Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg
Omgevingsvergunning Veranderen van de inrichting Jos Menten Metaalrecycling BV te Roermond
Zaaknummer 2012-0498 d.d. 20 september 2012 Verzonden:
INHOUDSOPGAVE 1
Besluit ........................................................................................................................................3
2
Omgevingsvergunning procedureel ........................................................................................6
3
2.1
Gegevens aanvraagster ....................................................................................................6
2.2
Projectbeschrijving ............................................................................................................6
2.3
Huidige vergunningsituatie ................................................................................................6
2.4
Bevoegd gezag..................................................................................................................7
2.5
Ontvankelijkheid en opschorting procedure .......................................................................7
2.6
Procedure (uitgebreid) en zienswijze(n).............................................................................7
2.7
Adviezen............................................................................................................................8
2.8
European Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR) ..........................................8
OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN.......................................................................................10 3.1
Milieu ...............................................................................................................................10 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7
4
Algemeen ..........................................................................................................10 Afvalstoffen........................................................................................................14 Afvalwater..........................................................................................................17 Bodem ...............................................................................................................17 (Externe) veiligheid............................................................................................19 Geluid en trillingen.............................................................................................19 REACH..............................................................................................................19
VOORSCHRIFTEN....................................................................................................................21 4.1
Ambtshalve wijziging/aanvulling van de voorschriften van de d.d. 20 maart 2008 aan Jos Menten Metaalrecycling B.V. verleende Wm-revisievergunning met kenmerk 07/37277 (thans Omgevingsvergunning). ( NB. de op 1 april 2008 door het Waterschap Roer en Overmaas verleende vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, kenmerk 200800290, thans omgevingsvergunning behoeft niet te worden gewijzigd).....21
4.2
Aan de vergunning worden de volgende voorschriften verbonden.(nummering overeenkomstig de vigerende vergunning met kenmerk 07/37277).................................22
2012-0498
2
1
Besluit
Onderwerp Gedeputeerde Staten van Limburg hebben op 15 juni 2012 een aanvraag voor het veranderen van haar inrichting ontvangen van Jos Menten Metaalrecycling B.V. Het betreft een veranderingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag betreft de locatie gelegen aan Mijnheerkensweg 5, 6041 TA Roermond, kadastraal bekend gemeente Roermond, sectie K, nummers 184, 186, 187 en 188. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 2012-30224. Besluit Gedeputeerde Staten van Limburg besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 van de Wabo: 1.
aan Jos Menten Metaalrecycling B.V. de gevraagde veranderingsvergunning van de omgevingsvergunning (verder te noemen: vergunning) te verlenen. Deze vergunning wordt verleend voor haar inrichting gelegen aan Mijnheerkensweg 5, 6041 TA Roermond;
2.
dat de vergunning verleend wordt voor de volgende activiteiten en werkzaamheden: het veranderen en of veranderen van de werking en het in werking hebben van de betrokken inrichting (artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2 van de Wabo);
3.
dat aan deze vergunning de in hoofdstuk 4.2 vermelde voorschriften verbonden zijn;
4.
dat de voorschriften uit de Wet milieubeheer vergunning (thans omgevingsvergunning) van 20 maart 2008 met kenmerk 2007/37277 worden gewijzigd/aangevuld in/met de voorschriften van hoofdstuk 4.1;
5.
dat de volgende delen van de aanvraag onderdeel uit maken van deze vergunning: de aanvraag d.d. 15 juni 2012; nummer 412823; notitie 412823_1339764439419_20090245-52; notitie 412823_1339764917771_20090245-53
6.
dat de vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend.
Gedeputeerde Staten van Limburg, namens dezen,
G.C.H. Broen clusterhoofd Milieu afdeling Vergunningen en Subsidies
2012-0498
3
Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wabo (de uitgebreide voorbereidingsprocedure). De aanvraag is daarnaast getoetst aan artikel 2.14 (milieu) van de Wabo. Tevens is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).
Beroep U, belanghebbenden die zienswijzen over het ontwerpbesluit heeft ingediend, belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, belanghebbenden die willen opkomen tegen de wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp zijn aangebracht en adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid advies uit te brengen over het ontwerpbesluit, kunnen tegen betaling van de verschuldigde griffierechten, beroep instellen bij de Rechtbank, sector Bestuursrecht, van het arrondissement Maastricht. Het beroepschrift moet binnen een termijn van zes weken worden ingediend. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop dit besluit ter inzage is gelegd. Op deze beroepschriftprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het beroepschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, en; d. de redenen van het beroep (motivering). Het beroepschrift moet worden gericht aan: Rechtbank Maastricht sector bestuursrecht Postbus 1988 6201 BZ Maastricht Voor meer informatie verwijzen wij u naar de internetpagina van de Rechtbank Maastricht, www.rechtspraak.nl. Selecteer bij ‘-kies een gerechtelijke instantie-‘, ‘Rechtbank Maastricht’. Klik op ‘ok’. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Als u een beroepschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank, sector Bestuursrecht, van het arrondissement Maastricht, Postbus 1988, 6201 BZ Maastricht.
Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag, volgend op de beroepstermijn van 6 weken. Indien binnen de beroepstermijn tegen het besluit bij de Voorzieningenrechter een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.
2012-0498
4
Afschriften Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: aanvrager van de vergunning, zijnde Jos Menten Metaalrecycling B.V., Mijnheerkensweg 5, 6041 TA Roermond; het gemachtigde bedrijf, zijnde Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V., t.a.v. dhr. F. van Weert, Postbus 480 6200 AL Maastricht; het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, Postbus 900, 6040 AX Roermond; Waterschap Roer en Overmaas, afdeling beheer, Postbus 185, 6130 AD Sittard.
