18 werk
TEKST CATHALIJNE BOLAND FOTOGRAFIE ADRIE MOUTHAAN
ONBEWAAKT OGENBLIK Creativiteit en de rol van het onbewuste
Nikolaï Carels (42), ontwerper Wat: snijplank Waar: onder het koken
■
‘Ik had al een tijdje een briefing liggen van een nieuw merk voor keukenartikelen. De opdracht was: ontwerp een product met toegevoegde waarde voor een markt die al wordt overspoeld met keukengereedschappen. Ik zat ertegenaan te hikken, ook door mijn aversie tegen het ontwerpen van overbodige dingetjes. Omdat ik nog maar een week had, ben ik op een ochtend thuis een kooksessie gaan faken. Het was doelgericht koken, ik deed het om op een idee te komen. Moet ik iets voor kinderen ontwerpen, dan dompel ik me onder in een crèche. Ik zet dan als het ware de bandrecorder aan: “Opletten nu.” Het begon bij de snijplank. Die grote houten snijplanken, die hebben een vaste plek in de keuken, die verplaats je niet. Die kleine plastic snijplanken wel, dat is eigenlijk een vervoermiddel voor voedsel. Als ik nou die plank ga bekijken als een vervoermiddel: hoe krijg ik dan om te beginnen die plank omhoog? Er is geen ruimte voor je vingers. En als ik de plank scheef houd om de prei in de pan te schuiven, flikkert de helft eraf.’ (Pakt mijn pen af en tekent zijn ontwerp: een plank met aan beide zijden een uitgespaarde curve, die enerzijds kan dienen als vingergootje en anderzijds als ‘schenk’-tuit.) ‘Potverdorie een plank! Er viel dus toch nog iets te verbeteren aan zo’n alledaags product. Daarna werd het een geknetter van eurekaatjes, tot het moment waarop het totale product zich aan me voordeed. Het eureka-moment is de kick waar ik als ontwerper voortdurend naar zoek. Een ontwerp dat functioneel helemaal klopt, geeft een gelukzalig gevoel in je buik.’
NICOLAÏ CARELS WON IN 1990 DE EERSTE HEMA-ONTWERPWEDSTRIJD MET DE FLUITKETEL LAPIN, DIE NOG STEEDS IN DE COLLECTIE ZIT. DE SNIJPLANK KREEG EEN RED DOT, EEN BELANGRIJKE DUITSE ONTWERPPRIJS.
‘Ik ging doelgericht koken om op een idee te komen’
WWW.INTERMEDIAIR.NL INTERMEDIAIR 09 29 FEBRUARI 2008
Een eureka-moment komt onverwacht; het lijkt niet af te dwingen. Waar komt een geniale ingeving dan vandaan? Hoe werkt creativiteit? Het onbewuste doet originele vondsten op een oneindig grote rommelzolder.
‘De zinnen formuleerden zichzelf’ Hagar Peeters (35), dichteres Wat: een complete gedichtencyclus in anderhalf uur Waar: in het vliegtuig van Kaapstad naar Durban
■
‘Ik was in Zuid-Afrika op een poëziefestival geweest. Het was me opgevallen hoe geëngageerd de gedichten waren die ik had gehoord. Een engagement waar in Nederland een beetje op neergekeken wordt; alsof dat minderwaardige poëzie oplevert. Dat maakte me een beetje boos. In het vliegtuig van Kaapstad naar Durban vroeg ik me af: waar maak ik me nou kwaad over? Ik gaf mezelf echt de opdracht: waar zou ik over schrijven als het geëngageerd mocht zijn? En opeens kwam er een hele cyclus van gedichten in mijn hoofd, over de uitgeprocedeerde asielzoekers die het land uit moesten. Er zaten twee Duitse dames naast mij, die samen zaten te keuvelen. En ik zat te schrijven, en het ging maar door, een hele cyclus, in anderhalf uur. Drie dagen voor de Schipholbrand. Alle prikkels en impulsen van dat poëziefestival hadden me in de stemming gebracht om zelf te dichten, om alles in een poëtisch verband te plaatsen. Net als vroeger, wanneer ik naar het KröllerMüller Museum ging. Als ik dan al die schilderijen zag, kreeg ik zin om naar huis te hollen en zelf te gaan tekenen. Soms word ik ’s ochtends of ’s nachts wakker met een gedicht in mijn hoofd. Je hebt dat bekende citaat van Carmiggelt – dat hij papier naast zijn bed had gelegd voor zijn geniale ingevingen, en dat hij toen zoiets opgeschreven had als “eekhoorntje op landweg”. Bij mij gaat het in die zeldzame gevallen niet om eekhoorntjes op de landweg. Eén keer formuleerden de zinnen zichzelf. Ik wist: als ik nu opsta, mis ik de rest. Ik moest wachten tot de hele cyclus zich had ontrold, negen gedichten achter elkaar. Maar alleen de laatste regels van het laatste gedicht heb ik kunnen reconstrueren. Heel frustrerend was dat.’ DE GEDICHTENCYCLUS ‘HET HUIS VAN DE UITGEWEZENE’ VERSCHIJNT DIT VOORJAAR IN HAGAR PEETERS’ NIEUWSTE BUNDEL ‘LOPER VAN LICHT’.
