Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg
Omgevingsvergunning Mengvoederbedrijf Agrifirm Feed B.V. te Wanssum
Zaaknummer: 2012-0855
Kenmerk: 2013/22297 d.d. 18 april 2013 Verzonden:
INHOUDSOPGAVE 1
Besluit
3
2
Procedure
6
2.1
Gegevens aanvrager
6
2.2
Projectbeschrijving
6
2.3
Vergunningsituatie
7
2.4
Bevoegd gezag
7
2.5
Ontvankelijkheid en opschorting procedure
7
2.6
Procedure en zienswijze(n)
7
2.7
Adviezen
8
3
4
5
Samenhang overige wetgeving
9
3.1
Coördinatie Waterwet
9
3.2
Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer
3.3
European pollutant release and transfer register (e-prtr)
9 10
Overwegingen
11
4.1
11
Milieu
Voorschriften
Zaaknummer: 2012-0855
15
2
1
Besluit
Onderwerp Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 28 november 2012 een aanvraag voor het veranderen van een omgevingsvergunning ontvangen van Agrifirm Feed B.V. De aanvraag betreft de locatie gelegen aan Burgemeester de Weichshavenstraat 13, 5861 AX Wanssum, kadastraal bekend als gemeente Wanssum, sectie C, nummers 1364, 368, 659, 1297, 1500, 1374, 1376, 1202, 1203, 1312, 1282, 1362, 1363, 1361, 1365 en 1366. Het mengvoederbedrijf, hierna Agrifirm genoemd, is gelegen op het industrieterrein Haven. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 2012-0855. De onderhavige aanvraag is op 22 november 2012 ingediend bij de burgemeester en wethouders van de gemeente Venray, destijds het bevoegde gezag voor Agrifirm. Als gevolg van de implementatie van de Europese Richtlijn Industriële Emissies 2010/75/EU (RIE) op 1 januari 2013 zijn Gedeputeerde Staten het bevoegde gezag geworden voor Agrifirm; voor 1 januari 2013 waren Gedeputeerde Staten bevoegd gezag voor de Verklaring van geen bedenkingen (VVGB). Daar er geen overgangsbepalingen voor de aanvraag om een veranderingsvergunning zijn opgenomen is de procedure door Gedeputeerde Staten overgenomen. In de bijlage I van de RIE zijn de activiteiten opgenomen waarop de RIE van toepassing is. Agrifirm valt onder categorie 6.4 onder b iii: De bewerking en verwerking, behalve het uitsluitend verpakken, van de volgende grondstoffen, al dan niet eerder bewerkt of onbewerkt, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van: uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten of 600 ton per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is; Bij de beoordeling van de activiteiten binnen Agrifirm aan de kaders van de RIE is uitgegaan van de gegevens zoals opgenomen in de aanvraag voor de vigerende omgevingsvergunning met kenmerk 09/10311, door ons verleend op 21 januari 2010 aan Cehave Landbouwbelang Voeding B.V. te MeerloWanssum. Uit deze gegevens blijkt dat de inrichting over een productiecapaciteit beschikt van 70 ton per uur diervoeders, met een maximale jaarproductie van 300.000 ton. De werktijden zijn van zondag 22.00 uur tot en met zaterdag 18.00 uur, zijnde 140 uur per week. Dit laatste betekent dat een productie kan plaatsvinden van 9800 ton per week of (gemiddeld) 1400 ton per dag. Uit de aanvraag blijkt niet dat er technische beperkingen in de installatie aanwezig zijn die de productie beperken tot minder dan 300 ton per dag. Gelet op vorenstaande is geconcludeerd dat de activiteiten van Agrifirm vallen in de categorie 6.4 b iii van de RIE. Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim ofwel Activiteitenbesluit) en bijlage I, onder C van het esluit omgevingsrecht (Bor) wordt de inrichting aangemerkt als een type Cinrichting waartoe een IPPC-installatie behoort. Artikel 3.3 van het Bor bepaalt dat Gedeputeerde Staten het bevoegde gezag zijn voor inrichtingen ten aanzien waarvan dat in bijlage I, onderdeel C Bor is bepaald en waartoe een IPPC-installatie behoort.
