Bij MSST is dit ook het geval. Het verhaal sluit aan bij de hedendaagse beleving en het verleden van de bewoner.
35
3.2
Besluit
Vanuit de informatie uit wetenschappelijke literatuur kan besloten worden dat sensorische stimulatie een gunstig effect heeft bij personen met dementie op vlak van stemming en gedrag. Bij ouderen met dementie wordt vooral snoezelen gebruikt als interventie om de zintuigen van de ouderen te prikkelen. Binnen deze scriptie wordt een andere methodiek gebruikt om de sensorische stimulatie te bereiken. Er is een nieuwe vorm van therapie “multi-sensory storytelling” die op dit moment vooral gebruikt wordt binnen het domein ontwikkelingsproblematiek. Aan de hand van sensorische stimulaties via MSST wordt in deze scriptie nagegaan of dit effect heeft op de stemming en het gedrag van ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen. Uit deze literatuurstudie wordt voor deze scriptie een onderzoeksvraag opgesteld. Tijdens de praktische uitwerking van deze bachelorproef wordt dan ook op zoek gegaan naar een antwoord op deze onderzoeksvraag: “Heeft multi-sensory storytelling bij ouderen met dementie, die gedragsproblemen vertonen, een effect op hun gedrag en stemming?” Naast deze onderzoeksvraag worden enkele deelvragen geformuleerd:
Is er een verschil op vlak van apathie voor en na het gebruik van MSST bij ouderen met dementie die gedragsproblemen vertonen?
Herkent de bewoner na enkele sessies al bepaalde items uit het verhaal?
Reageert de bewoner meteen op de aangeboden prikkels?
Neemt de bewoner initiatief tijdens het vertellen?
Wordt de bewoner rustig tijdens de multi-sensory storytelling?
Kan de bewoner zaken vertellen bij de verschillende prikkels?
De deelvragen worden tijdens de MSST-sessies geobserveerd.
36
Methode 4
Voorstelling Biezenheem
Het woonzorgcentrum Biezenheem te Bissegem wordt beheerd door het OCMW Kortrijk. Biezenheem zorgt voor het welzijn van 92 bewoners. Die zijn verdeeld over 24 wooneenheden voor personen met dementie en 68 wooneenheden voor personen met een ernstige zorgnood. Verder heeft het woonzorgcentrum Biezenheem ook nog 3 kamers voor kortverblijf ter beschikking. Er zijn binnen dit woonzorgcentrum zo’n 90 mensen tewerkgesteld. Het WZC is toegankelijk voor personen met een fysieke beperking en personen met dementie. Deze scriptie wordt bij drie bewoners uitgewerkt binnen de gesloten afdeling voor personen met dementie van het woonzorgcentrum (24 wooneenheden) en wordt bij één persoon uitgewerkt die op een andere afdeling binnen het woonzorgcentrum verblijft.
5
Interventie
Binnen deze scriptie wordt multi-sensory storytelling bij ouderen met dementie geïmplementeerd. Er wordt nagegaan of deze nieuwe methode al dan niet effect heeft op de gedragsproblemen bij ouderen met dementie. De inhoud en de vorm van de MSST werd binnen deze scriptie reeds beschreven onder het luik literatuurstudie. De toepassing van de MSST wordt gedurende negen weken bij vier bewoners in het woonzorgcentrum uitgevoerd.
5.1
Case study
Om een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag omvat deze scriptie vier case studies. Deze worden uitgevoerd bij vier verschillende bewoners met dementie die gedragsproblemen vertonen. Binnen deze case studies wordt de effectiviteit van de MSST nagegaan op vlak van stemming en gedrag. Voor dit onderzoek worden, in overleg met het team, vier bewoners uitgekozen. Bij het zoeken naar geschikte bewoners om deel te nemen aan deze case studies werden enkele inclusie en exclusiecriteria opgesteld. De bewoners verblijven allemaal residentieel in het woonzorgcentrum Biezenheem te Bissegem. De bewoners die deelnemen aan dit onderzoek zijn allemaal bewoners die lijden aan dementie en vertonen dagelijks gedragsproblemen. De gedragsproblemen van de bewoners komen dagelijks voor. De bewoners hebben nog contact met de omgeving en de bewoners die aan deze case studies meewerken kunnen nog reacties geven op zintuigelijke prikkels. Ook moeten de bewoners nog een goed zicht hebben zodat de zintuigelijke prikkels ook visueel kunnen worden waargenomen. Ook een minimum aan gehoor is een criteria waaraan de bewoner met dementie binnen dit onderzoek moet voldoen.
37
Om de effectiviteit na te gaan, wordt gewerkt met een pre- en postmeting. De metingen worden uitgevoerd aan de hand van een zelf opgestelde gedragsobservatielijst. De pre-meting wordt gedaan na de eerste drie weken stage. Daarna wordt gedurende negen weken twee keer per week de MSSTbox voorgesteld bij de vier verschillende bewoners. Na deze negen weken wordt diezelfde gedragsobservatielijst opnieuw ingevuld als post-meting. Rekening houdend met het feit dat er zich misschien geen grote, positieve evolutie zou kunnen voordoen, wordt na iedere sessie een kort verslag gemaakt. Het verslag gaat over de observaties die gebeuren tijdens de activiteit. Daarin wordt beschreven welk gedrag de bewoner stelt, of het gedrag voor en na de sessie anders is, of de bewoner reageert op bepaalde prikkels etc. Indien er bij de oudere weinig meetbare veranderingen te merken zijn, kunnen de verslagen een beeld geven over de werking van MSST. Pre-meting Vóór de eerste sessie wordt, in samenspraak met het team die dagelijks in contact komt met de bewoners, de gedragsobservatielijst ingevuld. Daarna wordt, gedurende negen weken, twee keer per week gewerkt met de MSST-box bij de bewoner. Dit gebeurt telkens op vaste dagen. Post-meting Aan het einde van de negen weken wordt de gedragsobservatielijst opnieuw ingevuld. Dit gebeurt opnieuw in samenspraak met het verzorgend personeel. Door de resultaten van de pre- en postmeting met elkaar te vergelijken, wordt nagegaan of MSST effect heeft op het gedrag en de stemming van de bewoner.
5.2
Uitwerking multi-sensory storytelling box
Tijdens de eerste week van de stage wordt er, in samenspraak met het team, bepaald welke bewoners kunnen deelnemen aan het onderzoek. Dan is er een eerste kennismakingsmoment met de oudere. Het is belangrijk om te starten met een kennismakingsmoment zodat hij/zij kennis maakt met de therapeut en omgekeerd. Het is belangrijk dat de persoon met dementie zich goed, rustig en veilig voelt en niet geremd is om te spreken. Dit zorgt voor een zo objectief mogelijk resultaat. Aan de hand van het gesprek komt de therapeut bepaalde zaken van de persoon te weten. Voorbeelden hiervan zijn belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen in hun leven, vroegere hobby’s, maatschappelijke rollen die hij/zij ooit vervulde etc. Er kan ook informatie over de oudere en zijn (vroegere) interesses verkregen worden via de mantelzorger, familieleden, personeelsleden of het cliëntendossier. Met deze informatie wordt rekening gehouden bij het uitwerken van de MSST-box, daar het verhaal binnen het interesseveld van de bewoner moet liggen. Het is voor de persoon met dementie ook aangenamer luisteren indien het verhaal aansluit bij zijn/haar interesses.
38
Wanneer de interesses van de persoon opgelijst zijn, wordt per bewoner een multi-sensorische box uitgewerkt. Zoals eerder vermeld, bestaat deze box uit een verhaal van zeven zinnen. Aan iedere zin wordt een zintuigelijke prikkel gekoppeld. Vóór de multi-sensory storytelling box wordt uitgewerkt, wordt de MiniMental State of Examination opgevraagd. Op die manier kan het niveau van het cognitief functioneren van de persoon bepaald worden. Dit is zeer belangrijk bij het maken van het verhaal. Het verhaal moet aangepast zijn aan het niveau van de persoon met dementie. Indien de MiniMental State of Examination niet kan worden afgenomen, wordt gekeken naar het algemeen cognitief functioneren van de persoon binnen zijn leefomgeving. Dat gebeurt in overleg met andere zorgverleners die dagelijks in contact komen met de bewoner. Er wordt zo een zicht gecreëerd op het algemeen cognitief niveau van de bewoner. De MSST-box wordt hierop afgestemd. Wanneer alle informatie over de bewoner verzameld is en de nodige testen zijn afgenomen, kan de multi-sensorische storytelling box uitgewerkt worden.
5.3
Assessments
Om het effect van MSST op de gedragsproblemen van ouderen met dementie na te gaan, wordt er gekozen om een gedragsobservatielijst op te stellen. Voor het opstellen van de gedragsobservatielijst worden eerst alle gedragsproblemen genoteerd. Daarna wordt op zoek gegaan naar gestandaardiseerde assessments en worden deze bestudeerd. Er wordt gezocht naar items uit verschillende assessments die passen binnen deze scriptie. Deze items worden daarna gebundeld tot een gedragsobservatielijst die gebruikt wordt om een pre- en postmeting mee uit te voeren binnen deze scriptie. Er worden verschillende gestandaardiseerde assessments bestudeerd en hieruit worden verschillende items genoteerd die toepasselijk zijn. Deze worden samen geplaatst in een gedragsobservatielijst voor deze scriptie. Voor het opstellen van de gedragsobservatielijst worden items uit volgende assessments gebruikt. -Cornell scale for depression in dementia -Cohen-Mansfield Agitation Inventory -Qualidem -Neuropsychiatric inventory -Apathy Evaluation Scale
39
Er wordt gekozen voor deze testen omdat het allemaal gestandaardiseerde assessments zijn. Ze hebben allemaal een goede validiteit en betrouwbaarheid. Over de sensitiviteit van de testen wordt in de literatuur nauwelijks iets vermeld. De gedragsobservatielijst bevat verschillende items uit meerdere assessments. Binnen deze scriptie wordt bewust geopteerd om niet enkel gebruik te maken van 1 assessment omdat er veel items in de verschillende testen vermeld staan die niet van toepassing zijn binnen deze scriptie.
