artikel inleiding
Het
onbekende boeddhisme Niet zo vreedzaam, ondogmatisch of tolerant [tekst] paul van der velde
Het boeddhisme dat in het Westen snel aan populariteit wint, is toegesneden op de behoeften van de hedendaagse westerling. Zo vreedzaam, ondogmatisch en tolerant als we graag geloven, is het boeddhisme in Azië lang niet altijd geweest. Maar culturele aanpassing is óók boeddhistisch te noemen – en als het werkt, werkt het.
18
[ 12 januari 2007 ]
[ >]
De oude leer uit Azië die zo’n 2500 jaar geleden zou zijn ontwikkeld door Siddhartha Gautama lijkt in het Westen tegenwoordig steeds populairder te worden. Boeddhisme is ronduit ‘in’. Steeds meer mensen beoefenen meditatie, boeddhistische meditatietechnieken worden gebruikt als onderdeel van psychotherapieën en stressreductie en steeds vaker is te horen dat men zich daar zowel lichamelijk als geestelijk beter bij voelt. Zen en management gaan al jaren samen. Boeddhisme is wat dit betreft ook onderdeel geworden van een soort
][ achtergrond
gen. De dalai lama, de sterkste moderne ambassadeur van het boeddhisme, stelt met klem dat je je oude religie niet hoeft op te geven om van loving-kindnes en vrede te houden. Compassie en vreedzaamheid behoren immers niet tot één specifieke religie of één stroming, en compassie is zonder enige twijfel de belangrijkste drijfveer in het boeddhisme. De dalai lama lijkt er eerder op te hopen dat iemand binnen zijn of haar eigen religie nieuwe inspiratie kan vinden vanuit het boeddhisme. Een andere populaire vorm van boeddhisme, zen, kun je beoefenen in alle eenvoud, vrij van gecompliceerde rituelen en geloofsbelijdenissen - en juist dat aspect spreekt veel mensen aan. Rituelen en geloofsbelijdenissen behoren bij bekering en religie, zo is het idee. Een gevolg van deze ontwikkeling en beeldvorming is wel dat het boeddhistisch gedachtegoed verder reikt dan de groep die zichzelf ook echt ‘boeddhist’ gaat noemen. De werken van populaire leraren zoals de dalai lama en de Vietnamese leraar Thich Nhat Hanh hebben dan ook een veel groter bereik dan alleen hun eigen aanhang. In Nederland zijn verschillende scholen van het boeddhisme te vinden. In de eerste plaats zijn er natuurlijk boeddhistische Aziaten in Nederland; de grootste groepen hiervan zijn de Chinezen en Vietnamezen. Onder de Nederlanders die met boeddhisme bezig zijn, vind je met name het Tibetaans boeddhisme in verschillende denominaties; hiernaast neemt zen een prominente plaats in. En verder zijn er de vipassana-scholen uit Sri Lanka en Zuid-Oost Azië. Het Westen begrijpt het boeddhisme niet helemaal. ][ foto Reuters/WFA
‘lifestyle’; ermee bezig zijn lijkt bijna te getuigen van ‘goede smaak’. De centra waar de dharma (boeddistische leer) wordt onderwezen rijzen als paddestoelen uit de grond en vele dharmateachers en leerlingen vliegen de wereld over. Er zijn zelfs trainingen en retraites die geheel via het internet verlopen.