Zaaknummer: 2012-0855
3
Wij hebben Agrifirm op 15 februari 2013 schriftelijk geïnformeerd over de wijziging van het bevoegd gezag. Tevens hebben wij op 15 februari 2013 burgemeester en wethouders van de gemeente Venray verzocht om overdracht van het dossier van Agrifirm. De vigerende vergunning van Agrifirm is verleend voor activiteiten die vallen in categorie 9.1, onder e en 28.4, onder c van bijlage I, onderdeel C Bor. Ontwerpbesluit Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten: 1.
gelet op artikel 2.31 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning, voorschrift 7.10 van de vigerende omgevingsvergunning als volgt te wijzigen: 7.10
Een verticale tank en appendages dienen te voldoen aan de onderstaande voorschriften uit de PGS 30 (versie 10 juni 2005): paragraaf 4.1, met uitzondering van voorschrift 4.1.2; 4.2 met uitzondering van de voorschriften 4.2.10 tot en met 4.2.14; paragraaf 4.3, met uitzondering van de voorschriften 4.3.1 en 4.3.10; paragraaf 4.4, met uitzondering van voorschrift 4.4.8; paragraaf 4.6, met uitzondering van de voorschriften 4.6.5.1, 4.6.4 en 4.6.7
2.
gelet op artikel 2.31 van de Wabo en de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning de volgende voorschriften van de vigerende omgevingsvergunning te laten vervallen: 3.4 en 3.5: voorschriften betreffende de wasplaats; 4.1 tot en met 4.5: voorschriften betreffende bodem; 7.12 tot en met 7.13: voorschriften betreffende de opslag van diesel.
3.
gelet op artikel 2.1 van de Wabo de aangevraagde veranderingen van de omgevingsvergunning te verlenen. Deze vergunning wordt verleend aan Agrifirm Feed B.V. voor haar inrichting gelegen aan Burgemeester de Weichshavenstraat 13, 5861 AX Wanssum;
4.
dat aan deze vergunning de in hoofdstuk 5 vermelde voorschriften verbonden zijn;
5.
dat de aanvraag van 22 november 2012 onderdeel uit maakt van deze vergunning, behalve indien daarvan volgens de voorschriften mag of moet worden afgeweken.
Gedeputeerde Staten van Limburg, namens dezen,
G.C.H. Broen clusterhoofd Milieu afdeling Vergunningen en Subsidies
Zaaknummer: 2012-0855
4
Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 (uitgebreide procedure) van de Wabo. De aanvraag is getoetst aan artikel 2.14 voor milieu van de Wabo. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Bor en de Regeling omgevingsrecht (Mor). Afschriften Een afschrift van dit ontwerpbesluit is verzonden aan: aanvrager van de vergunning, zijnde Agrifirm Feed B.V., Postbus 20000, 7302 HA Apeledoorn; het gemachtigde bedrijf, zijnde BMD Advies Zuid-Nederland, Postbus 353, 5000 AJ Tilburg; het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray, Postbus 500, 5800 AM Venray; Waterschap Peel en Maasvallei, afdeling Vergunningen en handhaving, Postbus 3390, 5902 RJ Venlo.
Beroep (gereserveerd)
Zaaknummer: 2012-0855
5
2
Procedure
2.1
Gegevens aanvrager
Op 22 november 2012 hebben wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in Wabo ontvangen. Het betreft een verzoek van Agrifirm Feed B.V. Het verzoek is ingediend door BMD Advies Zuid-Nederland. De gemachtigde is vermeld op het aanvraagformulier en er is tevens een machtiging bij de aanvraag gevoegd.
2.2
Projectbeschrijving
De onderhavige aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van de inrichting, te weten: het uitbreiden van de productietijden met 5 uur; de inzet van nieuwe grondstoffen; het toepassen van een ander regime voor de opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse opslagtanks. 2.2.1
Uitbreiden productietijden
Agrifirm verzoekt om uitbreiding van de werkijden. De huidige productietijd worden uitgebreid met 5 uur, hetgeen resulteert in een totale productietijd van zondag 21.00 uur tot en met zaterdag 22.00 uur. 2.2.2
Nieuwe grondstoffen
Agrifirm verzoekt om het inzetten van nieuwe grondstoffen. Het betreft hier vloeibare (gevaarlijke) grondstoffen, te weten: Monoprene F Liquid; Belfeed B1100ML; Natuphose 5000 L; Phytase Quantum 5000L; Palmolie. Opslag van deze stoffen vindt plaats in zogenaamde IBC’s met een volume van 1 m³, met uitzondering van de opslag van palmolie die plaatsvindt in een bovengrondse opslagtank van 60 m³. 2.2.3
Regime opslag gevaarlijke vloeistoffen
In de vigerende vergunning is voor de opslag van gevaarlijke stoffen aangesloten bij de voorschriften zoals opgenomen in de PGS 30. Het betreft hier de opslag van diesel als ook de opslag van mierenzuur en aromabiotic. De betreffende tanks beschikken niet over een genummerd en geregistreerd installatiecertificaat conform voorschrift 4.3.1 van de PGS 30. Agrifirm verzoekt om aanpassing van de voorschriften in de vigerende vergunning, zodat niet langer voldaan hoeft te worden aan voorschrift 4.3.1 van de PGS 30.