2012-0498
5
2
Omgevingsvergunning procedureel
2.1
Gegevens aanvraagster
Op 15 juni 2012 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in Wabo ontvangen. Het betreft een verzoek van Jos Menten Metaalrecycling B.V. gelegen aan de Mijnheerkensweg 5, 6041 TA Roermond. Het verzoek is ingediend door Caunerg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V., Parkweg 22a te Maastricht. De gemachtigde is vermeld op het aanvraagformulier en er is tevens een machtiging bij de aanvraag gevoegd.
2.2
Projectbeschrijving
Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: uitbreiding van de inrichting met de acceptatie en verwerking van PCB houdende installaties. Gelet op deze omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: Het veranderen of het veranderen van de werking en het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.
2.3
Huidige vergunningsituatie
Met betrekking tot de activiteiten in de inrichting zijn de volgende vergunningen en besluiten verleend: Op 20 maart 2008, kenmerk2007/37277 hebben wij aan Jos Menten Metaalrecycling B.V. een vergunning ingevolge artikel 8.1, lid 1 sub b en c juncto artikel 8.4, lid 1 van de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor de handel in metaalproducten; het sorteren, verkleinen, open overslaan van te recycleren industrieel staal- en metaalafval; het op- en overslaan en verdichten van afvalstoffen; het op- en overslaan van niet gevaarlijke (losgestorte) bulk- en stukgoederen; het voeren van administratie; gelegen aan de Mijnheerkensweg 5, 6041 TA Roermond; Op 1 april 2008 is door het Waterschap Roer en Overmaas een verunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, kenmerk 200800290 verleend; Op 18 december 2008 hebben wij positief op een melding zoals bedoeld in artikel 8.19, lid 1 van de Wm met kenmerk 08/48385, besloten. Deze vergunningen en melding zijn respectievelijk verleend en geldig voor een periode van 10 jaar en lopen af op 20 oktober 2018. Gelet op artikel 1.2, vijfde lid, van de Invoeringswet Wabo geldt een voor inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieën van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. De hierboven genoemde besluiten zijn van rechtswege (onderdeel van) een omgevingsvergunning geworden. Verder hebben wij een aantal proefnemingen, waaronder de proefneming inzake de bewerking van PCBolie-houdende transformatoren, goedgekeurd op basis van voorschriften die aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. De voorschriften van de onderliggende (milieu)vergunningen zijn van overeenkomstige toepassing op de aangevraagde verandering, tenzij de aard van de vergunning en/of de aard van de verandering zich daartegen verzet.
2012-0498
6
2.4
Bevoegd gezag
De inrichting is genoemd in categorie 28.4 onder a6, b1 en 2, c2, alsmede onder categorie 28.5 van onderdeel C van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Verder bevat de inrichting één of meerdere gpbv-installaties. Daarom zijn wij het bevoegd gezag voor de integrale omgevingsvergunning.
2.5
Ontvankelijkheid en opschorting procedure
Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen.
2.6
Procedure (uitgebreid) en zienswijze(n)
Dit besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet op artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo is deze procedure van toepassing omdat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e (milieu). Van 8 augustus t/m 18 september 2012 heeft de aanvraag en het ontwerp van het besluit ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Samengevat betreft het de volgende zienswijze(n): Het betreft zienswijzen die door Cauberg-Huygen namens vergunninghoudster zijn ingediend. 1. Verzocht wordt de vergunningsvoorschriften zodanig aan te passen dat opslag van PCB-houdende olie ook kan plaats vinden in tanks dan wel tankwagens. Hiertoe stelt vergunninghoudster voor de considerans dienovereenkomstig te wijzigen als eveneens de vergunningsvoorschriften. 2. De aanvraag heeft expliciet betrekking op het accepteren van PCB-houdende installaties waaronder, doch niet alleen, PCB-houdende transformatoren. De aanvraag heeft derhalve ook betrekking op bijvoorbeeld kleine schakelkasten of andere kleine, PCB-houdende installaties. Het stellen van een maximale opslagcapaciteit en jaardoorzet op basis van aantal stuks PCB-houdende installaties is daarom onnodig beperkend. Verzocht wordt considerans en voorschriften dienovereenkomstig te wijzigen. 3. Aangevraagd is om de PCB-houdende installaties inpandig te reinigen en om de PCB-houdende en PCBvrije olie inpandig op te slaan op een vloeistofdichte vloer. Het aanvullend toepassen van lekbakken nabij vulpunten wordt als onnodig belastend beschouwd en daarom wordt verzocht vergunningvoorschrift 12.4.2 dienovereenkomstig te wijzigen.
2012-0498
7
Over deze zienswijzen merken wij het volgende op: Ad 1 Er bestaat geen enkel milieuhygiënisch bezwaar om de opslag eveneens in tanks en/of tankwagens toe te staan. Een en ander is dan ook aangepast worden in considerans en voorschriften. Ad 2 In eerste instantie hebben wij de 75 stuks (PCB-houdende installaties) in het ontwerpbesluit opgenomen omdat deze hoeveelheid overeen komt met de hoeveelheid waarvoor destijds een proefneming is gedaan. Wij hebben er geen bezwaar tegen de maxima te wijzigen in 500 ton op enig moment en 2.000 ton op jaarbasis. De voorschriften ter bescherming van het milieu blijven immers ongewijzigd. Ad 3 Lekbakken zijn inderdaad overbodig indien er op een vloeistofdichte vloer wordt gewerkt die in een gebouw aanwezig is. Ten opzichte van de ontwerpvergunning zijn de volgende wijzigingen aangebracht: Op basis van het voorgaande hebben wij daar waar nodig de considerens gewijzigd (opslag in tanks en tankwagens almede wijziging van transformatoren in PCB-houdende installaties). De volgende voorschriften zullen eveneens gewijzigd worden: 4.2.3, 6.2.1.1, 12.A., 12.3.1, 12.4, 18.1.2.b en 12.4.2.