5.3.1
Cornell Scale for Depression in Dementia
Het gebruik van de Cornell Scale for Depression in Dementia (CSDD) wordt aanbevolen voor het beoordelen van de ernst van depressieve symptomen bij personen met matige en ernstige dementie. De CSDD wordt gescoord door een hulpverlener na het verkrijgen van informatie uit twee semigestructureerde interviews (Trimbos, 2008). Betrouwbaarheid
Validiteit
Contra
- De Cornell Scale for Depression
- De Cornell Scale for
- De test bevat slechts enkele
heeft een goede betrouwbaarheid.
depression bevat een goede
items met betrekking tot
Zowel de interne consistentie als de
validiteit (Trimbos, 2008).
gedragsproblemen die van
interbeoordeelaarsbetrouwbaarheid
toepassing zijn binnen deze
zijn goed (Trimbos, 2008).
scriptie.
5.3.2
Cohen-Mansfield Agitation Inventory
De Cohen Mansfield Agitation Inventory (CMAI) is een assessment voor de beoordeling van het voorkomen van agitatie en agressie. Deze schaal bestaat uit 29 geagiteerde gedragingen die gescoord worden naar frequentie op een zevenpunts-schaal. De CMAI wordt ingevuld door een verzorgende die vaak in contact komt met de bewoner (Cochen-Mansfield, 1991).
Betrouwbaarheid
Validiteit
Contra
-Uit onderzoek is gebleken dat de
-Uit onderzoek blijkt de CMAI
-De CMAI bevat slechts
CMAI een hoge interne consistentie
over een goede validiteit te
enkele items die toepasselijk
bevat en een voldoende
beschikken (Maryam et a.,
zijn binnen deze scriptie.
interbeoordeelaarsbetrouwbaarheid 2012).
-Het is een observatielijst die
met een gemiddelde van 0,92 heeft
loopt over een periode van
(Cochen-Mansfield, 1991).
twee weken.
40
5.3.3
Qualidem
Het assessment wordt gebruikt om het effect van een interventie te meten, om het effect van zorgbeleid te bepalen. Daarnaast kan het instrument de kwaliteit van leven weergeven bij een individu. De Qualidem bestaat uit negen subschalen. Het meetinstrument moet worden afgenomen door verzorgenden die op verschillende momenten van de dag met de bewoner in aanraking komen. De lijst wordt ingevuld na een observatieperiode van één week (Ettema et al., 2005).
Betrouwbaarheid
Validiteit
Contra
-De betrouwbaarheidscoëfficiënt
-Na een vergelijkende studie
-Deze vragenlijst mag enkel
Rho varieert van 0,60 tot 0,90. Dat
met de Cornell Scale for
afgenomen worden door
staat voor net acceptabel tot zeer
Depression in Dementia, de
verzorgenden die op
goed.
Neuropsychiatric Inventory
verschillende momenten van
-De interbeoordeelaars-
en twee subschalen van de
de dag met de bewoner in
betrouwbaarheid ligt aan de lage
Gedragsobservatielijst
contact komen.
kant.
Intramurale Psychogeriatrie
-De vragenlijst moet door 2
-De test-hertest betrouwbaarheid
(niet-sociaal gedrag en
verzorgenden, in overleg,
ligt een stukje hoger dan de
apathie) komt naar voor dat
worden ingevuld.
interbeoordeelaars-
de Qualidem een goede
-Er zijn slecht 3 items uit de
betrouwbaarheid met ICC’s van 0,74
validiteit bezit (Ettema et al.,
test die toepasselijk zijn
tot 0,88 (Ettema et al., 2005).
2005).
binnen deze scriptie. -De Qualidem is nog niet getoetst bij mensen met de ziekte van Parkinson, mensen in een terminaal stadium en bij personen met jongdementie.
41
5.3.4
Neuropsychiatric Inventory
De Neuropsychiatric Inventory (NPI) is een gestandaardiseerde vragenlijst waarmee een beeld verkregen wordt van de aanwezige psychopathologische verschijnselen bij de bewoner. De vragenlijst moet door het volledige team worden ingevuld. Deze vragenlijst brengt de gedragsverandering van de persoon in kaart. Hij/zij wordt gescoord op 12 gedragsaspecten (Kat, 2010); (Leontjevas, 2012): -Wanen -Hallucinaties -Agitatie/agressie -Depressie/dysforie -Angst -Euforie/opgetogenheid -Apathie/onverschilligheid -Ontremd gedrag -Prikkelbaarheid/labiliteit -Doelloos repetitief gedrag -Nachtelijke onrust/slaapstoornissen -Eetlust/eetgedrag verandering
Betrouwbaarheid
Validiteit
Contra
- De NPI bleek uit onderzoek een
-Na een vergelijkend
-De vragenlijst moet door het
valide, betrouwbaar en voor de
onderzoek met de AES-10
volledige team worden
praktijk goed inzetbaar instrument
blijkt de congruente validiteit
ingevuld.
te zijn om neuropsychiatrische
van Neuro-Psychiatric
symptomen bij personen met
Inventory goed te zijn
dementie in kaart te brengen en te
(Leontjevas, 2012).
evalueren (Kat, 2010).
42
5.3.5
Apathy Evaluation Scale
De Apathy Evaluation Scale (AES) is een meetinstrument dat gebruikt wordt om de apathie van de bewoner na te gaan. De AES bestaat uit een interview gevolgd door een vragenlijst die bestaat uit 18 vragen.
Betrouwbaarheid
Validiteit
Sensibiliteit
Contra
- De interne consistentie,
- Zowel de congruente als
-Binnen een onderzoek
De AES bevat slechts
test-hertest
de discriminante validiteit
waarin de AES-10 werd
enkele items die
betrouwbaarheid en de
zijn positief voor dit
vergeleken met de NPIa
toepasselijk zijn voor
interbeoordeelaarsbetrouw
assessment (Leontjevas,
(Neuropsychiatric Inventory
deze scriptie.
baarheid zijn voor de AES
2012).
Apathy subscale) bleek dat
goed tot uitstekend met een
de AES-10 een goede
betrouwbaarheids-
sensibiliteit bevat. De
coëfficiënt van > 0,85
sensibiliteit van deze test
(Dickstein et al., 1991).
bedraagt 89,5% (Dickstein et al., 1991).
5.4
Geïmplementeerde items voor de gedragsobservatielijst
De items van de gedragsobservatielijst afkomstig uit de gestandaardiseerde test “Cornell Scale for Depression in Dementia”
Is angstig
Is zorgelijk
Is peinzend
Reageert niet op plezierige gebeurtenissen
Is prikkelbaar
Is snel kwaad
Is slecht gehumeurd
Heeft moeite met inslapen
Wordt ’s morgens meerdere keren wakker
43
De items van de gedragsobservatielijst afkomstig uit de gestandaardiseerde test “Cohen-Mansfield Agitation Inventory”
Maakt vreemde geluiden
Vertoont repetitief gedrag
De items van de gedragsobservatielijst afkomstig uit de gestandaardiseerde test “Qualidem”
Is rusteloos
Heeft een gespannen lichaamstaal
Roept
De items van de gedragsobservatielijst afkomstig uit de gestandaardiseerde test “NPINeuropsychiatric Inventory”
Vertoont verbaal agressief gedrag
Vertoont fysiek agressief gedrag
Vertoont ontremd gedrag
Vertoont depressief gedrag
Wanen en hallucinaties
Apathie en onverschilligheid
Nachtelijke agitatie
De items van de gedragsobservatielijst afkomstig uit de gestandaardiseerde test “Apathy Evaluation Scale”
Toont initiatief
Is gemotiveerd
5.4.1
Construct validiteit
In de matrix, die terug te vinden is in de bijlage, worden enerzijds de gedragsproblemen opgesomd en anderzijds de verschillende items die geselecteerd zijn uit verschillende assessments. Daarna wordt gekeken of elk gedragsprobleem minimum één keer wordt gescoord door één van de items uit de assessments. Met andere woorden, er wordt nagegaan of de gedragsobservatielijst meet wat hij moet meten. Uit de matrix kan geconcludeerd worden dat dit binnen deze scriptie het geval is.
44
6
PEO model
Er wordt geopteerd om de volgcliënten te beschrijven aan de hand van het PEO model. Het PEO model toont de verhouding weer tussen de persoon, zijn omgeving en zijn activiteiten. Dit zijn dan ook drie zeer belangrijke pijlers die een oorzaak van gedragsproblemen bij ouderen met dementie kunnen zijn. Alle aspecten hangen in dit model samen. Dat is ook wat gebeurt bij gedragsproblemen. De verschillende items van het PEO model kunnen aantonen waar de eventuele oorzaak van het gedragsprobleem ligt, maar aan de hand van het PEO model kan ook gekeken worden hoe men het gedragsprobleem kan reduceren. Dit kan bijvoorbeeld het creëren van een rustige omgeving, door genoeg activiteiten aan te bieden aan de persoon en door sociaal contact te voorzien voor de bewoner etc.