Zaaknummer: 2012-0855
6
2.3
Vergunningsituatie
Op 21 januari 2010, kenmerk 09/10311 hebben wij aan Cehave Landbouwbelang Voeders B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor de productie van diervoeders, gelegen aan de Burgemeester de Weichshavenstraat 13 te Wanssum. Deze vergunning is verleend voor een periode van 10 jaar. Gelet op artikel 1.2, vijfde lid, van de Invoeringswet Wabo geldt een voor inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieën van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. Voorts hebben wij voor de inrichting op 29 juli 2010, kenmerk 10/2581, een veranderingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de soorten grondstoffen die mogen worden ingezet als grondstof voor de bereiding van diervoeders. De voorschriften van de onderliggende (milieu)vergunningen zijn van overeenkomstige toepassing op de aangevraagde verandering, tenzij de aard van de vergunning en/of de aard van de verandering zich daartegen verzet.
2.4
Bevoegd gezag
De inrichting is genoemd in de categorieën 9.1 onder e en 28.4 onder c van onderdeel C van bijlage I van het Bor. Verder bevat de inrichting één of meerdere IPPC-installaties. Daarom zijn Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag voor de integrale omgevingsvergunning.
2.5
Ontvankelijkheid en opschorting procedure
Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen.
2.6
Procedure en zienswijze(n)
Dit besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet op artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo is deze procedure van toepassing omdat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e (milieu).
Zaaknummer: 2012-0855
7
2.7
Adviezen
In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van het Bor, zijn als adviseur aangewezen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray; het Waterschap Peel en Maasvallei. Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij geen adviezen ontvangen.
Zaaknummer: 2012-0855
8
3
Samenhang overige wetgeving
3.1
Coördinatie Waterwet
Binnen de inrichting treedt als gevolg van deze aanvraag geen verandering op in het afvalwater, dat direct op het oppervlaktewater wordt geloosd. Er is geen sprake van een verandering waarvoor een wijziging in de Waterwetvergunning moet worden aangevraagd.
3.2
Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer
Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim ofwel Activiteitenbesluit) bevat algemene regels voor bedrijven. Veel bedrijven vallen in zijn geheel onder deze algemene regels. Een beperkt deel van de bedrijven blijft vergunningplichtig. Voor deze bedrijven geldt het Activiteitenbesluit slechts voor een deel van de activiteiten. Het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling bevatten algemene regels. Wel is het mogelijk voor een aantal aspecten maatwerkvoorschriften aan de vergunning te verbinden. Type C inrichtingen Op grond van het Activiteitenbesluit en bijlage I, onderdeel C van het Bor wordt de inrichting aangemerkt als een type C-inrichting. Voor de activiteiten binnen deze inrichting die onder het Activiteitenbesluit vallen, worden in de vergunning geen voorschriften opgenomen. Voor de onderhavige inrichting zijn de volgende bepalingen en algemene voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing: hoofdstuk 1: afdeling 1.1; hoofdstuk 1: afdeling 1.2 (melding) voor zover deze afdeling betrekking heeft op activiteiten die verricht worden binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing is; hoofdstuk 2: afdeling 2.1 (zorgplicht), afdeling 2.2 (lozingen) en afdeling 2.3 (lucht) voor zover deze afdelingen betrekking hebben op activiteiten die verricht worden binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing is. hoofdstuk 2: afdeling 2.4 (bodem) hoofdstuk 3: afdeling 3.1 (afvalwaterbeheer) § 3.1.3. Lozen van hemelwater, niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening § 3.3.2. Het uitwendig wassen en stallen van motorvoertuigen, werktuigen of spoorvoertuigen hoofdstuk 3: afdeling 3.2 (installaties) § 3.2.1. Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie hoofdstuk 3: afdeling 3.4. (opslaan van stoffen of het vullen van gasflessen) § 3.4.3. Opslaan en overslaan van goederen § 3.4.9. Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank
Zaaknummer: 2012-0855
9
Voorzover in de vigerende vergunning voor de voornoemde activiteiten voorschriften zijn opgenomen, komen deze te vervallen, daar het Activiteitenbesluit geen maatwerkvoorschriften toestaat voor deze activiteiten dan wel dat maatwerk niet noodzakelijk is. Het betreft de volgende voorschriften uit de vigerende omgevingsvergunning: 3.4 en 3.5: voorschriften betreffende de wasplaats; 4.1 tot en met 4.5: voorschriften betreffende bodem; 7.12 tot en met 7.13: voorschriften betreffende de opslag van diesel. De opslag van diesel valt onder de werkingsfeer van het Activiteitenbesluit. Het afleveren van diesel valt niet onder het Activiteitenbesluit. Hietoe wordt een nieuw voorschrift in deze veranderingsvergunning opgenomen. De voorschriften 6.1 tot en met 6.5 van de vigerende vergunning blijven onverminderd van kracht op emissies van stof naar de lucht die bij het productieproces ontstaan, dan wel op handelingen met niet inerte stoffen. Emissies van stof als gevolg van het op- en overslaan van inerte goederen vallen onder de werkingsfeer van het Activiteitenbesluit. Melding Voor de activiteiten die onder het Activiteitenbesluit vallen, moet vooraf of gelijktijdig met de aanvraag voor een omgevingsvergunning een melding worden ingediend. De onderhavige aanvraag wordt voor deze activiteiten tevens beschouwd als een melding op grond van het Activiteitenbesluit.
3.3
European pollutant release and transfer register (e-prtr)
In het kader van het VN-verdrag van Aarhus is in februari 2006 de Europese Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR) verordening vastgesteld. De (rechtstreeks werkende) E-PRTR verordening verplicht bedrijven hun emissies naar water, lucht en bodem en de verwijderingsroutes voor afval te rapporteren aan de overheid. In bijlage 1 van de E-PRTR verordening zijn de activiteiten benoemd waarop de verordening van toepassing is. In de categorie 8 van de bijlage is enkel de productie van levensmiddelen en dranken opgenomen, de productie van diervoeders wordt niet genoemd. De activiteiten van Agrifirm vallen niet onder de richtlijn en de uitvoeringsregeling.
Zaaknummer: 2012-0855
10
4
Overwegingen
4.1
Milieu
4.1.1
Algemeen
De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of het veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. Toetsing oprichten, veranderen of revisie Gelet op artikel 2.14, eerste lid, onder a, van de Wabo hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de beslissing op de aanvraag: de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting of het mijnbouwwerk voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn. 4.1.1.1
Best beschikbare technieken
In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting tenminste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT dienen wij in zijn algemeenheid de in artikel 5.4 van het Bor vermelde aspecten te betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder dienen wij bij de bepaling van BBT rekening te houden met de in de Mor aangewezen BBT-documenten.
Zaaknummer: 2012-0855
11
Voor IPPC-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van het Mor opgenomen informatiebronnen. Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van, of activiteiten binnen de inrichting. Uit de jurisprudentie blijkt dat wij ook de eindconcept-BREF's en BREF's die nog niet zijn opgenomen in tabel 1 bij de besluitvorming behoren te betrekken. Deze moeten worden beschouwd als documenten die een beschrijving bevatten van vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd. Beoordeling De aangevraagde activiteiten worden genoemd in bijlage I van de RIE en wel in categorie 6.4. De aangevraagde veranderingen betreffen niet de IPPC-installaties. Voor deze installaties zijn de volgende BREF’s beschikbaar. BREF Voedingsmiddelen, dranken en zuivel (augustus 2006); BREF Koelsystemen (december 2001); BREF Op- en overslag bulkgoederen (juli 2006); BREF Energie-efficiëntie. (februari 2009). Aan deze BREF's is getoetst. Voorts hebben wij aan de hand van bestaande literatuur, de in de het Mor genoemde Nederlandse informatiedocumenten en kennis van de aangevraagde activiteiten bij het verlenen van de vergunning BBT voorgeschreven.