2.7 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies verzonden aan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond; het waterschap Roer en Overmaas. Naar aanleiding van de aanvraag hebben wij op 25 juli 2012 een advies ontvangen van het Waterschap Roer en Overmaas (waterkwaliteitsbeheerder). Het advies houdt in dat de aangevraagde wijziging geen invloed heeft op de reeds vergunde situatie met betrekking tot de lozing van afvalwater en daarom ook geen invloed heeft op de doelmatige werking van de rwzi Roermond en de kwaliteit van het ontvangend oppervlaktewater, de Maasnielderbeek.
2.8 European Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR) In het kader van het VN-verdrag van Aarhus is in februari 2006 de Europese Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR) verordening vastgesteld. De (rechtstreeks werkende) E-PRTR verordening verplicht bedrijven hun emissies naar water, lucht en bodem en de verwijderingsroutes voor afval te rapporteren aan de overheid. Vanaf 2010 (verslagjaar 2009) is er sprake van één geïntegreerd (en vereenvoudigd) milieuverslag. Op 11 juni 2009 (Staatscourant 2009 nr. 105) is de wetgeving “Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol” aangepast. De rapportageverplichtingen zijn vooral van belang voor de emissies naar lucht en water en de hoeveelheden en verwijderingsroutes van de in de inrichting Jos Menten Metaalrecycling B.V. geproduceerde c.q. te verwijderen hoeveelheden (gevaarlijke) afvalstoffen.
2012-0498
8
De activiteiten van Jos Menten Metaalrecycling B.V. vallen onder de richtlijn en de uitvoeringsregeling. De aangevraagde vergunning leidt mogelijk tot additionele emissies naar bodem en lucht of de te verwijderen (gevaarlijke) afvalstoffen van de inrichting van Jos Menten Metaalrecycling B.V.
2012-0498
9
3
OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN
3.1
Milieu
3.1.1 Algemeen De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden.
Toetsing veranderen van de inrichting Gelet op artikel 2.14, lid 1 onder a hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de beslissing op de aanvraag:
de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting of het mijnbouwwerk voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn.
3.1.1.1 Best beschikbare technieken In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) worden toegepast.
Bij de bepaling van BBT dienen wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vermelde aspecten te betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder dienen wij bij de bepaling van BBT rekening te houden met de in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) aangewezen BBT-documenten.
2012-0498
10
De inrichting van Jos Menten Metaalrecycling BV is een gpbv-installatie op basis van categorie 5.1 (afvalbeheer) van Bijlage I bij de IPPC-richtlijn. Dit betekent dat de aangevraagde wijziging eveneens aan de in aanmerking komende best beschikbare techneieken getoetst moet worden.
Voor gpbv-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van de in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) opgenomen informatiebronnen. Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. Uit de jurisprudentie blijkt dat wij ook de eindconcept-BREF's en BREF's die nog niet zijn opgenomen in tabel 1 bij de besluitvorming behoren te betrekken. Deze moeten worden beschouwd als documenten die een beschrijving bevatten van vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd.
Beoordeling De aangevraagde activiteiten worden genoemd in bijlage I van de EG-richtlijn en wel in categorie 5.1 en 5.3. De aangevraagde installaties betreffen gpbv-installaties. Voor deze installaties zijn BREF Afvalbehandeling en de BREF Op- en overslag bulkgoederen van toepassing. Aan deze BREF's is de verandering van de inrichting getoetst. Voorts hebben wij aan de hand van bestaande literatuur, de in de het Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) genoemde Nederlandse informatiedocumenten en kennis van de aangevraagde activiteiten bij het verlenen van de vergunning BBT voorgeschreven. PCB-houdende afvalstoffen/installaties bestaan in hoofdzaak uit apparaten die PCB’s bevatten of hebben bevat en niet zijn gereinigd, en ander PCB-houdende producten of preparaten in het afvalstadium. PCB’s komen voor in transformatoren, condensatoren, hydraulische apparatuur en met olie gevulde verwarmingsradiatoren. Verder kunnen tijdens werkzaamheden verontreinigingen met PCB’s optreden aan poetsdoeken, slibben, en dergelijke. Met betrekking tot de aspecten voor de bepaling van de BBT als genoemd in het Bor merken wij het volgende op:
Toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken. Het gaat bij de verandering van de inrichting met name om het accepteren van PCB-houdende installaties en het ontdoen van PCB-houdende oliën uit deze installaties. De PCB-houdende oliën worden verder afgegeven aan erkende vergunninghoudende be- en verwerkers en de installaties worden verwijderd via de (metaal)afvalstoffenverwijderingsketen. Toepassing van minder gevaarlijke stoffen. Er worden in de inrichting geen PCB-houdende oliën (gevaarlijke afvalstoffen) toegepast; de uit de installaties vrijkomende PCB-houdende oliën, petsdoeken, slibben worden wel als gevaarlijke afvalstoffen voor de verdere be- en verwerking elders (verbranden) opgebulkt en afgegeven aan vergunninghoudende bedrijven.