werk 19
20 werk
‘A
lsof je bovenaan de roetsjbaan staat. Zo voelt het als ik voor een belangrijke doorbraak sta.’ In de zomer van 2002 was Robbert Dijkgraaf, hoogleraar mathematische fysica aan de UvA, op weg naar een congres in Oxford. ’s Ochtends had hij met zijn vrouw de kinderen naar school gebracht. Hoewel dat chaotisch was verlopen, gebruikte hij de tijd die hij overhad om thuis nog even snel zijn e-mail te checken, in plaats van rustig afscheid te nemen van zijn vrouw. ‘Ik voelde me echt zo’n vakidioot.’ Er was een mailtje van zijn collega-fysicus Cumrun Vafa uit Boston. ‘We concentreerden ons al twee weken op een bepaald probleem. De avond tevoren had hij opeens heel enthousiast opgebeld met een idee. Zijn mailtje van die ochtend was niet langer dan drie regels. Hij had een berekening gemaakt op grond van zijn idee, en de uitkomsten klopten precies. Met die wetenschap vertrok ik naar het vliegveld.’ Op Schiphol liep Dijkgraaf tegen een kennis aan die ook naar Londen vloog en voorstelde naast elkaar te gaan zitten. Dat bleek niet mogelijk te zijn. ‘In het halve uurtje dat ik in de lucht hing, kon ik me dus heel goed concentreren. Ik had geen aantekeningen bij me, ik wist alleen de hoofdlijnen. Terwijl die kennis van mij een stukje verderop wat in het InterFly-magazine zat te bladeren had ik binnen tien minuten de afleiding berekend. We stapten uit en ik zei: volgens mij heb ik echt een belangrijke doorbraak gemaakt.’ Die doorbraak leidde tot de Dijkgraaf-Vafa-formule. Het was een klassiek eureka-moment: een plotseling dagend inzicht in een probleem, na een lange en intensieve zoektocht. Dijkgraaf: ‘De voorfase kan wel twee, drie maanden duren, en in die periode is het hard werken. Tot je op een gegeven moment al je etudes hebt gespeeld. De werkelijke vondst kost dan eigenlijk geen moeite meer.’
Hoe komt zo’n eureka-moment tot stand? En
weidser geformuleerd: hoe werkt creativiteit? Ap Dijksterhuis, hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, schrijft erover in zijn boek Het slimme onbewuste. Dat onbewuste van ons is zo slim doordat het 200.000 keer zoveel kan verwerken als ons bewuste brein. ‘Als ons bewustzijn één meter vertegenwoordigt, beslaat ons onbewuste de afstand van Groningen naar Utrecht.’ Het eureka-moment lijkt zich plotseling uit het niets aan te dienen, maar dat is niet zo. Het onbewuste is al die tijd naarstig op zoek geweest; alleen geeft het de oplossing pas aan het bewustzijn door als het klaar is. ‘Net als een schrijver of kunstenaar die zijn werk meestal pas aan anderen laat zien als het helemaal af is.’ Dat blijkt uit een woordraadselexperiment van de Canadees Kenneth Bowers. Proefpersonen moesten op grond van vijf woorden (zoals rood, noot, schaal, vers, sap) op zoek naar een overkoepelend woord (in dit geval ‘fruit’). Wisten ze het niet, dan gaf Bowers er telkens een aanwijzing bij. Als de oplossing zich aandiende, hadden de proefpersonen een kleine eurekaervaring: ineens wisten ze het antwoord. Maar uit een analyse van de antwoorden bleek dat ze wel degelijk steeds dichter bij het goede antwoord waren gekomen. ‘Onbewust besluip je als het ware langzaam je prooi, je komt stap voor stap dichterbij, hoewel je dat bewust niet in de gaten hebt.’ Het wonderlijke is dat het onbewuste het gevonden goede antwoord niet altijd doorgeeft. Het is dan onbewust geactiveerd (dat is bekend uit andere woordraadselexperimenten), maar het blijft op het puntje van de tong liggen. Dijksterhuis vermoedt dat het iets te maken heeft met het gelukzalige gevoel dat bij een eureka-moment hoort. In zijn boek vraagt hij zich af of dat gevoel een gevolg is van zo’n ontdekking, of dat het de reden is dat de informatie vanuit het onbewuste wordt doorgegeven aan het bewustzijn. ‘Als ik moet gokken’, zegt hij desgevraagd, ‘dan is dat gevoel nodig om het inzicht door te laten naar het bewustzijn. Ik denk dat het méér is dan een bijproduct.’