Afbeelding 2: PEO model (Law et al., 1996).
45
6.1
Volgcliënt C.V.
Persoon -C. geboren op 2 maart 1928 Cognitief: -MMSE 13/30 -lijdt aan vasculaire dementie met verbaal decorumverlies Gedrag: -C. uit graag haar mening zonder dat die gevraagd wordt. Ze is ongeremd in haar spreken waardoor dit voor andere bewoners soms kwetsend overkomt. Fysiek/motoriek: - wordt gefixeerd met een fixatiegordel -’s nachts wordt gebruik gemaakt van onrusthekkens -fijne en grove motoriek zijn bij C. nog ok -C. heeft scoliose -artrose aan de schouders -voor korte afstanden gebruikt ze een wandelstok -voor langere afstanden passieve rolstoelgebruiker -humerusfractuur links sinds 26/11/12 na val thuis
Omgeving Nationaliteit: Belg -is Katholiek van geloof Sociaal contact: -weduwe -heeft 3 zonen en 1 dochter -komt graag onder de mensen Woonplaats: -woonde vroeger in Bissegem -verblijft sinds 20/01/11 in het woonzorgcentrum Biezenheem Reden opname: -verminderde zelfredzaamheid en dementie -C. verbleef een tijdje in het revalidatiecentrum Ten Bos.
Activiteit Zelfredzaamheid: -zelfzorg gebeurt onder begeleiding van verplegend personeel -eten gebeurt zelfstandig -hulp nodig bij het aan- en uitkleden door derden -afhankelijk van derden voor verplaatsingen binnen- en buitenshuis Beroep: -C. was vroeger huisvrouw Ontspanning/interesses: -vroegere hobby was vooral breien en haken -neemt bijna dagelijks deel aan de activiteiten binnen het WZC -leest heel graag de krant Rollen: -C. vervult een moederrol -C. is grootmoeder
46
6.2
Volgcliënt L.V.
Persoon -L. geboren op 14 juni 1928 Cognitief: -dementie treedt op Gedrag: -roepgedrag wanneer ze alleen op de kamer is -L. voelt zich vaak eenzaam en is bang om alleen te zijn. Fysiek/motoriek: -heeft decubituswonden -passieve rolstoelgebruiker -slechte grove en fijne motoriek
Omgeving Nationaliteit: Belg -is katholiek van geloof Sociaal contact: -weduwe -heeft 2 zonen en 2 kleinkinderen -had 1 oudere zus Woonplaats: -woonde vroeger in Bissegem -verblijft sinds 21/05/13 in het woonzorgcentrum Biezenheem Reden opname: -verminderde zelfredzaamheid
Activiteit Zelfredzaamheid: -L. kan de zelfzorg niet volledig uitvoeren en krijgt hiervoor hulp van derden -eten gebeurt gedeeltelijk zelfstandig -hulp nodig bij het aan- en uitkleden door derden -afhankelijk van derden voor verplaatsingen binnen- en buitenshuis Beroep: -was vroeger naaister -hielp vroeger heel vaak op de boerderij van haar ouders Ontspanning/interesses: -L. ging vroeger heel graag wandelen -ging vroeger veel op reis naar de zee -momenteel neemt L. nauwelijks deel aan activiteiten binnen het woonzorgcentrum Rollen: -L. vervult een moederrol
47
6.3
Volgcliënt H.D.
Persoon -H. geboren op 10 november 1930 Cognitief: -MMSE 16/30 -lijdt aan dementie heeft vermoedelijk ook Korsakoff -Katz-schaal: cat. B Gedrag: -vertoont wegloopgedrag Fysiek/motoriek: -H. beschikt nog over een goede fijne en grove motoriek -H. verplaatst zich binnenshuis zonder hulpmiddelen -voor langere afstanden is H. een rolstoelgebruiker
Omgeving Nationaliteit: Belg -is katholiek van geloof Sociaal contact: -weduwe -heeft 1 zoon en 1 dochter -heeft 2 kleinkinderen -had vroeger heel veel vrienden en komt graag onder de mensen Woonplaats: -woonde vroeger in Bissegem -verblijft sinds 9/10/14 in het woonzorgcentrum Biezenheem Reden opname: - doorgestuurd vanuit AZ Groeninge campus Vercruysselaan -gedragsproblemen
Activiteit Zelfredzaamheid: -H. beschikt nog over een goede zelfzorg -afhankelijk van derden voor verplaatsingen buitenshuis Beroep: -H. was vroeger naaister Ontspanning/interesses: -vroegere hobby’s waren fietsen, dansen en uitgaan. -ze houdt van tv kijken en tijdschriften lezen -H. neemt nauwelijks deel aan activiteiten in het WZC -H. was vroeger lid van Neos Rollen: -H. vervult een moederrol
48
6.4
Volgcliënt E.V.
Persoon -E. geboren op 13 september 1926 Cognitief: -MMSE 5/30 -lijdt aan dementie Gedrag: -E. vertoont roepgedrag -E. is passief en apathisch Fysiek/motoriek: -verbaal kan E. zich niet meer uiten -E. heeft nog een goede fijne motoriek -passieve rolstoelgebruiker -wordt verplaatst met de passieve lift -E. wordt gefixeerd door middel van een fixatiegordel -’s nachts worden de onrusthekkens omhoog gezet
Omgeving Nationaliteit: Belg -is katholiek van geloof Sociaal contact: -weduwe -heeft 3 kinderen waarvan 1 overleden -heeft 5 achterkleinkinderen -krijgt wekelijks bezoek van de zonen Woonplaats: -woonde vroeger in Bissegem -verblijft sinds 2/9/14 in het woonzorgcentrum Biezenheem Reden opname: - doorgestuurd vanuit AZ Groeninge campus Reepkaai na een val
Activiteit Zelfredzaamheid: -zelfzorg onmogelijk, wordt volledig gewassen en aangekleed door derden -afhankelijk van derden voor verplaatsingen binnen- en buitenshuis Beroep: -E. was vroeger actief als textielarbeidster Ontspanning/interesses: -vroegere hobby was kaarten -neemt nooit deel aan activiteiten in het WZC Rollen: -E. vervult een moederrol, grootmoederrol -E. is overgrootmoeder
49
Resultaten 7
Uitwerken multi-sensory storytelling boxen
Volgende boxen worden uitgewerkt binnen het woonzorgcentrum Biezenheem. Dit voor vier verschillende bewoners. Om het thema van het verhaal te bepalen wordt er een gesprek gevoerd met de bewoners. De bewoners vertellen over hun leven en hun vroegere interesses en hobby’s. Daarna wordt aan de hand van alle informatie één thema uitgekozen waarrond dan een verhaal wordt geschreven. Alle zintuigelijke prikkels voor het verhaal worden samen met het verhaal in één box verzameld. De box is klaar om in gebruik te nemen. Hieronder worden de verschillende boxen kort beschreven. De volledig uitgeschreven verhalen, met hun bijhorende prikkels, zijn terug te vinden bij de bijlagen.
7.1
Box 1: Het bos Het verhaal neemt je mee op een wandeling doorheen het bos. Tijdens de wandeling zie je de konijnen en hoor je de vogels fluiten. Het geritsel van de bladeren en de geur van mos doen ons eventjes alles rondom ons vergeten. Visuele prikkel:
foto bos, konijn
Auditieve prikkel:
gefluit van de vogels
Tactiele prikkel:
sjaal, gedroogde bladeren
Gustatieve prikkel:
wafel
Olfactorische prikkel: mos
7.2
Box 2: Breien Wanneer er aan hobby’s van vroeger gedacht wordt, staat breien vaak op de eerste plaats. Op een regenachtige dag zit men in de zetel te breien. Het voelen van de wol en het horen van het getik van de breinaalden zorgt ervoor dat er met plezier kan terug gedacht worden aan vroeger. Visuele prikkel:
breiboekje
Auditieve prikkel:
regen, getik breinaalden
Tactiele prikkel:
wol
Gustatieve prikkel:
pim koekje met sinaasappel
Olfactorische prikkel: de geur van sinaasappel
50
7.3
Box 3: De zee Het geluid van de meeuwen en de zee, het zien van strandhuisjes en het voelen van het zand en de schelpjes doen ons verlangen naar een uitstapje naar de zee. Deze box neemt iedereen mee naar Oostende waar er een leuke namiddag beleefd wordt. Visuele prikkel:
strandhuisje, foto zee
Auditieve prikkel:
meeuwen en de zee
Tactiele prikkel:
zand en schelpjes, zonnecrème
Gustatieve prikkel:
mini-suikerwafel
Olfactorische prikkel: zonnecrème
7.4
Box 4: Dansen Swingen op je favoriete muziek... Aan de hand van deze box gaan we een avondje stappen. Van het zich opmaken om te gaan dansen, tot het afsluiten van de dans. Je beleeft het allemaal. Visuele prikkel:
spiegel, foto danskoppel
Auditieve prikkel:
swingende muziek
Tactiele prikkel:
handdoekje, stofje
Gustatieve prikkel:
energiedrankje
Olfactorische prikkel: parfum
51
8
Onderzoeksresultaten 8.1
Resultaten pre- en postmeting
De pre- en postmeting, aan de hand van de gedragsobservatielijst, toont geen verschil. Het gedrag van de bewoner blijft hetzelfde voor- en na de multi-sensory storytelling. Met andere woorden de resultaten van de postmeting zijn identiek aan de resultaten van de pre-meting.
