Wonen voor ouderen met dementie Onderzoek naar de optimale fysieke vormgeving voor de gebruiker
Marieke de Boer-Lootens
Onderzoek Onderwerp Titel Datum
Wonen voor ouderen met dementie Onderzoek naar de optimale fysieke vormgeving voor de gebruiker 29-10-2014
Persoonsgegevens Student Studienummer Adres E-mail adres Telefoonnummer
M.I. (Marieke) de Boer-Lootens 1503030 Maria Duystlaan 72, 2612 ST Delft
[email protected] +316 46697141
Onderwijs Master
Eerste mentor Tweede mentor Examinator
Technische Universiteit Delft Master Architecture, Urbanism and Building Sciences Afdeling Real Estate and Housing Afstudeerlab Corporate Real Estate Management Dr. C.J. (Clarine) van Oel Dr. Ir. D.J.M. (Theo) van der Voordt Dr. N.E.T. (Nico) Nieboer
Bedrijf Organisatie Begeleider
Marc Prosman Architecten bv. Ir. M. (Marc) Prosman
Met medewerking van Accolade Zorggroep, Amsta, Antroz, Beweging 3.0, De Drie Notenbomen, OsiraGroep, Stichting Zorggroep NoordWest Veluwe, Warande en Zorgaccent Amersfoort.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
2
Voorwoord Voor u ligt het mijn afstudeerrapport geschreven in het kader van mijn afstudeeronderzoek: Wonen voor ouderen met dementie. Onderzoek naar de optimale fysieke vormgeving voor de gebruiker. Met dit onderzoek rond ik mijn studie aan de Technische Universiteit van Delft af. Het onderzoek is uitgevoerd binnen het afstudeerlab Real Estate Management van de master Architecture, Urbanism and Building Sciences. De resultaten van het onderzoek geven een beeld van de optimale fysieke vormgeving van woonvoorzieningen voor ouderen met dementie vanuit het perspectief van de verschillende gebruikers. De inzichten uit dit onderzoek zijn samengevat in een beeldkwaliteitsplan (te bekijken via: http://youtu.be/9hksGnNn6QQ). Dit beeldkwaliteitsplan vormt voor zorginstellingen en architecten een hulpmiddel om passend vastgoed te ontwerpen en de beoogde kwaliteit van de woning te waarborgen. In een veranderende samenleving dragen ze daarmee bij aan de juiste (her)ontwikkeling van zorgvastgoed. Graag wil ik de Allerhoogste God, mijn Vader, bedanken dat Hij mij wijsheid, kracht en enthousiasme heeft gegeven voor het opstellen en uitvoeren van dit onderzoek. Daarnaast wil ik mijn beide afstudeermentoren Clarine van Oel en Theo van der Voordt bedanken voor hun inzichten en begeleiding tijdens het hele afstudeertraject. De zorginstanties Warande en Antroz wil ik hartelijk bedanken voor hun medewerking. Hun hulp was onmisbaar voor dit onderzoek! Prosman Architecten en alle mensen die ik mocht interviewen wil ik bedanken voor hun inzichten en voor hun tijd. Verder wil ik mijn man, ouders, familie en vrienden bedanken voor alle steun die ik mocht ervaren.
Marieke de Boer-Lootens Delft, Oktober 2014
3
Abstract Door een wetswijziging in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) worden zorginstellingen geconfronteerd met ingrijpende veranderingen voor hun vastgoed. Door de wetswijziging komen mensen pas in aanmerking voor opname in een verpleeghuis als ze een zwaardere zorgindicatie hebben dan voorheen het geval was. Dat betekent onder andere dat het zorgvastgoed geschikt moet worden gemaakt voor ouderen met ernstiger vormen van dementie (Pieter van Foreest, 2013). Omdat mensen met dementie geheugenproblemen hebben, is het voor hen lastiger om te wennen aan hun nieuwe woonsituatie. De fysieke omgeving van de woonvoorzieningen moet voorzien in de juiste prikkelbalans voor een fijne beleving van de leefomgeving (Lawton and Nahemow, 1973). Naast een fijne leefomgeving voor ouderen met dementie is het van belang dat er aandacht is voor de ontwerpkenmerken die het verpleeghuis voor mantelzorgers of personeel tot een aantrekkelijke of prettige verblijfsruimte of werkplek maken. Inzicht in de vormgevingsvoorkeuren van de verschillende gebruikers is hiervoor van belang. Vanuit wetenschappelijk oogpunt blijken er onvoldoende empirische gegevens beschikbaar over hoe het ontwerp en de inrichting van verpleeghuizen bijdraagt aan de mate waarin demente ouderen met een zware zorgindicatie zich thuis voelen in het verpleeghuis (Stroobants and Verhaest, 2012). Ook blijkt uit onderzoek dat behoeften van mantelzorg en personeel onvoldoende worden onderbouwd en geïntegreerd (Huisman et al., 2012). Doorgaans worden demente bewoners niet gehoord omdat men hen daartoe niet bekwaam acht. Toch blijkt een betrouwbaar en valide antwoord mogelijk op vragen over hun voorkeuren (Whitlatch, 2010). Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van een ruimte slecht in woorden te vangen is (Zeisel, 2006). Uit interviews en site visits blijkt de noodzaak om te komen tot een beeldkwaliteitsplan om inzicht te geven in de fysieke verschijning van de vormgevingsvoorkeuren. Een beeldkwaliteitsplan kan het communicatieprobleem overbruggen. In het algemeen ontbreekt het aan een vragenlijst waarmee de vormgevingsaspecten op een beeldende wijze kunnen worden onderzocht. Daarom is voor het voeden van het beeldkwaliteitsplan gekozen voor een onderzoek met behulp van vignetten. De vignettenmethode leent zich als onderzoeksmethode omdat hiermee vorm- en inrichtingsvariabelen getoetst kunnen worden, de kwaliteit van de ruimte goed weergegeven kan worden en dit bovendien aan ouderen met dementie zélf de mogelijkheid biedt om de voorkeur te geven. Er hebben aan het vignettenonderzoek 100 respondenten meegewerkt.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
4
Samenvatting Aanleiding Door een wetswijziging in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is herontwikkeling nodig om het zorgvastgoed geschikt te maken voor demente ouderen met een zware zorgindicatie. Bewoners met dementie kunnen zich in een later stadium lastiger opnieuw thuis voelen in een nieuwe omgeving (place attachement), wat een verstoring van de prikkelbalans (stress) veroorzaakt. Aangezien bij mensen met dementie de tolerantie van stress vermindert, betekent de toename van stress een lager niveau van functioneren. Voor het functioneren voor ouderen met dementie is het dus van belang dat zij in een omgeving terecht komen die een positieve prikkelbalans biedt (Lawton and Nahemow, 1973). Want positieve prikkels zorgen ervoor dat iemand met dementie nog heel lang normaal kan functioneren (Van der Plaats and Verbraek, 2008). De beleving van de omgeving moet dus bijdragen aan een positieve prikkelbalans, zodat iemand met dementie geen stress ervaart maar zich juist prettig, zich thuis zal voelen. In de (her)ontwikkeling van het zorgvastgoed moeten consequenties hiervan voor de inrichting en vormgeving worden meegenomen. Omdat eerder onderzoek nog te weinig kennis gaf over wat demente ouderen, mantelzorg en personeel zelf een prettige omgeving vinden, is onderzoek gedaan naar de voorkeuren voor vormgevingsaspecten vanuit de verschillende gebruikersperspectieven. Het onderzoek beperkt zich tot de gangzone. Onderzoeksmethode Door middel van literatuuronderzoek zijn belangrijke vormgevingsaspecten voor demente ouderen, mantelzorg en personeel bepaald. Uit onderzoek blijkt echter dat er onvoldoende empirische gegevens beschikbaar zijn over hoe het ontwerp en de inrichting van verpleeghuizen bijdraagt aan een fijne leef-, bezoek of werkomgeving. Wel blijken voor het ontwerp en de inrichting verschillende thema’s van belang. Door middel van cardsorting is onderzocht wat de volgorde van belangrijkheid is voor de verschillende thema’s (Tabel I). Bewoners 1. Oriëntatie 2. Overzichtelijkheid 3. Zintuiglijke begrijpelijkheid 4. Huiselijkheid 5. Bewegingsruimte 6. Autonomie 7. Ontmoeting 8. Veiligheid 9. Privacy
Verzorgende 1. Hulpvaardigheid 2. Overzichtelijkheid 3. Toegankelijkheid 4. Werkveiligheid 5. Privacy 6. Oriëntatie
Tabel I. Rangschikking thema’s door middel van cardsorting
Site visits wijzen uit dat sommige vormgevingsaspecten, die vanuit de literatuur aangedragen worden als belangrijke aspecten in het ontwerp, in het geheel niet geïntegreerd zijn in de praktijk. 5
Aan de hand van de vignettenmethode is achterhaald welke aspecten demente ouderen, mantelzorgers en personeel relevant vinden voor het ontwikkelen van een fijne leef-, bezoek of werkomgeving. Het gebruik van deze onderzoeksmethode heeft de demente ouderen in staat gesteld om zélf hun voorkeur aan te geven voor bepaalde vormgevingsaspecten. Aan de hand van inzichten uit de literatuur en cardsorting zijn 11 belangrijke vormgevingsaspecten (attributen) bepaald die van invloed zijn op de beleving van ouderen met dementie. Het zijn attributen die de eerder genoemde thema’s ruimtelijk ondersteunen. De attributen zijn gelinkt aan zes verschillende thema’s die op basis van de cardsorting de hoogste prioriteit toegewezen kregen. Vervolgens zijn de attributen onderverdeeld in verschillende niveaus (Tabel II). De niveaus zijn populaire waarden waarvoor de respondenten een voorkeur konden uitspreken. Attribuut Bewegwijzering Uitzicht Kleur Kunst Lay-out Verlichting Materiaal Meubilair Beplanting Dimensie Railingen
Niveau 1
Niveau 2 Oriëntatie Tekst Pictogrammen Groen Stads Warm Koel 2D wandelementen 3D elementen Overzichtelijkheid Organisch Recht Zintuiglijke begrijpelijkheid Warm Koel Glad Reliëf Huiselijkheid Modern Ouderwets Planten Geen planten Bewegingsruimte Breed Smal Autonomie Wachtkamer Contacthoek
Niveau 3 Geen Wit
Tabel II. Onderzochte attributen en niveaus
Voor het toetsen van de voorkeur voor de attributen en niveaus is een vragenlijst ontwikkeld waarmee dit op beeldende wijze is onderzocht. De vragen zijn gesteld met behulp van vignetten. In een vignet is van alle attributen een niveau weergegeven. Een vignettenpaar toont een variatie van vier attributen (Figuur I).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
6
Welke omgeving vindt u het fijnst?
Afbeelding A
Afbeelding B
Figuur I. Voorbeeld vignet uit vignettenenquête. Variatie op de attributen: bewegwijzering, kleur, uitzicht en meubilair. De andere vormgevingsaspecten zijn gelijk gehouden (zie Tabel II).
Resultaten In totaal zijn er 100 enquêtes afgenomen (33 bewoners, 28 mantelzorgers en 39 personeelsleden). Voor de vignettenanalyse zijn in totaal 1.670 observaties gebruikt. Aan de hand van beelden zijn zowel demente bewoners, mantelzorgers als personeel gevraagd naar hun voorkeur voor een fijne leef-, bezoek- of werkomgeving. Door middel van een logistische regressieanalyse zijn de voorkeuren van de verschillende gebruikers achterhaald. In Tabel III zijn de attributen weergegeven die een significante relatie (p < 0,05 in een groene kleur en p < 0,10 in een oranje kleur) tonen met een fijne leef-, bezoek of werkomgeving.
# 1 2 3 4 5
Significante attributen vanuit eigen perspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Fijne leefomgeving Fijne bezoekomgeving Fijne werkomgeving Kleur Dimensie Kleur Bewegwijzering Materiaal Dimensie Uitzicht Materiaal Verlichting Meubilair
Tabel III. Volgorde attributen van alle responsegroepen vanuit eigen perspectief voor een fijne leef-, bezoek of werkomgeving
Van de significante attributen is geanalyseerd aan welke attribuutniveaus ouderen met dementie de voorkeur geven voor het ontwikkelen van een fijne leefomgeving. De voorkeur is gebleken voor de volgende attribuutniveaus: 1. 2. 3. 4.
Een witte kleur boven een koele kleur (67% vs. 33%); Een witte kleur boven een warme kleur (67% vs. 33%); Er is geen voorkeur voor een koele dan wel warme kleur (50% vs. 50%); Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven bewegwijzering in de vorm van tekst (63% vs. 37%); 5. Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven geen bewegwijzering (63% vs. 37%);
7
6. Er is geen voorkeur voor bewegwijzering in de vorm van tekst dan wel de afwezigheid van bewegwijzering (50% vs. 50%); 7. Groen uitzicht wordt verkozen boven stads uitzicht (61% vs. 39%). Er is geanalyseerd aan welke attribuutniveaus de mantelzorgers de voorkeur geven voor het ontwikkelen van een fijne bezoekomgeving. Op grond hiervan is de voorkeur gebleken voor de volgende attribuutniveaus: 1. Een brede gangzone boven een smalle gangzone (63% vs. 37%); 2. Een glad materiaal boven een materiaal met reliëf (59% vs. 41%). Er is geanalyseerd aan welke attribuutniveaus het personeel de voorkeur geeft voor het ontwikkelen van een fijne werkomgeving. De voorkeur is gebleken voor de volgende attribuutniveaus: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Een warme kleur boven een witte kleur (63% vs. 37%); Een warme kleur boven een koele kleur (83% vs. 17%); Een witte kleur boven een koele kleur (74% vs. 26%); Een brede gangzone boven een smalle gangzone (68% vs. 32%); Glad materiaal boven een materiaal met reliëf (65% vs. 35%); Warme verlichting boven koele verlichting (62% vs. 38%); Modern meubilair wordt verkozen boven ouderwetse meubilair (62% vs. 38%).
In Tabel IV is samengevat welke attributen significant zijn gebleken voor welke gebruikersgroep en welk niveau de voorkeur heeft. Wanneer de attributen niet significant bleken, is aangegeven in welke richting de resultaten wezen (lichte voorkeur uitgedrukt in percentage ten opzichte van het niet gekozen niveau, weergegeven in de licht grijze kleur). Attribuut
Voorkeur attribuutniveau per responsegroep Dementerenden Mantelzorg Personeel Fijne leefomgeving Fijne bezoekomgeving Fijne werkomgeving Lay-out NS; Recht (57%) NS; Recht (58%) NS; Recht (58%) Dimensie NS; Breed (58%) Breed (63%) Breed (68%) Wegwijzer NS; Tekst (52%) NS; Tekst (58%) Pictogrammen (63%) Kleur Wit boven warm (67%) NS; Warm boven wit (63%) Warm boven wit (55%) Wit boven koel (67%) Wit boven koel (74%) Wit boven koel (60%) Warm vs. koel (50/50) Warm vs. koel (83%) Kunst NS; Schilderijen (55%) NS; Beelden (53%) NS; Schilderijen (51%) Materiaal NS; Reliëf (53%) Glad (59%) Glad (65%) Beplanting NS; Wel planten (57%) NS; NS; Wel planten (56%) Geen voorkeur (50/50) Uitzicht NS; Groen (54%) NS; Stads (54%) Groen (61%) Verlichting NS; Warm (57%) NS; Warm (56%) Warm (62%) Meubilair NS; Ouderwets (56%) NS; Modern (58%) Modern (62%) Railingen NS; Wachtkamer (54%) NS; Wachtkamer (56%) NS; Contacthoek (56%) NS = Aanduiding voor Niet Significant voor fijne leef-, bezoek- of werkomgeving Tabel IV. Belangrijkste verschillen en overeenkomsten attribuutniveaus
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
8
Opvallend is dat vanuit alle responsegroepen de volgende attributen geen significante relatie tonen met een fijne leef-, bezoek of werkomgeving (in een blauwe kleur weergegeven in Tabel IV): 1. 2. 3. 4.
Lay-out; Beplanting; Kunst; Railingen.
Ook is achterhaald welke attributen volgens mantelzorg en personeel een significante relatie hebben met een fijne leefomgeving voor demente ouderen (Tabel V). Belangrijk resultaat van dit onderzoek is dat menging zichtbaar is van wat de mantelzorg en het personeel van belang acht vanuit het eigen perspectief en wat men van belang acht voor de leefomgeving van demente ouderen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een persoon zonder dementie niet goed kan aangeven wat belangrijk is voor iemand mét dementie omdat dit beeld vertroebeld wordt door de eigen voorkeur. Significante attributen vanuit dementie perspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Fijne leefomgeving Fijne leefomgeving Fijne leefomgeving Kleur Kleur Kleur Bewegwijzering Dimensie Dimensie Uitzicht Materiaal
# 1 2 3
Tabel V. Volgorde attributen van alle responsegroepen vanuit dementie perspectief voor een fijne leefomgeving voor ouderen met dementie
Conclusie Belangrijke conclusie van dit onderzoek is dat inzicht is gegeven in vormgevingsaspecten die de voorkeur hebben van de verschillende gebruikers. Het onderzoek toont bovenal aan dat demente ouderen in staat zijn om zelf aan onderzoek mee te doen, aan de hand van een speciaal voor hen ontwikkelde beeldende vragenlijst. Aan de hand van dit onderzoek blijkt dat bij de (her)inrichting van het zorgvastgoed rekening moet worden gehouden met de volgende bevindingen (voor de gangzone): Kleur
9
Wit is een goede basiskleur voor de gangzone van een woning. Demente ouderen (67%) geven voor hun leefomgeving de voorkeur aan de toepassing van een witte kleur; Demente ouderen geven geen specifieke voorkeur aan voor de toepassing van een warme of koele kleur (50/50); Het personeel heeft voor een fijne werkomgeving een duidelijke voorkeur voor de toepassing van een warme kleur boven een koele kleur (83%); Gebruik in de gangzone van de woning dus voornamelijk wit en wees zuinig met kleurgebruik. Kleuren kunnen wel helpen om de nadruk op
zaken te leggen die voor bewoners interessant zijn (zoals de deur van hun slaapkamer); De toepassing van te felle kleuren moet voorkomen worden omdat dit demente bewoners onrustig kan maken; Ook het personeel kan hier een negatief effect van ondervinden. Te felle kleuren kunnen hoofdpijn veroorzaken; Bij de toepassing van veel wit moet er extra aandacht worden besteed aan contrast omdat demente ouderen zich in een ‘witte zee’ niet goed kunnen oriënteren; Maak daarom een duidelijk contrast tussen de vloer en de wand; Maak een duidelijk contrast tussen de wand en deuren die voor bewoners toegankelijk zijn (zoals die van hun eigen slaapkamer); Ook is het goed als de deuren iets eigens vertonen waaraan de bewoners hun kamer herkennen; De toepassing van grote contrasten (zoals zwart op wit) moeten voorkomen worden omdat demente ouderen dit waarnemen als een gat; Voorkom daarom contrasterende (dam)patronen en gebruik geen zwarte drempels of zwarte vloerkleden; Maak gebruik van contrasterende kleurvlakken om witte (badkamer)meubels te onderscheiden van een witte wand.
Bewegwijzering
Oriëntatie wordt voor iemand met dementie steeds problematischer; Demente bewoners geven de voorkeur aan bewegwijzering in de vorm van picotgrammen boven tekstuele aanwijzingen (63%); Het is te adviseren om bewegwijzering in een combinatie van pictogram en tekst toe te passen, deze combinatie voldoet aan de voorkeur voor pictogrammen maar is minder aanstootgevend voor hen die de tekstuele aanwijzingen nog begrijpen.
Uitzicht
Demente bewoners hebben een voorkeur voor groen uitzicht boven stads uitzicht (61%); Om deze reden is het goed dat architecten ook aandacht besteden aan de buitenruimte en deze voorzien van voldoende groen zoals bomen en andere beplanting; Bij het maken van een raampartij moet altijd een borstwering worden toegepast om verwarring over het verschil tussen binnen en buiten te voorkomen.
Dimensie
Demente bewoners spreken geen specifieke voorkeur uit voor een brede of smalle gangzone; Mantelzorg en personeel geven de voorkeur aan een brede gangzone (66%);
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
10
Het is te adviseren om een brede gangzone (3,60 m.) te ontwerpen om het manoeuvreren met rollators en rolstoelen te vergemakkelijken; Er moet voldoende loopruimte gecreëerd worden. Ontwerp daarom een aparte eetkamer om beweging tussen de woonkamer en de eetkamer te stimuleren.
Materiaal
Demente bewoners geven geen specifieke voorkeur aan voor materiaal met reliëf boven glad materiaal (53% om 47%); Het personeel heeft een duidelijke voorkeur voor de toepassing van glad materiaal (65%); Bij de toepassing van materiaal zijn akoestiek, spiegeling en hygiëne belangrijk; Wanneer men kiest voor materiaal met reliëf, zoals vloerbedekking, dan moet gekozen worden voor een vloerbedekking die goed te reinigen is; Als men kiest voor glad materiaal moet de akoestiek anders worden opgelost (bv. gordijnen). Te veel weerkaatsing van geluid veroorzaakt verwarring bij bewoners; Als men kiest voor glad materiaal moet gekozen worden voor een minimaal spiegelend materiaal. Te veel weerspiegeling veroorzaakt verwarring bij bewoners; Bij een overgang van materiaal moeten drempels voorkomen worden (dit is met name in natte ruimten belangrijk voor de zelfredzaamheid van de bewoner en de hulpvaardigheid van het personeel).
Meubilair
Bij mensen met dementie neemt herkenning af: worden objecten van vroeger soms nog herkend, moderne voorwerpen vaak niet meer; Demente ouderen spreken geen specifieke voorkeur uit voor ouderwets boven modern meubilair (56% om 44%); Personeel heeft voorkeur voor modern meubilair boven ouderwets meubilair voor een fijne werkomgeving (62%); Het personeel en de mantelzorg geven aan dat het voor demente ouderen goed is om ouderwets meubilair te gebruiken omdat dit herkenning oproept; Afgezien van de vraag of modern of ouderwets meubilair toegepast moet worden, is het belangrijk dat de vormgeving van het meubilair archetypisch is; Het is te adviseren om verstelbaar meubilair te gebruiken zodat een niet passende stoel geen verstoring van de prikkelbalans veroorzaakt.
Lay-out
11
De voorkeur gaat over het algemeen uit naar een rechte lay-out van de gangzone boven een organische lay-out; Het goed is om een universele vorm te ontwerpen waarbij ook rekening wordt gehouden met een flexibele indeling (b.v. schuifwanden); Positioneer bij meerlaags bouwen de kantoren op de bovenliggende verdiepingen zodat bewoners de connectie met de tuin behouden;
Ontwerp ruimten met een eigen identiteit, dit bevordert de herkenning.
Kunst
Het plaatsen van kunst is te adviseren omdat kunst een stimulans biedt aan de hersenen en dus een positieve prikkel kan leveren aan demente ouderen; Gebruik platen en voorwerpen die dementerende ouderen herkennen; Gebruik geen platen die een onjuiste vertoning van de werkelijkheid weergeven, zoals een bospad dat naar buiten zou kunnen leiden. Dit roept verwarring op.
Beplanting
Het is te adviseren om planten te plaatsen omdat dit een positief effect kan hebben op de gezondheid; Als er beplanting wordt geplaatst moet iemand als verantwoordelijke worden aangesteld om de beplanting bij te houden (intern of extern).
Verlichting
Demente ouderen spreken geen specifieke voorkeur uit voor warme of koele verlichting. Personeel geeft voor een fijne werkomgeving de voorkeur aan warme verlichting boven koele verlichting (62%); Bij de keuze voor sfeervolle verlichting moet wel gestuurd worden op de juiste lichtintensiteit; Er moet voldoende daglicht worden ontworpen. In gangzones kan gebruik worden gemaakt van daklichten; Biodynamisch licht is te adviseren als een goede oplossing voor de juiste lichtintensiteit omdat deze verlichting wisselt op basis van het dagmoment; Lichtschakelaars moeten herkenbaar zijn voor demente ouderen. Zij kunnen schrikken van licht dat automatisch aan gaat. Drukschakelaars zijn daarom te adviseren.
De aanbevelingen ten aanzien van de vormgevingsaspecten die aan de hand van dit onderzoek tot stand zijn gekomen zijn in beeld weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan. Het Beeldkwaliteitsplan is als separaat bestand aan dit onderzoek toegevoegd en is daarnaast ook te bekijken via: http://youtu.be/9hksGnNn6QQ.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
12
English summary Reason Through a change in legislation in a Dutch act called the Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (an act for exceptional medical expenses) redevelopment is necessary to make the healthcare property suitable for demented elderly with a severe care indication. People with dementia may feel difficult at home again in a new environment, at a later stage of their illness (place attachment). This causes a disruption of their balance of incentives (stress). Because people with dementia have a reduced tolerance of stress, the increase in stress means a lower level of functioning. Therefore, it is for the functioning of elderly people with dementia important that they end up in an environment that provides a positive balance of incentives (Lawton and Nahemow, 1973). The positive incentives will ensure that someone with dementia can function normally for a long time (Van der Plaats and Verbraek, 2008). The environment should therefore contribute to a positive balance of incentives, so someone with dementia will experience no stress but instead will feel pleasant, feel at home. In the (re)development of the healthcare property consequences for the design need to be considered. Since previous research gave too little knowledge about what elderly people with dementia, family caregivers and staff find themselves a pleasant environment, research into the preferences for design aspects is done from the different user perspectives. The study is limited to the corridor area. Research method Through literature research important design aspects for elderly people with dementia, family caregivers and staff are determined. are important design aspects for elderly people with dementia, family caregiving and staff determined. Research shows that there is insufficient empirical data on how the design of nursing homes contributes to a pleasant living, visiting or working environment. However, it does appear that for the design different themes are important. Through card sorting the order of importance for the various themes is investigated (Table I). Residents 1. Orientation 2. Clarity 3. Sensory comprehensibility 4. Domesticity 5. Movement area 6. Autonomy 7. Encounter 8. Safety 9. Privacy
Caregivers 1. Helpfulness 2. Clarity 3. Accessibility 4. Work safety 5. Privacy 6. Orientation
Table I. Ranking themes through card sorting
Site visits indicate that some design aspects, which are put forward from literature as important aspects in the design, are not integrated at all in practice. 13
Through a conjoint analysis, it is investigated which aspects elderly people with dementia, family caregivers and staff find relevant for the development of a pleasant living, visiting or working environment. By the use of this method, the demented elderly were able to indicate their preference for certain design aspects themselves. Based on insights from the literature and card sorting, 11 important design aspects (attributes) were determined that affect the perception of elderly people with dementia. These are attributes that support the aforementioned themes spatially. The attributes are linked to six different themes that were assigned the highest priority based on the card sorting. Next, the attributes were divided into several levels (Table II). The levels are popular values for which the respondents could express their preference. Attribute Signage View Color Art Layout Lighting Material Furniture Planting Dimension Railings
Level 1
Level 2 Orientation Text Pictograms Green Urban Warm Cool 2D wall elements 3D elements Clarity Organic Straight Sensory comprehensibility Warm Cool Smooth Embossed Domesticity Modern Old-fashioned Plants No plants Movement space Wide Narrow Autonomy Waiting room Contact area
Level 3 None White
Table II. Investigated attributes and levels
To test the preference for the attributes and levels, a questionnaire has been developed by which the preference has been studied in a manner with pictures. The questions are asked by using vignettes. A vignette shows one level from all attributes. A pair of vignettes shows a variation of four attributes (Figure I).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
14
Which environment do you find the most pleasant?
Figure A
Figure B
Figure I. Example of a vignette from the questionnaire with a variation on the attributes: signage, color, view and furniture The other design aspects are identical (see Table II).
Results In total, 100 questionnaires are completed (33 demented residents, 28 family caregivers and 39 staff). For the conjoint analysis 1670 observations are used. Using images, both the demented residents, caregivers and staff were asked about their preference for a pleasant living, visiting or working environment. were asked about their preference for a fine living, visit or work environment. The preferences of the different users are investigated with a logistic regression analysis. In Table III the attributes showing a significant relationship with a pleasant living, visiting or working environment are displayed (p < 0,05 in a green color and p < 0,10 in an orange color).
# 1 2 3 4 5
Significant attributes out of own perspective Demented residents Family caregivers
Staff
Pleasant living environment
Pleasant visiting environment
Pleasant working environment
Color Signage View
Dimension Material
Color Dimension Material Lighting Furniture
Table III. Ranking attributes of all response groups out of their own perspective for pleasant living, visiting or working environment
From the significant attributes is analyzed which attribute level demented elderly people prefer for the development of a pleasant living environment. Their preference has been found for the following levels: 1. 2. 3. 4.
A white color instead of a cool color (67% vs. 33%); A white color instead of a warm color (67% vs. 33%); There is no preference for a cool or warm color (50% vs. 50%); Signage in the form of pictograms is preferred instead of signage in the form of text (63% vs. 37%); 5. Signage in the form of pictograms above no signage (63% vs. 37%);
15
6. There is no preference for signage in the form of text or the absence of signs (50% vs. 50%); 7. Green view is preferred over urban view (61% vs. 39%). It has been analyzed at which the attribute levels family caregivers prefer for the development of a pleasant visiting environment. Their preference has been found for the following levels: 1. A wide corridor zone instead of a narrow corridor zone (63% vs. 37%); 2. A smooth material instead of an embossed material (59% vs. 41%). It has been analyzed at which attribute levels staff prefer for the development of a pleasant working environment. Their preference has been found for the following levels: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
A warm color instead of a white color (63% vs. 37%); A warm color instead of a cool color (83% vs. 17%); A white color instead of a cool color (74% vs. 26%); A wide corridor zone over a narrow corridor zone (68% vs. 32%); Smooth material over embossed material (65% vs. 35%); Warm lighting over cool lighting (62% vs. 38%); Modern furniture is preferred over old-fashioned furniture (62% vs. 38%).
Table IV summarizes the attributes that have been found to be significant for the different user groups, and also shows which attribute level is preferred. If the attributes are not proved to be significant, the direction which the results show are indicated (slight preference expressed in a percentage of the selected level compared to the non-selected attribute level, shown in a light grey color). Attribute
Preference attribute level per response group Demented elderly Family caregivers Staff Pleasant living environment
Layout Dimension Signage Color
Art Material Planting View Lighting Furniture Railings
NS; Straight (57%) NS; Wide (58%) Pictograms (63%)
Pleasant visiting environment
NS; Old-fashioned (56%)
NS; Straight (58%) Wide (63%) NS; Text (52%) NS; Warm over white (55%) White over cool (60%) NS; Sculpture (53%) Smooth (59%) NS; No preference (50/50) NS; Green (54%) NS; Warm (56%) NS; Modern (58%)
NS; Waiting room (54%)
NS; Waiting room (56%)
White over warm (67%)
White over cool (67%) Warm vs. cool (50/50) NS; Paintings (55%) NS; Embossed (53%) NS; Plants (57%) Green (61%) NS; Warm (57%)
Pleasant working environment
NS; Straight (58%) Wide (68%) NS; Text (58%) Warm over white (63%)
White over cool (74%) Warm vs. cool (83%) NS; Paintings (51%) Smooth (65%) NS; Plants (56%) NS; Urban(54%) Warm (62%) Modern (62%) NS; Contact area (56%)
NS = Indication for Non-Significant attribute for a pleasant living, visiting or working environment
Table IV. Main differences and similarities for attribute levels
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
16
It is striking that the following attributes show no significant relationship for all response groups with a pleasant living, visiting or working environment (shown in a blue color in Table IV): 1. 2. 3. 4.
Layout; Planting; Art; Railings.
It is also investigated which attributes have a significant relationship with a pleasant living environment for elderly people with dementia, according to family caregivers and staff (Table V). An important result of this study is that mixing is visible from what caregivers and staff find important from their own perspective and what one considers important for the environment of demented elderly. It can be concluded that a person without dementia cannot specify exactly what is important for someone with dementia because they are biased by their own perspective. Significant attributes out of dementia perspective # 1 2 3
Demented elderly
Family caregivers
Staff
Pleasant living environment
Pleasant visiting environment
Pleasant working environment
Color Signage View
Color Dimension Material
Color Dimension
Table V. Ranking of attributes for all response groups out of dementia perspective for a pleasant living environment for elderly with dementia
Conclusion An important conclusion of this study is that insight is given into design aspects that are preferred by different users. This research shows that people with dementia are able to participate in research themselves, by using a specially for them developed questionnaire with pictures. On the basis of this study it appears that in the (re)development of healthcare property the following findings should be taken into account (for corridors): Color
17
White is a good color for the corridor area of a home. Demented elderly people prefer for their living environment the use of a white color (67%); Demented elderly people do not have a specific preference for the application of a warm or cool color (50/50); The staff has a clear preference for the use of a warm color over a cool color fora n attractive working environment (83%); In the corridor area of the nursing home it is advised to use mostly white colors and be selective with colors. Colors could help demented residents to focus on matters of interest (such as the door of their bedroom); The use of intense colors should be avoided as this cam make demented residents restless;
Also, the staff can experience a negative effect because the use of to intense colors can cause headaches; By the use of a lot of white, extra attention should be paid to contrast because demented elderly cannot orientate well in a ‘white sea’; Therefore create a clear contrast between the floor and the wall; Make also a clear contrast between the walls and doors that are accessible to residents (such as their own bedroom); It is also good if the doors have something unique by which resident scan identify their room; The use of high contrast (like black on white) should be avoided because demented elderly perceive this as a gap; Avoid therefore contrasting patterns and do not use black thresholds or black rugs; Use contrasting colors to distinguish white (bathroom) furniture from a white wall.
Signage
Orientation becomes for someone with dementia increasingly problematic; Demented residents prefer signage in the form of pictograms above textual signage (63%); It is advisable to use signage in a combination of pictogram and text because this combinations meets the preference for pictograms but is less offensive to those who still understand the textual signs.
View
Demented residents have a preference for a green view over a urban view (61%); For this reason, it is good that architects also pay attention to the outside area, providing it with enough green trees and other plants; When making a window section, a parapet must always be applied in order to prevent confusion about the difference between inside and outside;
Dimension
Demented residents have no specific preference for a wide or narrow corridor zone; Family caregivers and staff prefer a wide corridor zone (66%); It is advisable to design a wide corridor area to facilitate maneuvering with wheelchairs (3,60 m.); Adequate walking space should be created. Therefore, design a separate dining room to encourage movement between the living room and dining room.
Material
Demented residents give no specific preference for embossed material over smooth material (53% to 47%); The staff has a clear preference for the use of smooth material (65%); Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
18
When applying material, acoustics, reflection and hygiene are important to take into account; When choosing embossed material, such as carpet, opt for a floor carpet that is easy to clean; If one chooses smooth material, acoustics must be solved differently (e.g. curtains). Too much reflection of sound cause confusion among residents; If one chooses smooth material, choose for a minimum reflective material. Too much reflection causes confusion among residents; By a change of material, thresholds should be avoided (this is important for the self-sufficiency of the residents and the helpfulness of the staff,, particularly in wet areas).
Furniture
People with dementia have a decreasing form of recognition: objects of the past will sometimes be recognized, modern objects often not anymore; Demented residents have no specific preference for old-fashioned over modern furniture (56% to 44%); Staff prefers modern furniture over old furniture for a pleasant working environment (62%); The staff and family caregivers indicate that it is good for elderly people with dementia to use old-fashioned furniture, because it evokes recognition; Apart from the question of whether modern or old-fashioned furniture should be applied, it is important that the design of the furniture is archetypically; It is advisable to use adjustable furniture so that an appropriate seat does not cause disruption of the balance of incentives.
Layout
The preference is generally given to a straight layout of the corridor zone over an organic layout; It is good to design a universal form by taking also into account a flexible format (e.g. shear walls); Position offices on the upper floors, so that residents stay connected with the garden; Design spaces with an own identity, it benefits the recognition.
Art
Placing art is advised because art stimulates the brain and gives a positive incentive to demented elderly; Use pictures that people with dementia can recognize; Do not use pictures that display an incorrect impression of reality, like a forest path that could lead to the outside. This raises confusion.
Plants
19
It is advisable to place plants because this can have a positive effect on the health;
If planting is placed, a person should be appointed with the responsibility for the plants (internal or external).
Lighting
Demented elderly have no specific preference for warm or cool lighting; Staff prefers warm lighting over cool lighting for a pleasant working environment (62%); When choosing for atmospheric lighting the correct light intensity should be determined; Adequate daylight is required. Therefore in corridor zones skylights can be used; Biodynamic light is a good solution for the right lighting because these lighting varies based on the moment of the day; Light switches should be recognizable for demented elderly. They can be scared by light that automatically goes on. Lights with switches are therefore advised. The recommendations on the design aspects which have been established on the basis of this study are shown in a so-called Beeldkwaliteitsplan (quality plan). This plan is attached as a separate file to this study and is also available at: http://youtu.be/9hksGnNn6QQ.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
20
Inhoudsopgave Abstract ...................................................................................................................4 Samenvatting...........................................................................................................5 English summary ..................................................................................................13 Leeswijzer .............................................................................................................23 I. Onderzoeksplan .................................................................................................25 I.I Aanleiding ..............................................................................................25 I.II Probleembeschrijving............................................................................27 I.III Doelstelling ..........................................................................................27 I.IV Onderzoeksvragen ...............................................................................28 I.V Belang van het onderzoek .....................................................................29 I.VI Afbakening ..........................................................................................29 1. Wat is dementie.................................................................................................31 1.1 Wat is dementie.....................................................................................31 1.2 Vormen van dementie ...........................................................................31 1.3 Stadia van dementie ..............................................................................33 1.4 Beleving en gedrag bij dementie ...........................................................34 2. Fysieke condities voor aantrekkelijk leefklimaat ..............................................38 2.1 Place attachement..................................................................................38 2.2 De fysieke omgeving ............................................................................40 2.3 Conceptueel model................................................................................44 3. Onderzoeksmethode ..........................................................................................47 3.1 Onderzoek bij ouderen met dementie ...................................................47 3.2 Eisen onderzoeksmethode .....................................................................48 3.3 Voorkeuren meten .................................................................................49 3.4 Vignettenmethode .................................................................................51 3.4.1 Totstandkoming vignettenontwerp .......................................... 51 3.4.2 Rekenmodel ............................................................................. 52 3.4.3 Full factorial of fractional factorial profiel ............................ 54 3.4.4 Eigen vignettenontwerp........................................................... 55 3.5 Onderzoeksontwerp ..............................................................................57 4. Lessen uit de ‘site visits’ ...................................................................................60 4.1 De kleinschalige woonvoorziening .......................................................60 4.2 Site visits ...............................................................................................60 4.3 Implementatie vormgevingsaspecten ....................................................64 5. Verantwoording van de attributen.....................................................................68 21
5.1 Cardsorting .........................................................................................68 6. Operationalisatie attributen ............................................................................71 6.1 Oriëntatie ............................................................................................71 6.2 Overzichtelijkheid ..............................................................................75 6.3 Zintuiglijke begrijpelijkheid ...............................................................77 6.4 Huiselijkheid ......................................................................................79 6.5 Bewegingsruimte ................................................................................80 6.6 Autonomie ..........................................................................................81 6.8 Verantwoording van de uit te werken ruimte .....................................82 7. Onderzoek met behulp van vignetten .............................................................85 7.1 Vragenlijst ..........................................................................................85 7.2 Selectieproces ouderen met dementie en wooncentra ........................86 7.3 Onderzoeksresultaten .........................................................................87 7.3.1 Beschrijving van de respondenten .........................................87 7.3.2 Resultaten van de vignetten ...................................................91 8. Totstandkoming adviesmodel.......................................................................108 8.1 Het planproces ..................................................................................108 8.2 Verschillende opties .........................................................................108 8.3 Adviesmodel: Beeldkwaliteitsplan ...................................................112 9. Conclusies en aanbevelingen........................................................................131 9.1 Conclusie ..........................................................................................131 9.2 Aanbevelingen ..................................................................................137 9.2.1 Aanbevelingen ten aanzien van de vormgevingsaspecten ...137 9.2.2 Aanbevelingen ten aanzien van de onderzoeksmethodiek ...137 Discussie...........................................................................................................141 Literatuur ..........................................................................................................146 A. Site visits kleinschalige woonvoorzieningen .....................................151 B. Implementatie vormgeving- en inrichtingsaspecten ..........................167 C. Opzet vragen interviewreeks .............................................................170 D. Overzicht vignettenontwerp. .............................................................175 E. Operationalisatie vignetten ................................................................178 F. Vragenlijst bewoners ..........................................................................191 G. Vragenlijst mantelzorgers ..................................................................192 H. Vragenlijst personeel .........................................................................196 I. Script analyse SAS ..............................................................................201 J. Het planproces ....................................................................................209 K. Overzicht activiteiten.........................................................................211
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
22
Leeswijzer De leeswijzer geeft weer hoe het onderzoek is opgebouwd. Per hoofdstuk is kort gespecificeerd welke informatie er wordt behandeld. I. Onderzoeksplan In het onderzoeksplan komen de aanleiding en relevantie van het onderwerp ter sprake, evenals de probleembeschrijving, doelstellingen en onderzoeksvragen. 1. Wat is dementie Het ziektebeeld van dementie wordt beschreven en de invloed van dementie op beleving en gedrag wordt geanalyseerd. Ook komt het belang van een de juiste omgeving en prikkelbalans voor iemand met dementie ter sprake. 2. Fysieke condities voor aantrekkelijk leefklimaat Dit hoofdstuk geeft inzicht in condities voor een aantrekkelijk leefklimaat vanuit de verschillende gebruikersperspectieven. Ook wordt het belang van een aantrekkelijk leefklimaat uitgelegd in het licht van ‘place attachement’. Het hoofdstuk sluit af met het conceptueel model. 3. Onderzoeksmethode In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe het onderzoek is uitgevoerd, welke onderzoeksmethode hiervoor is gebruikt en wat de werking is van deze methode. 4. Lessen uit de ‘site visits’ Het huidige aanbod van kleinschalige woonvoorzieningen wordt onderzocht, beschreven en vergeleken aan de hand van een achttal site visits. Er wordt nagegaan wat er in de praktijk gebeurd met de in het literatuuronderzoek genoemde vormgeving- en inrichtingsaspecten. 5. Verantwoording van de attributen In dit hoofdstuk wordt bepaald welke vormgevingsaspecten (attributen) het best kunnen worden meegenomen in het vignettenonderzoek. De ordening vindt plaats door middel van literatuur en cardsorting. 6. Operationalisatie attributen Na de bepaling van de vormgevingsaspecten wordt gekeken hoe deze aspecten het best kunnen worden geoperationaliseerd binnen de onderzoeksmethode. Voor elk attribuut worden relevante niveaus bepaald. Ook worden hypothesen geformuleerd. 7. Onderzoek met behulp van vignetten De vragenlijsten, het selectieproces van respondenten en de onderzoeksresultaten worden in dit hoofdstuk beschreven. De resultaten bestaan uit een beschrijvende analyse en een conjunct analyse waarin de gestelde hypothesen worden getoetst.
23
8. Totstandkoming adviesmodel In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe tot het adviesmodel is gekomen. Hiervoor worden het huidige planproces en verschillende keuzemogelijkheden van een denkbaar adviesmodel beschreven. Vervolgens wordt het beeldkwaliteitsplan uitgewerkt en toegelicht. 9. Conclusies en aanbevelingen Conclusies worden samengevoegd en nadere uitleg en aanbevelingen voor het beeldkwaliteitsplan en vervolgonderzoek worden gegeven. Discussie In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op het uitgevoerde onderzoek en de resultaten. De reflectie geeft inzicht in de uitgevoerde onderzoeksaanpak: de onderzoeksmethodiek, en reflectie op de vraag in hoeverre de onderzoeksaanpak het gewenste resultaat heeft opgeleverd.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
24
I. Onderzoeksplan I.I Aanleiding Nederland verandert langzaam maar zeker van een klassieke verzorgingsstaat in een participatiesamenleving waarin er een beroep wordt gedaan op iedereen die daartoe nog in staat is om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving (Rijksoverheid, 2013a). De financiële en economische crisis, de noodzaak van de overheid om het tekort terug te dringen, de toenemende vergrijzing en institutionalisering leiden ertoe dat hervormingen in de zorg nodig zijn. Om de zorg betaalbaar te houden wil het kabinet vanaf 2015 de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vervangen door de nieuwe Wet Langdurige Intensieve Zorg (Wet LIZ). Dit houdt in dat alleen de zwaarste, langdurige zorg nog wordt vergoed uit de AWBZ (Rijksoverheid, 2013b). De wetswijziging zorgt ervoor dat opname in een verpleeghuis pas mogelijk is bij een hogere behoefte aan zorg dan voorheen het geval was. Dit gebeurd door maatregelen te nemen die gebaseerd zijn op zorgzwaartepakketten (ZZP). Er bestaan acht pakketten voor langdurige zorg. De reeks begint met ZZP 1 voor personen die zich niet meer volledig zelfstandig kunnen redden thuis en loopt op naar ZZP 8 voor personen met zware ziekten die volledig zorgafhankelijk zijn en daarom intensieve verzorging en verpleging nodig hebben (Bureau HHM, 2011). Sinds 1 januari 2013 worden de personen met lichte zorgzwaartepakketten (ZZP) 1 en 2 niet meer intramuraal (dus in een verpleegof verzorgingshuis) gehuisvest. Vanaf 2014 wordt ZZP 3 niet meer intramuraal gehuisvest. Vanaf 2016 zal dit ook voor 50% van ZZP 4 het geval zijn, dit wordt bepaald door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Consequentie hiervan is dat de totale vraag naar verzorgingshuisplaatsen afneemt en op de wachtlijsten nu bijna uitsluitend ouderen staan die zware zorg nodig hebben (Pieter van Foreest, 2013). Onder hen bevindt zich een groot aantal demente ouderen, geïndiceerd met ZZP 5 en ZZP 7 (Bureau HHM, 2011). ZZP 7 is het zorgzwaartepakket voor mensen die naast dementie ook te maken hebben met psychiatrische beperkingen.
Figuur 1. Leeftijdsopbouw Nederland in 2014 en 2034 (CBS, 2014)
25
Figuur 1 geeft de leeftijdsopbouw in Nederland weer van de komende twintig jaar (CBS, 2014). Er is een stijging in levensverwachting zichtbaar. Door de toenemende levensverwachting is de verwachting dat er de komende jaren een groot aantal demente ouderen (ZZP 5 en ZZP 7) zal bijkomen in Nederland. Immers, de groep 67-jarigen (babyboomers) vormt het begin van een grote aankomende groep ouderen die door hun leeftijd een verhoogd risico lopen op dementie. Gemiddeld krijgt namelijk één op de vijf ouderen (65+) dementie (Alzheimer Nederland, 2013b). Er is nu door de wetswijziging dus weliswaar een afname in de vraag naar verzorghuisplaatsen maar in de toekomst zal deze vraag, door het grote aantal ouderen, weer toenemen. Dit zal echter wel een toename zijn die, door de verhoogde zorgzwaarte indicatie, meer druk legt op de verzorgenden en bewoners. Bewoners met dementie kunnen zich in een later stadium namelijk lastiger opnieuw thuis voelen in een nieuwe omgeving (place attachement), wat een verstoring van de prikkelbalans (stress) veroorzaakt. Aangezien bij mensen met dementie de tolerantie van stress vermindert, betekent de toename van stress een lager niveau van functioneren. Voor het functioneren voor ouderen met dementie is het dus van belang dat zij in een omgeving terecht komen die een positieve prikkelbalans biedt (Lawton and Nahemow, 1973). Want positieve prikkels zorgen ervoor dat iemand met dementie nog heel lang normaal kan functioneren (Van der Plaats and Verbraek, 2008). De beleving van de omgeving moet dus bijdragen aan een positieve prikkelbalans, zodat iemand met dementie geen stress ervaart maar zich juist prettig, zich thuis zal voelen. Het zorgvastgoed moet hierop anticiperen. Het is de vraag of het huidige zorgvastgoed voldoet aan de voorkeuren van zowel de demente bewoners als het personeel, of dat het in de nabije toekomst (2016) op een andere wijze ingericht en ontworpen dient te worden. De aanleiding kan als volgt worden samengevat: 1. Enkel mensen met een hoge zorgbehoefte zullen in de toekomst nog intramuraal worden gehuisvest; 2. Het verwachte aantal mensen met dementie en een hoge zorgbehoefte neemt toe door de demografische ontwikkelingen; 3. Voor mensen in een later stadium van dementie zal het lastiger zijn om zich opnieuw thuis te voelen (place attachement); 4. Zorginstanties moeten hun zorgvastgoed herzien; 5. Het zorgvastgoed moet een positieve prikkelbalans geven aan mensen met dementie; 6. In de herontwikkeling moeten de consequenties voor de inrichting en vormgeving worden meegenomen; 7. Er is nog te weinig bekend over wat demente bewoners, het personeel en de mantelzorg zelf een prettige omgeving vinden.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
26
I.II Probleembeschrijving Om te kunnen sturen op een optimale fysieke inrichting en vormgeving is kennis nodig over de voorkeuren voor vormgevingsaspecten vanuit de verschillende gebruikersperspectieven. Over de ruimtelijke inrichting voor ouderen met dementie is literatuur beschikbaar. Deze literatuur is deels gebaseerd op ervaringskennis en deels op onderzoek (Nillesen and Opitz, 2013). Er blijken echter onvoldoende empirische gegevens beschikbaar over hoe het ontwerp en de inrichting van verpleeghuizen bijdraagt aan de mate waarin demente ouderen met een zware zorgindicatie zich thuis voelen in het verpleeghuis (Stroobants and Verhaest, 2012). Lawton & Nahemow (1973) geven aan dat er gestuurd moet worden op de juiste hoeveelheid prikkels die de omgeving afgeeft. Door Zeisel et al. (2003) wordt hierbij verondersteld dat er vooral sprake moet zijn van een prikkelarme omgeving. Tegelijkertijd is er weinig aandacht voor de ontwerpkenmerken die het verpleeghuis voor mantelzorgers en personeel tot een aantrekkelijke of prettige verblijfsruimte of werkplek maakt. Uit onderzoek blijkt dat hun behoeften onvoldoende worden onderbouwd en geïntegreerd (Huisman et al., 2012). Meer in het bijzonder ontbreekt het aan een vragenlijst waarmee dit op beeldende wijze kan worden onderzocht, omdat gebleken is dat onderzoek naar de kwaliteit van een ruimte slecht in woorden is te vangen. Deze methode laat namelijk de mogelijkheid open om een eigen beeld te vormen waardoor miscommunicatie tussen de onderzoeker en de respondent kan ontstaan (Zeisel, 2006).
I.III Doelstelling De doelstellingen van dit onderzoek zijn: 1. Empirisch bewijsmateriaal leveren voor de huisvesting van ouderen met dementie; 2. Het verkrijgen van inzicht in ontwerpkenmerken waaraan ouderen met dementie de voorkeur geven omdat zij daarbij een positieve beleving van de leefomgeving hebben, een thuisgevoel; 3. Het verkrijgen van inzicht in ontwerpkenmerken waaraan personeel en mantelzorgers de voorkeur geven, omdat zij daarbij een positieve beleving van de bezoek- of werkomgeving hebben; 4. Het ontwikkelen van een vragenlijst waarmee de voorkeuren op een beeldende wijze kunnen worden onderzocht; 5. Het komen tot aanbevelingen en adviezen in de vorm van een beeldkwaliteitsplan om de positieve beleving binnen het zorgvastgoed te vergroten voor alle gebruikers.
27
I.IV Onderzoeksvragen Op basis van de doelstelling is gekomen tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de belangrijkste vormgevingsaspecten voor de beleving van demente ouderen (met een zware zorgindicatie), de mantelzorgers en het personeel? 2. Hoe kunnen de vormgevingsaspecten geoperationaliseerd worden, zodat deze gebruikt kunnen worden om de beleving te onderzoeken? 3. In welke mate stemmen de vormgevingsvoorkeuren van demente ouderen, mantelzorgers en het personeel met elkaar overeen en in hoeverre verschillen ze van elkaar? 4. Hoe zijn de conclusies van dit onderzoek te vatten in een instrument, zodat deze worden meegenomen in het toekomstige ontwerpproces van het zorgvastgoed om een fijne beleving te kunnen bieden? Methode Om antwoord te geven op de verschillende deelvragen wordt zowel gebruik gemaakt van kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek wordt gedaan in de vorm van literatuuronderzoek, interviews en site visits. Het literatuuronderzoek naar dementie, gedrag, omgeving en beleving wordt ingezet als methode om antwoord te geven op vraag 1 en een basis te leggen voor het antwoord op vraag 2. De interviews en de site visits geven aanvullende informatie die nodig is om het antwoord op vraag 1 en 2 compleet te maken. Op grond van de literatuur en het kwalitatieve onderzoek wordt gekomen tot een inperking van het kwantitatieve deel van het onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek in de vorm van de vignettenmethode wordt ingezet om antwoord te geven op vraag 3. Op basis van de uitkomsten van het kwantitatieve onderzoek, aangevuld met de belangrijkste bevindingen uit het kwalitatieve onderzoek, wordt antwoord gegeven op vraag 4. Hieronder is beknopt weergegeven met welke methode een antwoord zal worden gegeven op de verschillende onderzoeksvragen (Tabel 1).
X X
X X
X X
X
*
*
Vignettenmethode
Interviews
1. Belangrijkste vormgevingsaspecten voor de beleving? 2. Operationalisatie van vormgevingsaspecten? 3. Overeenstemming vormgevingsvoorkeuren? 4. Samenvatting resultaten in instrument?
Site visits
Methode
Literatuur
Onderzoeksvraag
X X
* Aanvulling van belangrijkste bevindingen kwalitatief onderzoek Tabel 1. Overzicht van deelvragen en gebruik van methodes
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
28
I.V Belang van het onderzoek Verschillende architecten geven aan dat men niet goed weet hoe er gebouwd moet worden voor mensen met dementie (Nillesen and Opitz, 2013). Evenals architect Nillesen stelt architect Prosman zich de vraag wat een goede woning is voor een bewoner met dementie en hoe deze optimaal kan worden vormgegeven. Inzicht in de voorkeuren van bewoners met dementie voor bepaalde ontwerpkenmerken is dus van belang om passend zorgvastgoed te kunnen ontwerpen op basis van empirische resultaten. Dit geldt zowel voor het ontwerp van een fijne leefomgeving voor de bewoners, als het ontwerp van een fijne bezoek- en werkomgeving voor de mantelzorg en het personeel. Het verkregen inzicht komt ten goede aan de directies, bestuurders en adviserende partijen van woonzorgvoorzieningen die aan de hand van de resultaten kunnen bepalen of hun vastgoed voldoet aan de vastgestelde voorkeuren of dat hun zorgvastgoed moet worden herzien. Daarnaast komt het verkregen inzicht ten goede aan de architecten van woonzorgvoorzieningen die met de resultaten ontwerpbeslissingen kunnen nemen voor het ontwerp van een optimale voorziening voor de verschillende gebruikers. Bovendien moeten de resultaten inzichtelijk gemaakt worden voor demente ouderen, zorgverleners, mantelzorgers en anderen die geïnteresseerd zijn in het creëren van een ondersteunende en optimale omgeving voor demente ouderen. Een beeldkwaliteitsplan maakt voor de verschillende partijen inzichtelijk wat de belangrijkste ontwerpkenmerken zijn waarmee zorgvastgoed op de juiste manier kan worden ontwikkeld.