Een creatieve ingeving laat zich niet afdwingen, maar stuurloos ronddobberen tot de inspiratie zich aandient is evenmin een goed idee. Robbert Dijkgraaf heeft de ervaring dat het proces in fases verloopt. ‘Het moment komt nooit zomaar uit de lucht vallen.’ Het begint met een brede zoektocht naar een onderwerp. Onder andere door te sparren met collega-fysici. ‘Een van de charmantere aspecten van de theoretische natuurkunde is de kwajongensachtige
WIE IN BED, BUS OF BAD ZIJN GEDACHTEN DE VRIJE LOOP LAAT, SCHEPT RUIMTE VOOR HET ONBEWUSTE
sfeer van de summer schools in berggebieden. Theoretisch natuurkundigen zijn erg informeel en cultiveren dat. Tijdens zo’n summer school hebben we niet meer dan een of twee lezingen. Verder zitten we rond de picknicktafel, of met zijn allen rond een schoolbord, formules op te schrijven. Net als in de film inderdaad.’ Soms breekt er dan een nieuwe fase aan: ‘Ineens word je heel sterk een bepaald onderwerp in gezogen. Dan voel je dat je je daarop moet concentreren. Ik ga dan bijvoorbeeld nauwgezet aantekeningen maken, of de hele dag over het onderwerp lezen; het heeft bijna een ritueel karakter. En wat erg helpt, is een sparringpartner, omdat je het waardevolle moet zien te onderscheiden van de ruis.’ Het eureka-moment volgt in een onbewaakt ogenblik. ‘Op het moment dat je het loslaat, dient het zich aan. In mijn promotietijd ging ik daarvoor een stukje pianospelen, of in het bos lopen. In de luwte zie je dan opeens het voor de hand liggende.’ De uitwerking daarvan kan een fluitje van een cent zijn – zoals in het vliegtuig naar Londen het geval was – maar soms is het nog een heel gezwoeg. ‘Ik geloof niet dat iemand ooit een complete formule cadeau heeft gekregen. Je weet opeens: dít heeft met dát te maken, en wel dáárom. En dan kun je aan het werk. Veel natuurkundige artikelen zijn in omgekeerde volgorde geschreven: eerst was er het intuïtieve inzicht, maar dat inzicht vormt de conclusie van het artikel, niet het begin.’