Pre- en postmeting volgcliënt C.V. 4
3
2
1 pre-meting postmeting is gemotiveerd
toont initiatief
apathie/onverschilligheid
nachtelijke agitatie
wanen en hallucinaties
depressief gedrag
ontremd gedrag
fysiek agressief gedrag
verbaal agressief gedrag
roept
gespannen lichaamstaal
rusteloze bewegingen
rusteloos
vertoont repetitief gedrag
maakt vreemde geluiden
wordt meermaals wakker
moeite met inslapen
slecht gehumeurd
prikkelbaar, snel kwaad
reageert niet op gebeurtenissen
angstig, zorgelijk, peinzend
0
1 nooit 2 soms (1 keer/dag) 3 vaak (2-3 keer/dag) 4 zeer vaak ( > 3 keer/dag)
Er zijn slechts twee items die niet gelijk zijn bij de pre- en postmeting van C. Bij de pre-meting vertoont C. nooit prikkelbaar gedrag en is ze nooit kwaad. Bij de postmeting vertoont C. vaak prikkelbaar gedrag. Bij de pre-meting vertoonde C. ook nooit fysiek agressief gedrag. Na de postmeting vertoont ze dit wel. Verder vertoont C. geen gedragsproblemen tijdens de MSSTsessies. Ze is rustig en lacht heel vaak tijdens het verhaal.
52
Pre- en postmeting volgcliënt L.V. 4 3 2 1 pre-meting is gemotiveerd
toont initiatief
apathie/onverschilligheid
nachtelijke agitatie
wanen en hallucinaties
depressief gedrag
ontremd gedrag
fysiek agressief gedrag
verbaal agressief gedrag
roept
gespannen lichaamstaal
rusteloze bewegingen
rusteloos
vertoont repetitief gedrag
maakt vreemde geluiden
wordt meermaals wakker
moeite met inslapen
slecht gehumeurd
prikkelbaar, snel kwaad
reageert niet op gebeurtenissen
angstig, zorgelijk, peinzend
0
postmeting
1 nooit 2 soms (1 keer/dag) 3 vaak (2-3 keer/dag) 4 zeer vaak ( > 3 keer/dag)
De pre- en postmeting van L.V. zijn volledig gelijk. Er zijn geen veranderingen merkbaar voor- en na het gebruik van MSST. Haar grootste gedragsproblemen zijn roepen en schrik hebben om alleen te zijn. Zowel voor- als na de MSST sessie vertoont L. dit gedrag. Tijdens de sessie is L. op haar gemak en is ze minder angstig omdat er constant iemand bij haar zit. Ze vraagt wel vaak of er zeker iemand bij haar zal blijven en of ze niet alleen gelaten zal worden.
53
Pre- en postmeting volgcliënt H.D. 4
3
2
1 pre-meting is gemotiveerd
toont initiatief
apathie/onverschilligheid
nachtelijke agitatie
wanen en hallucinaties
depressief gedrag
ontremd gedrag
fysiek agressief gedrag
verbaal agressief gedrag
roept
gespannen lichaamstaal
rusteloze bewegingen
rusteloos
vertoont repetitief gedrag
maakt vreemde geluiden
wordt meermaals wakker
moeite met inslapen
slecht gehumeurd
prikkelbaar, snel kwaad
reageert niet op gebeurtenissen
angstig, zorgelijk, peinzend
0
postmeting
1 nooit 2 soms (1 keer/dag) 3 vaak (2-3 keer/dag) 4 zeer vaak ( > 3 keer/dag)
De pre- en postmeting zijn ook bij H. volledig identiek. De MSST heeft op lange termijn geen gedragsveranderingen teweeg gebracht. Door haar dementie denkt H. dat ze naar huis moet. Hierdoor wil ze telkens de afdeling verlaten en vertoont ze wegloopgedrag. Wanneer ze merkt dat ze niet naar buiten kan, wordt ze rusteloos en wordt ze soms kwaad. Het gedrag verandert dus niet na het gebruik van multi-sensory storytelling. Tijdens de sessies is H. wel rustig en vergeet ze even dat ze naar huis moet waardoor ze ten volle kan genieten van het verhaal en volop gaat reminisceren.
54
Pre- en postmeting volgcliënt E.V. 4 3 2 1 pre-meting is gemotiveerd
toont initiatief
apathie/onverschilligheid
nachtelijke agitatie
wanen en hallucinaties
depressief gedrag
ontremd gedrag
fysiek agressief gedrag
verbaal agressief gedrag
roept
gespannen lichaamstaal
rusteloze bewegingen
rusteloos
vertoont repetitief gedrag
maakt vreemde geluiden
wordt meermaals wakker
moeite met inslapen
slecht gehumeurd
prikkelbaar, snel kwaad
reageert niet op gebeurtenissen
angstig, zorgelijk, peinzend
0
postmeting
1 nooit 2 soms (1 keer/dag) 3 vaak (2-3 keer/dag) 4 zeer vaak ( > 3 keer/dag)
De pre- en postmeting van E.V. is gelijk. Er zijn geen veranderingen merkbaar in het gedrag voor en na de MSST-sessies. Zowel voor- als na de sessies vertoont E. apathisch gedrag. Ze kan zich verbaal niet meer uitdrukken waardoor communiceren met haar heel moeilijk lukt. Tijdens de sessie kijkt E. heel geconcentreerd naar alles wat er gebeurt. Ze reageert zeer vaak op de prikkels door te lachen, te knikken of te voelen aan iets.
55
Naast de pre- en postmeting wordt er na iedere sessie een observatieverslag ingevuld. Hierin wordt het gedrag voor, tijdens en na de sessies beschreven. Bij iedere bewoner, waarbij de boxen zijn toegepast, is het gedrag voor en na de sessies hetzelfde. Het gedrag tijdens de sessies verandert. De bewoners zijn rustig en vergeten even alles rondom zich. Verder wordt er in de observatieverslagen nog neergeschreven hoe de bewoners reageren op de prikkels. De bewoners binnen dit onderzoek nemen alle prikkels actief waar. Ze voelen, ruiken, luisteren, proeven spontaan tijdens het verhaal. Twee van de vier bewoners, die aan het onderzoek meegewerkt hebben, kunnen aan het einde van de negen weken bepaalde items uit het verhaal aanhalen vooraleer de therapeut start met het voorlezen van het verhaal. Enkele voorbeelden: -De bewoner weet het merk van de wol die in de doos zit; -De bewoner kan vertellen dat het verhaal over muziek en dansen gaat; -De bewoner herinnert zich nog dat we soms samen in haar kamer zitten om een verhaal te vertellen; -De bewoner weet dat ze aan het einde van het verhaal een koekje krijgt. De ingevulde pre- en postmetingen, samen met de observatieverslagen van de MSST-sessies zijn te vinden in de extra bijlagenbundel die aanwezig is binnen Howest Kortrijk-campus RDR.
56
8.2
Resultaten toepassing MSST
Uit de resultaten van de test en de observatieverslagen die na iedere sessie worden opgemaakt, kan geconcludeerd worden dat MSST gedurende negen weken, en dit twee keer per week, nauwelijks effect heeft op het gedrag van de bewoner. De gedragsproblemen blijven de bovenhand nemen en worden dus niet gereduceerd door MSST. Uit de verschillende case studies zijn wel enkele andere zaken naar voor gekomen.
Verhaal van het bos
De MSST-box rond het bos wordt toegepast bij een bewoner met apathie. Bij deze bewoner is de MSST-box een goed middel om in contact te komen met de persoon en de bewoner een individuele activiteit aan te bieden. Voor personen met apathie is het soms moeilijk om aan activiteiten deel te nemen en dan is MSST een ideaal alternatief. De bewoner in deze case study kan zich verbaal niet meer uiten en is rolstoelgebonden. Wanneer het verhaal verteld wordt, kijkt E. aandachtig naar alles wat er gebeurt. Ze neemt de verschillende zintuigelijke prikkels waar. Ze lacht wanneer ze de vogel hoort fluiten, ze trekt een vies gezicht wanneer ze ruikt aan het mos, ze voelt aan de bladeren en knikt. E. vertoont voor het starten van de MSST roepgedrag wanneer ze op haar kamer is. Na deze negen weken vertoont E. nog steeds het roepgedrag.
Verhaal rond dansen
Het verhaal rond het dansen wordt toegepast bij een bewoner die wegloopgedrag vertoont. Het is bij deze persoon soms moeilijk om de box toe te passen wanneer ze aan de deur van de ingang staat te wachten om naar buiten te gaan. Wanneer de bewoner uiteindelijk meegaat naar haar kamer, vraagt ze tijdens het verhaal bijna nooit om naar buiten te gaan. Ze luistert aandachtig naar het verhaal en concentreert zich op de prikkels. Ze vergeet even dat ze naar buiten wil. Wanneer het verhaal ten einde is en de bewoner de kamer verlaat, gaat ze telkens opnieuw aan de deur staan zodat ze kan weggaan indien de deur opengaat.
Verhaal van de zee
De bewoner, waarvoor het verhaal van de zee geschreven is, is heel bang om alleen te zijn. Ze vraagt meerdere keren of er iemand bij haar zal blijven. Wanneer ze alleen in de kamer is, roept ze tot er iemand komt. L. lijdt aan dementie en vraagt de dag door of ze naar het toilet mag. Daarom wordt mictietraining toegepast bij L. Telkens ze haar kamer binnengaat voor de MSSTsessie vraagt ze of ze eens naar het toilet mag. Wanneer het verhaal start, luistert ze aandachtig naar het verhaal en neemt ze de prikkels actief waar. Zo voelt ze spontaan aan het zand en de schelpen en reminisceert ze hierover. Ze ruikt aan de zonnecrème en zegt dat de handmassage deugd zal doen voor haar handen.