I.VI Afbakening Voor de eenduidigheid van het onderzoek is het van belang dat het onderzoeksterrein wordt afgebakend. Gezien de wetswijziging beperkt het onderzoek zich tot demente ouderen met een zware zorgindicatie ( ZZP 4, ZZP 5 en ZZP 7). Voor de afbakening van de inrichting en vormgeving van hun huisvesting is voornamelijk de kleinschalige woonvoorziening als uitgangspunt genomen. Hier is voor gekozen omdat de kleinschalige woonvoorziening een trend is op het gebied van huisvesten van ouderen met dementie en daarmee de meest actuele vorm van huisvesting is (Verbeek et al., 2011). In het kort is de kleinschalige woonvoorziening een groep van ongeveer acht personen die samen met het personeel een huishouden vormen. Dit kan zowel de psychogeriatrische (PG) afdeling zijn van de ‘stand alone’ in de wijk als de kleinschalige woongroep als kleine afdeling in een groter complex (Nillesen and Opitz, 2013). Deze afbakening neemt niet weg dat resultaten ook kunnen gelden voor grootschalige zorgvoorzieningen doordat het huidige overheidsbeleid sterk inzet op kleinschalige zorg en zo zijn weerslag heeft op de vormgeving van grotere afdelingen. Na het kwalitatieve deel van dit onderzoek is een verdere inperking gemaakt tot de belevingskwaliteit van de gangzone. Hier is voor gekozen omdat de gangzone kan worden gezien als de ruggengraat en ontmoetingsruimte van het
29
gebouw, een zone van waaruit het gebouw structuur en vorm krijgt. Ook is het een ruimte die elke gebruiker aangaat en waarvan de beleving dus voor elke gebruiker van belang is. Het onderzoek richt zich niet op bijbehorende kosten.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
30
1. Wat is dementie “Heb ik Alzheimer? Helemaal vergeten.” René Braam (2006) In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat dementie is, hoe het proces van dementie verloopt, welke symptomen er bij dit ziektebeeld horen en wat de beleving is van een dementerende. Deze uiteenzetting is van belang om de belevingswereld van een dementerend persoon beter te kunnen begrijpen en het onderzoek goed af te kunnen stemmen op de mogelijkheden van de dementerende oudere.
1.1 Wat is dementie Dementie betekent letterlijk: “van verstand ontdaan”. Het is een hersenaandoening die iemand langzaam maar zeker volledig afhankelijk maakt van de zorg van anderen. De aandoening van het brein wordt gekenmerkt door meervoudige cognitieve functiestoornissen. Dementie is geen specifieke ziekte maar een verzamelnaam voor ruim vijftig verschillende aandoeningen (Wapner, 2011). Dementie kenmerkt zich door geheugenstoornissen, het is echter iets anders dan enkel vergeetachtigheid. Om de diagnose dementie te kunnen stellen moet de geheugenstoornis gepaard gaan met stoornissen als afasie (het onvermogen om taal te gebruiken, te begrijpen of te verstaan), apraxie (het onvermogen om motorische handelingen uit te voeren), agnosie (het onvermogen om objecten te identificeren) of executieve stoornissen (niet snel kunnen plannen en schakelen tussen handelingen). Naast deze stoornissen kan de ziekte ook gepaard gaan met angst, verwarring, depressie, rusteloosheid, hallucinaties, delusies, slapeloosheid en verminderde eetlust (Deelman et al., 2007). De kans dat iemand in zijn leven dementie krijgt is 20 procent. Voor vrouwen ligt dit percentage zelfs op 30 procent. Bovendien is de kans groter naarmate men ouder wordt. Boven de 90 jaar is dit maar liefst 40 procent. Nederland telt op dit moment 256.000 mensen met dementie. Door de vergrijzing (zoals eerder getoond in Figuur 1) en het ouder worden van de bevolking zal dit aantal in de toekomst explosief stijgen: in 2050 zal ruim een half miljoen mensen lijden aan dementie. Ook op jongere leeftijd kunnen mensen dementie krijgen. In Nederland zijn er 12.000 mensen met dementie die jonger zijn dan 65 jaar (Alzheimer Nederland, 2013b). Naar schatting hebben wereldwijd 35 miljoen mensen dementie (Wapner, 2011).
1.2 Vormen van dementie De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Andere vormen zijn onder andere vasculaire dementie, Lewy Body dementie en frontotemporale dementie. Bij de ziekte van Alzheimer ontstaan er in de zenuwcellen van de hersenen ophopingen van een bepaald eiwit, beta-amyloid (Alzheimer Nederland, 2013b). De afbraak van dit eiwit verloopt in een verhoogd tempo. Deze ophopingen, ook wel plaques genoemd, verstoren de verbindingen tussen de zenuwcellen. Hierdoor kunnen de hersenen niet meer 31
goed functioneren en sterven zenuwcellen af. Dus hoe meer plaques er ontstaan, hoe verder de hersenmassa afneemt (Wapner, 2011). De afname van de hersenmassa komt neer op het krimpen van de cerebrale cortex, de hippocampus en andere gebieden. De cerebrale cortex is verantwoordelijk voor hogere mentale processen (taal en executieve functies als planning en organisatie) waardoor de krimp leidt tot afasie en apraxie. De hippocampus is een belangrijke hersenstructuur die een centrale rol in het geheugen speelt en onder andere verantwoordelijk is voor het aanmaken van nieuwe herinneringen (Kalat, 2007). Onderstaand figuur (Figuur 2) geeft het verschil weer tussen de hersenen van een gezond persoon en een persoon met dementie. De krimp van de hersenen is zichtbaar.
Figuur 2. Dwarsdoorsnede: Vergelijking gezonde hersenen en Alzheimerhersenen (Internationale Stichting Alzheimer Onderzoek, 2014)
Vasculiere dementie Vasculaire dementie is een verzamelnaam voor dementie die ontstaat als gevolg van een stoornis in de bloedvoorziening in de hersenen. Hierdoor raakt hersenweefsel beschadigd en sterft het af. Vasculaire dementie is na de ziekte van Alzheimer de meest voorkomende vorm van dementie (Alzheimer Nederland, 2013d). De symptomen van de ziekte komen grotendeels overeen met die van Alzheimer. Het verschil in symptomen tussen de twee ziektes ligt in de executieve functies en het verbale geheugen. Over het algemeen ondervinden vasculaire dementie patiënten meer problemen met executieve functies, terwijl Alzheimer patiënten juist meer problemen hebben met het verbale geheugen (Van Dieren, 2011). Lewy Body dementie Bij Lewy Body dementie bevinden zich in de zenuwcellen van de patiënt de zogenaamde Lewy bodies: abnormale inkapselingen van eiwithoudend materiaal. Lewy Body dementie wordt gekenmerkt door met schommelingen gepaard gaande achteruitgang in het geestelijk functioneren en de aanwezigheid van een aantal verschijnselen van de ziekte van Parkinson. Dit zijn tremoren (bevingen), stijfheid, langzame beweging, een gebogen houding en een Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
32
afwijkende manier van lopen. Naast deze symptomen zijn geheugen- en aandachtstoornis opvallend, evenals hallucinaties (Alzheimer Nederland, 2013c). Frontotemporale dementie Frontotemporale dementie is een vorm van dementie die vaak op jongere leeftijd voorkomt. Het is het gevolg van het afsterven van hersencellen in de frontaalkwab (gedragsgebied) en de temporaalkwab (taalgebied). Door een gendefect functioneert het tau-eiwit, dat een rol speelt in het transport van stoffen in de hersencel, niet goed meer. Hierdoor sterft de hersencel uiteindelijk af (Alzheimer Nederland, 2013a). Dementie is een ingewikkelde aandoening met verschillende oorzaken. Gedurende dit onderzoek zal echter geen onderscheid meer worden gemaakt tussen de verschillende oorzaken van de aandoening. Hier is voor gekozen aangezien dit onderzoek zal komen tot conclusies en aanbevelingen wat betreft de vormgeving van wonen voor dementerenden en het voor dit onderzoek te ver voert om daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende oorzaken. Van nu af aan zal er enkel gesproken worden van de aandoening dementie. Binnen dementie wordt er wel onderscheid gemaakt tussen de verschillende stadia van het ziekteproces.
1.3 Stadia van dementie Mensen met dementie doorlopen een ziekteproces van verschillende stadia. Hoe de dementie zich ontwikkelt hangt af van de vorm van dementie maar ook van het karakter, de ervaringen en levensgeschiedenis van een persoon. Het ziekteproces is progressief en onomkeerbaar. Grofweg kan dementie onderverdeeld worden in vier stadia (Martha Flora, 2013). De stadia worden ook wel aangeduid als: het bedreigde ik, het verdwaalde ik, het verborgen ik en het verzonken ik (Verdult, 2003). 1. Voorstadium: De cognitieve fase – Het bedreigde ik Deze fase duurt ongeveer 2 tot 3 jaar. Symptomen die bij dit stadium van dementie passen zijn: zorgen over het geheugen door vergeten van namen of woorden, de afname van het vermogen tot plannen en de afname van initiatief en interesses. Hierdoor kan men het eigen leven niet goed meer organiseren en voelt men zich bedreigd in het bestaan. Personen in deze fase letten goed op, reageren vaak achterdochtig en hebben behoefte aan oriëntatiepunten en vaste routine. 2. Beginstadium: De emotionele fase – Het verdwaalde ik Deze fase duurt ongeveer 2 jaar. Symptomen die bij dit stadium horen zijn: afname van het vermogen tot organiseren en plannen. Het vermogen tot beoordelen en inschatten neemt af en er is mogelijk sprake van verandering van gedrag en karakter. Hierdoor kan men zich steeds minder goed oriënteren in tijd, plaats en persoon en komt men zoekend over. Personen in deze fase worden emotioneel meer en meer geleid door primaire behoeften zoals eten, drinken en slapen.
33
3. Middenstadium: De psychomotorische fase – Het verborgen ik Deze fase duurt ongeveer 4 jaar. Symptomen die bij dit stadium horen zijn: afname van het vermogen tot het verrichten van dagelijkse handelingen, verstoring van het slaap-waakpatroon, onvermogen van het benoemen van actuele gebeurtenissen, incontinentie en zelfverwaarlozing. Personen in dit stadium van dementie maken uit zichzelf weinig of geen contact meer met hun omgeving. In deze fase vindt vaak een verschuiving plaats van zelfstandig kunnen lopen (met of zonder hulpmiddel) tot rolstoelafhankelijkheid. 4. Laatste stadium: De zintuiglijke fase – Het verzonken ik Deze fase duurt maximaal 6 tot 9 jaar. Symptomen die bij dit stadium horen zijn: een verslechterd spraakvermogen, problemen met zelfstandig lopen en zitten en verandering in reflexen. In dit stadium is het moeilijk om contact te krijgen met de dementerende. Door de afname van het zelfstandig kunnen zitten worden deze personen vaak in een liggende houding gelegd: in bed of in de rolstoel.
1.4 Beleving en gedrag bij dementie Beleving is de wijze waarop iemand iets ervaart op basis van zijn of haar functieniveau van de hersenen (Van der Plaats and Verbraek, 2008). De hersenfuncties zijn onder te verdelen in vier niveaus: 1. Zintuiglijke waarneming: zien, proeven, voelen, ruiken, horen; 2. Basale emoties: boos, bang, bedroefd, blij; 3. Emotioneel bewustzijn: herkenning, correct mee omgaan, uitingen binnen houden; 4. Volledig bewustzijn: keuzes maken, aanpassen, verantwoordelijkheid nemen, emoties aanvoelen, besef van tijd. Na een gemiddelde periode van 7 jaar zullen de hersenfuncties van een dementerende afnemen van niveau 4 tot niveau 2. Deze geestelijke achteruitgang wordt beïnvloed door stressbeleving: een verstoring van de prikkelbalans. Positieve prikkels kunnen er echter voor zorgen dat iemand met dementie nog heel lang normaal kan functioneren. Met de juiste omgeving en verzorging kan een dementerende zelfs terug klimmen naar functieniveau 3 (Figuur 3). Hierdoor kunnen zowel de dementerende als de verzorgende een prettiger bestaan leiden (Van der Plaats and Verbraek, 2008).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
34
Figuur 3. Toename hersenniveau door positieve prikkels (Hamed and Van den Berg, 2013)
Het vinden van de juiste prikkelbalans is van belang omdat zowel een te grote hoeveelheid aan prikkels (complexe omgeving) als een te kleine hoeveelheid aan prikkels, of de afwezigheid van prikkels (eenvoudige omgeving) negatief gedrag kan veroorzaken. Deze relatie wordt door Lawton en Nahemow (1973) weergegeven in het Competence Press Model (Figuur 4).
Figuur 4. Het Competence Press Model volgens Lawton en Nahemow (1973)
Verschillende prikkels veroorzaken een bepaalde beleving en een bepaald gedrag. Negatieve prikkels, zoals een druk televisieprogramma of een hypermoderne inrichting veroorzaken een verstoring van de prikkelbalans. De verstoorde prikkelbalans maakt dat de dementerende zakt in het niveau van functioneren. Gedrag komt hierdoor als onredelijk over en gaat gepaard met angst en boosheid. Ook krijgen mensen met dementie door hun aandoening moeite met het gericht selecteren en verwerken van informatie. Hierdoor veroorzaken irrelevantie prikkels vaker een negatieve beleving en onaangepast gedrag (Stroobants and Verhaest, 2012). In het model (Figuur 4) is zichtbaar dat onaangepast gedrag voorkomen kan worden door vanuit de omgeving te zorgen voor de juiste prikkelbalans. 35
De juiste omgeving zorgt voor een positieve stimulatie van de hersenen, een positieve beleving en aangepast gedrag. Nillesen en Optiz (2013) geven een overzicht van de belangrijkste aspecten van de beleving van een persoon met dementie die van invloed zijn op het gedrag. Oriëntatie en overzichtelijkheid Oriëntatie en ordening worden steeds problematischer. Autonomie Reflectie op eigen gedrag of handelingen kan niet meer; Vertrouwde handelingen van vroeger worden niet meer bewust uitgevoerd maar nagedaan, bekende patronen onbewust herhaald; Spiegelen aan ‘de ander’ is belangrijk: het na-apen van gedrag. Huiselijkheid Objecten van vroeger worden soms nog herkend, moderne voorwerpen niet meer; Ook vertrouwde voorwerpen kunnen tot onzekerheid leiden. Zintuigelijke begrijpelijkheid Het cognitief vermogen (het vermogen om kennis op te nemen en te verwerken) neemt sterk af; Een dementerend brein kan zichzelf niet prikkelen maar moet prikkels aangereikt krijgen. Dit kan bijvoorbeeld door bewegende beelden, uitzicht op een bedrijvige straat en geluid; Meerdere prikkels tegelijkertijd kunnen vaak niet verwerkt worden, één prikkel is voldoende; Het bewustzijn van ‘achter mij’ is er niet meer. Iemand met dementie kan bewegingen of geluid achter zich niet plaatsen en ervaart dat dan ook vaak als storend of verwarrend. Bewegingsruimte Onrustig gedrag neemt toe. Dit kan verschillende oorzaken hebben: verveling of bewegingsdrang, maar bijvoorbeeld ook een niet passende stoel. Deze onrust kan weer storend zijn voor medebewoners. Opvallend is dat bijna alle aspecten die van invloed zijn op het gedrag van iemand met dementie gerelateerd kunnen worden aan een behoefte naar herkenbaarheid. Bij een herkenbare omgeving heeft iemand met dementie een positieve beleving, een thuisgevoel. Prikkels uit de omgeving moeten hier invulling aan geven. Conclusie Het functieniveau van de hersenen bepaalt de beleving van een persoon. In de omgeving is het van belang om verschillende gestuurde prikkels te realiseren die de beleving op een positieve manier beïnvloeden.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
36
Het is de vraag hoe de gebouwde omgeving wordt beleefd en wat positieve prikkels zijn die in de omgeving van een persoon met dementie gerealiseerd kunnen worden om het gewenste prikkelniveau te behalen. Wanneer het gewenste niveau wordt behaald, zal dit leiden tot een positieve beleving en aangepast gedrag. Dit betekent dat men langer normaal kunnen functioneren en zich meer thuis zal voelen. De omgeving moet positieve, herkenbare prikkels afgeven die het thuisgevoel versterken. Dit heeft een positief effect op de beleving en het gedrag van mensen met dementie.
37
2. Fysieke condities voor aantrekkelijk leefklimaat Het functieniveau van de hersenen bepaalt zoals gezegd de wijze waarop iemand iets ervaart. Het is het gevoel dat iemand ontwikkelt door zijn of haar omgeving, gevormd door zowel sociale als fysieke factoren. Het gevoel dat iemand krijgt in een ruimte wordt voor een groot deel bepaald door hoe het eruit ziet en dus is de architectuur bepalend door specifieke vormgevings- en inrichtingsaspecten (Van den Berkhof, 2008). Architectuur moet naast functionaliteit, bouwtechnische en bouwfysische verantwoording ook emotie en schoonheidsbeleving oproepen en betekenisverlening bieden. Het moet een bepaalde gebruiks- en belevingskwaliteit bezitten. Het succes van de gebouwde omgeving hangt dus mede af van de beleving. De beleving van de verschillende gebruikers kan worden aangeduid in termen als (on)aangenaam, (on)gezellig, (on)prettig etc. Ruimten, materialen en kleuren moeten de intentie hebben om te boeien en mensen moeten zich in een gebouw thuis kunnen voelen (Van der Voordt et al., 1998). Uit vorig hoofdstuk blijkt dat mensen met dementie behoefte hebben aan herkenbaarheid en een thuisgevoel. Voor ouderen met dementie is het extra van belang dat ze zich thuis kunnen voelen. Met name onder de nieuwe LIZ wetgeving gaan ouderen pas naar een verpleeghuis als ze meer zorg behoeven en zich in een verder stadium van het ziekteproces bevinden. Vanuit hun vertrouwde omgeving komen ze in een nieuwe omgeving te wonen die ze niet kennen en die ze door hun aandoening moeilijk leren kennen. Zo blijkt dat het verhuizen van ouderen met dementie naar een zorginstelling angst en een verstoring van de prikkelbalans veroorzaakt (Chorus et al., 2011). Daarom is het belangrijk dat de gebouwde omgeving de herkenbaarheid vergroot en de ‘place attachement’ (hechting aan de plaats) verhoogt.
2.1 Place attachement Door Scannel & Gifford (2010) wordt place attachment weergegeven in een multidimensionaal kader van proces, persoon en plaats (Figuur 5).
Figuur 5. Multidimensioneel kader van place attachement (Scannell and Gifford, 2010)
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
38
Uit het kader blijkt dat de hechting samenhangt met iemands cognitieve vermogen (het vermogen om kennis op te nemen en te verwerken). Uit vorig hoofdstuk blijkt dat het cognitief vermogen afneemt bij ouderen met dementie. Door deze afname zijn voor iemand met dementie de dimensies ‘Persoon’ en ‘Plaats’ belangrijker dan voor een gezond persoon. Uit de dimensie ‘Persoon’ blijkt dat de hechting ook samenhangt met de culturele achtergrond van de persoon en met zijn of haar persoonsgebonden kenmerken als geslacht, leeftijd en ervaring. Ook de groep mensen die een persoon omringen dragen bij aan de hechting. Voor iemand met dementie betekent dit dus dat zijn of haar medebewoners, de mantelzorg en het personeel een belangrijke bijdrage leveren aan de hechting aan de plaats. Uit de dimensie ‘Plaats’ blijkt dat de hechting ook samenhangt met de verschijning van de fysieke plaats. Zowel de natuurlijke als de gebouwde omgeving is hierbij van belang. Uit vorig hoofdstuk blijkt dat mensen met dementie nog goed kunnen blijven functioneren wanneer de omgeving kwalitatief goed is aangepast en een juiste prikkelbalans biedt. Omdat iemand met dementie zich makkelijker zal kunnen hechten aan een gunstige omgeving en deze dimensie belangrijk is voor iemand met dementie ligt in dit onderzoek de focus op de verschijning van de fysieke plaats. Deze focus is in Figuur 5 grijs gearceerd. Een positieve emotionele band met de woonzorgvoorziening maakt dat de bewoner zich gemakkelijker thuis voelt. Daarnaast is het volgens de dimensie ‘Persoon’ zo dat als de mantelzorger zich ook thuis voelt, en daardoor graag op bezoek komt, dit ook bijdraagt aan het hechtingsvermogen van de persoon met dementie. Voor de verzorgende geldt dat het verpleeghuis niet alleen de woonvoorziening van dementerende oudere is waarin zij opereert, maar ook de eigen werkomgeving. Als zij zich niet thuis voelt op haar werk, omdat de bewoners vaak negatief gedrag vertonen doordat het verpleeghuis niet voldoende of niet juist is aangepast, dan kan dat een negatief effect hebben op de mate waarin zij tevreden is met haar werk. Er is weinig onderzoek gedaan naar de invloed van ontwerpkenmerken op de hechting in verpleeghuizen, laat staan dat er onderzoek is gedaan naar welke fysieke karakteristieken ‘place attachement’ in woonzorgvoorzieningen verbeteren. Studies omtrent fysieke plaats karakteristieken zijn vaak gericht op de schaal van stedelijke en geografische kenmerken en negeren grotendeels de meer gedetailleerde schaal van de architectuur en het interieur ontwerp (Lewicka, 2011). Onderzoek van Zeisel et al. (2003), naar de correlatie tussen de omgeving en gedrag en gezondheid van personen met dementie, legt al meer nadruk op de gedetailleerde schaal maar geeft geen aanwijzingen voor exacte fysieke plaats karakteristieken. Opvallend in dit onderzoek is dat de data verzameld is door middel van ‘expert views’ en observatie, niet door benadering van de persoon met dementie. Volgens Huisman et al. (2012) wordt dit vaak gedaan en blijkt vanuit wetenschappelijk oogpunt veel kennis, wat betreft de huisvesting voor ouderen met dementie, grotendeels op ervaringskennis te
39
berusten en maar weinig empirisch bewijsmateriaal te bevatten. Van Baalen (2010) wijdt het ontbreken van empirisch bewijsmateriaal aan het doen van onderzoek door middel van observatie. Alhoewel ze aangeeft dat dit een goed bruikbare methode is voor alle fasen van dementie, geeft ze ook aan dat een belangrijke beperking van deze werkwijze is dat het onzeker is of wat wordt aangenomen ook datgene is wat de persoon met dementie belangrijk acht voor zijn of haar thuisgevoel. Ook onderzoek van Stroobants & Verhaest (2012) geeft aan dat er nog weinig zicht is op de verschillen in behoeften en voorkeuren van de bewoners wat betreft de ruimtelijke verschijning van de verschillende fysieke plaats karakteristieken. Zij geven naast het feit dat ouderen met dementie weinig zelf in het onderzoek worden betrokken aan, dat ook zelden onderscheid wordt gemaakt in het stadium van het proces waarin de persoon met dementie zich bevindt. Onderzoek naar de ruimtelijke verschijning van fysieke plaats karakteristieken als vorm- en inrichtingsaspecten is nodig om te achterhalen hoe de fysieke omgeving kan bijdragen aan de hechting, het thuisgevoel. Belangrijk hierbij is dat ook de ‘empowerment’ van dementerende ouderen wordt bewerkstelligd, zij moeten zelf betrokken worden bij het onderzoek om inzicht te krijgen in datgene wat de persoon met dementie belangrijk acht voor zijn of haar thuisgevoel.
2.2 De fysieke omgeving De verschijning van fysieke omgeving wordt bepaald door de activiteiten die door de gebruikers uitgevoerd moeten kunnen worden. De gebruikers van de woonzorgvoorziening zijn onder te verdelen in drie groepen: de bewoners, de mantelzorgers en het personeel. Activiteiten gebruikers Voor de bewoner moet de woonzorgvoorziening invulling geven aan de woonfunctie. Volgens Nillesen en Optiz (2013) houdt dit in dat de woning voor de bewoner ondersteuning moet bieden op het gebied van: -
Oriëntatie Overzichtelijkheid Privacy Autonomie Huiselijkheid Veiligheid Zintuigelijke begrijpelijkheid Bewegingsruimte Ontmoeting
Voor de mantelzorger moet de woonzorgvoorziening invulling geven aan de bezoekfunctie. Dit houdt in dat de woning voor de mantelzorger invulling moet bieden op het gebied van: -
Privacy Huiselijkheid Ontmoeting Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
40
De activiteiten van het personeel kunnen onderverdeeld worden in drie clusters: huishoudelijke verzorging (HDL), verzorging bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en verpleging. HDL houdt de huishoudelijke verzorging in van individuele en gemeenschappelijke ruimten. Dit betreft opruimen, schoonmaken, bedden opmaken en verschonen, huisvuil scheiden en planten verzorgen. ADL houdt activiteiten in als hulp bij lichaamsverzorging, hulp bij aan- en uitkleden, hulp bij eten en drinken, tafel dekken, eten snijden en bereiden, hulp bij toiletgang en hulp bij mobiliteit. Verpleging houdt activiteiten in als medicijnverstrekking, injecties geven, wond- en decubitusverzorging, katheteriseren, sondevoeding, stimuleren van lichaamsbeweging, controle van temperatuur, gewicht, bloeddruk, polsslag en bloedsuiker (Van der Voordt and Terpstra, 1995). Dit houdt in dat de woning voor het personeel ondersteuning moet geven op het gebied van (Cohen and Day, 1993, Van der Voordt et al., 1998): -
Oriëntatie Overzichtelijkheid Privacy Hulpvaardigheid Toegankelijkheid Werkveiligheid
De fysieke omgeving, in de ruimtelijke verschijning van vormgevings- en inrichtingsaspecten, moet voor de gebruikers ondersteuning bieden op de genoemde gebieden om een positieve beleving te geven. Vormgeving- en inrichtingsaspecten Voor ouderen met dementie zijn, volgens Van Liempd et al. (2010), Van der Plaats & Verbraek (2008) en Stroobants & Verhaest (2012), een aantal concrete aspecten van belang die bijdragen aan een positieve beleving van de woning. De aspecten zijn onderverdeeld naar de door Nillesen en Optiz (2013) geformuleerde thema’s: Oriëntatie en overzichtelijkheid Een herkenbare plattegrond die zoveel mogelijk overeenkomt met die van een normale woning; Goede bewegwijzering en oriënterende aanwijzingen. Privacy Een eigen kamer waarin men zich terug kan trekken. Autonomie Railingen langs muren; Heldere indeling, verlichting en contrastwerking van de badkamer; Een open keuken met ruimte voor bewoners om mee te helpen.
41
Huiselijkheid Huiselijkheid en herkenbaarheid; Ouderwetse herkenbare vormen, muziek en videobeelden; Meubels en decoratie die aansluiten bij de leeftijd en generatie van de bewoners; Variatie in vloer- en wandafwerking om onderscheid te maken tussen verschillende functies. Veiligheid Onopvallend integreren van veiligheidselementen; Een veilige, omsloten tuin of binnengang. Zintuigelijke begrijpelijkheid Voldoende daglicht, aangevuld met kunstlicht; Stoffen en zachte materialen ten behoeve van de akoestiek; Zalm-rose is de oerkleur welke rust brengt bij dementerenden; Camouflage van deuren; Hoekjes met snoezel attributen. Bewegingsruimte Aantrekkelijke loopcircuits met voldoende licht, beweging en geluid; Goede inrichting van de buitenruimte met voldoende beweeg- en loopruimte; Oppervlak van de woonkamers met voldoende oppervlak (> 8 m2 per persoon); Oppervlak van de slaapkamers met voldoende oppervlak (> 15 m2 per persoon). Ontmoeting Zithoekjes die zo georganiseerd zijn dat de bewoner niet met zijn of haar rug naar de prikkels zit. Voor het ontwerp van de fysieke omgeving is het van belang hoe de genoemde thema’s en aspecten ruimtelijk ondersteund kunnen worden. Onderzoek van Cohen & Day (1993) en Van der Voordt et al. (1998) geeft richting aan ruimtelijke elementen die de belevingswaarde van de omgeving ondersteunen. Samengevoegd met bovenstaande vormgevings- en inrichtingselementen komt dit neer op de volgende ruimtelijke elementen (Tabel 2):
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
42
Thema Oriëntatie en overzichtelijkheid
Ruimtelijke ondersteuning - Lay-out (typologie) - Bewegwijzering - Uitzicht - Kleur - Kunst Privacy - Afzonderlijke zithoekjes Autonomie - Railingen - Contrastwerking en lichtsterkte Huiselijkheid - Meubilair - Groen (planten) Veiligheid - Begrenzing (hekwerk/natuur) Zintuiglijke begrijpelijkheid - Verlichting, verwarming, ventilatie, akoestiek - Zontoetreding - Geur en tast - Materiaalkeuze Bewegingsruimte - Maatvoering van verkeers- en verblijfsruimten - Domotica Ontmoeting - Tuin - Zithoekjes waar men elkaar kan ontmoeten Aanvulling thema’s specifiek voor verzorgende Oriëntatie en overzichtelijkheid - Doorkijkjes en lage meubels - Lay-out (rechte gangen) Privacy - (Afsluitbare) werkruimte Hulpvaardigheid - Handelingsruimte Toegankelijkheid - Geen of lage drempels - Draaicirkels van deuren Werkveiligheid - Handelingsruimte - Kleur- en materiaalkeuze - Verlichting Tabel 2. Ruimtelijke ondersteuning van de fysieke omgeving
De ruimtelijke ondersteuning is voor iemand met dementie belangrijker dan voor een gezond persoon omdat door de afname van het cognitief vermogen de dimensie ‘Plaats’ belangrijker wordt. Ouderen met dementie ondervinden naast beperkingen door hun aandoening ook effecten van ouderdomsverschijnselen. Zo neemt het zicht van ouderen af en daarmee het vermogen om kleine contrasten waar te nemen (KITTZ, 2001). Tegelijkertijd worden grote kleurcontrasten en sterk wisselende grijswaarden, als gevolg van de dementie, juist waargenomen als niveauverschil en leiden tot verwarring (Van der Voordt et al., 1998). Verwarring treed ook op bij complexe binnenhuisarchitectuur en gecompliceerde afwerkingen, patronen en wandelpaden (Taam et al., 2004). De fysieke verschijning van kleuren en materialen is dus, vergeleken met de situatie van een gezond persoon, extra belangrijk voor de beleving van ouderen met dementie.
43
2.3 Conceptueel model Tot nog toe is beschreven wat dementie is, welke invloed dit heeft op beleving en gedrag, waarom de fysieke omgeving van belang is en welke ruimtelijke aspecten ondersteunend kunnen zijn voor een positieve beleving. Deze kennis vormt het theoretisch kader van dit onderzoek. Het theoretisch kader is op de volgende pagina schematisch weergegeven in een conceptueel model (Figuur 6). Centraal in het conceptueel model staat de interactie van aanbod en vraag: de zoektocht naar de juiste fysieke omgeving die een goede prikkelbalans en thuisgevoel biedt voor ouderen met dementie. Aan de aanbodzijde staat het zorgvastgoed gevormd door de visie van de ontwerpers en gedreven door een winstgevend karakter. Het zorgvastgoed bevat alle elementen van de gebouwde omgeving en wordt gekenmerkt door de technische staat en de variabele vormgevings- en inrichtingsfactoren. De vraagzijde wordt gevormd door de gebruikers van wie de emotionele staat en persoonsgebonden kenmerken bepalend zijn voor de gebruiksbeleving.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
44
Figuur 6. Conceptueel model
45
Conclusie De verschijning van de fysieke omgeving is voor iemand met dementie belangrijk, meer nog dan voor een gezond persoon, om zich te kunnen hechten en zich thuis te kunnen voelen. Naast een fijne leefomgeving draagt een fijne bezoek- en werkomgeving bij aan het hechtingsvermogen van de persoon met dementie door het aangepaste gedrag van de mantelzorger en het personeel. In de theorie worden een aantal vormgevings- en inrichtingsaspecten genoemd die van belang zijn voor ouderen met dementie. Op deze manier kan deels antwoord worden gegeven op onderzoeksvraag 1: “Wat zijn de belangrijkste vormgevingsaspecten voor de beleving van demente ouderen (met een zware zorgindicatie), de mantelzorgers en het personeel?” De vormgevingsaspecten die belangrijk zijn voor de beleving van demente ouderen, mantelzorg en personeel zijn weergegeven in Tabel 2. Op het tweede deel van de vraag wat de rangschikking is in belangrijkheid van de vormgevingsaspecten wordt in hoofdstuk 7 een antwoord gegeven. Onderzoek toont echter wel aan dat empirisch bewijsmateriaal ten aanzien van deze vormgevingsaspecten mist (Huisman et al., 2012). Om deze reden is het leveren van empirisch bewijsmateriaal een doelstelling van dit onderzoek. Voor een oudere met dementie moet de fysieke omgeving er met name duidelijk uit zien en simpel genoeg zijn om te begrijpen. Maar de omgeving moet niet te simpel zijn; de juiste prikkelbalans is van belang. De vraag is wanneer dit het geval is, welk van de genoemde ruimtelijke aspecten daarbij het meest van belang zijn en hoe deze fysiek vormgegeven dienen te worden.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
46
3. Onderzoeksmethode Zoals gezegd blijkt uit onderzoek van Huisman et al. (2012) dat bewoners, mantelzorgers en personeel niet of nauwelijks betrokken worden bij het ontwerp van woonvoorzieningen voor ouderen met dementie. Toekomstige bewoners worden vaak nauwelijks betrokken omdat deze vaak nog niet bekend zijn en hun veelal hoge leeftijd en dementie het inspraakproces bemoeilijken. Daarnaast gaat het vaak om lastige, abstracte materie waarvoor zowel de bewoners als de verzorgers en artsen niet bouwkundig genoeg zijn om deze te kunnen begrijpen (Van der Voordt et al., 1998). Voor het onderzoek is het dus van belang er een onderzoeksmethode wordt gekozen die alle participanten begrijpen. Zowel de dementerende ouderen, mantelzorgers als verzorgers moeten ondervraagd worden om een zo breed mogelijk inzicht te verwerven wat betreft de voorkeuren en beleving van de verschillende groepen. Voor de participatie van bewoners met dementie is het belangrijk om te achterhalen of zij in staat zijn om consistent en betrouwbaar te reageren op vragen over hun beleving en voorkeuren. Op deze manier kan een goed passende onderzoeksmethode worden gekozen en de validiteit van het onderzoek onderbouwd worden.
3.1 Onderzoek bij ouderen met dementie Er zijn weinig studies die het perspectief van mensen met dementie bevatten (Aggarwal et al., 2003). De weinige studies die er zijn suggereren echter wel dat er consensus bestaat wat betreft de mogelijkheid van mensen met een milde tot matige dementie om over hun beleving te praten met duidelijkheid en inzicht (Van Baalen et al., 2010). Onderzoek van Whitlatch (2010) toont aan dat mensen in het begin stadium van dementie met name betrouwbaar antwoord kunnen geven op vragen naar statische feiten zoals de geboortedatum maar minder betrouwbare antwoorden geven als het aankomt op vragen naar dynamische feiten zoals de leeftijd. Antwoorden op vragen over voorkeuren zijn vrij betrouwbaar maar in het beginstadium niet zo betrouwbaar als de antwoorden over statische feiten. Met de toename van de symptomen van dementie neemt het vermogen af om vragen te beantwoorden over statische en dynamische feiten. De respons op de vragen over simpele voorkeuren blijft echter relatief stabiel (Figuur 7). Mensen met dementie blijken hun voorkeuren dus consequent te kunnen aangeven, zelfs als hun cognitief vermogen afneemt. De aanwezigheid van cognitieve stoornissen hoeft dus niet vertaald te worden in het onvermogen om voorkeuren of gevoelens te verwoorden of vragen betrouwbaar te kunnen beantwoorden.
47
Figuur 7. Percentage consistente antwoorden van mensen dementie ten opzichte van op feiten gebaseerde vragen en vragen naar voorkeur (Whitlatch, 2010)
Als de beperkingen van de demente oudere te groot zijn kan volgens Van der Voordt et al. (1998) een beroep worden gedaan op een familielid, partner, verwante of andere gevolmachtigde die om zijn of haar mening wordt gevraagd gezien vanuit het bewonersperspectief. Maar zoals gezegd toont onderzoek van Van Baalen et al. (2010) aan dat het gevolmachtigden ontbreekt aan inzicht in de ervaringen en gevoelens van personen met dementie. Ze zouden moeilijk kunnen scheiden wat ze zelf willen en nodig hebben en wat een persoon met dementie nodig heeft. Aangezien dit een verschil in reactie oplevert is het van belang om in het onderzoek de reacties van beide groepen te meten en te vergelijken. Voor het benaderen van ouderen met dementie is het belangrijk om dit rustig en beheerst te doen en niet te veel te vragen. Ook is een rustige plek voor afnemen van onderzoek van belang om het aantal prikkels te reduceren (Van Baalen et al., 2010). Daarnaast is het belangrijk dat vragen meer inspelen op de visuele capaciteit dan op de verbale capaciteit aangezien deze beter in tact is bij ouderen met dementie (Spaan, 2003).
3.2 Eisen onderzoeksmethode Uit bovengenoemde en voorgaande hoofdstukken blijkt dat het voor de onderzoeksmethode van belang is dat er een methode wordt gekozen die:
Geschikt is voor het toetsen van de juiste prikkelbalans van vorm- en inrichtingsaspecten; Begrijpelijk is voor zowel bewoners met dementie, mantelzorgers en personeel; Aansluit bij de visuele capaciteit van ouderen met dementie (Spaan, 2003); Ouderen met dementie de mogelijkheid geeft om zelf hun voorkeur te geven (Van Baalen et al., 2010, Whitlatch, 2010); Geen ruimte laat aan miscommunicatie, zoals in onderzoek met woordelijke vragenlijsten, maar gebruik maakt van beelden (Zeisel, 2006).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
48
3.3 Voorkeuren meten Er zijn verschillende methoden om voorkeuren van mensen voor bepaalde vormgevings- en inrichtingsfactoren te achterhalen. Voorkeuren geven aan of mensen een combinatie van aangeboden factoren beter, even goed of slechter vinden dan een andere combinatie. In de economische sector wordt de voorkeur voor een bepaalde combinatie vaak gekoppeld aan winst. Als wordt voldaan aan de voorkeur van de consument zal deze het aangeboden product of de aangeboden dienst eerder kopen. Het heeft dus nut om te voldoen aan de voorkeur omdat dit meer winst op zal leveren. Op deze manier is het woord voorkeur ook wel aan te duiden met nut. Het nut van een bepaalde combinatie is hoger naarmate deze meer geprefereerd wordt (Tilburg University, 2014). In dit onderzoek wordt de voorkeur van de bewoners, de mantelzorg en het personeel voor bepaalde vormgevingsfactoren gekoppeld aan de prikkelbalans. Als wordt voldaan aan de voorkeur van de responsegroepen zal dit een fijnere beleving oproepen en een positieve invloed hebben op de prikkelbalans. Er kan dus gesteld worden dat het nut heeft om te voldoen aan de voorkeur van de responsegroepen. Het nut van de vormgevingsfactoren is gekoppeld aan de prikkelbalans. Breidert (2006) geeft een overzicht van de verschillende methoden (Figuur 8).
Figuur 8. Verschillende onderzoeksmethoden (Breidert et al., 2006)
Bij het meten van de voorkeur (nut) voor een bepaalde factor maakt men onderscheid tussen ‘revealed preference’ en ‘stated preference’ methoden. De ‘revealed preference’ methoden onderzoekt daadwerkelijk keuzegedrag om hieruit conclusies te kunnen trekken. Bij ‘stated preference’ methoden wordt gebruik gemaakt van data die verkregen wordt door middel van interviews, enquêtes of andere vragenlijsten (Breidert et al., 2006). Omdat het (bijna) onmogelijk is om de verschillende keuze-opties 1 op 1 te bouwen en het keuzegedrag te analyseren is er voor gekozen om voor het onderzoek data te verzamelen volgens de ‘stated preference’ methode. Vanuit ‘stated preference’ moet er een keuze worden gemaakt voor een directe of indirecte survey. Een nadeel van ‘directe surveys’ is dat er een verschil zit tussen wat mensen zeggen dat ze zullen doen en daadwerkelijk doen, doordat ze denken te kunnen profiteren van hun gegeven antwoord. Het voordeel van 49
‘indirecte surveys’ is dat men enkel gevraagd wordt de voorkeur te geven aan een hypothetische situatie en strategisch antwoorden hiermee wordt voorkomen (Van den Berkhof, 2008). De ‘discrete choice analysis’ is in Nederland beter bekend als de vignettenmethode. Deze methode vraagt om een keuze op basis van voorkeur tussen twee bepaalde situaties in plaats van het geven van een ranglijst en nummering van voorkeuren zoals bij de ‘conjoint analysis’, de andere mogelijke ‘indirecte survey’ methode. Bij de vignettenmethode wordt kwalitatieve informatie gekwantificeerd doordat gegevens worden verzameld aan de hand van vignetten. Een vignet is een korte beschrijving of verbeelding van een hypothetische persoon of situatie die relevant geachte informatie bevat en die wordt voorgelegd aan respondenten om een oordeel te krijgen over een beschreven persoon of situatie (Veenma et al., 2004). Vaak wordt de respondent gevraagd een keuze te maken tussen twee of meer voorgelegde vignetten. De vignettenmethode wordt veel gebruikt in de economische sector om de voorkeur van de consument te achterhalen. Ook heeft de methode zich al vaker bewezen in de zorg, horeca en retail (Verma, 2010). Het gebruik van de vignettenmethode heeft een aantal voor- en nadelen. Voordelen De methode is geschikt voor het toetsen van vorm- en inrichtingsaspecten; Complexe situaties kunnen teruggebracht worden tot eenvoudige vraagstukken waardoor de vraag begrijpelijk is voor zowel de bewoners, de mantelzorgers als het personeel; De methode geeft het vraagstuk in beeld en niet (per se) in woord weer. Dit sluit aan op visuele capaciteit van ouderen met dementie welke beter in tact is dan hun cognitieve vaardigheden (Spaan, 2003); De methode laat geen ruimte aan de eigen fantasie doordat de hypothetische situatie in beeld wordt weergegeven en respondenten een gelijk beeld voor zich hebben bij het beantwoorden van de vraag. Hierdoor wordt miscommunicatie voorkomen (Zeisel, 2006); Er kan aan de verschillende respondenten een optimale variatie aan factoren worden voorgelegd (Mangham et al., 2008); Het beantwoorden van de vragen is gemakkelijk wat goed aansluit bij de doelgroep van dit onderzoek. Men moet kiezen tussen twee alternatieven, in tegenstelling tot de ‘conjoint analysis’ waar men wordt geacht verschillende voorkeuren te rangschikken en nummeren; Er kunnen algemene uitspraken worden gedaan, in tegenstelling tot casestudies die vaak object gebonden zijn (Van den Berkhof, 2008); Er is zekerheid over de voorkeur van de bewoner, in tegenstelling tot observaties waar er vaak onzekerheid heerst over dat wat wordt aangenomen ook hetgene is wat de geobserveerde belangrijk acht (Van Baalen et al., 2010).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
50
Nadelen Je meet voorkeuren gebaseerd op hypothetische situaties, niet echte keuzes gebaseerd op werkelijke situaties; Respondenten zullen vignetten waarschijnlijk meer rationeel beoordelen dan dat ze in werkelijkheid zouden doen (Van den Berkhof, 2008); In de vignettenmethode zijn enkel aspecten mee te nemen die te vatten zijn in beeld. Voor dit onderzoek is de vignettenmethode de beste methode om te gebruiken omdat deze voldoet aan alle genoemde eisen die van belang zijn bij de keuze voor de onderzoeksmethode. Daarnaast blijkt het een methode die vaak gebruikt wordt voor het achterhalen van voorkeuren en de werkelijkheid goed simuleert.
3.4 Vignettenmethode De vignettenmethode vraagt respondenten hun voorkeur over verschillende sets van hypothetische alternatieven aan te geven. Elk alternatief wordt beschreven door een aantal kenmerken, bekend als attributen die onderverdeeld zijn in verschillende niveaus. De keuze van de respondent geeft de voorkeur voor de situatie weer dat hem of haar het hoogste individuele voordeel oplevert, dit wordt nut genoemd. Het nut dat een attribuut geeft is de som van alle afzonderlijke nutten van de attribuutniveaus. Hieronder wordt eerst beschreven hoe een vignettenontwerp tot stand komt, vervolgens wordt het achterliggende rekenmodel uitgelegd aan de hand van een simpel voorbeeld, aansluitend wordt het ‘full factorial’ en ‘fractional factorial’ profiel toegelicht en ten slotte worden hieruit conclusies getrokken voor het eigen vignettenontwerp. 3.4.1 Totstandkoming vignettenontwerp De eerste fase van het ontwerp is het identificeren van relevante attributen. Primaire kwalitatieve gegevens zijn van essentieel belang voor het selecteren en definiëren van die attributen, die betrokkenen (in dit geval zij die betrokken zijn bij het ontwerp van een woning voor ouderen met dementie) als belangrijk definiëren. De gekozen attributen weerspiegelen dan de verscheidenheid die zij zouden verwachten. Het maken van dergelijke realistische en betekenisvolle situaties is belangrijk omdat dit de precisie van de parameterschattingen verhoogt. Voor het identificeren en definiëren van de attributen is het dus naast het raadplegen van literatuur van groot belang om gebruik te maken van semigestructureerde interviews. In dit onderzoek is dit gedaan aan de hand van een zogenaamde cardsorting die in verschillende interviews is voorgelegd (zie hoofdstuk 5.1 Cardsorting). Er zijn in principe geen beperkingen aan het aantal attributen dat kan worden opgenomen. Het is echter wel gemakkelijk als het aantal attributen te overzien blijft (Mangham et al., 2008). Miller geeft aan dat een gemiddeld persoon slechts zeven informatie eenheden tegelijk kan waarnemen en kan opslaan in het korte termijn geheugen. Bij het variëren van de attributen is het volgens hem van belang dat er maximaal zeven, plus of min twee attributen gevarieerd worden (Coeterier, 2000). Vanwege het aangetaste korte termijn geheugen kunnen mensen met dementie niet doorgaan voor een gemiddeld persoon. Bij hen zal het aantal variërende attributen dus minder moeten zijn dan vijf (zeven 51
min twee). Bij een groter aantal attributen is het dus van belang dat er tussen 2 vignetten waaruit iemand gevraagd wordt te kiezen, er naast een aantal attributen die verschillend zijn ook een aantal attributen gelijk zijn. De tweede fase is het toewijzen van niveaus voor elk van de gedefinieerde attributen. Ook hiervoor kan gebruik gemaakt worden van semi-gestructureerde interviews en het raadplegen van literatuur om een zo realistisch mogelijke keuze te simuleren. De laatste fase is het genereren en combineren van hypothetische alternatieven tot keuzesets. Om te voorkomen dat de volgorde waarin de keuzesets worden voorgelegd leidt tot vertekening van het resultaat, is het verstandig om meerdere versies van de vragenlijst te ontwikkelen waarin keuzesets en attributen worden gepresenteerd in verschillende volgordes (Mangham et al., 2008). Het doorlopen van voorgaande fasen leidt tot een vignettenontwerp. Een voorbeeld maakt duidelijk hoe een vignettenontwerp eruit ziet. Derk van den Berkhof maakt in zijn afstudeeronderzoek naar de beleving van reizigers op Schiphol gebruik van de vignettenmethode (Van den Berkhof, 2008). In het onderzoek maakt Van den Berkhof gebruik van acht attributen: vorm, layout, dimensie, kleur, licht, uniciteit, bebordingen en beplanting. Alle attributen hebben twee niveaus met uitzondering van het attribuut kleur dat drie niveaus telt. Een keuzeset van twee alternatieven ziet er als volgt uit (Figuur 9):
Figuur 9. Een keuzeset van twee alternatieve vignetten (Van den Berkhof, 2008)
3.4.2 Rekenmodel De kans dat een respondent de voorkeur geeft aan één van de bepaalde alternatieven kan worden berekend. Kuhfeld (2010) geeft hiervoor de volgende formule:
P ci C Xi m Xi
= Kans dat respondent voor één van de alternatieven kiest = Alternatief = Keuzeset = Vector van alternatieve attributen = Vector van onbekende parameters = Het aantal alternatieven = Het nut van alternatief ci Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
52
Aan de basis van deze formule ligt een logistische regressiefunctie, verpakt in een ingewikkelder exponentieel rekenmodel. De kans dat een respondent zal kiezen voor één van de m alternatieven, ci, van keuzeset C is het exponentieel van het nut van het alternatief Xi gedeeld door de som van alle exponentiele nutten. De formule van Kuhfeld kan worden uitgelegd aan de hand van een voorbeeld (Kuhfeld, 2010). In dit voorbeeld wordt de voorkeur achterhaald voor een bepaalde chocoladereep. Er zijn qua chocoladerepen m = 8 (23) verschillende alternatieven; puur of melkchocolade, zacht of taai centrum en de keuze tussen noten of geen noten (Tabel 3). Attributen Buitenkant Vulling Toevoeging
Puur Zacht Noten
Niveaus Melk Taai Geen noten
Tabel 3. Attributen en niveaus voor de verschillende chocoladereep alternatieven
Voor het omzetten van de alternatieven naar een wiskundig model is puur gedefinieerd als 1 en melk als 0, zacht gedefinieerd als 1 en taai als 0, noten gedefinieerd als 1 en geen noten als 0. De acht verschillende alternatieven zijn: x1 = (0 0 0) x2 = (0 0 1) x3 = (0 1 0) x4 = (0 1 1) x5 = (1 0 0) x6 = (1 0 1) x7 = (1 1 0) x8 = (1 1 1)
(Melk, Taai, Geen noten) (Melk, Taai, Noten) (Melk, Zacht, Geen noten) (Melk, Zacht, Noten) (Puur, Taai, Geen noten) (Puur, Taai, Noten) (Puur, Zacht, Geen noten) (Puur, Zacht, Noten)
De parameterschatting kan in het computerprogramma SAS worden berekend aan de hand van ingevulde data. Hiervoor wordt de volgende opdracht uitgeschreven: proc phreg data=chocs outest=betas; strata subj set; model c*c(2) = puur zacht noten / ties=breslow; label puur = ’Pure chocolate’ zacht = ’Zachte vulling’ noten = ’Met noten’; run; De data = optie geeft de input data set. De outest = optie vraagt een dataset genaamd Beta met de parameterschattingen. De strata aanduiding specificeert een persoon. Er zijn evenveel strata als dat er personen aan het onderzoek hebben deelgenomen. Omdat een persoon meer dan 1 keer een keuze maakt uit twee chocoladerepen vormt elke combinatie van de variabelen Set en Subj een set waaruit een keuze is gemaakt. Hypothetisch wordt in dit voorbeeld aangenomen dat de parameterschatting = (4 -2 1). Dit betekent dat het deelnut voor een pure buitenkant is 4, het deelnut
53
voor een zachte vulling is -2 en het deelnut voor een toevoeging van noten is 1. Het nut (N) van elk van de alternatieven Xi: N (Melk, Taai, Geen noten) N (Melk, Taai, Noten) N (Melk, Zacht, Geen noten) N (Melk, Zacht, Noten) N (Puur, Taai, Geen noten) N (Puur, Taai, Noten) N (Puur, Zacht, Geen noten) N (Puur, Zacht, Noten)
= 0 x 4 + 0 x -2 + 0 x 1 = 0 x 4 + 0 x -2 + 1 x 1 = 0 x 4 + 1 x -2 + 0 x 1 = 0 x 4 + 1 x -2 + 1 x 1 = 1 x 4 + 0 x -2 + 0 x 1 = 1 x 4 + 0 x -2 + 1 x 1 = 1 x 4 + 1 x -2 + 0 x 1 = 1 x 4 + 1 x -2 + 1 x 1
=0 =1 = -2 = -1 =4 =5 =2 =3
De noemer van de genoemde formule, , is exp(0) + exp(1) + exp(2) + exp(-1) + exp(4) + exp(5) + exp(2) + exp(3) = 234,707. De kans dat elk van de alternatieven is gekozen is: P1 (Melk, Taai, Geen noten) P2 (Melk, Taai, Noten) P3 (Melk, Zacht, Geen noten) P4 (Melk, Zacht, Noten) P5 (Puur, Taai, Geen noten) P6 (Puur, Taai, Noten) P7 (Puur, Zacht, Geen noten) P8 (Puur, Zacht, Noten)
= exp(0) / 234,707 = exp(1) / 234,707 = exp(-2) / 234,707 = exp(-1) / 234,707 = exp(4) / 234,707 = exp(5) / 234,707 = exp(2) / 234,707 = exp(3) / 234,707
= 0,004 = 0,012 = 0,001 = 0,002 = 0,233 = 0,632 = 0,031 = 0,086
De grootste voorkeur bestaat voor alternatief 6 (Puur, Taai, Noten). Hieruit blijkt de voorkeur voor een pure buitenkant boven een buitenkant van melkchocolade, een voorkeur voor een taaie vulling boven een zachte vulling en een voorkeur voor een toevoeging van noten boven geen toevoeging van noten. 3.4.3 Full factorial of fractional factorial profiel Bij het ontwikkelen van het vignettenontwerp kan men kiezen tussen een zogenaamd ‘full factorial’ of ‘fractional factorial’ profiel. Het ‘full factorial’ profiel varieert systematisch alle attributen en bevat daardoor alle mogelijke combinaties van attributen en niveaus. Het gebruiken van deze aanpak dat alle mogelijke opties aan de respondenten moeten worden voorgelegd. In een simpel ontwerp met weinig attributen, zoals in voorgaand voorbeeld, betekent dit 8 verschillend combinaties. Bij een ontwerp met 7 attributen met elk 2 niveaus en 1 attribuut met 3 niveaus, zoals het geval is bij het onderzoek van Van den Berkhof (2008), betekent dit 384 (= 27 x 31) mogelijke combinaties. Het toevoegen van één attribuut met 2 niveaus betekent 768 (= 28 x 31) combinaties voor een vignet. Bij een ontwerp met meerdere attributen betekent de keuze voor een ‘full factorial’ profiel dus dat er een groot aantal vignetten ontwikkelt moet worden en dat er een groot aantal respondenten nodig is. Door deze consequenties blijkt dat in de meeste gevallen het ‘full factorial’ profiel als onbetaalbaar wordt beschouwd. Ook blijkt uit de praktijk dat respondenten het saai vinden om een groot aantal keuzesets te beoordelen (Kuhfeld, 2010). Om respondenten een minder groot aantal keuzesets voor te leggen is er de optie van een ‘fractional factorial’ profiel. Bij deze aanpak wordt enkel een
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
54
deel van de mogelijke combinaties aan de respondent voorgelegd. Elke respondent krijgt een ander deel voorgelegd en som van de voorgelegde delen vormt het totaal van de mogelijke alternatieven. Dit betekent dat er een minder vignetten nodig zijn. Bij de keuze voor deze aanpak is het van belang dat er gezocht wordt naar een orthogonaal, gebalanceerd ontwerp. Een orthogonaal ontwerp is een ontwerp waarin de attributen statistisch onafhankelijk zijn van elkaar en dus als zodanig moeten worden gedefinieerd. In een gebalanceerd ontwerp komt elk attribuut even vaak voor (Kuhfeld, 2010). 3.4.4 Eigen vignettenontwerp De optimale alternatieven van vignetten (efficiëntie van het ontwerp) in een optimaal orthogonaal, gebalanceerd ontwerp kan gevonden worden door middel van een algoritme. In het computerprogramma SAS kan door middel van dit algoritme achterhaald worden welk ‘fractional factorial’ profiel het meest efficiënt is. Rekening houdend met het aangetaste korte termijn geheugen van ouderen met dementie variëren vier attributen per keuzeset. Rekening houdend met de weerslag van het aangetaste korte termijn geheugen op de concentratie is bepaald dat een keuzeset bestaat uit vijf keuze alternatieven die verschillen zijn (dus een ‘fractional factorial’ profiel). Omdat het aantal attributen te overzien moet blijven is het aantal, iteratief aan de efficiëntie van het ontwerp, vastgesteld op elf attributen. Binnen een vraag verschillen altijd 4 attributen (nooit meer of minder), en omdat iemand 5 vragen krijgt voorgelegd, wisselt per vraag welke attributen verschillend zijn. Nu met een relatief simpel voorbeeld beschreven is wat de wiskundige werking is van de vignettenmethode wordt uitgewerkt wat de werking is van het eigen vignettenontwerp. Het eigen vignettenontwerp kent elf attributen (Tabel 4): Attributen Layout Dimensie Bewegwijzering Kleur Kunst Materiaal Planten Uitzicht Verlichting Meubilair Ziekenhuis
Organisch Breed Tekst Warm Schilderijen Glad Planten Groen Warm Modern Wachtkamer
Niveaus Recht Smal Pictogrammen Koel Beelden Reliëf Geen planten Stads Koel Ouderwets Contacthoek
Geen Wit
Tabel 4. Attributen en niveaus eigen vignettenontwerp
In de hoofdstukken 5 en 6 zal worden onderbouwd waarom deze attributen en niveaus van belang zijn om mee te nemen in het onderzoek en hoe deze vormgegeven kunnen worden in vignetten. Voor elf attributen zijn inderdaad vijf alternatieven nodig om elk niveau eenmaal aan bod te laten komen. Dit wordt theoretisch onderbouwd aan de hand van het volgende voorbeeld. Het aantal attributen is 11, het aantal niveaus is 2 (A B) of 3 (A B C) per attribuut (Tabel 5).