De fases die Dijkgraaf beschrijft, komen overeen met het vierfasenmodel dat de psycholoog Graham Wallas in de jaren twintig presenteerde. De fases zijn achtereenvolgens: preparatie (intens en bewust aan potentiële oplossingen werken); incubatie (de verschillende ideeën worden in het onbewuste gecombineerd); illuminatie (het eureka-moment); verificatie (het inzicht wordt op zijn merites beoordeeld). Ap Dijksterhuis benadrukt het belang van de incubatietijd voor het creatieve proces, omdat in die fase het onbewuste aan het werk is. En daarin verlopen zoekprocessen anders dan in het bewustzijn: ‘Wanneer we bewust nadenken, blijven we “dicht bij huis”. We zijn gefocust. Wanneer we onbewust nadenken, waaieren we uit, we zijn erg associatief en niet erg gefocust.’ Dijksterhuis maakt de vergelijking met twee zaklampen: ‘Bij het bewuste is de lamp fel maar de lichtbundel heel smal, waardoor een klein oppervlak fel verlicht wordt. Bij het onbewuste is de bundel minder fel maar veel breder, waardoor een veel groter oppervlak (enigszins) verlicht wordt.’ Het onbewuste zoekt de hele rommelzolder af en komt daardoor met originelere vondsten. En het mooie is: uit experimenten blijkt dat het onbewuste zelfs voor ons verder zoekt terwijl we slapen. Scholen en bedrijven zouden die wetenschap kunnen gebrui-w
werk 21
WWW.INTERMEDIAIR.NL INTERMEDIAIR 09 29 FEBRUARI 2008
Thijs Bouman (28), interior designer IKEA Wat: de fietscaravan Waar: op zijn stageadres
■
‘Mijn vriendin en ik gingen kamperen. Lig je ’s avonds in bed, is het matrasje al weer leeg terwijl je het net hebt opgepompt. Een opgepropte trui onder je hoofd, een rugzak die in je rug ligt te drukken. Het was gewoon irritant. “Wil jij dan een caravan?”, vroeg mijn vriendin. “Nee”, zei ik. “Zo lelijk.” Toen bedachten we opeens dat we zelf wel een caravan konden bouwen. Een mooi idee voor de eindopdracht voor onze opleiding, het hout- en meubileringscollege. Twee weken voordat mijn stage afliep, belde mijn vriendin. Ze had een telefoontje van school gehad, dat we geen caravan mochten bouwen. Ze vonden het een te groot project. We hadden het hout al gekocht! Toen zei ik – flóp: “Waarom bouwen we niet een caravan voor achter de fiets?” Eerst praatten we daar overheen. Maar later op de dag ging ik een schets maken. Ik googlede om te achterhalen of er al een fietscaravan bestond, maar nee. Te gek! Dan ga je lachen. Ik heb vervolgens meer dan 240 uur nagedacht hoe ik De Fietscaravan kon bouwen. Dat was eigenlijk een serie van eureka-momentjes. Het idee dat het leuk zou zijn om ’s avonds naar de sterren te kijken, dat we dus een dakraampje moesten maken. De ingeving dat we de caravans aan elkaar konden koppelen. Waar het vandaan kwam, ik snap er ook niks van hoor. Misschien is dat het impulsieve wat ik heb. Een paar weken geleden was ik er opeens van overtuigd dat ik in Zweden wilde wonen. Dat is net zoiets.’ THIJS BOUMAN DEED MEE AAN HET TV-PROGRAMMA ‘HET BESTE IDEE VAN NEDERLAND’ EN KWAM IN DE FINALE MET DE FIETSCARAVAN. STICHTING HET BESTE IDEE VAN NEDERLAND PROBEERT HET PRODUCT AAN EEN BEDRIJF TE KOPPELEN.
‘Eigenlijk was het een hele serie van eurekamomentjes’
werk 23
WWW.INTERMEDIAIR.NL INTERMEDIAIR 09 29 FEBRUARI 2008
wken door aan het eind van de dag vast te vertellen: morgen gaan we met deze opdracht aan de slag, oppert Dijksterhuis. ‘Niemand hoeft zich met zo’n opdracht bezig te houden, maar onbewust gebeurt dat dan toch.’ Noem het huiswerk voor het onbewuste. Het onbewuste heeft dus 24-uursdienst; sommige mensen worden zelfs midden in de nacht wakker met een geniale ingeving. Het is kenmerkend voor eureka-momenten: ze komen op de meest onverwachte momenten. Dijksterhuis gaat om die reden nooit zonder pen en notitieblokje boodschappen doen. In zijn boek noemt hij ‘de drie B’s: bed, bus en bad’. Wie zijn gedachten de vrije loop laat, letterlijk even niets aan zijn hoofd heeft, schept ruimte voor ‘boodschappen’ uit het onbewuste. En in bed, onder de douche of op reis is dat bij uitstek het geval. Opnieuw: het laat zich niet afdwingen, in bad gaan zitten met de nadrukkelijke bedoeling een eureka-moment te beleven, zal niet werken. Maar om de ingeving een kans te geven, kan het helpen deze Intermediair niet in bad te lezen.