4.1.2
Geluid en trillingen
De bedrijfsactiviteiten van de onderhavige inrichting hebben tot gevolg dat geluid wordt geproduceerd. Het bedrijf is gelegen op het gezoneerde industrieterrein “Haven” te Wanssum. De gemeente Venray beheert de geluidszone rondom dit industrieterrein. Bij het besluit op de aanvraag nemen wij in ieder geval de geldende grenswaarden in acht zoals deze vergund zijn. Agrifirm verzoekt om uitbreiding van de productietijden. Thans is sprake van van vergunde productietijden in de vorm van een drieploegendienst, namelijk van zondag 22.00 tot en met zaterdag 18.00 uur. Deze productietijden worden uitgebreid tot een vierploegendienst van zondag 21.00 uur tot en met zaterdag 22.00 uur. Dit betekent een toename van 5 uur per week. In verband met de bevoorradeing van de nieuwe opslagen treden er extra voertuigbewegingen op. Dit betreft vrachtwagens en intern transport door middel van heftrucks. Bij de aanvraag is een akoestisch rapport gevoegd (rapportnummer FB 18604-1-RA van 18 november 2011, opgesteld door Peutz bv te Mook). Uit het rapport blijkt dat de vigerende geluidnormen niet worden overschreden als gevolg van de toename in voertuigbewegingen. Gelet op bovenstaande achten wij de aangevraagde uitbreiding van de productietijden en de toename in voertuigbewegingen vergunbaar.
Zaaknummer: 2012-0855
12
4.1.3
(Externe) veiligheid
Ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. PGS 15 Voor de opslag van gevaarlijke stoffen (Monoprene F Liquid) is de PGS 15 van toepassing. De PGS 15 is beperkt van toepassing op werkvoorraden. Onder een werkvoorraad gevaarlijke stoffen als genoemd in voorschrift 3.1.1 van de PGS 15 wordt verstaan de voorraad gevaarlijke stoffen welke ten behoeve van de bedrijfsvoering in een productieruimte of nabij een procesinstallatie of afvulinstallatie is opgesteld. De werkvoorraad moet strikt noodzakelijk zijn. In de vigerende omgevingsvergunning zijn voorschriften gesteld voor de opslag van gevaarlijke stoffen, waarbij aangesloten is bij de PGS 15 (versie 2005). Aanvullend zijn in deze vergunning voorschriften gesteld voor de opslag van werkvoorraden. De voorschriften behelzen: de opslag van de werkvoorraad mag zich niet bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen; de gevaarlijke stoffen die als werkvoorraad in een productie- of werkruimte of nabij een procesinstallatie aanwezig zijn, moeten worden bewaard in een deugdelijke en gesloten verpakking, die bestand is tegen de betreffende gevaarlijke stof; indien de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 liter dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een vloeistofdichte lekbak. De overige aangevraagde stoffen (Belfeed B1100ML, Natuphose 5000 L, Phytase Quantum 5000L en palmolie) zijn geen stoffen die onder de werkingsfeer van de PGS 15 vallen, daar zij niet ingedeeld zijn in een ADR-klasse. Verder zijn deze stoffen op grond van de betreffende veiligheidsinformatiebladen te beschouwen als inerte stoffen zoals gedefinieerd in het Activiteitenbesluit en moet opslag hiervan plaatsvinden conform het Activiteitenbesluit. PGS 30 In de vigerende omgevingsvergunning is voor de opslag van gevaarlijke stoffen in tanks aangesloten bij de PGS 30 (Vloeibare aardolieproducten, Buitenopslag in kleine installaties, versie 10 juni 2005). Dit betekent onder andere dat voor een dergelijke tank conform voorschrift 4.3.1 van de PGS 30 een genummerd en geregistreerd installatie-certificaat voor de tank inclusief leidingwerk en appandages moet zijn afgegeven. Gelet op de leeftijd van de betreffende opslagen is het niet mogelijk om over een dergelijk certificaat te beschikken. Voor de betreffende tanks is door Agrifirm een plan van aanpak gemaakt voor de (her)inspectie van deze tanks. Het plan beschrijft de in- en uitwendige inspecties die uitgevoerd worden met de bijbehorende frequentie. Jaarlijks zullen de bevindingen van de inspectie in een logboek worden vastgelegd. Gelet op bovenstaande zijn wij van mening dat inspectie van de tanks voldoende is vastgelegd. Hiermee is voldoende gewaarborgd dat de tanks vloeistofdicht zijn en dat eventuele afwijkingen in de conditie van de tanks tijdig worden vastgesteld. Wij stemmen in met het wijzigen van voorschrift 7.10 van de vigerende vergunning, zodat het beschikken over genummerde en gerigistreerde certificaten voor de tanks voor de opslag van gevaarljke stoffen niet langer noodzakelijk is. In deze vergunning is verder een voorschrift opgenomen waarin de frequentie voor het uitvoeren van inspecties is opgenomen.