Bekering onnodig Als aan westerse belangstellenden de vraag wordt gesteld waarom ze het boeddhisme zo aantrekkelijk vinden, volgt vaak direct het antwoord: “Het is geen godsdienst, geen religie. Het is een levenswijze, een filosofie, je hoeft je niet te bekeren.” Over de vraag of het boeddhisme nu een religie, godsdienst, filosofie of levenswijze is, is heel wat te zeggen, maar het meest interessante in deze opmerking is naar mijn mening het idee dat speelt rond de ‘bekering’. Het is inderdaad waar dat veel boeddhistische leraren sterk benadrukken dat bekering niet nodig is om de dharma – de leer of de weg - te vol-
Bloeddorstige boeddhisten Het boeddhistisch gedachtegoed wordt doorgaans geassocieerd met vredigheid, met tolerantie, vegetarisme en respect voor alles wat leeft of heeft geleefd. Nu zijn er heel wat van deze ideeën te vinden in de oude leringen, maar dat wil niet zeggen dat iedere boeddhist ook daadwerkelijk zo leeft. In de geschiedenis van het boeddhisme in Azië komt men veel feiten tegen die nogal tegen deze over het algemeen positieve beeldvorming ingaan. Lang niet alle boeddhisten zijn vegetariërs. De Boeddha vond dit ook niet nodig voor zijn monniken, omdat zij moesten eten wat hun gegeven werd. Vaak wordt gesteld dat het boeddhisme nooit heilige oorlogen zou hebben gekend, in tegenstelling tot vele andere religies. Nu hebben oorlogen vaak vele oorzaken, maar men hoeft niet diep te graven in de geschiedenis van Azië om verslagen van oorlogen te vinden die door boeddhistische monniken zijn gesanctioneerd. De zoektocht naar relieken van de Boeddha kon bijvoorbeeld een legitimering zijn voor een oorlog. Een voorbeeld is koning Anuwrahta van Pagan in Myanmar (Birma) die in het jaar 1057 de havenstad Thaton aan-
[ 12 januari 2007 ]
[ >]
19
achtergrond ][
viel om in het bezit te komen van de canonieke Paligeschriften, die koning Manuha van Thaton hem niet wilde afstaan. Anuwrahta was bekeerd tot het theravada boeddhisme en hij roeide alle andere vormen van boeddhisme in zijn rijk niet al te zachtzinnig uit. Tibetaanse kloosters hadden in bepaalde perioden enorme legers ter beschikking en de vijfde dalai lama bestreed in de zeventiende eeuw met succes andere hoge lama’s. De Shabdrung bijvoorbeeld moest uitwijken naar Bhoetan omdat de vijfde dalai lama hem verjoeg uit Centraal-Tibet. De beschermgod Mahakala zou de Shabdrung naar Bhoetan hebben geleid door voor
Wedergeboorte is ook mogelijk in de hel, waar talloze martelingen volgen hem te verschijnen in de vorm van een zwarte raaf. In Sri Lanka kwam het voor dat een boeddhistische koning de belangrijkste reliek van de Boeddha dat op Sri Lanka wordt vereerd, op de top van zijn lans plaatste en daarmee ten strijde trok tegen de Tamil-vorsten. Ironisch genoeg betrof deze reliek naar alle waarschijnlijkheid een tand van de Boeddha. En de tanden van de Boeddha zijn juist zo heilig omdat zij als eerste de vreedzame boodschap van de Boeddha hebben gehoord, nog voordat de klanken de oren van een mens zouden bereiken. De kloosters in het negentiende-eeuwse Japan bestreden elkaar fel met legers. Een moeilijke kwestie binnen met name het moderne zenboeddhisme van Japan is ook dat verschillende grote zenmeesters gedurende de Tweede Wereldoorlog achter de keizer stonden en zelfs de piloten zegenden die kamikaze zouden gaan plegen. Een ander positief vooroordeel dat men vaak tegenkomt, is dat het boeddhisme geen hel zou kennen en geen straffende godheid. Het is inderdaad zo dat het boeddhisme god of goden niet als het ultieme ziet. De ontmoeting met het goddelijke is niet het einddoel van een wezen. In praktijk kennen boeddhisten in Azië echter talloze goddelijke of halfgoddelijke wezens. Eén van deze wezens is Yama, de god van de dood. Deze heeft een functie als scherprechter en aan het einde van het leven dient men in zijn rechtbank te verschijnen om door hem beoordeeld te worden. Yama is streng en hij bepaalt waar ieder wezen wordt wedergeboren, al naar gelang de daden die het heeft uitgevoerd. Er zijn allerlei werelden waarin geboorte mogelijk is, maar één daarvan is de hel, waar talloze martelingen zullen volgen. Er mag dan geen ultieme scheppergod worden erkend aan wie men verantwoording is verschuldigd, het oordeel bestaat binnen het boeddhisme wel degelijk en de wet van het karma geldt als een natuurwet: wat men heeft gedaan leidt onherroepelijk tot een resultaat. Slechte daden hebben slechte gevolgen, goede daden goede gevolgen. De verschillende afdelingen van de hel staan
20
[ 12 januari 2007 ]
geregeld afgebeeld in boeddhistische tempels in Azië. Er is echter wel hoop: een leven in de hel duurt voort tot het slechte karma is uitgeraasd. Daarna sterft men in de hel en wordt men weer op een betere plek geboren.