2012-0498
11
Ontwikkeling van technieken voor de terugwinning en het opnieuw gebruiken van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen. Binnen de inrichting worden geen stoffen uitgestoten en gebruikt; de afvalstoffen worden van derden buiten de inrichting geaccepteerd. Om deze afvalstoffen (met name de metalen) beter te kunnen inzetten voor hergebruik houdt aanvrager de ontwikkelingen in het oog en zal die in de toekomst - rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van de maatregelen - zo mogelijk toepassen. Vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd en de ontwikkeling daarvan. De PCB-houdende installaties mogen alleen worden afgetapt en gespoeld. Na het aftappen en spoelen moet het PCB-gehalte van de in het apparaat aanwezige vloeistof lager zijn dan 0,5 mg/kg PCB’s per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180 betrokken op het vulmiddel. Vervolgens mag de PCB-houdende oliën alleen worden afgegeven aan vergunninghoudende bedrijven waar het be- en verwerken van PCB-houdende olie en overige PCB-houdende afvalstoffen wordt verwijderd door verbranden van het afval. Hierbij moet verzekerd zijn dat de PCB’s worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet. De gereinigde installaties mogen/kunnen, mits de restanten in de installaties voldoen aan voornoemde concentratiegrenswaarden voor PPCB’s, via de metaalstromen aan klanten worden aangeboden voor hergebruik. Eventueel aanwezige kunstofafvalstoffen (kabels e.d.) kunnen met de kunstofafvalstromen worden afgegeven aan vergunninghoudende bedrijven voor de be- en verwerking van dit kunstofafval. Gelet op de (eenvoudige) aard van de reinigings- en sorteertechnieken binnen de inrichting kan worden gesteld dat voor het aftappen, opbulken en reinigen thans de beste beschikbare technieken worden toegepast, die ook bij vergelijkbare inrichtingen worden toegepast. Vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis. De vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis wordt gelet op de aard van de activiteiten en de aard van de inrichting niet structureel bijgehouden. Omdat de gebruikte technieken (pomp- en spoelinstallatie van de installaties) bij het reinigen en aftappen gangbare, eenvoudige en niet geavanceerde technieken betreft en er ook geen wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt naar deze activiteiten achten wij het niet noodzakelijk om de voortgang van de technieken structureel bij te houden. Aard, effecten en omvang van de betrokken emissies. De aard, effecten en omvang van de emissies naar met name bodem zijn in het hierna volgende overwogen in de paragraaf 3.1.4. Data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen. De (pomp- en spoel)installatie in de inrichting is thans reeds in bedrijf. De tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen. Betere technieken zijn thans niet aan de orde.
2012-0498
12
Het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energie-efficiëntie. Voor het spoelen van de met PCB-houdende olie gevulde installaties wordt gasolie als spoelmedium gebruikt. Het verbruik van gasolie wordt zo beperkt mogelijk gehouden door de hoeveelheid spoelmedium af te stemmen (geregeld door het aantal spoeltrappen) op de grootte c.q. de inhoud aan PCB-houdende olie van de te spoelen installatie en de aard van de PCB-houdende olie. Bij het spoelproces wordt geen water gebruikt. Het waterverbruik is derhalve niet aan de orde.
Noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico's voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken. De inrichting dient voor de inzameling en bewerking van afvalstoffen met het oog op vermindering van emissies en het beperken van de gevolgen voor het milieu maatregelen te nemen teneinde de emissies en de risico's voor het milieu tot een minimum te beperken. In de overwegingen met betrekking tot de verschillende milieuthema's komen we hierop terug.
Noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken. Voor de overwegingen met betrekking tot het voorkomen van ongevallen en beperking van de gevolgen daarvan wordt verwezen naar de overwegingen van paragraaf 3.1.5 Externe Veiligheid. Het gaat binnen de inrichting om de opslag, het sorteren en het uitsluitend fysisch bewerken (spoelen) van installaties waarbij afvalstoffen (PCB-houdende oliën) vrijkomen. Bij de toegepaste technieken kunnen als gevolg van bijvoorbeeld morsen e.d. verontreinigingen van PCB-houdende oliën in de bodem en grondwater veroorzaken. Maatregelen ter voorkoming van ongelukken en de daardoor veroorzaakte emissies naar bodem en grondwater worden beoordeeld in genoemde paragraaf.
3.1.1.2 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Met het in werking treden van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim ofwel Activiteitenbesluit) gelden voor veel inrichtingen algemene regels. Het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling (Rarim) bevatten algemene regels voor een aantal specifieke activiteiten en installaties.
In bijlage 1 onder B of C van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt. Op type C inrichtingen kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriële regeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. De voorschriften die in deze vergunning zijn opgenomen zijn die voorschriften voor aspecten en activiteiten die niet zijn geregeld in het Activiteitenbesluit en het Rarim. gpbv-installaties Omdat de IPPC-richtlijn op de inrichting van toepassing is en in de inrichting diverse ggppv-installaties aanwezig zijn, is het Activiteitenbesluit niet van toepassing. Voorschriften waarin maatregelen en voorzieningen zijn opgenomen ter bescherming van het milieu als gecvolg van onderhavige activiteiten moeten derhalve in deze vergunning worden opgenomen.
2012-0498
13
3.1.2 Afvalstoffen 3.1.2.1 Algemeen Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd.
3.1.2.2 Afvalverwerkende bedrijven Het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt getoetst op basis van het LAP. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de voorkeursvolgorde voor afvalbeheer zoals die artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten:
het stimuleren van preventie van afvalstoffen; het stimuleren van hergebruik/nuttige toepassing van afvalstoffen door het promoten van afvalscheiding aan de bron en nascheiden van afvalstromen. Afvalscheiding maakt producthergebruik en materiaalhergebruik (nuttige toepassing) mogelijk en beperkt de hoeveelheid te storten of in een afvalverbrandingsinstallatie (AVI) te verbranden afvalstoffen; het optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt (nuttig toepassen als brandstof); het verwijderen van afvalstoffen door verbranding; het verwijderen van afvalstoffen door storten. Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een Wm-vergunning worden verleend.
Voor de onderhavige aanvraag is het volgende sectorplan in bijlage 4 van het LAP van toepassing:
Sectorplan 64: PCB-houdende afvalstoffen.