57
Verhaal rond breien
Het verhaal over het breien is gemaakt voor C. Ze is iemand die dagelijks heel veel commentaar geeft op de medebewoners en dus ontremd gedrag vertoont. Zowel voor- als na de MSST-sessie vertoont ze dit gedrag en dit gedurende de volledige dag. Tijdens de MSST doet ze dit niet. Ze luistert en herkent na enkele sessies bepaalde prikkels. In week zes kan ze vertellen welk merk van wol er in de doos zit en kan ze perfect een zinnetje die in het verhaal voorkomt, meezeggen. Tijdens het verhaal vertelt C. ook veel over vroeger. C. heeft het niet altijd even gemakkelijk om haar aandacht bij het verhaal te houden. Ze is vaak afgeleid door foto’s en kaartjes die in haar kamer aanwezig zijn.
58
Discussie & conclusie 9
Link literatuur
Dit onderzoek is aanvullend op de literatuurstudie. Er zijn nog geen onderzoeken naar multi-sensory storytelling bij ouderen met dementie uitgevoerd. In de literatuurstudie wordt geschreven dat bewoners door middel van muziek gaan reminisceren. Tijdens de uitvoering van de MSST is dit ook het geval. Twee bewoners reminisceren bij het horen van bepaalde geluiden of liedjes die hen aan vroeger doen denken. In de literatuur staat beschreven dat gentle care, ofwel warme zorg, positief is bij personen met apathie en dat het helpt om angsten te verminderen. Binnen de uitvoering van dit eindwerk wordt ervoor gekozen om de sessies op de kamer te laten doorgaan. Zo kan een sfeer van veiligheid gecreëerd worden. Wanneer de bewoner, die nogal ongeremd is in haar uitspraken, op haar kamer is voor de sessie MSST is ze zeer rustig. Ze luistert aandachtig naar wat de therapeut te vertellen heeft en doet op dat moment geen enkele ongeremde uitspraak. Uit onderzoek blijkt de algemene stemming van de oudere te verbeteren na het beëindigen van een multi-sensorisch oefenprogramma. De oudere zou rustiger en vriendelijker zijn. Na het beëindigen van de negen weken multi-sensory storytelling zijn de bewoners niet rustiger en vriendelijker geworden. Dit aspect komt dus niet overeen met wat in de literatuur beschreven staat. De bewoners zijn op het moment zelf rustig en vriendelijk. Eens de sessie afgelopen is, vertonen de bewoners opnieuw zijn oude gedragingen.
10
Interpretatie 10.1
Kritische kijk
Er wordt bewust gekozen om de toepassing van de MSST-boxen op een gepland moment te laten doorgaan. De boxen zouden misschien nog meer effect hebben, moesten ze telkens kunnen worden toegepast wanneer een gedragsprobleem zich voordoet. In het geval van deze scriptie was dit niet mogelijk. Er kan meestal niet plots gestopt worden met een activiteit om de box individueel toe te passen. Daarom werd gekozen om te werken met vooraf geplande momenten. Onder het luik “methode” staat beschreven dat de boxen gedurende negen weken, twee keer per week worden uitgevoerd. Dit was in praktijk niet mogelijk. De boxen zijn wel iedere week toegepast maar soms slechts één keer in plaats van twee keer. Dit komt doordat de bewoner ofwel ziek is, op uitstap is of absoluut geen zin heeft om aan de sessie deel te nemen. Om de objectiviteit van dit onderzoek te handhaven wordt besloten om de keuze van de bewoner te respecteren en hem/haar nergens toe dwingen.
59
Om het product nog kritischer te gaan bekijken wordt gebruik gemaakt van een SWOT-analyse. Hierbij worden de sterktes, zwaktes, mogelijkheden en valkuilen van de multi-sensory storytelling in kaart gebracht.
Strenghts
Cliëntgericht
De bewoner krijgt individuele aandacht
De gedragsproblemen van de bewoner
Weaknesses
De box kan, na teveel herhaling, als vervelend beschouwd worden
Er is altijd begeleiding voor nodig
worden even opzij geschoven
Gemakkelijk toe te passen bij de bewoner
Opportunities
De boxen kunnen ook voor andere bewoners gebruikt worden
Threaths
Komen de gedragsveranderingen door MSST of door de individuele aandacht?
De boxen kunnen in groep toegepast worden
Er kunnen voor iedere bewoner meerdere boxen uitgewerkt worden
De sterktes van het product
Cliëntgericht: De verhalen worden op maat van de bewoner opgesteld zodat de bewoner het verhaal zeker begrijpt. De box gaat over persoonlijke interesses van de bewoner. Dit zorgt ervoor dat de bewoner zich extra betrokken voelt en dat hij/zij kan reminisceren aan de hand van het verhaal.
De bewoner krijgt individuele aandacht: Tijdens de MSST krijgt de bewoner individuele aandacht. Voor bewoners die niet deelnemen aan de dagelijkse activiteiten binnen het woonzorgcentrum is dit een ideaal alternatief.
60
De gedragsproblemen van de bewoner worden even opzij geschoven: De gedragsproblemen maken, tijdens de MSST-sessie, even plaats voor rust en aandacht bij de bewoner.
Gemakkelijk toe te passen: De boxen zijn gemakkelijk mee te nemen. De boxen kunnen gemakkelijk van de ene naar de andere kamer verplaatst worden. De boxen kunnen ook overal toegepast worden. Op iedere plaats waar het rustig is, kan de multi-sensory storytelling uitgevoerd worden.
De zwaktes van het product
D De box kan, na teveel herhaling, als vervelend beschouwd worden: Bepaalde bewoners herinneren zich nog verschillende zaken uit het verhaal. Wanneer dit verhaal meerdere keren wordt verteld, kan dit voor de bewoner vervelend worden.
Er is altijd begeleiding nodig: De bewoner kan niet individueel aan de slag gaan met de box. Het is een individuele activiteit waarbij een één op één relatie met de bewoner en therapeut vereist is.
De kansen van het product
De boxen kunnen ook voor andere bewoners gebruikt worden: Er zijn zeker nog andere bewoners die geïnteresseerd zijn in de thema’s van de boxen. De boxen kunnen dus ook bij andere bewoners toegepast worden.
De boxen kunnen in groep toegepast worden: De boxen worden momenteel individueel toegepast. Er is een mogelijkheid om deze boxen ook toe te passen binnen een selecte groep. De prikkels kunnen dan doorgegeven worden en de bewoners kunnen met z’n allen reminisceren over bepaalde zaken van het verhaal.
Er kunnen voor iedere bewoner meerdere boxen worden uitgewerkt: Om variatie te brengen voor de bewoner kan er ook geopteerd worden om meerdere boxen voor eenzelfde bewoner uit te werken. Voor de bewoner is het aangenamer om te luisteren omdat er wat variatie in de verhalen zit. Voor de therapeut is het ook aangenaam dat hij/zij niet telkens hetzelfde verhaal moet voorlezen. 61
De valkuilen van het product
Komen de gedragsveranderingen door MSST of door de individuele aandacht? Tijdens de MSST-sessie is de bewoner rustig en verminderen de gedragsproblemen. De vraag is natuurlijk of dit komt door de individuele aandacht die de bewoner krijgt of is dit effectief door de multi-sensory storytelling.
11
Aanbevelingen 11.1
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Een observatieperiode van 9 weken is relatief kort om een verschil op te merken voor- en na het gebruik van de multi-sensory storytelling. Aangezien het gaat om zo’n korte periode wordt aangeraden om dit verder te onderzoeken over een langere periode. Het onderzoek wordt slechts bij vier bewoners uitgevoerd. Om een beter zicht te hebben over de eventuele werking kan verder onderzoek uitgevoerd worden bij een grotere groep bewoners. Om het effect nog beter te kunnen aantonen, kan er nog een bijkomend onderzoek gestart worden om na te gaan wat de oorzaak is van het verbeterde gedrag tijdens de activiteit. Komt dit door de MSST, of komt dit door de individuele aandacht die de persoon krijgt? Komt dit door medicatie of door het verouderingsproces van de oudere etc.? Wanneer verder onderzoek wordt gedaan, wordt aangeraden om gebruik te maken van een gestandaardiseerde test. Voor deze bachelorproef werd gebruik gemaakt van verschillende items uit diverse gestandaardiseerde assessments. De zelfopgestelde gedragsobservatielijst die gebruikt werd binnen deze scriptie is dus niet gestandaardiseerd.
11.2
Aanbevelingen van het product
Multi-sensory storytelling kan in de toekomst ook gebruikt worden als groepssessie. Het verhaal kan aan een groepje bewoners worden voorgelezen en de prikkels kunnen doorgegeven worden. Door de sessie in groep uit te voeren kunnen de verschillende bewoners met elkaar reminisceren over de verschillende prikkels die men ontvangt. Ook het sociale contact tussen de bewoners onderling wordt hierdoor bevorderd. Sommige verhalen zijn ook voor meerdere bewoners van toepassing. Er wordt dan ook de aanbeveling gegeven om af en toe ook een andere box bij een bewoner toe te passen. Dit zorgt voor variatie in het volledige gebeuren. Zo is het voor de bewoner, die zich het verhaal herinnert, niet saai en eentonig.