Zak van dun leer Het boeddhisme wordt ook geregeld beschouwd als ondogmatisch. Deze betiteling zegt echter in praktijk meer over de behoeften van een westers publiek. De gedachte dat de verlichting mogelijk is en ook het einddoel is van het bestaan, de wet van karma, het idee dat er geen eeuwige ziel bestaat: dit zijn stuk voor stuk dogma’s, of gedachten die sterk op dogma’s lijken. De uitspraak dat alle bestaan ‘dukkha’ zou zijn - wat vaak vertaald wordt als ‘leed’ hoewel ‘vergankelijkheid’ gepaster is - wordt op de historische Boeddha zelf teruggevoerd. Deze uitspraak lijkt wel heel sterk op een dogma. Wel is het zo dat het boeddhisme het concept ‘upaya’ kent. Upaya houdt in dat de dharma-onderrichting kan worden aangepast aan een persoon, aan een tijdsgewricht, aan een cultuur, zelfs aan een groep wezens. Hiermee is er wel een soepelheid aanwezig in de leer, een openheid naar een samenleving of een individu toe om in te gaan op vragen die juist binnen die samenleving of bij die specifieke persoon bestaan. Vanuit de traditionele bronnen is bekend dat de Boeddha dit in zijn tijd ook deed. Het verleidde hem soms zelfs tot politieke uitspraken. Het boeddhisme wordt ook geregeld omschreven als vrouwvriendelijk, emanciperend en niet anti-lichamelijk. Het tegendeel hiervan is in Azië echter vaak te vinden. Het lichaam, met name het vrouwelijk lichaam, wordt zeer geregeld beschreven als het veld van vergankelijkheid bij uitstek, waar te zien is hoe niets een kern van eeuwigheid in zich draagt. Schoonheid vergaat terwijl men ernaar kijkt; lichamen zijn bijzonder onrein, altijd ziek en ze hebben steeds maar verzorging nodig. Een lichaam is een “zak van dun leer, gevuld met organen, beenderen en wormen”, zo wordt vaak gesteld in de monastieke teksten. Veel dharma-onderrichtingen in Azië keren zich ook fel tegen erotiek; erotiek en liefde binden een mens aan de wereld van vergankelijkheid en daar moet men juist van loskomen. Omdat in het westers boeddhisme de leek echter een centrale positie inneemt, ligt de nadruk doorgaans niet bij deze ideeën. Leken zijn vaak gehuwd en leiden een leven binnen de samenleving waarbij liefde, verliefdheden en familieleven juist een centrale plaats innemen. Bovendien is er in het Westen bepaald geen behoefte aan nóg een religie die vrouwen en homoseksuelen discrimineert. In Azië ligt dit echter vaak heel anders.