In paragraaf 3.1.3.2 is aangegeven welke PCB-houdende (waaronder PCT-houdende afvalstoffen zijn begrepen) afvalstoffen/installaties door de inrichting worden geaccepteerd. Be-/verwerking van afvalstoffen In de aanvraag is voor be- en verwerken van PCB-houdende afvalstoffen/installaties de volgende be/verwerkingsmethode beschreven. Aanvraagster accepteert uitsluitend PCB-houdende installaties die spoelbaar zijn en ontdaan kunnen worden van de PCB-houdende oliën. Gesloten installaties worden bij aanbod doorverwezen naar andere be- en verwerkers. De geaccepteerde installaties worden in de inrichting apart in een overdekte ruimte opgeslagen. Vervolgens wordt de PCB-houdende olie uit de installatie afgetapt. Indien de installatie PCB-vrij is (verklaard) wordt deze als onderdeel van de reguliere materiaalstroom van ferro- en non-ferrometalen bewerkt, opgeslagen en afgevoerd.
2012-0498
14
PCB-houdende oliën en andere reststromen (slibben, poetsdoeken, handschoenen e.d.) worden aan erkende verwerkers aangeboden om aldaar te worden verbrand. De minimumstandaard volgens het LAP2 voor het be- en verwerken van PCB-houdende aparaten is aftappen en spoelen van de apparaten. Na afatappen en spoelen moet het PCB-gehalte van de in het apparaat nog aanwezige vloeistof lager zijn dan 0,5 mg/kg PCB’s per congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180 betrokken op het vulmiddel. Pas nadat een certificaat is afgegeven dat de installatie PCB-vrij is worden de installaties vrijgegeven voor de verdere verwijdering c.q. bewerking via de metaalstromen. De in de aanvraag voor beschreven be-/verwerkingsmethode voor PCB-houdende installaties voldoet daarmede aan de minimumstandaard van het LAP2 en kan derhalve worden vergund. Mengen van afvalstoffen Afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zoveel mogelijk gescheiden te worden gehouden van andere afvalstoffen. Verder is het ongewenst dat in afval gecumuleerde milieugevaarlijke stoffen door wegmenging ongecontroleerd in het milieu verspreid raken. Onder bepaalde condities kunnen verschillende afvalstromen echter net zo goed of soms zelfs beter samengesteld worden verwerkt. Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende) afvalstoffen alsmede het samenvoegen van afvalstoffen en niet-afvalstoffen wordt mengen genoemd. Mengen is niet toegestaan tenzij dat expliciet en gespecificeerd is aangevraagd en in de vergunning vastgelegd is.
Bij de bewerking c.q. de reiniging van de PCB-houdende installaties komen de volgende afvalstoffen vrij: PCB-houdende olie; PCB-vrije olie; PCB-houdende hulpmiddelen/reststoffen (poetsdoeken, slibben, handschoenen e.d.; PCB-vrije installaties (ferro- en nonferroemetalen). Van elke gespoelde installatie wordt een monster genomen dat elders bij Kema te Arnhem wordt geanalyseerd. Door Kema wordt een verklaring afgegeven indien de olie PCB-vrij is. De PCB-vrije olie mag vervolgens met de reguliere afgewerkte oliestroom worden afgegeven aan erkende be- en verwerkers. De PCB-vrije metaalstroom c.q. installatie mag eveneens worden afgegeven met de reguliere metaalstroom. De PCB-houdende olie en restafvalstoffen moten apart worden gehouden en apart worden afgegeven aan erkende bewerkers. Omdat het mengen van PCB-houdend afval met andere afvalstoffen niet is aangevraagd, is een beoordeling c.q. nadere regulering hiervan in de voorschriften niet aan de orde. Het mengen van de metaalstromen met de PCB-vrije installaties en van afgewerkte olie stromen met de PCB-vrije olie vormt geen belemmering voor het be-/verwerken van de betreffende afvalstoffen, behoeft verder niet nader te worden beoordeeld en een vergunning kan hiervoor worden verleend.
Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen In de Regeling scheiden en gescheiden houden van gevaarlijke afvalstoffen is vastgelegd dat de verschillende soorten gevaarlijke afvalstoffen van elkaar en van andere afvalstoffen en van andere preparaten en stoffen gescheiden worden gehouden en indien nodig moeten worden gescheiden. Omdat in onderhavige aanvraag het scheiden van PCB-houdende oliën van PCB-houdende installaties aan de orde is en vervolgens de PCB-houdende afvalstoffen gescheiden worden afgegeven van de PCBvrije afvalstoffen voldoet daarmede de aangevraagde activiteiten aan deze regeling. Verdere beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.
2012-0498
15
AV-beleid en AO/IC In het LAP is aangegeven dat een inrichting dat afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het AV-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afvalstoffen plaatsvinden In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de relevante processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico's binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren.
Aanvraagster bezit reeds op basis van de vigernde vergunning over een adequaat AV-beleid en AO/IC. In hoofdstuk 3.2. heeft aanvraagster een beschrijving van het AV-beleid en de AO/IC gevoegd voor de PCB-houdende installaties. Daarin is aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking plaats zullen vinden en welke gevolgen dit heeft voor de bestaande acceptatieprocedure. Hierbij is rekening gehouden met de specifieke bedrijfssituatie. De beschreven aanvulling op het vigerende AV-beleid en de AO/IC voldoen aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP2 zijn beschreven. Op basis van het gestelde in de aanvraag kunnen wij met de wijzigingen van c.q. aanvulling op het vigerende AV-beleid en de AO/IC instemmen.
Registratie De aanvrager verkrijgt met deze vergunning de mogelijkheid om PCB-houdende installaties van buiten de inrichting te ontvangen. Dergelijke inrichtingen vallen onder het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Voor een effectieve handhaving van het afvalbeheer is het van belang om naast de meldingsverplichtingen tevens registratieverplichtingen op te nemen (Bor, artikel 5.8). In de vigerende vergunning zijn dan ook voorschriften voor de registratie van o.a. de aangevoerde, de afgevoerde en de geweigerde (afval-)stoffen opgenomen. Deze voorschriften zijn ook van toepassing op de PCB-houdende installaties; de betrokken voorschriften worden aangepast. In hoofdstuk 6 van de aanvraag heeft aanvraagster de acceptatie van PCB’s (met name is in de REACHlijsten PCT’s genoemd) voor zover van toepassing getoetst aan REACH. De acceptatie van PCB’s voldoet aan de uitgangspunten van REACH.