Zaaknummer: 2012-0855
13
Diesel Agrifirm verzoekt om voor de opslag van diesel een minder streng regime toe te passen dan geëist op grond van de vigerende vergunning. Dit vanwege de omstandigheid dat de huidige dieseltank niet over een genummerd en geregistreerd installatie-certificaat beschikt. Inspectie en keuring van een tank door of namens KIWA is alleen mogelijk indien deze over een installatie-certificaat beschikt. Vanaf 1 januari 2013 is paragraaf 3.4.9 van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing op de opslag van diesel. Deze paragraaf biedt geen mogelijkheid tot het opstellen van maatwerkvoorschriften. Dit betekent dat conform artikel 3.54d van het Activiteitenbesluit voldaan moet worden aan de bij de ministeriële regeling gestelde eisen. Conform artikel 3.71d, tweede lid van de regeling moet onder andere voldaan worden aan voorschrift 4.3.1 van de PGS 30 (versie mei 2005), hetgeen betekent dat de opslag over een genummerd en geregistreerd installatie-certificaat moet beschikken. Voor een opslagtank die is geïnstalleerd voor 1 januari 2000 is op grond van het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 6.5ha van de regeling het voorschrift met eis om te beschikken over een installatie-certificaat tot 1 januari 2015 niet van toepassing. Het toepassen van een minder streng regime voor de opslag van diesel tot 1 januari 2015 is niet strijdig met het Activiteitenbesluit. Gelet op bovenstaande kan aan het verzoek van Agrifirm om een minder streng regime toe te passen dan de PGS 30 voor de opslag van diesel voldaan worden. Echter in overeenstemming met het Activiteitenbesluit moet de binnen de inrichting aanwezige installatie voor de opslag van diesel uiterlijk 1 januari 2015 over een installatie-certificaat beschikken.
Zaaknummer: 2012-0855
14
5 1.
Voorschriften OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN Werkvoorraad
1.1
De opslag van de werkvoorraad mag zich niet bevinden in een rijroute van vorkheftrucks of andere transportmiddelen.
1.2
De gevaarlijke stoffen die als werkvoorraad in een productie- of werkruimte of nabij een procesinstallatie aanwezig zijn, moeten worden bewaard in een deugdelijke en gesloten verpakking, die bestand is tegen de betreffende gevaarlijke stof.
1.3
Indien de werkvoorraad bestaat uit een hoeveelheid van meer dan 50 liter dan moet de verpakking zijn geplaatst boven een vloeistofdichte lekbak. Inspectie, keuringen en onderhoud
1.4
Uitwendige inspectie van verticale tanks voor de opslag van gevaarlijke stoffen moet jaarlijks uitgevoerd worden conform bijlage 6 Plan van aanpak (her)inspectie bovengrondse tanks van de aanvraag van 28 november 2012. De resultaten van de inspectie moeten in een logboek vastgelegd worden.
1.5
Inwendige inspectie van verticale tanks voor de opslag van gevaarlijke stoffen moet één keer in de drie jaar uitgevoerd worden conform bijlage 6 Plan van aanpak (her)inspectie bovengrondse tanks van de aanvraag van 28 november 2012. De resultaten van de inspectie moeten in een logboek vastgelegd worden. Afleveren diesel
1.6
het afleveren van diesel moet voldoen aan de volgende voorschriften van de PGS 30 (uitgave 10 juni 2005): voorschrift 4.2.12; voorschrift 4.2.13; voorschrift 4.3.10.
Zaaknummer: 2012-0855
15