Wonderen In het Westen wordt zeer geregeld de menselijkheid van de Boeddha benadrukt. Ook gaat men er vaak vanuit dat verlichting iets is dat eigenlijk redelijk nabij is en in
[thora vandaag] Tamarah Benima
Zoetgevooisd [ “]
Deze sjabbatochtend beginnen we in sjoel met de leescyclus van het boek Exodus. Op 17 maart lezen we het uit. Israëls/Jakobs nakomelingen zijn talrijk geworden in Egypte, hun invloed wordt gevreesd. De angst dat de vreemdeling zich tegen zijn gastland kan keren, wordt hier al geboekstaafd (1,10). Net als de eveneens wereldwijde reactie: onderdrukking (1,11). Afkeer is het volgende stadium (1,12). En de reactie daar weer op: “Daarom beulden ze hen af”(NBV). In het Hebreeuws staat dat de Israëlieten be’farech, met geweld, tot werken werden gedwongen. Het eigenlijke woord is ‘ferech’, maar vanwege de klemtoon aan het eind van de zin is ‘fe’ ‘fa’ geworden. In een midrasj (verhalende uitleg van een bijbeltekst) legt rabbi Eliëzer met twee taalspellen een diepere betekenis bloot: “Lees dit [be’ferach] alsof er staat be’pé-rach – met zoete woorden; de Farao misleidde ze eerst met woorden en voor ze er erg in hadden, maakte hij hen tot slaven.” Wat doet rabbi Eliëzer? Het Hebreeuws spelt ‘farech’ met drie medeklinkers: p, r en ch. De p wordt uitgesproken als f, omdat hij midden in het woord staat. Rabbi Eliëzer spreekt de p/f als p uit en verwisselt bovendien de klinkers. Zo maakt hij van het enkelvoudige ‘farech’ twee woorden: pé – mond en rach – zacht. Rabbi Eliëzer waarschuwt ons: onderdrukking begint altijd met mooie
ieder geval voor een mens bereikbaar. In Azië wordt de bovenmenselijke natuur van de Boeddha juist sterk benadrukt, alsook het idee dat zijn leven als prins Siddhartha Gautama waarin hij zijn ultieme ervaring had, het gevolg was van miljoenen vorige levens. Binnen deze vorige levens nam hij op vele manieren de dharma tot zich, met name uit de onderrichtingen van vele oudere Boeddha’s die de edele dharma al eerder hadden gepredikt. Verschillende van deze vorige levens heeft de Boeddha ook aan zijn leerlingen verteld in de vorm van de Jataka’s, de 547 geboorteverhalen over zijn vorige existenties. Uit deze verhalen wordt de grote wijsheid van de Boeddha duidelijk door al zijn vorige levens heen, maar iets wat ook sterk wordt benadrukt is hoe moeilijk het is de verlichting te bereiken. Wedergeboorte wordt in Azië dan ook doorgaans gezien als iets negatiefs, omdat geboorte altijd met vergankelijkheid gepaard gaat - niet als een fijne weg die steeds verder naar het licht toe leidt, of iets dergelijks. In Azië wordt ook vaak de bovenmenselijkheid van de Boeddha benadrukt, en geregeld is het idee te vinden dat de Boeddha allerlei wonderen kon verrichten, bijvoorbeeld af en toe negen meter hoog kon worden. Dit deed hij met name om tegenstanders te overtreffen of leerlingen op het juiste pad terug te brengen.
woorden. Ik moest meteen denken aan de Aziatische jonge vrouwen in Libanon, vorig jaar. Hun bazen en bazinnen waren gevlucht voor de Israëlische bommen. Ze wilden onmiddellijk terug naar huis. In Libanon waren ze (hun eigen woorden) als slaven vastgehouden. Voor wie vreest dat ik deze oorlog goedpraat, zijn er andere voorbeelden. De miljoenen vrouwen in bordelen, de duizenden Afrikanen die zijn verdronken in de Middellandse Zee, de Aziatische vluchtelingen op gammele bootjes die schipbreuk leden, de tienduizenden wanhopige ouders die hun kinderen meegaven aan vreemden – zij allen geloofden de beloften van zoetgevooisde mensensmokkelaars en kinderlokkers over een beter leven. Zet daar Mosje tegenover. De bevrijder uit Exodus kan helemaal niet misleiden met woorden – hij kan nauwelijks spreken (4,10). God maakt dat niets uit. Ons wel. Wij willen geen stamelaars. Pas op, zegt rabbi Eliëzer, voor de ellende die begint met het zachte, verleidelijke woord. Milosevic, Pinochet en Saddam Hoessein dood. Nu Fidel Castro nog, ook zo’n ellendige mooiprater. [”]