3.1.2.3 De Europese afvalstoffenlijst (EURAL) De Europese afvalstoffenlijst (Eural) bepaalt het onderscheid tussen gevaarlijk en niet gevaarlijk afval. De Eural kent een indeling in twintig hoofdstukken met hierin onderverdeeld subhoofdstukken waarin de verschillende soorten afvalstoffen worden ingedeeld en benoemd middels een code van zes cijfers. Daarbij wordt per afvalstof (met een *) aangegeven of de stof als gevaarlijk of als niet-gevaarlijk is ingedeeld terwijl sommige afvalstoffen ( met "c" voor complementair) eerst op gevaarlijke stoffen onderzocht dienen te worden. Deze kunnen zowel gevaarlijk als niet-gevaarlijk zijn. De Regeling Europese afvalstoffenlijst bepaalt de methodiek daartoe. In de vigerende omgevingsvergunning zijn onderhavige PCB-houdende installaties/afvalstoffen niet opgenomen. Op basis van deze aanvraag zullen wij aan de binnen de inrichting te accepteren en te verwerken afvalstoffen de volgende afvalstoffen (Indeling overeenkomstig de hoofdstukken van de Eural) toevoegen:
2012-0498
16
16.01 - afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen: 16.01.09* - onderdelen die PCB bevatten; 16.02 - afval van elektrische en elektonische apparatuur; 16.02.09* - transformatoren en condensatoren die PCB bevatten; 16.02.10* - niet onder 16.02.09 vallende afghedankte apparatuur die PCB’s bevat of daarmee verontreinigd is; 17.09 - overig bouw- en sloopafval; 17.09.02* - bouw- en sloopafval dat PCB’s bevat. (N.B. van deze afvalstoffen worden enkel de niet gesloten PCB-houdende transformatoren, condensatoren en installaties geaccepteerd). 3.1.3 Afvalwater Binnen de inrichting ontstaan de volgende afvalwaterstromen: Bedrijfsafvalwater zijnde verontreinigd hemelwater, afkomstig van vloeistofdichte voor zieningen; Bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard. Niet verontreinigd hemelwater; De opslag van PCB-houdende installaties vindt inpandig plaats op een vloeistofdichte vloer. Boven deze vloer wordt tevens de met PCB’s verontreinigde olie uit de installaties gepompt. De olie wordt opgeslagen in twee IBC containers, tanks of tankwagen die eveneens zijn opgesteld op een vloeistofdichte vloer. Hemelwater of ander afvalwater komt niet op deze vloeistofdichte vloer terecht. Lozing van met PCB-olie verontreinigd (hemel)water is daarmede niet aan de orde. Eventueel gemorste olie wordt direct met behulp van absorptiemiddel opgeruimd. Als gevolg van de aangevraagde activiteiten vindt er derhalve geen wijziging plaats in het te lozen afvalwater. Beoordeling van dit aspect is niet noodzakelijk. De in de vigerende omgevingsvergunning opgenomen (voorschriften t.a.v.) maatregelen en voorzieningen ter bescherming tegen verontreiniging door lozing van afvalwater zijn eveneens van toepassing op onderhavige activiteiten.
3.1.4 Bodem 3.1.4.1 Onderzoek nulsituatie van de bodem De vastlegging van de bodemkwaliteit is reeds verricht in het kader van de vigerende omgevingsvergunning. De nulsituatie is vastgelegd in de door DVL Milieu en Techniek opgestelde onderzoeksrapporten van 21 juli 2006 en 27 oktober 2006 met respectievelijk kenmerk BB/WvM/B061159/B-061173 (grondwater) en BB/LG/B-061245 (nulsituatieonderzoek). Beide rapporten dienen in onderhavige beoordeling van de potentiële bodembedreigende activiteiten als uitgangspunt van de bodemkwaliteit op de lokatie van de inrichting.
3.1.4.2 Bodembeschermende maatregelen en voorzieningen Het preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). De NRB bevat een systematiek waarmee het bodemrisico van bedrijfsactiviteiten kan worden beoordeeld. Het bodemrisico is daarbij afhankelijk van de aanwezige bodembeschermende voorzieningen en de getroffen maatregelen. Combinaties van voorzieningen en maatregelen die leiden tot een verwaarloosbaar bodemrisico – representeren de Best Beschikbare Technieken (BBT). Alleen onder
2012-0498
17
bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden kan worden volstaan met een aanvaardbaar bodemrisico.
De in potentie bodembedreigende, aangevraagde activiteiten zijn getoetst aan de systematiek van de NRB. De potentieel bodembedreigende activiteiten betreft:
De opslag van de met PCB-houdende olie gevulde installaties; Het overpompen (en andere handelingen) van de PCB-houdende olie in IBC containers, tanks of tankwagens; De opslag in deze IBC containers, tanks of tankwagens van de PCB-houdende en PCB vrije (afgewerkte) olie; De opslag van hulpstoffen (spoelolie) en met PCB-houdende olie verontreinigde restafvalstoffen (poetsdoeken, handschoenen, slibben e.d.). In de aanvraag is in hoofdstuk 4 onder “bodem” een beschrijving van de potentieel bodembedreigende activiteiten en de daaraan verbonden bodembeschermende voorzieningen en maatregelen opgenomen. De maatregelen en bodembeschermende voorzieningen betreffen:
De opslag van de PCB-houdende installaties, de IBC containers, tanks of tankwagens met afgewerkte PCB-vrije en PCB houdende olie inpandig op een vloeistofdichte vloer; Het overpompen (en andere handelingen) van de PCB-houdende olie op voornoemde vloeistofdichte vloer; De opslag van hulpstoffen (spoelolie) en met PCB-houdende olie verontreinigde restafvalstoffen (poetsdoeken, handschoenen, slibben e.d.) eveneens op voornoemde vloeistofdichte vloer; Bij eventueel morsen van voornoemde vloeistoffen direct opruimen met absorptie middelen die ter plekke aanwezig zijn; Er kan geen (hemel)water op deze vloeistofdichte ruimte doordringen De opslag van de PCB-vrije ferro- en nonferro materialen, installaties, kunststoffen en hulpmiddelen vindt plaats met de reeds vergunde materialen, metalen en kunststoffen.