55
Attribuut Niveaus
1 A B -
2 A B -
3 A B C
4 A B C
5 A B -
6 A B -
7 A B -
8 A B -
9 A B -
10 A B -
11 A B -
Tabel 5. Overzicht van de attributen met bijbehorende niveaus
Per keuze alternatief variëren vier attributen. Aangezien attribuut 3 en 4 uit drie niveaus bestaan wordt de keuze voor dit attribuut vaker voorgelegd om elk niveau even vaak voor te laten komen (Tabel 6).
Keuze 1 Keuze 2 Keuze 3 Keuze 4 Keuze 5
Variatie attributen en niveaus 1A 2A 5A 6A 1B 2B 5B 6B 7A 8A 9A 10A 7B 8B 9B 10B 3A 4A 11A X 3B 4B 11B 3B 4B X X 3C 3C 3A 4A X X 3C 4C
Tabel 6. Nodige variatie van attributen
In Tabel 6 is zichtbaar dat vijf attributen aangeduid zijn met een X. Dit komt doordat alle attributen en niveaus minimaal één keer maar soms ook twee keer aan de beurt komen in vijf vragen. De attributen met twee niveaus wisselen deze positie af. Dit betekent 10 verschillende rangschikkingen (een variatie van 2 niveaus over 5 posities). Er zijn dus 10 verschillende versies nodig om te spreken van een gebalanceerd vignettenontwerp; een ontwerp waarin elk attribuut en niveau even vaak voor komt. Dit betekent dat er 100 (10 x 5 x 2) vignetten ontwikkelt moeten worden, 10 versies x 5 keuze alternatieven (elk alternatief bestaat uit 2 vignetten). De keuzesets en attributen worden getoond in verschillende volgorders om een vertekening van het resultaat te voorkomen. In SAS is berekend welk ‘fractional factorial’ profiel het meest efficiënt is. Dit profiel is te vinden in bijlage D. Het achterliggende wiskundig model van het eigen vignettenontwerp is gelijk aan het wiskundige model zoals beschreven in het voorbeeld van de chocoladereep. Er is nu echter sprake van vier variërende attributen in plaats van drie. Een variatie van vier attributen met elk twee niveaus betekent 16 (24) alternatieven1. Voor het omzetten van bijvoorbeeld de attributen Layout, Dimensie, Verlichting en Meubilair naar een wiskundig model is organisch gedefinieerd als 1 en recht als 0, breed gedefinieerd als 1 en smal als 0, warm gedefinieerd als 1 en koel als 0, en modern gedefinieerd als 1 en ouderwets als 0. 1
Voor een attribuut met 3 niveaus is de werking gelijk aangezien de attribuutniveaus paarsgewijs vergeleken worden.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
56
x1 = (0 0 0 1) x2 = (0 0 1 0) x3 = (0 1 0 0) x4 = (1 0 0 0)
x5 = (1 1 1 0) x6 = (1 1 0 1) x7 = (1 0 1 1) x8 = (0 1 1 1)
x8 = (0 0 1 1) x10 = (0 1 1 0) x11 = (1 1 0 0) x12 = (1 0 1 0)
x13 = (0 1 0 1) x14 = (0 1 1 0) x15 = (0 0 0 0) x16 = (1 1 1 1)
In het computerprogramma SAS wordt voor de parameterschatting de volgende opdracht uitgeschreven: proc phreg data=dementia outest=betas; strata subj set; model c*c(2) = organisch breed warm modern / ties=breslow; label organisch = ’Organische vormgeving’ breed = ‘Brede gangzone’ warm = ’Warme verlichting’ modern = ’Moderne inrichting’ ; run; Voor het berekenen van de kans voor elk van de alternatieven wordt vervolgens weer het nut (N) van elk van de alternatieven, Xi, gedeeld door . Uit de kans voor elk van de alternatieven blijkt de utiliteit per attribuut. Deze zijn dus het belangrijkst voor de beleving van de respondent.
3.5 Onderzoeksontwerp Het onderzoeksontwerp laat zien hoe het onderzoek is onderverdeeld in verschillende perioden. De geleverde producten per periode en de methode die daarvoor is gebruikt zijn weergegeven. Alhoewel de perioden separaat zijn aangeduid, bestaat er enige iteratie tussen de perioden. De centrale onderzoeksmethode, de vignettenmethode, is leidend voor de verschillende beoogde producten. Het onderzoeksontwerp is weergegeven in Figuur 10.
57
Figuur 10. Onderzoeksontwerp
Periode 1 De eerste periode is gevormd door literatuurstudie. De literatuurstudie is gericht op vraagstukken binnen de huidige zorgvastgoedmarkt om een oplossing te kunnen leveren voor een relevant probleem. Ook is onderzoek verricht naar de symptomen van dementie, de verschillende fasen van het dementeringsproces en naar aspecten die van invloed zijn op de beleving van ouderen met dementie. Periode 2 In de tweede periode zijn relevante attributen geïdentificeerd aan de hand van literatuurstudie, interviews en site visits. De interviewreeks geeft inzicht in attributen die betrokkenen als belangrijk definiëren. Voor de interviews zijn personen benaderd met een verschillende invalshoek op het ontwerp van woningen voor ouderen met dementie (architect, adviseur, verpleegarts, verzorgende). De site visits zijn gebruikt om inzicht te krijgen in het ontwerp van woonvoorzieningen voor ouderen met dementie. Op deze manier zijn betekenisvolle situaties gesimuleerd in de vignetten. De beeldende vragenlijst vormt het eindproduct van deze periode.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
58
Periode 3 De ontworpen vragenlijst is gedurende deze periode verwerkt in een vignettenenquête en vervolgens geënquêteerd. Hierna heeft de verwerking van de verzamelde data plaatsgevonden en zijn verbanden gelegd tussen beleving en vormgevingsaspecten. Voor een objectieve analyse van de verzamelde data zijn de softwareprogramma’s SPSS en SAS gebruikt. Periode 4 In de vierde periode zijn de doelstellingen beantwoord aan de hand van de onderzoeksresultaten. Een beeldkwaliteitsplan vormt het eindproduct van deze periode. In dit plan zijn naast de onderzoeksresultaten lessen uit de interviewreeks en site visits verwerkt. Het onderzoek is afgesloten met conclusies en aanbevelingen voor volgend onderzoek. Conclusie De vignettenmethode is gekozen als centrale onderzoeksmethode omdat deze methode voldoet aan de gestelde eisen naar aanleiding van voorgaande literatuur. Met name het feit dat deze onderzoeksmethode de mogelijkheid biedt aan demente ouderen om zélf hun voorkeur aan te geven is een belangrijke reden voor deze keuze. Door middel van de vignettenmethode kan men de voorkeur voor een bepaalde factor, zoals een vormgevings- of inrichtingsaspect, meten. Voor de ontwikkeling van het vignettenontwerp is gekozen voor het ‘fractional factorial’ profiel. De keuze voor dit profiel is gemaakt omdat op deze manier minder keuzesets aan de respondent hoeven worden voorgelegd dan bij een ‘full factorial’ profiel. Dit betekent voor de oudere met dementie dat deze zich minder lang hoeft te concentreren bij het beantwoorden van de vragen wat gunstig is vanwege het aangetaste cognitieve vermogen. Rekening houdend met het aangetaste korte termijn geheugen van iemand met dementie zullen er per keuzeset vier attributen variëren. Een analyse in SAS heeft een efficiënt vignettenontwerp opgeleverd: orthogonaal en gebalanceerd.
59
4. Lessen uit de ‘site visits’ Momenteel wordt in de zorg vaak ingezet op kleinschalig bouwen (Verbeek et al., 2011). Aangezien deze vorm van bouwen een trend is wordt verondersteld dat de meest actuele inzichten (fysieke karakteristieken) voor het huisvesten van ouderen met dementie in deze woonvormen zijn meegenomen.
4.1 De kleinschalige woonvoorziening In Nederland is in 1986 de eerste kleinschalige woonvoorziening voor ouderen met dementie gebouwd. Het is ontstaan uit onvrede over bestaande traditionele voorzieningen en patronen (Van IJperen, 2005). Op de gewone afdelingen hadden verzorgenden het idee productiewerk te moeten leveren in de zin van routinematig werken in vaste structuren. In kleinschalig wonen ligt de nadruk op flexibiliteit en kan men als verzorgende meer persoonlijke aandacht schenken aan de bewoners en familie (Verbeek et al., 2011). Kleinschaligheid legt dus meer de nadruk op de kwaliteit van leven en een belevingsgerichte benadering (Nouws, 2003). De effecten van kleinschalige woonvoorzieningen zijn tot op heden onduidelijk. Aan de ene kant claimt men dat kleinschaligheid in zorg voor mensen met dementie de overzichtelijkheid vergroot, de rust bevordert en mensen met dementie meer controle biedt over hun leven en omgeving (Gezondheidsraad, 2002). Aan de andere kant stelt men dat er nog niet eenduidig is aangetoond dat de kleinschalige schaal op zich leidt tot een betere levenskwaliteit dan wel huiselijkheid en herkenbaarheid (Verbeek et al., 2011). De literatuur heeft inmiddels een beeld gegeven van verschillende vormgevings- en inrichtingsaspecten die van belang zijn bij het bouwen voor personen met dementie. Ondanks de genoemde aspecten is de fysieke vormgeving van de woonvoorziening nog onduidelijk. De architecten Prosman en Nillesen (2013) geven aan dat men vaak alsnog niet weet hoe er gebouwd moet worden voor mensen met dementie. Dit komt volgens hen met name doordat gedane uitspraken momenteel vaak op onderzoek berust dat weinig empirisch bewijsmateriaal bezit. Om na te gaan wat er in de praktijk met de genoemde vormgevings- en inrichtingsaspecten wordt gedaan is een achttal kleinschalige woonvoorzieningen bezocht en is een zogenaamde site visit gedaan.
4.2 Site visits Om de spreiding van het aanbod zo goed mogelijk weer te geven, is het van belang dat zowel woonvoorzieningen in de Randstad als op het platteland worden bezichtigd omdat het type bewoner van invloed is op het ontwerp. Daarnaast is het van belang om zowel woonvoorzieningen van de laatste vijf jaar te bezoeken als de vijf voorgaande jaren omdat ook de toegenomen kennis op het gebied van demente ouderen van invloed is op het ontwerp van de woonvoorziening.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
60
Voor de site visits zijn de volgende locaties geselecteerd (Tabel 7): Ligging Randstad
Platteland
2009 – 2013 De Herbergier, Gouderak (2013) De Raak, Amsterdam (2011) De Rietvinck, Amsterdam (2010) St. Joseph, Achterveld (2013) D’Amandelboom, Bilthoven (2009)
2004 – 2008 Het Czaar Peterpunt, Amsterdam (2004) De Stuifberg, Amersfoort (2004) De IJsvogel, Ermelo (2008)
Tabel 7. Overzicht van selectie voor site visits
De site visits zijn een observatie van de gebouwde omgeving. De observatie heeft plaatsgevonden aan de hand van een lijst die gebaseerd is op onderzoek van Cohen & Day (1993), Van der Voordt & Terpstra (1995), Van Liempd et al. (2010) en Stroobants & Verheast (2012). De volledig uitgeschreven site visits met bijbehorend fotomateriaal zijn te vinden in bijlage A. Hieronder is een samenvatting weergegeven van de algemeen opvallende ruimtelijke aspecten, onderverdeeld in de eerder genoemde thema’s en ondersteunende ruimtelijke aspecten (Tabel 8 en 9).
Lay-out
Bewegwijzering
Uitzicht Kleurkeuze
Kunst
Afzonderlijke zithoekjes
Railingen
Contrast
Lichtsterkte
61
Bewoner Oriëntatie en overzichtelijkheid Over het algemeen kan gesproken worden van een lay-out waarbij sprake is van een gang waarlangs de woonkamer, de zit- en slaapkamers van de bewoners en de voorzieningen liggen. Bewegwijzering is in de woningen over het algemeen niet aanwezig. Enkele voorzieningen geven ruimtes aan door het gebruik van tekst. In geen van de woningen is gebruik gemaakt van pictogrammen. Het uitzicht is logischerwijs afhankelijk van de locatie van de woning. Toch hebben de woningen over het algemeen zicht op groen. Over het algemeen is de basiskleur wit. Enkele wanden zijn rood of bruin. Deuren voor bewoners hebben een contrasterende kleur met de wand. Aan de wanden hangen vaak platen van oude voorwerpen of schilderijen. Privacy In de meeste woningen zijn niet zozeer afzonderlijke zithoekjes aanwezig maar wel een stoel in de gangzone waar de bewoner op kan gaan zitten of rusten. Autonomie In de helft van de woningen zijn railingen aanwezig. In het Czaar Peterpunt zijn deze zelfs laatst specifiek aangebracht omdat er strepen op de muur verschenen op plaatsen waar mensen zichtbaar steun zochten aan de muur. In andere woningen vindt het personeel het gebruik van railingen onzin. Bewoners kunnen zich daar vasthouden aan ‘natuurlijke’ inrichtingsaspecten als meubels. In enkele woningen is een duidelijk contrast aanwezig tussen verschillende wanden. Veelal zijn de wanden wit. Hiermee wordt een contrast gemaakt tussen de donkere vloer en de lichte wand. Veel woonkamers en gangzones zijn vrij donker. Vanuit het personeel blijkt dat dit te maken heeft met de gezellige sfeer en de visie van huiselijkheid.
Meubilair
Groen (planten)
Begrenzing (hekwerk/natuur)
Verlichting
Verwarming
Ventilatie
Akoestiek
Zontoetreding
Geur Tast Materiaal
Maatvoering (dimensie) Domotica
Huiselijkheid Een eettafel met rondom stoelen vormt een typisch beeld van de huiskamer. Verder zijn er vaak ouderwets ogende fauteuils en een bank aanwezig. Kastjes zijn voorzien van oude voorwerpen. Er zijn over het algemeen weinig planten aanwezig. Personeel geeft aan dat dit met name komt doordat het ‘stofvangers’ zijn. Veiligheid Bij de meeste woonvoorzieningen is rondom het balkon, terras of terrein een hekwerk aanwezig. Meestal wordt het hekwerk vergezeld van beplanting. Zintuiglijke begrijpelijkheid In de helft van de woningen is sprake van koele verlichting, in de andere helft is sprake van warme verlichting. Er zijn over het algemeen geen karakteristiek ouderwetse lampen aanwezig. In de meeste gevallen is gebruik gemaakt van lichtsensoren. Het personeel geeft aan dat dit verwarring of een schrikreactie oproept bij de bewoners. In alle woningen is het warm. Ruimtes die met name bedoeld zijn voor personeel (berging) zijn vaak koel wat het voordeel heeft dat deze ruimten niet aantrekkelijk zijn voor de bewoner die graag warmte ervaart. In de meeste woningen is sprake van natuurlijke ventilatie. Sommige woningen hebben airco. De installaties zijn vaak weggewerkt achter een verlaagd plafond. Sommige installaties (zoals de airco’s) bevinden zich in beeld. In de meeste woningen zijn gordijnen aanwezig die het geluid dempen. In enkele woningen is de akoestiek minder goed doordat het hoge kamers betreft. In de meeste woningen heeft de woonkamer aan één zijde glas, in enkele aan twee of drie zijden. Hierdoor heeft de woonkamer lichttoetreding. De diepte van de woonkamer zorgt er echter vaak voor dat de woonkamer toch vrij donker oogt. Er wordt over het algemeen weinig gebruik gemaakt van daklichten (uitzondering is De Herbergier waarin de gang is voorzien van daklichten). In een groot deel van de woningen hangt wel een typische, maar niet perse vieze, ‘oude-mensen-lucht’. In geen van de woningen is een specifiek element ingebracht met als specifiek doel het prikkelen van het tastzintuig. Voor de vloer is over het algemeen gekozen voor een glad materiaal als laminaat of linoleum. Vloerbedekking is enkel in de Herbergier aanwezig (in de zit- en slaapkamers). Voor de wanden is meestal gekozen voor verf of behang. In enkele woningen is gebruik gemaakt van behang met een duidelijk reliëf. Bewegingsruimte In de meeste gangzones kunnen twee bewoners met een rollator of rolstoel elkaar net passeren. Vaak moet men wel om elkaar heen manoeuvreren. In twee woningen is gebruik gemaakt van domotica door middel van een sensor in de schoenen van de bewoners en het gebruik van camera’s.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
62
Tuin
Zithoekjes tbv ontmoeting
Ontmoeting Alle woningen zijn voorzien van een buitenruimte. De buitenruimte wordt in de meeste gevallen niet veel gebruikt. De buitenruimte is met name op bovenliggende verdiepingen te klein voor het manoeuvreren met rolstoelen. Tuinen zijn vaak voorzien van geurige, niet-giftige planten. In de meeste woningen zijn geen zithoekjes aanwezig die de ontmoeting van bewoners onderling stimuleert. Wel is er vaak een stoel aanwezig in de gangzone waar de bewoner op kan gaan zitten of rusten.
Tabel 8. Samenvatting ruimtelijke aspecten site visits voor bewoner
Doorkijkjes
Lay-out
(Afsluitbare) werkruimte
Handelingsruimte
Geen of lage drempels Draaicirkels van deuren
Kleurkeuze Materiaalkeuze Verlichting
Personeel Oriëntatie en overzichtelijkheid In de helft van de woningen is gebruik gemaakt van een keuken waarin tijdens het verrichten van de handelingen zicht is op de bewoners. In alle woonvoorzieningen bieden de gangzones overzicht door hun rechte lay-out. Privacy In zes van de acht woningen heeft het personeel geen aparte werkruimte. In deze woningen vormt een computermeubel in de woonkamer de werkruimte van het personeel. Hulpvaardigheid De handelingsruimte is in de meeste ruimten voldoende. In sommige woningen is de handelingsruimte in het sanitair onvoldoende. Dit is vaak het gevolg van de slecht gekozen positie van wastafel of toilet, zoals in de Herbergier het geval is. Toegankelijkheid Het sanitair is vaak slecht toegankelijk door de hoge drempel. In de Stuifberg is de drempel weggehaald tbv de toegankelijkheid. Gevolg is echter water in de kamer van de bewoner (door slechte afwatering) In een aantal woningen zijn draaicirkels van deuren vreemd gekozen. De gewenste richting is een beweging van de deur richting de wand. In de Stuifberg zijn de deuren in het sanitair vervangen door gordijnen omdat verschillende deuren bij openen tegen elkaar aan draaiden. Werkveiligheid Over het algemeen is de basiskleur wit. Enkele wanden zijn rood of bruin. Er is personeel dat aangeeft dat dit kleurgebruik te fel is. Ten behoeve van de hygiëne is in de meeste gevallen gekozen voor een makkelijk afneembaar (glad) materiaal. Veel woningen zijn vrij donker. Personeel geeft aan het koele licht van de tl-lampen ongezellig te vinden en deze daarom niet te gebruiken. Dit kan echter wel effect hebben op de werkveiligheid.
Tabel 9. Samenvatting ruimtelijke aspecten site visits voor personeel
Tijdens de site visits heeft het personeel aangegeven het jammer te vinden dat ze niet of weinig in het ontwerpproces zijn betrokken. Men ziet zaken die door hun expertise voorkomen hadden kunnen worden.
63
4.3 Implementatie vormgevingsaspecten
De Raak
St. Joseph
De IJsvogel
Rijtotalen
De Stuifberg
De Herbergier
-
Oriëntatie en overzichtelijkheid Herkenbare plattegrond + + + Bewegwijzering en oriënterende aanwijzingen Privacy Een eigen kamer tbv terugtrekken + + + Autonomie Railingen langs de muren + Indeling, verlichting en contrast in badkamer + Open keuken met ruimte om mee te helpen + Huiselijkheid Huiselijkheid en herkenbaarheid + + + Ouderwetse vormen, muziek en videobeelden 0 + 0 Meubels en decoratie naar generatie bewoners 0 + + Variatie in afwerking, onderscheid functies + + Veiligheid Onopvallende integratie veiligheidselementen + + + Een veilige, omsloten tuin of binnengang + + + Zintuigelijke begrijpelijkheid Voldoende daglicht, aangevuld met kunstlicht + 0 Stoffen en zachte materialen tbv de akoestiek Gebruik van zalm-roze (de oerkleur) Camouflage van deuren Hoekjes met snoezel attributen 0 Bewegingsruimte Loopcircuits met licht, beweging en geluid + 0 0 Buitenruimte met beweeg- en loopruimte + + + Opp. Woonkamers > 8 m2 per persoon + Opp. Slaapkamers > 15 m2 per persoon + + + Ontmoeting Zithoekjes: bewoner niet met rug naar prikkels + + 0 Totaal 28 23 19 Totaalscore
D’Amandelboom
-
Czaar Peterpunt
De Rietvinck
Om na te gaan wat de implementatie is van de verschillende inrichtings- en vormgevingsaspecten die uit de literatuur naar voren zijn gekomen is een tabel gemaakt (Tabel 10). In de tabel is van de achttal woonvoorzieningen weergegeven of het genoemde aspect zoals genoemd in de literatuur aanwezig was (+), deels aanwezig was (0), of niet aanwezig was (-). Om te kijken hoe goed de implementatie verloopt door de tijd is er aan deze score een puntenverdeling toebedeelt. Elke plus is 2 punten, elke 0 is 1 punt en elke min is nul punten. Het totaal aantal te behalen punten is 44 punten. De toebedeling van de scores is subjectief maar omdat de scores steeds op dezelfde subjectieve factor berusten geeft deze vergelijking wel een goed beeld van de relatieve implementatie van de genoemde vormgevingsaspecten.
+ -
+ 0
+ -
+ -
+ -
16 1
+
+
+
+
+
16
+ 0 +
+
+
+ +
+
6 3 12
0 0 + +
+ 0 0 +
0 0 0 +
+ 0 + -
+ 0 + +
14 9 13
+ +
+ -
+ +
+ +
+ +
16
+ -
+ + -
+ 0
0 + +
+ 0
12 2 0 2 5
+ + +
+ + +
+ +
+ + +
0 + +
10 10 10 16
0
0
-
+
0
10
26
24
20
28
24
12
14
Tabel 10. Scores woonvoorzieningen aan de hand van literatuur
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
64
Als we de scores van de centra uitzetten tegen de datum van oplevering kunnen we achterhalen hoe de implementatie van de inrichtingsfactoren door de tijd is verlopen. Dit is zichtbaar in het volgende figuur (Figuur 11). 30 De Rietvinck D'Amandelboom
25 Czaar Peterpunt 20
De IJsvogel
St. Joseph De Herbergier
De Raak
De Stuifberg
15 10
5 0 2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
Figuur 11. Implementatie van inrichting- en vormgevingsaspecten door de tijd
Uit de figuur blijkt over het algemeen dat in de implementatie van inrichtingsen vormgevingsaspecten over de loop der jaren een stijgende lijn zichtbaar is. Aangezien wooncentrum De Raak en De Herbergier als één van de laatsten zijn opgeleverd zou je bij deze centra hogere scores verwachten. Het totaal aantal punten (44) wordt echter door geen enkele woonzorgvoorziening behaald. Op grond van deze gegevens kunnen we over het algemeen dus stellen dat de literatuur voorloopt op de praktijk als het aankomt op specifieke inrichting en vormgeving voor ouderen met dementie. Om meer te kunnen zeggen over welke aspecten veel meer, meer, stabiel, minder of veel minder worden toegepast is ook per aspect een analyse gemaakt door de tijd (Tabel 11). Deze analyse is te vinden in bijlage B.
65
Thema Autonomie Zintuiglijke begrijpelijkheid Zintuiglijke begrijpelijkheid Bewegingsruimte
Privacy Oriëntatie en overzichtelijkheid Veiligheid Zintuiglijke begrijpelijkheid
Bewegingsruimte Autonomie Huiselijkheid
Veiligheid Ontmoeting Huiselijkheid Bewegingsruimte
Vormgevingsaspect Veel meer Open keuken met ruimte om mee te helpen Voldoende daglicht, aangevuld met kunstlicht Meer Hoekjes met snoezel attributen Loopcircuits met licht, beweging en geluid Opp. woonkamers > 8 m2 per persoon Stabiel Een eigen kamer tbv terugtrekken Herkenbare plattegrond Bewegwijzering en oriënterende aanwijzingen Onopvallende integratie veiligheidselementen Stoffen en zachte materialen tbv de akoestiek Gebruik van zalm-roze (de oerkleur) Camouflage van deuren Opp. slaapkamers > 15 m2 per persoon Minder Railingen langs de muren Indeling, verlichting en contrast in badkamer Huiselijkheid en herkenbaarheid Ouderwetse vormen, muziek en videobeelden Variatie in afwerking, onderscheid functies Een veilige, omsloten tuin of binnengang Zithoekjes: bewoner niet met rug naar prikkels Veel minder Meubels en decoratie naar generatie bewoners Buitenruimte met beweeg- en loopruimte
Tabel 11. Toepassing per aspect door de tijd
Door de tijd heen zien we dat er meer aandacht is voor het ontwerp van een open keuken en voldoende daglicht. Tegelijkertijd zien we een afname van meubels en decoratie die aansluiten bij de generatie van de bewoners en minder aandacht voor het ontwerp van een buitenruimte met voldoende beweeg- en loopruimte. Opvallend zijn de scores van de aspecten: bewegwijzering en oriënterende aanwijzingen (1), stoffen en zachte materialen (2), gebruik van zalm-roze (0) en de camouflage van deuren (2). Op al deze aspecten wordt over het algemeen slecht gescoord en er is door de tijd heen geen verbetering zichtbaar in de toepassing van deze aspecten. Deze aspecten behoeven daarom specifieke aandacht in het verdere onderzoek. Naast de negatieve scores van de genoemde aspecten zijn er ook aspecten die opvallen door hun positieve score. Dit betreft de aspecten: herkenbare plattegrond (16), een eigen kamer (16), het onopvallend integreren van veiligheidsaspecten (16) en het ontwerp van voldoende oppervlak van de slaapkamer (16). In elk van de bezochte wooncentra is op deze aspecten de maximale score behaald. De toepassing van deze aspecten is door de tijd heen stabiel gebleven. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
66
Conclusie Wat betreft de kennis en toepassing van vormgevingsaspecten die van belang zijn voor ouderen met dementie blijkt de literatuur voor te lopen op de praktijk. Over het algemeen is er door de jaren heen wel een stijgende lijn waar te nemen in de toepassing van de aspecten. Sommige vormgevingsaspecten die vanuit de literatuur aangedragen worden als belangrijke aspecten zijn in het ontwerp van de bezochte wooncentra geheel niet geïntegreerd. Ook is er geen stijgende lijn zichtbaar in de integratie van deze aspecten in het ontwerp door de jaren heen. Reden voor het verschil tussen literatuur en praktijk kan een discrepantie zijn tussen visie en dat wat in werkelijkheid van belang blijkt te zijn. Van de genoemde aspecten moet daarom door middel van de vignettenmethode achterhaald worden of mensen met dementie ze wel of niet van belang achten voor een fijne beleving van hun woning. Ook moet achterhaald worden of de voor- dan wel afkeur van het personeel voor bepaalde aspecten (zoals planten die ‘stofvangers’ zouden zijn en het koele licht van de lampen) overeenkomt met de voorkeur van de bewoners.
67
5. Verantwoording van de attributen Zoals gezegd is het, volgens Mangham et al. (2008), belangrijk om voor het ontwerp van de vignetten relevante attributen te identificeren. Omdat primaire kwalitatieve gegevens van belang zijn voor de selectie van de attributen is in dit onderzoek gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews met experts en personeel. Tijdens de interviews is aan de verschillende personen een ‘cardsorting’ voorgelegd. Hierin werden verschillende thema’s voorgelegd en gevraagd of men deze wilde rangschikken naar belangrijkheid. Een tweede onderdeel was het voorleggen van verschillende vormgevingsaspecten. Hierbij werd gevraagd om deze te categoriseren in ‘noodzakelijk’, ‘ondersteunend’ en ‘van minder noodzakelijk belang’. De uitkomsten van de cardsorting dienen ter verantwoording van de attributen en als basis voor de operationalisatie van de verschillende vignetten. Andere lessen, die naast de cardsorting uit de interviews naar voren zijn gekomen, zijn weergegeven in bijlage C. De genoemde aspecten zijn zo mogelijk verwerkt in de operationalisatie van de vignettenenquête. Daar waar het niet mogelijk was om de genoemde aspecten te verwerken in de vignettenenquête is de kennis direct gebruikt voor het ontwerp van het beeldkwaliteitsplan. Er zijn ook aspecten die niet in dit onderzoek worden opgenomen maar wel een goede aanzet geven tot een vervolgonderzoek. Deze punten zijn in de aanbeveling aan het eind het rapport terug te vinden. Om een breed inzicht te verkrijgen zijn de interviews afgenomen bij personen met een verschillende expertise: een verpleegarts, een projectleider, een vormgevingsadviseuse op het gebied van ouderenzorg en dementie, en een tweetal architecten (zie voor namen bijlage K). Daarnaast is de cardsorting ook voorgelegd aan twee verzorgsters van de werkvloer. In totaal is de cardsorting dus zeven keer voorgelegd.
5.1 Cardsorting Gevraagd is om de genoemde thema’s voor bewoners en personeel zoals genoemd in Hoofdstuk 2.2 De fysieke omgeving te sorteren naar belangrijkheid. Dit heeft het volgende resultaat opgeleverd (Tabel 12): Bewoners 1. Oriëntatie 2. Overzichtelijkheid 3. Zintuiglijke begrijpelijkheid 4. Huiselijkheid 5. Bewegingsruimte 6. Autonomie 7. Ontmoeting 8. Veiligheid 9. Privacy
Verzorgende 1. Hulpvaardigheid 2. Overzichtelijkheid 3. Toegankelijkheid 4. Werkveiligheid 5. Privacy 6. Oriëntatie
Tabel 12. Rangschikking van thema’s door middel van cardsorting
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
68
Opvallend is het verschil in rangschikking dat gedurende de cardsorting werd gegeven aan het thema ‘autonomie’. Het personeel van de werkvloer en de arts gaven dit thema een veel hogere prioriteit dan de architecten en vormgevers. Bij de rangschikking van de thema’s voor het personeel zijn geen opvallende verschillen waargenomen. Over het algemeen vindt men voor de bewoners de thema’s oriëntatie, overzichtelijkheid en zintuiglijke begrijpelijkheid het meest van belang. Voor het personeel vindt men met name hulpvaardigheid, overzichtelijkheid en toegankelijkheid van belang. Om te achterhalen wat men belangrijke ruimtelijke aspecten vindt voor de vormgeving van wooncentra voor ouderen met dementie werd men in het tweede gedeelte van de cardsorting gevraagd om vormgevingsaspecten te categoriseren in ‘noodzakelijk’, ‘ondersteunend’ en ‘van minder noodzakelijk belang’. Dit heeft het volgende resultaat opgeleverd (Tabel 13): Noodzakelijk Lichtsterkte Verlichting Contrasten Zontoetreding Therm. Behaaglijkheid Ventilatie Akoestiek Geur
Ondersteunend Kleuren Materialen Tuin Meubilair Domotica Tast Planten Bewegwijzering Kunst
Minder noodzakelijk Hekwerk Railingen
Tabel 13. Rangschikking van vormgevingsaspecten bij cardsorting
Lay-out (typologie), dimensie en groepsgrootte waren aspecten die ook onderdeel waren van de voorgelegde cardsorting. Bij deze aspecten gaf men aan dat dit aspecten zijn die eerst moeten worden vastgesteld. Aan de hand van de overige aspecten wordt dan bekeken hoe hier invulling aan gegeven kan worden in het ontwerp. Opvallend is dat tijdens de cardsorting bijna niemand een aspect wilde toewijzen aan de categorie ‘minder noodzakelijk’ uit angst dat deze aspecten zouden worden geïnterpreteerd als ‘weg te laten’. Door allen is uitdrukkelijk gezegd dat alle getoonde aspecten van belang zijn in het ontwerp. Uit de cardsorting blijkt de relevantie van de genoemde thema’s voor het vignettenontwerp. Aangezien een vignet een ruimtelijk beeld weergeeft van een situatie is het van belang dat de aspecten te vatten zijn in een beeld. Om deze reden worden de elementen ventilatie, akoestiek, geur, tast, domotica en thermische behaaglijkheid uit het thema zintuiglijke begrijpelijkheid buiten het vignettenontwerp gehouden. Ook de thema’s ontmoeting, veiligheid en privacy zijn lastig te vatten in beeld en zijn daarom niet in het vignettenontwerp opgenomen. Omdat deze thema’s de laatste plaatsen innemen binnen de rangschikking, en dus het minst relevant blijken te zijn van de voorgelegde 69
reeks, kan met de overgebleven thema’s een voldoende realistisch vignettenontwerp gemaakt worden. De vormgevingsaspecten zijn geselecteerd die goed weergegeven kunnen worden in een vignet (weergegeven in Tabel 14 in een groene kleur). Noodzakelijk Lichtsterkte Verlichting Contrasten Zontoetreding Therm. Behaaglijkheid Ventilatie Akoestiek Geur
Ondersteunend Kleuren Materialen Tuin Meubilair Domotica Tast Planten Bewegwijzering Kunst
Minder noodzakelijk Hekwerk Railingen
Tabel 14. Vormgevingsaspecten voor de vignetten
Omdat lay-out en dimensie naar aanleiding van de cardsorting ook belangrijke aspecten blijken, die als keuze voorafgaan aan een verdere ruimtelijke uitwerking, is er voor gekozen om ook deze aspecten in het vignettenontwerp mee te nemen. Voor de operationalisatie is het aspect tuin vertaald met uitzicht. Hoe de vormgevingsaspecten worden weergegeven in de vignetten, ofwel worden geoperationaliseerd, wordt onderzocht in het volgende hoofdstuk. Conclusie De thema’s en vormgevingsaspecten die naar aanleiding van de cardsorting en de afweging voor het vatten in beeld in de operationalisatie zullen worden meegenomen zijn weergegeven in onderstaande tabel (Tabel 15). De attributen zijn, aan de hand van literatuur (Cohen and Day, 1993, Van der Voordt et al., 1998), gelinkt aan de thema’s die naar aanleiding van de cardsorting de hoogste prioriteit toegewezen kregen. Thema Oriëntatie
Overzichtelijkheid Zintuiglijke begrijpelijkheid Huiselijkheid Bewegingsruimte Autonomie
Attributen - Bewegwijzering - Tuin (uitzicht) - Kleur - Kunst - Lay-out - Verlichting - Materiaalkeuze - Meubilair - Beplanting - Maatvoering (dimensie) - Railingen
Tabel 15. Attributen voor de operationalisatie
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
70
6. Operationalisatie attributen In het vorige hoofdstuk is beschreven welke thema’s en attributen van belang zijn in dit onderzoek en geoperationaliseerd kunnen worden in vignetten. In dit hoofdstuk worden aan elk van de gedefinieerde attributen niveaus toegewezen. Verder worden in dit hoofdstuk hypothetische alternatieven opgesteld. Bij het selecteren van de verschillende niveaus wordt rekening gehouden met realistische afwegingen die gemaakt moeten worden tijdens het ontwerp, voorgaande theorie en de uitkomst van de site visits. Uit de site visits blijkt dat in het huidige ontwerp slecht wordt gescoord op de volgende aspecten: meubilair passend bij de generatie van de bewoners, bewegwijzering en oriënterende aanwijzingen, zachte materialen en toepassing van de zalm-roze kleur. Bij de keuze voor de niveaus wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat voor het nut van deze aspecten bewijs kan worden aangedragen. Omdat in dit onderzoek de focus voornamelijk ligt op het bieden van de juiste prikkelbalans voor mensen met dementie is er voor gekozen om de vignetten in te richten naar de thema’s die primair voor de bewoners van belang zijn. Met de vignettenmethode wordt in de tweede plaats gemeten welke attributen voor mantelzorg en personeel het meest van belang zijn en wat het verschil is met de voorkeur van de bewoners.
6.1 Oriëntatie Ruimtelijke oriëntatie wordt veelal gedefinieerd als het vermogen van een persoon om mentaal zijn positie in een omgeving te bepalen met als doel het bereiken van de gewenste plaats. Het beeld dat men van de omgeving heeft wordt ook wel aangeduid met ‘cognitieve kaart’. Door hun aandoening kunnen mensen met dementie zich vaak geen adequate cognitieve kaart van de omgeving meer vormen. De oriëntatieproblemen versterken het gevoel dat men de persoonlijke controle op de omgeving verliest. Desoriëntatie kan bovendien leiden tot verstoring van de prikkelbalans en tot een verhoogde mate van inactiviteit (Van der Voordt, 1993). Omdat het voor iemand met dementie van belangrijk is zo min mogelijk negatieve prikkels te ervaren is het van belang hoe oriëntatie ruimtelijk ondersteund kan worden. Attributen die van belang zijn voor oriëntatie zijn bewegwijzering, uitzicht, kleur en kunst. Bewegwijzering Wanneer ruimtes gemakkelijk te vinden zijn heeft dit een positief effect op het gedrag van mensen; ze worden hier rustig en zeker van (De Weerd, 2011). Met name voor mensen met dementie is dit van belang om negatieve prikkels en onzekerheid te reduceren. Bewegwijzering kan op verschillende manieren. Zo kan men gebruik maken van tekst of van pictogrammen. Het gebruik van pictogrammen is volgens Warners (2010) te verkiezen boven het gebruik van tekst wanneer het aankomt op atmosfeer en architectuur. Dit wordt ondersteund door de uitspraak van Henri Snel (H.A. Snel, persoonlijke communicatie, 9
71
december, 2013) dat voor ouderen met dementie pictogrammen beter werken dan het gebruik van tekst. Ceulemans beschrijft in haar onderzoek dat tekens, naambordjes en figuren mensen met dementie helpen te oriënteren (Van Heel, 2013). Tijdens de site visits zijn in verschillende woonzorgvoorzieningen tekstuele aanduidingen gevonden op deuren van ruimten. Een personeelslid gaf hierbij echter aan dat dit geen herkenning meer oproept bij de bewoners (H. Spruit, persoonlijke communicatie, 25 november, 2013). Een bewoner met dementie gaf bij het wijzen op een pictogram aan dat hij niet gek was en niet als een klein kind naar de eetkamer gewezen hoefde te worden. Door de verschillende inzichten op het begrip bewegwijzering en de minimale toepassing van bewegwijzering in de huidige woonzorgvoorzieningen is het voor het onderzoek interessant of men de voorkeur geeft aan bewegwijzering. En zo ja, in welke verschijning. Attribuut Bewegwijzering
Attribuut Bewegwijzering
Niveau Tekst Pictogrammen Geen
Tekst
Omschrijving Aanwijzing als ‘eetkamer’ Symbool dat de eetkamer illustreert
Ruimtelijke uitwerking Pictogrammen
Aangezien mensen met dementie vaak verward zijn en behoefte hebben aan oriëntatie om een zeker gevoel te krijgen is de verwachting dat een simpele aanduiding in de vorm van een pictogram de voorkeur heeft. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan bewegwijzering in de vorm van pictogrammen. Uitzicht Uitzicht helpt mensen om grip te krijgen op de realiteit (Van Heel, 2013). We weten bijvoorbeeld dat ziekenhuispatiënten die uitzicht hebben sneller herstellen. De wenselijke uitzichten zijn echter niet altijd degene die architecten veronderstellen. Patiënten die bezorgd wachten in een kliniek op een aantal testresultaten kunnen misschien het meest profiteren van een rustgevend uitzicht. Zo blijkt dat er vaak de voorkeur bestaat voor bomen en lanen en lijken beelden met natuur het meest tegemoet te komen aan menselijke behoeften (Van Heel, 2013). Aan de andere kant kunnen patiënten in een meer langdurige zorg de voorkeur geven aan een afwisselend en dynamisch uitzicht, in plaats van een mooi maar relatief statische scène (Lawson, 2013). Dit kan worden vormgegeven in een afwisselend stads straatbeeld. Omdat er gebouwd kan worden op verschillende plaatsen is het interessant om te bekijken welk uitzicht over het algemeen de voorkeur heeft. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
72
Attribuut Uitzicht
Attribuut Uitzicht
Niveau Groen Stads
Tuin
Omschrijving Tuin Straatbeeld Ruimtelijke uitwerking Straatbeeld
Aangezien mensen met dementie vaak langdurige zorg krijgen is de verwachting dat zij de voorkeur geven aan een afwisselend en dynamisch uitzicht. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan een stads uitzicht. Kleur In haar onderzoek concludeert Wijk dat kleurbesef tot op hoge leeftijd aanwezig is. Verder lijkt het dat dementie geen invloed heeft op onderscheid, benaming en voorkeur in vergelijking met een nulgroep van 80-jarigen (Candau, 2005). Ze toont aan dat functies met betrekking tot kleurbegrip tot op hoge leeftijd bewaard blijven ongeacht de invloed van dementie: de kleurperceptie, het kleurconcept en de kleurherkenning. Men blijkt goed in staat de mening te geven over kleuren en kleurnuances. Uit onderzoek van Mahnke & Mahnke (Taam et al., 2004) blijkt echter wel dat personen met dementie, doordat zij vaak op hoge leeftijd zijn, moeilijkheden hebben bij het waarnemen van kleuren met blauwe tinten vanwege het verdikken en vergelen van de lens. Het blijkt dat het voor hen makkelijker is om heldere en intense kleuren in het warme gedeelte van het kleurenspectrum te onderscheiden. Bepaalde kleuren hebben een psychologisch effect. Helder rode en oranje kleuren worden meestal gezien als stimulerend en opwekkend; midden rood en oranje worden gezien als vrolijk; licht oranje, geel en koraalrood creëren een levendige en ontvankelijke omgeving. In het koele kleurenspectrum wordt helder groen gezien als een kleur die een bevorderend effect kan hebben; midden of licht groene en blauwe tinten kunnen een terugtrekkend en rustgevend effect hebben. Daarentegen geeft Van der Plaats (2008) aan dat juist zalm-roze de kleur is die rust brengt. Deze kleur bevindt zich in het kleurenspectrum aan de tegenovergestelde kant van licht blauw en groen (Figuur 12).
73
Figuur 12. Het kleurenspectrum met daarin zalm-roze en haar koele contrastkleur
Taam (2004) geeft aan dat wit te vaak wordt gebruikt in zorginstellingen. Wit is een duidelijke en kernachtige kleur, maar is ook emotioneel neutraal. De Koning (S.J.M.M. de Koning, persoonlijke communicatie, 11 december, 2013) geeft aan dat ongunstig is wanneer een gebouw een witte kleur heeft omdat dit geen richting biedt aan mensen met dementie. Ook reflecteert wit de glans van lichtbronnen waardoor de pupil samentrekt en het zicht vermindert. In tegenstelling tot zuiver wit kan dus beter een crèmekleurige wit gebruikt worden die minder licht reflecteert. Het is ook belangrijk dat er evenwicht is tussen de beleving van de bewoners enerzijds en de functionaliteit voor het werk van de verzorgende anderzijds (Candau, 2005). In een woonzorgvoorziening gaf een verzorgster aan hoofdpijn te krijgen van de felle kleuren die in het pand aanwezig zijn (deze woonzorgvoorziening is niet in de site visits opgenomen). Er moet een positieve kleurbeleving zijn van zowel de bewoners, verzorgers als bezoekers. De voorkeur wat betreft kleur wordt achterhaald aan de hand van de tegengestelde kleuren zalm-roze (welke de oerkleur schijnt te zijn maar nog weinig in woonzorgvoorzieningen voorkomt) en blauwgroen. Ook wordt getoetst of wit de voorkeur behoeft boven kleur. Attribuut Kleur
Niveau Warm Koel Wit
Omschrijving Zalm-roze Blauw-groen Crème wit; RAL 9001
Aangezien mensen met dementie kleuren in het warme gedeelte van het kleurenspectrum beter kunnen onderscheiden en zalm-roze de oerkleur schijnt te zijn is de verwachting dat ouderen met dementie een voorkeur hebben voor deze kleur. De hypothese luidt als volgt:
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
74
H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt door de bewoners voorkeur gegeven aan een zalm-roze kleur. Aangezien personeel aangeeft hoofdpijn te krijgen van felle kleuren en wit daarnaast ook een hygiënische indruk geeft is de verwachting dat het personeel een voorkeur heeft voor een witte werkomgeving. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt door het personeel de voorkeur gegeven aan een witte kleur. Kunst In de strijd tegen dementie wordt kunst soms gezien als medicijn. Het kijken naar kunst biedt de mogelijkheid om van gedachten te wisselen, zonder de noodzaak een beroep te doen op korte-termijn geheugen en biedt toegang tot het lange-termijn geheugen en persoonlijke ervaringen. Daarnaast stimuleert het kijken naar kunst de hersenen door middel van cognitieve oefening. Onderzoek toont aan dat dit een positief effect heeft op de gezondheid van ouderen met dementie (H.A. Snel, persoonlijke communicatie, 9 december, 2013). Kunst komt voor in verschillende vormen. Voor dit onderzoek wordt onderscheidt gemaakt tussen ‘platte’ kunst, kunst in 2D zoals schilderijen, en kunst in 3D zoals beelden. Attribuut Kunst
Attribuut Kunst
Niveau Schilderijen Beelden
Omschrijving 2D wandelementen 3D (wand)elementen
Ruimtelijke uitwerking 2D wandelementen 3D elementen
In dit onderzoek wordt achterhaald of kunst in 2D of in 3D de voorkeur heeft. Aangezien van mensen met dementie de tastzin nog geheel in tact is, is de verwachting dat de voorkeur gegeven wordt aan kunst in 3D aangezien dit tastbare beelden zijn die vastgehouden en gevoeld kunnen worden. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan kunst in de verschijning van 3D objecten.
6.2 Overzichtelijkheid Het is van belang dat een gebouw voor ouderen met dementie een heldere opzet en indeling heeft. Dit geeft de bewoners rust en geeft hen het gevoel van 75
persoonlijke controle wat op haar beurt positieve prikkels biedt (Nillesen and Opitz, 2013). Lay-out De lay-out is belangrijk voor de overzichtelijkheid van een ruimte. Spies (1997) geeft aan dat de lay-out duidelijk moet zijn maar ook weer niet te simpel zodat er de mogelijkheid blijft tot verrassing en stimulans. Een overvloed aan verrassing kan daarentegen juist leiden tot een angstgevoel. De vorm van de lay-out moet dus rust en overzichtelijkheid geven maar ook interessant blijven om een onbalans in prikkelbeleving bij de bewoners te voorkomen. Vanuit ontwerptechnisch oogpunt is het goed om een universele vorm te ontwerpen die ook na lange tijd nog goed gebruikt kan worden of anders gemakkelijk aangepast kan worden (J. Nillesen, persoonlijke communicatie, 21 november, 2013). Een rechtlijnige lay-out is tijdloos en geeft overzicht doordat vanaf het beginpunt ook het eindpunt te zien is. Ronde vormen in het gangenstelsel bemoeilijken de oriëntatie doordat er geen zicht is op het eindpunt. Maar deze vormen kunnen juist wel gebruikt worden om de ruimte een eigen identiteit te geven (Van der Voordt, 1993). Het is de vraag of de voorkeur wordt gegeven aan een rechte, overzichtelijke lay-out of een ronde, organische lay-out die door het verassingseffect zorgt voor meer prikkels. Attribuut Lay-out Attribuut Lay-out
Niveau Organisch Recht
Ronde vorm
Omschrijving Ronde vorm Strakke, rechtlijnige vorm Ruimtelijke uitwerking Strakke vorm
Doordat een gebrek aan overzichtelijkheid vaak tot onrust leidt wordt verwacht dat ouderen met dementie de voorkeur hebben voor een rechte lay-out. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan een rechte lay-out.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
76
6.3 Zintuiglijke begrijpelijkheid Het is voor de zintuigen van belang dat de omgeving begrijpelijk is omdat de omgeving op deze manier intuïtief begrepen kan worden. Doordat denken voor ouderen met dementie lastiger gaat moet de fysieke omgeving een herkenbare structuur hebben zodat zij weten wat ze moeten doen. De prikkels die van de omgeving uitgaan worden namelijk verwerkt met het lage gedeelte van het brein dat beheerst wordt door emoties (Nillesen and Opitz, 2013). Verlichting Het zicht is veruit het belangrijkste zintuig. Gemiddeld neemt een mens 85 tot 90% van de nodige informatie op via de ogen. Als gevolg van het ouder worden gaan de ogen achteruit. Op de leeftijd van 60 jaar heeft men gemiddeld tweemaal zoveel licht nodig als een jongere voor het uitvoeren van eenzelfde soort activiteit. Een oudere kan hierdoor bij een te laag verlichtingsniveau angst ontwikkelen voor de omgeving. Met een goed belichtingsplan kan men de angst overwinnen en zich weer met zekerheid bewegen. Verlichting is niet alleen een middel om beter te kunnen zien, maar ook een middel om dagritmestoornissen en depressie tegen te gaan en de algemene gezondheid te verbeteren (Candau, 2005). Verschillende soorten licht kunnen helpen een bepaalde sfeer te creëren. Hoge niveaus van licht in combinatie met warme kleuren kunnen resulteren in een warme, vrolijke en opwekkende omgeving. Koele kleuren onder een laag niveau van licht kunnen resulteren in een kille maar heldere omgeving (Taam et al., 2004). In het onderzoek wordt achterhaald of ouderen met dementie een voorkeur hebben aan warm licht ten behoeve van de sfeer of koel licht ten behoeve van duidelijk zicht op de omgeving. Attribuut Verlichting
Attribuut Verlichting
Niveau Warm Koel
Omschrijving Oranjeachtig licht Blauwig licht
Ruimtelijke uitwerking Blauwig licht versus oranjeachtig licht
Aangezien ouderen met dementie vaak angstig worden door het gebrek aan zicht en gezien hun leeftijd meer licht nodig hebben wordt verwacht dat de voorkeur uitgaat naar koele verlichting. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan koele verlichting. 77
Materiaalkeuze Verschil in materiaal en textuur kan van belang zijn voor de oriëntatie (Van der Voordt, 1993), maar ook voor de akoestiek, sfeer (Van Bodegraven, 2004), bewegingsvrijheid en hygiëne (S.J.M.M. de Koning, persoonlijke communicatie, 11 december, 2013). Variatie in materiaal kan een zekere verassing brengen en mensen aantrekken van de ene ruimte naar de andere (De Weerd, 2011). Zoals eerder aangegeven moet in het ontwerp voor mensen met dementie rekening gehouden worden met het feit dat verschil in materialisatie ook als hoogteverschil kan worden waargenomen. Uit de site visits blijkt dat weinig gebruik wordt gemaakt van zachte materialen, zoals vloerbedekking en stoffen meubels, alhoewel dit met betrekking tot de akoestiek wel wordt aangeraden. Uit gesprekken met personeel blijkt dat dit voornamelijk te maken heeft met de hygiëne. Stoffen materialen kunnen minder gemakkelijk gereinigd worden. Voor de vloer heeft laminaat vaak de voorkeur boven vloerbedekking omdat de bewoners vaak de voeten niet meer goed optillen en daardoor sneller vallen bij een relatief stroeve vloerbedekking. Voor de wand wordt in sommige woonzorgvoorzieningen gekozen voor een behang met reliëf, in andere voor een gladde stuc wand. Het is de vraag of het toepassen van reliëf in de materialen leidt tot een positieve of een negatieve prikkel voor ouderen met dementie. Attribuut Materiaal
Attribuut Materiaal
Niveau Glad Reliëf
Stuc
Laminaat
Omschrijving Stuc muur, laminaat Patroon behang, vloerbedekking Ruimtelijke uitwerking Patroon
Vloerbedekking
Aangezien ouderen langdurig in dezelfde omgeving zijn is de verwachting dat de voorkeur wordt gegeven een omgeving die door het gebruik van reliëf interessanter is dan een omgeving die voornamelijk uit gladde materialen bestaat. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan materialen met reliëf boven gladde materialen. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
78
6.4 Huiselijkheid Een herkenbare plattegrond en aankleding die overeenkomt met de gemiddelde woning zorgen er voor dat een bewoner zich thuis kan voelen (Van Liempd et al., 2010). Verdere invulling van de fysieke verschijning van deze ‘gemiddelde woning’ berust zoals eerder gezegd vaak op visie (Stroobants and Verhaest, 2012). Vanuit de gerangschikte vormgevingsaspecten is het van belang om te kijken hoe meubilair en beplanting het begrip huiselijkheid kunnen ondersteunen. Meubilair Volgens Nillesen & Opitz (2013) heeft de ideale omgeving voor ouderen met dementie een klassieke, ouderwetse uitstraling. Dit omdat de herinneringen van de afgelopen 40 tot 60 jaar langzaam verdwijnen. De oudere herkent dan vooral de ouderwetse, archetypische setting. Volgens De Koning is het om deze reden van belang om gebruik te maken van archetypische vormgeving (S.J.M.M. de Koning, persoonlijke communicatie, 11 december, 2013). Bij veel architecten roept dit weerstand op omdat het in een vooruitstrevende samenleving tegen hun gevoel in gaat om ‘oubollig’ te ontwerpen. Ook vragen zij zich af hoe er op deze manier duurzaam kan worden ontworpen voor een gebouw dat toch snel 20 jaar mee moet gaan. Want de ouderen die er op dat moment wonen hebben een andere beleving van 40 tot 60 jaar geleden (B. de Bruijn, persoonlijke communicatie, 4 november, 2013). Voor het onderzoek is het dus interessant om te achterhalen of ouderen met dementie een voorkeur hebben voor moderne meubels met materialen als glas en staal of dat hun voorkeur inderdaad uit gaat naar ouderwetse meubels met materialen als stof en hout. Attribuut Meubilair
Attribuut Meubilair
Niveau Modern Ouderwets
Omschrijving Moderne meubels; glas en staal Ouderwetse meubels; stof en hout
Ruimtelijke uitwerking Moderne meubels Ouderwetse meubels
Aangezien ouderen met dementie een beleving hebben die steeds verder terug in de tijd reikt is het het meest aannemelijk dat zij de voorkeur hebben voor een ouderwetse vormgeving. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan meubels met een archetypische vormgeving en ouderwetse uitstraling.