[
Het thoragedeelte dat deze week in de synagoge wordt gelezen is Exodus 1,1 - 6,1
‘Werkelijke’ bedoeling Kenmerkend voor het moderne boeddhisme in het Westen mag genoemd worden dat men doorgaans de uitvoerige rituelen en gebruiken van Azië enigszins terzijde schuift, dan wel geheel afwijst. Het gaat, zo hoort men althans vaak zeggen, om de essentie van de leer, de essentie die de Boeddha zelf onderrichtte. Het gaat niet om wat tradities inmiddels van het gedachtegoed hebben gemaakt. Hierbij wordt ook geregeld gesteld dat het in feite om één dharma gaat die verschillende gestalten draagt. Moderne boeddhisten ontlenen dan ook vaak
Er dreigt zich in het Westen een ‘selfmade’ boeddhisme te ontwikkelen dat de Boeddha zelf niet zou herkennen elementen aan verschillende tradities, ze combineren rustig zen met Tibetaans boeddhisme of met meditatietechnieken uit Thailand. Het gaat uiteindelijk om de dharma, en soms moet je deze reconstrueren uit verschillende bronnen, hoewel er ook moderne westerse boeddhisten zijn die pretenderen dat alleen binnen hun eigen leringen het ‘echte boeddhisme’ te vinden is. Tegelijk leeft het idee vaak sterk dat de moderne wester-
[ 12 januari 2007 ]
21
achtergrond ][
se boeddhist toegang heeft tot wat de Boeddha in essentie bedoelde: verwijder alle culturele, traditionele en religieuze bijverschijnselen van de traditie en je houdt de gezuiverde dharma over, zo is het idee. Dit idee is echter al eeuwenoud. Bij het ontstaan van iedere nieuwe school binnen het boeddhisme leefde bij de aanhang van de nieuwe denkrichting het idee dat men direct toegang had tot wat de Boeddha ‘werkelijk’ bedoelde. Toen het mahayana, het ‘grote voertuig’, ontstond in de vroege geschiedenis van het boeddhisme bijvoorbeeld, pretendeerde men dat de mahayana-leringen even oud en daarmee minstens even gezaghebbend waren als die van het ‘oude voertuig’, de theravada. De theravada-leringen zouden terug te voeren zijn op het concilie van Rajageha gehouden vlak na de dood van de Boeddha. Tegelijkertijd zou op de Gierenrots vlak bij Rajageha een groep bodhisattva’s, verlichte wezens die compassie belichamen, bijeen zijn geweest die een parallelle sessie hield en daarbij zouden de belangrijkste mahayana soetra’s zijn opgesteld. Ook zou de Boeddha in zijn tijd al bepaalde leringen aan slangen en andere
22
[ 12 januari 2007 ]
wondere wezens hebben onderricht, opdat zij die zouden kunnen prediken aan de mensheid zodra de tijd daarvoor rijp zou zijn. Precies zo is vaak te zien bij moderne westerse boeddhisten dat ze terug willen naar de essentie van de leer, naar wat de ‘Boeddha bedoelde’. Paradoxaal genoeg kan deze zoektocht resulteren in een reconstructie, een veronderstelling van hoe het boeddhisme in het verleden zou hebben kunnen zijn. Hier ligt natuurlijk het risico dat er zich in het Westen een ‘selfmade’ boeddhisme ontwikkelt, een boeddhisme dat de Boeddha zelf misschien niet eens zou herkennen. In de oude bronnen van het boeddhisme vinden we echter een uitgesproken pragmatische leraar aan het woord: als het werkt, dan werkt het, wat voor vorm de [ <] dharma ook zou dragen.
Paul van der Velde is universitair docent hindoeïsme/boeddhisme aan de Faculteit der religiewetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen.
][ Zin
& onZin
[tekst] bert van der kruk
[ >]
Het IKV heeft zich zachtjesaan losgezongen
van de kerken, vindt Gied ten Berge, al meer dan dertig jaar werkzaam voor IKV en Pax Christi.
][ foto Stijn Rademaker
Geloofstaal klinkt er nauwelijks meer, theologische diepgang is ver te zoeken, aldus Ten Berge bij het 40-jarig bestaan van het IKV. Oecumenisch theoloog Anton Houtepen begrijpt de cri de coeur, maar is er niet van ondersteboven.