De aan de vigerende omgevingsvergunning verbonden bodemvoorschriften zijn van toepassing op de aangevraagde activiteiten. Samen met deze voorschriften, door het nemen van voornoemde maatregelen en het treffen van de voorzieningen zijn wij van mening dat voor alle aangevraagde bodembedreigende activiteiten en voor de locatie waar deze activiteiten plaatsvinden, een verwaarloosbaar bodemrisico wordt behaald
Bedrijfsriolering Uitgangssituatie voor de rioleringen is vastgelegd in de (voorschriften) van de vigerende omgevingsvergunning. Hierin vinden geen wijzigingen plaats als gevolg van de aangevraagde activiteiten.
3.1.4.3 Beëindiging activiteiten Om te kunnen controleren of de bedrijfsactiviteiten tot bodemverontreiniging hebben geleid dient na beëindiging van de activiteiten de bodem van de inrichting opnieuw te worden onderzocht. Mogelijke bodemverontreinigingen kunnen dan worden verwijderd. Hiertoe zijn voorschriften in de vigerende omgevingsvergunning opgenomen. Hierin vinden geen wijzigingen plaats.
2012-0498
18
3.1.5 (Externe) veiligheid 3.1.5.1 PGS richtlijnen voor de opslag en handling van gevaarlijke stoffen en opslag in tanks Ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. Voor de inpandige opslag van verpakte gevaarlijke (afval)stoffen, afgewerkte PCB-vrije olie in IBC containers, tanks of tankwagen en PCB-houdende oliën in IBC containers, tanks of tankwagen is in beginsel geen PGS-richtlijn opgesteld. PGS 30 (Vloeibare aardolieproducten, Buitenopslag in kleine installaties) geldt echter in beginsel voor soortgelijke opslagen in de buitenlucht. In PGS 30 zijn aanvullende voorschriften opgenomen voor inpandige opslagen die vergelijkbaar zijn met onderhavige inpandige opslag. Wij schrijven derhalve de betrokken voorschriften uit PGS 30 voor onderhavige opslagen voor. Uit de aanvraag blijkt dat de opslag voldoet aan deze voorschriften uit PGS 30 dan wel dat er een vergelijkbaar beschermingsniveau wordt bereikt.
3.1.5.2
Externe veiligheid
Het externe veiligheidsbeleid in Nederland is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van activiteiten voor de omgeving (mens en milieu). Het gaat hierbij om de risico's die verbonden zijn aan de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Bij aanvraagster worden geen grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen opgeslagen of gebruikt dan vermeld in de drempelwaardentabel. Ook bij ongewone voorvallen binnen dit bedrijf is niet te verwachten dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. Daarom is het aspect externe veiligheid voor de beoordeling van deze aanvraag niet relevant.
3.1.6 Geluid en trillingen Voor de inrichting is ten behoeve van de vigerende omgevingsvergunning een akoestisch model opgesteld en de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting in kaart gebracht. De bedrijfssituatie (aantal transportbewegingen en inzet materiell) van dit model verandert niet en het inpandig reinigen van de installaties is akoestisch niet relevant. een verdere beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en er zijn daarom geen aanvullende geluidvoorschriften opgenomen. 3.1.6.1 Indirecte hinder vanwege het verkeer van en naar de inrichting Zoals vermeld neemt het aantal vervoersbewegingen van en naar de inrichting door de aangevraagde activiteiten niet toe. Een beoordeling van dit aspect is derhalve niet aan de orde. 3.1.7 REACH Vanwege de directe werking van de REACH-verordening wordt in deze omgevingsvergunning niet getoetst of het bedrijf aan de REACH verplichtingen voldoet. Een bedrijf heeft zelf de verantwoordelijkheid om aan de eisen van REACH te voldoen. De VROM-inspectie, de Arbeidsinspectie en de Voedsel en Waren Autoriteit houden toezicht op de naleving van REACH door de bedrijven. Zoals in hoofdstuk 3.1.2.2 is vermeld heeft aanvraagster de registratie van de PCB-houdende installaties en olie opgezet overeenkomstig REACH. REACH is daarom bij dit besluit geen weigeringsgrond voor deze vergunning. Voornoemde instanties zullen hierop moeten toezien.