79
Beplanting Zoals het uitzicht op een groene omgeving een positief effect kan hebben op de gezondheid kan interne beplanting dat ook (Lawson, 2013). Natuurlijke elementen in het interieur worden positief gewaardeerd met de woorden prettig, rustgevend en vrolijk (Van Dieren, 2011). In veel van de bezochte woonzorgvoorzieningen zijn weinig planten aangetroffen. In de woonzorgvoorzieningen waar wel planten aanwezig waren was het soms ook het geval dat de planten niet goed verzorgd waren en dood in de pot stonden. Volgens personeel zijn planten voornamelijk stofaantrekkers en bezorgt het neerzetten van planten hun extra werk (Van Dieren, 2011). Toch is het interessant om te kijken of de voorkeur van ouderen met dementie uitgaat naar het zicht op planten. Mocht dit het geval zijn dan is dat, naast het effect dat groen stimulerend is voor de gezondheid, toch zeker een argument om planten neer te zetten. Attribuut Planten Attribuut Planten
Niveau Wel planten Geen planten
Omschrijving Groen in de gang en voor het raam Geen groen in de gangen/ramen
Ruimtelijke uitwerking Groen in gang en voor het raam
Aangezien groen vaak geassocieerd wordt met een gezellige uitstraling is de verwachting dat mensen met dementie voor hun woning de voorkeur geven aan het zicht op planten. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan het zicht op planten.
6.5 Bewegingsruimte In woonzorgvoorzieningen is voldoende oppervlak van belang om beweging te stimuleren. Veelal bewegen ouderen met dementie te weinig. In de huidige ontwerpen komt dit vaak doordat er te weinig loopruimte wordt gecreëerd (P. Schimmel, persoonlijke communicatie, 13 december, 2013). Voor het ontwerpen van meer loopruimte is de menselijke schaal een belangrijk aspect. Volgens verschillende studies heeft een te grote ruimte een negatief effect op de beleving maar ook te kleine ruimtes en smalle paden leiden tot een lage verblijfskwaliteit (De Weerd, 2011). Men moet de omgeving dus fijn
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
80
beleven en deze beleving is afhankelijk van de menselijke schaal. In het Czaar Peterpunt, één van de bezochte kleinschalige woonvoorzieningen, is een verlaagd plafond ingebouwd op één meter afstand van het originele plafond. Dit kwam doordat mensen zich klein en onzeker voelden in de grote ruimte. In het onderzoek is het dus interessant om te onderzoeken of mensen een grotere ruimte positief ervaren of juist de voorkeur geven aan een kleine ruimte. Een grote ruimte heeft wat betreft de bewegingsruimte namelijk de voorkeur maar dit moet wel in overeenstemming zijn met de beleving van de gebruiker. Attribuut Dimensie
Niveau Breed Smal
Omschrijving 3,60 meter breed 1,80 meter breed
Aangezien ouderen met dementie vaak geen besef meer hebben van ‘achter mij’ en door hun leeftijd vaak licht gebogen lopen wordt aangenomen dat hun voorkeur uitgaat naar een smalle ruimte waarin zij zich meer beschermd voelen. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt voor de gangzone de voorkeur gegeven aan een smalle ruimte.
6.6 Autonomie Vanuit het oogpunt autonomie kan een railing langs de wand een hulpmiddel vormen voor ouderen met dementie om nog zelfstandig rond te kunnen lopen. Railingen Railingen zijn volgens Snel van belang vanwege de tactiliteit van de bewoners die nog goed in tact is. In de railingen kunnen vervolgens ribbels verwerkt worden die naderende situaties aangeven (H.A. Snel, persoonlijke communicatie, 9 december, 2013). Het volgens Nillesen de vraag in welk stadium van dementie je de railing wil invoegen. De ene bewoner is toe aan een steun bij het rondlopen, een ander nog niet (J. Nillesen, persoonlijke communicatie, 21 november, 2013). Daarnaast geeft de één aan dat railingen een gevaar zijn op de punten waar deze onderbroken wordt, de ander geeft aan dat dit opgelost kan worden door de rail over de deur door te laten lopen. Naast genoemde argumenten is het een aspect dat qua beleving vaak weerstand oproept in grootschalige woonzorgvoorzieningen. Het betreft de beleving die vaak wordt aangeduid met ‘institutionele sfeer’, zoals in een ziekenhuis met een railing langs de wand en stoelen in een rij naast elkaar. Attribuut Ziekenhuis
Niveau Omschrijving Wachtkameropstelling Stoelen en railing langs de wand Contacthoek Stoelen in een ‘kring’, geen railing
Het is de vraag of deze vormgeving bij ouderen met dementie dezelfde weerstand oproept zoals deze vaak voorkomt bij personeel en bezoekers of dat deze vormgeving niet de associatie van instituut oproept maar juist van een fijne woonomgeving. 81
Attribuut Ziekenhuis
Ruimtelijke uitwerking Stoelen recht en railingen Stoelen in kring geen railing
Aangezien het de woning van mensen met dementie betreft wordt verwacht dat hun voorkeur ligt bij de gezelligere uitstraling van een contacthoek met stoelen in een kring en geen railingen langs de wand. De hypothese luidt als volgt: H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan een anti-institutionele sfeer.
6.8 Verantwoording van de uit te werken ruimte Om een conclusie te kunnen trekken over de genoemde aspecten moeten deze vergeleken worden om hun nut voor een woonvoorziening te bepalen. Om deze reden moeten alle attributen gevat worden in één afbeelding (en de niveaus worden paarsgewijs vergeleken). De afbeelding moet een ruimte uit een woonzorgvoorziening voor ouderen met dementie weergeven zodat deze herkent wordt en men goed de voorkeur voor deze ruimte aan kan geven. Woningen waarbij de entree van de woning naast de woonkamer ligt en de slaapkamers in een meer besloten deel van de woning lijken het meest op een normale woning en zullen als zodanig worden herkend (Van Liempd et al., 2010). De gangzone is een ruimte die alle gebruikers aangaat en dat als ruggengraat het gebouw vorm geeft. Om deze redenen leent de gangzone zich als ruimte om vignetten voor te ontwikkelen en de verschillende attributen en niveaus in te vatten. Ten behoeve van de duidelijkheid van de vignetten is gekozen voor een overzichtelijke gang waaraan kamers geplaatst zijn. Dit is ook de hoofdvorm die blijkbaar gunstig is voor het ontwerp aangezien zeven van de acht bezochte woonvoorzieningen deze vorm kennen (Figuur 13).
Figuur 13. Meest voorkomende hoofdvorm van de bezochte woonzorgvoorzieningen
Over de verschijning van de gangzone bestaat discussie. Stroobants & Verhaest (2012) geven voor het ontwerpen voor ouderen met dementie de voorkeur aan
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
82
de haakse vorm (Figuur 14) en Nillesen & Opitz (2013) aan een ontwerp rondom een centrale hal (Figuur 15).
Figuur 14. De haakse vorm
Figuur 15. Rondom centrale hal
Figuur 16. Omgang
Wat veel voorkomt in nieuwgebouwde verpleeghuizen is de omgang, ook wel een ‘dwaalgang’ genoemd (Figuur 16). Hierdoor kunnen mensen met dementie veilig door het gebouw dwalen (Marquardt and Schmieg, 2009). Volgens Marquardt & Schmieg (2009) is dit voor de oriëntatie van de bewoners niet de beste oplossing. In hun onderzoek bestudeerden ze het gedrag van de bewoners in een rechte gang, een gang met een haakse vorm en een omgang. Uit de resultaten blijkt dat een rechte gang beter is voor de oriëntatie van de bewoners dan een circulatiesysteem met meerdere richtingen. De omgang blijkt zelfs te zorgen voor meer desoriëntatie omdat deze vorm geen sturing geeft aan de richting (Marquardt and Schmieg, 2009). Het is vaak lastig om een gebouw uit één gang te laten bestaan omdat ook andere factoren invloed hebben op de verschijningsvorm van het gebouw. In dit onderzoek wordt niet verder ingegaan op de discussie wat betreft de verschijning van de gangzone. Voor het ontwikkelen van de vignetten wordt de vorm gekozen van een gang met één richting, de bekende hoofdvorm, omdat deze overzichtelijk is en hierin de genoemde attributen goed weergegeven en getoetst kunnen worden. Conclusie In dit hoofdstuk is er antwoord gegeven op onderzoeksvraag 2: “Hoe kunnen de vormgevingsaspecten geoperationaliseerd worden zodat deze gebruikt kunnen worden om de beleving te onderzoeken?” Omdat in dit onderzoek de focus voornamelijk ligt op het bieden van de juiste prikkelbalans voor mensen met dementie is er voor gekozen om de vignetten in te richten naar de thema’s die primair voor de bewoners van belang zijn. Voor het ontwikkelen van de vignetten is gekozen voor de operationalisatie van een gang met één richting. De attributen en niveaus die geoperationaliseerd zijn en onderzocht zullen worden zijn hieronder weergegeven (Tabel 16). Alle attributen en niveaus worden door middel van de vignettenmethode onderzocht in een vragenlijst. De vragenlijst en de resultaten van het vignettenonderzoek worden in het volgende hoofdstuk beschreven.
83
Attribuut Bewegwijzering Uitzicht Kleur Kunst Lay-out Verlichting Materiaal Meubilair Beplanting Dimensie Ziekenhuis
Niveau 1 Tekst Groen Warm 2D wandelementen Organisch Warm Glad Modern Planten Breed Wachtkamer
Niveau 2 Pictogrammen Stads Koel 3D elementen Recht Koel Reliëf Ouderwets Geen planten Smal Contacthoek
Niveau 3 Geen Wit
Tabel 16. Operationalisatie vormgevingsaspecten (attributen en niveaus)
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
84
7. Onderzoek met behulp van vignetten De besproken attributen en niveaus zijn omgezet in bruikbare vignetten. De vignetten zijn geplaatst in een vragenlijst om op een beeldende wijze de voorkeuren van ouderen met dementie, mantelzorgers en personeel te meten (Bijlage E). In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de vragenlijst, het selectieproces van de respondenten en het onderzoeksresultaat besproken. De onderzoeksresultaten zijn onderverdeeld in een beschrijvende analyse, een conjunct analyse en een responsanalyse.
7.1 Vragenlijst De gehele vragenlijsten zijn te vinden in de bijlages F, G en H. Voor de drie responsegroepen is een aparte vragenlijst ontwikkeld en er zijn per groep tien versies beschikbaar. De vragenlijst is steeds opgebouwd uit drie delen: Onderdeel I Achtergrond informatie Onderdeel II Voorkeuren van de respondent Onderdeel III Extra informatie I Achtergrond informatie Uit hoofdstuk 2 blijkt dat de hechting van iemand aan een plaats samenhangt met zijn of haar persoonsgebonden kenmerken. Om te kunnen analyseren of de voorkeuren voor een omgeving verschillen voor kenmerken als geslacht, leeftijd en opleiding zijn hierover vragen opgenomen in de vragenlijst. Daarnaast zijn vragen opgenomen over de zorg- en woongeschiedenis om te kunnen analyseren of dit van invloed is op de voorkeur voor specifieke vormgeving- en inrichtingsaspecten. De vragenlijst voor ouderen met dementie bestaat enkel uit voorkeursvragen. De vragen over hun persoonsgebonden kenmerken zijn opgenomen in de vragenlijst van mantelzorg en personeel. De mantelzorg is gevraagd naar geslacht, geboortedatum, kleurenblindheid, opleiding en relatie tot de demente bewoner. Daarnaast is de mantelzorg gevraagd naar de zorgtijd in uren op dit moment en de zorgtijd in uren in het verleden (voordat de bewoner werd opgenomen). Ook zijn vragen gesteld over de woongeschiedenis van de bewoner. Personeel is gevraagd naar geslacht, geboortedatum, kleurenblindheid, opleiding en werkervaring (jaren en zorggroep). Aan het hoofd van de verschillende afdelingen zijn vragen gesteld over de bewoners: geboortedatum, kleurenblindheid, opleiding, woontijd, de fase dementie en het zorgzwaartepakket (ZZP). II Voorkeuren van de respondent Elke respondent wordt gevraagd naar de voorkeur voor een bepaalde omgeving. Dit is gebeurd aan de hand van de in hoofdstuk 3 uitgelegde vignettenmethode. De versies zijn in een willekeurige volgorde aan de respondenten voorgelegd. Aan de bewoner is naar de voorkeur gevraagd door het stellen van de vraag: Welke omgeving vindt u het fijnst? De vragen aan de mantelzorg en het 85
personeel zijn in twee delen voorgelegd. Er is gevraagd om het eerste deel naar de eigen voorkeur in te vullen en niet naar de voorkeur van de bewoners. Aan de mantelzorg is naar de voorkeur gevraagd door het stellen van de vraag: In welke omgeving zou u zelf het liefst op bezoek gaan? Aan het personeel is de volgende vraag gesteld: In welke omgeving zou u zelf het liefst werken? Tussen het eerste en het tweede deel werd de mantelzorg en het personeel gewezen op het belang van een juiste prikkelbalans voor mensen met dementie: Het is bekend dat de hoeveelheid ontworpen prikkels van invloed is op mensen met dementie. Een te grote of te kleine hoeveelheid kan stress opleveren maar een goede hoeveelheid prikkels vanuit de omgeving kan juist dienen als stimulans. Het is de bedoeling dat u de volgende vragen met dit idee in het achterhoofd beantwoord. Vervolgens worden in het tweede deel dezelfde vignetten voorgelegd als in het eerste deel. Nu wordt echter de vraag gesteld: Welke omgeving is volgens u het meest geschikt voor ouderen met dementie? Op deze manier kan geanalyseerd worden of de eigen keuze gelijk is aan de keuze die men vanuit het oogpunt van dementie maakt, of dat deze hiervan afwijkt. III Extra informatie In de vragenlijsten voor mantelzorg en personeel zijn twee open vragen opgenomen. Beide responsgroepen zijn gevraagd naar goede punten en punten voor verbetering ten aanzien van de woonomgeving waarin de persoon woont waaraan zij de mantelzorg verlenen of waarin zij werken. Antwoorden op deze vragen zijn te vinden in bijlages G en H. Afname van het onderzoek In principe was elke vragenlijst digitaal in te vullen (via de software Collector; innovative surveys). Rekening houdend met mindere digitale vaardigheden was voor de demente bewoners en ook voor de mantelzorg een analoge versie beschikbaar. Voor de demente bewoners is gestreefd naar een prikkelarme afname van de vragenlijst. Vanuit dit oogpunt is ervoor gekozen om de afname voor hen herkenbaar te houden en niet te doen via het tonen van de vignetten op een beeldscherm. Er is voor gekozen de vignetten te printen op groot formaat (één vignet per A4) en te plastificeren. Op deze manier waren de vignetten voor hen goed zichtbaar en werden de vragenlijsten niet smoezelig door het vasthouden. Er was ook een niet-geplastificeerde variant beschikbaar voor hen die moeite hadden met het zicht vanwege de lichte spiegeling van de geplastificeerde vragenlijsten.
7.2 Selectieproces ouderen met dementie en wooncentra Voor het selecteren van een responsgroep van demente ouderen zijn de eerder bezochte kleinschalige woonvoorzieningen, zie hoofdstuk 4, benaderd met een verzoek tot medewerking aan dit onderzoek. Op deze manier zou een goede cross-case analyse mogelijk zijn. Door de vakantieperiode, en bijkomende lage personeelsbezetting, bleek medewerking niet haalbaar. Via het netwerk van Clarine van Oel (eerste mentor) zijn
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
86
woonzorgvoorzieningen van Antroz en Warande benaderd met een verzoek tot medewerking. Medewerking is verleend door de volgende woonzorgcentra (Tabel 17): Ligging Kleine stad Dorp
Woonzorgcentra Heerewegen, Zeist (renovatie 2014) De Loericker Stee, Houten (renovatie 2014) Het Leendert Meeshuis, Bilthoven (oplevering 1988) De Schutsmantel, Bilthoven (renovatie 2013)
Tabel 17. Overzicht meewerkende woonzorgcentra
De geografische ligging van de woonzorgcentra is aangegeven in Figuur 17.
Figuur 17. Geografische ligging van de meewerkende woonzorgcentra
Omdat de vragenlijst voor het personeel gemakkelijk digitaal was in te vullen en maar weinig tijd in beslag nam hebben enkele personeelsleden van de bezochte kleinschalige woonvoorzieningen de vragenlijst toch ingevuld, zie 7.3 onderzoeksresultaten.
7.3 Onderzoeksresultaten Allereerst wordt van de onderzoeksresultaten de beschrijvende analyse weergegeven en daarna de conjunct analyse waarin de gestelde hypothesen worden getoetst. 7.3.1 Beschrijving van de respondenten Van de ten minste 280 aangeschreven personen hebben er in totaal 100 personen aan het onderzoek deelgenomen. De verdeling van de responsegroepen is weergegeven in Figuur 18.
87
50 39
40
33 28
30 20 10 0
Bewoners
Personeel
Mantelzorgers
Figuur 18. Verdeling van de responsegroepen
De resultaten van de bewoners en de mantelzorgers zijn aan elkaar gekoppeld middels het kamernummer van de bewoner om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen. Niet alle mantelzorgers die toestemming gegeven hebben voor het afnemen van de vragenlijst bij hun geliefde (in verband met wilsonbekwaamheid) hebben ook zelf meegedaan aan het onderzoek. Daarnaast hebben ook niet alle bewoners, voor wie door de mantelzorger of wettelijk vertegenwoordiger toestemming was gegeven, deel kunnen of willen nemen aan het onderzoek. De resultaten zijn per responsegroep geanalyseerd. Demente bewoners Geslacht Zoals hieronder te zien is bestaat 82% van de bewoners responsegroep uit vrouwen en maar voor 18% uit mannen (Figuur 19). Dit kan verklaard worden door het feit dat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen, daardoor een hogere kans op dementie hebben en dus vaker opgenomen worden in een woonzorgcentrum. De gegevenslabels bij de staafdiagrammen geven het aantal respondenten weer. De gegevenslabels bij de cirkeldiagrammen zijn weergegeven als aantal respondenten; percentage van de responsegroep. 6; 18%
Man Vrouw
27; 82%
14 12 10 8 6 4 2 0
12 9
1
0
7
2
2
Leeftijd (jaren)
Figuur 19. Geslacht bewoners
Figuur 20. Leeftijd bewoners
Leeftijd De gemiddelde leeftijd van de respondenten ligt op 87 jaar. De jongste respondent was 69 jaar en de oudste respondent was 95 jaar. Het meerendeel van de respondenten is tussen de 91 en de 95 jaar (Figuur 20). Er is geen significant verband zichtbaar tussen leeftijd en geslacht.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
88
Fase dementie Het grootste gedeelte van de respondenten bevindt zich in het begin of midden stadium van dementie (Figuur 21). Dit zijn de emotionele en de psychomotorische fase. Het blijkt bij personen in deze fase goed mogelijk om een beeldende vragenlijst af te nemen. Personen in het laatste stadium zijn door de woonzorgcentra niet geselecteerd om mee te doen aan het onderzoek aangezien met deze personen in de meeste gevallen geen interactie meer mogelijk is. Er is een verband zichtbaar tussen geslacht en de fase van dementie. Het totaal aantal respondenten dat zich in het voorstadium bevindt is man. Daarnaast is het grootste deel van de respondenten (96%) dat zich in het middenstadium bevindt vrouw. 20 15 10 5 0
15
1; 3%
15
3
0
ZZP 4 ZZP 5
32; 97%
Stadium dementie Figuur 21. Fase van dementie
Figuur 22. Zorgzwaartepakket (ZZP)
Locatie Het grootste gedeelte van de responsegroep woont in woonzorgcentrum De Schutsmantel, Bilthoven. Het kleinste deel van de responsegroep (2 personen) woont in Het Leendert Meeshuis (Figuur 23). Laatst genoemde locatie is één van de twee verpleeghuizen in Nederland met een antroposofische identiteit. 20 15 10 5 0
15 8
8
2
Woonzorgcentrum Figuur 23. Locatie woonzorgcentra
Woongeschiedenis Het grootste deel (39%) van de responsegroep is geboren in een grote stad (Figuur 24). Het kleinste deel van de responsegroep (9%) komt van het platteland. Meer dan de helft van de respondenten heeft in zijn leven wel eens in een grote stad of in een dorp gewoond (Figuur 25). Maar één vijfde deel van de responsegroep heeft in zijn leven wel eens op het platteland gewoond. Het grootste deel van de responsegroep (70%) is wel eens verhuisd binnen dezelfde plaats.
89
13
15 10
7
5
5
3
5
20 15 10 5 0
0
18
19 11 6
Geboorteplaats
Woonplaats
Figuur 24. Geboorteplaats bewoners
Figuur 25. Woonplaatsen bewoners door de tijd
Personeel Geslacht De personeel responsegroep bestaat voor 92% uit vrouwen en maar voor 8% uit mannen (Figuur 26). Dit is aannemelijk doordat werk in de zorg nog vaak gezien wordt als een vrouwenberoep. De jongste respondent is 18 jaar en de oudste respondent is 65 jaar. De gemiddelde leeftijd van de respondenten ligt op 47 jaar. 3; 8%
Vrouw Man
12 10 8 6 4 2 0
10
9
9 5
2
36; 92%
1
1
2
Werkervaring (jaren)
Figuur 26. Geslacht personeel
Figuur 27. Werkervaring met dementie in jaren
Werkervaring en opleidingsniveau Gemiddeld hebben de respondenten een werkervaring tussen de 1 en 15 jaar. Één respondent heeft al 40 jaar werkervaring op een dementie groep (Figuur 27). Het grootste deel van de respondenten (36%) heeft een MBO opleiding afgerond (Figuur 28). 14
15 10 5
11
7 0
0
3
1
0
Opleidingsniveau Figuur 28. Opleidingsniveau personeel
3
20 15 10 5 0
16
13 3
6
1
Woonzorgcentrum Figuur 29. Locatie woonzorgcentra
Locatie Het is opvallend dat in tegenstelling tot de bewoners het grootste deel van de ingevulde vragenlijsten (41%) afkomstig is van Het Leendert Meeshuis, Bilthoven (Figuur 29). Dit kan te maken hebben met het feit dat Het Leendert Meeshuis een oude locatie is (oplevering 1988) en dat personeel graag wil laten
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
90
weten wat voor verbeteringen er mogelijk zijn. Een klein deel van de respondenten (10%) is werkzaam in de eerder bezochte kleinschalige woonvoorzieningen. Mantelzorgers Geslacht en relatie Van de mantelzorg responsegroep is ongeveer twee derde deel vrouw en één derde deel man (Figuur 30). Opvallend is dat het grootste deel van de respondenten de mantelzorg verleent aan zijn of haar ouder/verzorger (Figuur 31). Één respondent is de zus van een demente bewoner. De meeste respondenten in de categorie ‘ander’ verlenen de mantelzorg aan hun tante. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 60 jaar.
9; 32% Man Vrouw
19; 68%
20 15 10 5 0
19 8 1
0
Relatie Figuur 31. Relatie bewoner tot mantelzorger
Figuur 30. Geslacht mantelzorg
Opleidingsniveau Het grootste deel van de respondenten heeft een HBO opleiding afgerond (Figuur 32). Gemiddeld is het opleidingsniveau iets hoger maar wel vergelijkbaar met dat van de personeel responsegroep. Er is geen significant verband zichtbaar tussen geslacht en opleidingsniveau. Het grootste deel van de mantelzorgers (43%) verleent mantelzorg aan hen die wonen in De Schutsmantel (Figuur 33). 12 10 8 6 4 2 0
10 7 3 0
1
4
0
Opleidingsniveau Figuur 32. Opleidingsniveau mantelzorg
3
14 12 10 8 6 4 2 0
12
8
8
0
Woonzorgcentrum Figuur 33. Locatie woonzorgcentra
7.3.2 Resultaten van de vignetten De voorkeuren voor attributen zijn geanalyseerd vanuit de verschillende gebruikersperspectieven. Het script van de analyse is te vinden in bijlage I.Voor het trekken van betrouwbare conclusies is er voor gekozen om te werken met een significantieniveau van 5% (p < 0,05). Attributen die op dit niveau significant zijn, zijn gemarkeerd met een groene kleur. Vanwege de geringe data worden ook resultaten met een significantieniveau van 10% (p < 0,10) in ogenschouw genomen. Deze resultaten zijn beschouwd als marginaal significant 91
en zijn dus iets minder hard (betrouwbaar) dan resultaten die onder een drempelwaarde van p < 0.05 liggen. Attributen die op dit niveau significant zijn, zijn gemarkeerd met een oranje kleur. In de discussie is beschreven hoe de geringe data het gevolg is van een moeizame dataverzameling. Voor het analyseren van de resultaten is een logistische regressieanalyse uitgevoerd. Er is, anders dan vooraf het plan was, geen conditionele logistische regressieanalyse uitgevoerd maar een standaard logistische regressieanalyse omdat het aantal respondenten niet toereikend was voor een conditionele logistische regressieanalyse. De standaard logistische regressieanalyse verschilt van de conditionele regressie in die zin dat er geen rekening wordt gehouden met de voorgelegde combinatie. Dit betekent dat in de analyse (bij bijvoorbeeld het attribuut kleur) het aantal keren dat voor wit is gekozen, is afgezet tegen het aantal keren dat voor blauwgroen is gekozen. Dit hoeft niet persé te zijn onder de conditie dat wit en blauwgroen zijn aangeboden maar is ook gebaseerd op de keren dat wit en zalm-roze zijn aangeboden, en zalm-roze en blauwgroen zijn aangeboden. Er is dus geanalyseerd of men op basis van het aantal keren dat gekozen is voor één van de attribuutniveaus, vaker voor het ene attribuutniveau kiest dan voor het andere. Er is ook getoetst op interactie-effecten, maar vanwege het beperkte aantal respondenten is geen significante interactie ontdekt. De analyse van de attribuutniveaus is gebaseerd op 1670 waarnemingen (33 bewoners x 5 keuze alternatieven x 2 vignetten + 39 personeelsleden x 10 keuze alternatieven x 2 vignetten + 28 mantelzorgers x 10 keuze alternatieven x 2 vignetten), de waarnemingen van de verschillende responsegroepen. De uitkomsten van de logistische regressieanalyse worden daarnaast ook vergeleken met de antwoorden die mantelzorg en personeel op de open vragen van de vragenlijst hebben gegeven. Deze antwoorden geven een richting aan sommige resultaten. Uit opmerkingen als “Vloerbedekking is vies” en “Alle vloeren moeten goed schoon te maken zijn” is afgeleid dat personeel en mantelzorg met name hygiëne als overweging meeneemt bij de keuze voor een soort vloer. Voor het trekken van conclusies op attribuutniveaus zijn de parameterschatting, de standaardfout en significantie van belang. Daarnaast is de Odds Ratio (OR) van belang. Deze ratio geeft weer hoe de voorkeuren voor de verschillende niveaus zijn verdeeld. De OR is bijvoorbeeld de verhouding tussen de kans dat voor breed wordt gekozen en de kans dat voor smal wordt gekozen. Anders gezegd, geeft de OR dus aan hoe veel vaker men voor breed dan voor smal heeft gekozen. Ter illustratie: een OR van 2 geeft aan dat het personeel 2 keer vaker voor breed dan voor smal kiest. De kansverdeling voor breed ten opzichte van smal is dus 0,67 voor breed en 0,33 voor smal (de kans is samen 1,0 dus 1,0 = OR * x + x; 1,0 = 2 * x + x; 1,0 = 3 * x; 1,0/3 = x; x = 0,333; OR * x = 0,67). Anders gezegd: in 67% van de gevallen is door het personeel voor breed gekozen ten opzichte van smal. De kans is dus 67% dat het personeel voor breed kiest boven smal.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
92
Attribuutniveaus voor een fijne leefomgeving In onderstaande tabel (Tabel 18) is de voorkeur (nut) voor de attribuutniveaus vanuit het eigen perspectief van de demente bewoners weergegeven. Naast kleur blijken de attributen bewegwijzering en uitzicht marginaal significant (bewegwijzering: p = 0,08; uitzicht: p = 0,10). Demente ouderen geven de voorkeur aan pictogrammen, witte kleuren (boven warme en koele kleuren) en groen uitzicht. Het gemeenschappelijke aan hun keuze is dat deze attribuutniveaus een positieve beleving oproepen en dus zorgen voor positieve prikkels vanuit de omgeving. Ook sluit de keuze voor pictogrammen aan bij hun verbale beperkingen. Voor demente ouderen is er dus vanuit hun eigen perspectief een relatie aantoonbaar tussen de attributen kleur, bewegwijzering en uitzicht enerzijds en een fijne leefomgeving anderzijds. Attribuut Lay-out Dimensie Bewegwijzering Bewegwijzering Kleur Kleur Kunst Materiaal Planten Uitzicht Verlichting Meubilair Railingen
Niveau Organisch Breed Geen Pictogrammen Koel Warm Beelden Glad Geen planten Groen Koel Modern Contacthoek
ParS -0,2762 0,3174 0,0003 0,5284 -0,6966 -0,6963 -0,2007 -0,0273 -0,2732 0,4307 -0,2873 -0,2606 -0,1563
StdErr 0,2593 0,2458 0,3098 0,3050 0,3078 0,3026 0,2460 0,2547 0,2440 0,2648 0,2516 0,2581 0,2460
ProbCS 0,29 0,20 0,99 0,08 0,02 0,02 0,42 0,91 0,26 0,10 0,25 0,31 0,53
Niveau vs Recht Smal Tekst Tekst Wit Wit Schilderijen Reliëf Wel planten Stads Warm Ouderwets Wachtkamer
OR 0,759 1,374 1,000 1,696 0,498 0,498 0,818 0,973 0,761 1,538 0,750 0,771 0,855
Tabel 18. Voorkeur voor de attribuutniveaus vanuit het perspectief van demente bewoners
Op basis van parameterschatting en bijbehorende odds ratio wordt de voorkeur (nut) voor de significante attribuutniveaus voor een fijne leefomgeving vergeleken. De verhouding van de voorkeuren wordt uitgedrukt in een percentage. Het gaat hierbij om relatieve kansen en niet om een absoluut percentage. Het percentage geeft de voorkeur weer voor een attribuutniveau bij het voorleggen van de getoonde attribuutniveaus. Zo bestaat de voorkeur voor een witte kleur onder de voorwaarde dat zalm-roze of blauwgroen worden aangeboden als alternatieve kleur. Zouden hiernaast de opties ‘oranje’ of ‘paars’ worden aangeboden dan zullen de voorkeuren en bijbehorende percentages verschuiven. Voor het attribuut kleur was het volgende verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt door de bewoners voorkeur gegeven aan een zalm-roze kleur”. Bewoners kregen de keuze uit wit, blauwgroen en zalm-roze. Ze bleken de voorkeur te geven aan een witte kleur (Tabel 19). Er is geen verschil in voorkeur tussen een warme en koele kleur (het percentage dat kiest voor koel is even groot al het percentage dat kiest voor koel en daarom is de OR = 1). De voorkeur wordt dus gegeven aan de witte kleur (het percentage dat kiest voor koel is kleiner dan het percentage dat kiest voor wit, en daarom is de OR < 1; idem voor warm vs. wit) en niet aan de zalm-roze kleur, zoals verwacht aan de hand van de literatuur. Op basis hiervan wordt H1 verworpen.
93
Niveau vs. niveau Koel vs. wit Warm vs. wit Koel vs. warm
Kleur (Sample size = 330) ParS Odds ratio Percentages -0,6966 0,498 Koel 33% Wit 67% -0,6963 0,498 Warm 33% Wit 67% 0,000 1,000 Koel 50% Warm 50%
Tabel 19. Voorkeur attribuutniveaus kleur vanuit het perspectief van demente bewoners
Voor het attribuut bewegwijzering was het volgende verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan bewegwijzering in de vorm van pictogrammen”. Uit de parameterschatting en odds ratio (Tabel 20) blijkt inderdaad een voorkeur in de vorm van pictogrammen want 63% van de dementerenden kiest voor pictogrammen, en maar 37% voor tekst. Op basis hiervan wordt H1 aangenomen. Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen heeft zowel de voorkeur boven tekst als boven geen bewegwijzering. Tussen bewegwijzering in de vorm van tekst en het niet toepassen van bewegwijzering zit geen verschil in voorkeur. Bewegwijzering (Sample size = 330) ParS Odds ratio Percentages 0,0003 1,000 Geen 50% Tekst 50% Pictogrammen vs. tekst 0,5284 1,696 Pictogrammen 63% Tekst 37% Pictogrammen vs. geen 0,5284 1,696 Pictogrammen 63% Geen 37% Niveau vs. niveau Geen vs. tekst
Tabel 20. Voorkeur attribuutniveaus bewegwijzering vanuit het perspectief van demente bewoners
Voor het attribuut uitzicht was verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan een stads uitzicht”. Uit de parameterschatting en odds ratio (Tabel 21) blijkt de voorkeur voor groen uitzicht boven een stads uitzicht. De demente bewoners geven meer dan 1,5 keer de voorkeur aan een groen uitzicht boven een stads uitzicht. Niveau vs. niveau Groen vs. stads
Uitzicht (Sample size = 330) ParS Odds ratio Percentages 0,4307 1,538 Groen 61% Stads 39%
Tabel 21. Voorkeur attribuutniveaus uitzicht vanuit het perspectief van demente bewoners
De Odds Ratio en percentages zijn als volgt tot stand gekomen: Van de 330 voorleggingen is ‘Groen uitzicht’ in totaal 169 voorgelegd en ‘Stads uitzicht’ 161 keer. Van de keren dat ‘Groen uitzicht’ werd voorgelegd is hier 102 keer voor gekozen. Van de keren dat ‘Stads uitzicht’ werd voorgelegd is hier 63 keer voor gekozen (Tabel 22).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
94
Uitzicht (Sample size = 330) Frequenties Gekozen Niet gekozen
Niveau Groen Stads Totaal
102 63 165
67 98 165
Totaal
169 161 330
Tabel 22. Frequentie tabel attribuutniveaus uitzicht
Het aantal keren dat niet voor groen uitzicht werd gekozen, werd voor stads uitzicht gekozen en visa versa. Dit betekent dat in totaal 200 keer (102 keer voor groen + 98 keer niet voor stads) voor ‘Groen uitzicht’ is gekozen en 130 keer (63 keer voor stads + 67 keer niet voor groen) voor ‘Stads uitzicht’. Omgerekend naar percentages betekent dit dat bij 61% van de voorleggingen gekozen is voor ‘Groen uitzicht’ en bij 39% van de voorleggingen voor ‘Stads uitzicht’ (Tabel 23), een Odds Ratio van 60,6/39,4 = 1,538. Demente bewoners geven dus meer dan 1,5 keer de voorkeur aan een groen uitzicht dan aan een stads uitzicht.
Niveau Groen Stads Totaal
Uitzicht (Sample size = 330) Frequenties Percentages Gekozen
102 + 98 63 + 67 330
60,6% 39,4% 100%
OR = 60,6/39,4 = 1,538
Tabel 23. Frequenties vertaald naar percentages
Tabel 24 en 25 tonen de attribuutniveaus die mantelzorg en personeel van belang achten voor een fijne leefomgeving van demente ouderen. Dit zijn de resultaten op de vraag aan mantelzorg en personeel vanuit het dementieperspectief: Welke omgeving is volgens u het meest geschikt voor ouderen met dementie? Opvallend is dat volgens mantelzorg en personeel naast het attribuut kleur ook de attributen materiaal en dimensie van belang zijn voor een fijne leefomgeving van demente ouderen. De attributen bewegwijzering en uitzicht tonen in tegenstelling tot bij de demente bewoners geen relatie met een fijne leefomgeving. Attribuut Lay-out Dimensie Bewegwijzering Bewegwijzering Kleur Kleur Kunst Materiaal Planten Uitzicht Verlichting Meubilair Railingen
Niveau Organisch Breed Geen Pictogrammen Koel Warm Beelden Glad Geen planten Groen Koel Modern Contacthoek
ParS -0,0231 0,6143 -0,2695 -0,3828 -0,8086 -0,1353 -0,2332 0,3757 -0,0024 -0,0256 -0,1606 -0,1621 -0,1626
StdErr 0,2276 0,2245 0,2566 0,2722 0,2751 0,2630 0,2213 0,2259 0,2134 0,2199 0,2214 0,2229 0,2183
ProbCS 0,92 0,01 0,29 0,16 0,00 0,61 0,29 0,09 0,99 0,91 0,47 0,47 0,46
Niveau vs. Recht Smal Tekst Tekst Wit Wit Schilderijen Reliëf Wel planten Stads Warm Ouderwets Wachtkamer
OR 0,977 1,848 0,764 0,682 0,445 0,873 0,792 1,456 0,998 0,975 0,852 0,850 0,850
Tabel 24. Nut van de attribuutniveaus voor een fijne leefomgeving dementen volgens mantelzorg
95
Attribuut Niveau ParS StdErr ProbCS Niveau vs. OR Lay-out Organisch -0,4073 0,2758 0,13 Recht 0,665 Dimensie Breed 0,4374 0,2670 0,10 Smal 1,549 Bewegwijzering Geen -0,2586 0,3034 0,39 Tekst 0,772 Bewegwijzering Pictogrammen -0,2702 0,3296 0,41 Tekst 0,763 Kleur Koel -0,9422 0,3189 0,00 Wit 0,390 Kleur Warm -0,2936 0,3207 0,36 Wit 0,746 Kunst Beelden -0,1072 0,2579 0,68 Schilderijen 0,898 Materiaal Glad 0,3239 0,2703 0,23 Reliëf 1,382 Planten Geen planten -0,1970 0,2557 0,44 Wel planten 0,821 Uitzicht Groen 0,3435 0,2693 0,20 Stads 1,410 Verlichting Koel -0,1910 0,2566 0,46 Warm 0,826 Meubilair Modern 0,0144 0,2767 0,96 Ouderwets 1,015 Railingen Contacthoek -0,2657 0,2616 0,31 Wachtkamer 0,767 Tabel 25. Voorkeur attribuutniveaus voor een fijne leefomgeving dementen volgens personeel
Opvallend is dat zowel de mantelzorg als het personeel vanuit het dementieperspectief de hoogste voorkeur heeft voor een witte kleur (Tabel 26 en 27). Dit komt ten dele overeen met de voorkeur van de bewoners die niet alleen liever witte dan koele kleuren hadden, maar ook witte kleuren boven warme kleuren verkozen. Mantelzorgers en verzorgenden verkozen wel witte kleuren boven koele kleuren, maar vonden zowel witte als warme kleuren geschikt voor dementerenden. Opvallend is het verschil in voorkeur tussen koele en warme kleuren (Tabel 26 en 27). De mantelzorg en het personeel hebben een duidelijke voorkeur voor warme kleuren boven koele kleuren voor een leefomgeving van demente ouderen hoewel de ouderen zelf liever geen koele of warme kleur hadden. Niveau vs. niveau Koel vs. wit Warm vs. wit Koel vs. warm
Kleur (Sample size = 280) ParS Odds ratio Percentages -0,8086 0,455 Koel 31% Wit 69% -0,1353 0,873 Warm 47% Wit 53% -0,6733 0,510 Koel 34% Warm 66%
Tabel 26. Voorkeur attribuutniveaus kleur voor een fijne leefomgeving volgens de mantelzorg
Niveau vs. niveau Koel vs. wit Warm vs. wit Koel vs. warm
Kleur (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages -0,9422 Koel 28% 0,390 Wit 72% -0,2936 Warm 43% 0,746 Wit 57% -0,6482 Koel 34% 0,523 Warm 66%
Tabel 27. Voorkeur attribuutniveaus kleur voor een fijne leefomgeving volgens het personeel
De mantelzorg en het personeel geven vanuit het perspectief van de bewoners de voorkeur aan een brede dimensie boven een smalle dimensie (Tabel 28 en 29). Daarnaast geeft de mantelzorg voor een fijne leefomgeving de voorkeur aan de toepassing van glad materiaal boven materiaal met reliëf (Tabel 30). De bewoners zelf hebben geen specifieke voorkeur voor deze attributen bij de inrichting van hun leefomgeving (p > 0,10).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
96
Niveau vs. niveau Breed vs. smal
Dimensie(Sample size = 280) ParS Odds ratio Percentages 0,6143 1,848 Breed 65% Smal 35%
Tabel 28. Voorkeur attribuutniveaus dimensie voor een fijne leefomgeving volgens de mantelzorg
Niveau vs. niveau Breed vs. smal
Dimensie (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages 0,5374 1,549 Breed 61% Smal 39%
Tabel 29. Voorkeur attribuutniveaus dimensie voor een fijne leefomgeving volgens het personeel
Niveau vs. niveau Glad vs. reliëf
Materiaal (Sample size = 280) ParS Odds ratio Percentages 0,3757 1,456 Glad 69% Reliëf 31%
Tabel 30. Voorkeur attribuutniveaus materiaal voor een fijne leefomgeving volgens de mantelzorg
Opvallend is dat mantelzorg en personeel voor een fijne leefomgeving van demente ouderen geen duidelijke voorkeur uitspreken voor bewegwijzering (p > 0,10). Bovendien, als de resultaten al een richting aangeven, dan gaat die in de andere richting dan wat dementerenden aangeven. Zowel mantelzorgers, als personeel als dementerenden vinden bewegwijzering belangrijk (gezien de grootte van de parameterschatting) maar bewoners geven de voorkeur aan bewegwijzering in de vorm van pictogrammen en niet in de vorm van tekst zoals de mantelzorgers en het personeel veronderstellen. De mantelzorg geeft aan dat het hebben van een groen of stads uitzicht nauwelijks verschil maakt voor het ontwikkelen van een fijne leefomgeving (odds ratio = 0,975). Dit stemt niet overeen met de voorkeur van de bewoners. Het personeel geeft een lichte voorkeur aan een stadse omgeving voor het ontwikkelen van een fijne leefomgeving voor demente ouderen (odds ratio = 1,410). Er is vanuit dit perspectief geen relatie aantoonbaar tussen een fijne leefomgeving enerzijds en groen uitzicht anderzijds hoewel dit wel blijkt uit de voorkeur van de bewoners zelf. Over het algemeen valt op dat er een verschil is tussen datgene wat een persoon zonder dementie belangrijk vindt en datgene wat een persoon mét dementie belangrijk vindt, voor een fijne leefomgeving. Dit hoeft echter niet te betekenen dat deze attribuutniveaus een positieve invloed hebben op demente ouderen. De ouderen zelf geven niet aan dat deze attributen voor hen significant zijn voor een fijne leefomgeving. De voorkeur voor de attribuutniveaus voor een fijne leefomgeving is vanuit het perspectief van de demente ouderen als volgt: 1. 2. 3. 4.
97
Een witte kleur boven een koele kleur (67% vs. 33%); Een witte kleur boven een warme kleur (67% vs. 33%); Er is geen voorkeur voor een koele dan wel warme kleur (50% vs. 50%); Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven bewegwijzering in de vorm van tekst (63% vs. 37%);
5. Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven geen bewegwijzering (63% vs. 37%); 6. Er is geen voorkeur voor bewegwijzering in de vorm van tekst dan wel de afwezigheid van bewegwijzering (50% vs. 50%); 7. Groen uitzicht wordt verkozen boven stads uitzicht (61% vs. 39%). Attribuutniveaus voor een fijne bezoekomgeving In Tabel 31 is de voorkeur (nut) voor de attribuutniveaus het eigen perspectief van de mantelzorgers weergegeven. Naast dimensie (p < 0,05) blijkt het attribuut materiaal marginaal significant (p = 0,10). Mantelzorgers geven voor een fijne bezoekomgeving de voorkeur aan een brede gangzone en glad materiaal. Deze attribuutniveaus roepen een positieve beleving op bij de ruimtelijke inrichting van een bezoekomgeving. Opvallend is dat de voorkeuren die mantelzorg vanuit hun eigen perspectief geven nagenoeg overeen stemmen met de voorkeur die zij uitspreken vanuit het dementie perspectief. Blijkbaar worden de personen zonder dementie beïnvloed door hun eigen perspectief wanneer zij worden gevraagd naar voorkeuren vanuit een ander perspectief. Attribuut Niveau ParS StdErr ProbCS Niveau vs. Lay-out Organisch 0,3154 0,2282 0,17 Recht Dimensie Breed 0,5452 0,2238 0,01 Smal Bewegwijzering Geen -0,1534 0,2558 0,55 Tekst Bewegwijzering Pictogrammen 0,0624 0,2714 0,82 Tekst Kleur Koel -0,3866 0,2711 0,15 Wit Kleur Warm 0,1876 0,2626 0,47 Wit Kunst Beelden 0,1015 0,2211 0,65 Schilderijen Materiaal Glad 0,3615 0,2246 0,10 Reliëf Planten Geen planten 0,0075 0,2142 0,97 Wel planten Uitzicht Groen 0,1658 0,2207 0,45 Stads Verlichting Koel -0,2265 0,2219 0,31 Warm Meubilair Modern 0,3249 0,2240 0,15 Ouderwets Railingen Contacthoek -0,2295 0,2182 0,29 Wachtkamer Tabel 31. Voorkeur attribuutniveaus voor een fijne bezoekomgeving volgens de mantelzorg
OR 0,729 1,725 0,858 1,064 0,679 1,206 1,107 1,436 1,007 1,180 0,797 1,384 0,795
Voor het attribuut dimensie was het volgende verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt voor de gangzone de voorkeur gegeven aan een smalle ruimte”. Uit de parameterschatting en odds ratio (Tabel 32) blijkt een voorkeur voor een brede gangzone want 63% van de mantelzorgers kiest voor een brede gangzone, en maar 37% voor een smalle gangzone. Op basis hiervan wordt H1 verworpen. Er blijkt een relatie tussen een fijne bezoekomgeving enerzijds en een brede gangzone anderzijds. Uit de opmerkingen van mantelzorg en personeel op de open vragen blijkt ook dat zij de gangen over het algemeen te krap vinden om met rollators en rolstoelen te manoeuvreren of te passeren. Niveau vs. niveau Breed vs. smal
Dimensie (Sample size = 280) ParS Odds ratio Percentages 0,5452 1,725 Breed 63% Smal 37%
Tabel 32. Voorkeur attribuutniveaus dimensie voor fijne bezoekomgeving volgens de mantelzorg
Voor het attribuut materiaal was het volgende verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan materialen met reliëf boven gladde materialen”. Uit de Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
98
parameterschatting en odds ratio (Tabel 33) blijkt een voorkeur voor gladde materialen want 59% van de mantelzorgers kiest voor glad materiaal en 41% voor materiaal met reliëf. Op basis hiervan wordt H1 verworpen omdat er een relatie blijkt tussen een fijne bezoekomgeving enerzijds en glad materiaal anderzijds. Uit de opmerkingen van mantelzorg en personeel op de open vragen blijkt dat de voorkeur voor materiaal met name gebaseerd is op hygiëne. Vloerbedekking wordt over het algemeen gezien als vies en onhandig, terwijl gladde vloeren als praktisch en netjes worden aangemerkt. Niveau vs. niveau Glad vs. reliëf
Materiaal (Sample size = 280) ParS Odds ratio Percentages 0,3615 1,436 Glad 59% Reliëf 41%
Tabel 33. Voorkeur attribuutniveaus materiaal voor fijne bezoekomgeving volgens de mantelzorg
Voor de mantelzorg is er dus vanuit hun eigen perspectief een relatie aantoonbaar tussen de attributen dimensie en materiaal enerzijds en een fijne bezoekomgeving anderzijds. De voorkeur voor de attribuutniveaus voor een fijne bezoekomgeving is als volgt: 1. Een brede gangzone boven een smalle gangzone (63% vs. 37%); 2. Een glad materiaal boven een materiaal met reliëf (59% vs. 41%). Attribuutniveaus voor een fijne werkomgeving In Tabel 34 is de voorkeur (nut) voor de attribuutniveaus het eigen perspectief van het personeel weergegeven. Naast kleur, dimensie en materiaal (p < 0,05) blijken de attributen verlichting en meubilair marginaal significant (verlichting: p = 0,07 en meubilair: p = 0,10). Het personeel geeft voor een fijne werkomgeving de voorkeur aan warme kleuren (boven witte en koele kleuren), een brede gangzone, glad materiaal, warme verlichting en modern meubilair. Dit zijn voor het personeel de attribuutniveaus die een positieve beleving oproepen bij de ruimtelijke inrichting van de werkomgeving. Opvallend is dat ook hier blijkt dat de voorkeur die het personeel vanuit het eigen perspectief heeft, invloed heeft op hun kijk vanuit het dementieperspectief. Attribuut Niveau ParS StdErr ProbCS Niveau vs. Layout Organisch 0,3157 0,2863 0,27 Recht Dimensie Breed 0,7491 0,2849 0,01 Smal Bewegwijzering Geen -0,2696 0,3148 0,39 Tekst Bewegwijzering Pictogrammen -0,3205 0,3408 0,35 Tekst Kleur Koel -1,0288 0,3326 0,00 Wit Kleur Warm 0,5293 0,3307 0,05 Wit Kunst Beelden -0,0102 0,2690 0,97 Schilderijen Materiaal Glad 0,6229 0,2845 0,03 Reliëf Planten Geen planten -0,2262 0,2691 0,40 Wel planten Uitzicht Groen -0,1485 0,2836 0,60 Stads Verlichting Koel -0,4980 0,2698 0,07 Warm Meubilair Modern 0,4816 0,2931 0,10 Ouderwets Railingen Contacthoek 0,2329 0,2781 0,40 Wachtkamer Tabel 34. Nut van de attribuutniveaus voor een fijne werkomgeving volgens het personeel
OR 0,729 2,115 0,764 0,726 0,357 1,698 0,990 1,864 0,798 0,862 0,608 1,619 1,262
Voor het attribuut kleur was ook een hypothese opgesteld specifiek vanuit het perspectief van het personeel: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt door het personeel de voorkeur gegeven aan 99
een witte kleur”. Uit tabel 35 blijkt dat het personeel inderdaad de voorkeur geeft aan een witte kleur boven een koele kleur (74% vs. 26%), maar daarentegen meer voorkeur geeft aan een warme kleur (63%) boven een witte kleur (37%). Op basis hiervan wordt H1 verworpen. Er blijkt een relatie tussen een warme kleur enerzijds en een fijne werkomgeving anderzijds. Dit sluit aan op de antwoorden op de open vragen aan mantelzorg en personeel. Daarin wordt voornamelijk aangegeven dat warme kleuren worden gezien als sfeervol. Te donkere kleuren worden als negatief aangemerkt. Opvallend is dat het personeel vanuit het dementieperspectief wel de voorkeur geeft aan een witte kleur boven een warme of koele kleur. Niveau vs. niveau Koel vs. wit Warm vs. wit Koel vs. warm
Kleur (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages -1,0288 Koel 26% 0,357 Wit 74% 0,5293 Warm 63% 1,698 Wit 37% -1,561 Koel 17% 0,210 Warm 83%
Tabel 35. Voorkeur attribuutniveaus kleur voor een fijne werkomgeving volgens het personeel
Uit de parameterschatting en odds ratio (Tabel 36) blijkt dat het personeel, evenals de mantelzorg, de voorkeur geeft aan een brede gangzone boven een smalle gangzone. Van het personeel kiest 68% voor een brede gangzone, en maar 32% voor een smalle gangzone. Dit ondersteunt de beslissing om de gestelde hypothese voor het attribuut dimensie te verwerpen. Er blijkt een relatie tussen een brede gangzone en een fijne werkomgeving. Niveau vs. niveau Breed vs. smal
Dimensie (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages 0,7491 2,115 Breed 68% Smal 32%
Tabel 36. Voorkeur attribuutniveaus dimensie voor fijne werkomgeving volgens het personeel
Uit de parameterschatting en odds ratio (Tabel 37) blijkt dat het personeel, evenals de mantelzorg, de voorkeur geeft aan een glad materiaal boven een materiaal met reliëf. Van het personeel kiest 65% voor een glad materiaal en 35% voor een materiaal met reliëf. Deze keuze is begrijpelijk vanuit het oogpunt van hygiëne. Vanuit het oogpunt van akoestiek was de keuze voor een materiaal met reliëf meer aannemelijk geweest. Uit de antwoorden op de open vragen blijkt hygiëne echter een belangrijk punt voor het personeel, over de akoestiek werden geen uitspraken gedaan. Niveau vs. niveau Glad vs. reliëf
Materiaal (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages 0,6229 1,864 Glad 65% Reliëf 35%
Tabel 37. Voorkeur attribuutniveaus materiaal voor fijne werkomgeving volgens het personeel
Voor het attribuut verlichting was de volgende hypothese geformuleerd: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan koele verlichting”. Uit de parameterschatting en odds
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
100
ratio (Tabel 38) blijkt het personeel de voorkeur te geven aan een warme sfeervolle verlichting (62% vs. 38%). Op basis hiervan wordt H1 verworpen. Dit resultaat was te verwachten naar aanleiding van de site visits, waar sfeervolle verlichting werd aangetroffen en aanwezige tl-bakken niet werden gebruikt. Over het algemeen zijn over de verlichting weinig opmerkingen gemaakt door het personeel. Personeel van St. Joseph en het Leendert Meeshuis geeft in het algemeen aan dat de verlichting nog aandacht nodig heeft. Op basis van de site visits kan worden toegevoegd dat met name de lichtintensiteit vaak nog aandacht nodig heeft, evenals de herkenbare vormgeving van de schakelaars (drukken, niet draaien), en het al dan niet gebruiken van lichtsensoren. Niveau vs. niveau Koel vs. warm
Verlichting (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages -0,4980 0,608 Koel 38% Warm 62%
Tabel 38. Voorkeur attribuutniveaus verlichting voor fijne werkomgeving volgens het personeel
Voor het attribuut meubilair was de hypothese als volgt geformuleerd: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan meubels met een archetypische vormgeving en ouderwetse uitstraling”. Op basis van de parameterschatting en odds ratio (Tabel 39) blijkt het personeel de voorkeur te geven aan een moderne vormgeving. Dit is opvallend omdat het personeel in de antwoorden op de open vragen aangeeft dat zij meubilair uit de generatie van ouderen positief vinden omdat deze herkenning en rust oproepen bij de bewoners. Voor de bewoners gaat hun voorkeur dus uit voor ouderwets meubilair met een archetypische vormgeving, hoewel voor een fijne werkomgeving het personeel de voorkeur geeft aan een moderne inrichting. Niveau vs. niveau Modern vs. ouderwets
Meubilair (Sample size = 390) ParS Odds ratio Percentages 0,4816 1,619 Modern 62% Ouderwets 38%
Tabel 39. Voorkeur attribuutniveaus meubilair voor fijne werkomgeving volgens het personeel
Voor de mantelzorg is er dus vanuit hun eigen perspectief een relatie aantoonbaar tussen de attributen kleur, dimensie, materiaal, verlichting en meubilair enerzijds en een fijne werkomgeving anderzijds. De voorkeur voor de attribuutniveaus voor een fijne werkomgeving is als volgt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
101
Een warme kleur boven een witte kleur (63% vs. 37%); Een warme kleur boven een koele kleur (83% vs. 17%); Een witte kleur boven een koele kleur (74% vs. 26%); Een brede gangzone boven een smalle gangzone (68% vs. 32%); Glad materiaal boven een materiaal met reliëf (65% vs. 35%); Warme verlichting boven koele verlichting (62% vs. 38%); Modern meubilair wordt verkozen boven ouderwets meubilair (62% vs. 38%).