Is er nu eigenlijk een verschil tussen de totstandkoming van geniale ingevingen en de meer alledaagse varianten daarvan? Hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie Carsten de Dreu (UvA) denkt van niet. ‘The Big Insight van Einstein verschilt niet wezenlijk van mijn ingeving dat ik cola op de schroef moet doen om hem los te weken.’ Hij is ook licht sceptisch over ‘de drie B’s’: ‘Hoeveel van mijn ideeën kreeg ik terwijl ik gewoon achter de computer zat? Ik denk de meeste, maar een ingeving op een onverwacht moment valt natuurlijk veel meer op.’ We moeten het creatieve proces niet mythologiseren, wil hij maar zeggen. De Dreu ontmythologiseerde nog iets anders: het wijdverbreide idee dat je vooral creatief bent in een positieve gemoedstoestand. ‘Er bestaat een lange onderzoekstraditie waar dat uit naar voren lijkt te komen.’ De gangbare theorie over gemoedstoestanden is dat je die op twee dimensies kunt indelen: positief versus negatief, en activerend versus deactiverend. ‘Uitgelaten blij’ is een positieve, activerende stemming; ‘ontspannen kalm’ is positief maar deactiverend. Woede is negatief en activerend, bedroefdheid negatief en deactiverend. De Dreu vroeg zich af wat nu de sleutel was voor creativiteit: ‘Zijn blije mensen nu creatiever omdat ze positiever zijn, of omdat ze actiever zijn? Of gaat het om een combinatie van de twee?’ Zijn hypothese was dat de mate waarin een stemming activerend is, bepalend is voor creativiteit. En dat bleek te kloppen; het is gedoopt tot het dual pathway to creativity-model. ‘Als mensen geactiveerd worden, neemt de omvang van hun werkgeheugen toe. Wat doe je nou met dat grotere werkgeheugen? Ga je losjes combineren, divergent denken – dan volg je de flexibiliteitsroute, en die hoort bij een positieve stemming. Of ga je juist systematisch, consequent en analytisch alle opties uitpluizen? Dat is de persistentieroute, en die hoort bij een negatieve gemoedstoestand. Die maakt namelijk dat je analytischer wordt.’ Het bestaan van de persistentieroute verklaart een hoop. ‘We beginnen te begrijpen hoe zo’n chagrijnig ogende man als Edison toch de ene uitvinding na de andere kon doen. De gloeilamp vond hij uit nadat hij wel driehonderd proefjes met verschillende gasvul-
Robbert Dijkgraaf (48), hoogleraar mathematische fysica Wat: de Dijkgraaf-Vafa-formule Waar: in het vliegtuig
lingen had gedaan. Niets werkte, tot hij opeens dacht: en als ik nou eens niks in die lamp stop? En hèhè, het werkte. Dat is een voorbeeld van creativiteit door hard en persistent werken. Edison was nooit op dit idee gekomen als hij een biertje was gaan drinken en daarna een stripverhaal was gaan lezen.’
Ontspanning is dus nodig om het eureka-moment een kans te geven, maar nadrukkelijk pas in de incubatiefase. Daarvóór moet er gewoon gewerkt worden. De Dreu geeft geregeld organisatieadviezen: ‘Het is een idee-fixe in onze samenleving, dat ontspanning een vereiste is voor creativiteit. Dan kom ik in zo’n bedrijf waar de manager zegt: we bouwen een sauna en laten de mensen masseren, zodat ze goed ontspannen zijn. Maar nee, je moet ze blij ma-
‘WE BEGINNEN TE BEGRIJPEN HOE ZO’N CHAGRIJNIG OGENDE MAN ALS EDISON TOCH DE ENE UITVINDING NA DE ANDERE DEED’
ken, of misschien wel gewoon boos.’ Ap Dijksterhuis maakt hier een kanttekening bij. Hij ziet het model van De Dreu meer als een onderzoek naar productiviteit, of hooguit alledaagse creativiteit. ‘Als het gaat om wat ik “echte” creativiteit noem, dus om belangrijke ideeën die iets wezenlijks veranderen, dan gaan de drie B’s meer op. Je hebt dan momenten nodig waarop het onbewuste het werk doet en de resultaten naar het bewustzijn transporteert. Met mensen boos maken schiet je dan niets op. Einstein heeft de relativiteit niet ontdekt doordat hij zich zat op te winden.’ De Dreu ziet dat écht anders. ‘Er bestaat in de psychologie geen bewijs voor de gedachte dat het om verschillende processen gaat bij “kleine” of “grote” creativiteit. Ik geloof überhaupt niet in dat verschil, omdat daar na verloop van tijd vaak heel anders over wordt geoordeeld. De schilderijen van Van Gogh werden in zijn tijd niet erg vernieuwend gevonden, tegenwoordig staan ze te boek als een majeure stijlbreuk. Ons model geldt voor álle vormen van creativiteit.’
[email protected] AP DIJKSTERHUIS: HET SLIMME ONBEWUSTE, BERT BAKKER, € 17,95