2012-0498
19
Met betrekking tot de bovengenoemde aspecten zijn in deze beschikking voorschriften opgenomen of zullen onderstaand voorschriften van de vigerende omgevingsvergunning worden aangepast:
2012-0498
20
4
VOORSCHRIFTEN
4.1
Ambtshalve wijziging/aanvulling van de voorschriften van de d.d. 20 maart 2008 aan Jos Menten Metaalrecycling B.V. verleende Wm-revisievergunning met kenmerk 07/37277 (thans Omgevingsvergunning). ( NB. de op 1 april 2008 door het Waterschap Roer en Overmaas verleende vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, kenmerk 200800290, thans omgevingsvergunning behoeft niet te worden gewijzigd)
4.2.3 (gewijzigd) Vloeibare gevaarlijke afvalstoffen, zoals PCB-houdende oliën (inclusief PCT-houdende oliën), afgewerkte olie, moeten worden bewaard in doelmatige verpakking (zoals emballage, IBC containers of tanks of tankwagen). De verpakking moet vloeistofdicht zijn, voldoende stevig, gesloten worden gehouden en bestand zijn tegen de opgeslagen vloeistoffen. 18.1.1.b. (nieuw) In afwijkling van voorschrift 18.1.1. mogen tevens de volgende afvalstoffen worden geaccepteerd: 16.01 - afgedankte voertuigen van verschillende soorten vervoer (met inbegrip van niet voor de weg bestemde machines) en afval van de sloop van afgedankte voertuigen en het onderhoud van voertuigen; 16.01.09* - onderdelen die PCB bevatten; 16.02 - afval van elektrische en elektonische apparatuur; 16.02.09* - transformatoren en condensatoren die PCB bevatten; 16.02.10* - niet onder 16.02.09 vallende afghedankte apparatuur die PCB’s bevat of daarmee verontreinigd is; 17.09 - overig bouw- en sloopafval; 17.09.02* - bouw- en sloopafval dat PCB’s bevat. Voor zover deze afvalstoffen de niet gesloten PCB-houdende transformatoren, condensatoren en installaties betreft. 18.1.2.b. (nieuw) De opslag op enig moment mag maximaal 500 ton PCB-houdende installaties/apparaten zijn, waarbij jaarlijks 2.000 ton PCB-houdende installaties/apparaten mogen worden geaccepteerd. 18.1.3. (gewijzigd) Acceptatie van afvslatoffen is slechts toegestaan indien de vergunde maximale opslagcapaciteit en/of maximale doorzetcapaciteit per jaar van de te accepteren afvalstoffen zoals genoemd in de voorschriften 18.1.2 en 18.1.2.b. niet wordt overschreden.
2012-0498
21
4.2
Aan de vergunning worden de volgende voorschriften verbonden.(nummering overeenkomstig de vigerende vergunning met kenmerk 07/37277)
6.2.1.1 De vloer of voorziening(en) ter plaatse van: - de opslagplaats van de met PCB-houdende en PCB-vrije olie gevulde installaties; - de overpomplocatie (en andere handelingen) van de PCB-houdende olie in IBC containers, tanks of tankwagen; - de opslagplaats van de IBC containers, tanks of tankwagen van de PCB-houdende en PCB vrije (afgewerkte) olie; - de opslagplaats van hulpstoffen (spoelolie) en met PCB-houdende olie verontreinigde restafvalstoffen (poetsdoeken, handschoenen, slibben e.d.). moet(en) vloeistofdicht zijn uitgevoerd. De vloer of voorziening moet zodanig zijn uitgevoerd dat (vloei)stoffen of verontreinigd hemelwater niet op of in de bodem kunnen geraken.
12.A. INPANDIGE OPSLAG AARDOLIEPRODUKTEN (PCB-HOUDENDE OLIËN) IN EMBALLAGE (IBC CONTAINERS, TANKS OF TANKWAGEN). 12.3 Algemeen
12.3.1. In afwijking tot het gestelde in voorschrift 12.1.1 mag de opslag van PCB-houdende oliën inpandig plaatsvinden in kunststof IBC containers, tanks of tankwagens. 12.4 Constructie, installatie, gebruik, inspectie en onderhoud IBC containers, tanks of tankwagen.
12.4.1. De opslag van afgewerkte (PCB-houdende) oliën dient, voor zover van toepassing, te voldoen aan het gestelde in de voorschriften van de richtlijn PGS 30: - 4.1.1, 4.1.2.5, 4.1.3, 4.2 tot en met 4.5; - 4.8 en 4.9. 12.4.2. Het vullen en leegzuigen van een tank/container bestemd voor de opslag van afgewerkte (PCBhoudende en PCB-vrije) olie moet inpandig gescheiden boven een vloeistofdichte vloer die bestand is tegen morsingen. 12.4.3. Bij het vulpunt van de tank/container voor de opslag van afgewerkte (PCB-houdende en PCB-vrije) olie moeten voorzorgen worden genomen om verstopping van de leidingen te voorkomen. Het vulpunt moet afgesloten zijn wanneer het niet in gebruik is.
2012-0498
22
12.4.4. Bij de uitmonding van de zuigleiding van een tank/container voor de opslag van afgewerkte (PCBhoudende en PCB-vrije) olie moet een bordje zijn geplaatst met daarop "ZUIGPUNT AFGEWERKTE OLIE". Een tank voor de opslag van afgewerkte olie moet minimaal éénmaal per jaar geheel worden geleegd.
13. REINIGEN VAN VOERTUIGEN EN WERKTUIGEN (MET UITZONDERING VAN HET SPOELEN EN REINIGEN VAN MET PCB-HOUDENDE OLIE GEVULDE INSTALLATIES/APPARATUUR) 13.2 Reinigen, pompen en spoelen van met PCB-houdende olie gevulde installaties/apparatuur.
13.2.1 Het reinigen.verpompen en spoelen (inclusief het spoelen met spoelolie/vloeistof) van met PCBhoudende oliën gevulde installaties en apparatuur moet plaatsvinden op een speciaal daarvoor bestemde inpandige locatie. Het reinigen, verpompen en spoelen moet op een zodanige wijze plaatsvinden dat alle vloeistof wordt opgevangen en dat morsen wordt voorkomen. Eventueel gemorste vloeistoffen moeten direct met behulp van hiervoor geschikte absorptiemiddelen worden opgeruimd. 13.2.2. De bij het reinigen, verpompen en spoelen vrijkomende PCB-houdende vloeistoffen/spoeloliën moeten gescheiden van andere vloeistoffen worden opgeslagen en apart worden afgegeven aan vergunninghoudende be- en verwerkers van deze afvalstoffen.
2012-0498
23