Conclusie onderzoeksresultaten Significante attribuutniveaus Voor demente bewoners blijkt voor een fijne leefomgeving de voorkeur voor een witte kleur, bewegwijzering in de vorm van pictogrammen en groen uitzicht. Mantelzorg en personeel geven vanuit het dementieperspectief de voorkeur aan een witte kleur, een brede gangzone en glad materiaal (Tabel 40).
# 1 2 3
Voorkeur attribuutniveaus vanuit dementieperspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Witte kleur Witte kleur Witte kleur Pictogrammen Brede gangzone Brede gangzone Groen uitzicht Glad materiaal
Tabel 40. Volgorde van attribuutniveaus van alle responsegroepen vanuit dementieperspectief
Er is een menging zichtbaar van wat de mantelzorg en het personeel van belang achten vanuit het eigen perspectief en wat men van belang acht voor de leefomgeving van demente ouderen. Dit resultaat vormt een aanvulling op de resultaten van Van Baalen (2010). Er blijkt inderdaad een verschil tussen dat wat een persoon zonder dementie belangrijk vindt en datgene wat een persoon mét dementie belangrijk vindt, voor een fijne leefomgeving. Vanuit het eigen perspectief geeft de mantelzorg de voorkeur aan een brede gangzone en glad materiaal. Het personeel geeft de voorkeur aan een warme kleur, een brede gangzone, glad materiaal, warme verlichting en modern meubilair (Tabel 41). Dat bewegwijzering en uitzicht, in tegenstelling tot het perspectief van demente ouderen, niet significant zijn kan voor mantelzorg en personeel te maken hebben met het feit dat zij bekend zijn in de omgeving en het hebben van wel of geen bewegwijzering niet van belang is voor hun eigen oriëntatie. Dat het attribuut uitzicht niet significant is kan voor het personeel verklaard worden door het feit dat zij zich bovenal bezig houden met hun werk en dat het uitzicht hierdoor dus niet van belang is. Voor de mantelzorg kan de niet aantoonbare relatie verklaard worden door het feit dat mantelzorg enkel op bezoek is en blijkbaar minder belang hecht aan het feit of het uitzicht groen of stads is. Opvallend is dat het personeel de voorkeur geeft aan glad materiaal ten behoeve van de hygiëne. Uit hun antwoorden op de open vragen blijkt hygiëne een belangrijk punt. Het moet dus vooral een materiaal zijn dat goed te reinigen is. Opvallend is ook dat het personeel de voorkeur geeft aan modern meubilair vanuit het eigen perspectief maar in de antwoorden op de open vragen aangeeft dat zij de voorkeur geeft aan ouderwets meubilair.
# 1 2 3 4 5
Voorkeur attribuutniveaus vanuit eigen perspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Witte kleur Brede gangzone Warme kleur Pictogrammen Glad materiaal Brede gangzone Groen uitzicht Glad materiaal Warme verlichting Modern meubilair
Tabel 41. Volgorde van attribuutniveaus van alle responsegroepen vanuit eigen perspectief
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
102
Niet-significante attribuutniveaus Vanuit alle perspectieven blijken de attributen lay-out, kunst, beplanting en railingen niet significant. Voor het attribuut lay-out was verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan een rechte lay-out.” Er blijkt voor dit attribuut geen duidelijke voorkeur (alle resultaten p > 0,10). Mochten de resultaten al een richting aangeven dan gaan deze voor een fijne leefomgeving in de richting van een rechte lay-out. Zowel de bewoners als de mantelzorg en personeel geven hier vanuit het dementieperspectief de voorkeur aan. Voor het attribuut kunst was verondersteld: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan kunst in de verschijning van 3D objecten”. Er blijkt voor dit attribuut geen significante relatie aantoonbaar. Voor dit attribuut wordt H1 verworpen. Dat het attribuut niet is opgemerkt kan te maken hebben met het feit dat de 3D objecten in de vignetten onder andere ook zijn ontworpen als 3D wandobjecten. Het kan zijn dat deze objecten, vergleken met 2D wandobjecten, te weinig verschil tonen en daarmee niet opvallen en dus geen voorkeur oproepen. In de operationalisatie van het attribuut kunst was het wellicht beter geweest om een groter verschil tussen de objecten te vergelijken of het attribuut onder te verdelen in de niveaus ‘wel kunst’ en ‘geen kunst’. Voor het attribuut beplanting was de hypothese als volgt geformuleerd: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan het zicht op planten”. De aanwezigheid van planten heeft geen aantoonbare relatie met een fijne leefomgeving. Omdat er geen relatie kan worden aangetoond voor dit attribuut wordt H1 verworpen. Het is opmerkelijk dat deze relatie niet kan worden aangetoond. In de antwoorden op de open vragen wordt door het personeel namelijk wel gerefereerd aan het hebben van planten als pluspunt: “Gebruik van echte planten en bloemen.” En “De lounge in de gang met berkenbos op de muren.” Uit de data blijkt deze relatie echter niet. Voor het attribuut railingen was de hypothese: “H1: Voor het ontwerp van een woonomgeving voor ouderen met dementie wordt de voorkeur gegeven aan een anti-institutionele sfeer”. Er blijkt geen significante relatie aantoonbaar voor dit attribuut. Uit de logistische regressieanalyse blijkt geen duidelijke voorkeur voor een institutionele dan wel anti-institutionele sfeer op het gebied van railingen. Compromis afbeelding Voor een optimaal ontwerp kan aan de hand van deze gegevens een compromis afbeelding worden gegenereerd. Aan de voorkeur van de bewoners wordt het grootste belang gehecht aangezien het hun leefomgeving betreft. Wanneer zij geen belang hechten aan de verschijning van een attribuut, daar waar de mantelzorg of het personeel wel belang aan hechten, wordt de voorkeur van de mantelzorg of het personeel ingevuld (Figuur 34). Voor de niet-significante attribuutniveaus is het attribuutniveau gekozen dat op basis van de
103
parameterschatting en odds ratio de grootste voorkeur heeft vanuit het perspectief van de demente bewoners. In de afbeelding zijn de volgende niveaus zichtbaar: witte kleuren, bewegwijzering in de vorm van pictogrammen, groen uitzicht, brede gangzone, glad materiaal, warme verlichting en modern meubilair. Voor de niet significante niveaus blijkt een lichte voorkeur van de demente bewoners voor een rechte lay-out, schilderijen, planten en railingen. Deze attributen zijn daarom ook in de compromis afbeelding opgenomen. Voor het attribuut materiaal is het goed om te vermelden dat dit voornamelijk uit het oogpunt van hygiëne is, een goed reinigbare vloerbedekking zou in deze zin dus ook een optie zijn. Voor het attribuut meubilair is het goed om te vermelden dat mantelzorg en personeel, in hun antwoorden op de open vragen, ouderwets meubilair als positief bestempelen voor de beleving van de bewoners omdat dit bij hen herkenning oproept. De demente ouderen spreken zelf geen voorkeur uit voor modern of ouderwets meubilair (p > 0,10). Maar, als de resultaten al een richting aangeven, dan gaat die in de richting van ouderwets. Een inrichting met ouderwetse meubels zou in deze zin dus ook een optie zijn. Om deze reden is ook een compromis afbeelding getoond waarin materiaal met reliëf en ouderwets meubilair zijn opgenomen (Figuur 35).
Figuur 34. Compromis glad/modern
Figuur 35. Compromis reliëf/ouderwets
Bij de linker afbeelding (Figuur 34) is het van belang dat ook de akoestiek aandacht krijgt. Hierbij kan gedacht worden aan gordijnen en stoffen meubels. Ook is van belang dat het moderne meubilair wel herkenbar is voor de demente ouderen. Met name omdat zij zelf een lichte voorkeur hebben voor ouderwets meubilair (56% vs. 44%). Bij de rechter afbeelding (Figuur 35) is het van belang dat ook de hygiëne aandacht krijgt. Denk hierbij aan speciaal ontwikkelde vloerbedekking, zoals die van Forbo flooring, die goed te reinigen is.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
104
Het minst gewenste beeld is tegengesteld aan de hierboven gepresenteerde afbeeldingen (Figuur 36 en 37).
Figuur 36. Minst gewenst reliëf/ouderwets
Figuur 37. Minst gewenst glad/modern
Conclusie Aan de hand van het onderzoek met behulp van vignetten kan antwoord gegeven worden op onderzoeksvragen 1 en 3. Vraag 1 was als volgt geformuleerd: “Wat zijn de belangrijkste vormgevingsaspecten voor de beleving van demente ouderen (naar de verschillende fasen van het dementeringsproces), de mantelzorgers en het personeel?” In hoofdstuk 2 is al een deel van deze vraag beantwoord. In dit hoofdstuk is uitgelegd welke vormingsaspecten van belang zijn voor de beleving van de verschillende gebruikers. Na de gedane cardsorting, operationalisatie en de vignettenenquête kan nu, aan de hand de logistische regressieanalyse, geconcludeerd worden wat de belangrijkste vormgevingsaspecten zijn. De belangrijkste vormgevingsaspecten voor de responsegroepen zijn als volgt (Tabel 42):
# 1 2 3 4 5
Voorkeur attribuutniveaus vanuit eigen perspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Witte kleur Brede gangzone Warme kleur Pictogrammen Glad materiaal Brede gangzone Groen uitzicht Glad materiaal Warme verlichting Modern meubilair
Tabel 42. Volgorde van attribuutniveaus van alle responsegroepen vanuit eigen perspectief
Vraag 3 was als volgt: “In welke mate stemmen de vormgevingsvoorkeuren van demente ouderen, mantelzorgers en het personeel met elkaar overeen en in hoeverre verschillen ze van elkaar?” Op basis van de voorkeuren blijkt met name de functie van de omgeving (leven, bezoeken of werken) van invloed op de voorkeur van de gebruiker. Dit blijkt met name uit de attributen uitzicht en bewegwijzering. Deze attributen zijn voor dementerenden van belang voor een fijne leefomgeving hoewel deze attributen niet belangrijk blijken voor een fijne bezoek- of werkomgeving. Er is geen relatie aantoonbaar tussen de attributen lay-out, kunst, beplanting en railingen enerzijds en een fijne leef-, bezoek- en werkomgeving anderzijds. Hierin
105
stemmen de voorkeuren van de verschillende gebruikers met elkaar overeen. Voor het attribuut kunst kan de operationalisatie hiervan de oorzaak zijn. De verschillen en overeenkomsten zijn weergegeven in tabel 43. In tabel is weergegeven of attributen significant zijn voor de gebruikersgroep en welk niveau de voorkeur heeft. Wanneer de attributen niet significant blijken wordt aangegeven welke richting de resultaten aangeven (lichte voorkeur uitgedrukt in percentage ten opzichte van het niet gekozen niveau). Attribuut
Voorkeur attribuutniveau per responsegroep Dementerenden Mantelzorg Personeel Fijne leefomgeving Fijne bezoekomgeving Fijne werkomgeving Lay-out NS; Recht (57%) NS; Recht (58%) NS; Recht (58%) Dimensie NS; Breed (58%) Breed (63%) Breed (68%) Wegwijzer NS; Tekst (52%) NS; Tekst (58%) Pictogrammen (63%) Kleur Wit boven warm (67%) NS; Warm boven wit (63%) Warm boven wit (55%) Wit boven koel (67%) Wit boven koel (74%) Wit boven koel (60%) Warm vs. koel (50/50) Warm vs. koel (83%) Kunst NS; Schilderijen (55%) NS; Beelden (53%) NS; Schilderijen (51%) Materiaal NS; Reliëf (53%) Glad (59%) Glad (65%) Planten NS; Wel planten (57%) NS; NS; Wel planten (56%) Geen voorkeur (50/50) Uitzicht NS; Groen (54%) NS; Stads (54%) Groen (61%) Verlichting NS; Warm (57%) NS; Warm (56%) Warm (62%) Meubilair NS; Ouderwets (56%) NS; Modern (58%) Modern (62%) Railingen NS; Wachtkamer (54%) NS; Wachtkamer (56%) NS; Contacthoek (56%) NS = Aanduiding voor Niet Significant voor fijne leef-, bezoek- of werkomgeving Tabel 43. Belangrijkste verschillen en overeenkomsten attribuutniveaus
De resultaten worden per responsegroep in een optimale afbeelding weergegeven (Figuur 38, 39 en 40). Een goede compromis afbeelding vanuit alle gebruikersperspectieven zijn weergegeven in Figuur 41 en 42. Het is van belang dat er extra aandacht wordt besteed aan zowel hygiëne als aan akoestiek om aan alle voorkeuren tegemoet te komen. Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Pictogrammen Kleur: Wit Kunst: Schilderijen Materiaal: Reliëf Planten: Wel planten Uitzicht: Groen Verlichting: Warm Meubilair: Ouderwets Railingen: Wachtkamer Figuur 38. Optimale leefomgeving volgens demente ouderen
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
106
Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Tekst Kleur: Warm Kunst: Beelden Materiaal: Glad Planten: Geen voorkeur Uitzicht: Groen Verlichting: Warm Meubilair: Modern Railingen: Wachtkamer Figuur 39. Optimale bezoekomgeving volgens mantelzorgers
Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Tekst Kleur: Warm Kunst: Schilderijen Materiaal: Glad Planten: Wel planten Uitzicht: Stads Verlichting: Warm Meubilair: Modern Railingen: Contacthoek Figuur 40. Optimale werkomgeving volgens personeel
Figuur 41. Compromis glad/modern
107
Figuur 42. Compromis reliëf/ouderwets
8. Totstandkoming adviesmodel In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe tot de verschijning van het adviesmodel is gekomen. Om tot een adviesmodel te komen is in de eerste plaats kennis nodig over het huidige planproces. De analyse van het planproces maakt duidelijk waar in het planproces ingegrepen kan worden en wat belangrijke voorwaarden zijn voor het adviesmodel. Er zijn verschillende uitwerkingen van een dergelijk adviesmodel denkbaar. Om tot een goed adviesmodel te komen worden in het tweede deel van dit hoofdstuk verschillende keuzemogelijkheden besproken en vergeleken aan de hand van opgestelde criteria. Vervolgens wordt het gekozen adviesmodel, het beeldkwaliteitsplan, uitgewerkt en toegelicht.
8.1 Het planproces Het planproces wordt hieronder kort toegelicht. Een uitgebreide beschrijving van het planproces is te vinden in bijlage J. In de eerste fase van het planproces is sturing op kwaliteit goed mogelijk. Het hoge abstractieniveau in deze fase maakt het voor de architect lastig om een concreet ontwerp te maken. Om deze reden wordt in de fase van productontwikkeling allereerst een Programma van Eisen (PvE) geformuleerd. Er blijkt in deze PvE’s doorgaans echter weinig te vinden over de wensen en eisen ten aanzien van de vormgeving en het ruimtelijk beeld hoewel deze eisen wel een grote invloed hebben op het ontwerp (Van der Voordt et al., 1998). Het missen van deze wensen en eisen leidt tot ineffectieve keuzes voor de vormgeving doordat gelijke keuzeopties bij elk project opnieuw aan de orde zijn (S.J.M.M. de Koning, persoonlijke communicatie, 11 december, 2013). Het missen van beeld veroorzaakt miscommunicatie tussen opdrachtgevers, architecten en bouwers (Zeisel, 2006). Om deze redenen is het goed dat er een adviesmodel komt dat met behulp van ruimtelijk beeld de wensen en eisen inzichtelijk maakt. Voor dit adviesmodel is het van belang dat er zowel wordt aangegeven wat men wel als wat men niet moet ontwerpen en bouwen (J. Luursema, persoonlijke communicatie, 2 december, 2013). Het is goed als het adviesmodel aanzet tot voortijdige evaluatie van het ontwerp (J. Nillesen, persoonlijke communicatie, 21 november, 2013).
8.2 Verschillende opties De verschillende keuzemogelijkheden worden besproken en vervolgens vergeleken aan de hand van opgestelde criteria. De criteria is grotendeels opgesteld aan de hand van opmerkingen uit de interviews. De beoordeling van de verschillende opties is subjectief maar is bedoeld om inzicht te geven in gemaakte afwegingen voor een bepaalde optie. Model 1. Checklist Dit model is een, in Microsoft Excel opgestelde, checklist (Figuur 43). De attributen zijn per thema onderverdeeld en per attribuut kan de keuze worden Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
108
gemaakt voor een bepaald niveau. Aan de rechterzijde van het model verschijnt de score die aan deze keuze wordt toegekend. Hoe hoger de score, hoe beter het ontwerp. Voordeel van dit model is dat aan de hand van de score voortijdig geëvalueerd kan worden in hoeverre het ontwerp voldoet aan de wensen van de gebruiker. Nadeel van dit model is dat het niet voor iedereen bruikbaar zal zijn, het zal zich waarschijnlijk vooral ontwikkelen als handig hulpmiddel voor een architect. De kennis blijft hierdoor beperkt tot één specifieke groep. Aangezien het model in Excel is gemaakt is het, naast dat het complex kan zijn voor de gebruiker, ook niet gemakkelijk om nieuwe inzichten toe te voegen. Ook is het lastig om beeld toe te voegen wat miscommunicatie kan veroorzaken en waardoor kennis lastiger te onthouden is.
Figuur 43. Voorbeeld van mogelijke uitwerking Model 1
Model 2. Stroomschema Het stroomschema (Figuur 44) is een route langs de verschillende attributen en niveaus.
Figuur 44. Voorbeeld van een mogelijk stroomschema
Per attribuut wordt gevraagd wat de huidige staat is van het attribuut. Nadat de keuze is gemaakt voor de huidige staat wordt informatie gegeven over het niveau en wordt gevraagd of aanpassing aan het niveau gewenst is. Wanneer aanpassing aan het niveau gewenst is kan aangegeven worden welk niveau dat
109
is. Wanneer aanpassing aan het attribuut niet gewenst is dan gaat de route verder naar het volgende attribuut. Voordeel van het model is dat per attribuutniveau aangegeven kan worden wat uit onderzoek is gebleken. Kennis is hierdoor goed over te dragen. Voordeel is ook dat door de iteratie van het model een (voortijdige) evaluatie goed mogelijk is. Nadeel van het model is dat het lastig is om met beeld te werken in een stroomschema omdat het schema door grote informatiehoeveelheden onoverzichtelijk wordt. De kennis is hierdoor minder aantrekkelijk en zal ook minder goed te onthouden zijn. Model 3. Compromis afbeelding In dit model wordt een afbeelding getoond die het meest wenselijk is en een afbeelding die het minst wenselijk is voor de gebruikersgroep. Door deze afbeeldingen wordt duidelijk welke niveaus wenselijk en welke niet wenselijk zijn. Om een beeld te geven van een compromis afbeelding is gebruik gemaakt van het eindresultaat uit de afstudeerscriptie van Van den Berkhof (2008). Het linker beeld bevat alle attributen die het hoogst scoorden in zijn onderzoek en het rechter beeld bevat alle attributen die de respondenten het minst waardeerden (Figuur 45).
Figuur 45. Voorbeeld van een compromis afbeelding (Van den Berkhof, 2008)
Het voordeel van dit model is dat het inzicht geeft in de wensen voor een ruimte aan de hand van ruimtelijk beeld. Door het getoonde beeld wordt een associatie opgeroepen waardoor de wensen begrijpelijk zijn. De kennis is aan de hand van de getoonde afbeeldingen ook goed te onthouden. Nadeel van het model is dat het enkel de voorkeuren voor de gestelde attributen en niveaus weer kan geven en niet de volledige kennis (in dit onderzoek de lessen uit de site visits en interviews) kan overdragen. Model 4. Beeldkwaliteitsplan In dit model wordt de volledige kennis die tot nog toe beschikbaar is op basis van dit onderzoek (lessen uit de site visits, interviews en vignettenenquête) overgedragen. Het model toont in woord en beeld per thema wat wel en wat niet gewenst is en wat qua vormgeving niet bekend of onduidelijk is. Dit gebeurt op basis van kwantitatieve en kwalitatieve data. Het beeldkwaliteitsplan is geïnspireerd door de AKTA-meter die kwaliteit van ruimten voor kinderen in beeld brengt (Bureau AKTA, 2011b). Bureau AKTA
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
110
geeft in filmpjes weer hoe ruimten ingedeeld kunnen worden en wat hierbij belangrijke aandachtspunten zijn (Figuur 46).
Figuur 46. Fragmenten uit filmpjes over indeling van ruimte (Bureau AKTA, 2011a)
Het weergeven van belangrijke punten in beeld door middel van een filmpje zorgt ervoor dat deze ruimtelijk inzichtelijk zijn. Om deze reden is het een goede verwerking van woordelijke conclusies en geeft het, in tegenstelling tot de compromis afbeelding, naast voorkeuren ook ruimte aan aspecten die niet zeker zijn. Het onderzoeksresultaat is op deze wijze goed en in op een relatief simpele wijze over te dragen. Daarnaast kan het filmpje op een kanaal als YouTube geplaatst worden waardoor het voor veel mensen toegankelijk is. Enige nadeel van het model is dat, hoewel het model wel aanzet tot voortijdige evaluatie, het geen overzicht geeft van hoe goed het ontwerp scoort en ook niet perse iteratief doorlopen hoeft te worden (zoals in de checklist en het stroomschema het geval is.) Het komt met deze optie meer neer op de verantwoordelijkheid van de architect. Criteria Aan de hand van lessen uit de literatuur en uit de interviews is een lijst van 6 punten opgesteld die de criteria vormen voor een goed adviesmodel. Bij de besproken modellen is al weergegeven in hoeverre het model voldoet aan gestelde criteria. Tabel 44 geeft de toetsing van de verschillende modellen weer. In de tabel is weergegeven of het model volledig voldoet aan de gestelde criteria (+), deels voldoet (0) of niet voldoet (-). Om te kijken in hoeverre het voorgestelde adviesmodel voldoet aan de gestelde eisen is er aan deze score wederom een puntenverdeling toebedeelt. Ook hier is elke plus 2 punten, elke 0 is 1 punt en elke min is nul punten. Het totaal aantal te behalen punten is 14.
111
1. Checklist
2. Stroomschema
3. Compromis
4. Beeldkwaliteitsplan
Rijtotalen
-
Draagt het model volledige kennis over? Maakt het model ruimtelijk beeld inzichtelijk? Wordt in het model duidelijk wat men wel en wat men niet moet bouwen? Is de kennis goed te onthouden adhv het model? Stimuleert het model voortijdige evaluatie? Is het model voor iedereen duidelijk en dus bruikbaar? Totaalscore
0 -
+ 0
0 +
+ +
6 5
+
+
0
+
7
0 + -
0 + -
+ 0 +
+ 0 +
6 5 4
6
8
9
11
Tabel 44. Toetsing van de opties aan de hand van gestelde criteria
Aan de hand van de toetsing kan al deels een antwoord worden gegeven op onderzoeksvraag 4: “Hoe zijn de conclusies van dit onderzoek te vatten in een instrument zodat deze worden meegenomen in het toekomstige ontwerpproces van het zorgvastgoed om een fijne beleving te kunnen bieden?” Uit de toetsing blijkt dat het beeldkwaliteitsplan het instrument moet vormen waarin de conclusies van dit onderzoek gevat worden zodat deze meegenomen worden in toekomstige ontwerpprocessen van het zorgvastgoed. De exacte uitwerking van hoe de conclusies in het beeldkwaliteitsplan gevat worden wordt hierna beschreven. Hoe dit precies te vatten is in een instrument wordt hieronder weergegeven.
8.3 Adviesmodel: Beeldkwaliteitsplan Zoals aangegeven wordt de volledige kennis die tot nog toe beschikbaar is op basis van dit onderzoek (literatuur, site visits, cardsorting, interviews en vignettenenquête) beschreven. Per thema wordt duidelijk wat wel en wat niet gewenst is qua vormgeving op basis van literatuur. Vervolgens wordt de kennis van de site visits, de cardsorting en de interviews hieraan toegevoegd en blijkt wat tot dusverre nog onduidelijk was. De conclusies van de vignettenenquête zijn hieraan toegevoegd en er volgt een conclusie waarin wordt geadviseerd wat bijdraagt aan een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen. Aan de hand van het beeldkwaliteitsplan: 1. Worden wensen en eisen ten aanzien van de vormgeving en het ruimtelijk beeld voor een woning van demente ouderen inzichtelijk; 2. Verbetert de communicatie tussen opdrachtgevers, architecten en bouwers doordat beelden worden gebruikt om te communiceren; 3. Kunnen architecten inspiratie opdoen voor het ontwerpen van een fijne leef-, bezoek- en werkomgeving; 4. Kunnen opdrachtgevers en andere actoren op een makkelijke, inzichtelijke manier kennis opdoen wat betreft de wensen van demente ouderen en hun verzorgers voor een fijne omgeving.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
112
Het beeldkwaliteitsplan is uitgewerkt in woord en beeld. De argumentatie van de totstandkoming van het beeldkwaliteitsplan is hieronder weergegeven. Dit is bedoelt voor hen die meer willen weten over de theorie achter het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan in beeld is als separaat bestand toegevoegd aan dit rapport en te bekijken via: http://youtu.be/9hksGnNn6QQ. Thema: Oriëntatie Oriëntatie wordt voor iemand met dementie steeds problematischer. Uit de cardsorting weten we dat oriëntatie voor bewoners met dementie het belangrijkste thema is voor het creëren van een fijne leefomgeving. Bewegwijzering Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Ruimtes gemakkelijk te vinden zijn omdat dit een positief effect heeft op het gedrag van mensen; ze worden hier rustig en zeker van (De Weerd, 2011); Tekens, naambordjes en figuren aanwezig zijn omdat deze mensen met dementie helpen te oriënteren (Van Heel, 2013); Gebruik wordt gemaakt van pictogrammen omdat dit volgens Warners (2010) verkozen wordt boven het gebruik van tekst wanneer het aankomt op atmosfeer en architectuur.
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als in de woning:
Geen bewegwijzering aanwezig is (Van Heel, 2013).
Uit de site visits weten we dat:
Bewegwijzering in het grootste deel van de woningen niet aanwezig is. Soms worden ruimtes aangegeven door middel van tekst, van pictogrammen wordt geen gebruik gemaakt; Tekstuele aanwijzingen volgens het personeel geen herkenning meer oproept bij de bewoners.
Uit de interviews weten we dat:
Voor ouderen met dementie pictogrammen beter werken dan het gebruik van tekst (HS).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of een bewoner met dementie zelf de voorkeur geeft aan de toepassing van bewegwijzering in zijn of haar woning. En zo ja, in welke verschijning; Of mantelzorg en personeel de voorkeur geeft aan een soort bewegwijzering als voorwaarde voor een fijne bezoek- of werkomgeving.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
113
Een demente bewoner bij het afnemen van de vragenlijst op een pictogram wees en aangaf dat hij niet gek was en als een klein kind naar de eetkamer gewezen hoefde te worden;
Bewoners een voorkeur hebben voor bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven tekstuele aanwijzingen (63% vs. 37%). Voor de aanwezigheid van tekstuele aanwijzingen of de afwezigheid van bewegwijzering wordt geen specifieke voorkeur uitgesproken (50% vs. 50%). Er geen significante relatie is tussen bewegwijzering enerzijds en een fijne bezoek- of werkomgeving anderzijds.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de bewegwijzering concluderen dat:
Het nut heeft om bewegwijzering toe te passen; Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen de grootste voorkeur heeft van de bewoners; Het te adviseren is om bewegwijzering in een combinatie van pictogram en tekst toe te passen omdat deze voldoet aan de voorkeur voor pictogrammen maar minder aanstootgevend is voor hen die de tekstuele aanwijzingen nog begrijpen.
Uitzicht Uit de literatuur weten we dat het goed is als de woning:
Uitzicht biedt op bomen en lanen omdat beelden met natuur het meest tegemoet lijken te komen aan menselijke behoeften (Van Heel, 2013); Uitzicht biedt aan een afwisselend en dynamisch uitzicht, in plaats van een mooi maar relatief statische scène (Lawson, 2013).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als de woning:
Geen uitzicht biedt vanuit de kamers en gangen (Van Heel, 2013). We weten bijvoorbeeld dat ziekenhuispatiënten die uitzicht hebben sneller herstellen.
Uit de site visits weten we dat:
Vanuit de woningen over het algemeen zicht is op een groene omgeving.
Uit de interviews weten we dat:
Uitzicht belangrijk is maar dat de architect voor een mooi uitzicht niet moet kiezen voor ramen die tot de grond toe doorlopen. Wanneer ramen doorlopen tot aan de grond kan iemand met dementie namelijk geen goed onderscheid maken tussen binnen en buiten. Om deze reden moet er altijd gebruik gemaakt worden van een borstwering (JN).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of de wenselijke uitzichten van de bewoners ook degene zijn die architecten veronderstellen; Of mensen met dementie over het algemeen de voorkeur geven aan een rustig, groen uitzicht of aan een dynamisch, stads uitzicht; Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
114
Of mantelzorg en personeel de voorkeur geeft aan een specifiek uitzicht in relatie tot een fijne bezoek- en werkomgeving.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
Demente bewoners een voorkeur hebben voor groen uitzicht boven stads uitzicht (61% vs. 39%); Er geen significante relatie is tussen uitzicht enerzijds en een fijne bezoekof werkomgeving anderzijds.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor het uitzicht concluderen dat:
Demente bewoners de voorkeur hebben voor een rustig, groen uitzicht boven een dynamisch, stads uitzicht; Het door architecten veronderstelde groene uitzicht overeenkomt met de voorkeur van demente bewoners en is het ontwerp van een groen uitzicht, zo mogelijk, dus te adviseren; Architecten bij het maken van een raampartij altijd gebruik moeten maken van een borstwering om verwarring van de bewoner over het verschil tussen binnen en buiten (het uitzicht) te voorkomen.
Kleur Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Gebruik wordt gemaakt van de zalm-roze kleur, de oerkleur, die rust brengt bij ouderen met dementie (Van der Plaats and Verbraek, 2008); Aandacht is voor de beleving van de bewoners enerzijds en de functionaliteit voor het werk van de verzorgenden anderzijds (Candau, 2005).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als in de woning:
Te veel wit wordt gebruikt omdat wit de glans van lichtbronnen reflecteert waardoor de pupil samentrekt en het zicht verminderd wordt; Te grote contrasten worden toegepast zoals zwart tegen een witte achtergrond. Demente bewoners nemen dit waar als een gat in de wand of vloer (Van der Voordt et al., 1998).
Uit de site visits weten we dat:
115
In de woningen veel wit wordt gebruikt. In sommige woningen zijn enkele wanden rood of bruin. Deuren die voor bewoners toegankelijk zijn hebben vaak een contrasterende kleur met de wand; Een dampatroon angst oproept bij de bewoners. Zij zijn bang om hier overheen te lopen omdat zij, door het te hoge contrast, de donkere vlakken waarnemen als gaten. Dit geldt ook voor zwarte drempels.
Uit de interviews weten we dat:
Het ongunstig kan zijn als een woning een overmatig witte kleur heeft omdat dit geen richting biedt aan mensen met dementie; De aanwezigheid van te veel felle kleuren bewoners onrustig kan maken (SdK).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of demente ouderen een voorkeur hebben voor de zalm-roze oerkleur welke rust schijnt te bieden of aan tegengestelde kleuren met blauwtinten die ook een rustgevend effect hebben (Taam et al., 2004); Of demente ouderen zelf de voorkeur geven aan wit boven kleur; Of mantelzorg en personeel de voorkeur geeft aan warme, koele of witte kleuren in relatie tot een fijne bezoek- en werkomgeving.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
Demente bewoners de voorkeur geven aan een witte kleur boven een warme kleur (67% vs. 33%) of koele kleur (67% vs. 33%). Voor warme of koele kleuren wordt geen specifieke voorkeur uitgesproken (50% vs. 50%); Personeel de voorkeur geeft aan een warme kleur boven een witte kleur (63% vs. 37%), en aan een warme kleur boven een koele kleur (83% vs. 17%); Er geen significante relatie is tussen kleur enerzijds en een fijne bezoekomgeving anderzijds. Mochten de resultaten al een richting aangeven dan gaat deze in de richting van een warme kleur boven een witte kleur (55% vs. 45%) en een witte kleur boven een koele kleur (60% vs. 40%); Uit antwoorden op de open vragen blijkt dat ouderen hun kamer goed herkennen wanneer deze een contrastkleur heeft ten opzichte van de wand en specifiek iets toont dat zij herkennen (bv. een eigen foto, een roos, etc.).
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de kleur concluderen dat:
Wit een goede basiskleur is van een woning. Demente ouderen geven aan deze kleur de voorkeur. Ook is het opmerkelijk dat mantelzorg en personeel vanuit het dementieperspectief de voorkeur geven aan een witte kleur. Er bij toepassing van kleur gekozen moet worden voor warme kleuren. De toepassing van koele kleuren heeft de minste voorkeur; Het belangrijk is dat bewoners hun kamer kunnen vinden. Om deze reden is het goed om deuren een contrasterende kleur met de wand te geven. Daarnaast moeten de deuren iets eigens vertonen waaraan de bewoners hun kamer herkennen; Te grote contrasten (als zwart op wit) voorkomen moeten worden omdat dit angst veroorzaakt bij demente ouderen. Zij nemen dit contrast waar als
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
116
een gat. Gebruik om deze reden geen zwarte drempels en voorkom contrasterende (dam)patronen. Kunst Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Kunst aanwezig is omdat het kijken naar kunst de hersenen stimuleert door middel van een cognitieve oefening; Aantrekkelijke loopcircuits aanwezig zijn (Van der Plaats and Verbraek, 2008).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als in de woning:
Te weinig prikkels aanwezig zijn (Lawton and Nahemow, 1973).
Uit de site visits weten we dat:
In de woningen vaak platen hangen van oude voorwerpen of schilderijen. Ook zijn er vaak ouderwetse objecten in de woning aanwezig.
Uit de interviews weten we dat:
Kunst wordt gezien als medicijn tegen dementie omdat onderzoek aantoont dat kunst een positief effect heeft op de gezondheid van ouderen met dementie (HS); Geen objecten binnen geplaatst moeten worden die enkel buiten verwacht worden zoals een bushalte of lantaarns. Dit wekt de suggestie dat de bewoners zich buiten bevinden en roept verwarring op (SdK); Objecten die licht en geluid maken interessant kunnen zijn voor demente ouderen omdat hun hersenen hierdoor gestimuleerd worden. Het kan echter ook angst veroorzaken. Denk aan de herkenbaarheid van het object (bv. geen hypermodern object, maar wel een filmwand met een natuurfilm of historische gebeurtenissen) (SdK).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of demente bewoners de voorkeur geven aan kunst in de verschijning van 2D of 3D objecten. Uit de vignettenmethode weten we dat:
117
Met behulp van de vignetten is geen significante relatie aan kunnen tonen tussen de toepassing van kunst en een fijne leefomgeving. Aanname hiervoor is dat het attribuut kunst op een andere wijze geoperationaliseerd had moeten worden in de vignetten; Mochten de resultaten al een richting aangeven dan gaan deze voor demente ouderen in de richting van schilderijen boven de toepassing van beelden (55% vs. 45%); Het belangrijk is dat platen en voorwerpen herkenning oproepen bij de bewoners. Het is goed om hierbij ook te denken aan voorwerpen die gebruik maken van licht en geluid.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor kunst aannemen dat:
Het plaatsen van kunst te adviseren is; Kunst een goede stimulans biedt voor de hersenen, en dus een positieve prikkel kan leveren aan demente ouderen; Het goed is als kunst stuurt op herkenning bij demente ouderen. Gebruik hiervoor platen of voorwerpen die zij herkennen; Het gebruik van dynamische objecten of platen een goede stimulans biedt aan demente ouderen. Hierbij moet de vertoning niet te druk zijn.
Overzichtelijkheid Het hebben van overzicht wordt voor iemand met dementie steeds problematischer. Uit de cardsorting weten we dat overzichtelijkheid voor bewoners met dementie het op één na belangrijkste thema is voor het creëren van een fijne leefomgeving. Lay-out Uit de literatuur weten we dat het goed is als de woning:
Een plattegrond heeft die zoveel mogelijk overeenkomt met die van een normale woning (Van Liempd et al., 2010); Een heldere opzet en indeling heeft (Nillesen and Opitz, 2013); Wat betreft de lay-out ruimte laat aan verrassing en stimulans (Spies et al., 1997); Ruimtes biedt met een eigen identiteit (Van der Voordt, 1993).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als de woning:
Wat betreft lay-out een overvloed aan verrassing veroorzaakt omdat dit kan leiden tot een angstgevoel (Spies et al., 1997).
Uit de site visits weten we dat:
Over het algemeen gesproken kan worden van een lay-out waarbij sprake is van een gang waarlangs de woonkamer, de zit- en slaapkamers van de bewoners en de voorzieningen liggen.
Uit de interviews weten we dat:
Het goed is om een universele vorm te ontwerpen die ook na lange tijd nog goed gebruikt kan worden of anders gemakkelijk aangepast kan worden (JN); Het goed is om de mogelijkheid te creëren dat een aantal kamers aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Op deze manier kan het leven van een groot gezin (zoals men dat vroeger had) nagebootst worden (SdK).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
118
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of demente bewoners de voorkeur geven aan een rechtlijnige, tijdloze en overzichtelijke lay-out of aan een organische lay-out die door het verassingseffect zorgt voor meer prikkels; Of mantelzorg en personeel een voorkeur heeft voor een rechte dan wel organische lay-out als voorwaarde voor een fijne bezoek- of werkomgeving.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
De lay-out voor beide responsegroepen geen significante relatie toont met een fijne leef-, bezoek en werkomgeving; Als de resultaten al een richting aangeven deze vanuit alle gebruikersperspectieven uitgaat naar een rechte lay-out.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de lay-out concluderen dat:
Er geen duidelijk verband is tussen de lay-out en een fijne leef-, bezoek of werkomgeving; Vanuit de richtingen van de data de voorkeur over het algemeen uit gaat naar een rechte lay-out van de gangzone boven een organische lay-out; Het goed is om een universele vorm te ontwerpen waarbij ook rekening wordt gehouden met een flexibele indeling (b.v. schuifwanden); Het goed is als ruimten een eigen identiteit hebben.
Zintuiglijke begrijpelijkheid Een dementerend brein kan zichzelf niet prikkelen maar moet prikkels aangereikt krijgen. Uit de cardsorting weten we dat zintuiglijke begrijpelijkheid voor bewoners met dementie de derde plaats inneemt als het aankomt het creëren van een fijne leefomgeving. Verlichting Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Voldoende daglicht aanwezig is, aangevuld met voldoende kunstlicht omdat men op de leeftijd van 60 jaar gemiddeld tweemaal zoveel licht nodig heeft als jongere mensen voor het uitvoeren van eenzelfde activiteit en om dagritmestoornissen en depressie tegen te gaan (Candau, 2005); Warme verlichting aanwezig is omdat dit kan resulteren in een vrolijke en opwekkende omgeving; Koude verlichting aanwezig is omdat dit kan resulteren in een kille, maar goed zichtbare omgeving.
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als de woning:
119
Te weinig licht aanwezig is omdat een oudere door een te laag verlichtingsniveau angst kan ontwikkelen voor de omgeving.
Uit de site visits weten we dat:
In de helft van de woningen sprake is van koele verlichting en in de andere helft van de woningen van warme verlichting; De lichtintensiteit nog vaak de aandacht nodig heeft. Veel woonkamers en gangzones zijn vrij donker. Het personeel geeft aan dat dit te maken heeft met het willen creëren van een gezellige sfeer; Er in veel gevallen gebruik gemaakt wordt van lichtsensoren en dat de herkenbare vormgeving van lichtschakelaars nog aandacht nodig heeft (drukken, niet draaien).
Uit de interviews weten we dat:
Demente bewoners vaak schrikken van licht dat vanzelf aan of uit gaat aan de hand van bewegingssensoren (HS); Biodynamisch licht een goede oplossing is voor kunstlicht omdat dit licht de biodynamische lichaamsprocessen ondersteund (PS).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of bewoners met dementie een voorkeur hebben voor warm licht ten behoeve van de sfeer of koel licht ten behoeve van duidelijk zicht op de omgeving; Of er voor mantelzorg en personeel een significante relatie aantoonbaar is tussen de verlichting enerzijds en een fijne bezoek- of werkomgeving anderzijds.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
Er geen significante relatie is tussen verlichting enerzijds en een fijne leefof bezoekomgeving anderzijds; Personeel de voorkeur geeft aan warme verlichting boven koele verlichting voor een fijne werkomgeving (62% vs. 38%); Mochten de resultaten van mantelzorg en bewoners een richting aanwijzen dan wijst deze ook in de richting van een warme verlichting boven een koele verlichting (mantelzorg: 56%, bewoners: 57%) De kleur van de verlichting enerzijds geen significante relatie heeft met een fijne leefomgeving voor demente bewoners anderzijds;
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de verlichting concluderen dat:
Voldoende daglicht een eis is en hier naar ontworpen moet worden door het gebruik van ramen en daklichten; Demente ouderen geen voorkeur hebben voor warme of koele kunstverlichting; Personeel de voorkeur geeft aan een sfeervolle en warme verlichting. Hierbij moet wel gestuurd worden op de juiste lichtintensiteit; Biodynamisch licht te adviseren is als een goede oplossing voor de juiste lichtintensiteit van de aanvulling met kunstlicht; Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
120
Lichtschakelaars herkenbaar moeten zijn voor demente ouderen. Dus drukschakelaars zijn te adviseren.
Materiaalkeuze Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Stoffen en zachte materialen aanwezig zijn ten behoeve van de akoestiek (Van der Plaats and Verbraek, 2008); Stoffen worden gebruikt die goed afneembaar zijn in verband met hygiëne, bij voorkeur gladde materialen;
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als de woning:
Verschil in materialisatie ervaren kan worden als hoogteverschil (Van der Voordt et al., 1998); Te veel weerkaatsing is van geluid omdat demente bewoners geen besef meer hebben van ‘achter mij’ en weerkaatsende geluiden dus verwarrend zijn; Materiaal gebruikt wordt dat veel spiegelt omdat dit verwarring veroorzaakt bij de bewoners.
Uit de site visits weten we dat:
Er in de woningen weinig gebruik wordt gemaakt van zachte materialen als vloerbedekking of stoffen meubels. In het algemeen is voor de vloer gekozen voor een glad materiaal als laminaat of linoleum; Er in bijna alle woningen een hoge drempel aanwezig is daar waar twee verschillende materialen bij elkaar komen. Met name in de badkamer is vaak gekozen voor een hoge drempel vanwege de waterkering. Dit bemoeilijkt het gebruik van de badkamer.
Uit de interviews weten we dat:
Het voor vloeren van belang is dat deze overal gelijk zijn zodat het gebruik van drempels niet nodig is (SdK).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of het toepassen van reliëf in materialen leidt tot een positieve of negatieve prikkel voor demente ouderen.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
121
Er geen significante relatie is tussen glad materiaal of materiaal met reliëf enerzijds en een fijne leefomgeving voor demente ouderen anderzijds; Mocht de voorkeur van de demente ouderen een richting aanwijzen dan gaat deze uit naar materiaal met reliëf (53%); Mantelzorg de voorkeur geeft aan de toepassing van glad materiaal boven materiaal met reliëf (59% vs. 41%); Personeel (zoals verwacht) de voorkeur geeft aan de toepassing van glad materiaal (65%).
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de materiaalkeuze concluderen dat:
Mantelzorg en personeel de voorkeur geven aan glad materiaal voor een fijne bezoek- en werkomgeving; Mantelzorg en personeel de voorkeur geven aan glad materiaal uit het oogpunt van hygiëne, in dit opzicht is een goed te reinigen materiaal met reliëf ook een optie (zoals bijvoorbeeld de vloerbedekking van Forbo flooring die goed te reinigen is (Needs Facility B.V, 2014)); Wanneer wordt gekozen voor de toepassing van glad materiaal extra aandacht wordt besteed aan de akoestiek (bv. gordijnen) en een minimaal weerspiegelend materiaal wordt gebruikt (zoals pvc); Drempels voorkomen moeten worden. Een overgang kan opgelost worden door een dunne kunststof plint. Afwatering moet goed zijn om drempel in de badkamer te voorkomen.
Huiselijkheid Bij mensen met dementie neemt herkenning af: worden objecten van vroeger soms nog herkend, moderne voorwerpen vaak niet meer. Uit de cardsorting weten we dat huiselijkheid voor bewoners met dementie de vierde plaats inneemt als het aankomt op het creëren van een fijne leefomgeving. Meubilair Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Ouderwets herkenbare vormen, muziek en videobeelden worden gebruikt (Van der Plaats and Verbraek, 2008); Meubels en decoratie aanwezig zijn die aansluiten bij de leeftijd en generatie van de bewoners (Nillesen and Opitz, 2013).
De literatuur doet wat betreft meubilair geen uitspraken over zaken die voorkomen moeten worden. Uit de site visits weten we dat:
Een eettafel met rondom stoelen een typisch beeld geeft van de huiskamer. Verder zijn er vaak ouderwets ogende fauteuils en een bank aanwezig; Het handig is als meubels verstelbaar zijn in hoogte en rangschikking zodat deze geschikt zijn voor zoveel mogelijk gebruikers met verschillende eisen; In sommige woningen de bewoners hun eigen stoel mee mogen nemen, dat deze in de woonkamer geplaatst wordt, en dat dit herkenning oproept bij de bewoners.
Uit de interviews weten we dat:
Het goed is om gebruik te maken van ouderwetse, archetypische meubels omdat dit herkenning oproept bij een oudere met dementie (SdK);
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
122
Een ouderwetse vormgeving vaak weerstand oproept bij architecten omdat het in een vooruitstrevende samenleving tegen hun gevoel in gaat om ‘oubollig’ te ontwerpen (BdB).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of demente ouderen een voorkeur hebben voor moderne meubels met materialen als glas en staal of dat hun voorkeur uitgaat naar herkenbare, ouderwetse meubels met materialen als stof en hout; Of er een significante relatie is tussen de voorkeur voor ouderwets of modern meubilair enerzijds en een fijne bezoek- en leefomgeving anderzijds.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
De verschijning van het meubilair geen significante relatie vertoont met een fijne leefomgeving voor ouderen met dementie; Mocht de voorkeur van de demente ouderen een richting aanwijzen dan gaat deze uit naar een ouderwetse vormgeving (56%); Personeel een voorkeur heeft voor modern meubilair boven ouderwets meubilair voor een fijne werkomgeving (62% vs. 38%); Personeel in hun antwoorden op de open vragen aangeven dat ouderwets meubilair goed is om te gebruiken bij demente ouderen omdat dit herkenning oproept.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor het meubilair concluderen dat:
Er geen significante relatie zichtbaar is tussen meubilair enerzijds en een fijne leef- of bezoekomgeving anderzijds; Ouderwets meubilair volgens mantelzorg en personeel herkenning oproept bij demente bewoners; Er een significante relatie zichtbaar is tussen modern meubilair en een fijne werkomgeving; Het, afgezien van de vraag of er modern of ouderwets meubilair toegepast moet worden, belangrijk is dat de vormgeving archetypisch is; Het te adviseren is dat meubilair verstelbaar is zodat een niet passende stoel geen verstoring van de prikkelbalans veroorzaakt.
Beplanting Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
123
Beplanting aanwezig is omdat beplanting een positief effect kan hebben op de gezondheid (Lawson, 2013); Natuurlijke elementen aanwezig zijn omdat deze positief gewaardeerd worden met de woorden prettig, rustgevend en vrolijk (Van Dieren, 2011).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als de woning:
Interne beplanting heeft die giftig is omdat de bewoners in contact kunnen komen met de planten (Van Dieren, 2011).
Uit de site visits weten we dat:
In de meeste woningen weinig planten aanwezig zijn en in sommige woningen de planten niet goed worden verzorgd.
Uit de interviews weten we dat:
Planten gezien kunnen worden als stofaantrekkers en het personeel extra werk bezorgd.
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of er een significante relatie is tussen het plaatsen van planten en het creëren van een fijne leefomgeving voor demente ouderen; Of er een significante relatie is tussen het plaatsen van planten en een fijne bezoek- of werkomgeving voor mantelzorg en personeel.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
Er geen significante relatie is tussen de plaatsing van planten en een fijne leef-, bezoek- of werkomgeving; Mochten de resultaten al een richting aanwijzen dan wijzen deze in de meeste gevallen een voorkeur aan voor de plaatsing van planten (bewoners: 57%, personeel: 56%).
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de beplanting concluderen dat:
Er geen significante relatie aantoonbaar is tussen de plaatsing van planten en een fijne leef-, bezoek- of werkomgeving; Het vanuit het perspectief van ‘healing environment’ wel te adviseren is om planten te plaatsen omdat dit een positief effect kan hebben op de gezondheid; Als er beplanting wordt geplaatst iemand als verantwoordelijke wordt aangesteld om de beplanting bij te houden (intern of extern); Als er planten worden geplaatst deze planten niet schadelijk (giftig e.d.) zijn voor de gezondheid.
Bewegingsruimte Bij ouderen met dementie neemt onrustig gedrag toe. Het bewustzijn van ‘achter mij’ neemt af en iemand met dementie kan bewegingen of geluid achter zich niet plaatsen en ervaart dat als storend of verwarrend. Uit de cardsorting weten we dat bewegingsruimte voor bewoners met dementie de vijfde plaats inneemt als het aankomt op het creëren van een fijne leefomgeving.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
124
Dimensie Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Voldoende beweeg- en loopruimte aanwezig is; Woonkamers voldoende oppervlak hebben (> 8 m2 per persoon); Slaapkamers voldoende oppervlak hebben (> 15 m2 per persoon).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als in de woning:
Een te grote ruimte ontworpen wordt omdat dit een negatief effect heeft op de beleving; Te kleine en te smalle looppaden aanwezig zijn omdat deze leiden tot een lage verblijfskwaliteit (De Weerd, 2011).
Uit de site visits weten we dat:
De woonkamers en slaapkamers van de woningen in de meeste gevallen voldoende oppervlak hebben, de woonkamer is hierop de uitzondering; In de meeste woningen de gangzones een dimensie hebben waarin twee bewoners net met een rollator of rolstoel kunnen passeren. Men moet daarbij vaak wel om elkaar heen manoeuvreren. Dit veroorzaakt een negatieve prikkel bij de bewoners.
Uit de interviews weten we dat:
In de huidige ontwerpen vaak te weinig loopruimte wordt gecreëerd. Dit heeft tot gevolg dat ouderen met dementie te weinig bewegen (PS); Het goed is om een aparte eetkamer te ontwerpen om beweging van de bewoners tussen de woon- en eetkamer te stimuleren. Op deze manier zitten de bewoners niet de hele dag op dezelfde plaats, wat verveling en negatieve prikkels voorkomt (SdK).
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of bewoners met dementie een brede gangzone als positief ervaren of juist de voorkeur geven aan een smalle gangzone; Of mantelzorg en personeel de voorkeur geeft aan een brede of smalle gangzone als voorwaarde voor een fijne bezoek- of werkomgeving.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
125
Er voor demente bewoners geen significante relatie is aangetoond tussen een brede of smalle gangzone enerzijds, en fijne leefomgeving anderzijds; Er een significante relatie is tussen een fijne bezoek- en werkomgeving enerzijds en een brede gangzone anderzijds. De mantelzorg verkiest een brede gangzone boven een smalle gangzone (63% vs. 37%) evenals het personeel (68% vs. 32%); Het personeel een aantrekkelijk loopcircuit voor de bewoners belangrijk vindt.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de beplanting concluderen dat:
Er voldoende loopruimte gecreëerd moet worden; De loopcircuits aantrekkelijk moeten zijn voor de bewoner om te bewegen; Het advies is om een aparte eetkamer te ontwerpen zodat beweging tussen de woonkamer en de eetkamer gestimuleerd wordt; Het te adviseren is om een brede gangzone (3,60 m.) te ontwerpen om het manoeuvreren met rollators en rolstoelen te vergemakkelijken.
Autonomie Ouderen met dementie kunnen niet meer reflecteren op eigen gedrag of handelingen. De omgeving moet steun bieden om de zelfstandigheid te bevorderen. Uit de literatuur weten we dat het goed is als de woning:
Railingen langs de muren heeft om zelfstandigheid te vergroten; Een heldere indeling, verlichting en contrastwerking in de badkamer heeft om zelfstandigheid te bevorderen; Een open keuken heeft met de mogelijkheid voor bewoners om mee te helpen.
Uit de site visits weten we dat:
Contrastwerking in de badkamer door middel van een zwarte wc-bril of contrasterende kleurvlakken achter witte badmeubels de zelfstandigheid van de bewoners vergroot; Draaicirkels van deuren vaak onhandig gekozen zijn, wat de zelfstandigheid van de bewoner beperkt; In de helft van de bezochte woningen railingen aanwezig zijn. In één van de woningen zijn laatst zelfs specifiek railingen aangebracht omdat mensen zichtbaar (aan de zwarte vegen op de muur) steun zochten; In sommige woningen het personeel het gebruik van railingen onzin vindt. Bewoners kunnen zich in deze woningen vasthouden aan ‘natuurlijke’ inrichtingsaspecten als meubels; Het gebruik van railingen een institutionele sfeer kan oproepen.
Uit de interviews weten we dat:
In de railingen ribbels verwerkt kunnen worden die naderende situaties aan kunnen geven (HS); Het de vraag is in welk stadium je de railing in wil voegen. De ene bewoner is toe aan steun bij het rondlopen, een ander nog niet (JN); De één railingen een gevaar vindt op plaatsen waar ze onderbroken worden (BdB) en de ander aangeeft dat dit opgelost kan worden door een stuk railing over de deur door te laten lopen (HS).
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
126
Wat we tot dusverre niet wisten:
Of het gebruik van railingen een institutionele sfeer oproept bij ouderen met dementie; Of het gebruik van railingen invloed heeft op de beleving van een fijne bezoek- of werkomgeving.
Uit de vignettenmethode weten we dat:
Er geen significante relatie aangetoond tussen railingen enerzijds en een fijne leef-, bezoek- of werkomgeving anderzijds; Mochten de resultaten al een richting aanwijzen dan wijzen deze voor bewoners en mantelzorg in de richting van railingen, en voor personeel niet.
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we op het gebied van autonomie concluderen dat:
Het twijfelachtig is of het gebruik van railingen de zelfstandigheid van de bewoners stimuleert; Het gebruik van railingen in ieder geval geen invloed heeft op de beleving van een fijne leef-, bezoek- of werkomgeving; Het te adviseren is railingen later in de woning toe te voegen als blijkt dat deze onmisbaar zijn of als uit onderzoek blijkt dat door middel van tactiliteit in de railingen zelfstandigheid bevorderd wordt. Hier moet in het ontwerp rekening mee worden gehouden; Het te adviseren is om in de badkamer een zwarte wc-bril te gebruiken en contrasterende kleurvlakken te gebruiken achter witte badmeubels om de zelfstandigheid van de bewoners te vergroten; Draaicirkels van deuren goed gekozen moeten worden om de zelfstandigheid van de bewoners te vergroten.