Theoloog Anton Houtepen:
“In het politiek debat moet je met feiten komen, niet met preken” > Herkent u dat kritische geluid? “Ik kan me het geluid indenken. IKV en Pax Christi zijn begonnen als een idealistische, sociale beweging. Gaandeweg zijn ze een organisatie van experts geworden, een soort NGO. Als je sociologen mag geloven, is dat onvermijdelijk.” > U kent de vredesbeweging goed: is de kritiek nieuw? “Nee, die spanning heb ik altijd wel gezien: hoe combineren we de analyse van conflicten met de theologische drijfveren. Ik heb jarenlang in werkgroepen vredestheologie gezeten. Maar de inhoud is nooit echt doorgedrongen binnen de beweging, behalve in wat bundeltjes en feestboeken. De binding met de kerk is inderdaad minder geworden, de basis verzwakt. Maar losgezongen? Het IKV heeft altijd al een spanningsvolle relatie tot de synode gehad. En bij Pax Christi zijn de praktische vredesvragen altijd belangrijker geweest dan theologie.”
ning van subsidie – 15 miljoen euro voor de komende vier jaar – omdat ze zich niet door hun geloofsovertuiging laten leiden. Is dat tekenend? “Ik begrijp best dat de staat geen geld kan geven aan een organisatie die zich voortdurend beroept op het geloof. Ik vind het logisch en redelijk dat men uitgaat van wat mensen bindt. Als je met islamitische strijders te maken hebt, kun je niet met het Nieuwe Testament aankomen, dan moet je onderhandelen op basis van algemene VN-normen. Als je een bijdrage wilt leveren aan het politieke debat, dan moet je de feiten kennen en geen preken houden. Die houding heb ik altijd erg gewaardeerd. De vredesbeweging kan invloed uitoefenen omdat ze heel goed op de hoogte is, vaak beter dan politici. Daarmee hoeft haar evangelische bevlogenheid nog niet in gevaar te komen.”
> Kennelijk is dat wel het geval. “Ik ben geen insider zoals Ten Berge, maar als hij constateert dat dit op > Daardoor klinkt er nauwelijks geloofs- beleidsniveau het geval is, dan moeten taal meer. Jammer? ze daar intern maar eens goed over pra“Als je mee wilt doen met de grote jonten. Nu IKV en Pax Christi zijn gefugens, moet je je niet beroepen op de seerd, zullen ze samen moeten proberen Bergrede. Dan heb je een algemeen-men- om met gelovigen een nieuwe band te selijke vredesethiek nodig. Maar de scheppen. Dat doe je niet alleen met je noties uit de Bergrede mag je natuurlijk jaarlijkse contributie. Daar hadden we de wel in je achterhoofd hebben of in je Vredesweek voor, de vredeseducatie, jaarverslag zetten.” maar als daarvoor nog geen tien procent van het budget beschikbaar is, ja, dan > Het ministerie van Buitenlandse Zaken ebt dat weg.” prees IKV en Pax Christi bij de toeken-
> Wat moet er volgens u verder gebeuren? “De decade tegen geweld van de Wereldraad van Kerken is door de vredesbeweging helaas niet opgepikt. Ik ben onder de indruk van de projecten over huiselijk geweld, criminaliteit en vrouwenmishandeling die in dat kader worden uitgevoerd. Maar over binnenlands geweld denkt de Nederlandse vredesbeweging niet na, zij legt alle nadruk op internationale conflicten. Waarom moet het altijd gaan over geweld overzee? Mijn nieuwe slogan zou zijn: Alle geweld de wereld uit, om te beginnen in Nederland.” > Heeft de vredesbeweging nog wel bestaansrecht? “Dat staat voor mij buiten kijf. Het zou een ramp zijn als dergelijke kerkelijk gemotiveerde bewegingen in de wereld ontbraken! Wie spreekt er dan nog belangeloos in de politiek? Wie kan nog ter plekke in conflictgebieden informatie opdoen? Wie vertegenwoordigt de slachtoffers? Aan het bestaansrecht twijfel ik geen moment. Maar ik vind wel dat vredesorganisaties hun arbeidsgebied niet alleen in verre landen moeten zoeken. Dat bindt niet.” [ <]
[ 12 januari 2007 ]
23