62
Wanneer er geen rekening zou moeten gehouden worden met tijd en budget zou het ideaal zijn om voor iedere bewoner van het woonzorgcentrum enkele boxen uit te werken. Het ideale zou ook zijn om iedere box één keer per week bij de bewoners met dementie toe te passen. Niet alleen ergotherapeuten kunnen gebruik maken van MSST. Ook andere zorgverleners kunnen perfect aan de slag gaan met de boxen. Iedere box bevat een korte handleiding zodat deze correct kan toegepast worden. Vaak hebben zorgverleners zoals bijvoorbeeld verpleegkundigen en zorgkundigen minder de kans en de tijd om een individuele activiteit met de bewoner uit te voeren. Deze activiteit neemt niet zoveel tijd in beslag en zorgt ervoor dat je als hulpverlener individuele aandacht geeft aan de bewoner. Naast ergotherapeuten en andere zorgverleners kan de MSST-box ook gebruikt worden door de familie van de oudere. Vooral bij bewoners met dementie is het voor de familie soms moeilijk om met de ouderen te communiceren. Aan de hand van de boxen treedt de familie in interactie met de bewoner en kan er samen gereminisceerd worden bij het waarnemen van de prikkels. Enkele tips wanneer de ouderen slechtziend of slechthorend zijn:
Zorg ervoor dat de afbeeldingen die getoond worden voldoende groot zijn;
Indien de persoon volledig blind is, kan de verteller in het verhaal de afbeelding zo gedetailleerd mogelijk beschrijven dat de oudere toch een beeld krijgt van wat er afgebeeld staat;
Sommige zintuigen worden meermaals getriggerd tijdens een verhaal. Zo komt er bijvoorbeeld soms twee keer een visuele prikkel voor in het verhaal. Hou hier rekening mee wanneer de oudere bijvoorbeeld slechtziend is. Kies er dan voor om een andere prikkel twee maal aan te bieden.
Zorg ervoor dat de auditieve prikkels die worden aangeboden luider kunnen afgespeeld worden.
11.3
Meerwaarde van MSST binnen het woonzorgcentrum
Multi-sensory storytelling is een ideale manier om in contact te treden met de bewoners van het woonzorgcentrum. Aan de hand van MSST kan er een individuele activiteit aangeboden worden aan bewoners die nauwelijks betrokken zijn bij activiteiten binnen het woonzorgcentrum. Het is een activiteit die voor alle bewoners van het woonzorgcentrum toegankelijk is. Zowel voor ouderen metals zonder dementie. Voor de personen met dementie is het goed dat het telkens hetzelfde verhaal is dat verteld wordt. Dit zorgt voor herhaling waardoor, naar verloop van tijd, de bewoner zich bepaalde zaken van het verhaal kan herinneren. Het is ook een activiteit die als reminiscentieactiviteit kan worden voorzien. Aan de hand van het verhaal gaat de bewoner reminisceren.
63
12
Besluit
Wanneer alle informatie die verzameld is samen geplaatst wordt, kan er een besluit getrokken worden die meteen ook een antwoord biedt op de onderzoeksvraag van deze scriptie. “Heeft multi-sensory storytelling bij ouderen met dementie, die gedragsproblemen vertonen, een effect op hun gedrag en stemming?”. Uit de onderzoeksresultaten kan besloten worden dat MSST binnen een periode van negen weken, bij deze vier case studies, geen effect heeft op het gedrag en stemming van de bewoner na de MSST-sessie. Tijdens de sessie zelf zijn de bewoners rustig, aandachtig en vertonen ze geen gedragsproblemen. Wanneer de sessie achter de rug is beginnen de gedrags- en stemmingsproblemen opnieuw. Naast de onderzoeksvraag zijn binnen deze scriptie ook nog enkele bijvragen geformuleerd.
Is er een verschil op vlak van apathie voor- en na het gebruik van MSST bij ouderen met dementie? De bewoner met apathie vertoont zowel voor- als na de sessie apathisch gedrag. Tijdens de sessie is de bewoner wel aandachtig en neemt de zintuigelijke prikkels actief waar. De bewoner neemt actief deel aan de sessie.
Herkent de bewoner na enkele sessies al bepaalde items uit het verhaal? In twee van de vier case studies kunnen de bewoners na enkele sessies bepaalde zaken uit het verhaal zelf aanhalen zonder dat dit hen wordt voorgezegd. De bewoners weten waarover het verhaal gaat en kunnen bepaalde prikkels opnoemen die in het verhaal aan bod komen. Één bewoner kent zelfs een zin van het verhaal vanbuiten.
Reageert de bewoner meteen op de aangeboden prikkels? Neemt de bewoner initiatief tijdens het vertellen. De eerste keer dat de box wordt voorgesteld aan de bewoner, weet de bewoner niet wat er gaat gebeuren en is hij/zij nog wat afstandelijk. De therapeut moet hierbij telkens voortonen wat er van de bewoner verwacht wordt. De therapeut ruikt bijvoorbeeld aan het mos en geeft het daarna aan de bewoner zodat hij/zij ook aan de mos kan ruiken. Tijdens de tweede sessie verloopt alles vlotter en nemen de bewoners zelf initiatief om de prikkel actief waar te nemen.
64
Wordt de bewoner rustiger tijdens de multi-sensory storytelling? De bewoners vergeten tijdens de MSST even alles rondom zich en beleven heel aandachtig het verhaal. De gedragsproblemen maken tijdens de MSST plaats voor rust bij de bewoners. Gedurende de sessie worden de gedragsproblemen even gereduceerd. Van zodra de sessie afgelopen is en de bewoner opnieuw in de living van het woonzorgcentrum plaatsneemt, nemen de gedragsproblemen opnieuw de bovenhand.
Kan de bewoner zaken vertellen bij de verschillende prikkels? Multi-sensory storytelling is ook een manier om te reminisceren met de bewoner. Het verhaal gaat over vroegere interesses en dit roept telkens herinneringen op bij de bewoners. Tijdens de sessie vertellen de bewoners dan ook vaak over zaken van vroeger.
65
Bijlagen Bijlage 1: gedragsobservatielijst
Gedragsobservatielijst Initialen bewoner: Leeftijd bewoner: Datum afname: Ingevuld door: Dementiefase: o o o o
Bedreigde ik Verdwaalde ik Verborgen ik Verzonken ik
Gedragsproblemen: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Interventie: ……………………………………………. Plaats van interventie:.............................. Tijdstip van observatie:…………………………..
Scoresysteem: - het gedrag komt NOOIT voor - het gedrag komt SOMS voor (1 keer per dag) - het gedrag komt VAAK voor (2-3 keer per dag) - het gedrag komt HEEL VAAK voor (> 3 keer per dag)
66
Nooit
Soms
Vaak
Zeer vaak
(1 keer/dag)
(2-3 keer/dag)
(> 3 keer/dag)
EXTRA opmerkingen
-Is angstig, zorgelijk, peinzend -Reageert niet op plezierige gebeurtenissen - Is prikkelbaar, snel kwaad -Is slecht gehumeurd -Heeft moeite met inslapen -Wordt ’s morgens meerdere keren wakker -Maakt vreemde geluiden -Vertoont repetitief gedrag -Is rusteloos -Maakt rusteloze bewegingen -Heeft een gespannen lichaamstaal -Roept -Vertoont verbaal agressief gedrag -Vertoont fysiek agressief gedrag -Vertoont ontremd gedrag -Vertoont depressief gedrag -Wanen en hallucinaties -Nachtelijke agitatie -Apathie/onverschilligheid -Toont initiatief -Is gemotiveerd
Bijkomende observaties/opmerkingen:……………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
67
Apathie
Depressie 1 1 1 1
Prikkelbaar Snel kwaad Slecht gehumeurd Moeite met inslapen
X X X
Agressie X
Slaapmoeilijkheden
Ontremd gedrag
1: Cornell Scale of Depression in Dementia 2: Cohen-Mansfield Agitation Inventory 3: Qualidem X X
X
X
Onrust
Agitatie
4: Neuropscyhiatric Inventory 5: Apathy Evaluation Scale X X X
X X
X X X
X X
X
X
X
Hallucinaties & wanen 4 4
Depressief Wanen & hallucinaties
Is gemotiveerd
X
Neemt initiatief
X
Onverschillig
X X
X
X
X X
68
5
5
4
4
4
Ontremd gedrag
Nachtelijke agitatie
4
Fysiek agressief
4
4
Verbaal agressief
Apathie
3
3
Rusteloze bewegingen
Roept
3
Rusteloos
3
2
Repetitief gedrag
Gespannen lichaamstaal
2 Vreemde geluiden
Wordt ’s morgens meerdere 1 keren wakker
1 Reageert niet op plezierige gebeurtenissen
1 1
1
Peinzend
Angst Zorgelijk
Gedragsproblemen angstig
Bijlage 2: Matrix van de gedragsobservatielijst
Assessments
X X X
Bijlage 3: Leidraad voor de opmaak van een verslag voor, tijdens en na iedere sessie MSST
Verslag MSST-sessie Naam bewoner: Datum sessie: Uur sessie: Plaats sessie:
Beschrijving van het gedrag voor de sessie:
Beschrijving van het gedrag tijdens de sessie:
Beschrijving van het gedrag na de sessie:
Bijkomende vragen: -Is het gedrag voor en na de sessie anders? Zo ja, wat was de oorzaak hiervan?
-Hoe reageerde de bewoner op de prikkels?
-Extra observaties, bemerkingen.