Ontmoeting Buitenruimte en zithoekjes Uit de literatuur weten we dat het goed is als in en rondom de woning:
Zithoekjes aanwezig zijn die zo georganiseerd zijn dat de bewoner niet met zijn of haar rug naar de prikkels zit (Van der Plaats and Verbraek, 2008); Een tuin of andere buitenruimte aanwezig is (Van Dieren, 2011).
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als er vanuit de woning:
Geen makkelijke mogelijkheid is om naar buiten te gaan want een gebrek aan daglicht zorgt voor depressie en verstoring van het dag- en nachtritme.
Uit de site visits weten we dat:
127
Alle woningen voorzien zijn van een buitenruimte maar dat deze in de meeste gevallen niet veel wordt gebruikt. De buitenruimte is vaak slecht bereikbaar voor de bewoners (deuren zitten op slot) en de buitenruimte is
met name op bovenliggende verdiepingen te klein voor het manoeuvreren met rolstoelen. De tuinen vaak voorzien zijn van geurige, niet-giftige planten. Vaak zijn er ook dieren in de tuin aanwezig (kippen, konijnen, vogels) waar de bewoners voor mogen zorgen.
Uit de interviews weten we dat:
Zithoekjes zo gepositioneerd moeten worden dat men ‘rugdekking’ heeft (SdK); Als er meerlaags gebouwd wordt de kantoren bovenin gepositioneerd moeten worden zodat de bewoner de connectie met de tuin heeft (SdK); Het voor het ontwerp van de tuin van belang is dat er iets te beleven is zodat bewoners uitgenodigd worden om naar buiten te gaan. Dit kan bijvoorbeeld door dieren of andere dynamische objecten en planten (JN).
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de ontmoeting concluderen dat:
Er specifieke ontmoetingsplaatsen gecreëerd moeten worden waarbij de bewoner niet met zijn of haar rug naar de prikkels zit; Zithoekjes rugdekking moeten bieden; Er een toegankelijke buitenruimte aanwezig moet zijn; Het te adviseren is om, wanneer meerlaags wordt gebouwd, kantoren te positioneren op de bovenste verdiepingen zodat de bewoner connectie houdt met de tuin; De buitenruimte aantrekkelijk moet zijn voor de bewoner en uitnodigend om naartoe te gaan door middel van dieren, planten of andere dynamische objecten; Deuren naar buitenruimtes goed zichtbaar moeten zijn (de buitenruimtes moeten dan wel veilig zijn, zie het kopje ‘Veiligheid’)
Veiligheid Begrenzing en camouflage Uit de literatuur weten we dat het goed is als in en rondom de woning:
Veiligheidselementen onopvallend geïntegreerd worden; Een veilige, omsloten tuin of binnengang aanwezig is. Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als er in de woning:
Deuren naar ruimtes opvallen die niet bedoeld zijn voor de bewoner omdat dit irritatie en verwarring veroorzaakt. Uit de site visits weten we dat:
Deuren vaak gecamoufleerd zijn met een plaat van bijvoorbeeld een boekenkast of natuur; Mannelijke bewoners nogal eens de neiging hebben om tegen platen te plassen waarop natuur te zien is;
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
128
Bij de meeste woningen rondom het balkon, terras of terrein een afscheiding aanwezig is. Meestal wordt het hekwerk vergezeld van beplanting om de bewoner geen opgesloten gevoel te geven.
Uit de interviews weten we dat:
Deuren op een slimme manier gecamoufleerd moeten worden. Het is hierbij van belang dat de afbeelding een juiste vertoning van de werkelijkheid geeft, dus niet een pad dat uitnodigt om naar toe te lopen of een plaat van een boekenkast terwijl de boeken niet gepakt kunnen worden (HS); Een perkje en goede vervanging kan zijn van het hekwerk als afscheiding (op beneden gelegen verdiepingen). Dit komt doordat demente bewoners geen vieze voeten willen krijgen (JN).
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de veiligheid concluderen dat:
Deuren en veiligheidselementen slim gecamoufleerd moeten worden. De camouflage moet een eerlijk beeld weergeven; Het is slim om grote platen met natuur te vermijden om te voorkomen dat mannen hier tegen aan plassen; Het te adviseren is om de buitenruimte van de woning af te scheiden door middel van een perkje in plaats van een hekwerk.
Privacy Afzonderlijke zithoekjes Uit de literatuur weten we dat het goed is als in de woning:
Afzonderlijke zithoekjes aanwezig zijn; Bewoners een eigen kamer hebben waarin ze zich kunnen terugtrekken.
Uit de literatuur weten we dat het niet goed is als er in de woning:
Geen ruimte is om afzonderlijk te gaan zitten, maar alles plaats vindt in dezelfde ruimte.
Uit de site visits weten we dat:
In de meeste woningen geen afzonderlijke zithoekjes aanwezig maar de meeste activiteiten zich gezamenlijk in de woonkamer afspelen. In de gangzone is vaak wel een stoel aanwezig waardoor bewoners zich kunnen afzonderen of uitrusten.
Uit de interviews weten we dat:
129
Er een rondgang gecreëerd moet worden met nissen waardoor bewoners zich kunnen afzonderen. Op deze plekken kunnen zogenaamde ‘beleefplekken’ worden gesitueerd zoals bijvoorbeeld een kinderkamer (SdK);
Het de vraag is of bewoners een eigen sanitair moeten hebben of een gedeeld sanitair omdat het schaamtegevoel van de bewoner afneemt. Familie geeft vaak de voorkeur aan privé sanitair, de verzorgende geeft vaak de voorkeur aan een grotere woonkamer voor de bewoner boven privé sanitair (JN).
Voor een leefomgeving met een juiste prikkelbalans voor demente ouderen kunnen we voor de privacy concluderen dat:
Het creëren van afzonderlijke zithoekjes te adviseren is. Nissen met zogenaamde beleefplekken zijn hiervan een goede invulling; Het de vraag is of bewoners een eigen sanitair moeten hebben. Vanuit het oogpunt van ruimte is het te adviseren om een gedeeld sanitair te maken om meer ruimte te hebben voor de verblijfsruimten.
Conclusie Het is goed dat er voor het ontwerp van een fijne leefomgeving voor ouderen met dementie een adviesmodel komt dat met behulp van ruimtelijk beeld wensen en eisen inzichtelijk maakt. Verschillende opties zijn getoetst aan de hand van criteria en het beeldkwaliteitsplan komt naar voren als het instrument waarin conclusies van dit onderzoek gevat worden zodat deze meegenomen worden in toekomstige ontwerpprocessen van het zorgvastgoed. De uitwerking van het beeldkwaliteitsplan geeft antwoord op onderzoeksvraag 4: “Hoe zijn de conclusies van dit onderzoek te vatten in een instrument zodat deze worden meegenomen in het toekomstige ontwerpproces van het zorgvastgoed om een fijne beleving te kunnen bieden?” De laagdrempelige manier om het beeldkwaliteitsplan onderdeel te maken van toekomstige ontwerpprocessen gebeurd door gebruik te maken van een filmpje met: 1. Beelden; 2. Steekzinnen die de belangrijkste conclusies en adviezen van dit onderzoek weergeven; 3. Een ‘voice over’ die de nadruk legt op de aandachtspunten. Op deze manier is de kennis van dit onderzoek inzichtelijk en op een laagdrempelige manier over te dragen. Het vormt een inspiratiebron voor toekomstige ontwerpprocessen en verbetert, door het gebruik van beeld, de communicatie. Het beeldkwaliteitsplan kan ook goed gebruikt worden als introductie bij een lezing over wonen voor ouderen met dementie of als onderdeel van een cursus over dit onderwerp. Voor hen die meer achtergrondinformatie willen wordt verwezen naar de theorie achter het beeldkwaliteitsplan dat in dit hoofdstuk is weergegeven en het verdere onderzoeksrapport.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
130
9. Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de eindconclusies en aanbevelingen besproken. Er wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten door middel van terugkoppeling aan gestelde onderzoeksvragen en doelstellingen. In de aanbevelingen wordt gereflecteerd op de onderzoeksmethodiek, wordt invulling gegeven aan de vraag hoe het adviesmodel in de praktijk gebruikt kan worden en worden suggesties voor vervolgonderzoek gegeven.
9.1 Conclusie Door de wetswijziging in de AWBZ zal de vraag naar verzorghuisplaatsen weliswaar afnemen maar in de toekomst zal deze vraag, door het grote aantal ouderen, weer toenemen. Dit zal echter wel een toename zijn die, door de verhoogde zorgzwaarte indicatie meer druk legt op de verzorgenden en bewoners. Voor het functioneren van ouderen met dementie is het van belang dat de omgeving een positieve prikkelbalans biedt. Wanneer de leefomgeving een persoon met dementie voorziet in het gewenste prikkelniveau leidt dit tot een positieve beleving en aangepast gedrag. Naast een fijne leefomgeving draagt een fijne bezoek- en werkomgeving bij aan het hechtingsvermogen van de persoon met dementie door het aangepaste gedrag van de mantelzorger en het personeel. Om te kunnen sturen op een optimale fysieke inrichting en vormgeving van zorgvastgoed voor demente ouderen, is in dit onderzoek onderzocht wat de voorkeuren voor vormgevingsaspecten zijn vanuit de verschillende gebruikersperspectieven. Er kan allereerst geconcludeerd worden dat de gestelde doelstellingen van dit onderzoek zij behaald. Er is: 1. Empirisch bewijsmateriaal geleverd voor de huisvesting van ouderen met dementie; 2. Inzicht verkregen in ontwerpkenmerken waaraan ouderen met dementie de voorkeur geven omdat zij daarbij een positieve beleving van de leefomgeving hebben; 3. Inzicht verkregen in ontwerpkenmerken waaraan personeel en mantelzorgers de voorkeur geven omdat zij daarbij een positieve beleving van de bezoek- of werkomgeving hebben; 4. Een vragenlijst ontwikkeld waarmee de voorkeuren op een beeldende wijze zijn onderzocht; 5. Gekomen tot aanbevelingen en adviezen in de vorm van een beeldkwaliteitsplan om de positieve beleving binnen het zorgvastgoed te vergroten voor alle gebruikers. Een belangrijk resultaat van dit onderzoek is dat het laat zien dat dementerenden in staat zijn om zelf hun voorkeuren aan te geven. Ander belangrijk resultaat van dit onderzoek is dat het laat zien dat een persoon zonder dementie niet goed kan aangeven wat belangrijk is voor iemand mét dementie omdat dit beeld vertroebeld wordt door de eigen voorkeur. Significante ontwerpkenmerken voor een fijne leef-, bezoek en werkomgeving Omdat gebleken is dat onderzoek naar de kwaliteit van een ruimte slecht in woorden te vangen is maar het vooralsnog ontbrak aan een beeldende 131
vragenlijst, is in dit onderzoek een vragenlijst ontwikkeld waarmee de vormgevingsvoorkeuren op beeldende wijze zijn onderzocht. Aan de hand van beelden zijn zowel demente bewoners, mantelzorgers als personeel gevraagd naar hun voorkeur voor een fijne leef-, bezoek- of werkomgeving. Door middel van een logistische regressieanalyse zijn de voorkeuren van de verschillende gebruikers achterhaald. In Tabel 45 zijn de attributen weergegeven die een significante relatie tonen met een fijne leef-, bezoek of werkomgeving.
# 1 2 3 4 5
Significante attributen vanuit eigen perspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Kleur Dimensie Kleur Bewegwijzering Materiaal Dimensie Uitzicht Materiaal Verlichting Meubilair
Tabel 45. Volgorde attributen van alle responsegroepen vanuit eigen perspectief
Ook is achterhaald welke attributen volgens mantelzorg en personeel een significante relatie hebben met een fijne leefomgeving voor demente ouderen (Tabel 46). Belangrijk resultaat van dit onderzoek is dat menging zichtbaar is van wat de mantelzorg en het personeel van belang acht vanuit het eigen perspectief en wat men van belang acht voor de leefomgeving van demente ouderen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een persoon zonder dementie niet goed kan aangeven wat belangrijk is voor iemand mét dementie omdat dit beeld vertroebeld wordt door de eigen voorkeur.
# 1 2 3
Significante attributen vanuit dementie perspectief Demente bewoners Mantelzorg Personeel Kleur Kleur Kleur Bewegwijzering Dimensie Dimensie Uitzicht Materiaal
Tabel 46. Volgorde attributen van alle responsegroepen vanuit dementie perspectief
Opvallend is dat vanuit alle responsegroepen de volgende attributen geen significante relatie tonen met een fijne leef-, bezoek of werkomgeving: 1. 2. 3. 4.
Lay-out; Beplanting; Kunst; Railingen.
Voor het attribuut kunst is dit waarschijnlijk te wijten aan de operationalisatie. In de operationalisatie was het beter geweest om een groter verschil tussen de objecten te maken of het attribuut onder te verdelen in de niveaus ‘wel kunst’ en ‘geen kunst’. Ontwerpkenmerken fijne leefomgeving ouderen met dementie Op basis van de parameterschatting en odds ratio is geanalyseerd aan welke ontwerpkenmerken ouderen met dementie de voorkeur geven voor het ontwikkelen van een fijne leefomgeving.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
132
Op grond hiervan blijkt de voorkeur voor de volgende attribuutniveaus: 1. 2. 3. 4.
Een witte kleur boven een koele kleur (67% vs. 33%); Een witte kleur boven een warme kleur (67% vs. 33%); Er is geen voorkeur voor een koele dan wel warme kleur (50% vs. 50%); Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven bewegwijzering in de vorm van tekst (63% vs. 37%); 5. Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen boven geen bewegwijzering (63% vs. 37%); 6. Er is geen voorkeur voor bewegwijzering in de vorm van tekst dan wel de afwezigheid van bewegwijzering (50% vs. 50%); 7. Groen uitzicht wordt verkozen boven stads uitzicht (61% vs. 39%). Op basis van de voorkeuren is een afbeelding gemaakt die de voornaamste voorkeur weergeeft van ouderen met dementie (Figuur 47). Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Pictogrammen Kleur: Wit Kunst: Schilderijen Materiaal: Reliëf Planten: Wel planten Uitzicht: Groen Verlichting: Warm Meubilair: Ouderwets Railingen: Wachtkamer Figuur 47. Optimale leefomgeving volgens demente ouderen
Ontwerpkenmerken fijne bezoekomgeving mantelzorgers Op basis van de parameterschatting en odds ratio is geanalyseerd aan welke ontwerpkenmerken de mantelzorgers de voorkeur geven voor het ontwikkelen van een fijne bezoekomgeving. Op grond hiervan blijkt de voorkeur voor de volgende attribuutniveaus: 1. Een brede gangzone boven een smalle gangzone (63% vs. 37%); 2. Een glad materiaal boven een materiaal met reliëf (59% vs. 41%). Op basis van de voorkeuren is een afbeelding gemaakt die de voornaamste voorkeur weergeeft van de mantelzorgers (Figuur 48). Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Tekst Kleur: Warm Kunst: Beelden Materiaal: Glad Planten: Geen voorkeur Uitzicht: Groen Verlichting: Warm Meubilair: Modern Railingen: Wachtkamer Figuur 48. Optimale bezoekomgeving volgens mantelzorgers
133
Ontwerpkenmerken fijne werkomgeving personeel Op basis van de parameterschatting en odds ratio is geanalyseerd aan welke ontwerpkenmerken het personeel de voorkeur geeft voor het ontwikkelen van een fijne werkomgeving. Op grond hiervan blijkt de voorkeur voor de volgende attribuutniveaus: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Een warme kleur boven een witte kleur (63% vs. 37%); Een warme kleur boven een koele kleur (83% vs. 17%); Een witte kleur boven een koele kleur (74% vs. 26%); Een brede gangzone boven een smalle gangzone (68% vs. 32%); Glad materiaal boven een materiaal met reliëf (65% vs. 35%); Warme verlichting boven koele verlichting (62% vs. 38%); Modern meubilair wordt verkozen boven ouderwets meubilair (62% vs. 38%).
Op basis van de voorkeuren is een afbeelding gemaakt die de voornaamste voorkeur weergeeft van het personeel (Figuur 49). Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Tekst Kleur: Warm Kunst: Schilderijen Materiaal: Glad Planten: Wel planten Uitzicht: Stads Verlichting: Warm Meubilair: Modern Railingen: Contacthoek Figuur 49. Optimale werkomgeving volgens personeel
Compromis Opvallend is dat de voorkeuren van personeel en mantelzorg duidelijk overeenstemmen ten aanzien van een brede gangzone en glad materiaal. Ook de richtingen van de niet significante attributen stemmen in grote mate overeen. De voorkeuren verschillen voor de attributen kunst, uitzicht en railingen. Opvallend is dat de voorkeur van de mantelzorg als het ware een overgang vormt tussen de voorkeur van de bewoner en van het personeel. De voorkeuren van de demente bewoners verschillen opvallend met die van een persoon zonder dementie voor de attributen kleur, bewegwijzering, meubilair en dimensie.
Kleur: Opvallend is dat personeel en mantelzorg een duidelijke voorkeur hebben voor warme kleuren terwijl bewoners de voorkeur geven aan een witte kleur. Bewegwijzering: Voor de leefomgeving van demente bewoners is bewegwijzering in de vorm van pictogrammen van significant belang. Personeel en mantelzorg hebben geen specifieke voorkeur voor bewegwijzering. Mochten zij al een voorkeur hebben dan is de richting van hun voorkeur tegengesteld aan die van de bewoners. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
134
Meubilair: Het personeel geeft de voorkeur aan modern meubilair voor een fijne werkomgeving. Uit hun antwoorden op de open vragen blijkt dat ouderwets meubilair positief wordt bestempeld omdat dit herkenning oproept bij de bewoners. De bewoners hebben geen specifieke voorkeur voor de verschijningsvorm van het meubilair. Mochten de resultaten al een richting geven dan wijst deze in de richting van ouderwets meubilair. Dimensie: De mantelzorg en het personeel hebben een duidelijke voorkeur voor een brede gangzone. De demente bewoners hebben geen specifieke voorkeur voor een brede of smalle gangzone.
Een optimaal ontwerp is gegenereerd aan de hand van de voorkeur van de bewoners voor hun leefomgeving. Wanneer zij geen belang hechtten aan de verschijning van een attribuut, daar waar de mantelzorg of het personeel wel belang aan hechtten, is de voorkeur van de mantelzorg of het personeel ingevuld. Omdat over de verschijning van de attributen materiaal en meubilair geen eenduidige resultaten bekend zijn, zijn twee compromis afbeeldingen gegenereerd (Figuur 50 en 51). Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Pictogrammen Kleur: Wit Kunst: Schilderijen Materiaal: Glad Planten: Wel planten Uitzicht: Groen Verlichting: Warm Meubilair: Modern Railingen: Wachtkamer Figuur 50. Compromis glad/modern Lay-out: Recht Dimensie: Breed Bewegwijzering: Pictogrammen Kleur: Wit Kunst: Schilderijen Materiaal: Reliëf Planten: Wel planten Uitzicht: Groen Verlichting: Warm Meubilair: Ouderwets Railingen: Wachtkamer Figuur 51. Compromis reliëf/ouderwets
Implementatie vormgevingsaspecten Teruggrijpend op de zichtbaar geringe implementatie van vormgevingsaspecten in de bezochte woonvoorzieningen, kan geconcludeerd worden dat sommige aspecten die in de literatuur genoemd worden minder relevant zijn dan op basis van de resultaten is aangenomen, hoewel andere aspecten wel relevant blijken. Het is verrassend dat op basis van dit onderzoek blijkt dat demente ouderen de voorkeur geven aan een witte kleur en geen specifieke voorkeur uitspreken voor een warme of koele kleur. Op basis van de literatuur was wel de verwachting 135
dat zij voorkeur zouden hebben voor de zalm-roze kleur, de oerkleur (Van der Plaats and Verbraek, 2008). De zalm-roze kleur scoort slecht in de huidige implementatie, vanuit het perspectief van de demente bewoners blijkt dit echter niet erg omdat deze kleur voor hen niet significant blijkt voor een fijne leefomgeving. Ook ontbreekt het in veel van de bezochte woningen aan railingen langs de muren. Op basis van dit onderzoek blijkt ook dit niet erg omdat dementerenden geen specifieke voorkeur hebben voor railingen langs de muren. Dit is opmerkelijk omdat in de literatuur wordt aangegeven dat het plaatsen van railingen de zelfstandigheid vergroot (Van der Plaats and Verbraek, 2008). Blijkbaar hebben dementerende ouderen geen specifieke voorkeur voor enerzijds zelfstandigheid, en anderzijds een anti-institutionele sfeer. Mochten de resultaten een richting aangeven dan zou deze een lichte voorkeur voor railingen aangeven. Het is daarom goed om in het ontwerp wel rekening te houden met de plaatsing van railingen zodat, wanneer blijkt dat deze onmisbaar zijn voor de bewoners, deze gemakkelijk te plaatsen zijn. Het ontbreekt in veel woningen ook aan zachte materialen ten behoeve van de akoestiek. Op basis van dit onderzoek blijkt dat dementerenden geen specifieke voorkeur uitspreken voor de toepassing van materiaal met reliëf. Het personeel spreekt specifiek de voorkeur uit voor glad materiaal ten behoeve van de hygiëne. Er kan geconcludeerd worden dat wanneer er, uit hygiëne overwegingen, gekozen wordt voor glad materiaal er ook gedacht moet worden aan een goede akoestiek. Voor de akoestiek kan gedacht worden aan zachte materialen die weinig effect hebben op een afname van de hygiëne, zoals gordijnen. Opvallend is het aspect bewegwijzering, die op basis van de site visits slecht scoort. Bewegwijzering in de vorm van pictogrammen blijkt voor demente ouderen van significant belang voor een fijne leefomgeving. Om deze reden is het belangrijk dat bewegwijzering in de vorm van pictogrammen wordt geïmplementeerd in de leefomgeving van dementerende ouderen. Beeldkwaliteitsplan De aanbevelingen en adviezen ten aanzien van de vormgevingsaspecten die aan de hand van dit onderzoek tot stand zijn gekomen zijn weergegeven in een beeldkwaliteitsplan. Op deze manier kunnen de conclusies van dit onderzoek worden meegenomen in toekomstige ontwerpprocessen van het zorgvastgoed. Het beeldkwaliteitsplan toont de voorkeur van de verschillende gebruikers voor specifieke vormgevingsaspecten. Het toont situaties die vanuit deze inzichten wel of niet ontworpen moeten worden, en waar in het ontwerp extra aandacht aan moet worden geschonken. Hiermee vormt het voor architecten een leidraad voor toekomstige ontwerpprocessen. Het beeldkwaliteitsplan is te bekijken via de volgende web-link: http://youtu.be/9hksGnNn6QQ. De totstandkoming en argumentatie van dit beeldkwaliteitsplan is in dit rapport te lezen.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
136
9.2 Aanbevelingen 9.2.1 Aanbevelingen ten aanzien van de vormgevingsaspecten De aanbevelingen ten aanzien van de vormgevingsaspecten zijn weergegeven in het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan geeft geen antwoord op de vraag hóe elk vormgevingsaspect exact geïmplementeerd moet worden in toekomstige ontwerpen. Voor het beeldkwaliteitsplan is het in het algemeen aan te bevelen om de verschillende vormgevingsaspecten nader te bezien om de implementatie van de vormgevingsaspecten te concretiseren. Ter voorbeeld is hieronder het attribuut kleur uitgewerkt: Ontwerpen met kleur voor de leefomgeving van demente ouderen Wat wel doen?
Pas wit toe als basiskleur van de woning. Demente ouderen geven de voorkeur aan de toepassing van de witte kleur (67%); Bij de toepassing van veel wit moet er extra aandacht worden besteed aan contrastwerking omdat demente ouderen zich in een ‘witte zee’ niet goed kunnen oriënteren. Bij het toepassen van een contrastkleur moet gekozen worden voor een warme kleur (zoals zalm-roze); Maak een duidelijk contrast tussen de vloer en de wand; Maak een duidelijk contrast tussen de wand en deuren die voor bewoners toegankelijk zijn (zoals die van hun eigen slaapkamer); Maak gebruik van contrasterende kleurvlakken om witte (badkamer)meubels te onderscheiden van een witte wand.
Wat niet doen?
De toepassing van grote contrasten (zoals zwart op wit) moeten voorkomen worden omdat demente ouderen dit waarnemen als een gat. Gebruik om deze reden geen zwarte drempels of zwarte vloerkleden en voorkom contrasterende (dam)patronen; De toepassing van koele kleuren heeft de minste voorkeur. Het is daarom goed om koele kleuren te vermijden in het ontwerp; Voorkom de toepassing van te felle kleuren omdat dit demente bewoners onrustig kan maken. Uit een gesprek met een personeelslid blijkt dat ook het personeel hier een negatief effect kan ondervinden. Te felle kleuren kunnen hoofdpijn veroorzaken wat een negatief effect heeft op hun functionaliteit en dus op de verzorging van de dementerende.
9.2.2 Aanbevelingen ten aanzien van de onderzoeksmethodiek Hieronder volgen de aanbevelingen ten aanzien van de onderzoeksmethodiek, integratie van het adviesmodel in het ontwerpproces en aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Het uitvoeren van zowel literatuuronderzoek, interviews, site visits als de vignettenmethode is aan te bevelen omdat deze aanpak de mogelijkheid geeft om resultaten vanuit een verschillende invalshoek te vergelijken.
137
Het is aan te bevelen om voor het uitvoeren van literatuuronderzoek, interviews en site visits:
Het onderwerp goed af te bakenen. Een goede afbakening aan het begin van het onderzoek geeft de mogelijkheid om tijdens het literatuuronderzoek te kunnen sturen op elementen die voor het onderzoek relevant zijn; Interviews zowel in het begin als later in het onderzoek af te nemen. Interviews aan het begin van het onderzoek geven de mogelijkheid om in op een relatief simpele manier inzicht te verkrijgen in het huidige proces en knelpunten te achterhalen. Interviews later in het onderzoek geven de mogelijkheid om specifiek toe te spitsen op bepaalde zaken; Site visits in het begin van het onderzoek te laten plaatsvinden. Dit geeft een goede basis om vanuit de praktijk knelpunten te herkennen. Hierbij is het van belang dat vanuit het literatuuronderzoek een specifieke observatielijst wordt opgesteld.
Het is aan te bevelen om voor het uitvoeren van de vignettenmethode:
Een pilot uit te voeren om te achterhalen of attributen en niveaus op een juiste manier geoperationaliseerd zijn; Vragenlijsten voor personeel online beschikbaar te hebben; Vragenlijsten voor mantelzorg analoog beschikbaar te hebben zodat zij de vragenlijst eerst kunnen zien en dan kunnen beslissen om hun medewerking te verlenen. Het is aan te bevelen om de analoge vragenlijst te versturen met een bijgevoegde antwoordenveloppe om de drempel tot deelname te verkleinen en daarmee de respons te vergroten; Vragen met betrekking tot demente ouderen aan hen zelf voor te leggen. Dit onderzoek toont aan dat, met behulp van vignetten, demente ouderen zelf in staat zijn om aan onderzoek mee te doen en zelf een stem te geven in deze samenleving; Bij ouderen met dementie te streven naar een prikkelarme afname van de vragenlijst. Om deze reden is het goed om voor hen vragenlijsten in zowel een geplastificeerde als niet-geplastificeerde variant beschikbaar te hebben. De geplastificeerde versie geeft de mogelijkheid om de respondenten de vignetten zelf te laten vasthouden en tegelijkertijd niet smoezelig te laten worden door het vasthouden. De niet-geplastificeerde versie zorgt ervoor dat ook zij, die moeite hadden met het zicht vanwege de lichte spiegeling van de geplastificeerde vignetten, aan het onderzoek deel konden nemen.
Het is aan te bevelen om voor het benaderen van respondenten:
Te kiezen voor een periode anders dan een vakantieperiode. De vakantie veroorzaakt door een lage personeelsbezetting een hogere werkdruk. Dit leidt ertoe dat veel zorginstellingen geen tijd hebben voor afstudeerders; Een hogere instantie te benaderen voor het uitvoeren van het onderzoek omdat aan hoge instanties meer prioriteit wordt gegeven dan aan een afstudeerder.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
138
Vervolgonderzoek Dit onderzoek heeft een aanzet gegeven voor het uitwerken van het beeldkwaliteitsplan en een integratie van de resultaten in het ontwerpproces. Voor vervolgonderzoek is het aan te bevelen om:
Meer data te verzamelen om een resultaten aan te tonen met een hoger significantieniveau of om nadere analyses uit te voeren waarin de aangeboden combinaties van attributen per vraag wordt meegewogen zoals aanvankelijk de bedoeling was; Andere ruimtes te toetsen dan de gangzone. In een ruimte als de huiskamer of slaapkamer kunnen andere aspecten worden getoetst of kunnen andere voorkeuren ten aanzien van eerder getoetste vormgevingsaspecten blijken; Het beeldkwaliteitsplan te evalueren, en nader te onderzoeken of dit de juiste manier van weergave is of dat een andere methode of uitwerking meer geschikt is; De verschillende vormgevingsaspecten nader te bezien en concreet uit te werken hoe een architect hier in het ontwerp rekening mee kan houden; Nader te onderzoeken hoe het beeldkwaliteitsplan succesvol geïntegreerd kan worden in het ontwerpproces en hierbij toe te spitsen op de verschillende actoren; Nader te onderzoeken hoe verschillende actoren, onder andere wetenschappers en architecten, tot een integrale aanpak kunnen komen zodat theoretische kennis op een systematische wijze in praktijk gebracht kan worden.
Visie integratie adviesmodel in praktijk Het beeldkwaliteitsplan is met name bedoeld als hulpmiddel voor zorginstellingen en architecten bij het ontwerpen van passend zorgvastgoed. De goed/fout beelden geven duidelijk weer waar een architect in het ontwerp rekening mee moet houden. De vormgevingsvoorkeuren zijn niet allemaal één op één te vertalen naar een ontwerp maar geven wel een duidelijke richting voor de architect. De duidelijke voorkeur voor een witte kleur geeft aan dat de architect selectief moet zijn met kleurgebruik. Hij of zij moet kleur slim inzetten om contrasten te ontwerpen die ondersteunend zijn voor bijvoorbeeld de oriëntatie. Het Beeldkwaliteitsplan geeft daarbij sturing aan de keuze van de contrastkleur. Warme kleuren hebben de voorkeur boven koele kleuren en het gebruik van zwart-op-wit moet voorkomen worden. Op deze manier geeft het Beeldkwaliteitsplan aan elk attribuut een richting en worden mogelijkheden voor het ontwerp ingekaderd. Voor de integratie van het adviesmodel kan het effectief zijn om gebruik te maken van bestaande netwerken van architecten en zorginstellingen, beginnende bij Prosman Architecten, de bezochte zorginstellingen en AedesActiz kenniscentrum Wonen-Zorg. Het Beeldkwaliteitsplan kan ook goed gebruikt worden als cursusmateriaal. Hierbij kan gedacht worden aan een soortgelijke training als AKTA aanbiedt voor het pedagogisch verantwoord inrichten van kindercentra. Deelnemers krijgen in deze cursus praktijkopdrachten, inspirerende voorbeelden en praktische hulpmiddelen waarmee ze hun team kunnen coachen en begeleiden bij het verbeteren van de inrichting van hun centrum (AKTA, 2014). Een 139
soortgelijke training moet aangeboden worden aan locatiemanagers en architecten. In de training moeten theorie en praktijk gecombineerd worden. Promotie kan gedaan worden aan de hand van het Beeldkwaliteitsplan dat als beeldmateriaal gemakkelijk te verspreiden is.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
140
Discussie In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op het uitgevoerde onderzoek en de resultaten. De reflectie geeft inzicht in de uitgevoerde onderzoeksaanpak: de onderzoeksmethodiek, en reflectie op de vraag in hoeverre de onderzoeksaanpak het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Onderzoek in sociale context Vanuit het oogpunt van empowerment toont het onderzoek aan dat demente ouderen in staat zijn om zelf aan onderzoek mee te doen. Hiervoor is een vragenlijst ontwikkelt die aansluit bij deze doelgroep. Dit geeft de mogelijkheid om deze zwakkere groep te versterken en zelf een stem te geven in deze samenleving. Ook toont dit onderzoek aan dat het voor iemand zonder dementie lastig is om antwoord te geven op een vraag vanuit het gezichtspunt van iemand mét dementie. Er is namelijk een menging zichtbaar van wat de mantelzorg en het personeel van belang achten vanuit het eigen perspectief en wat men van belang acht voor de leefomgeving van demente ouderen. Dit resultaat vormt een aanvulling op onderzoek van Van Baalen (2010). Er blijkt inderdaad een verschil tussen dat wat een persoon zonder dementie belangrijk vindt en datgene wat een persoon mét dementie belangrijk vindt, voor een fijne leefomgeving. Vormgevingsaspecten Wanneer de resultaten vergeleken worden met ander onderzoek vallen specifiek de volgende zaken op:
Het is verrassend dat demente ouderen de voorkeur geven aan de toepassing van een witte kleur. Op basis van eerder onderzoek was de verwachting dat zij de voorkeur zouden geven aan een warme kleur (Van der Plaats and Verbraek, 2008); Het is opvallend dat demente ouderen zelf de voorkeur geven aan bewegwijzering in de vorm van pictogrammen. Dit resultaat sluit aan op onderzoek van Van der Voordt (1993) waarin wordt geadviseerd om pictogrammen te gebruiken ter ondersteuning van de oriëntatie. Op basis van de site visits blijkt dat dit advies door architecten niet vaak ter harte is genomen. Toepassing van pictogrammen blijkt echter wel de voorkeur te hebben van demente ouderen; In onderzoek van Nillesen en Opitz (2013) wordt gestuurd op het plaatsen van meubels die aansluiten bij de leeftijd en generatie van de bewoners. Uit dit onderzoek blijkt echter geen specifieke voorkeur van demente ouderen voor ouderwets meubilair. Dit is opvallend omdat demente ouderen objecten van vroeger vaak nog herkennen en moderne voorwerpen vaak niet meer. Om deze reden was verondersteld dat de resultaten een aanvulling zouden zijn op het onderzoek van Nillesen en Opitz (2013). Dit blijkt echter niet het geval.
Op 25 september 2014 is de Toolkit Dementievriendelijk Ontwerpen gelanceerd (Aedes-Actiz and KAW architecten, 2014). Deze Toolkit geeft weer waar een ruimte aan moet voldoen om door mensen met dementie als prettig te worden 141
ervaren. Er worden uitspraken gedaan over wat geschikt is en wat ongeschikt is wanneer men bouwt voor mensen met dementie. Het is opvallend dat de Toolkit grote overeenkomsten toont met het Beeldkwaliteitsplan. De onderzoeken ondersteunen elkaar en vullen elkaar aan. Uit beide onderzoeken komt het volgende naar voren: Wat wel doen / wat is wel geschikt?
Oriëntatie door middel van symbolen; Voldoende daglicht; Raam met borstwering; Beplanting; Absorberende materialen; Contrasten, met name kleurcontrast in badkamer; Oud roze, zalm-roze; Ouderwets meubilair; Overzichtelijke gang, rechte lay-out; Goed onderhouden tuin.
Wat niet doen / wat is niet geschikt?
Spiegelende oppervlakten en gladde vloeren; Raam tot de vloer; Voorkom galm en echo, creëer juiste akoestiek; Veel wit in de badkamer; Grote vlakken zwart; Felle kleuren; Moderne vormgeving; Druk verkeer dichtbij de woning.
De Toolkit is ontwikkelt door Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg en KAW architecten. Omdat de Toolkit is ontwikkelt door architecten geeft het aan dat zij zelf een verschijningsvorm als deze, of die van het vergelijkbare Beeldkwaliteitsplan, prefereren als verschijningsvorm voor een adviesmodel. Expert meeting beeldkwaliteitsplan Het Beeldkwaliteitsplan is ter commentaar voorgelegd aan architect Marc Prosman, van Prosman Architecten. Hij geeft aan dat de goed/fout beelden sterk zijn en duidelijk laten zien waar het in de vormgeving om gaat. Graag zou hij een aanvulling van het Beeldkwaliteitsplan zien voor andere ruimten, zoals de woonkamer, slaapkamer, een fysioruimte, de tuin, etc. Ook geeft hij aan dat hij zich voor kan stellen dat bestaande gebouwen getoetst en beoordeeld kunnen worden aan de hand van het Beeldkwaliteitsplan. In vervolgonderzoek kan de uitvoering hiervan nader worden onderzocht. Onderzoeksmethodiek Dit onderzoek heeft resultaten getoond aan de hand van literatuuronderzoek, interviews, site visits en een vignettenonderzoek. Deze aanpak geeft de
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
142
mogelijkheid om resultaten vanuit een verschillende invalshoek te vergelijken en aan te vullen. De uitvoer van de verschillende onderzoeksmethoden heeft geleid tot een goed onderbouwd adviesmodel. Literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek heeft inzicht gegeven in de vraagstukken binnen de huidige zorgvastgoedmarkt. Symptomen van dementie, de verschillende fasen van het dementeringsproces en invloed op gedrag en beleving zijn bestudeerd als voorkennis voor het uitvoeren van dit onderzoek. Vanwege het actuele onderwerp en de sociale relevantie is kennis, over aspecten die van invloed zijn op de beleving van ouderen met dementie, zich blijven ontwikkelen en uitbreiden. Hierdoor heeft het literatuuronderzoek een lange iteratie doorgaan. Hoewel de iteratie het theoretisch kader heeft versterkt, heeft het soms ook de voortgang van het proces geremd. Interviews De interviews hebben inzicht gegeven in het huidige ontwerpproces en in de knelpunten voor het ontwerpen voor ouderen met dementie. Interviews waren nodig voor het definiëren van belangrijke attributen om betekenisvolle situaties te kunnen simuleren in de vignetten. De interviews zijn in het begin van het onderzoek afgenomen. Op deze manier is op een relatief simpele manier een brede kennis vergaard wat de mogelijkheid gaf om de complexiteit van het onderwerp in te kaderen. Interviews later in het onderzoek waren wenselijk geweest als voortijdige evaluatie van het ontwikkelde adviesmodel maar zijn omwille van de tijd niet uitgevoerd. Site visits De site visits hebben inzicht gegeven in de dagelijkse praktijk in en rondom kleinschalige woonzorgvoorzieningen. Praktijk kennis is voor een onderwerp als wonen voor ouderen met dementie onmisbaar om een juiste voorstelling te kunnen maken van de woonomstandigheden. De site visits zijn gedaan aan de hand van een observatielijst wat de mogelijkheid gaf om de praktijk te vergelijken met de literatuur. De site visits hebben in het begin van het onderzoek plaatsgevonden. Het vinden van kleinschalige woonzorgvoorzieningen die wilden meewerken was in eerste instantie lastig vanwege privacy overwegingen. Uiteindelijk zijn 8 van de 12 aangeschreven woonvoorzieningen bereid geweest om mee te werken. Hierbij is afgesproken dat bewoners niet op beeld mochten worden vastgelegd. De site vistis hebben in het begin van het onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft een goede basis gegeven om vanuit de praktijk knelpunten te herkennen. Hadden de site visits later in het onderzoek plaatsgevonden dan had weliswaar beter gelet kunnen worden op specifieke aspecten die relevant waren voor de vignettenmethode, maar had het onderzoek ook een goede basis gemist. Vignettenmethode De vignettenmethode heeft nieuwe inzichten gegeven in het nut van de toepassing van specifieke vormgevingselementen. Om deze reden was de keuze voor deze methode de juiste keuze.
143
Het ontwikkelen van de vragenlijst heeft veel tijd gekost. De vragenlijst moest duidelijk zijn voor mensen met dementie en een simpele, overzichtelijke ruimte van een woning weergeven. Voor het ontwikkelen van de vragenlijsten is uiteindelijk gekozen voor het softwareprogramma SketchUp en voor het renderen van V-Ray. Eerdere afweging hiervoor was het gebruik van het softwareprogramma Cinema 4D maar om technische redenen is van deze uitwerking afgezien. Uit de resultaten blijkt dat het attribuut kunst beter geoperationaliseerde had moeten worden. Dit is een les om in het vervolg eerst een pilot te doen. De pilot had aan kunnen tonen dat dit attribuut beter geoperationaliseerd moest worden om resultaat op te leveren. Het printen van de vignetten op groot formaat en het beschikbaar hebben van de vignetten in een geplastificeerde en een niet-geplastificeerde variant is succesvol gebleken. De demente ouderen konden goed antwoord geven op de vraag wat zij de fijnste omgeving vonden en de niet-geplastificeerde variant is tweemaal gebruikt bij hen die moeite hadden met het zicht vanwege de lichte spiegeling van de geplastificeerde vragenlijst. Door de afdruk van de vignetten is met zekerheid te zeggen dat de bewoners antwoord gegeven hebben op exact dezelfde voorstelling in tegenstelling tot de digitale vragenlijst waarbij de kleuren van de vignetten enigszins beïnvloed kunnen zijn door de ingestelde schermweergave per computer. Bij het verwerken van de data is gebleken dat meer dan 670 observaties (wat in dit onderzoek het maximale observaties was vanuit het perspectief van mantelzorg en personeel bij elkaar) nodig zijn om significante resultaten aan te tonen met behulp van de conditionele regressie analyse. Uit vergelijkbaar vignettenonderzoek van Ben de Weerd (2011) en Derk van den Berkhof (2008) blijkt dat dit met respectievelijk 2.034 en 8.352 observaties wel mogelijk is. Uitgaande van het minimaal benodigde aantal observaties betekent dit dat een aanvulling van ongeveer 70 dementerenden, 65 personeelsleden en 75 mantelzorgers voor dit onderzoek nodig was geweest om resultaten te verkrijgen met behulp van de conditionele regressie analyse. Benaderen respondenten Het verzamelen van data was in dit onderzoek onderschat. Er was ingezet op deelname van 100 bewoners, 100 mantelzorgers en 100 personeelsleden. Dit bleek uiteindelijk niet haalbaar. Hieronder worden de positieve en negatieve punten van het benaderingsproces beschreven. Voor het benaderen van respondenten was in eerste instantie gebruik gemaakt van het netwerk van Aedes-Actiz, kenniscentrum Wonen-Zorg. In hun nieuwsbrief en op hun forum was een oproep geplaatst voor participatie in dit onderzoek. De oproep heeft uiteindelijk niets opgeleverd. Simultaan aan deze poging is gekozen voor een actieve benadering van zorginstellingen. De zorginstellingen bleken terughoudend in hun participatie. Reflecterend op dit proces vallen de volgende zaken op:
De zomerperiode is een lastige periode voor het uitvoeren van onderzoek. Veel personeel en mantelzorg is in deze periode op vakantie en de lage personeelsbezetting zorgt voor een hogere werkdruk. Dit leidt ertoe dat veel zorginstellingen geen tijd hebben voor afstudeerders. Aanbeveling is
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
144
145
om voor de afname van onderzoek te kiezen voor een periode buiten de vakanties. Afstudeerders hebben een minder hoge prioriteit bij een zorginstelling dan zij die een onderzoek uitvoeren vanuit een instelling of bureau. Het is aan te bevelen om een hogere instantie te benaderen voor het uitvoeren van het onderzoek (directies) en via hen de zorginstellingen te benaderen. Zorginstellingen hechten veel waarde aan hun standaardprocedure. Dit houdt in dat voor participatie van de bewoners toestemming moet worden verleend door de mantelzorg of een waarnemer. Dit heeft voor het onderzoek enerzijds het voordeel opgeleverd dat mantelzorg via dezelfde weg benaderd kon worden om te participeren, maar anderzijds geleidt tot een vermindering van het aantal respondenten. Hierop reflecterend is deze werkwijze te begrijpen omdat met een zwakkere groep van de samenleving zorgzaam moet worden omgegaan. Aan de andere kant is het de vraag waarom bewoners niet zelf mogen aangeven of zij wel of niet aan het onderzoek willen deelnemen. Benadering van mantelzorg per post levert meer respons op dan via de email. Er is maar door 4 mantelzorgers voor gekozen om de digitale vragenlijst in te vullen tegenover 24 mantelzorgers die kozen voor de analoge vragenlijst. Blijkbaar is het vertrouwder om eerst de vragenlijst in te kunnen zien en vervolgens te beslissen om al dan niet mee te werken. Daarnaast is het digitaal invullen van de vragenlijst voor sommige mantelzorgers misschien een beperking gezien de leeftijd (60+). Het versturen van brieven voorzien van een enveloppe met antwoordadres en postzegel is aan te raden. Het verhoogt de respons doordat op deze manier de drempel wordt verlaagd om de vragenlijst in te vullen en terug te sturen. Het is aan te bevelen om in vervolgonderzoek te focussen op de ontwikkeling van een analoge vragenlijst voor mantelzorg. Voor personeel is een digitale vragenlijst wel een goede oplosing. Bij het uitvoeren van het onderzoek wordt onder andere beroep gedaan op de omgang met ethische kwesties: voor het afnemen van het onderzoek beloven enkel mensen te ondervragen voor wie door mantelzorg of de waarnemer toestemming was gegeven en vriendelijk bedanken wanneer op de werkvloer wordt aangeboden om meer mensen het onderzoek voor te leggen.
Literatuur AEDES-ACTIZ & KAW ARCHITECTEN. 2014. Toolkit dementievriendelijk ontwerpen [Online]. Available: http://www.kcwz.nl/tools/toolkitdementievriendelijk-ontwerpen/kleur-en-materiaal. AGGARWAL, N., VASS, A. A., MINARDI, H. A., WARD, R., GARFIELD, C. & VYBYK, B. 2003. People with dementia and their relatives: Personal experiences of Alzheimer’s and the provision of care. . Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 10, 187–197. AKTA. 2014. Trainingen 'Ruimten maken' [Online]. Available: http://www.akta.nl/index.php/projecten/92-2/ [Accessed 15-09-2014. ALZHEIMER NEDERLAND. 2013a. Frontotemporale dementie [Online]. Available: http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-isdementie/vormen-van-dementie/frontotemporale-dementie.aspx [Accessed 28-12-2013. ALZHEIMER NEDERLAND. 2013b. Kans op dementie daalt, aantal patiënten stijgt [Online]. Available: http://www.alzheimernederland.nl/actueel/onderzoek/2013/juli/aantal-pati%C3%ABntenblijft-stijgen.aspx [Accessed 15-10-2013. ALZHEIMER NEDERLAND. 2013c. Lewy body dementie [Online]. Available: http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-isdementie/vormen-van-dementie/lewy-body-dementie.aspx [Accessed 28-12-2012. ALZHEIMER NEDERLAND. 2013d. Vasculaire dementie [Online]. Available: http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-isdementie/vormen-van-dementie/vasculaire-dementie.aspx [Accessed 28-12-2012. BRAAM, S. 2006. Ik heb Alzheimer. Het verhaal van mijn vader., Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar. BREIDERT, C., HAHSLER, M. & REUTTERER, T. 2006. A review of methods for measuring willingness-to-pay. Innovative Marketing. BUREAU AKTA. 2011a. Gereedschapskist inspiratie [Online]. Available: http://ruimtenmaken.nl/index.php/inspiratie/filmpjes/zones-film/. BUREAU AKTA. 2011b. Gereedschapskist ruimten maken [Online]. Available: http://ruimtenmaken.nl/?step=2 [Accessed 11-09-2014. BUREAU HHM 2011. Zorgzwaartepakketten Sector V&V. Enschede: Bureau HHM. CANDAU, C. 2005. Wonen van mensen met dementie. Leuven: Platform Wonen van Ouderen. CBS. 2014. Leeftijdopbouw Nederland [Online]. Available: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/cijfers/extra/piramide-fx.htm [Accessed 23-07-2014. CHORUS, A., GIJSBERS, G., VAN STAALDUINEN, W. & WEVERS, C. 2011. Het succes van de vergrijzing. Den Haag: Het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS)/TNO. COETERIER, J. F. 2000. Hoe beleven wij onze omgeving?; resultaten van 25 jaar omgevinspsychologisch onderzoek in stad en landschap. Wageningen: ALTERRA - Research Instituut voor de Groene Ruimte. COHEN, U. & DAY, K. 1993. Contemporary Environments for People with Dementia, Londen, The Johns Hopkins University Press. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
146
DE WEERD, B. 2011. Breaking boundaries. Vertical consumer circulation inside a shopping mall., Delft University of Technology. DEELMAN, B., ELING, P., DE HAAN, E. & VAN ZOMEREN, E. 2007. Klinische neuropsychologie, Amsterdam, Boom. GEZONDHEIDSRAAD 2002. Advies ‘Dementie’. Den Haag: Gezondheidsraad. HAMED, G. & VAN DEN BERG, P. 2013. De Wondere Wereld van Dementie [Online]. Available: http://www.youtube.com/watch?v=cu4aX6omrUc&feature=youtu.be [Accessed 02-01-2014. HUISMAN, E. R. C. M., MORALES, E., VAN HOOF, J. & KORT, H. S. M. 2012. Healing environment: A review of the impact of physical environmental factors on users. Building and Environment, 58, 70-80. INTERNATIONALE STICHTING ALZHEIMER ONDERZOEK. 2014. Vergelijking gezonde hersenen en alzheimerhersenen [Online]. Available: https://www.alzheimer.nl/overalzheimer/achtergrondinformatie/medische-illustraties/vergelijkinggezonde-hersenen-en-alzheimerhersenen [Accessed 18-02-2014. KALAT, J. W. 2007. Biological Psychology, Belmont, Thomson. KITTZ 2001. Documentatie ouderen en technologie. Groningen: KITTZ. KUHFELD, W. F. 2010. Experimental Design: Efficiency, Coding, and Choice Designs. Marketing Research Methods in SAS. , Cary, SAS Institute Inc. LAWSON, B. 2013. Design and the Evidence. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 105, 30-37. LAWTON, M. P. & NAHEMOW, L. 1973. Ecology and adaptation in the aging process. . In: EISDORFER, C. & LAWTON, M. P. (eds.) Psychology of the aging process. Washington, D.C.: American Psychological Association. LEWICKA, M. 2011. Place attachment: How far have we come in the last 40 years? . Journal of Environmental Psychology, 31, 207-230. MANGHAM, L. J., KHANSON, K. & MCPAKE, B. 2008. How to do (or not to do)... Designing a discrete choice experiment for application in a low-income country. Health Policy and Planning, 1-8. MARQUARDT, G. & SCHMIEG, P. 2009. Dementia Friendly Architecture: Environments That Facilitate Wayfinding in Nursing Homes. American Journal of Alzheimer's Disease & Other Dementias, 24, 333-340. MARTHA FLORA. 2013. De fasen van dementie [Online]. Available: http://www.marthaflora.nl/wat-is-dementie/wat-is-dementiefasendementie/ [Accessed 30-12-2013. NEEDS FACILITY B.V. 2014. Forbo introduceert zeer hygiënische en duurzame vloer met luxe, textiele uitstraling [Online]. Available: http://www.needsfacility.nl/facilitair-nieuws-duurzaamheid/forbointroduceert-zeer-hygienische-en-duurzame-vloer-met-luxe-textieleuitstraling [Accessed 12-09-2014. NILLESEN, J. & OPITZ, S. 2013. Dimensie voor dementie. Kleinschalige woonvormen voor demente ouderen., Arnhem, Wiegerinck architectuur stedenbouw. NOUWS, H. 2003. Wat is kleinschalig wonen voor dementerenden? Op zoek naar een definitie. Denkbeeld, tijdschrift voor Psychogeriatrie, 15, 4-7.
147
PIETER VAN FOREEST. 2013. Verzorgingshuizen Sonnevanck, Duinhof, Monica en Stefanna sluiten eind 2017 de deuren [Online]. Available: http://pietervanforeest.nl/nieuws/verzorgingshuizen-sonnevanckduinhof-monica-en-stefanna-sluiten-eind-2017-de-deuren/ [Accessed 15-10-2013. RIJKSOVERHEID. 2013a. Troonrede 2013 [Online]. Available: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/publicaties/2013/09/17/troonrede-2013.html [Accessed 15-10-2013. RIJKSOVERHEID. 2013b. Veranderingen in de AWBZ [Online]. Available: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-wet-bijzondereziektekosten-awbz/veranderingen-in-de-awbz [Accessed 15-10-2013. SCANNELL, L. & GIFFORD, R. 2010. Defining place attachment: A tripartite organizing framework. Journal of Environmental Psychology, 30, 1-10. SPAAN, P. E. J. 2003. Vroegdiagnostiek van dementie: De bijdrage van verschillende geheugencomponenten. . Neuropraxis, 7, 103-109. SPIES, K., HESSE, F. & LOESCH, K. 1997. Store atmosphere, mood and purchasing behavior. International Journal of Research in Marketing, 14, 1-17. STROOBANTS, E. & VERHAEST, P. 2012. Architectonica. Een thuis voor mensen met dementie., Berchem, Uitgeverij EPO vzw. TAAM, S., TOMBERG, I. & TROOST, E. 2004. Een thuis, meer dan een dak en 4 muren. Een weergave van een literatuuronderzoek naar het woningontwerp van kleinschalig wonen voor mensen met dementie., Hoogeschool van Amsterdam. TILBURG UNIVERSITY. 2014. Van voorkeur tot nut [Online]. Available: http://www.tilburguniversity.edu/nl/onderwijs/bacheloropleidingen/s tudiekeuze/profielwerkstuk/econometrie/vanvoorkeurtotnut/ [Accessed 25-08-2014. VAN BAALEN, A., VINGERHOETS, J. J. M., SIXMA, H. J. & DE LANGE, J. 2010. How to evaluate quality of care from the perspective of people with dementie: An overview of the literature. Dementia, 10, 112-137. VAN BODEGRAVEN, S. 2004. Prikkelende vormgeving, een onderzoek naar de relatie tussen de vormgeving van winkelcentra, emoties en het gedrag,. Delft University of Technology. VAN DEN BERKHOF, D. 2008. Beleving van lounges op Amsterdam Airport Schiphol. Vormgevingsvoorkeuren van reizigers. Delft University of Technology. VAN DER PLAATS, A. & VERBRAEK, B. 2008. De wondere wereld van dementie. Vanuit nieuwe inzichten omgevingszorg bieden aan dementerenden., Maarssen, Elsevier gezondheidszorg. VAN DER VOORDT, D. J. M. 1993. De weg kwijt in het verpleeghuis: ruimtelijke oriëntatie in bouwkundig perspectief. Gerontology and Geriatrics, 24, 220-227. VAN DER VOORDT, D. J. M. & TERPSTRA, D. 1995. Verpleeghuizen: varianten en alternatieven. Gebouw en zorgconcept., Delft, Publikatieburo Faculteit der Bouwkunde. VAN DER VOORDT, D. J. M., VAN ECK, R., GEURTSEN, A., JANZEN, A. & VISSER, J. 1998. Praktijkhandboek bouw en beheer, Houten, Bohn Stafleu Van Loghum. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
148
VAN DIEREN, R. 2011. Terug naar de basis. Belevingsgericht bouwen voor mensen met dementie., Delft University of Technology. VAN ECK, R. 1988. Wegwijzer wonen in groepsverband. Den Haag: Ministerie van VROM. VAN HEEL, J. 2013. Klein maar fijn. The University of Greenwitch. VAN IJPEREN, M. J. 2005. Kleinschalige zorg. Grote verschillen? , Erasmus Universiteit Rotterdam. VAN LIEMPD, H. M. J. A., HOEKSTRA, E. K., JANS, J. M., HUIBERS, L. S. & VAN OEL, C. J. 2010. Bouwen aan een thuis! Resultaten van een evaluatieonderzoek naar de kwaliteit van de huisvesting van kleinschalig wonen voor ouderen met dementie., Meppel, TenBrink. VEENMA, K., BATENBURG, R. & BREEDVELD, E. 2004. De vignetmethode, een praktische handreiking bij beleidsonderzoek. Tilburg/Utrecht: IVA. VERBEEK, H., VAN ROSSUM, E., ZWAKHALEN, S. M. G., KEMPEN, G. I. J. M. & HAMERS, J. P. H. 2011. Effecten van kleinschalig wonen voor ouderen met dementie. Evaluatie van de invloed op bewoners, mantelzorgers en verzorgenden. Maastricht: Universiteit Maastricht. VERDULT, R. 2003. De pijn van dement zijn. De belevingsgerichte aanpak van probleemgedrag., Baarn, HB Uitgevers. VERMA, R. 2010. Customer Choice Modeling in Hospitality Services: A Reviw of Past Research and Discussion of Some New Applications. Cornell Hospitality Quarterly, 51, 470-478. WAPNER, J. 2011. Onderzoek bewijst: dementen weten, voelen en ervaren veel meer dan we aannemen. The Optimist. WARNERS, R. 2010. The best choice. Delft University of Technology. WHITLATCH, C. J. 2010. Assessing the Personal Preferences of Persons with Dementia. In: LICHTENBERG, P. A. (ed.) Handbook of Assessment in Clinical Gerontology (Second Edition). Londen: Academic Press. ZEISEL, J. 2006. Inquiry by design, New York, W.W. Norton & Company, Inc. ZEISEL, J., SILVERSTEIN, N. M., HYDE, J., LEVKOFF, S., LAWTON, M. P. & HOLMES, W. 2003. Environmental correlates to behavioral health outcomes in Alzheimer's special care units. The Gerontologist, 43, 697711.
149
Bijlagen
A. Site visits kleinschalige woonvoorzieningen B. Implementatie vormgeving- en inrichtingsaspecten C. Opzet vragen interviewreeks D. Overzicht vignettenontwerp E. Operationalisatie vignetten F. Vragenlijst bewoners G. Vragenlijst mantelzorgers H. Vragenlijst personeel I. Script analyse SAS J. Het planproces K. Overzicht activiteiten
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
150
1
De Rietvinck, Amsterdam
Woonzorgcentrum De Rietvinck Vinkenstraat 185, 1013 JR Amsterdam Oplevering renovatie 2010, 5 bouwlagen Aantal plaatsen demente ouderen: 42, verdeeld over 1e t/m 4e verdieping 6 groepswoningen voor 6 à 7 personen, 2 bedden voor kortdurende opname Zorgbehoevenden: ZZP 5 en 7 Wachttijd: 1,5 tot 2 jaar
Locatie
Groep: OsiraGroep Architect: Marc Prosman Architecten [Bezoek: 13 november 2013] “Een warm huis waar u ongeacht uw levensstijl wordt gerespecteerd en gewaardeerd. Waar uw privacy is gewaarborgd en tegelijkertijd de energie van het stadsleven binnen handbereik is.” http://www.amstelring.nl/zorg-bij-amstelring/amsterdam/derietvinck De Rietvinck, Amsterdam Brian de Bruijn wacht me op net na de hoofdingang. Als projectarchitect van de Rietvinck doet hij vandaag een rondleiding voor twee heren uit Australië door het gebouw. Ook ik mag mee met deze rondleiding. Het gebouw bestaat uit vijf bouwlagen. Met de renovatie is één bouwlaag aan het gebouw toegevoegd en is er een nieuwe inpassing voor het gebouw gezocht. Met name de bestaande beukmaten zijn bepalend geweest voor de nieuwe inpassing vertelt Brian. Zo zijn voor de woonkamers (incl. badkamer) van de bewoners twee beuken met een maat van 3,80 meter bij elkaar getrokken.
Entree
Semi-openbare ruimte
Omsloten buitenruimte
151
De begane grond van de Rietvinck vormt een ontmoetingscentrum. Veel buurtbewoners komen langs om hier een kopje koffie te drinken. De ruimte oogt licht door een grote hoeveelheid ramen en zithoekjes worden afgebakend door rood gekleurde vlakken op de donkere houten vloer. Voor de gangzone en een deel van het zitgedeelte is gekozen voor een dampatroon waarin witte en bruine vlakken elkaar om en om afwisselen. Brian vertelt dat bewoners hier wel eens moeite mee hebben omdat ze de donkere vlakken zien als gaten. De architect geeft aan dat hij deze ervaring heeft meegenomen in het ontwerp van andere projecten.Op enkele punten telt de begane grond maar een hoogte van 2 meter door een verlaagd systeem plafond, aangebracht om het ventilatiesysteem te verhullen. Via de gang komen we bij de lift. De ene zijde van de gang wordt bedekt door houten panelen waarin de deuren optisch wegvallen aangezien deze van hetzelfde materiaal zijn gemaakt. Met de lift gaan we naar de eerste verdieping. Één zijde van de lift is overigens voorzien van een spiegel. Op mijn vraag of bewoners wel eens angstig zijn geworden van deze spiegel antwoordt Brian dat hij dat niet heeft gehoord. De eerste verdieping is een gesloten afdeling voorzien van een slot met cijfercode. Er is in het gebouw geen gebruik gemaakt van domotica.
De zit- en slaapkamers van de bewoners bevinden zich langs een gang die enerzijds is voorzien van een behang met een bloempatroon en aan de andere zijde is voorzien van halfhoge ramen die zicht geven op de binnentuin.
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
De gang is aan de raamzijde voorzien van een leuning. Brian vertelt dat deze er over deze leuning enigeOnderzoek discussie geweest. Enerzijds zouden bewoners namelijk Onderzoek Onderzoek naarnaar deis optimale de naar optimale de fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker meer vallen omdat de leuningen op enkele plekken onderbroken worden door de kolommen en anderzijds zou het juist wel hulp bieden mocht een bewoner toch steun zoeken. Aangezien de wandleuningen al in het pand aanwezig waren voor de Woonkamer renovatie is gekozen voor een compromis waarin de leuningen zijn behouden maar er geen extra wandleuning aan de andere zijde van de gang is bevestigd om een institutionele uitstraling te voorkomen. Brian vertelt dat de ervaring leert dat de gangen aan de smalle kant zijn. Er moeten geen obstakels in de gang blijven staan want dan kan er geen persoon meer langs met een rolstoel of rollator. Door de kolommen in de gangzone kunnen bewoners elkaar ook moeilijk passeren. Elke slaapkamer is voorzien van eigen sanitair. Het sanitair is voorzien van witte badmeubelen op een gele muur, een wit systeem plafond en een witte vloer afgekaderd door een zwarte plint. De ruimte is voorzien van een schuifdeur en heeft geen drempel. Wel vormt een zwarte band de overgang van het sanitair naar de woonkamer. De kamers van de bewoners worden aangegeven met een bordje bij de deur waarop de achternaam van de bewoner is weergegeven. De bordjes bevinden zich op ooghoogte van een staand persoon. De woonkamer bevindt zich nagenoeg in het midden van de gang en is voorzien van klassieke meubels en voorwerpen welke herkenbaar zullen zijn voor de bewoners. De wanden zijn voorzien van behang met een bloempatroon en op de vloer ligt parket dat naadloos overloopt in het parket van de gangzone. De woonkamer is voorzien van klapdeuren welke in principe altijd open staan maar in geval van brand automatisch zullen dicht klappen. Boven alle deuren is een waarschuwingslampje bevestigd welke dan ook zal gaan branden.
Keuken
Open personeelsruimte
De keuken is vormgegeven als hoekkeuken met langs de lange aanrechtzijde zicht op de rookruimte middels een raam. Vanuit de keuken is er over het algemeen zicht op het zitgedeelte van de woonkamer. Er zijn echter enkele dode hoeken. Het lijkt erop dat de keuken te weinig bergruimte biedt aangezien er spullen onder het aanrecht staan opgestapeld en er een kastje bij is geplaatst in de keuken. Sanitair
Afbakening van leefgedeelten
Lage vensterbanken
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Gang langs zit- en slaapkamers
152
2
Czaar Peterpunt, Amsterdam
Czaar Peterpunt Czaar Peterstraat 196, 1018 PX Amsterdam Oplevering renovatie 2004, 5 bouwlagen Aantal plaatsen dementerende ouderen: 24, verdeeld over BG t/m 3e verdieping 4 groepswoningen voor 6 personen Zorgbehoevenden: ZZP 5 en 7 Wachttijd: 6 maanden
Locatie
Groep: Amsta Architect: Opbouw Amsterdam BV [Bezoek: 13 november 2013] “Hoeveel zorg u ook nodig heeft, in het Czaar Peterpunt kunt u gewoon deel uitmaken van een huishouden, net als alle Amsterdammers. Huiselijkheid staat hier voorop.” http://www.amsta.nl/nl/1630-Detail.html?zi_id=16 Czaar Peterpunt, Amsterdam Via de intercom aan de buitenzijde van het pand meld ik dat ik ben gearriveerd en een afspraak heb met Inge van Voskuijlen. Dat ik een half uur te vroeg ben is geen enkel probleem en ik word hartelijk onthaald. Enthousiast vertelt Inge over de inrichting van het pand waar ze zelf nauw bij betrokken is. Inge vertelt dat het pand met name is ingericht met spullen die bewoners en hun familie hebben nagelaten.
Gebouw in omgeving
Afscherming van het terras
Terras
153
Het pand bestaat uit vijf bouwlagen. De begane grond en drie bovengelegen verdiepingen huisvesten vier woongroepen voor ouderen met dementie. De bovenste verdieping wordt gevormd door een kamer voor het personeel en een grote ruimte voorzien van tafels en stoelen voor het houden van activiteiten voor grotere groepen zoals een verjaardag of ander familiefeestje. Met uitzondering van de bovenste verdieping is elke verdieping voorzien van een slot met cijfercode en er is in het pand geen gebruik gemaakt van domotica. Het beschikbare vloeroppervlak als zodanig bestond al en tijdens de renovatie moest rekening gehouden worden met de bestaande raampartijen. In de plattegrond van de zit- en slaapkamers van de bewoners is dit terug te zien. De plattegronden de begane grond en eerste drie verdiepingen zijn gelijk, alhoewel de begane grond een grotere verdiepingshoogte kent. De kamers zijn gerangschikt langs een gang welke uitkomt in de puntvormige woonkamer. De woonkamer oogt licht door de grote raampartijen en is voorzien van laminaat op de vloer en witte wanden. De woonkamer is ingericht met oude meubelen en oogt knus en huiselijk. Een uitzondering vormt de eettafel met de omringende stoelen. Met de stoelen is Inge niet zo blij omdat het materiaal niet goed ademt en het voor de bewoners moet voelen of ze na een lange zit in hun broek hebben geplast. Één van de bewoonsters geniet van haar tomatensoepje en een ander zit aan de poffertjes. Het dagritme wordt met name door de bewoners bepaald, vertelt Inge. “Als een bewoner wil uitslapen dan kan dat”.
De keuken is klein en zo gesitueerd dat het personeel met de rug naar de bewoners staat. Inge vertelt dat tijdens de renovatie andere opties bekeken zijn maar dit de enige passende optie bleek. Voor dit kleine huishouden is de keuken groot genoeg en de kleine ruimte maakt het geheel overzichtelijk. Koken wordt vaak samen met de bewoners gedaan. De bewoners helpen dan met het schillen van aardappelen. Dit wordt aan de eettafel gedaan. Onderzoek Onderzoek Onderzoek naarnaar de optimale de naar optimale de fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
De zit- en slaapkamers van de bewoners ogen licht door de, in verhouding grote, raampartijen. Doordat de bewoners zelf hun eigen spullen mogen inbrengen staan enkele kamers erg vol. Inge vertelt dat wanneer er meer ruimte nodig is voor het verlenen van zorg en er daarom spullen weg moeten dit in overleg gebeurd met de bewoner en familie. Elke kamer is voorzien van een eigen wastafel met spiegel. Bij één bewoner is de spiegel afgeplakt omdat de bewoner angstig werd door het zien van het eigen spiegelbeeld. Bij elke kamer hangt een foto van de bewoner van vroeger. Hieraan herkennen de bewoners hun kamer. Per woning delen vijf van de zes bewoners twee sanitaire ruimten. Één van de kamers is voorzien van eigen sanitair. De sanitaire ruimten zijn voorzien van witte badmeubels op een witte tegelmuur. De vloer bestaat uit bruine vloertegeltjes. Inge vertelt dat de witte toiletbril binnenkort vervangen zal worden door een zwarte zodat het voor de bewoners gemakkelijker wordt het toilet te herkennen. Er is geen bad in het pand aanwezig. Dit komt door het beperkte oppervlak. Inge vertelt uit ervaring dat demente mensen vaak angstig worden als ze geheel omsloten worden door water. Darnaast brengt het in bad doen van demente ouderen een grote zorglast met zich mee. De gang is voorzien van wandleuningen aan beide zijden. Inge vertelt dat deze er eerst niet zaten maar dat er zwarte vegen op de muur ontstonden doordat bewoners toch steun zochten. De muren van de gangen worden op enkele plekken onderbroken door stroken behang met een patroon. Inge vertelt dat dit nog niet zo lang geleden is aangebracht. “Er speelde even de discussie of het voor de bewoners niet een overmaat aan prikkels zou vormen maar het blijkt dat bewoners er juist bij blijven staan om te kijken en te voelen.” De buitenruimte is vanaf de begane grond te bereiken via een deur met cijfercode. Één bewoonster zit op het terras en geniet van het zonnetje. In de zomer wordt veel gebruik gemaakt van het terras. De buitenruimte wordt omsloten door een hekwerk. Inge vertelt dat er sinds kort bamboe matten tegenaan zijn geplaatst en de bewoners nu niet meer geneigd zijn om zich aan de spijlen vast te pakken en er tussendoor te kijken. Positief effect is dat bewoners niet meer aan geven weg te willen uit de tuin.
Overgang gang naar woonkamer
Kunst aan de wand
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Woonkamer
Keuken
Zit- en slaapkamer
Sanitair
Gang langs zit- en slaapkamers
154
3
De Stuifberg, Amersfoort
De Stuifberg Hoenderberg 45, 3825 CT Amersfoort Oplevering 2004, 2 bouwlagen Aantal plaatsen dementerende ouderen: 6, gelegen op begane grond 1 groepswoning voor 6 personen Zorgbehoevenden: ZZP 5 en 7 Wachttijd: 6 tot 12 maanden
Locatie
Groep: Zorgaccent Amersfoort Architect: woningbouwcorporatie Portaal, zorgorganisaties Amerpoort Asvz, Christophorus, Reinaerde en Zorgaccent Amersfoort [Bezoek: 19 november 2013] “Binnen de groep wordt het huiselijke leven voortgezet. Er is veel aandacht voor de dagelijkse activiteiten zoals koken en de huishouding doen.” http://www. birkhovenzorggoed.nl/welkom/locaties/de-stuifberg/de-stuifberg.html De Stuifberg, Amersfoort Op de deur van de Stuifberg prijkt de boodschap dat ik na het bellen door mag lopen naar de tweede binnendeur zodat ik niet in de kou hoef te wachten. De schilder doet voor mij de deur open. Hij is bezig met het overwitten van één zijde van de gang. De andere zijde is voorzien van een lichte mintgroene kleur. Ik heb een afspraak met Karin Ipenburg.
Gebouw in omgeving
Kippen en konijnen in de tuin
Het pand heeft de uitstraling van een boerderij en bestaat uit twee bouwlagen. In de helft van de onderste bouwlaag zijn zes dementerende ouderen gehuisvest. Het, in 2004 opgeleverde, pand heeft een jaar na oplevering al de eerste veranderingen ondergaan vertelt Karin. De woonkamer was veel te klein voor zes personen om ook nog ruimte te bieden aan rolstoelen en rollators. Daarom is de woonkamer voorzien van een uitbouw van zo’n vier meter. In de uitbouw prijkt aan het plafond een airco. Karin vertelt dat het in de zomer erg warm wordt doordat er in de uitbouw veel glas is gebruikt. Vandaar dat er een airco aan het plafond is geplaatst. “Het is misschien niet zo mooi maar wel functioneel.” De woonkamer is ingericht met klassiek ogende meubels. Karin vertelt dat de luxe stoelen niet zo vaak worden gebruikt omdat men hier niet meer zelf in kan gaan zitten. De woonkamer is voorzien van een lichtbruine stroeve vloer om de bewoners meer grip te geven. De vloer is tevens goed afneembaar. Één wand van de woonkamer is voorzien van een rood behang met bloempatroon, de andere wanden zijn wit. Een hoekje van de kamers is ingericht met het thema “Herfst” om de bewoners ook binnen het seizoen te laten beleven. Vanuit de keuken is een doorkijk gemaakt naar de eettafel waardoor er vanuit de keuken zicht is op en contact mogelijk is met de bewoners. Er wordt samen met de bewoners gekookt en ook samen met hen een menulijst opgesteld. De zit- en slaapkamers van de bewoners zijn voorzien van een rode deur die goed afsteekt tegen de mintgroene wand. Karin vraagt zich af of hier bewust over is nagedacht, ze denkt van niet.
Woonkamer
155
Ze wijst me op de plaats waar op deze deur een deurdranger heeft gezeten. De deurdrangers zijn er net iets na de oplevering uitgehaald omdat de bewoners hun eigen kamerdeur niet open konden krijgen. De slaapkamers zijn voorzien van een groot raam en ogen licht. Op de vloer ligt hetzelfde materiaal als in de woonkamer.
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
Elke bewoner heeft zijnOnderzoek eigen Deoptimale witte badkamermeubels zijnvormgeving bevestigd Onderzoek Onderzoek naarsanitair. naar de optimale de naar de fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker op een witte wand die hier en daar onderbroken wordt door een patroon van gele tegeltjes. De vloer is voorzien van gele tegeltjes. Karin vertelt dat bij de oplevering een drempel van bijna vier centimeter prijkte bij de ingang van het sanitair. “Die Beleving van het seizoen zijn er dus gelijk na oplevering weer uitgehaald en opgevuld met beton”. De drempel bleek echter een rol te spelen in het tegenhouden van het douchewater. Het waterafschot is zo slecht dat het water de kamer van de bewoonster inloopt nadat zij een douche heeft genomen. Naast de geplaatste drempels is er ook niet nagedacht over de draairichting van de deur. De deur van het sanitair draaide in de richting van de slaapkamerdeur. “De bewoners moesten allerlei toeren uithalen om vanuit de woonkamer naar het toilet te komen”. De deur is inmiddels weggehaald en vervangen door een schuifgordijn. De scharnierenpunten van de voorgaande deur zitten nog in de deurpost. Keuken De gang is voorzien van tl-bakken en wandlampen. Hiervan staan alleen de wandlampen aan omdat dit meer sfeer geeft dan het witheldere tl-licht. Naast de deuren zijn grote nummers zichtbaar. De bewoners herkennen hun kamer aan het nummer zegt Karin. Er hangt een wandbord met foto’s van de bewoners en het personeel met daarbij de datum van hun verjaardagen. Het blijkt dat de bewoners deze foto’s goed herkennen en er bij blijven staan om er naar te kijken, meer dan dat gebeurd bij de kunst die ook in de gang aan de wand hangt. De gang kent ook een nis met een afgeronde hoek. In tegenstelling tot wat je zou verwachten gebeurd er niets in deze nis. Deze geeft toegang tot het personeelstoilet en er staat een opbergkast. Andere deuren in de gang geven toegang tot de bergruimte en een klein kantoortje voor het personeel. Aan het eind van de gang zit een deur die toegang geeft tot de Zit- en slaapkamer buitenruimte. De deur zit op slot. De buitenruimte is opgedeeld in twee delen: een terras dat beschermd wordt door de uitbouw en een terras afgeschermd door stenen plantenbakken. Karin vertelt dat ze hier in de zomer veel buiten op het terras zitten met de bewoners. Het belevingsgedeelte van de tuin speelt in op geur en smaak door geurrijke en eetbare planten. De bewoners blijken zelf niet zoveel te doen in dit gedeelte van de tuin maar wel samen met familie. In de andere hoek van de tuin staat een kippenhok met loslopende kippen en ernaast staat een konijnenhok. Wat uit de rondgang en het gesprek met het personeel blijkt dat zij het jammer vinden dat ze niet in het ontwerpproces betrokken zijn geweest. Naar hun idee had er op die manier meer ingespeeld kunnen worden op de beleving van de demente bewoners. Er had dan ook bespaard kunnen worden op de deurdrangers, drempels en de uitbouw. Scharnierpunten
Sanitair
Afgeronde hoek
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Gang langs zit- en slaapkamers
156
4
D´Amandelboom, Bilthoven
D’Amandelboom Noord Houdringelaan 82, 3722 BT Bilthoven Oplevering 2009, 2 bouwlagen Aantal plaatsen dementerende ouderen: 16 2 groepswoningen voor 8 personen Zorgbehoevenden: ZZP 5 en 7 Wachttijd: 5 maanden
Locatie
Groep: Accolade Zorggroep Architect: Lengkeek Architecten en Ingenieurs B.V. [Bezoek: 19 november 2013] “We laten ons inspireren door de Bijbel. Wij geloven dat God ons liefheeft. En daardoor kunnen wij bewoners de zorg en aandacht geven die ze nodig hebben. [...] Al onze medewerkers werken vanuit die christelijke overtuiging.” http://www. accoladezorggroep.nl/over-accolade/christelijke-sfeer/ D’Amandelboom, Bilthoven Ik loop het voor mij welbekende terrein van d’Amandelboom op. Het voelt eigenlijk vreemd: na het overlijden van mijn opa ben ik hier nog niet eerder terug geweest. Ik voel mezelf een buitenstaander die even langskomt en merk dat ik anders naar het gebouw kijk dan ik eerder deed: veel meer als een bouwkundige. Door de automatische schuifdeuren kom ik binnen in een halletje met daarin toegang tot het personeelskantoortje, de lift naar de bovenliggende verdieping en de deur naar de woning op de begane vloer. Door de deur kom ik uit in de gang waar de zit- en slaapkamers aan grenzen. Ik ga de hoek om en stap de woonkamer binnen. Terras
Omsloten buitenruimte
In de woonkamer zit een bewoonster aan tafel te slapen. Het personeel is bezig met het smeren van het brood. De woonkamer is ruim opgezet met een grote eettafel in het midden en luxe stoelen voor het raam. Er is genoeg ruimte voor het manoeuvreren met rolstoelen en rollators. Langs de wanden staan kasten met boeken en antieke spullen. In de hoek staat een piano waar een pop op ligt. Voor zover ik weet wordt deze piano helaas niet veel gebruikt. De woonkamer is voorzien van een houten vloer en witte wanden. De donkere meubels steken goed af tegen de lichte vloer. Een verwarde bewoonster komt de woonkamer ingelopen. Ze pakt me bij de arm en vertelt me dat ze naar huis gaat. Ze vindt dat er niets te beleven valt. Ik mag uiteraard niets van haar plan doorvertellen. Ik probeer haar gerust te stellen. De open keuken is in de hoek van de woonkamer gepositioneerd. De witte kastjes bevatten genoeg opbergruimte. De keukenapparatuur heeft een andere kleur en steekt af tegen de witte kastjes. De verlaagde gootsteen en de open ruimte onder de gootsteen geven de bewoners de mogelijkheid om mee te helpen met de afwas. De zit- en slaapkamers van de bewoners bevinden zich langs een brede gang. De lichtbruine deuren steken ietwat af tegen de witte achtergrond. Naast de kamers is met een foto aangegeven wat de kamer is van welke bewoner.
Woonkamer
157
Deze foto bevind zich ter hoogte van de deurklink. De zit- en slaapkamer heeft elk standaard een wastafel met spiegel en twee hoge, smalle opbergkasten. Wat opvalt is dat de spiegel in tegenstelling tot wat je zou verwachten schuin omhoog is gekanteld. De kamer is licht en heeft twee grote ramen die uitzicht geven op de groene bosrijke omgeving.
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie Onderzoek Onderzoek Onderzoek naarnaar de optimale de naar optimale de fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker
Er is per twee bewoners sprake van gedeeld sanitair. De sanitaire ruimte is dan ook relatief groot. Door de schuifdeuren is het effectief te gebruiken oppervlak extra groot. De ruimte is voorzien van witte badkamermeubels tegen lichte wandtegels. Het toilet is in het midden tegen de muur geplaatst en is geplaatst tegen witte wandtegels. De wastafel is ook in het midden gepositioneerd aan de tegenoverliggende wand tegen crème kleurige tegels. De vloer is voorzien van donkergrijze vloertegels. Opvallend is dat het sanitair, hoewel deze geen drempels kent, wel een zwartkleurige band heeft op de overgang van de slaapkamer naar het sanitair. Er zijn ook wandleuningen aanwezig in de sanitaire ruimte.
De gang oogt vrij licht, met name door de weerspeigeling. De vloer heeft een lichte roodbruine kleur. Het contrast met de onderste helft van de wand is hierdoor niet zo groot. De onderste helft van de wand is namelijk voorzien van een lichtbruine kleur en de bovenste helft is wit. De gang heeft ondiepe nissen ter plaatse van de entree van de slaapkamers. De gang is opgeleukt door schilderijtjes aan de muur, een lage kast met een antiek ogende lamp en een smalle boekenkast. De gang eindigt in een zitplek met een kleine bank en losse stoel. Naast de bank staat een dorre plant. Onwillekeurig denk ik terug aan de bewoonster die aangaf dat hier niets te beleven viel. De ruimte is omringd door glas dat op sommige plekken minder transparant is gemaakt. Beide woningen hebben een buitenruimte. De bovenliggende verdieping heeft een terras dat toegankelijk is via de woonkamer. Via de woning op de begane grond is de tuin toegankelijk. De tuin is groot en ingericht met wandelpaden, bankjes, een pergola en een vogelhok. In de zomer zijn de bewoners veel buiten wordt er vertelt. Het blijkt alleen lastig voor de bewoners om zelf naar buiten te gaan, dat doen ze niet zoveel. Vanuit de woonkamer is er weinig zicht op de deur naar buiten omdat deze zich in de hoek bevindt. De tuin is aan drie zijden omringd door gebouw en aan één zijde door een hek. Het personeel zegt dat er in het gebouw weinig zinvol rondgelopen kan worden door de bewoners. Vandaar dat er plannen zijn om de deur met cijfercode waar ik door naar binnen ben gekomen te verplaatsen tot voor de lift zodat de bewoners meer loopruimte hebben binnen de woningen. De bewoners kunnen op die manier vrij door beide boven elkaar liggende woningen lopen.
Overgang naar sanitair
Zithoek in gangzone
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Beleving van muziek
Keuken
Zit- en slaapkamer
Sanitair
Gang langs zit- en slaapkamers
158
5
De Herbergier, Gouderak
De Herbergier Smitsstraat 17, 2831 AG Gouderak Oplevering 2013, 3 bouwlagen Aantal plaatsen dementerende ouderen: 17 1 groepswoning voor 16/17 personen Zorgbehoevenden: ZZP 5 Wachttijd: Onbekend
Locatie
Groep: De Drie Notenbomen Architect: Scala Architecten [Bezoek: 25 november 2013] “Voorop staat dat onze gasten hun eigen dagritme bepalen. Ieder doet zoveel mogelijk naar eigen kunnen en in eigen tempo; opstaan, lichaamsverzorging, wandelen, familie en ander bezoek ontvangen, ieder op zijn eigen manier.” http:// herbergier.nl/gouderak/home.aspx De Herbergier, Gouderak Na een hobbelige busreis over de smalle dorpse weggetjes van Gouderak kom ik aan bij De Herbergier. De automatische schuifdeuren staan open. Iemand is bezig spullen te verhuizen. Ik loop het pand binnen en stap vanuit de sluis de gang op. Aan mijn linkerkant zie ik een gang met aan weerszijde deuren. Ik besluit naar rechts te gaan omdat ik daar geluid hoor. Ik kom binnen in een ruime woonkamer. Ik heb een afspraak met Hanneke Spruit. Zij is samen met Gert Klein Ikkink zorgondernemer van Herbergier Gouderak. Samen wonen ze naast de Herbergier en zijn op die manier vrijwel altijd aanwezig. Entree
In de woonkamer staat een groep bewoners klaar om een rondje te gaan lopen. Deze Herbergier biedt plaats aan 17 personen. Deze groepsgrootte werkt goed, zegt Hanneke, de bewoners zoeken elkaar op en er is daardoor altijd is te beleven. De L-vormige woonkamer bestaat uit drie verschillende zitgedeelten. Één zithoek is gepositioneerd rondom de televisie, één zithoek betreft twee luxe stoelen waardoor men los van de groep kan gaan zitten en één zithoek vormt het eetgedeelte ingevuld met twee lange tafels omringd door stoelen. De lichte tafels steken, evenals de wanden, af tegen de donker houten vloer. Twee wanden zijn bekleed met een soort lichtbruine behangtegels voorzien van reliëf.
Terras
In de hoek van de L-vorm bevindt zich de keuken. Vanuit hier heb je een goed overzicht over beide ruimten. De keuken is voorzien van lichtbruine kastjes. Wat opvalt is dat geen van de kastjes is voorzien van een slot. Ook de messen hangen onbeschermd aan de wand. “Er zit hier niets achter slot en grendel. We hebben het hier over ouderen, laten we ze dan niet behandelen als kleine kinderen”, zegt Hanneke. Naast de keuken zit de voorraadruimte. Hanneke vertelt dat mensen eigenlijk nooit aan deze deur zitten. Het is een donkere en koude ruimte die niet uitnodigt om te verblijven. In de hoek van de keuken zit een smal raam. Dit raam geeft zicht op de entree. Hanneke vertelt dat mensen eigenlijk nooit aan deze deur zitten. Het is een donkere en koude ruimte die niet uitnodigt om te verblijven.
Woonkamer
159
In de hoek van de keuken zit een smal raam. Dit raam geeft zicht op de entree. Hanneke vertelt dat het overzicht wel eens lastig is omdat de gang richting één van de bewoners gedeelten ook de gang is die toegang biedt tot het sanitair en de entree.
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
De zit- en slaapkamers van de bewoners bevinden zich in verschillende delen van het gebouw.Onderzoek ÉénOnderzoek slaapgedeelte isde opoptimale de begane de andere twee bevinden zich Onderzoek naarnaar de naar optimale degrond, fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker op bovenliggende verdiepingen. De bewoners kunnen met de lift of de trap hun kamer bereiken en zijn vrij om door het hele pand rond te lopen. Het valt op dat de draaicirkels van de deuren naar het trapportaal en het traphekje elkaar overlappen en Apart eetgedeelte voor een onhandige situatie zorgt. Bij oplevering waren de kamers van de bewoners voorzien van deurdrangers maar deze zijn – in overleg met en goedkeuring van de brandweer – weggehaald omdat de bewoners de deuren niet in staat waren de deur zelf te openen. Enkele deuren hebben nog een deurdranger, dit betreft deuren naar ruimtes die met name voor het personeel bedoeld zijn. De kamers zijn ruim, ze ogen licht en zijn voorzien van grote raampartijen. Op de grond ligt hout of vloerbedekking. Opvallend is dat in bijna elke kamer het bed zo is gepositioneerd dat er van daaruit zicht is op zowel de deur als het sanitair. Hanneke vertelt dat de bewoners hier zelf voor hebben gekozen. Keuken In de Herbergier is de bewoner vrij om te kiezen. Zo zijn er bij het toilet niet standaard armsteunen geplaatst maar is de bewoner vrij om deze te plaatsen als deze dat graag wil. Het sanitair is licht uitgevoerd. De witte badmeubels zijn geplaatst op witte wandtegels en de vloertegels hebben een licht crème tint. Hanneke vertelt dat zij van de bewoners geen klachten ondervind over de lichte uitvoering. Wel hadden de toiletten hoger gemogen. Het sanitair heeft een zwarte drempel van zo’n vier centimeter hoog. “Erg onhandig”, zegt Hanneke. Ook is in de sanitaire ruimten gebruik gemaakt van spaarlampen waardoor bewoners soms denken dat het licht het niet doet. In het invalidetoilet is aan de lange zijde van de wand een wastafel bevestigd. Dit maakt het onmogelijk om een rolstoel naast het toilet te plaatsen. Ook voor het bieden van hulp is deze plaatsing onhandig. De spiegel, die boven de Zit- en slaapkamer wastafel hangt, was bij oplevering niet schuin naar voren gekanteld waardoor men zichzelf vanuit een rolstoel niet kon zien. Dit hebben Hanneke en Gert zelf veranderd. Wat ook opvalt is dat zo’n tien centimeter naast het lichtknopje het alarmknopje zit. “Hierin vergissen de bewoners zich nog wel eens”, zegt Hanneke. Er is één grote ruimte met daarin een badkuip. Deze is helaas nog nooit gebruikt. Het bad is op geen enkele manier aangepast op het in- en uitstappen van ouderen. De deur naar deze ruimte is voorzien van de tekst ‘badkamer’. Hanneke vertelt me dat de bewoners dit niet herkennen. “Een pictogram was beter geweest.” De gangen zijn voorzien van een donker houten vloer en lichte wanden. Op de bovenliggende verdieping is de gangzone licht doordat één zijde is voorzien van ramen. Er komt ook licht binnen door de daklichten. Aan de wanden hangt hier en daar een schilderij of lijstje. Hanneke vertelt dat de bewoners zich hieraan kunnen oriënteren. Naast de kamers van de bewoners hangt op staande ooghoogte een foto van de betreffende bewoner. Er zijn geen wandleuningen aanwezig. Het terras ligt beschut tussen het gebouw en de achterliggende gebouwen. Hoewel het terras een hekje kent is het niet geheel omheind. Het terras is ruim en voorzien van enkele plantenbakken.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Sanitair
Gang langs zit- en slaapkamers
160
6
De Raak, Amsterdam
De Raak Doctor H. Colijnstraat 431-447, 1067 CE Amsterdam Oplevering 2011, 7 bouwlagen Aantal plaatsen: 48, verdeeld over 1e t/m 4e verdieping 8 groepswoningen voor 6 personen, 2 logeerplekken Zorgbehoevenden: ZZP 5 Wachttijd: 6 maanden
Locatie
Groep: Amsta Architect: Duinker van der Torre samenwerkende architecten [Bezoek: 26 november 2013] “In De Raak wordt u ondersteund bij het leiden van uw leven zoals u dat voorheen gewend was. Gastvrijheid staat centraal. Familie of vrienden kunnen binnenvallen wanneer zij willen. Blijven eten? Geen probleem. De sfeer is huiselijk en herkenbaar, het gewone leven staat voorop.” http://www.amsta.nl/nl/1630-Detail.html?zi_id=39 De Raak, Amsterdam De entree van De Raak wordt gevormd door een ondiepe nis waarin twee deuren zitten die toegang geven tot het pand. Ik bel aan. Enkele tellen later zwaait de linkerdeur voor mij open. Ik stap binnen in een halletje met een lift en een gang die toegang geeft tot een semi-openbare ruimte. Ik heb een afspraak met Evelien Buitenhuis, afdelingshoofd van De Raak. Ze vertelt me dat het pand twee deuren heeft omdat alleen de eerste tot en met vierde verdieping bewoond worden door demente bewoners, de bovenste twee bevatten sociale huur. Zowel de zorggroep als de sociale huurders hebben hun eigen portiek en voordeur. Evelien laat me eerst de begane grond zien. De semi-openbare ruimte is voorzien van een keuken en wordt voornamelijk gebruikt voor kleine feestjes zoals een familiefeest of een verjaardag van een bewoner, vertelt ze. De ruimte is licht en de vloervlakken bakenen de verschillende delen van de ruimte, verblijven en koken, af. De begane grond bestaat verder uit twee kleine kantoortjes voor het personeel. Een deur aan het einde van de gang geeft toegang tot het terras dat gelegen is aan de achterzijde van het gebouw. De bewoners komen hier soms.
Entree
Met de lift gaan we naar de bovenliggende verdiepingen. Evelien belt aan en houdt haar pasje voor de deur waardoor deze open gaat. “Ik bel aan zodat ze weten dat er iemand op bezoek komt, net zoals je dat thuis zou doen.” We lopen de gang in en na enkele meters stappen we rechts de woonkamer binnen. De bewoners zitten aan tafel. De woonkamer is licht door de glazen pui die de gehele gevel vult en toegang geeft tot het balkon. Dit balkon wordt in de zomer veel gebruikt wordt mij vertelt. De balkons ogen redelijk ruim met de huidige opstelling maar zal voor het manoeuvreren van rolstoelen en rollators redelijk krap zijn schat ik in. De woonkamer is voorzien van een lichthouten vloer waarop donkere vlakken de verschillende gedeelten afbakenen, net zoals op de begane grond. Drie wanden zijn wit en één wand is voorzien van een kleur en patroon. Elke woning heeft zo zijn eigen thema, vertelt Evelien. Als personeel en familie zijn ze betrokken geweest bij het ontwikkelen van deze thema’s.
Terras
Woonkamer
161
De keuken heeft een U-vorm waardoor het personeel in contact blijft met de bewoners tijdens haar werkzaamheden. De keuken is voorzien van witte kastjes waar de RVS apparaten zich goed tegen aftekenen.
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
De deuren van de zit- en slaapkamers van de bewoners zijn voorzien van deurdrangers. Deze zijnOnderzoek qua zwaarte per persoon ingesteld. De deur is vormgeving voorzien van Onderzoek Onderzoek naar naar de optimale de naar optimale de fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker een rode of blauwe kleur waardoor deze afsteekt tegen de lichte wand van de gang. Op de deur is op staande hoogte een foto geplaatst van de bewoner. De vloer van de kamer is van eenzelfde donkerhouten glad materiaal als in de gang en woonkamer. Snoezelruimte De kamers zijn voorzien van een centraal gepositioneerd kiepraam en ogen daardoor licht. Het sanitair is toegankelijk vanuit de slaapkamer en de vloer loopt drempelloos over. De ruimte is te betreden via een schuifdeur. De sanitaire ruimte is voorzien van witte badkamermeubels tegen witte wandtegels. Ook de wc-bril is in het wit uitgevoerd. De vloer is voorzien van blauwgrijs materiaal dat oogt als linoleum. De douche is af te schermen met een gordijn. Dit gordijn hangt nog in de ‘schoonmaakstand’ over de rails waardoor deze door de bewoner niet zelf te gebruiken is. Evelien hangt het gordijn goed. “Een tik die is meegekregen uit het verpleeghuis, denk ik”, zegt ze. Elke kamer heeft eigen sanitair. Er is in het pand ook een ruimte met een bad aanwezig. Dit bad is geheel aangepast aan de oude doelgroep. Toch wordt het bad niet veel gebruikt omdat er dan speciaal voor naar de ruimte – op een andere verdieping – moet worden gegaan. De ruimte wordt nu gebruikt door de kapster. De gang is voorzien van een donkere vloer en witte wanden, met onderaan donkere hoge plinten. De gang oogt licht doordat deze aan één zijde is voorzien van ramen. De andere zijde wordt gevormd door de voorzieningen en kamers. Opvallend is dat voor de onderste helft van de ramen vitrage hangt zodat het daar onmogelijk is om naar buiten te kijken. Wat ook opvalt is dat in de gang veel lege lage meubels, kastjes en tafeltjes, staan. Op één van de tafeltjes staat een tv. Maar de stoelen zijn ernaast gepositioneerd waardoor in deze positie zittend tv kijken niet mogelijk is. Door de simpele opzet is het voor de bewoners gemakkelijk om zich te oriënteren, vertelt Evelien. De deuren die toegang geven tot ruimtes voor het personeel, zoals berging, zijn voorzien van een slot die ook wordt gebruikt. Dit is voor de veiligheid, wordt mij verteld. De deuren hebben een lichte bruine kleur waardoor ook deze deuren een contrast maken met de wand.
Keuken
Zit- en slaapkamer
Er is per woning een rookruimte aanwezig. Dit sluit aan bij de visie van De Raak dat ouderen zoveel mogelijk moeten kunnen doen wat ze eerder thuis ook konden doen. Op één van de verdiepingen is een snoezelruimte aanwezig. Deze is gelegen buiten de woning. De snoezelruimte is voorzien van een donkere vloerbedekking en een paarse wand. Het plafond is bedekt met kleine led lampjes die in verschillende intensiteiten en kleuren de ruimte voorzien van licht. Ook kan er worden voorzien in geur en geluid. De kamer wordt niet vaak gebruikt door de ongelukkige ligging buiten de woning. Bewoners moeten speciaal naar deze ruimte toegebracht worden en er is geen zicht op hen vanuit de woning en vice versa. Gevolg is dat er personeel bij de bewoner aanwezig moet blijven maar daar geen tijd voor heeft doordat meerdere bewoners geholpen moeten worden.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Sanitair
Gang langs zit- en slaapkamers
162
7
Sint Joseph, Achterveld
Sint Joseph Hessenweg 218, 3791 PP Achterveld Oplevering 2013, 3 bouwlagen Aantal plaatsen: 8, gelegen op begane grond 1 groepswoning voor 8 personen Zorgbehoevenden: ZZP 5 en 7 Wachttijd: Onbekend
Locatie
Groep: Beweging 3.0 Architect: W4Y Adviseurs [Bezoek: 3 december 2013] “Het leven van clienten zo aangenaam mogelijk maken door betaalbare zorg van hoge kwaliteit te leveren die zo goed mogelijk aansluit bij de vraag van de client.” http://www.leusdenactief.nl/adressen/zorghulpverlening/14 Sint Joseph, Achterveld Een rit in het buurtbusje geeft de dorpse sfeer van Achterveld goed weer. “Sint Joseph is sinds kort voorzien van een jeu-de-boules baan”, hoor ik van de chauffeur. Het woonzorgcentrum is omringd door een groen grasveld en hoge bomen. De entree wordt overkoepeld. Ik loop naar binnen en meldt mij bij de balie. Ik heb een afspraak met Monique van de Goes. Het zorgcentrum biedt plaats aan meerdere zorgbehoevenden dan enkel demente ouderen. Langs een volle ontmoetingsruimte wordt mij de weg gewezen naar een deur aan het eind van de gang met de print van een boekenkast erop. De deur zwaait al open. Ik stap een gezellig ogende ruimte binnen met daarin twee luxe stoelen en een open haard. De overige aankleding laat zien dat het bijna Sinterklaas is.
Entree
De woonkamer is verdeeld in twee delen: een woongedeelte en een eetgedeelte, van elkaar gescheiden door de open keuken. De bewoners zitten rondom de televisie in het woongedeelte. Het eetgedeelte is ruim en voorzien van twee tafels. Één van de tafels is lang en wordt omringd door meerdere stoelen. Iets verder staat een kleinere tafel. “Als een bewoner alleen wil eten dan kan dat”, zegt Monique. De vloer is voorzien van een donkerhouten vloer. De wanden zijn wit. De vloer is, met uitzondering het sanitair, overal doorgetrokken. Aan de wanden hangen schilderijtjes. In een nis staat nog een tafel omringd met stoelen. Tegen de wand staat een boekenkast. “Hier kunnen de bewoners zich ook meer afzonderen van de rest”, vertelt Monique. Één wand van de nis heeft een dieprode kleur en staat in groot contrast met de overige witte wanden. De wit opstaande plint is wel doorgetrokken.
Terras
Het valt op dat er vrij weinig lampen aan staan in het pand. Toch oogt het binnen licht doordat er veel ramen aanwezig zijn en het een zonnige dag is. Woonkamer
163
De keuken is open en vormt de afscheiding tussen het woon- en eetgedeelte. Er is een doorkijk gemaakt naar het woongedeelte. Dit zorgt voor een goed overzicht voor het personeel. De kastjes zijn van licht hout en de RVS ogende keukenapparatuur steekt hier in groot contrast tegen af. Monique geeft aan dat het onhandig is dat het fornuis helemaal in de hoek is gepositioneerd. Hiermee is deze het verst verwijderd van de koelkast enOnderzoek oven.Onderzoek Onderzoek naarnaar de optimale de naar optimale de fysieke optimale fysieke vormgeving fysieke vormgeving vormgeving voorvoor de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
De zit- en slaapkamers van de bewoners zijn twee aan twee te bereiken via één deur. Deze deur is voorzien van een prent, elke deur een andere. De deur geeft toegang tot een klein halletje waarna men kan kiezen voor de eigen kamer of het sanitair. De kamers zijn voorzien van witte wanden die contrasteren met de donkere vloer. De kamers zijn licht doordat deze voorzien zijn van twee ramen. Het sanitair wordt gedeeld door twee bewoners. Het sanitair is voorzien van witte badmeubels tegen een witte tegelwand. De vloer is voorzien van gele vloertegeltjes. Het zwevende toilet is voorzien van een zwarte wc-bril zodat de bewoners zich hier beter kunnen oriënteren, vertelt Monique. Opvallend is de zwarte drempel van zo’n 3 centimeter hoog. Monique vertelt dat bewoners nog wel eens naar het lichtknopje zoeken omdat het licht in de sanitaire ruimte wordt aangestuurd door een bewegingssensor. De gang is opgeleukt door prenten van straatmeubilair. Hierdoor ogen de kamerdeuren van de bewoners als huisdeuren die aan de straat grenzen. De wanden zijn voorzien van wandleuningen. De gang eindigt in een deur met daarop een prent van natuur. Monique vertelt dat mannelijke bewoners hier nog wel eens tegenaan willen plassen. Naast de deur bevindt zich de snoezelruimte. De ruimte is voorzien van een stoel, een radio en een koker met borrelend water waarin verschillende kleuren licht verschijnen. De andere zijde van de gang eindigt in de ruimte waardoor ik zojuist ben binnengekomen. Deze deur is voorzien van een prent van een boekenkast. Monique vertelt dat de bewoners hierdoor niet de neiging hebben om hier naar buiten te willen.
Snoezelruimte
Keuken
Zit- en slaapkamer
Het terras is vanuit het woongedeelte bereikbaar. De deur zit op slot. Bewoners gaan dan ook niet uit zichzelf naar buiten. Het pad naar het terras is relatief smal. Het terras zelf is voorzien van een pottafel waardoor er op hoogte getuinierd kan worden. Het terras wordt omheind door een hek met waar natuurlijke begroeiing voor is geplaatst. Doordat het pand slechts enkele maanden geleden is opgeleverd is de begroeiing nog niet hoog genoeg om het hekwerk te verhullen. Sanitair
Nis biedt ruimte om af te zonderen
Deur met prent van boekenkast
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Gang langs zit- en slaapkamers
164
8
De IJsvogel, Ermelo
De IJsvogel IJsbaanweg 37, 3851 CP Ermelo Oplevering 2008, 3 bouwlagen Aantal plaatsen: 21, gelegen op eerste verdieping 3 groepswoningen voor 7 personen Zorgbehoevenden: ZZP 5 en 7 Wachttijd: 9 tot 12 maanden
Locatie
Groep: Stichting Zorggroep NoordWest-Veluwe Architect: Sacon [Bezoek: 30 december 2013] “De kleinschalige woonvoorzieningen vormen een veilige, herkenbare en huiselijke omgeving en fungeren dus als volwaardig alternatief voor het traditionele verpleeghuis.” http://www.znwv.nl/Woonzorgcentra/De-IJsvogel/P-G-plaatsen/page. aspx/143 De IJsvogel, Ermelo De IJsvogel is een woonzorgcentrum dat naast kleinschalig beschermd wonen voor demente ouderen ook ruimte biedt aan zelfstandig en verzorgd wonen. Naast het complex ligt De Kanovijver: een grote vijver met een ruim opgezette speelweide en kinderzwembad. Jammer dat het niet gevroren heeft, denk ik, anders zou er rond deze tijd geschaatst worden op de vijver. Ik loop door de dubbele schuifdeur het complex binnen. Binnen wordt ik doorverwezen naar de eerste verdieping waar de gesloten afdelingen zich blijken te bevinden. Ik heb een afspraak met Janny Westerink. Ongeving: Kanovijver
Terras
Ik bel aan en stap de woning binnen. Vanuit de woonkamer komt de Jan Smit muziek mij tegemoet. In de woonkamer zitten de bewoners aan de eettafel en genieten van een bakje koffie met kerstkrans. Aan de andere kant van de woonkamer staan drie grote fauteuils rondom een schouw. Janny vertelt dat ze het wel jammer vindt dat er niet echt onderscheid gemaakt wordt tussen het woon- en eetgedeelte. Op deze manier zitten de bewoners veel op dezelfde plaats gedurende de dag. De woonkamer oogt licht door de grote ramen die uitzicht geven op de vijver. De wanden zijn wit geverfd en de vloer is voorzien van een vloer die aandoet als laminaat. De stroefheid van de vloer verraad dat het gaat om een ander materiaal. De woonkamer oogt huiselijk. Het personeel merkt dat deze huiselijke sfeer en hygiëne nog wel eens kunnen botsen. Ook heeft het huiselijke effect op de hoeveelheid licht in de woonkamer. Meer licht is wenselijk. Vanuit de woonkamer kan men het dakterras bereiken. Het dakterras wordt aan drie zijden omsloten door het gebouw. Voor de zeven bewoners is het terras ruim genoeg om te zitten. Voor de deur waardoor het terras te bereiken is hangt een gordijn. Het personeel geeft aan wel een binnentuin te missen omdat de bewoners weinig buiten komen en ook weinig beweging hebben.
Woonkamer
165
De kleine hoekkeuken bestaat uit witte kastjes tegen witte muurtegels. Maar één kastje zit op slot. “Het is even opletten maar het gaat eigenlijk altijd goed”. Door de L-vorm van de keuken staat het personeel met de rug naar de bewoners tijdens haar werkzaamheden. De deur, waardoor ik zojuist de woonkamer ben binnengekomen, staat open en klemt tegen de rechter zijkant van het keukenblok aan. De koelkast paste zo te zien niet meer in de naar keuken enoptimale staat eenfysieke andere hoek vanvormgeving de voorvoor Onderzoek Onderzoek Onderzoek naar de optimale de naar de infysieke optimale vormgeving fysieke vormgeving de gebruiker de voor gebruiker de gebruiker woonkamer.
Kleinschalig Kleinschalig Kleinschalig wonen wonen wonen voor voor ouderen voor ouderen ouderen met met dementie met dementie dementie
De zit- en slaapkamers van de bewoners zijn lang en smal en ogen vrij leeg. Op de kopse kant zit een groot raam. De vloer is voorzien van donker hout en de wanden zijn wit. Opvallend is dat het lichtknopje zo gepositioneerd is dat het achter de deur zit wanneer je deze opent. Er wordt mij verteld dat de bewoners hierdoor wel eens zoeken naar het lichtknopje. De deur van het sanitair draait de kamer in waardoor de bewoner een enorme tour uit moet halen om het sanitair te bereiken. Het personeel begrijpt niet dat deze deur niet gewoon richting de wand draait. Het sanitair wordt gedeeld door twee bewoners. Het sanitair is voorzien van witte badmeubels tegen witte wandtegels. De vloer daarentegen is wel donker. De ruimte heeft geen drempel maar op die plaats een rooster waardoor het water weg kan. In één van de woningen is rondom het toilet tegen de muur een blauwe strip geplakt waardoor de bewoners het toilet beter kunnen onderscheiden van de andere meubels. Er wordt mij verteld dat de knop voor het doortrekken van het toilet ook vaak niet herkend wordt door de bewoners. De bewoners zoeken naar een touwtje zoals vroeger bij een stortbak het geval was. In plaats daarvan wordt wel eens aan het touwtje getrokken dat in verbinding staat met het alarm. De gang oogt gezellig door de kerstboom, de verschillende oude wandplaten waarop voorwerpen van vroeger te zien zijn, verschillende zithoekjes, planten en een tafel met spulletjes. Een bewoonster versiert verschillende stoelen in de gang en gaat er daarna eens lekker in zitten. Ze voelt zich zichtbaar op haar gemak. De vloer is voorzien van lichtblauw linoleum. De wanden zijn wit. Tegen de wanden zijn bij de zit- en slaapkamers van de bewoners houten horizontale schrootjes aangebracht. Deze wandaankleding geeft mij sterk het gevoel van een lattenbodem en komt op mij vrij stigmatiserend over. Het personeel geeft aan dat deze wandaankleding veel stof aantrekt en lastig schoon te maken is. Het personeel geeft aan dat ze het jammer vindt niet betrokken te zijn geweest bij de bouw en het ontwerp. Op die manier had er meer gestuurd kunnen worden op voorzieningen die ondersteunend waren geweest voor de zelfredzaamheid (en stimulans daartoe) van de bewoners.
Geen drempel maar waterafvoer
Touwtje voor alarm naast toilet
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
Lattenbodem als wandmateriaal
Keuken
Zit- en slaapkamer
Sanitair
Gang langs zit- en slaapkamers
166
B. Implementatie vormgeving- en inrichtingsaspecten In deze bijlage is de implementatie van genoemde vormgeving- en inrichtingsaspecten door de tijd heen zichtbaar. 2,5
2
1,5
1
0,5
0 2002
2004
2006
2008
2010
2012
-0,5
Huiselijkheid
Daglicht
Loopcircuits
Plattegrond
Bewegwijzering
Herkenbare vormen
Ouderwetse meubels
Lineair (Huiselijkheid)
Lineair (Daglicht)
Lineair (Loopcircuits)
Lineair (Plattegrond)
Lineair (Bewegwijzering)
Lineair (Herkenbare vormen)
Lineair (Ouderwetse meubels)
Implementatie van de aspecten Huiselijkheid, Loopcircuits, Bewegwijzering, Ouderwetse meubels, Daglicht, Plattegrond en Herkenbare vormen.
167
2014
2,5
2
1,5
1
0,5
0 2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
-0,5
Zachte materialen
Zithoekjes prikkelarm
Snoezel zithoekjes
Railingen
Zalm-roze
Camouflage deuren
Integratie veiligheid
Lineair (Zachte materialen)
Lineair (Zithoekjes prikkelarm)
Lineair (Snoezel zithoekjes)
Lineair (Railingen)
Lineair (Zalm-roze)
Lineair (Camouflage deuren)
Lineair (Integratie veiligheid)
Implementatie van de aspecten Zachte materialen, Snoezel zithoekjes, Zalm0roze, Veiligheid, Prikkelarme zithoekjes, Railingen en Camouflage.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
168
2,5
2
1,5
1
0,5
0 2002
2004
2006
2008
2010
2012
Tuin of binnengang
Variatie afwerking
Buitenruimte
Opp woonkamer
Opp slaapkamer
Indeling badkamer
Open keuken
Lineair (Tuin of binnengang)
Lineair (Variatie afwerking)
Lineair (Buitenruimte)
Lineair (Opp woonkamer)
Lineair (Opp slaapkamer)
Lineair (Indeling badkamer)
Lineair (Open keuken)
2014
Implementatie van de aspecten Tuin, Buitenruimte, Slaapkamer, Keuken, Variatie afwerking, Woonkamer en Indeling badkamer.