69
Bijlage 4: MSST-verhaal bos
Het BOS -Op een koude maar zonnige dag besluiten we een grote wandeling te maken in het bos. (zien: foto bos) -We trekken onze dikke jas en sjaal aan voor we vertrekken. (voelen: voelen aan een sjaal) -We wandelen langs de paadjes en horen de bladeren ritselen onder onze voeten. (horen: geluid van ritselende blaadjes) -Terwijl we aan het wandelen zijn, zien we plots een konijntje heel vlug wegrennen. (zien: konijn) -Even verderop horen we het prachtig gefluit van de vogeltjes. (horen: vogeltje die fluit) -We gaan even in het gras liggen om wat uit te rusten. De geuren van gras en mos doen ons wegdromen. (ruiken: mos) -Na zo’n lange wandeling krijgen we honger en we gaan op een bankje zitten om een wafel te eten. (proeven: eten van een wafeltje)
70
Bijlage 5: Foto’s MSST-box Bos
71
Bijlage 6: MSST-verhaal breien
Breien -Het is een regenachtige dag en de kletterende regendruppels maken heel veel lawaai op het raam. Door het slechte weer besluit ik om binnen te blijven en wat te breien. (horen: regendruppels regenbuis) -Ik blader in mijn nieuwe boek van breiwerkjes en kies ervoor om een klein zakje te breien. (zien: bekijken van boekje met breiwerkjes) -Ik neem mijn breinaalden en een grote bol breiwol en ik ben klaar om te starten met breien. (voelen: breiwol) -De draad glijdt voorzichtig tussen mijn vingers. (voelen: draad tussen de vingers laten glijden) -Het getik van de breinaalden zorgt ervoor dat ik hetzelfde breiritme blijf aanhouden. (horen: getik van twee breinaalden tegen elkaar) -Nu het zakje volledig klaar is, werk ik het verder af. Ik maak er een geurzakje van, gevuld met gedroogde takjes, blaadjes en gedroogde sinaasappelschillen. (ruiken: sinaasappelgeur van het geurzakje) -Door de geur van de gedroogde sinaasappelen krijg ik zin in een sinaasappelkoekje die ik vind in mijn koekjestrommel. (proeven: “Pim” koekje met sinaasappel)
72
Bijlage 7: Foto’s MSST-box breien
73
Bijlage 8: MSST-verhaal zee
De ZEE -Het is een zonnige dag in juli en we besluiten om met z’n tweeën een daguitstap te maken naar de zee. (zien: foto zee) -We komen aan in Oostende en het geluid van de zee en de meeuwen zorgt voor een rustgevend gevoel. (horen: geluidsfragment zee + meeuwen) -Even verderop zien we de duinen en op het strand staan er gekleurde strandhuisjes waar kinderen aan het spelen zijn. (zien: strandhuisje) -We doen allebei onze schoenen uit en wandelen op het strand. Het zand en de schelpen kriebelen aan onze voeten. (voelen: voelen aan zand en schelpjes) -De zon schijnt zo hard dat we bijna verbranden. Ik neem de zonnecrème uit mijn strandtas. (ruiken: ruiken aan de zonnecrème) -We helpen elkaar bij het insmeren tot al het witte van de crème verdwenen is. (voelen: handmassage met zonnecrème) -Om onze fantastische dag af te sluiten, eten we nog een lekkere warme wafel op een bankje op de zeedijk. (proeven: eten van een mini-suikerwafeltje)
74
Bijlage 9: Foto’s MSST-box zee
75
Bijlage 10: MSST-verhaal dansen
Dansen -Het is zondagnamiddag en ik besluit om even mijn benen te strekken in dancing De Palace in Kortijk. (zien: foto van een danskoppel) -Ik maak mij helemaal op. Ik schmink me en doe wat parfum op. (ruiken: parfum laten ruiken) -Plots start de muziek en ik word er onmiddellijk vrolijk van. Ik krijg meteen zin om te dansen. (horen: muziekfragment) -Ik sta op de dansvloer en rondom mij zie ik overal spiegels waarin ik mezelf kan bewonderen. (zien: kijken in een spiegel) -Ik dans samen met mijn danspartner op swingende muziek. Mijn rok zwaait van de ene kant naar de andere kant. (voelen: stofje laten voelen) -Door het vele dansen, krijg ik het warm en begin ik te zweten. Ik neem vlug mijn handdoekje om mij wat droog te deppen. (voelen: handdoekje) -Van al dat dansen, heb ik dorst gekregen en daarom drink ik nog een verkoelend drankje om terug energie te krijgen. (proeven: drinken van een drankje)
76
Bijlage 11: Foto’s MSST-box dansen
77
Bijlage 12: Handleiding MSST
Handleiding multi-sensory storytelling Multi-sensory storytelling is het vertellen van zintuigelijke verhalen aan bewoners. Het verhaal gaat over een bepaalde gebeurtenis, herinnering, interesse etc. van de bewoner. Het verhaal is dus op maat van de bewoner geschreven. De sessie duurt ongeveer tien minuten, afhankelijk van hoeveel de bewoner vertelt tijdens het verhaal. Doelen van MSST: -communiceren met de bewoner -de oudere zintuigelijke ervaring laten opdoen -de oudere laten reminisceren -de oudere plezier laten beleven -gedragsproblemen reduceren -… De MSST- box bevat een verhaal van zeven zinnen. Aan iedere zin is een zintuigelijke prikkel verbonden. De box wordt toegepast in een rustige en vertrouwde omgeving van de bewoner. Bij voorkeur in zijn/haar kamer. Het is belangrijk om op voorhand te controleren of alle materialen in de box aanwezig zijn, dit voor een vlot verloop van de sessie. Het is belangrijk dat je als zorgverlener rust uitstraalt. Enkel zo kan de bewoner ook tot rust komen tijdens het verhaal. Het verhaal wordt zin per zin voorgelezen. Bij iedere zin staat aangegeven welke zintuigelijke prikkel moet toegediend worden bij de bewoner. Hou er rekening mee dat de bewoner de tijd moet krijgen om de prikkel volledig waar te nemen. Gebruik hiervoor dus de nodige tijd. Per zin mag slechts één prikkel aangeboden worden. Zo kan de bewoner zich ten volle concentreren op die ene prikkel.
78
Referentielijst Wetenschappelijke artikels: Bandyopadhyay, T. Biswas, A. Roy, A. Guin, D. Gangopadhyay, G. Sarkhel, S. Ghoshal, M. Senapati, A. (2014). Neuropsychiatric profiles in patients with Alzheimer's disease and vascular dementia. Official Journal of Indian Academy of Neurology, 2014, nr. 3, pp. 325-330. Bohlmeijer, E.T. Steunberg, B. Westernhof, G.J. (2011). Reminiscentie en geestelijke gezondheid: empirische onderbouwing van interventies. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 42, nr. 1, pp. 716. Douglas, S. James, I. Ballard, C. (2004). Non-pharmacological interventions in dementia. Advances in Psychiatric Treatment, 10, pp. 171-179. Finnema, E. Dröes, R. Ribbe, M. Van Tilburg, W. (2000). The effects of emotion-oriented approaches in the care for persons suffering from dementia: a review of the literature. International journal of geriatric psychiatry, 15, pp.141-161. Heyn, P. (2003). The effect of a multisensory exercise program on engagement, behavior, and selected physiological indexes in persons with dementia. American Journal of Alzheimer’s Desease and Other Dementias, 18, nr. 4, pp. 247-251. Lykkeslet, E. Gjengedal, E. Skrondal, T. Storjord, M-B. (2014). Sensory stimulation—A way of creating mutual relations in dementia care. International Journal of Qualitative Studies on Health and Wellbeing, 9. Salzman, C. Jeste, D. Meyer, RE, Cohen-Mansfield, J. Cummings, J. Grossberg, G. Jarvik, L. Kraemer, H. Lebowitz, B. Maslow, K. Pollock, B. Raskind, M. Schultz, S. Wang, P. Zito, JM. Zubenko, GS. (2008). Elderly Patients with Dementia-Related Symptoms of Severe Agitation and Aggression: Consensus Statement on Treatment Options, Clinical Trials Methodology, and Policy. The Journal of Clinical Psychiatry, 69, nr. 6, pp. 889-898. Squelard, G. Missotten, P. Paquay, L. De Lepeleire, J. Buntinx, F. Fontaine, O. Adam, S. Ylieff, M. (2012). Neuropsychiatric Inventory data in a Belgian sample of elderly persons with and without dementia. Dove Press Journal, 7, pp. 423-430. Van der Linde, R. Dening, T. Matthews, F. Brayne, C. (2013). Grouping of behavioral and psychological symptoms of dementia. International Journal of Geriatric Psychiatry, 29, nr.6, pp. 562-568. van Weert, J., van Dulmen, S. Kerkstra, A. Spreeuwenberg, P. Ribbe, M. Bensing, J. (2003). Effecten van snoezelen op demente ouderen en zorgverleners. NIVEL, pp.1-14. Van Weert, J. (2004). Multi-sensory stimulation in a 24-hour dementia care, effects of snoezlen on residents and caregivers. NIVEL, 2004, pp.221-233.
79
Rouch, I. Dorey, J. Boublay, N. Henaff, M. Dibie-Racoupeau, F. Makaroff, Z. Harston, S. Benoit, M. Barrellon, M. Fédérico, D. Laurent, B. Padovan, C. Krolak-Salmon, P. (2014). Personality, Alzheimer's disease and behavioural and cognitive symptoms of dementia: the PACO prospective cohort study protocol. BMC Geriatrics, 2014, nr.14, pp. 1-10. Yusupov, A. Galvin, J.E. (2014). Vocalization in Dementia: A Case Report and Review of theLiterature. Case Reports in Neurology, 6, nr. 1, pp. 126-133.