169
C. Opzet vragen interviewreeks In deze bijlage zijn de vragen weergegeven zoals deze gesteld zijn in de interviews. Ook worden de lessen uit de interviews beschreven. Vragen over het ontwerpproces -
-
-
-
Hoe omschrijft u uw rol binnen zorgvastgoedprojecten? Van welke waarden vindt u het belangrijk dat deze gerealiseerd worden in het ontwerp? (onderliggende visie achterhalen) Merkt u hierin een afwijking van wat anderen vinden? Hoe is uw visie ontwikkelt door de jaren heen? Worden demente ouderen en mantelzorgers in de ontwikkeling van uw advies betrokken? Wat is de beste manier om deze mensen in het proces te betrekken? Hoe wordt er in het proces omgegaan met de wensen van de mantelzorgers? Hoe wordt omgegaan met zaken die meer voor hun eigen geruststelling zijn in plaats van kwaliteitsverhogend werken voor de demente bewoner? Worden de verzorgers in de ontwikkeling van uw advies betrokken? Van veel personeel heb ik gehoord dat ze niet in het ontwerpproces worden betrokken. Weet u wat hiervoor de reden is? Merkt u een verschil in de verlangens van het zorgmanagement en de verzorgers? Hoe wordt de vormgeving geëvalueerd? In welke fase van het project vindt dit plaats? Worden na oplevering de bewoners, mantelzorgers en verzorgers bevraagd om te achterhalen of het gehele ontwerp werkt zoals bedacht? Merkt u dat de veranderingen in de AWBZ gevolg hebben op de manier waarop zorgvastgoed ontwikkelt wordt? Is er een verschil in vormgeving voor iemand met een lagere zorgzwaarte en iemand met een hogere zorgzwaarte? Welke vragen spelen momenteel binnen de huisvesting van ouderen met dementie? Wat komt er in de nabije toekomst op ons af?
Vragen over het ontwerp zelf -
-
-
Is er volgens u qua beleving en vormgeving een verschil tussen een kleinschalige woongroep als kleine afdeling in een groter complex en de ‘stand alone’ in een wijk? Horen, zien, voelen, ruiken blijven lang werkzaam. Hoe wordt hier door middel van de architectuur het beste op ingespeeld? (wijkt uw visie hierin af van anderen?) Hoe weet je of jouw ontwerp voldoende prikkels stimuleert en niet te veel, of te weinig? Gecompliceerde afwerkingen, patronen en wandelgangen leiden tot verwarring blijkt uit onderzoek van Zeisel. Wanneer is het te gecompliceerd? Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
170
-
-
Vindt u het belangrijk dat bewoners worden gestimuleerd tot beweging? Vindt u het belangrijk dat er in het ontwerp gebruik wordt gemaakt van interactieve intelligente oplossingen zoals domotica maar ook licht en bewegingssensoren? Welke ontwikkelingen met betrekking tot robotica verwacht u? Kent u het fenomeen ‘filmmuur’? Wat vindt u hiervan? Welke rol speelt de tuin doorgaans in het ontwerp? Heeft deze meer een gebruiksfunctie of meer een kijkfunctie?
Vormgevingsaspecten – cardsorting -
-
-
-
-
Voor bewoners moet de woning ondersteuning bieden in oriëntatie, privacy, autonomie, huiselijkheid, zintuiglijke begrijpelijkheid, bewegingsruimte, ontmoeting, overzichtelijkheid. Zijn er nog elementen die u zou willen toevoegen? Kunt u deze elementen sorteren naar belangrijkheid? Voor personeel moet de woning ondersteuning bieden in toegankelijkheid, oriëntatie, werkveiligheid, privacy, overzichtelijkheid, hulpvaardigheid. Kunt u deze elementen sorteren naar belangrijkheid? Welke vormgevingselementen spelen hierin de belangrijkste rol? Kunt u de volgende elementen op volgorde van belangrijkheid plaatsen en onderverdelen in de categoriën noodzakelijk, versterkend en niet noodzakelijk: kleuren, materialen, contrasten, lichtsterkte, typologie, oppervlak, groepsgrootte, planten, meubilair, kunst, hekwerk, bewegwijzering, domotica, thermische behaaglijkheid, ventilatie, akoestiek, verlichting, zontoetreding, geur, tast, tuin. Wilt u nog elementen toevoegen? Wat zijn over het algemeen gunstige vormgevingsfactoren voor mensen met dementie? En wat ongunstige? Hoe gaat u binnen het ontwerp om met verschillende voorkeuren van bewoners? Is er een verschil in het ontwerp van de vormgeving voor dolers, roepers en tikkers? Wat is de belangrijkste vraag die voor u nog openstaat op het gebied van het ontwerp voor ouderen met dementie?
Lessen uit de interviews Uit de interviews zijn naast de cardsorting noemenswaardige aspecten naar voren gekomen. Deze zijn weergegeven in tabel 47. De vragen die tijdens de interviewreeks zijn gesteld zijn ook te vinden in deze bijlage. De aspecten zijn ingedeeld naar de eerdergenoemde thema’s. Het thema ontwerpproces is aan de lijst toegevoegd omdat over het ontwerpproces belangrijke zaken naar voren zijn gekomen tijdens de interviews. Achter elke uitspraak wordt met een afkorting melding gemaakt van de persoon die deze uitspraak heeft gedaan. Een overzicht van de volledige naam van de personen, hun functie en datum van het interview is te vinden in bijlage I.
171
Lay-out
Bewegwijzering
Uitzicht
Kleurkeuze
Kunst
Afzonderlijke zithoekjes
Railingen
Contrast
Lichtsterkte
Oriëntatie en overzichtelijkheid Het is goed om een aantal kamers te maken die aan elkaar gekoppeld kunnen worden omdat mensen van vroeger gewend zijn om met meer mensen samen te leven in grote gezinnen. (SdK) Probeer een universele vorm te ontwerpen die ook na lange tijd nog goed gebruikt kan worden of anders gemakkelijk aangepast kan worden. (JN) Creëer een duidelijke routing door middel van ramen aan het eind van een gang. Hier wordt iemand naar toe getrokken. (JN) Pictogrammen werken voor ouderen met dementie beter dan het gebruik van tekst. (HS) Men moet geen ramen tot aan de grond bouwen maar altijd gebruik maken van een borstwering. Wanneer de ramen doorlopen tot aan de grond kan iemand met dementie niet goed het onderscheid maken tussen buiten en binnen. Hierdoor denken mensen dat ze ‘in de kou’ zitten. (JN) Het is een ongunstig wanneer een gebouw een witte kleur heeft omdat dit geen richting biedt. Wit is onbegrensd. Daarnaast kunnen ouderen pasteltinten niet goed waarnemen door ooglensvertroebeling. Het is dus aan te raden om fellere kleuren te gebruiken en wit te mijden. (SdK) Men moet elementen binnen positioneren die men binnen tegen kan komen en elementen buiten positioneren die men enkel buiten tegen komt. Een gangzone aankleden met een bushalte of lantaarns wekt de suggestie dat men zich buiten bevindt en roept verwarring op. (SdK) Onderzoek toont aan dat kunst een positief effect heeft op de gezondheid van ouderen met dementie. (HS) Privacy Er moet een rondgang gecreëerd worden met nissen. Op deze plekken kunnen ‘beleefplekken’ worden gesitueerd zoals een kinderkamer. (SdK) Het is de vraag of men een eigen sanitair moet hebben of dat gedeeld sanitair ook een goede oplossing is. Familie geeft vaak de voorkeur aan privé sanitair, de verzorgende geeft vaak de voorkeur aan een grotere woonkamer voor de bewoner boven privé sanitair. (JN) Autonomie Het is de vraag in welk stadium van dementie je de railing in zal willen voegen. De ene zegt dat het helpt, de ander zegt dat het niet helpt. (JN) Vanuit de tactiliteit zijn railingen van belang. In de railingen kunnen ribbels verwerkt worden die naderende situaties aan tonen. (HS) Witte badkamers moeten voorkomen worden omdat dit een ruimte is die geen betekenis biedt. Om deze reden moet achter elk badmeubel een gekleurd vlak worden aangebracht zodat de badmeubels contrasteren met de achterliggende wand. Ook moet een zwarte wcbril worden aangebracht die de toiletgang vergemakkelijkt. (SdK) Het is van belang dat ruimten zo worden gepositioneerd dat er optimaal gebruik wordt gemaakt van de lichttoetreding. (SdK)
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
172
Meubilair
Begrenzing (hekwerk/natuur)
Verlichting
Tast Materiaal
Maatvoering (dimensie)
Domotica Tuin
Actoren
173
Huiselijkheid Er moet gebruik gemaakt worden van archteypische vormgeving. (SdK) De directe inrichting is voor de bewoner misschien nog meer van belang dan de uitwerking van het gebouw. (JN) Veiligheid Deuren moeten slim gecamoufleerd worden. Bijvoorbeeld door middel van een afbeelding zodat ouderen met dementie niet uitgenodigd worden om aan deuren te zitten. (JN) Het is hierbij van belang dat de afbeelding een juiste vertoning van de werkelijkheid geeft. Dus juist niet een pad dat uitnodigt om naar toe te lopen. (HS) Een perkje kan een goede afscheiding zijn. Dit komt doordat mensen geen ‘vieze voeten’ willen krijgen. (JN) Zintuiglijke begrijpelijkheid Biodynamisch licht is een goede oplossing voor kunstlicht omdat dit licht de biodynamische lichaamsprocessen ondersteund. (PS) Men schrikt vaak van licht dat vanzelf aan of uit gaat aan de hand van bewegingssensoren. (HS) Tast is van belang voor de waarneming van demente ouderen omdat voor hen de tastzin het orgaan is dat het minst is aangetast. (HS) Voor vloeren is het van belang dat deze overal gelijk zijn. Hierdoor is het gebruik van drempels niet nodig. (SdK) Bewegingsruimte In de huidige kleinschalige woonvoorzieningen is de bewegingsruimte vaak te beperkt. Het is van belang dat er meer aandacht komt op de mogelijkheid om te bewegen. Dit kan tot stand komen door dimensie maar ook de prikkel tot beleving is hierin van belang. (PS) 96% van de mensen in een verzorgingstehuis beweegt niet of te weinig. Een slechte vorm van beweging (stramme mensen, botbreuken) wordt vaak opgelost door medicatie. Een betere oplossing is sturen op beweging door middel van licht, geluid en beweging. De prikkels moeten wel gedoseerd gegeven worden. (HS) Domotica geeft bewoners meer vrijheid. (SdK) Ontmoeting Wanneer er meerlaags gebouwd wordt moeten kantoren bovenin gepositioneerd worden in plaats van onderin. Hierdoor behoudt de bewoner de connectie met de tuin of buitenruimte. (SdK) Het is voor het ontwerp voor de tuin van belang dat bewoners uitgenodigd worden om naar buiten te gaan. Dit kunnen bijvoorbeeld dieren zijn of andere dynamische objecten, plantjes. (JN) Proces Ontwerpproces In het huidige vastgoed wordt te weinig rekening gehouden met de verschillende onderlinge lichamelijke beperkingen van mensen met dementie. (PS) Het is van belang dat de woonkamer geschikt is voor verschillende bewoners. Op deze manier kunnen ook mensen die in bed liggen toch betrokken zijn bij de woongroep. (PS)
Kennisgaten
De eerste stap in het ontwerpproces is achterhalen wat de visie is van de opdrachtgever op zorg. (JN) Wetenschappers en architecten werken te weinig samen. Hierdoor komt veel theoretische kennis niet in de praktijk terecht. (HS) Ontwerptool Taal is voor iemand met een cognitief beschadigd brein niet goed te begrijpen. Daarom is beeld nodig om deze mensen aan te spreken. (SdK) Een gestandaardiseerd, ruimtelijk Programma van Eisen voor het ontwerp van woonvoorzieningen voor ouderen met dementie mist. Dit leidt tot ineffectieve keuzes voor de vormgeving: gelijke keuzeopties zijn bij elk project weer aan de orde omdat er geen beeldverwachting is wat betreft de juiste inrichting en vormgeving. (SdK) Het is voor een ontwerptool ook van belang dat er wordt aangegeven wat men níet moet ontwerpen en bouwen. (JL) Het is de vraag waarom er niet met een integrale aanpak wordt gewerkt. Er is kennis over ontwerp voor mensen met dementie maar de kennis wordt vaak niet ingezet. (JL) Evaluatie wordt te weinig in het ontwerpproces meegenomen. Het is goed als het ontwerp voortijd geëvalueerd kan worden. (JN)
Tabel 47. Lessen naar aanleiding van de interviews
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
174
D. Overzicht vignettenontwerp
Set
Alt
Layout
Dimensie
Bewegwijzering
Kleur
Kunst
Materiaal
Beplanting
Uitzicht
Verlichting
Meubilair
Railingen
Deze bijlage toont het gebalanceerde en orthogonale vignettenontwerp dat is opgesteld door middel van SAS.
1
1
organisch
smal
geen
wit
beelden
relief
geen planten
groen
koel
modern
contacthoek
1
2
organisch
smal
tekst
wit
beelden
relief
planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
2
1
recht
breed
tekst
warm
beelden
relief
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
2
2
organisch
breed
tekst
warm
schilderijen
relief
geen planten
groen
koel
ouderwets
wachtkamer
3
1
organisch
smal
tekst
wit
beelden
glad
planten
stads
warm
modern
wachtkamer
3
2
recht
breed
picto
koel
beelden
glad
planten
stads
warm
modern
wachtkamer
4
1
recht
smal
geen
wit
schilderijen
relief
planten
stads
koel
modern
contacthoek
4
2
recht
smal
geen
wit
beelden
glad
geen planten
stads
koel
modern
wachtkamer
5
1
recht
breed
picto
koel
schilderijen
glad
planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
5
2
recht
breed
tekst
wit
schilderijen
glad
planten
groen
koel
modern
wachtkamer
1
1
organisch
smal
tekst
warm
beelden
relief
geen planten
stads
koel
modern
wachtkamer
1
2
organisch
smal
geen
koel
beelden
relief
planten
stads
koel
modern
contacthoek
2
1
organisch
breed
tekst
koel
beelden
glad
geen planten
groen
koel
ouderwets
contacthoek
2
2
organisch
breed
tekst
wit
beelden
glad
planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
3
1
organisch
smal
picto
wit
schilderijen
relief
planten
stads
warm
modern
contacthoek
3
2
organisch
smal
picto
warm
schilderijen
glad
planten
stads
koel
modern
wachtkamer
4
1
recht
smal
tekst
koel
schilderijen
relief
planten
groen
warm
modern
contacthoek
4
2
recht
breed
tekst
wit
schilderijen
relief
geen planten
groen
warm
modern
wachtkamer
5
1
organisch
breed
geen
warm
beelden
glad
planten
stads
warm
ouderwets
contacthoek
5
2
recht
breed
geen
wit
schilderijen
glad
planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
1
1
recht
breed
geen
warm
beelden
relief
geen planten
groen
warm
modern
wachtkamer
1
2
recht
breed
tekst
koel
beelden
relief
planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
2
1
organisch
breed
geen
koel
beelden
glad
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
2
2
organisch
breed
picto
warm
schilderijen
glad
geen planten
groen
warm
modern
contacthoek
3
1
organisch
smal
tekst
koel
schilderijen
relief
planten
groen
koel
ouderwets
contacthoek
3
2
recht
smal
tekst
wit
beelden
relief
planten
groen
koel
modern
contacthoek
4
1
recht
smal
geen
wit
schilderijen
glad
planten
stads
warm
modern
contacthoek
4
2
recht
smal
tekst
koel
beelden
glad
geen planten
stads
warm
modern
contacthoek
5
1
organisch
breed
picto
koel
schilderijen
glad
geen planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
5
2
organisch
breed
geen
warm
beelden
glad
planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
1
1
recht
breed
picto
koel
schilderijen
glad
geen planten
stads
koel
modern
wachtkamer
1
2
recht
breed
tekst
warm
schilderijen
glad
geen planten
groen
koel
ouderwets
wachtkamer
2
1
recht
smal
picto
wit
beelden
relief
geen planten
stads
warm
modern
contacthoek
2
2
recht
smal
geen
koel
beelden
glad
geen planten
stads
koel
modern
contacthoek
3
1
organisch
breed
tekst
koel
schilderijen
glad
planten
groen
warm
modern
contacthoek
3
2
recht
smal
picto
koel
schilderijen
glad
planten
groen
warm
modern
wachtkamer
175
4
1
recht
smal
tekst
koel
beelden
glad
planten
groen
koel
modern
wachtkamer
4
2
recht
breed
geen
warm
beelden
glad
planten
stads
koel
modern
wachtkamer
5
1
organisch
breed
geen
warm
beelden
relief
geen planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
5
2
organisch
smal
tekst
wit
beelden
relief
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
1
1
recht
smal
tekst
koel
schilderijen
glad
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
1
2
recht
smal
tekst
koel
beelden
relief
geen planten
groen
koel
ouderwets
wachtkamer
2
1
organisch
smal
picto
warm
schilderijen
relief
geen planten
groen
warm
modern
wachtkamer
2
2
organisch
breed
tekst
wit
schilderijen
relief
geen planten
stads
warm
modern
wachtkamer
3
1
organisch
smal
picto
koel
beelden
relief
planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
3
2
organisch
breed
picto
koel
beelden
glad
planten
groen
koel
ouderwets
contacthoek
4
1
recht
breed
picto
wit
beelden
glad
planten
groen
koel
modern
contacthoek
4
2
recht
smal
geen
warm
beelden
relief
planten
groen
koel
modern
contacthoek
5
1
organisch
smal
geen
wit
schilderijen
relief
geen planten
stads
koel
ouderwets
contacthoek
5
2
organisch
smal
geen
wit
schilderijen
glad
planten
stads
koel
modern
wachtkamer
1
1
recht
smal
tekst
koel
beelden
glad
geen planten
groen
warm
modern
contacthoek
1
2
organisch
smal
picto
wit
beelden
glad
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
2
1
recht
breed
geen
warm
beelden
relief
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
2
2
recht
breed
picto
warm
beelden
relief
planten
groen
koel
modern
contacthoek
3
1
organisch
breed
picto
koel
schilderijen
glad
geen planten
stads
koel
modern
contacthoek
3
2
recht
breed
tekst
warm
schilderijen
relief
geen planten
stads
koel
modern
contacthoek
4
1
recht
breed
geen
wit
beelden
glad
planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
4
2
organisch
breed
tekst
wit
beelden
glad
geen planten
stads
koel
modern
wachtkamer
5
1
organisch
smal
picto
warm
schilderijen
glad
planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
5
2
recht
smal
geen
koel
schilderijen
glad
planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
1
1
organisch
smal
geen
warm
schilderijen
glad
planten
groen
koel
ouderwets
contacthoek
1
2
organisch
smal
tekst
koel
schilderijen
relief
planten
groen
koel
ouderwets
wachtkamer
2
1
recht
smal
picto
wit
beelden
glad
geen planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
2
2
organisch
smal
picto
warm
beelden
glad
geen planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
3
1
organisch
smal
picto
wit
beelden
relief
geen planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
3
2
organisch
breed
picto
wit
schilderijen
relief
geen planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
4
1
organisch
breed
picto
warm
schilderijen
relief
planten
stads
warm
ouderwets
contacthoek
4
2
organisch
breed
geen
wit
beelden
relief
planten
stads
warm
modern
contacthoek
5
1
organisch
breed
tekst
koel
schilderijen
relief
planten
groen
warm
modern
wachtkamer
5
2
recht
breed
tekst
wit
schilderijen
glad
planten
groen
warm
modern
contacthoek
1
1
organisch
breed
picto
wit
beelden
relief
planten
groen
koel
ouderwets
contacthoek
1
2
organisch
smal
picto
wit
beelden
glad
geen planten
groen
warm
ouderwets
contacthoek
2
1
recht
smal
tekst
wit
beelden
relief
geen planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
2
2
organisch
smal
tekst
warm
beelden
relief
planten
stads
koel
modern
wachtkamer
3
1
recht
smal
geen
warm
schilderijen
glad
geen planten
groen
warm
modern
contacthoek
3
2
recht
breed
tekst
warm
schilderijen
relief
geen planten
stads
warm
modern
contacthoek
4
1
recht
breed
geen
koel
beelden
glad
geen planten
groen
warm
modern
wachtkamer
4
2
recht
smal
geen
koel
beelden
glad
geen planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
5
1
organisch
smal
tekst
wit
beelden
glad
planten
groen
koel
modern
contacthoek
5
2
organisch
breed
geen
wit
beelden
glad
planten
groen
warm
modern
wachtkamer
1
1
organisch
breed
picto
koel
beelden
glad
geen planten
groen
koel
modern
contacthoek
1
2
organisch
breed
tekst
koel
schilderijen
glad
geen planten
stads
warm
modern
contacthoek
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
176
2
1
recht
smal
picto
warm
schilderijen
relief
geen planten
groen
warm
modern
wachtkamer
2
2
organisch
smal
geen
wit
schilderijen
glad
geen planten
groen
warm
modern
wachtkamer
3
1
recht
breed
tekst
warm
schilderijen
relief
planten
stads
warm
ouderwets
contacthoek
3
2
organisch
breed
picto
wit
beelden
relief
planten
stads
warm
ouderwets
contacthoek
4
1
organisch
smal
geen
wit
beelden
relief
planten
stads
warm
modern
wachtkamer
4
2
recht
smal
tekst
warm
beelden
glad
planten
stads
warm
modern
wachtkamer
5
1
organisch
smal
geen
wit
beelden
glad
geen planten
stads
koel
ouderwets
contacthoek
5
2
organisch
smal
geen
wit
schilderijen
relief
geen planten
groen
koel
modern
contacthoek
1
1
organisch
breed
geen
wit
schilderijen
relief
planten
groen
koel
ouderwets
wachtkamer
1
2
organisch
breed
geen
koel
schilderijen
relief
planten
stads
warm
modern
wachtkamer
2
1
recht
smal
geen
koel
beelden
relief
geen planten
groen
koel
modern
contacthoek
2
2
recht
smal
tekst
koel
beelden
glad
planten
groen
koel
modern
wachtkamer
3
1
recht
breed
tekst
koel
beelden
glad
geen planten
groen
warm
modern
contacthoek
3
2
recht
smal
picto
wit
beelden
glad
geen planten
stads
warm
modern
contacthoek
4
1
organisch
smal
geen
warm
schilderijen
glad
geen planten
stads
koel
ouderwets
wachtkamer
4
2
organisch
breed
picto
warm
beelden
glad
geen planten
groen
koel
ouderwets
wachtkamer
5
1
organisch
smal
tekst
warm
beelden
relief
planten
stads
warm
ouderwets
contacthoek
5
2
organisch
smal
tekst
wit
schilderijen
relief
planten
groen
warm
ouderwets
wachtkamer
177
E. Operationalisatie vignetten Hieronder zijn alle 100 vignetten weergegeven met Versie #_SetAlt. Versie 1
Versie 1_11
Versie 1_12
Versie 1_21
Versie 1_22
Versie 1_31
Versie 1_32
Versie 1_41
Versie 1_42 Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
178
Versie 1_51
Versie 1_52
Versie 2
179
Versie 2_11
Versie 2_12
Versie 2_21
Versie 2_22
Versie 2_31
Versie 2_32
Versie 2_41
Versie 2_42
Versie 2_51
Versie 2_52
Versie 3
Versie 3_11
Versie 3_12
Versie 3_21
Versie 3_22
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
180
Versie 3_31
Versie 3_32
Versie 3_41
Versie 3_42
Versie 3_51
Versie 3_52
Versie 4
Versie 4_11
181
Versie 4_12
Versie 4_21
Versie 4_22
Versie 4_31
Versie 4_32
Versie 4_41
Versie 4_42
Versie 4_51
Versie 4_52
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
182
Versie 5
183
Versie 5_11
Versie 5_12
Versie 5_21
Versie 5_22
Versie 5_31
Versie 5_32
Versie 5_41
Versie 5_42
Versie 5_51
Versie 5_52
Versie 6
Versie 6_11
Versie 6_12
Versie 6_21
Versie 6_22
Versie 6_31
Versie 6_32
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
184
Versie 6_41
Versie 6_42
Versie 6_51
Versie 6_52
Versie 7
185
Versie 7_11
Versie 7_12
Versie 7_21
Versie 7_22
Versie 7_31
Versie 7_32
Versie 7_41
Versie 7_42
Versie 7_51
Versie 7_52
Versie 8
Versie 8_11
Versie 8_12
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
186
187
Versie 8_21
Versie 8_22
Versie 8_31
Versie 8_32
Versie 8_41
Versie 8_42
Versie 8_51
Versie 8_52
Versie 9
Versie 9_11
Versie 9_12
Versie 9_21
Versie 9_22
Versie 9_31
Versie 9_32
Versie 9_41
Versie 9_42
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
188
Versie 9_51
Versie 9_52
Versie 10
189
Versie 10_11
Versie 10_12
Versie 10_21
Versie 10_22
Versie 10_31
Versie 10_32
Versie 10_41
Versie 10_42
Versie 10_51
Versie 10_52
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
190
F. Vragenlijst bewoners -
Wat is de naam van uw wooncentrum? ………………………………….
-
Wat is uw kamernummer? .....
-
Wat is uw geslacht? 1. Man 2. Vrouw
-
Wat is uw geboortedatum? ..-..-….
-
Bent u kleurenblind? 1. Ja 2. Nee 3. Weet ik niet
-
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgemaakt? (een opleiding afgerond met diploma of voldoende getuigschrift) 1. Geen opleiding 2. Lagere school 3. LBO/VMBO 4. MAVO 5. MBO 6. HAVO/VWO 7. HBO 8. WO 9. Anders, namelijk ………. Hoe lang woont u al op een dementie-groep? (invullen in jaren) …………………………………
191
-
In welk stadium van dementie bevindt u zich? 1. Voorstadium: De cognitieve fase – Het bedreigde ik 2. Beginstadium: De emotionele fase – Het verdwaalde ik 3. Middenstadium: De psychomotorische fase – Het verborgen ik 4. Laatste stadium: De zintuiglijke fase – Het verzonken ik
-
Welke medicatie gebruikt u? ………………………………….
-
Welke omgeving vindt u het fijnst? (5 maal) 1. Omgeving A 2. Omgeving B
G. Vragenlijst mantelzorgers In deze bijlage wordt de vragenlijst van de mantelzorg weergegeven. In het tweede deel van deze bijlage worden de plus- en minpunten per wooncentrum weergegeven. -
Wat is het kamernummer van de persoon waaraan u de mantelzorg verleent? .....
-
Wat is de naam van het wooncentrum waar de persoon woont aan wie u de mantelzorg verleent? ………………………………….
-
Wat is uw geslacht? 1. Man 2. Vrouw
-
Wat is uw geboortedatum? ..-..-….
-
Bent u kleurenblind? 1. Ja 2. Nee 3. Weet ik niet
-
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgemaakt? (een opleiding afgerond met diploma of voldoende getuigschrift) 1. Geen opleiding 2. Lagere school 3. LBO/VMBO 4. MAVO 5. MBO 6. HAVO/VWO 7. HBO 8. WO 9. Anders, namelijk ……….
-
Wat is de relatie tot de persoon waaraan u de mantelzorg verleent? Deze persoon is uw: 1. Partner 2. Ouder of verzorger 3. Broer of zus 4. Anders, namelijk ……….
-
Hoe lang bent u al mantelzorger? (invullen in jaren) ………………………………….
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
192
-
Verleent u enkel zelf de mantelzorg of doet u dit samen met anderen? 1. Alleen 2. Samen met anderen
-
Hoeveel uur bent u op dit moment gemiddeld per week kwijt aan het verlenen van mantelzorg? ………………………………….
-
Hoeveel uur was dit in het verleden gemiddeld per week? ………………………………….
-
Waar is de persoon waaraan u mantelzorg verleent geboren? In een: 1. Grote stad 2. Kleine stad 3. Dorp 4. Platteland 5. Weet ik niet
-
Waar heeft deze persoon gewoond? (Meerdere antwoorden mogelijk) 1. Grote stad 2. Kleine stad 3. Dorp 4. Platteland 5. Weet ik niet
-
Is deze persoon wel eens verhuisd binnen dezelfde plaats? 1. Ja 2. Nee 3. Weet ik niet
-
193
Als de vorige vraag met ‘Ja’ is beantwoord dan: De persoon waaraan u de mantelzorg verleent is eens of meerdere malen verhuisd binnen dezelfde plaats. Wat voor plaats was dit? (Meerdere antwoorden mogelijk) 1. Grote stad 2. Kleine stad 3. Dorp 4. Platteland 5. Weet ik niet
-
In welke omgeving zou u het liefst op bezoek gaan? (5 maal) 1. Omgeving A 2. Omgeving B
-
Welke omgeving is volgens u het meest geschikt voor ouderen met dementie? (5 maal) 1. Omgeving A 2. Omgeving B
-
Wat vindt u goed aan de inrichting van het huis waarin de persoon woont waarvan u de mantelzorg bent? ………………………………….
-
Wat zijn volgens u punten voor verbetering wat betreft de inrichting van de woonomgeving? ………………………………….
Pluspunten van de woonomgeving De Loericker Stee + +
+ + + + +
Dat er een apparte slaapkamer is Voorheen was het eigen appartement duidelijk te herkennen doordat er iets eigens op de gang stond voor de deur. De huiskamer werd steeds aangepast aan het seizoen of feestdag. Helaas is dit alles verdwenen met de verbouwing. De nieuwe situatie is nog niet af, dus ik kan niet zeggen wat er goed is aan de nieuwe inrichting. Brede deuren geen overdreven dorpels, persoonlijk alarm bejaarden Oude en nieuwe meubels door elkaar heen, aar kleur rood, modern Ruime kamer (rollator), aparte slaapkamer, grote doucheruimte, lichte kamer en goed uitzicht Veel licht, ruim Licht en ruimte
De Schutsmantel + + + + + + + + + + +
Goede sfeer/zorg, huiselijk warm Huiselijke en warme uitstraling/sfeer, gezellige zitjes, warme kleuren De sfeer die er hangt is warm Warme gezellige kleuren, goed gekozen meubels, veel ruimte Rustige, warme kleuren. Nette, praktische vloeren Gezellige sfeer als je binnen komt (een warme deken) Prettige kleuren, mooie vloeren, veel licht, huiselijke sfeer, voldoende gestoffeerd = goed geluid Overzichtelijk, licht, makkelijke stoelen, kleinschalig Ze proberen het zo huiselijk mogelijk te maken Gezellig en warm Warmte, gezelligheid
Heerewegen + + +
+ + + +
Grote gemeenschappelijke ruimtes De huiskamer en de eetkamer! Elke week verse bloemen. Eigen herkenbare spulletjes en meubels in de kamer. Kleurgebruik na de renovatie van de afdeling. Nieuw meubilair restaurant. Stimulatie om te bewegen. Het is pas vernieuwd. Het ziet er goed uit. Dit past bij de beleving van de bewoners (oubollig interieur) Kleinschalig per verdieping. Grote kantine met tuin Ze hebben nog hun eigen spulletjes en meubeltjes Mooie kleuren en toch rustig. Toegankelijk, herkenbaar, fris. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
194
Punten voor verbetering De Loericker Stee -
-
Momenteel vind ik de gangen en huiskamer erg kaal en ongezellig. Herkenbaarheid is verdwenen. De bewoners weten hun appartement niet meer te vinden omdat alle deuren hetzelfde zijn. Climate control systeem van gebouw en appartementen Kamer is goed Stopcontact bij kraan gevaarlijk Airco
De Schutsmantel -
Oudere mensen vervoer aanbieden naar dorp, isolerend Meer ruimte om te bewegen ivm rolstoel en rollators Grotere liften, tv opstelling in de lounge kan beter Eigen balkon. Liften mogen beide groot zijn. Geen drempels, badkamers klein bij gebruik rolstoel. Meer huiskamerachtige zitjes Wat ruimer, het is soms met alle rollators en stoelen nogal krap Aparte ruimtes voor mensen die niet 's avonds in de huiskomaer kunnen zitten met elkaar
Heerewegen -
195
Grotere kamers voor de bewoners De Kamers zijn sober. Iets meer ruimte en zouden een koelkast moeten bieden! Gezellige intieme hoekjes Kleinschalig zou fijn zijn. Hiermee wordt huiselijk gevoel gecreëerd (gezin) Huiselijke sfeer gangen. Nabootsing omgeving winkel, bloemenshop etc. Veel meer liften
H. Vragenlijst personeel In deze bijlage wordt de vragenlijst van het personeel weergegeven. In het tweede deel van deze bijlage worden de plus- en minpunten per wooncentrum weergegeven. -
Wat is de naam van het wooncentrum waar u werkt? ………………………………….
-
Wat is uw geslacht? 1. Man 2. Vrouw
-
Wat is uw geboortedatum? ..-..-….
-
Bent u kleurenblind? 1. Ja 2. Nee 3. Weet ik niet
-
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgemaakt? (een opleiding afgerond met diploma of voldoende getuigschrift) 1. Geen opleiding 2. Lagere school 3. LBO/VMBO 4. MAVO 5. MBO 6. HAVO/VWO 7. HBO 8. WO 9. Anders, namelijk ……….
-
Hoe lang werkt u al met een dementie-groep? (invullen in jaren) ………………………………….
-
Heeft u ervaring met het werken op een andere soort zorggroep? 1. Ja 2. Nee
-
-
Als de vorige vraag met ‘Ja’ is beantwoord dan: U heeft ervaring met het werken op een zorggroep anders dan een dementie groep. Welke zorggroep is dit? …………………………………. In welke omgeving zou u zelf het liefst werken? (5 maal) 1. Omgeving A 2. Omgeving B
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
196
-
Welke omgeving is volgens u het meest geschikt voor ouderen met dementie? 1. Omgeving A 2. Omgeving B
-
Wat vindt u goed aan de inrichting van het huis waarin u werkt? ………………………………….
-
Wat zijn volgens u punten voor verbetering wat betreft de inrichting van de woonomgeving? ………………………………….
Pluspunten van de woonomgeving De Schutsmantel +
+ + + + + + + + + + + +
Het heeft een bosrijke uitstraling dat veel rust en warmte uitstraalt. De inrichting is niet te druk en overzichtelijk. Het geeft op mij een goede indruk. Ik vind dat ons huis een huiselijke sfeer heeft ,maar niet te druk met oude meubels, Dus wel huiselijk maar toch functioneel Rustig, huiselijk Warme kleuren, luxe inrichting, straalt rust uit. Warme en luxueuze uitstraling Het is chique aangekleed en niet te druk voor de bewoners. Het is heel gezellig en heel knus. Het huis straalt warmte uit en gastvrijheid. De kleuren, de lounge in de gang met berkenbos op de muren Warme kleuren Overzichtelijk, gezellig, aandacht voor de bewoners als je kijkt naar de inrichting ( op de meeste punten ) Dat het er huiselijk uitziet. Er zijn de laatste maanden veel aanpassingen gedaan. De berkenhal op de 1e etage. De aanpassingen in de beweeg- en beleeftuin.
Heerewegen + + + +
+
197
Leuke gezellige ruimtes met veel ramen, meubilair zo als bijna iedereen van deze generatie ouderen heeft. Warm kleur gebruik. Heerewegen is een oud gebouw dus voldoet niet aan de eisen van een goed inrichting De sfeer en de warmte die je terug vindt in de huiskamer. Specifiek op de afdeling waar ik zelf werk. De stoelen die in de huiskamer staan zijn van de bewoners zelf. Zo hebben ze hun eigen plekje en dat is ook nog eens heel vertrouwd. Onze huiskamer is gezellig ingericht
Het Leendert Meeshuis + + + + + + + + +
+ + + + + + + + + + + + +
Omhullende kleuren Lichte kleuren en ruimte om te bewegen met een rolsoel. De warmte, de rustige uitstraling Het gebruik van natuurlijke materialen en natuur-kleuren, de logo´s op deuren v. sanitair, de ´naambordjes´ bij de kamers De huiselijkheid van de huiskamers. De kunst aan de muren, de bloemen en planten, veel zicht naar buiten naar het groen in de omgeving. Kleuren van meubilair en wanden, vloeren. Door kleur therapeut uitgezocht Goed nagedacht over kleurstelling Veel hout, pastelkleuren. Veel buitengroen. Er is een prachtige binnentuin en ook voor de bewoners van de afdeling psycho-geriatrie zijn er gelukkig diverse mogelijkheden om buiten te kunnen zitten. Ook fijn is dat bewoners die veel lopen helemaal rond kunnen lopen en dan weer bij hun huiskamer uitkomen. Vloerbedekking en warme kleuren, veel hout Sfeervol en warm Alles op een verdieping, dus geen trappen of liften. Kleurstellingen zonder te grote contrasten. Vroeger hadden we ook mooie ruimtes met aquarium en volière, zeer rustgevend voor onze bewoners. Warmte in kleurgebruik en 'warme' materialen (hout) Rust in de aankleding Algemene ruimtes 'neutraal' Bewoners kamers eigen' touch' Gebruik echte planten en bloemen" Meubels in oude stijl De warme kleuren en de aankleding met bloemen. Huiselijk, laagbouw, alle ruimtes toegankelijk
D’Amandelboom + + +
Niet heel fijn en mooi Kleuren op de muur. Meubels in oude stijl
St. Joseph +
Leuke gezellige ruimtes met veel ramen, meubilair zo als bijna iedereen van deze generatie ouderen heeft. Warm kleur gebruik.
Punten voor verbetering De Schutsmantel -
Iets meer opvrolijking van de muren, meer warme kleuren. Wij zijn stijlvol ingericht. ruimere ruimtes De deuren in het appartement/halletje. Meer herkenbare huiselijkheid voor ouderen van nu. Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
198
-
-
-
Er mogen wel wat vrolijkere kleuren (wel rustige) i.p.v zo donker als het nu is. Ook de stoelen die we nu gebruiken zouden wel wat hoger kunnen zodat het voor de zorgvragers wat makkelijker is op te gaan zitten en opstaan. wat meer accessoires, meer hogere stoelen. Het zou fijn zijn als er een ruimte is voor de pg afdeling met meer ruimte om te lopen b.v een rondje richting aanduiding voor dementerende . waar is de eetzaal, wc enz. Een rustige woonomgeving met niet teveel verschillende kleuren, stoelen die zijn aangepast voor de oudere bewoner dus niet te laag, afneembare gebruiksmiddelen ( b.v. de stoelen ) aparte ruimte voor bv. activiteiten voor PG bewoners. Nu wordt alles gedaan in de Huiskamer ( eten, drinken, rusten, activiteiten etc. De ruimte is hier te klein voor Alle vloeren moeten goed schoon te maken zijn. In de periode tussen de maaltijden en activiteiten is de lounge te klein voor het aantal bewoners dat wacht op een volgende activiteit.
Het Leendert Meeshuis -
-
-
199
kleinschaliger ordening Meer huiskamerruimte en andere verlichting. grotere slaapkamers (Sfeer-)verlichting, ramen (die niet open kunnen), te grote ruimtes (intiemer indelen door optische afscheidingen), (vitrages i.p.v.) luxaflex, plafonds (zijn te hoog), (meer) planten, ... Wat meer zithoekjes met gezellige verlichting. Meer eenpersoonskamers. De verlichting in de huiskamers. De inrichting van de keukens, je staat altijd met je rug naar de bewoner. de vloeren niet te licht en te egaal maken, dan zie je elke vlek. Verbetering van meubilair Kleuren nog meer afstemmen. Prikkels beter doseren. Groen toegankelijker maken: visueel en letterlijk. Verwijderen vloerbedekking, verwijderen drempels in natte ruimtes, Meer lichtinval. In een ander huis zou er vanuit de huiskamers wat meer zicht moeten zijn op de zitjes in de gang, zodat bewoners die daar gaan zitten er ook een kopje koffie kunnen krijgen. Wat meer 'uit in huis'. Vloerbedekking eruit Diverse formaten van de woongroepen, er zijn verschillende behoeften. sommige stoel en bakkeuzes zijn wat te druk Te weinig mogelijkheden voor zitjes of themahoekjes in de gang. Geen loopcircuit mogelijk, bewoners lopen steeds tegen een muur. In de keukens staat personeel met rug naar bewoners, daardoor weinig contact met bewoners en geen zicht op wat bewoners doen. alles is te krap, kamers te krap, te weinig sanitair, vloerbedekking is vies en onhandig Meer zithoekjes Keuken waar je niet met je rug naar de bewoners staat
Heerewegen -
-
-
Heerewegen is een oud gebouw dus voldoet niet aan de eisen van een goed inrichting, kijk b.v. in de grote zaal alles staat op elkaar en niet beleving gericht vanuit de bewoner De inrichting is niet meegenomen voor ouderen met dementie maar gekeken vanuit de architect De afdeling is net vernieuwd. Persoonlijk vind ik de kleuren in de gangen niet mooi. Zeker als je kijkt naar belevingsgerichte omgeving, vind ik die kleuren niet passen. Op de een of andere manier geeft het uiteindelijk wel rust, maar persoonlijk dus een andere smaak. Verder eigenlijk tevreden! De gangen zijn lang en recht, de kleuren zijn niet goed aangepast aan de doelgroep.
D’Amandelboom -
Meer lichte kleuren wij hebben muren met allemaal hele donkere muren Het staat te vol met spullen. Te weinig mogelijkheden voor zitjes of themahoekjes in de gang. Geen loopcircuit mogelijk, bewoners lopen steeds tegen een muur. Te weinig mogelijkheden voor zitjes of themahoekjes in de gang
St.Joseph -
De verlichting heeft nog veel aandacht nodig.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
200
I. Script analyse SAS LIBNAME Marieke 'D:\@Clarine\Afstudeerders\@Marieke\SAS'; *Libname moet altijd geselecteerd en gerunned worden als er in SAS gewerkt wordt; *Commentaar in SAS kan gegeven worden door middel van een ster aan het begin van de regel en een punt komma aan het eind van de regel; *Omdat de Libname Marieke is aangemaakt is het niet nodig om het hele pad te selecteren en te runnen; proc import out= Marieke.DatSPSS file="D:\@Clarine\Afstudeerders\@MArieke\SAS\Resultaten_all_merged" DBMS=SPSS replace; run; Proc contents DATA = Marieke.DatSPSS; *Het is goed om dit te runnen want dit print de versie van SAS en de datum van de macro’s; *De macro’s zijn gebruikt om de output te rangschikken in een bepaald format zodat deze bruikbaar is voor de dicrete choice analysis; *De gehele analyse is frequency based. Daarom geeft de optie expb (exponent beta) de hazard ratio; %phchoice(on expb); *Optie om de lengte van de output te bepalen; options ls=80 ps=60 nonumber nodate; title; *%phchoice(off); *%phchoice(on); *Catmod geeft een overzicht op hoofdeffecten, de discrete choice analysis voorziet in meer detail informatie; *Proc catmod kan gebruikt worden voor de multionomiale logistische regressie. ODS RTF FILE="D:\@Clarine\Afstudeerders\@MArieke\finallogistischeregr6.RTF"; proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep ne 1; response logits; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /freq itprint design param=ref; title 'catmod: bewoners mantelzorg en verpleging catmod subsample =1 and choice ne 3 and groep ne 1'; run;
201
*Hazard ratio. Via logisitc krijg je de deelcontrasten; *Als je de verhouding altijd boven de 1 wilt, dan 1/(exp(param)); proc logistic data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 1 and kleur ne 0; class Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /param= ref; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /link=glogit; title 'logistic procedure sas: bewoners perspectief mantelzorg en verpleging logistische regressie subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 1 and kleur ne 0'; run; proc freq data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 1 and kleur ne 0; table Layout * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Dimensie * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Wayfind * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kleur * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kunst * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Material * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Planten * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Uitzicht * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Verlichting * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Vormgeving * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Ziekenhuis * choice / relrisk norow nocol nopercent; run; proc logistic data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and choice ne 3 and groep eq 2 and kleur ne 0; class Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /param= ref; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /link=glogit; title 'logistic procedure sas: bewoners mantelzorg perspectief en verpleging logistische regressie subsample =2 and choice ne 3 and groep eq 2 and kleur ne 0'; run; proc freq data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and choice ne 3 and groep eq 2 and kleur ne 0; table Layout * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Dimensie * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Wayfind * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kleur * choice / relrisk norow nocol nopercent;
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
202
table Kunst * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Material * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Planten * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Uitzicht * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Verlichting * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Vormgeving * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Ziekenhuis * choice / relrisk norow nocol nopercent; run; proc logistic data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and choice ne 3 and groep eq 3 and kleur ne 0; class Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /param= ref; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /link=glogit; title 'logistic procedure sas: bewoners mantelzorg en verpleging perspectief logistische regressie subsample =2 and choice ne 3 and groep eq 3 and kleur ne 0'; run; proc freq data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and choice ne 3 and groep eq 3 and kleur ne 0; table Layout * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Dimensie * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Wayfind * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kleur * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kunst * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Material * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Planten * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Uitzicht * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Verlichting * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Vormgeving * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Ziekenhuis * choice / relrisk norow nocol nopercent; run; proc logistic data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 2 and kleur ne 0; class Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /param= ref; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /link=glogit; title 'logistic procedure sas: mantelzorg vanuit dementie perspectief subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 2 and kleur ne 0'; run; proc freq data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 2 and kleur ne 0; 203
table Layout * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Dimensie * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Wayfind * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kleur * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kunst * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Material * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Planten * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Uitzicht * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Verlichting * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Vormgeving * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Ziekenhuis * choice / relrisk norow nocol nopercent; run; proc logistic data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 3 and kleur ne 0; class Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /param= ref; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /link=glogit; title 'logistic procedure sas: personeel vanuit dementie perspectief subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 3 and kleur ne 0'; run; proc freq data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep eq 3 and kleur ne 0; table Layout * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Dimensie * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Wayfind * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kleur * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Kunst * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Material * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Planten * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Uitzicht * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Verlichting * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Vormgeving * choice / relrisk norow nocol nopercent; table Ziekenhuis * choice / relrisk norow nocol nopercent; run; ODS RTF CLOSE; ODS RTF FILE="D:\@Clarine\Afstudeerders\@MArieke\finalmaineffects2.RTF"; proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep ne 1; direct Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
204
/freq covb corrb itprint design; title 'zonder bewoners catmod'; run; proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep=1; direct Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /freq covb corrb itprint design; title 'alleen bewoners catmod subsample =1 and choice ne 3 and groep=1'; run; proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =1 and choice ne 3 and groep ne 3; direct Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /freq covb corrb itprint design; title 'zonder verpleging catmod subsample =1 and choice ne 3 and groep ne 3'; run; proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and groep =2 and choice ne 3; direct Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /freq covb corrb itprint design; title 'alleen eigen voorkeur mantelzorg catmod subsample =2 and groep =2 and choice ne 3'; run; proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and groep =3 and choice ne 3; direct Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /freq covb corrb itprint design; title 'alleen verpleging catmod subsample =2 and groep =3 and choice ne 3'; run;
205
proc catmod data=Marieke.DatSPSS2; where subsample =2 and groep ne 1 and choice ne 3; direct Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis; model choice=Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /freq covb corrb itprint design; title 'perspectief verpleging en mantelzorg catmod subsample =2 and groep ne 1 and choice ne 3'; run; ODS RTF CLOSE; *De gebruikte catmod is een logistische regressie, de keuze is een nominale variabele, de onafhankelijke zijn de attributen. Omdat de attributen ook nominale variabelen zijn is deze procedure goed en hoeft de functie logistic regression niet uitgevoerd te worden; *Om de data bruikbaar te maken voor discrete choice analysis moet de data eerst gerecodeerd worden in een matrix van 0 en 1 door middel van transreg; *transreg geeft de gewenste matrix als output, de matrix wordt altijd coded genoemd en transregs slat ook een aantal variabelen op in_tgrind; *lprefix=0 betekent dat de geprinte labels geen gebruik maken van de namen van de variabelen; *Door middel van /zero wordt het referentie-niveau bepaald; *Het referentie-niveau is standard als zero=none; *Om een dicrete analysis te runnen moet altijd eerst transreg gerunned worden om de matrix te coderen, end an phreg om de discrete choice analysis uit te voeren; *Vervolgens wordt de output weggeschreven naar een word dwz, een rtf bestand; ODS RTF FILE="D:\@Clarine\Afstudeerders\@MArieke\discretechoice.RTF"; proc transreg design=5000 data=Marieke.DatSPSS nozeroconstant norestoremissing; model class(Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /zero=none order=formatted)/ lprefix=0; output out=Marieke.Coded (drop=_type_ _name_ intercept); id ID2 Versie item choice; run; proc phreg data=Marieke.coded outest=Marieke.betas; where choice ne 3; strata id2 item; model choice*choice(2)=&_trgind/ties=breslow; title 'discrete choice analyses'; run;
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
206
Data Marieke.DatSPSS2; set Marieke.DatSPSS; if (item >= 11) THEN subsample=2; *voorkeuren niet bewoners; if (item < 11) THEN subsample=1; *voorkeuren bewoners; run; proc transreg design=5000 data=Marieke.DatSPSS2 nozeroconstant norestoremissing; model class(Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /zero=none order=formatted)/ lprefix=0; output out=Marieke.Coded (drop=_type_ _name_ intercept); id ID2 Versie subsample item choice groep; run; proc phreg data=Marieke.coded outest=Marieke.betas; *voorkeuren bewoners; where subsample=1 and choice ne 3; *where subsample =1 and choice ne 3; strata id2 item; model choice*choice(2)=&_trgind/ties=breslow; title 'voorkeuren bewoners'; run; proc phreg data=Marieke.coded outest=Marieke.betas; *voorkeuren mantelzorg; where subsample=2 and groep eq 2 and choice ne 3; strata id2 item; model choice*choice(2)=&_trgind/ties=breslow; title 'voorkeuren mantelzorg'; run; proc phreg data=Marieke.coded outest=Marieke.betas; *voorkeuren mantelzorg vanuit dementie perspectief; where subsample=1 and groep eq 2 and choice ne 3; strata id2 item; model choice*choice(2)=&_trgind/ties=breslow; title 'voorkeuren mantelzorg vanuit dementie perspectief'; run; proc phre g data=Marieke.coded outest=Marieke.betas; *voorkeuren personeel; where subsample=2 and groep eq 3 and choice ne 3; strata id2 item; model choice*choice(2)=&_trgind/ties=breslow; title 'voorkeuren personeel'; run; 207
proc phreg data=Marieke.coded outest=Marieke.betas; *voorkeuren personeel vanuit dementie perspectief; where subsample=1 and groep eq 3 and choice ne 3; strata id2 item; model choice*choice(2)=&_trgind/ties=breslow; title 'voorkeuren personeel vanuit dementie perspectief'; run; proc transreg design=5000 data=Marieke.DatSPSS2 nozeroconstant norestoremissing; model class(Layout Dimensie Wayfind Kleur Kunst Material Planten Uitzicht Verlichting Vormgeving Ziekenhuis /zero= 'Organisch' 'Smal' 'Geen' 'Koel' 'Beelden' 'Glad' 'Wel planten' 'Stads' 'Koel' 'Modern' 'Contacthoek' order=formatted)/ lprefix=0; output out=Marieke.Coded (drop=_type_ _name_ intercept); id ID2 Versie subsample groep item choice; run; ODS RTF CLOSE;
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
208
J. Het planproces In het planproces kunnen drie hoofdfasen worden onderscheiden (Van der Voordt et al., 1998): 1. Beleidsontwikkeling; 2. Productontwikkeling; 3. Gebruik en evaluatie. Doel van deze fasering is het mogelijk maken van een goede sturen en bewaking van het vaak langdurige en complexe planproces. Gedurende het planproces verschuift de focus van globaal naar gedetailleerd en van abstract naar concreet.
Figuur 52. Invloed op kwaliteit en kosten gedurende de verschillende planfasen (Van Eck, 1988)
Uit Figuur 52 blijkt dat met name in de eerste fasen van het planproces sturing op kwaliteit en kosten goed mogelijk is. Maar door het relatief hoge abstractieniveau in deze planfasen is het lastig om een eenduidig beleid met herkenbare en praktische consequenties voor de werkvloer te formuleren. Aangezien de architect niet aan de slag kan met een concrete invulling voor een abstract plan wordt in de fase van productontwikkeling allereerst het Programma van Eisen (PvE) geformuleerd. Het PvE geeft sturing aan het ontwerp door gestelde eisen waaraan het te realiseren product zal moeten voldoen. Dit vormt het communicatiemiddel tussen de opdrachtgever en de architect (Figuur 53 op volgende pagina). De ontwerpers toetsen het ontwerp aan de hand van het PvE om het vervolgens door te kunnen geven aan de bouwers.
209
Figuur 53. Verantwoordelijkheden en rollen van de belangrijkste participanten in het planproces (Van der Voordt et al., 1998)
Er blijkt in deze PvE’s doorgaans echter weinig te vinden over de wensen en eisen ten aanzien van de vormgeving en het ruimtelijk beeld hoewel deze eisen wel een grote invloed hebben op het ontwerp. Het kan dus zinvol zijn om in het PvE een korte passage te wijden aan de beeldverwachting, zonder de speelruimte voor de architect te veel te beperken (Van der Voordt et al., 1998). Door beeldverwachting in te voegen wordt minder ruimte gelaten aan de eigen beeldvorming en perceptie zoals in een woordelijk PvE het geval is (Figuur 54). Hierdoor wordt miscommunicatie ten aanzien van de beeldverwachting beperkt (Zeisel, 2006).
Figuur 54. Miscommunicatie door eigen beeldvorming en perceptie (Zeisel, 2006)
Uit de praktijk blijkt dat het missen van een gestandaardiseerd, ruimtelijk PvE voor het ontwerp van kleinschalige woonvoorzieningen voor demente ouderen steeds weer leidt tot ineffectieve keuzes ten aanzien van de vormgeving (S.J.M.M. de Koning, persoonlijke communicatie, 11 december, 2013). Voor dit onderzoek is het dus van toegevoegde waarde om een ruimtelijk beeldkwaliteitsplan te leveren voor een optimale productontwikkeling en maximale invloed op de kwaliteit in deze fase van het planproces.
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
210
K. Overzicht activiteiten Interviews en gesprekken Wanneer 18-09-13 21-11-13 02-12-13 09-12-13 11-12-13 13-12-13
Wat Gesprek Interview Interview Interview Interview Interview
Wie Marc Prosman (MP) Jarno Nillesen (JN) Jan Luursema (JL) Henri Snel (HS) Sylvia de Koning (SdK) Pieter Schimmel (PS)
Functie Architect Architect Projectleider Architect Vormgevingsadviseuse Verpleegarts
Site visits Wanneer 23-10-13 04-11-13 13-11-13 13-11-13 19-11-13 19-11-13 25-11-13 26-11-13 03-12-13 30-12-13
Wat Bezoek Bouwvergadering Observatie Observatie Observatie Observatie Observatie Observatie Observatie Observatie
Welke Akkerleven Kulenburg De Rietvinck Czaar Peterpunt De Stuifberg D’Amandelboom De Herbergier De Raak St. Joseph De IJsvogel
Waar Schipluiden Culemborg Amsterdam Amsterdam Vathorst Bilthoven Gouderak Amsterdam Achterveld Ermelo
Wat Onderzoek Kennismakingsgesprek Kennismakingsgesprek Kennismakingsgesprek Onderzoek Onderzoek Onderzoek
Contactpersoon Meta Sleijster Hans Altenburg Lena Tamboer Mieke Blaas Ben Cornelissen Hans Altenburg Mieke Blaas
Waar De Schutsmantel Leendert Meeshuis De Loericker Stee Heerewegen De Loericker Stee Leendert Meeshuis Heerewegen
Onderzoek Wanneer 27-05-14 28-05-14 30-06-14 01-07-14 31-07-14 08-08-14 21-09-14
211
Wonen voor ouderen met dementie | Marieke de Boer-Lootens
212