80
Boeken: De Lepeleire, J. Ylieff, M. Buntinx, F. Bouckaert, F. Steeman, E. Van Tichelt, K. (2007). Omgaan met dementerenden- aanbevelingen vanuit het Qualidem-project. Antwerpen: Garant. Geenen, K. (Red). (2011). Ergotherapie in de geriatrie. Leuven: Acco. Giard, M. van Averbeke, D. Delauw, M. (2013). Dementie van begrijpen naar begeleiden: handboek voor referentiepersonen dementie en andere betrokkenen. Validation. Brussel: Politeia Haring, R. Melom, B. (2005). Alzheimer-Deskundige en betrouwbare adviezen over hoe u omgaat met dementie in uw omgeving. Zeewolde: Cambium B.V. Hoogeveen, F. (2008). Leven met dementie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Lemey, L. Van den Ameele, J. (2013). Dementie van begrijpen naar begeleiden: handboek voor referentiepersonen dementie en andere betrokkenen. Ziektediagnostiek. Brussel: Politeia. Nuyttens, L. (2012). Reminiscentie. In De Coninck, L. (Red.). Ergotherapie in de gerontologie (pp217-221). (3de dr.). Leuven: Acco. Pollefliet, L. (2012). Schrijven van verslag tot eindwerk (5de dr.). Gent: Academia Press. Verdult, R. (Red.). (1997). Contact in nabijheid- Snoezelen met ernstig demente mensen. Leuven: Acco. Verdult, R. (2003). De pijn van dement zijn- De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag. Baarn: HBuitgevers. Verhaest, P. Steeman, E. (2013). Dementie van begrijpen naar begeleiden: handboek voor referentiepersonen dementie en andere betrokkenen. Begrijpen van de beleving van dementie. Brussel: Politeia. Verschraegen, J. (2013). Dementie van begrijpen naar begeleiden: handboek voor referentiepersonen dementie en andere betrokkenen. Prevalentie van dementie. Brussel: Politeia. Verschraegen, J. De Corte, G. Van den Heuvel, B. (2006). E-dementie. (2de dr.). Antwerpen: Garant.
81
Internetbronnen: Allewijn, M. Vink, M.T. (2009). Psychologische hulpverlening bij gedragsproblemen bij dementie. Geraadpleegd op 2 november 2014 via http://www.innovatiekringdementie.nl/files/gfx/imagemanager/DynamicMedia/Marysia/Handreikin g%20gedragsproblemen%20NIP.pdf Betrouwbaarheid statistiek. (2015). Wikipedia. Geraadpleegd op 28 april 2015 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Betrouwbaarheid_(statistiek) Binnenkade, T. Eggermont, L. Scherder, E. (2012). Onbewogen om bewegen: Lichamelijke (in)activiteit in zorginstellingen. Geraadpleegd op 11 december 2014 via http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/48151/299284.pdf?sequence=1 Cochen-Mansfield, J. (1991). Instruction Manualfor the Cochen-Mansfield Agitation Inventory. [document] pp. 1-37. Cummings, J. Kaufer, D. de Jonghe, J. (1994-1997). Neuropsychiatrische vragenlijst. Geraadpleegd op 4 oktober 2014 via http://www.ouderenpsychiatrie.nl/sjablonen/1/infotype/news/newsitem/view.asp?objectID=558 Dickstein, J. Oldham, J. Riba, M. (1991). Review psychiatry. American Psychiatric Press,25. Ettema, T. de Lange, J. Dröes, R. Mellenbergh, D. Ribbe, M. (2005). Handleiding qualidem. Geraadpleegd op 7 december 2014 via http://www.trimbos.nl/~/media/programmas/ouderen/qualidem_handleiding.ashx Gosenshuis, G.M. Hermsen, M.M. Jongsma, I. Lenders, L.W.J.M. (2012). Van stuurloos naar hanteerbaar gedrag- Omgaan met frontotemporale dementie. Denkbeeld, 24, nr. 3, pp.12-15. Interne consistentie. (2015). Wikipedia. Geraadpleegd op 28 april 2015 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Interne_consistentie_(statistiek) Kat, M.G. (2009). De neuropsychiatrie bij dementie. Psychometrie, klinische implicaties en beloop. Tijdschrift voor psychiatrie, 52, nr. 4. Kronkels ondersteuningscentrum ergotherapie. (2013). Geraadpleegd op 6 december 2014 via http://www.arteveldehogeschool.be/elpa/ergotherapie/ondersteuningscentrum/ Leontjevas, R. (2012). Act in case of depression. Validation an effectiveness of a multidisciplinary depression care program in nursing homes. [proefschrift]. Radboud University Nijmegen, Departement Primary and Community Care, Centrefor Family Medicine, Geriatric Care and Public health. Leontjevas, R. Gerritsen, D. van Leeuwen, A. (2012). Meetinstrumenten voor depressie en apathie in verpleeghuizen. Geraadpleegd op 2 november 2014 via http://www.ukonnetwerk.nl/sites/default/files/Vragenlijsten%20bij%20Depressie-Apathie.pdf
82
Maryam, Z. Zeinab, S. Behrooz, B. Azizeh Afkham, E. (2012). Reliability, Validity and Factor Analysis of Cohen-Mansfield Agitation Inventory. Iranian Journal of Psychiatry & Clinical Psychology, 18, nr.1, pp. 67. Nieuwboer, M. Manders, E. Uyen, J. Reinhoudt, M. Meerveld, J. de Vugt, M. Aquirre, P. Kruiniger, N. Perry, M. Zuidema, S. Salazar, H. Peijnenburg, R. Francken, H. Rubingh, P. van Achterberg, T. van Eijken, M. Olde Rikkert, M. Koopmans, R. Habets, H. (2008). Richtlijn: omgaan met gedragsproblemen bij patiënten met dementie (niet-medicamenteuze aanbevelingen), richtlijn voor verpleegkundigen en verzorgenden. [document]. Nijmegen. Penne, A. (2008). Multi-sensory storytelling- Verhalen voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen. Geraadpleegd op 18 september 2014 via http://www.multiplus.be/informatiedocs/handleiding%20MSST.pdf Sensitiviteit. (2014). Wikipedia. Geraadpleegd op 28 april 2015 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Sensitiviteit_en_specificiteit Ten Brug, A. van der Putten, A. Vlaskamp, C. (2011). Multi-sensory storytelling. Geraadpleegd op 14 december 2014 via http://annettenbrug.wix.com/msst#! Trimbos. (2008). Meetinstrumenten ter screening. Geraadpleegd op 11 januari 2015 via http://www.ggzrichtlijnen.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=650&richtlijn_id=62 Validiteit. (2015). Wikipedia. Geraadpleegd op 28 april 2015 via http://nl.wikipedia.org/wiki/Validiteit Van Assche, L. Persoons, P. Vandenbulcke, M. (2014). Neurocognitieve stoornissen in de DSM-5: een kritische bespreking. Tijdschrift voor psychiatrie, 56, pp.211-216. Vandeurzen, J. (2010). Naar een dementievriendelijk Vlaanderen- Dementieplan Vlaanderen 20102014. Vlaams Parlement, stuk 1201, nr.1, pp.18-80. Verschraegen, J. (2010). Basisvorming dementie [brochure]. Antwerpen: expertisecentrum dementie Vlaanderen. Vrij-Mazee, H. (2014). Korsakov syndroom. Geraadpleegd op 29 oktober 2014 via http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/korsakov-syndroom/item40695 Ypma-Bakker, M.E.M. Glas, E.R. Hagens, J.H.A.M. Hensels, J.G.H. Rondas, A.A.L.M. Saltet, M.L. Willemstein, L.A. Smalbrugge, M. Boersma, F. Kleijer, B.C. Kok, R.M. Sival, R.C. Verburg, D. Verheij, F.R.J. Zuidema, S.U. (2008). Richtlijn: Probleemgedrag, met herziene medicatieparagraaf 2008. [document]. Verenso: Utrecht. Zwart, E. Goossensen, A. (2009). Mensen met het syndroom van Korsakov. Denkbeeld, 21, nr.1, pp.810. Zwijsen, S. De Lange, J. Mahler, M. Minkman, M. Pot, A. (2014). Omgaan met onbegrepen gedragNaar betere zorg in zeven stappen. Denkbeeld, 26, nr.3, pp.6-8.
83
Tabellen: Tabel 1: Verschraegen, J. (2013). Dementie van begrijpen naar begeleiden: handboek voor referentiepersonen dementie en andere betrokkenen. Prevalentie van dementie. Brussel: Politeia. Tabel 2: Vandeurzen, J. (2010). Naar een dementievriendelijk Vlaanderen- Dementieplan Vlaanderen 2010-2014. Vlaams Parlement, stuk 1201, nr.1, pp.18-80. Tabel 3: Verhaest, P. Steeman, E. (2013). Dementie van begrijpen naar begeleiden: handboek voor referentiepersonen dementie en andere betrokkenen. Begrijpen van de beleving van dementie. Brussel: Politeia.
Afbeeldingen: Afbeelding 1: Garrondo. (2008). Alzheimer's disease brain comparison. Geraadpleegd op 25 april 2015 via http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Alzheimer's_disease_brain_comparison.jpg Afbeelding 2: Law, M., Cooper, B,. Strong, S., Stewart, D., Rigby, P. & Letts, L. (1996). The PersonEnvironment-Occupation Model: A transactive approach to occupational performance. Geraadpleegd op 25 april 2015 via https://vula.uct.ac.za/access/content/group/9c29ba04-b1ee-49b9-8c859a468b556ce2/Framework_2/lecture3.htm
Persoonlijke communicatie: Bossuyt, H. (2015, 05 maart). (lid van de werkgroep MSST Arteveldehogeschool Gent). (multi-sensory storytelling). Persoonlijke communicatie [e-mail].
84
85